Never back to la-la land. De loutering van Hermann Nitsch Hoogzwanger waggel ik de bibliotheek binnen. ‘’Ik kom voor het boek van Hermann Nitsch,’’ hijg ik. ‘’Die met de DVD?’’ wordt er gevraagd. ‘’Eh…alleen het boek. Die film hoef ik niet te zien. Niet geschikt voor zwangere vrouwen,’’ beweer ik resoluut. Met buik en boek zet ik mij aan de leestafel.
Hermann Nitsch Hermann Nitsch (1938) maakte eind jaren zestig deel uit van de zogenaamde Wiener Aktionisten, een groep Oostenrijkse kunstenaars die nogal wat stof deed opwaaien met seksueel-gewelddadige en godslasterlijke performances. Sinds 1964 wijdt Nitsch zich aan zogenaamde Aktionen, performances waarin offerrituelen in scene worden gezet. Deze Aktionen ontwikkelden zich uiteindelijk tot het zogenaamde Orgien Mysteriën Theater, een vorm van (volgens Nitsch) Gesammtkunst waarin een offerritueel over een periode van zes dagen wordt uitgevoerd, om ‘het grootste feest van de mensheid te vieren’ (14). Nitsch schrijft het scenario en de muziek, en leidt als regisseur de uitvoering van het ritueel. Tijdens het offerritueel wordt een (reeds geslacht en geprepareerd) dier ‘geslacht’ en ‘geofferd’ op een gekruisigde acteur, die overgoten wordt met bloed, ingewanden over zijn lichaam krijgt uitgesmeerd, en die het bloed van het beest moet drinken. Na de uitvoering van het ritueel volgt er een maaltijd, waarbij het geslachte dier wordt bereid en opgegeten door deelnemers en toeschouwers. Terug naar de dierlijke wortels Nitsch beschouwt de Aktion als een oerritueel, bedoeld om ‘ontremmingsextasen’ op te wekken: bandeloosheid die ontketend wordt wanneer de drift wordt bevrijd uit zijn gevangenschap van taal en intellect. Door zich te buiten te gaan aan geritualiseerde wreedheid, ondergaat de mens volgens Nitsch een proces van loutering en wedergeboorte (14). Verveelde viezerik of spiegel van een samenleving In de literatuur wordt Nitsch over het algemeen op een voetstuk geplaatst dan wel neergesabeld. Auteurs lijken de kunstenaar ofwel grenzeloos te bewonderen, ofwel als een bedenkelijk middelmatig kunstenaar af te schilderen, of hem te willen betrappen op denkfouten. Met name het gedachtegoed waarmee Nitsch zijn werk onderbouwt, wordt kritisch onder de loep genomen (3,12). Cynisch beschrijft een auteur een tafereel van een aktion, waarbij verveelde, art burping toeschouwers tussen de regels door heimelijk hopen op een politie-inval, ‘the proof of the pudding’ (3). Een Amerikaanse verzameling essays over het werk van Nitsch, Blood Orgies: Hermann Nitsch in America (2008) plaatst het werk in grote lijnen binnen een (kunst)historisch perspectief. Volgens één van de auteurs (Michele Richmann) belichamen de rituelen van Nitsch de ontwikkeling van de WestEuropese beschaving, waarbinnen heidense rituelen worden opgenomen in religieuze gebruiken. Het dierlijke heeft zich nooit helemaal uit de ontwikkelde ‘bovenkamer’ van de cultuur laten verdringen (7).
Vroedvrouw Nitsch Nee, een youtube-filmpje, dat gaat nog. Terwijl ik het volume van mijn computer hoger zet, hoor ik de geruststellende, fluisterende ratel van een ouderwets filmapparaat. Op de buik van een acteur ligt een glazige, bloederige massa. Het zijn dierlijke ingewanden overgoten met bloed en gestold ei. De acteur is geblinddoekt. Zijn mond en naakte lichaam druipen van het bloed. Het lijkt alsof hij geslagen is, bewerkt met een mes. In gedachten walg ik van wat ik zie. Ik denk aan marteling en overmeestering. Visueel ben ik echter gefascineerd. Het ei is verder gaan stollen op de ingewanden. Er is een soort landschap van ranzige blaren ontstaan: het lijken wel doorzichtige eieren. Beweegt er iets binnenin? Tegelijkertijd vervult het werk met afgrijzen. Hoe kan het, dat iemand zoiets wil maken ? Voor mijn ogen gaat het ‘ding’ echter een eigen leven leiden. De massa op het anonieme lichaam lijkt een wezen op zichzelf, een soort geboorte.
Voordat ik van mijn eerste kind ging bevallen, liep ik stoer moppen te tappen. Ik had een doel: mijn kind veilig op de wereld zetten. Ik had een manier: niet janken, tanden op elkaar, niet ‘als een dolle barende vrouw de tent afbreken.’ Stugge discipline. Waar een wil is, is een weg. Nou, mooi niet. Ik was doodsbang voor de drijvende kracht die in mij ontwaakt was. Mijn schoot vliegt eruit, dacht ik. Binnen nu en een half uur ben ik een gerafelde romp, waar een kind uitbungelt. Mijn bekken ligt ergens in een hoek van de verloskamer, terwijl mijn benen als twee wankelende sukkels het tafereel groggy gade slaan. Mijn kind zal eruit vallen, bats, op de grond. Wantoestanden! Het punt met baren is dat ik niet kan zeggen: toch maar niet. Ik wil niet kijken, ik vind het te erg. Dat bloed, die kots, die poep, van wie is die rotzooi? Die tent van vlees? Welke gek heeft die hier neergelegd? Welke idioot heeft deze bloederige zwijnenstal gemaakt? Tegen een bevalling kan ik me niet verzetten. En tegen wat ik nu zie ? Of ik nu wil of niet: de beelden hebben een hypnotiserende kracht. Het woord trance komt in me op. Ik moet denken aan Storm, een strip uit mijn jeugd, die ik onthutsend, lelijk en opwindend tegelijk vond. Rollende spierballen, borsten, veel vlees, monsters die elkaar gedetailleerd verscheurden. Een levensechte verademing naast de doodsuffe Donald Duck. Visueel is het walgelijk, overweldigend en fascinerend. Ik kijk geconcentreerd: de beelden roepen een bijna dierlijke nieuwsgierigheid op. Ze bevatten een bepaalde schoonheid, die van het oertype, het naakte zijn. Ik raak in de war. En kijk liever niet. Maar als ik niet wil kijken, waarom wil ik dan kunstenaar zijn? Hoe kan ik me verbinden met kunst, als ik me niet wil laten overvallen? De moderne mens: een controlfreak de de Tijdens de Verlichting (17 - 18 eeuw) werden de onverklaarbare verschijnselen in ons leven definitief naar de prullenbak van de abacadabra verwezen. Mystiek was een misleidende poppenkast, bedoeld om de mens klein te houden. Vanaf nu zou de mens de wereld via de rede steeds verder in kaart brengen, begrijpen en tenslotte beheersen. Kennis was het nieuwe toverwoord; de weg naar de uiteindelijke volledige bevrijding van de mens. Via de rede, zelfdiscipline en straffen transformeerde de moderne mens zichzelf in een gecontroleerd wezen dat gericht was op productiviteit en beheersing van zichzelf. Zijn identiteit werd bepaald door zijn vermogen zijn lot zelf ter hand te nemen. De menselijke passies, zoals seks, wraak en overlevingszucht werden steeds verder naar de marges van de ziel en de samenleving verdreven. Zo heeft de moderne mens een hoofd op de slijmerige en brute chaos van de natuur gezet. Niet dromen, niks overgave, niks onverklaarbaar: ingrijpen. Masters of the Universe. Minotaurus De Griekse mythe van de Minotaurus verhaalt over een halfwezen met het lichaam van een mens en het hoofd van een stier, dat in zijn omgeving dood en verderf zaait omdat hij zich voedt met mensenvlees. Ten einde raad laat koning Minos het monster opsluiten in een labyrint dat hij onder zijn paleis heeft laten bouwen. Om het beest te voeden, worden jaarlijks 7 jongens en 7 meisjes uit het door Minos belegerde Athene geofferd. In de wereld van de oude Grieken vulden hybride wezens het vacuüm tussen de beschaafde mens en zijn dierlijke onderbuik. De christelijk-humanistische mens lijkt echter niets te hebben waarop hij zijn dierlijke onrust kan botvieren. Er is geen ‘tussenwezen’ dat een oplossing biedt voor de kloof tussen oer en cultuur. Maar waar bleef en blijft de gewelddadige energie, de fascinatie voor dood en destructie die zetelt in zijn kern? Waar heeft de moderne mens zijn Minotaurus opgesloten? Afschuw en narcisme: Julia Kristeva Gaandeweg heeft de mens steeds radicaler de oorlog verklaard aan dierlijkheid en de kwetsbaarheid van het lichaam. De afschuw van lichamelijkheid is diep geworteld in zijn wezen. Het lichaam, aldus Julia Kristeva in The Powers of Horror, mag geen sporen dragen van zijn diepe verbintenis met de
natuur: ‘’The body must bear no trace of its dept to nature’’ (6). Volgens Kristeva ligt de primaire oorzaak van afschuw niet in de aanblik van een lijk of wond. Afschuw confronteert het individu met zijn eigen vergankelijkheid. Niet zozeer de fysieke verrotting, maar de aantasting van identiteit wordt als het meest bedreigend ervaren. Uit angst ten prooi te vallen aan zelfverlies, creëert een individu een psychisch eiland waarop hij zich schoon, evenwichtig en onaantastbaar acht. Elke verbinding van het ego met kwetsbaarheid, verlies, pijn en verval wordt categorisch ontkend. Waarom verschuil ik me als ik me tot een kunstwerk moet verhouden achter mijn zwangerschap ? In de verloskamer zeg ik toch ook niet: ‘’Nee, niet die echte bevalling. Die van de Prenatal graag, die in mijn hoofd zit.’’ Het ontkennen van geestelijke en lichamelijke kwetsbaarheid is kenmerkend voor onze hypernarcistische samenleving. Met onze strakgetrokken koppen zitten we te rentenieren op ons zelfverzonnen Ibiza. Een eiland waar wij mooi, schoon en onaantastbaar zijn. De vieze wereld met zijn dood, ziekte en verlies hebben wij ver achter ons gelaten. De Minotaurus lijken we niet alleen te hebben opgesloten: we lijken hem helemaal te hebben vergeten. Ook ik zit mooi op Ibiza. Ik ben nota bene zwanger en binnenkort zelf getuige van een bloederig spektakel. Maar een kunstwerk met bloed, dierenlijken en levende acteurs, dat gaat mijn nuffige petje dan weer te boven. Weerzin en schoonheid: Georges Bataille Een maatschappij die zijn dierlijkheid uitdrijft, moet deze elders kunnen ‘uitzweten’. Kunst kan de functie hebben het weerzinwekkende te verbinden met schoonheid. Iets dat wij diep in ons hart ook zo beleven, maar wat ons binnen onze taal en cultuur onmogelijk wordt gemaakt. Georges Bataille betoogt dat ons taalgebruik de seksualiteit volledig naar de achterbuurt van onze geest heeft verdreven. ‘’Vooral seksuele organen en handelingen hebben namen die uit de goot stammen, die behoren tot de bijzondere taal van een wereld in verval.’’ Op deze manier zijn mensen gedwongen een dubbelleven te leiden. Datgene dat voor hen het meest waardevol is, de liefde, is gekoppeld aan verrotting en goorheid. Tegelijkertijd is contact tussen fatsoen en verval uit deze boze. ‘’Tussen beide werelden is een discussie uitgesloten,’’ aldus Bataille (1,2). De ophef over Breezersletjes en Britney Spears die zonder slipje een auto uit stapt, laat zien dat seks en verloedering nog altijd tot de verbeelding spreekt. Alleen laten we archetypen van verval, zoals kansarme meiden in kelderboxen en een op drift geraakte beroemdheid, het vuile werk voor ons opknappen. Zo kunnen we de illusie dat wij onze dierlijkheid onder controle hebben, in stand houden. En hoe komt het, dat deze beroering mij zelden treft in musea ? Waarom raakt Britney die met een zatte, kale kop en een baby op schoot achter het stuur kruipt, mij meer dan veel hedendaagse kunst ? En waarom verzet ik me zo kinderachtig, als Nitsch de grenzen van het betamelijke probeert tarten met zijn werk ? Is dat niet de primaire taak van een kunstenaar ? Het Postmoderne Nix Ik behoor tot de Generatie Nix. Nixers zijn goed aangepaste, pragmatische mensen die lachen om de kinderachtige idealen van hun ouders. Ze verhouden zich mondig en sceptisch tot macht, religie en traditie. Niet waar we van dromen, maar wat mogelijk is bepaalt ons gedrag. Kosten en baten, een beetje ‘dit is fijn’, en een enigszins intelligente doch niet al te schokkende analyse van wat we aan het doen zijn, leidt veelal tot afgewogen, maar ook vreugdeloze beslissingen. Als kunstenaar ben ik ongetwijfeld een produkt van mijn cultuur en generatie. Hoe komt dat terug in mijn werk en dat van andere kunstenaars van mijn leeftijd ? Er wordt veel mooi en ook conceptueel sterk werk gemaakt. Doortimmerd. Afgewogen, slimme en esthetisch indrukwekkende beelden. Nix tegen in te brengen. Maar ik zie weinig gekte, weinig noodzaak, en geen manie. In al je menselijke lulligheid, op de rand van de totale mislukking, iets doen. Gewoon, omdat het moet. Niet omdat het goede kunst is. Maar
omdat het niet anders kan. Zoals Britney voor het oog van de wereld haar imago als succesvolle jonge vrouw in één handomdraai een ontluisterende loer draaide, en daarmee onze trieste, lege personality cultuur. Een moment dat de flinterdunne grens tussen beschaving en verval zichtbaar maakt, en waarin de heersende cultuur te kakken wordt gezet. Nitsch versus Nix Nog steeds vervult Nitsch mij met scepsis en argwaan. Is het werk nodig om een standpunt uit te dragen over ons gemis aan samenhang tussen dier en mens, oer en cultuur? Is een schuchter beeld niet aangrijpender en invloedrijker dan deze show, geleid door een kunstenaar die verslingerd is aan theater, relikwieën en mythen? De mate waarin Nitsch zijn ideeën tot in het absurde detail doorvoert, boezemt echter ook respect in. Zijn boeken, waarin hij zijn ideeën heeft uitgewerkt, zijn eindeloos lange en brute verhandelingen waarbij geen enkele moeite voor toegankelijkheid gedaan wordt. Wie doet zoiets nog? Als product van een cultuur waarin vrouwen zich nog net niet verbazen over het feit dat zwangerschap een dikke buik geeft, vond ik de beelden van de aktionen ontnuchterend. Hou op met tutten, wat er nu zo schaamtevol aan bloed, urine of poep? Er zijn mensen die in een dood beest zijn gaan liggen in naam van de kunst. Dan ga jij toch niet zaniken over zooi maken in naam van de natuur? Wat ik had gebombardeerd tot een potentieel traumatische ervaring, vind ik bij nader inzien meer vertragend dan schokkend. In een wereld waarin kunst veelal gaat over wat ‘goede’ kunst is, waarin kunstenaars een ‘profiel’ hebben en waarin de grote verhalen en het theater ondergeschikt zijn aan evenwicht, esthetiek en intellectuele onderbouwing, vormt het spektakel van Nitsch een ontplofte verademing. Nitsch heeft mij met zijn bloederige, artistieke porno bewust gemaakt van mijn dubbelhartige levenshouding als mens en kunstenaar. Waarom kon ik vroeger genieten van Storm, en loop ik nu zo lafhartig te piepen als ik naar bloederige kunst moet kijken ? Wat zegt dat over de onbewuste drijfveren waarmee ik mijn eigen beelden maak ? Kijken ze net zo truttig weg ? Een andere zenuw die het werk treft, is het gebrek aan statement van veel hedendaagse, jonge kunst. In onze tijd moet iedereen vooral ‘zijn eigen ding doen’. Veel kunstenaars varen in deze stroom mee, door expliciet te verkondigen dat zij met hun werk geen standpunt willen uitdragen. Het gaat immers om het beeld. Zoeken kunstenaars nieuwe, ontregelende vormen in deze oneindige ruimte ? Of is er sprake van een structureel aan gebrek aan visie? In een oogwenk weet het werk van Nitsch een onbehagen over mijn eigen gedrag en cultuur aan te boren: die van het infantiele, bijna perverse verlangen naar een wereld zonder lelijkheid, pijn en wreedheid. Het werk maakt voelbaar hoe het aanschouwen van bloed, vernedering en naaktheid ook geruststellend kan zijn. Dit is hoe het is. We vermoeden het allemaal en zijn er collectief door geobsedeerd. Maar het mag niet meer. Dit niet, deze wrede bloederboel, voor mijn tere ziel en mijn ongeboren kind ! Duh. Onze voorouders keken dagelijks in bloedende karkassen. We worden allemaal vernederd in het leven. Dan is het toch niet raar wanneer de beelden van Nitsch een gevoel van opluchting teweeg brengen? Ondanks de weerzin en achterdocht hoor ik in de verte iets dat zelden binnen gehoorsafstand komt. Het hoefgetrappel van de Minotaurus. Een ogenblik mag het mensbeest openlijk door de arena van mijn hart scheuren. Get real, baby.
Literatuurlijst 1 Bataille, G. (1993), De Erotiek. Arena, Amsterdam. 2. Bataille, G. (1993), De tranen van Eros. Sun, Nijmegen. 3. Beyst, S. (2002). Hermann Nitsch’ Orgien Mysterien Theater. De kunstenaar als hogepriester? Over de relatie tussen kunst, religie, ritueel en werkelijkheid. 4. Claes, J. (2005), Griekse mythen en
sagen. Davidsfonds NV, Leuven. 5. Freud, S. (1984), De culturele moraal en de moderne nervositeit. Boom, Meppel. 6. Kristeva, J.(1982), The powers of horror: an essay on abjection. Columbia University Press, New York. 7. Richmann, M. Extraversions: An Archeology of Blood and Guts. In: Levy, A. (2008), Blood orgies: Hermann Nitsch in America. Slought Books, Philadelphia. p. 73-
95. 8. Nietzsche, F. (1980), De genealogie van de moraal. De Arbeiderspers, Amsterdam. 9. Nietzsche, F. (1980), Menselijk, al te menselijk. De Arbeiderspers, Amsterdam. 10. Nitsch, H. (1995), Zur Orgien Mysterien Theaters: zeiter versuch. Residenz, Salzburg. 11. Nitsch, H.; Fuchs, R.H.; Gachnang, J.; Kellein, T.; Friedl, P.; Stedelijk van Abbemuseum. (1983), Das Orgien Mysterien Theater. Lecturis bv., Eindhoven. 12. Oosterling, H. Wiener Aktionisme. De vleselijke verlichting van Hermann Nitsch. Abbahahadabra: 1992, nr 15, pp.12-24. 13. Ramondt, S. (2001), Mythen en sagen van de Griekse wereld. Fibula, Houten. 14. Visser, A. de. (1998), De tweede helft: beeldende kunst na 1945. SUN, Nijmegen.