NEER, VROEGER EN NU Heel vroeger, wel 400.000 jaar voor Christus, heeft Neer al bewoners gekend. Tijdens het uitbaggeren van de Maas heeft men namelijk een slagtand van een mammoet gevonden. Deze slagtand was 2 meter lang. Het dier zelf is veel groter dan een olifant. Deze vondst is misschien wel het eerste teken van leven in deze streek. Neer lag bij de plaats waar 5 riviertjes in de Maas uitmondden. Nu is hier alleen nog maar de "Neer" van overgebleven. Men meent dat de naam Neer is afgeleid van "Nerre", wat "kolkend water" betekent. In heel oude geschriften (Salische wetten) komt ook wel de naam Nara voor en geschiedkundigen houden het erop, dat hier Neer mee bedoeld wordt. De oudste stammen, die Nederland hebben bewoond, hadden veel belangstelling voor Neer, omdat: 1. De bodem erg vruchtbaar was en 2. de ligging aan de Maas zeer gunstig was. De "Hoogbrug" op het Eiland is heel oud. Deze brug ligt over de bekende Neerbeek. De oudste bewoners van Neer hebben gewoond op de "Kappersbergen" (de Kappert) en de "Boshei". Hier heeft men veel urnenscherven, pijlpunten, krabbers en mesjes gevonden. Ook zijn er urnenvelden gevonden op "Waye" en "Boshei". De bewoners woonden op de hoger gelegen delen van Neer. Pas later zijn de mensen iets dichter bij de Maas gaan wonen. Op Hanssum heeft men een Romeins kamp ontdekt. Er zijn zilveren munten gevonden met afbeeldingen van Keizer Augustus erop. Ook vond men er oude Romeinse wegen. Langs de Maas (in de tuin van de heer Tobben op Winkelmolen) kwam een Romeins kerkhof te
voorschijn. In de "Goot" hebben ook Romeinen gewoond. Hier heeft men kaarsenluchters van aardewerk gevonden. Deze voorwerpen kan men nu nog bezichtigen in het Rijksmuseum van Leiden. Romeinse munten werden er ook gevonden op het tegenwoordige kerkhof. Op "Waye" ontdekte men Germaans vaatwerk en gouden en zilveren munten uit de tijd van Karel de Grote (768-814). In het jaar 870 vormde het riviertje de "Neer" de grens tussen de "Boven-" en "BenedenMaasgouw". Toen de opvolgers van Karel de Grote het machtige rijk onder elkaar gingen verdelen, kwam de grens tussen de "Boven-" en "Beneden-Maasgouw". te liggen tussen Neer en Kessel bij de "Mussenberg". In later jaren behoorde Neer tot het Graafschap "Horn". Helden en Kessel behoorden toen tot het hertogdom "Gelder". Toen ook vormde de "Mussenberg" de grens tussen deze machtige gebieden. Drs.H.J.Oomen schrijft in de "Grondgeschillen tussen Gelre en Horn" hierover o.m.: De grens van de gemeenten Helden en Kessel aan de ene kant en Neer aan de andere zijde wordt tegenwoordig wel op zeer natuurlijke wijze gevormd door het afwateringskanaal van de Noordervaart naar de Maas, of althans wat daarvan over is, het z.g. Neerskanaal. Deze scheiding is nog van tamelijk jonge datum. Even ten zuiden hiervan treft men een klein beekje aan, de Wijnbeek. Deze beek is gedurende enkele honderden jaren een voorwerp van felle strijd geweest. Ze vormde n.l. de sterk betwiste grens tussen Hertogdom Gelder en het graafschap Horn. Het oudste bericht over de grote strijd rond de wijnbeek is een getuigenverklaring van 1412, maar de hierin verstrekte gegevens gaan veel verder terug. De voornaamste reden van de strijd was wel hierin te gelegen, dat het gebied rond de Wijnbeek bij uitstek geschikt was als gemeenschappelijke weidegrond. Bovendien kon men er hei maaien als strooisel voor de stallen. Het gewone middel om elkaar het leven zuur te maken was, dat men probeerde zich in het bezit te stellen van elkanders koeien, die zich in het betwiste gebied bevonden. Deze werden dan meegenomen naar het eigen dorp en dan pas tegen een losgeld weer vrijgelaten. Ook trachtte men zich van elkanders karren meester te maken, men spande de paarden uit, nam deze mee naar het dorp en liet de kar aan haar lot over. Vaan 1000-1100 was Neer een stad met wallen en poorten. Er waren in die tijd 3 schutterijen. Deze moesten in tijd van oorlog voor de graven van Horn vechten. Ze moesten ook hun medeburgers beschermen tegen geweld en stroperijen. Patroon was St.Sebastianus. J.Emonts schrijft daarover in de Maas- en Roerbode van woensdag, 18 december 1946 o.m. het volgende: De Bussenschutten: De overlevering spreekt van het oudste Neerse schuttersgilde en plaats het ontstaan in het jaar 1512. Bewijzen daarvoor heeft men echter niet. De oudste plaat van het koningszilver dateert uit 1595 en werd volgens het opschrift geschonken door Jan van Goersel, proost van het voormalige klooster Keyserbosch. Het oudste reglement van het gilde van de H.Martinus dateert uit 1632. De oude en jonge schutten: Oorspronkelijk vormden deze twee schutterijen één gilde, de schutterij van St.Sebastianus. Zij wordt in 1555 voor het eerst genoemd, maar volgens de overlevering is zij ontstaan in 1520.
De scheiding in Oude en Jonge Schutten vond plaats in 1630. Maar daarover bestaat nogal wat twijfel. Ook zij hebben een koningsplaat uit 1596 geschonken door de proost van Goersel. Zij hebben ook een ster als herinnering aan de slagen bij Leipzig en Waterloo (1813-1815). De drie genoemde schutterijen zijn familiegilden. Het lidmaatschap is alleen erfelijk in de mannelijke linie. Al weken de Busseschutten later van deze traditie af, door ook afstammelingen uit de vrouwelijke linie onder bepaalde voorwaarden toe te laten. De Sacramentsschutten: In 1818 werd door de aanzienlijke familie Theelen, welke in Neer vele bestuursfuncties bekleedde, een nieuwe schutterij opgericht: het gilde voor het H. Sacrament. Het lidmaatschap is niet erfelijk. Vóór de oorlog trokken de vier schutterijen jaarlijks naar de bekende "vogel" aan de Witte Kapel. Na afloop marcheerden zij dan met hun nieuwe koning naar hun "gaffel" of "pòrt" voor een frisse dronk schuttersbier. Een legendarisch verhaal werd de grondslag voor de eretitel: "Beschermers van het H.Sacrament" die aan de Bussenschutten werd gegeven. In 1945 hebben de Hessen Neer verwoest. Zij roofden toen ook de H.Vaten (kelken, monstrans, enz.) uit de kerk. De schutterijen werden toen samengetrommeld en zaten de rovers achterna. Op Gendijk kwam het tot een felle vechtpartij. De Oude en Jonge Schutten zouden toen echter een vreesachtige houding hebben aangenomen, terwijl de Bussenschutten onbevreesd door de gelederen van de beide broederschappen heentrokken en de H.Vaten veroverden. Als herdenking van dit feit trekken de leden van het Sint Martinus-gilde (de Bussenschutten) nog elk jaar in de sacramentsprocessie door de hele processie heen en wordt er op de brug bij het Eiland het vendel (vlag) gezwaaid, omdat daar een gedeelte van de geroofde schatten verborgen was. Ook de ambachten van de smeden, wevers, de schoenmakers hadden een patroon. Op de feestdagen werd een hoogmis opgedragen. Er werd ook beslist, dat iedereen, die stierf en binnen de stad woonde, door de priester met het kruis thuis werd afgehaald.
NEER ALS STAD Tot 1807 was een zekere Johannes Jacobus Stiels pastoor te Neer (de bierbrouwerij Geenen bezit nog een brief van hem). Deze pastoor snuffelde graag in oude archieven. In het bisschoppelijk archief te Roermond vond hij veel gegevens over het oude Neer. Daar vond hij ook de volgende tekst: "Maar hetgeen op het klaarste aanwijst dat Neer hiervoor een stad was, zijn de overgebleven stadsgraven, welke in het begin van deze eeuw nog niet geslegt zijnde, allengskens afgeworpen zijn tot akkerland, doch met zulke voorracht dat op die gravende tiende altoos zal toekomen aan de pastoor welk recht ook altijd zonder enige contestatie genoten heeft. Deze graven beginnen achter de Bergerstraat, lopend op de rinderhak, vandaar achter de Goot op de Baand en van de Baand op het huis van de schepen Peter Winkelmolen en zo door het Pasveld tot op den Keyser, zijnde op sommige plaatsen 16 voeten breed, maar op andere plaatsen veel breder. Uit oude papieren kan men nog halen de namen der poorten als Bergerpoort, de veerpoort, enz. Tussen 1630 en 1650 heeft Neer veel geleden. Gedurende de Beeldenstorm werd hier veel verwoest. Hollandse en andere troepen zijn komen plunderen in Neer. Veel werd er verwoest en in brand gestoken. Daarop volgde de PEST. Zeer veel vreemde soldaten, maar ook veel inwoners uit Neer stierven aan de gevreesde ziekte. Veel huizen bleven leeg achter en landerijen moesten onbebouwd blijven. Op Keyserbosch lag een groot klooster. In 1589 en 1599 heeft de pest zodanig
in het Graafschap Horn en Neer geregeerd, dat op Keyserbosch het grootste deel van de religieuzen aan de pest gestorven zijn. Maar nooit is onze gemeente een droeviger ongeluk overkomen, dan in 1645. Nadat Hessische troepen vele dagen de baas hadden gespeeld in Neer, hebben zij tenslotte op 11 augustus 1645 de stad van vier kanten tegelijk in vuur en vlam gezet. Waarschijnlijk omdat men de opgelegde "brandschatting" (een soort "strafbelasting") niet heeft kunnen betalen. Hierdoor is niet alleen het hele dorp, op een enkel huis na, maar ook de pastorie met alle belangrijke papieren en gemeentepapieren in de as gelegd. Van de stad bleef toen niet veel meer over. De omliggende dorpen Roggel en Heythuysen werden toen erg belangrijk. Omstreeks het jaar 1226 had het klooster van Keyserbosch een kerk. In dit klooster liggen verschillende graven van Horn begraven. (Een van hen was Arnold van Horn, bisschop van Horn). Hij stierf op 8 maart 1389 te Luik. Zijn lichaam werd gebalsemd en per schip over de Maas naar Neer vervoerd. Toen Neer in 1645 op vier hoeken in brand was gestoken, plunderde men een poosje later ook het klooster van "Keyserbosch". Het klooster nam nu strenge voorzorgsmaatregelen: Rond de gebouwen werd een watergracht gegraven, die zeer breed moest zijn. Hiertegen kwam bezwaar van de mensen, die vlak bij het klooster woonden. De weg langs de gracht werd nu zo smal, dat ze niet meer met paard en wagen konden keren op de weg. De brede gracht was ook voor de linnenwevers een strop. Zij bleekten hun linnen op het grasveld, dat hen nu werd afgenomen. De Neerse veeboeren mochten hun voederbieten niet meer in de gracht wassen, anders werd deze vuil. In de tijd van oorlog mochten de mensen uit de buurt op het klooster komen om zich te beschermen. In 1795 namen de Fransen het klooster Keyserbosch in beslag. Vlak daarvoor had de proost F.G.Claessens nog geprobeerd de Fransen te slim af te zijn. Hij wilde aan een inwoner van Neer, een zekere Geenen, alle goederen voor een bepaalde som te verkopen, op die voorwaarde, dat de proost ze later voor dezelfde prijs zou kunnen terugkopen, zodra de nonnen weer zouden terugkeren. Deze burger weigerde echter dit aanbod, omdat er volgens hem op die goederen geen zegen zou rusten, daar ze afkomstig waren van een klooster. De Fransen namen toen het klooster in beslag en de nonnen vluchtten naar Deurne. Enkele mensen uit Neer bezitten nog een paar zangboeken die bij de koordienst werden gebruikt. Interessant in nog te weten hoe "Keyserbosch" aan zijn naam is gekomen. In vroeger jaren stroomden daar een beek met veel zijtakken. Deze beek heette: "De Keyser". In 1972 wist de burgemeester van Neer, de edelachtbare Heer Vennekens, in een gesprek met de zesde klas nog te vertellen, dat de eigenlijke naam van het beekje de Kwir "Hemelrijkkeizersloop" is.
Klooster Keyserbosch Het ontstaan van het klooster Keyserbosch ligt eigenlijk in Averbode (België). Daar was in 1134 naast de Norbertijnenabdij voor mannen een vrouwenklooster opgericht. De abdij bezat enkele bezittingen in Neer, o.a. de hoeve "Gendijk". Door rijke schenkingen van de graaf van Horn werd dit bezit sterk uitgebreid. Hierdoor kwam men op het idee om het Nobertinessenklooster naar Neer over te brengen. Dit moet dan ongeveer rond 1200 geweest zijn, want het staat vast, dat men in 1226 aan de bouw van het klooster Keyserbosch bezig was. De graven van Horn deden rijke schenkingen aan Keyserbosch in land en goederen. Maar ze deden dit omdat ze graag veel invloed wilden hebben op de gang van zaken. Het gevolg was op den duur dat alleen adellijke personen in het klooster konden treden. Het klooster werd zo machtig, dat het de baas kon spelen over de kerken van Heeze en Leende en over Helden, Nunhem, Haelen en Roggel. Allen de parochie van Neer bleef steeds onafhankelijk van het Norbertissenconvent (klooster). Neer stond onder invloed van abdis van Munsterbilsen (België), een Belgische Prinseskloosteroverste. Zij had dan ook het recht op de "grote tienden" (=soort belasting die aan de kerk betaald werd). Ofschoon de heren van Horn dus een grote invloed hadden, nam de proost van Keyserbosch toch vaak een onafhankelijke houding aan. In 1288 vocht de proost van Keyserbosch, Otto van Berne aan de zijde van de Geldersen mee in de slag bij Woeringen onder de vlag van Sire van Valkenburg. Zo stond hij dus als vijand tegenover zijn landsheer Willem van Horne. Met vele anderen werd "de Proefst van Nerre", zoals Heelu, een Brabants geschiedschrijver uit de 13e eeuw hem noemt, "met eere gevaen" (=gevangen genomen). De bewoners van de gehuchten Keyserbosch, Vlaas, Drees, Ven en Brumholt hebben waarschijnlijk in de kerk (let op: de geschiedschrijvers spreken nooit van kapel) van Keyserbosch, toegewijd aan de H.Nicolaus, hun godsdienstplichten vervuld. Op 9 oktober 1645, twee maanden nadat Neer door de Hessen volkomen was verwoest, overvielen deze bandeloze huurlegers de kloosterkerk en plunderden die. Het klooster liep een schade op van f30.000,-- en dat in die tijd! In de gemeente Neer had het klooster Keyserbosch 3 grote hoeven: de hoeve Keyserbosch tegenover het klooster, de hoeve Gendijck en de hoeve Soerendonck op Hanssum. Verder uitgestrekte landerijen zoals: Hansummerbaent, de Goereweert (weilanden in de buurt van Ghoor) en ook nog de Hammermolen en de halve molen genaamd de Winkelmolen. Een grote inkomstenbron was ook het recht op de "tienden". De tienden strekten zich uit over "alles wat halm en stengel" had: rogge, tarwe, haver, gerst, bonen, boekweit, hennep, in één woord alle granen en vruchtsoorten. Met de gemeente Neer Had Keyserbosch bijna steeds moeilijkheden. De gemeente Neer wist maar al te goed hoe rijk de nonnen waren en liet geen middel onbeproefd om de belastingschroef op Keyserbosch zo hevig mogelijk aan te draaien. Op 16 juli 1798 werden de goederen van Keyserbosch in het openbaar verkocht. Het klooster kwam aan Arnold Jan Baptist de Raedt uit Roermond, die de kerk voor een gedeelte van de gebouwen liet afbreken en het klooster veranderen in een buitenverblijf. Thans is nog enkel een vleugel uit de 18e eeuw overgebleven. Een hoekvleugel uit de 17e eeuw werd in de zomer van 1949 door brand totaal verwoest.
GHOOR. Het oude slot Ghoor zou in de 12e eeuw gesticht zijn door een adellijk geslacht de Monfort. Er werd een kapel gebouwd, toegewijd aan de H.Maagd. Deze kapel werd op 10 januari 1772 door een hevige stormwind totaal verwoest. Omstreeks 1500 werd het kasteel van Ghoor door de Prins van Luik belegerd en ingenomen. In 1790 begon men het kasteel dat geheel vervallen was, af te breken. Thans staat er niets meer van dan de stallingen en de woning. In 1836 ontdekte men bij het wegnemen van puin een put, die nog in goede staat verkeerde. Aan de binnenzijde van de wanden van deze put staken een aantal messen en scherpe punten uit. De vloer van de put was bedekt met mensenbeenderen. Ook vond men 5 doodshoofden. De put schijnt bestemd te zijn geweest voor ter dood veroordeelden. Er zijn meer dan honderd messen uit de stenen genomen. De put is daarna weer gevuld.
Tekening van omstreeks 1740 van Le loup
Ghoor omstreeks 2000
Het kasteel Ghoor was een riddermatig gebouw met drie hoektorens. 'Riddermatig' wil zeggen dat het gebouw voldeed aan de voorwaarden die voor het lidmaatschap van het ridderschap waren gesteld. Links zien we de hofstede, waarin de boerderij en verdere bedrijfsgebouwen waren gevestigd. In het midden was de kapel, die in 1772 tijdens een hevige storm is ingestort en niet meer herbouwd werd. Rechts staat het mooie kasteel afgebeeld, dat einde 18de eeuw in een zeer slechte staat verkeerde en vanaf 1790 werd afgebroken.. Het geheel was nog omgeven door een achtvormige gracht
WITTE KAPEL. Aan de Leudalweg ligt de Witte Kapel. In de gevel stond een houten Mariabeeldje, dat nu in de kerk staat, uit de 16e eeuw. De kapel is al zeer oud. In de gevel staat, dat ze in 1711 gebouwd is. Rond 1700 had Neer veel te lijden van oorlogen en geweld. De kapel wordt nog steeds bij processie bezocht. Merkwaardig is, dat op de 2e zondag in september een processie van de parochiekerk naar de Witte Kapel trekt. Vroeger werd Maria hier aangeroepen onder de titel "Onze Lieve Vrouw in het Zand". In 1961 is het 250-jarig bestaan herdacht met een groots opgezet feest. Een speciaal gevormd "Comité-Mariafeesten" zorgde voor de organisatie van o.a. een tweetal pontificale H.Missen in de openlucht vóór de kapel, voor de opvoering van een openluchtspel, waarbij de "Kapelskoel" als prachtig achtergronddecor diende, voor een lichtprocessie bij avond van de kerk naar de kapel. Alle plechtigheden werden massaal door de inwoners van Neer en daarbuiten, oud-Neerenaren enz. bijgewoond. op één dag waren alle van Neer afkomstige religieuzen aanwezig, uiteraard niet die in de verre missielanden vertoefden. Ook het 275-jarig bestaansfeest werd gevierd. Dit gebeurde in 1986. In het nabijgelegen Patronaatsgebouw werd een tentoonstelling ingericht. Bisschop Gijsen droeg toen een openluchtmis op. In het midden van de jaren tachtig werd de kapel gerestaureerd. Het dak en het interieur kregen een flinke opknapbeurt. In 2011 werd het 300-jarig bestaansfeest gevierd. Jaarlijks trekken nog twee processies naar de Witte Kapel: De sacramentsprocessie en in september.(2e zondag van sept.)
H.Martinuskerk De kerken, die als patroon de H.Martinus hebben, zijn meestal zeer oud. Deze kerken werden gesticht rond de tijd van Karel de Grote (789-814). In september 1330 werd de kerk van Neer vergroot. Het koor werd afgebroken met de twee benedensacristies. In de lengte werden er 50 voet aangebouwd. Door het Hollandse Gouvernement werden f2000,-- en van Provinciale Raad f1000,-- subsidie toegezegd. Door de moeilijkheden met België die toen uitbraken (1830-1839) bleef de subsidie van het Hollands Gouvernement uit. Tenslotte ontving men de f2000,-- van het Belgische Gouvernement, waarmee alle schulden werden betaald. De huidige St.Martinuskerk is in 1909 gebouwd, door architect C.Franssen met de hulp van de mensen uit het dorp. De kerk is gebouwd in Gothische stijl (spitsboogramen). De toren heeft een onderstuk uit de 14e of 15e eeuw. Op de gevelstenen in de toren staat: Anno Omi MCCCCXLVII ipso die Egidii. De toren werd in november 1944 door de duitsers gedeeltelijk opgeblazen. Het kerkgebouw zelf was ernstig beschadigd door granaatinslag. In de kerk staan twee communiebanken en twee biechtstoelen uit de 17e eeuw. Een drietal prachtige beeldjes: * St.Catharina (15e eeuw)* St.Antonius Abt (16e eeuw) * Annatrits (17e eeuw) verder: een houten kruisbeeld (1539) afkomstig van Keyserbosch en een Marianum uit de 15e eeuw.
De tegenwoordige kerk heeft prachtige gebrandschilderde ramen, gemaakt door Max Weiss en Charles Eyck. Bij het 100 jarig bestaan van de huidige Marinuskerk in 2010 is een gedenkboek verschenen: “100 jaar Martinuskerk; duizend jaar parochie”. In dit boek heeft de auteur Harrie Kuijpers uitvoerig de geschiedenis van parochie en kerk beschreven. In het boek zijn talloze foto’s opgenomen. Het boek is verkrijgbaar bij de parochie H.Martinus; Kerkplein te Neer
1934 2010
Gemeente Neer Bij Koninklijk Besluit van 1 augustus 1885 no. 48 werd het volgende GEMEENTEZEGEL vastgesteld: "In goud een Gotische kerk met een Gotisch roosvenster boven de ingang en met een van drie vensters voorziene middentoren en twee kleinere zijtorens, alles van kool en zwart toegevoegd; iedere toren door een kruisje van kool met zilveren beslag, geplaatst twee en een (HORNE) het schild omgeven door het randschrift: Gemeentebestuur van Neer". Oorspronkelijk dateert het gemeentewapen uit 1485. In 1646 werd het gemoderniseerd en in 1885 bij het Koninklijk Besluit vastgesteld. De gemeentediensten hebben in 1972 hun intrek genomen in het geheel verbouwde pand Haenen.(voormalig woonhuis van Meester Spee, hoofd jongensschool) Alleen de raadszaal bevindt zich nog op de bovenverdieping van het oude gemeentehuis. Over de geschiedenis van dit mooie, witte gebouwtje uit 1818 zou een heel boek kunnen worden geschreven. Het werd in 1818 gebouwd als schoolgebouw. Vanaf 1850/51 werd het gemeentehuis. Een tijdlang werd de bibliotheek gehuisvest onder de trap in dit gebouw. Maar steeds duidelijker werd, dat de ruimte veel te klein was. In de raadsvergadering van 29 april 1938 werd besloten naar een nieuw raadhuis uit te gaan zien. Op 27 januari werd ir.Cuijpers als architect aangewezen. De raad keurde het plan goed en op 10 maart 1939 volgde het definitieve besluit tot nieuwbouw. Er werd besloten een geldlening van f25.000,-- aan te gaan, met welk bedrag bouw en meubilering konden worden bekostigd. Door de mobilisatie en het dreigende oorlogsgevaar besloot de Raad op 15 december 1939 voorlopig van de bouw af te zien. Op 25 oktober 1944 besluit de Raad in principe het perceel, waarop de verwoeste woning van N.Baetsen had gelegen, te bestemmen tot terrein voor raadhuisgebouw. Dan begint echter de strijd om de centen! Het duurt tot 1972 voor de Gemeente
intrek kan nemen in het nieuwe gebouw. Maar de verbouwing heeft dan 8x zoveel gekost, als het ontwerp van ir.Cuijpers uit 1939. M.i.v. 1 januari 1991 werd de gemeentelijke herindeling een feit; de gemeenten Roggel en Neer werden samengevoegd tot een gemeente. Het gemeentehuis in Neer werd afgestoten en verkocht. De inwoners van Neer moeten voor hun gemeentelijke aangelegenheden vanaf die datum , zich vervoegen in het gemeentehuis van Roggel. Het "oud" gemeentehuis, waar tot 1 januari 1991 de gemeenteraads- vergaderingen werden gehouden, blijft eigendom van de nieuwe gemeente en doet dienst als soort dependance. Tegenwoordig is er een eetcafé in gevestigd: het raodhoes. Op 1 januari 2007 vond er weer een gemeentelijke herindeling plaats. De gemeente HunselHaelen/Horn-Neer/Roggel en Heythuysen werden samengevoegd tot de gemeente Leudal. Voor wat betreft oppervlakte is de gemeente Leudal de grootste gemeente van Limburg met 165 vierkante kilometer. Op 1 januari 2007 bedroeg het aantal inwoners 36.537 In 2010 bedroeg het aantal inwoners: 36.595 De bevolking van de kern Neer groeit niet snel, maar er zit wel steeds groei in. De laatste decennia werden de volgende wijken gebouwd: Ulensvaaren, plan Wijnbeek en in de kern: Kwir en terrein voormalig bedrijfspand Terstappen. In de negentiger jaren wordt hard gewerkt aan de kernverfraaiing : Aan de Engelmanstraat: Bouw gezondheidscentrum; Hoogstraat: Bouw gemeenschapshuis (gereed sept. 1991) GROEI van de BEVOLKING in de GEMEENTE NEER. Jaar
Samenstelling m. v. -------------------------------------------1950 1250 1230 1955 1313 1253 1960 1402 1339 1965 1511 1454 1970 1604 1491 1975 1841 1667 1980 1877 1741 1982 1872 1694 1984 1850 1674 1985 1824 1639 1986 1808 1630 1987 1793 1625 1989 1761 1616 1990 2001 1770 1660 2010 1803 1653 In 2001 had Neer 1335 woningen In 2010 had Neer 1417 woningen.
Totaal op 31 december 2480 2566 2741 2965 3095 3508 3591 3566 3524 3463 3438 3418 3377 3353 3430 3456
H.HARTSCHOOL (De vroegere jongensschool van Neer). De volledige naam luidt: Rooms Katholieke Bijzondere Lagere School H.Hart, Neer.
In 1818 werd in Neer een openbare Lagere School in gebruik genomen. Deze school werd bezocht door zowel jongens als meisjes. De school lag naast de kerk. Het gebouw staat er nog steeds, tegenwoordig doet het dienst als raadszaal van de Gemeente. Het lokaal, waarin les gegeven werd, was 16m² groot. Men kon terecht spreken van een "krepeergeval". In 1831 stelde de gemeenteraad f300,-- beschikbaar om het schoollokaal te vergroten. In 1846 naar de Gemeenteraad het besluit om een nieuwe school te bouwen, daar de oude school te klein was geworden om de schoolgaande kinderen te huisvesten. Deze school werd gebouwd op het perceel grond, waar tegenwoordig de woningen Steeg 1 en 3 liggen (Lieshout en Westerhof). Voor f130,-- werd het perceel van 6 roeden en 40 ellen gekocht van Jan Segerard Geraets. (roede = are = 100m². Een el = 0,688m.) De bouwkosten, inclusief de grondaankoop, werden begroot op f4236,55. Op 10 januari 1848 kreeg de gemeente een boze brief van de Districtscommissaris in Roermond, dat dat véél te duur was. Bovendien was men veel te royaal geweest "met het binnenlaten van het zonlicht". Twee jaar later: 12 april 1849 was het nieuwe bestek klaar. De kosten werden nu begroot op f4003,35. Na veel geschrijf kwam op 31 mei 1850 de bouwvergunning af, MAAR dan moesten we wel de twee ramen naast de ingang vervallen. Later, als zij toch nodig mochten blijken, konden ze nog altijd worden aangebracht. Maar nu moest worden ingeschreven op het werkloon alléén. Er waren 3 schrijvers: f850,--, f480,-, en f510,--. Dat was echter nog te duur! De gemeente bood f300,--. Toen niemand bereid bleek daarvoor te bouwen, deed de gemeente er telkens f10,-- bij. Toen men bij f470,-- was gekomen beet de timmerman G.Veugelaars die eerst voor f510,-- had ingeschreven, toe. De Gemeente had weer f10,-- uitgespaard! Op 22 februari 1852 was de school eindelijk klaar, 6 jaar nadat men met het plan begonnen was. Bovendien had zij maar f3432,83 gekost. In 1886 blijkt dit schoolgebouw niet meer te voldoen. In de gemeenteraadsvergadering van 8 november 1886 wordt ter behandeling voorgesteld een plan en bestek voor een nieuwe school op het terrein van het thans bestaande schoolgebouw. De leden, ofschoon plan en bestek goedkeurende, konden zich er niet mede verenigen. Zij zagen liever een school zoals te Haelen, welk gebouw door enkele gemeenteraadsleden reeds was bezichtigd. Om de nieuwe school te bouwen op de plaats van de bestaande schoollokaal, moest grond worden
aangekocht, daar het bouwterrein te klein was. De eigenaar vroeg f20,-- per kleine roede (of te wel f100,-- per are), welk bedrag de leden van de gemeenteraad te overdreven voorkwam. Hierop werd de vergadering voor korte tijd geschorst. Bij voortzetting van de vergadering ten 5e ure n.m. deelde de voorzitter mede dat hij met het lid Geenen aan G.Nijskens gevraagd had, welke prijs hij vroeg voor zijn perceel land, gelegen nabij de Rijksweg alhier, tegenover het huis Wilmer. G.Nijskens vroeg maar f4,-- per kleine roede. De gemeenteraad besloot om dit perceel land aan te kopen en besloot verder om aan architect Corbeij uit Roermond opdracht te geven een nieuw plan te maken voor de bouw van een nieuwe school aan de Rijksweg in de zin als de school Haelen. (tot zover het verslag van de gemeenteraadsvergadering van 8-11-1886). Dat het schoolgebouw uit 1852 niet meer voldoet, blijkt wel uit de brief die de gemeenteraad op 19 november 1886 ontvangt van de inspecteur van het geneeskundig staatstoezicht. Hierin schrijft hij: "Dat indien binnen 14 dagen de aanbesteding van een nieuw schoolgebouw niet is uitgeschreven, onverwijld overgaan zal worden tot sluiting van het bestaande gebouw". Deze brief wordt ter kennisgeving aangenomen, zonder direct stappen te nemen. Gedeputeerde staten van Limburg sturen op 8 juni 1888 het plan en bestek van de nieuwe school terug naar de gemeente; het plan is afgekeurd. Hierop vraagt de Gemeente inlichtingen aan Ged. Staten wat er veranderd moet worden aan het plan. In oktober 1888 is het nieuwe plan en bestek klaar, aangepast aan de eisen van Ged. Staten en van de minister. Op 7 februari 1889 vindt de aanbesteding plaats. Aan de laagste inschrijver, aannemer v.d. Berg uit Weert, wordt het werk gegund. (f12.850,--) De totale bouwkosten (inclusief grondkosten) van het nieuwe schoolgebouw bedragen f14.550,53. De nieuwe school is waarschijnlijk op het einde van 1889 of in het begin van 1890 in gebruik genomen. De juiste datum is niet te achterhalen. Tot 1911 gingen zowel jongens als meisjes naar deze school. Voor sommige mensen was het een doorn in het oog dat jongens en meisjes bij elkaar zaten. Dhr. Aquarius bood de zusters van Neer zelfs een bedrag van f2000,-- aan, als zij de meisjes van Neer onderwijs wilden geven. Op 2 oktober 1911 werd de bijzondere lagere meisjesschool ingezegend. Deze school is tot op heden nog in gebruik en ligt bij het klooster aan de Napoleonsweg. De jongensschool bleef een openbare school tot 1932. Op 3 januari 1932 werd opnieuw een schoolgebouw in gebruik genomen. Dit is de tegenwoordige H.Hartschool. Een herdenkingssteen hangt nog in de gang. Architect F.Niessen uit Helden werd belast met het ontwerp en leiding van de bouw van de nieuwe school. Aannemer P.Coenen uit Roggel bouwde de school. De bouwkosten bedroegen: f23.126,90. De nieuwe H.Hartschool bestond uit 4 klaslokalen. In de loop der jaren is het gebouw nog enkele malen uitgebreid. Vlak na de oorlog werd een vijfde klaslokaal bijgebouwd. In 1967 werd op de zolderverdieping een noodlokaal ingericht (kosten f14.403,28). Dit lokaal werd later gebruikt als handenarbeidlokaal. In 1971 vond een ingrijpende verbouwing plaats; er werden twee lokalen bijgebouwd (de tegenwoordige klas 6 en de klas 2). De speelplaats, die eerst aan de Steeg zijde lag, werd verplaats naar de achterkant van het gebouw. De hoofdingang werd verplaats; nieuwe w.c.'s en onderwijskamer werden gebouwd. In 1972 was de verbouwing voltooid. Deze verbouwing werd uitgevoerd door aannemer Geelen, Napoleonsweg 57, Neer. De totale kosten bedroegen f195.825,94. In 1977 werd de tweeklassige mobielschool bij de H.Hartschool geplaatst. In 1983 werden deze overbodig door de daling van het leerlingenaantal. Op dit ogenblik heeft de H.Hartschool de beschikking over 7 leslokalen en een vaklokaal. In 1987 werd de school verbouwd; inpandig werd een speelzaal gecreëerd; verder werden een
directeurskamer en een berging gerealiseerd. Het gebouw werd uitgebreid met een gemeenschapsruimte. Vanaf 1975 is er één schoolbestuur voor de 2 scholen in Neer: "Stichting Katholiek Onderwijs Neer", p.a. Hanssum 1b, 6086 BS Neer. Vanaf 1 augustus 1977 wordt de H.Hartschool bezocht door zowel jongens als meisjes. Voor meer informatie kan men het jubileumboek "H.Hartschool vroeger en nu", geschreven door M.Scheepers t.g.v. 50 bestaansfeest van de H.Hartschool in 1982, uitg. Gebr. Boonen, Neer , raadplegen, Blz. 8 t/m 18. Bij het 60-jarig jubileum gaf de H.Hartschool een fotoboek uit met daarin wetenswaardigheden over de school tijdens de periode 1982-1992. Dhr. Tjeu Scheepers is de samensteller van dit mooie fotoboek. In 1992 werd het 3e en laatste (foto)boek uitgegeven over de periode 1982-1992. Dit gebeurde toen de H.Hartschool fuseerde met ’t Kwirke. De nieuwe brede school werd in 2003 geopende aan het Kloosterpad. Het was een van de eerste brede scholen in de regio Midden-Limburg. De boeken zijn nog verkrijgbaar bij b.s. de Kwir, Kloosterpad 14 6086 AK Neer
[email protected] Op 4 september 1967 werd de gymzaal geopend in het K.J.V.gebouw (vroeger school). Op zaterdag 29 april 1978 om 15.00 uur werd er een nieuwe sportzaal in gebruik genomen aan de Hoogstraat (Sportzaal "de Kwiebus"). Een aantal jaar later werd het complex uitgebreid met een gemeenschaphuis. Het heet nu in de ’n Haammaeker.
St. Josephklooster Op 12 maart 1877 vestigen zich de eerste vier zusters zich in Neer in de Engelmanstraat. Daar werd enkele weken later de eerste "bewaarschool" geopend. De eerste jaren bleken erg moeilijk te zijn voor de zusters; ze hadden het "krap"; echter Pastoor Kanters en enkele "sponsorfamilies" kwamen de zusters te hulp.
foto: Het huis van Snieder-Frits rond 1920, zoals de zusters het waarschijnlijk verlaten hebben. (foto van de Dames Timmermans)
Na bijna 35 jaar werd het huis aan de Engelmanstraat te klein en ging men uitzien naar een ruimere behuizing, waarin school en klooster duidelijk gescheiden zouden zijn. Op 29 september 1911 verhuisden de zusters naar het nieuwe klooster. Pastoor Litjens zegende het nieuwe gebouw in op 2 oktober. Nog dezelfde dag
begonnen de zusters met het onderwijs op de 3-klassige school. De eerste onderwijzeressen werden aangesteld en het aantal meisjes-leerlingen steeg in januari 1912 naar ongeveer 120. Het klooster was naast onderwijsinstituut ook een verzorgingshuis voor langdurige zieken; je kunt zeggen dat het klooster een vroege voorloper van de latere bejaarden- en zorgcentra was. Een leuk verhaal in dit artikel gaat over de aanschaf van nieuwe banken. De Neerse firma Gebr. Naus mocht tenslotte zes banken leveren.
Brede school de Hoepel In 2002 fuseerden de beide basisscholen in Neer tot één school: ”de Kwir”. Het gebouw van b.s. ’t Kwirke dat in 1984 gebouwd werd in de tuin van het zusterklooster werd in 2002 uitgebreid tot een brede school met daarin: een 14-klassige basisschool; een peuterspeelzaal, een kinderdagverblijf en de Buitenschoolse Opvang. Het complex kreeg de naam: de Hoepel (naar het beeldje dat bij de opening in 1984 door kunstenaar Dolf Wong gemaakt is.)
RKSVN In mei of juni 1940 werd een oprichtingsvergadering uitgeschreven door M.Geraets, thans wethouder, in overleg met een aantal initiatiefnemers. Toch ligt het echte begin veel eerder. In 1927 of omstreeks die tijd bestond er in Neer ook al een voetbalclub. In 1980 werd het veertig jarig jubileum gevierd; in 1990 werd het gouden bestaansfeest groots gevierd. Ter gelegenheid van beide jubilea zijn gedenkboeken uitgegeven. In deze gedenkboeken wordt de historie van deze vereniging uitvoerig belicht.
JONG NEDERLAND. Omstreeks augustus 1945 werd Jong Nederland in Neer opgericht. De officiële erkenning volgde rond St. Nicolaas. De erkenning vloeide voort uit het feit dat enkele leiders een "verkennersopleiding" hadden afgesloten. Zodoende konden ze officieel fungeren als leiders bij Jong Nederland. De mannen van het eerste uur zijn geweest: Kapelaan P. van Leipzig, J.Emonts (+) van het Eiland, L.Hendrikx (destijds onderwijzer in Neer), G.Theelen uit de Engelmanstraat en G.Winkelmolen (Frits vanne Smjeed). Het "Nest" van de jonge vereniging was het Patronaat achter Hautus.
DE NAPOLEONSWEG. In 1795 komen de Fransen in ons land. Een van hun grote zorgen was: een goed wegennet. Wegen zijn en waren vroeger onmisbaar voor het handelsverkeer. Landbouw en vrijheid varen er wel bij en zij waren voor de Fransen van groot belang voor troepen-verplaatsing en ravitaillering (= voedsel en munitie brengen naar het leger, dat zich een eind verderop bevindt).
Het valt dan ook niet te verwonderen, dat de Fransen een gedurfd plan ontwierpen om een verbinding tot stand te brengen tussen Hamburg, de Oost-zee-haven en Parijs, de hoofdstad van het Franse Rijk. Deze geweldige route zou voor een deel lopen midden door het "Departement van de Neder Maas". Een Franse geleerde, ir.Cavenne, werd aangewezen om te onderzoeken in hoeverre dit plan uitvoerbaar was in de streek tussen Maastricht en Venlo. Ir. Cavenne maakte nu gebruik van een weg, door de Romeinen indertijd aangelegd als hun "heerbaan" (= weg vooral ten bate van het heir = leger) tussen Tongeren en Nijmegen. Uit angst voor overstromingen en uit strategisch oogpunt bleef ir.Cavenne echter ongeveer een mijl verder van de Maas af, dan de Romeinse wegenbouwers. In 1802 ging Cavenne's rapport naar Parijs en precies 10 jaar later kon met het werk worden begonnen. De Fransen bouwden hun wegen hoofdzakelijk met krijgsgevangenen. Deze krijgsgevangenen, waaronder zich ook Russische kozakken bevonden, boezemden de bevolking een heilig ontzag in. Vaak lieten zij houweel en spade in de steek en trokken " de boer op". Niemand en niets was dan veilig! In Neer zochten de bewoners van de Kleine Steeg en Gerheggen dan een strook dicht struikgewas op om daarin een " goede duik" te maken. De wegenbouwers hadden het soms helemaal niet gemakkelijk. In Haelen en Neer was er zo'n slechte waterafvoer,dat men een volledig moeras moest dempen. Toen echter in 1813/1814 de kozakken en de Pruisen het leger van Napoleon Frankrijk in dreven, was het weggedeelte Maastricht - Venlo volledig klaar. De weg Parijs - Hamburg, waar de Napoleonsweg in Neer een stukje van is, stond in het Franse
keizerrijk officieel ingeschreven als no.3 van de wegen, die tot de eerste klasse behoorden. Uit een adres, waarin de burgemeester van Neer, Haelen, Nunhem, Thorn, Neeritter, Baarlo, Kessenich, en Venlo zich tot de Gouverneur van Limburg richtten, blijkt, dat in 1817 de eigenaren van de gronden, die voor de Napoleonsweg waren onteigend, nog steeds geen vergoeding hadden ontvangen.
Napoleonsweg ca. 2006
GRAVEN VAN HORN. Tot 1450 is er steeds sprake van de Heerlijkheid Horn. In 1450 werd Jacob I van Horn in de Rijksadel verheven en ontving hij de titel van "Graaf van het heilig Roomse Rijk" (= het Duitse Rijk). Vanaf die tijd is er steeds meer sprake van het Graafschap Horn. De Heren en Graven van Horn hebben een voorname rol gespeeld in de geschiedenis van onze streken. De hele middeleeuwen worden zij geroemd als onverschrokken krijgslieden en machtige ridders. Willem I (1219-1240) en zijn opvolgers droegen de titel van "Opperjachtmeesters" van het Duitse Keizerrijk, d.w.z. officieren die het toezicht moesten houden over heel de keizerlijke jachtstoet. Het is waarschijnlijk, dat het Huis van Horn daarom drie jachthoorns in haar wapen voert. (Drie rode horens met zilveren banden op een gouden veld. DE HEERLIJKHEID HORN. Hoe is de Heerlijkheid Horn ontstaan? Hiervoor moeten wij teruggaan naar de tijd van het leenstelsel. Adellijke Heren ontvingen van de Vorst om bepaalde redenen landerijen en gronden in leem om die te besturen. Als de Heer het gebied goed bestudeerde mocht vaak de zoon opvolgen, maar al spoedig meenden de Heren, dat hun zoon het RECHT had op te volgen. Als de Vorst niet dapper genoeg was om daar tegen te protesteren, dan werd de Heerlijkheid ERFELIJK. De Heren gingen nu het "Leen" als EIGENDOM beschouwen. Op deze wijze is ook de Heerlijkheid Horn ontstaan. Deze Heerlijkheid omvatte de plaatsen: Horn, Buggenum, Haelen, Heythuysen, Beegden, NEER, Nunhem, Roggel, Geystingen en Ophoven. (De laatste twee plaatsen liggen tegenwoordig in België). Horn was een leen van het Graafschap "Loon". (De tegenwoordige provincie Belgisch Limburg met als kern: Borgloon). Maar her Graafschap Loon was weer een leen van het Prins-Bisdom Luik. Horn was dus een "onder-loon" van het Prins-Bisdom Luik. De akkers en weiden, de bossen, de moerassen en heidevelden, de boerderijen, kortom ALLES was het eigendom van de Gravenfamilie. De mensen daarop waren HORIGEN: zij werkten voor de graaf, de opbrengst van hun hoeven was voor hun Heer. Deze zorgde om gekeerd voor hun onderhoud en veiligheid. Dit uitgestrekte gebied bestuurde de Graaf met zijn ambtenaren: hij had er het recht op om te jagen en te vissen; het recht om molens te bouwen voor het verplicht malen van graan door de boeren (meestal watermolens zoals Grathem, Nunhem, Neer en Haelen); hij had het recht om bomen langs de weg te planten en het recht om gevonden voorwerpen in beslag te nemen. Van belang was ook het TIEND-RECHT. Dit tiendrecht is al zeer oud en kwam al voor bij de Joden in het Oude Testament. Het was a.h.w. een belasting van 10 % op de voortbrengselen van de landbouw en de veeteelt. De tiendheffer nam elke tiende hoop van het afgemaaide graan en bracht dit als zijn eigendom in zijn tiendenschuur. De tienden werden niet alleen geheven van granen en andere gewassen, doch ook van het vee, zoals van lammeren, kalveren, ganzen, zwanen, kippen en bijen ook voor de honing en de was. De opbrengst kwam meestal terecht in de tiendenschuren. De opbrengst was
meestal bestemd voor het onderhoud van de parochiegeestelijkheid en de kerk. (Tot voor kort kreeg de pastoor in Neer z.g. "proof" = een flink stuk van de slacht).
Rond 1200 vestigden de Heren van Horn zich in Weert. Een van de redenen van dit vertrek van de Heren van Horn naar Weert was het feit, dat zij te Horn vlak tegen vreemd gebied (Gelders gebied) aanlagen. Bovendien lag het kasteel van Horn door de omlegging van de Maas niet meer aan de rivier en zo konden de Heren van Horn dus geen Maas-tol meer heffen. Weert daarentegen lag in het middelpunt van hun talrijke bezittingen. Hier lagen ook onmetelijke moerassen en peelvelden en het Weerterbos was een uitstekend jachtterrein. Herten, reeën, wilde zwijnen, ja zelfs wolven kwamen daar voor. De moerassen en vennen wemelden van allerlei waterwild.
MENSEN UIT NEER DIE WIJ NIET MOGEN VERGETEN.
Dokter SJEF WINDHORST. Dokter Windhorst werd geboren op 29-12-1906 te Nieuw-Cuyk. Hij studeerde voor arts aan de universiteit van Amsterdam en slaagde voor arts op 25-5-1932. Reeds in 1932 vestigde hij zich als arts te NEER, maar hij was ook huisarts voor Kessel, Roggel, Buggenum, Haelen, Nunhem, Horn en Beegden. In het begin bezocht hij zijn patiënten per motorfiets en later per auto. Niemand, jong of oud, arm of rijk, deed ooit tevergeefs een beroep op hem. Hij was niet alleen de DOKTER voor de zieken en bejaarden, maar hij stond ook altijd klaar om raad te geven en te helpen als iemand in nood zat op wat voor een gebied dan ook. Hij voelde precies aan waar de mensen op dat moment behoefte aan hadden. Zo kon hij een oud moedertje troosten, door met haar de rozenkrans te bidden en een andere patiënt wist hij op te beuren door de nieuwste mop te vertellen. Het verenigingsleven van Neer had zijn grote belangstelling. 40 jaar was hij lid van fanfare "de Eendracht". Hij richtte het "GROENE KRUIS" op, was betrokken bij de oprichting van de "E.H.B.O.-LIMBURG" en gaf vele oefenavonden. Een hoogtepunt was ieder jaar het CARNAVAL. Hij was ere-kwiebus en voor zijn vele verdiensten kreeg hij een prachtig beeldje: de Kwiebus, dat op het ogenblik in de hal van het Raadhuis staat. Het beste wordt dit prachtmens getypeerd door de twee spreuken op zijn overlijdensprentje: "Het grootste plezier van het leven is hen te laten delen in zijn vreugde, die men bemint". en "Vergeef mij mijn fouten en bid af en toe voor mij". Hij stierf op 28-12-1973.
Père TIM Pater PIET TIMMERMANS werd geboren in 1892. Hij stamt uit het gezin van zeven kinderen, dat vroeger kleermaker Timmermans in Neer rijk was. Sinds zijn twaalfde jaar heeft hij niet meer in Nederland gewoond, maar na meer dan tachtig jaar spreekt hij nog onvervalst Neers dialect. Daarnaast nog een stuk of vijf andere talen. Hij heeft drie doktor-titels: theologie, kerkelijk recht en muziek. Toen de 2e wereldoorlog uitbrak, was hij professor te Nancy. Daar bezocht hij Franse krijgsgevangenen. Op een dag vroeg een luitenant hem of hij hem kan helpen ontvluchten. Onder zijn toog trok hij burger kleren aan, die hij in de gevangenis met de luitenant ruilde, zodat die kon ontsnappen. Dat was de eerste en het werden er spoedig steeds meer. Dat ging goed tot november 1943. Toen bezorgde hij drie gevangenen valse papieren. Deze drie liepen in de val en vertelden aan de Duitsers van wie ze de papieren hadden gekregen. Toen hij dat hoorde kon hij nog net alle bewijsmateriaal laten verdwijnen voor de Gestapo hem oppikte. Hij kreeg drie jaar celstraf. Toen hij het gerechtsgebouw uitkwam stonden zijn parochianen buiten en riepen alsmaar: "Vive père Tim!". Ze hadden het zelfs op de muren en straten gekalkt. Via veel omwegen kwam hij terecht in de beruchte strafgevangenis van Rottenburg en hij werd daar: gevangene no.29.943. Het was een ontzettende tijd.Weinig of geen eten, slaag en vernederingen. Twee keer overleefde Père Tim een winter in een kale cel zonder verwarming bij temperaturen van 18 graden onder nul. De BEVRIJDING was een wonder! Vlak voor de Fransen aankwamen werden alle gevangenen naar Beieren geëvacueerd. Te voet! Père Tim lag in de sterfkamer van de gevangenis gewoon door te gaan. Daags na de bevrijding zetten de Fransen alle Duitse gevangenisbewaarders tegen de muur. Pater Timmermans werd benoemd tot directeur van de gevangenis. De kamparts gaf hem medicamenten om zijn ruim honderd zweren te behandelen en hij heeft het overleefd. Met een ambulance werd hij naar Frankrijk gebracht. Toen hij thuis kwam stonden de studenten van het seminarie te juichen en de rector stond te huilen door het ene oog, dat de Duitsers hem in de 1e wereldoorlog waren vergeten uit te schieten. De pastoor bracht hem naar zijn kamer en zei: "Père Tim, de piano staat nog open". Père Tim ging er achter zitten en speelde de eerste twee regels van de Marseillaise en.... viel flauw van emotie. Nu na al die jaren is hij weer kwiek en levendig alsof hij maar vijftig jaar is. Hij stierf op 19 april 1975.(zie verder tijdschrift "Rondom het Leudal" nr.36 april 1985 blz.13)
Biografie Op 24-jarige leeftijd werd hij in Rome tot priester gewijd. Tot 1927 doceerde hij aan het Frans Seminarie aldaar. Bovendien studeerde hij theologie, kerkelijk recht en muziek. Vanwege zijn verbeten strijd tegen de groeiende invloed van de rechts-radicale Action Française werd hij in Rome tot persona non grata verklaard. Via Monaco en het Zwitserse Sierre kwam hij in 1935 in Nancy terecht. Daar doceerde hij kerkelijk recht aan het GrootSeminarie en genoot er veel aanzien. Collega’s in Limburg die actief betrokken waren bij de Limburgse Onderduikorganisatie hadden hem niet uit het oog verloren en al spoedig na de Duitse inval polsten ze hem of het mogelijk was vluchtelingen uit Nederland naar Zwitserland te helpen. Dat kon en begin 1941 kwam de lijn over Nancy tot stand. Lijn Père Timmermans Zeker zo'n 2500 vluchtelingen, waaronder Nederlandse verzetslieden en officieren, Engelandvaarders, bedreigde gijzelaars, geallieerde piloten en krijgsgevangenen reisden tussen 1941 en november 1943 via Maaseik of Maastricht over Virton en Longwy naar Nancy waar Timmermans (père Tim, zoals hij inmiddels bekend stond) hen opving, onderdak verschafte en van voedselbonnen en valse papieren voorzag. Vervolgens reisden ze in gezelschap van passeurs naar Belfort om na de grensrivier de Doubs overgestoken te zijn Zwitserland te bereiken.
Begin 1942 werd Timmermans in contact gebracht met de in Eindhoven woonachtige R.J.L. Wijnen. Met hem begon hij met het begeleiden van hoofdzakelijk joodse vluchtelingen naar Nancy. Eind mei of begin juni 1943 viel R. Wijnen in Duitse handen. [Arrestatie
Hoewel hij wist dat hij door de Gestapo werd geschaduwd zette Timmermans zijn illegale werk voort. Begin november 1943 werd hem dat noodlottig. Hij werd gearresteerd en kreeg drie jaar celstraf in de beruchte strafgevangenis van Rottenburg. Hij doorstond de martelingen, honger en ontberingen. Begin 1945 werd Timmermans door Franse troepen bevrijd. OnderscheidingVoor zijn moedige optreden werd hij op 17 februari 1951 onderscheiden met de Bronzen Leeuw
Sjang PEULEN. Sjang Peulen, de oude KUIPER van Neer en de verzetsman uit de Tweede Wereldoorlog kreeg in 1974, dus 29 jaar na de bevrijding, de hoge Franse onderscheiding: "Medaille des Passeurs" hem verleend door de Franse organisatie van ex-krijgsgevangenen. Toen de Duitser hier binnenvielen, heeft hij gezworen: "Ich zal ze de voot dwars zitte wo ich kin!" En dat deed hij. Maar vier mensen wisten wat voor gevaarlijk werk Sjang deed. Zijn buurman Sjang Naus en zijn vrouw, de Witte van Haelen (Hendrix van de Simca-garage) en Neer van de Ven uit Neeritter. Sjang Peulen heeft 27 Franse krijgsgevangenen opgevangen, gevoed, gekleed en door getransporteerd. Op de ONTSNAPPINGSROUTE van NoordLimburg naar Neeritter werd de kuiperij in Neer een vertrouwd baken, dat de vluchtelingen herkennen aan de tonnen en vaten, die altijd daar voor het gebouw lagen opgeslagen. Meer wisten ze niet. 's Avonds en 's nachts bracht Sjang zijn krijgsgevangenen met de fiets naar de boerderij van Neer van de Ven in Neeritter. Daar werden ze dan overgegeven aan het Belgische verzet en Sjang fietste de 20 km terug met 2 fietsen! Van af de tweede helft van 1943 werd in het huis van Peulen het illegale blad VRIJ NEDERLAND vermenigvuldigd en verspreid. Peulen had vier bodes lopen om met gevaar voor eigen leven deze illegale krant te verspreiden: Teun Sanders, Jan Vestjens, Tjeu Hanssen en Piet Peters. Daarnaast had Sjang Peulen nog contacten met het KNOKPLOEG KAMP in de bossen van BAARLO. Zijn zoon: "oze Jan", de jachtbouwer hielp mee. Bij de overval op het raadhuis van Neer haalde "oze Jan" daar de complete Burgerlijke Stand weg, alle persoonsbewijzen, stempels, zegels, van de gemeente Neer en alle schrijfmachinenes. Sjang Peulen, de vader dus, vervoerde de hele buit in eigen bedrijf gemaakte tonnen. Geen wonder dat Sjang Peulen, de LEEUW van NEER in de oorlog openlijk in het dorp werd aangeduid met; "DE NUTSTE' van NEER. Hij heeft die medaille waarlijk ten volle verdiend.
INVAL VAN DE DUITSE HITLER-LEGERS OP 10 MEI 1940. Op 10 mei 1940 werd 's morgens de eerste H.Mis opgedragen om 6 uur, zoals dat toen gebruikelijk was. Pastoor H.Obers was nauwelijks aan het H.Evangelie of de aanwezigen hoorden kanongebulder. De koster L.Verhaeg fluisterde de pastoor iets in het oor. "Ik acht het veel te gevaarlijk voor U de H.Mis voort te zetten nu de Duitsers geweld gebruiken" zei hij en daalde van het altaar af. We gingen allen bedrukt naar huis in bange afwachting. De pastoor werd gewaarschuwd, dat een Nederlands soldaat zwaar gewond in een bunker lag aan de Maas. Ondanks het vijandelijk vuur ging de pastoor er naar toe. Deze Nederlandse soldaat is de enige soldaat, die voor ons vaderland gesneuveld is hier in Neer en die op ons kerkhof begraven ligt. De weerstand van het Nederlandse leger aan de Maas duurde slechts kort. Er werd gemompeld dat er verraad gepleegd was. Enkele uren later kregen we hier in Neer INKWARTIERING. Er werd een krijt-teken naast de voordeur op de muur aangebracht als in een huis de inkwartiering geregeld was. Enkele uren later kwamen bij ons twee Duitse officieren. Zij kwamen net terug van het Poolse front en hadden gehoopt dat ze met verlof naar huis zouden kunnen gaan. Maar ze moesten naar Nederland, met tegenzin, zoals ze zeiden. En met een: "Uw koningin heeft ons toch niets gedaan.", verontschuldigden zij zich voor hun brutale aanwezigheid. Dat de kinderen soms niet goed begrepen wat er aan de hand was blijkt wel uit het volgende: De dochter van een inwoner uit Neer zei vol trots op school: "Mijn vader heeft de Duitsers het eerst begroet!" Dit was in het kort de eerste dag van de oorlog: 1940/45. Reeds vanaf de eerste oorlogsdag is er in Nederland en in Neer "VERZET" geweest. In het begin nog ongeorganiseerd. In het begin van de oorlog meenden de Duitsers dat zij met een bepaalde manier van zachtheid in hun optreden ons, Nederlanders voor hun doel zouden kunnen winnen. Toen dit niet lukte gebruikten zij in de laatste twee jaren hoe langer hoe meer geweld, maar ook daarmee bereikten zij hun doel niet, integendeel. Betreffende deze laatste oorlogsjaren wil ik U meer bijzonderheden geven over het NEERSE VERZET, voor zover mij bekend.
VOOREERST DE HULP AAN ONDERDUIKERS. In het begin moest ieder, waarvan bekend was bij de Duitsers dat hij verzetswerk deed, zelf maar zorgen voor een schuilplaats. Sinds het voorjaar van 1943 werd voor deze mensen meer en meer georganiseerd gezorgd. Hierbij kwamen ook de jongens en mannen, die gedwongen werden in Duitse oorlogs-industrieën te gaan werken. Vanuit de ILLEGALITEIT werd natuurlijk aangeraden niet in Duitsland te gaan werken, maar dan moest je ONDERDUIKEN. Dit is wel vlug gezegd, maar het bracht veel consequenties mee! Een onderduiker moest ook eten, gekleed gaan en als hij kostwinner was, moest hij zijn gezin thuis onderhouden worden. Soms moest hij een vals paspoort of een vals persoonsbewijs hebben enz. De onderduikorganisatie was zo goed georganiseerd dat voor alles gezorgd kon worden. Moesten
er valse paspoorten komen, dan kwamen ze er. Moesten er distributiekaarten komen, dan waren er knokploegen (K.P.'s) die distributiekantoren overvielen en alle soorten bonnen, die men nodig had, kwamen er. Moest er geld komen, dan was er een Nationale Steun Comité (N.S.C.) dat geld te leen vroeg aan rijke Nederlanders. Zo moesten in 1944 rond 400.000 onderduikers verzorgd worden in Nederland. In Neer waren toen meer dan 100 onderduikers. Indien iemand moest onderduiken kon hij een pasje halen bij het duikhoofd van zijn gemeente. Dit pasje (een blanco velletje papier) werd schots en scheef in tweeën gescheurd. Eén helft was voor de onderduiker en de andere helft ging naar het duikhoofd van de gemeente waar hij onderdook. Bij aankomst moesten de twee stukken natuurlijk in elkaar passen. Het was een eenvoudige maar doeltreffende manier om spionnen te weren. Had iemand geen pasje bij zich, dan kon hij niet geholpen worden. Uit het voorgaande volgt, dat hij niet geheim kon blijven, wie degene waren, die voor dit alles zorgden. Onze NSB-burgemeester wist niets van de mannen achter de schermen, ofschoon hij wel herhaalde malen aan de Duitsers geschreven heeft, dat hier in Neer veel onderduikers waren. (maar daarover later meer!) Voor deze zwijgzaamheid van de gehele Neerse bevolking nog gaarne achteraf onze HARTELIJKE DANK! Zij heeft een groot risico van ons afgehouden.
DE HULP AAN FRANSE KRIJGSGEVANGENEN EN GEALLIEERDE PILOTEN. Van de franse soldaten, die uit Duitse gevangenkampen konden ontvluchten, hebben velen hun vluchtroute gezocht door LIMBURG. Via Reuver-Beesel-Swalmen-over de Maas naar KesselNeer-Haelen- en aansluitend Maaseik-Luik, dat was voor de Fransen een route die hoe langer hoe meer bekend raakte en waar vele soldaten een goede herinnering aan bewaard hebben. Voor zover mij bekend, zij de eerste Fransen op 9 maart 1942 bij Wagemans (Goot) aangekomen. Na de nacht in de schuur geslapen te hebben, het waren er vijf, hebben wij dezen met proviand voorzien, langs binnenwegen richting Belgische grens geloodst. Wij hadden hun adressen genoteerd. Maar onze namen hebben we ze natuurlijk niet meegegeven. Na de oorlog hebben we, niet allen van deze, maar ook van velen die na hen gekomen zijn, ontroerende dankbrieven ontvangen. Hieruit lazen wij dat ze goed waren aangekomen in hun vaderland. Je kunt je voorstellen, dat als men iemand helpt in zo'n moeilijke omstandigheden, dat men dan graag wil weten of deze hulp tot een goede thuiskomst heeft geleid of daartoe bijdragen. Zo is het mij vergaan. Met de onontbeerlijke hulp van onze toenmalige postdirekteur, H.MOOREN, heb ik het risico genomen om een vals adres mee te geven met het verzoek bij aankomst te schrijven. Dit heb ik twee keer gedaan en beide keren heb ik een brief ontvangen, waarin zij meldden, dat "hun ziekte genezen" was. Beide keren was de brief door de Duitsers gecontroleerd (dat heet:GECENSUREERD). Dat was te zien aan de controlestempel van het "Obercommando der Weermacht" op de enveloppe. Onze veerman, JAN GERAETS, moest de mannen met zijn ROEIBOOT over de Maas zetten. Hij belde mij dat er een paar zakken meel waren aangekomen en ik wist dan genoeg! Vlug met de fiets naar de Maas, mijn auto hadden de Duitsers me al in 1940 afgenomen, de Franse soldaten de weg wijzen en ze dan thuis weer ontvangen. Toch waren er soms moeilijkheden, maar dan van materiële aard. Gewoonlijk kwamen deze soldaten in hun soldatenplunje aan, maar hen weer IN DEZE KLEDING het onbekende in sturen, zou voor hen praktisch zelfmoord zijn. Ze moesten er als gewone burgers uitzien, gaf de grootste kans op zelfbehoud en een goede thuiskomst. Daarom werd Neer op verschillende plaatsen gevraagd naar kleren. Velen hebben toen ook geholpen, maar het baatte niet genoeg: Er kwamen teveel Fransen! Ten einde raad werd de militaire kleding geverfd in blauwe verf en er begon een ruilsysteem, dat behoorlijk goed voldeed. In de tweede helft van de oorlog hadden de Engelsen en de Amerikanen hun oorlogsindustrie op topcapaciteit gebracht en werden steeds meer bombardementsvluchten op Duitsland uitgevoerd. Eerst alleen bij nacht, later toen de grote Amerikaanse z.g. VLIEGENDE FORTEN erbij kwamen, ook al bij daglicht. In Neer zeiden we dan: "Ze gaan bonbons uitstrooien in Duitsland!" Bij zulke vluchten werden ook wel vliegtuigen door het afweergeschut neergeschoten en dan probeerden de piloten zich met hun parachutes te redden. Daarna begon het gevaarlijke werk van PILOTENHULP. Vanuit Duitsland probeerden de piloten de Nederlandse grens te bereiken. 's Nachts verplaatsen zij zich te voet en overdag verborgen zij zich in bos en hei. Als zij de Nederlandse grens gepasseerd waren, was er wel de een of andere Nederlander die hen de weg wees naar een vertrouwde helper. Toen de Amerikanen overdag vlogen, was het erg moeilijk om de neergeschoten piloten uit de handen van de Duitsers te houden. Deze of hun handlangers zagen het vliegtuig natuurlijk ook naar beneden komen en meestal waren de Duitsers spoedig ter plaatse. Een geval zal ik vertellen. Dat is gelukkig nog goed afgelopen! Een Amerikaanse bommenwerper was overdag neergestort tussen NEER en BUGGENUM. Twee piloten waren op de een of andere wijze terecht gekomen bij de HAMMERMOLEN. Eén had zodanige verwondingen, dat hij naar het ziekenhuis gebracht moest worden.
Plotseling kwam PETER SCHNITZELER in grote haast bij me en zei: "Deze piloot moet gered worden!" Of ik hem al zei, dat dit onder deze omstandigheden en plaats en met zoveel belangstellenden veel te gevaarlijk was, deerde hem niet. Hij zei:" Zeg mij, waar ik hem heen moet brengen!" Ik zei het hem. Met PIET en HARRIE GERAETS werd afgesproken, dat zij een seizoen-of overjas van vader in de schop op de kar moesten leggen. Maar zij mochten niets aan hun ouders zeggen. Ik ging op de Eilandbrug staan, want van daaruit kon je onopvallend de hele omgeving afspeuren naar eventueel onraad en tevens kon je van daaruit de piloot zien aankomen. Opeens zag ik Jaques van " Potte Koup" (een jonge NSB-er, die niet erg snugger was, maar hierdoor des te gevaarlijk!) in volle vaart met de fiets aankomen. Hij zag me, stopte en vroeg me of ik wist waar de piloot terecht gekomen was. "Ik heb gehoord dat er een in de Maas is gevallen.", zei ik. Met vliegende vaart fietste hij naar de Maas. Hiermee was ik deze lastpost weer kwijt. Dit werd ook de hoogste tijd, want ondertussen had ik de piloot met Schnitzeler zien aankomen. De piloot schoot de overjas over zijn vliegeniersuniform aan en ik zei hem: "Volg mij maar op 50 meter afstand. "Op deze manier zouden de Duitsers mij toch niet kunnen verdenken, dat wij bij elkaar hoorden. We moesten immers in die tijd uiterst voorzichtig zijn. De ouders van de gebroeders Geraets hebben nooit iets van het voorgevallene gemerkt. Het was niet ver van de Friedese molen waar toen M.SCHIPPERS woonde. De piloot zou hier veilig zijn. Toen de Duitsers bemerkte dat hun prooi verdwenen was, zouden er, naar ik hoorde vertellen, huiszoekingen plaats vinden. Ik was toen thuis, maar eerst moest nog een Canadees naar zijn schuilplaats. Maar intussen had een Duitse soldaat een uitkijkpost betrokken hier bij ons op de driesprong. Ik moest proberen hem weg te lokken met dezelfde leugen over die piloot in de Maas. Nonchalant ging ik buiten een kijkje nemen. Ik zag "toevallig" de soldaat. Deze bleek om een praatje verlegen. Wij praatten enige ogenblikken over koetjes en kalfjes en ik vroeg hem terloops of er wat bijzonders was. Hij vertelde het me. Toen vertelde ik hem het verhaaltje waarmee ik ook de NSB-er was kwijt geraakt. Binnenkamers wachtte ik nu de komende dingen met spanning af. Daar voegden zich vier of vijf andere soldaten bij hem. Zij praatten enkele minuten onder elkaar en.....vertrokken. Vijf dagen later konden beide piloten vertrekken richting België. Zij hebben het einde van de oorlog in België moeten afwachten. Daarna konden zij naar Amerika of Canada huiswaarts keren. Dit heeft zich afgespeeld in december 1943. Natuurlijk zijn er meer spannende verhalen geweest in die tijd! Een canadees heeft na de oorlog zelf met behulp van Peter Schnitzeler zijn hele vluchtweg gereconstrueerd en op FILM vastgelegd. Eveneens in NEER. De Fransen en de piloten werden meestal gebracht naar "DE WITTE" in Haelen. (H.Hendrix garage). Een groepje Fransen, waarvan ik na de oorlog bericht van goede aankomst heb ontvangen, moesten zich in Beauraing, een bekend Maria-oord bij de Franse grens, in een bekend hotel melden. In dit hotel was de chef gevangen genomen en naar Duitsland gebracht, zijn hulp was door de Duitsers gefusilleerd (doodgeschoten). Dus moesten zij een ander onderkomen zoeken. HARRIE HENDRIX werd opgepakt en heeft in een Duits concentratiekamp het einde van de oorlog moeten afwachten. Hij is als een wrak teruggekomen. Je ziet, er was veel risico, maar men kon een nevenmens toch niet aan zijn lot overlaten. Dit lot zou in veel gevallen de dood betekent hebben.
ONZE (?) "NSB-BURGEMEESTER, of beter "SURROGAAT FRIJNS". Ik weet niet meer wanneer deze in Neer gekomen is. Feit is, dat hij zijn verandering van woonplaats niet behoefde in te schrijven, omdat hij steeds ergens anders in Zuid-Limburg is blijven wonen. Hij was alleen door de week hier (ook 's nachts), maar in de weekends was hij thuis in Zuid-Limburg. Hij was tijdens zijn verblijf in Neer in pension bij "de Lindeboom", waar in het voorzaaltje het "voedselbureau" was gevestigd. Voor de loketten bevond zich enige ruimte, waar de burgemeester zijn fiets 's avonds neerzette. Op een gegeven morgen bleek een band stuk. Het personeel van het voedselbureau werd ervan verdacht daar meer van te weten, want uit zijn houding kon men opmerken, dat hij dat personeel sindsdien nog meer negeerde dan voordien. Vanzelfsprekend was de illegaliteit argwanend, want hij was een NSB-er. Het duurde dan ook niet lang of wij kregen aanwijzingen dat hij na de officiële kantoortijd vaak overwerkte. Van de secretaris-ambtenaar W. GERAETS kregen we bericht, dat datgene wat hij in die overuren schreef te controleren was, omdat hij steeds nieuw carbonpapier gebruikte. Van toen af werden steeds zijn brieven, voor de Sicherheitsdienst bestemd, onderschept. Niet dat wij deze brieven achterhielden, dit zou toch binnen zeer korte tijd gemerkt worden. Maar wij zochten en vonden natuurlijk ook een veilige weg om alles tevoren te weten en toch de indruk te wekken, dat niets verraden was. W.Geraets zorgde ervoor, dat ik steeds de beschikking had over de nodige gemeente-enveloppen in verschillende maten. Van onze toenmalige postdirekteur, HENRI MOOREN, wist ik dat hij aan de goede kant stond. (Geen vriend van de Duitsers). Zodoende was het mogelijk de originele brieven 's avonds bij het postkantoor af te halen, thuis te openen, een afschrift ervan te maken en in nieuwe enveloppen te steken, die getypt werden met dezelfde soort typemachine en dezelfde lettersoort en daarna deze brieven dezelfde avond weer ter post te bezorgen. Meerdere brieven heb ik op deze manier moeten "behandelen". De inhoud van één dezer brieven wil ik jullie niet onthouden: Neer, 13-4-1944 Im Nachhang an unsere Unterhaltung vom 1-4-'44 habe ich die Ehre Ihnen unterstehend die Namen zu verziehen, wo gemäss den Äusserungen der hiesigen Bevölkerung Untertauchern Unterkunft verliehen werden soll. Silvrants P.J.J. no. 328 Vaessen L.A. no. 350 Brouwers W.H. no. 53 Boonen M.H. no. 119 Ich mache Sie darauf aufmerksam, dass diese Adressen mir bekannt wurden durch Äusserungen der hiesigen Bevölkerung. Tatsache ist jedenfalls dass es hier von Untertauchen wimmelt. Heil Hitler. Der Bürgemeister Frijns. An den Herrn Elsholz Sicherheitsdienst Wijkerbrugsingel, Maastricht. De afschriften heb ik na de oorlog bij het gerecht moeten overleggen. Toen de overkant van de Maas bevrijd was van de Duitsers is deze surrogaat burgemeester naar Neer "gesleept" als gevangene en hier werd hem een toepasselijk op rijm gesteld geschrift "ter begroeting" voorgelezen:
RIJMDICHT, voorgedragen bij de aankomst na de bevrijding in NEER van onze NSBburgemeester, door een onderduiker. Hooggeachte Burgervader Beter gezegd, landverrader. Wat gij nooit had kunnen dromen, Is nu over U gekomen. Zagen de burgers u vroeger niet hangen, Nu keken wij allen met vurig verlangen Uw komst tegemoet. Wél zijt gij stil uit ons midden verdwenen, Ach, vader, waarom gingt gij toch van ons henen? Begaf U de moed? Waarom toch toen uw haastig vertrek? Ontdekte gij toen pas het lek? Vader, uw schip maakte lang reeds slagzij, Het kwam in de vaart met een groot averij. Geen vaartuig is vertrouwd in woelige zee Onder het vernietigend motto: "Met oostenwind mee!" Vader, toen gij hier de scepter zwaaide, Met vrijheid en recht de boeren paaide, Scheen enkel in uw leven de overvloedszon Van spek en eieren zonder bon. 's Morgens waart gij vroeg uit de veren Om de burgers te imponeren. Vergat één van de lieden u eerbiedig te groeten, Een paar dagen later moest hij daarvoor boeten. Toch leefde gij in zorg voor uw dierbare braven; Voor hun veiligheid liet gij kuilen graven. Ook werd onder uw vaderlijk toezicht De luchtbeschermingsdienst opgericht. Had deze waakzame dienst niet bestaan, Voorzeker was het den burgers niet zo goed vergaan. Hooggeachtte mijnheer "TIES"........ Voor u is dit geval zeker zeer vies! Het getij nam zijn keer, Wij haalden u in NEER Om ons gemoed eens goed te luchtten. Voor uw lepe streken zult gij zuchtten, Wij hebben in de oorlogsjaren laten zien: In ons hart staat gegrift: "LANG LEVE WILHEMINA!"
ONZE ONDERGRONDSE SCHUILPLAATS en waarvoor deze zoal moest dienen. Begin 1944 werd in de tuin van Jos van Heugten (Goot) een grote ondergrondse schuilplaats gemaakt, omdat dikwijls RAZZIA-alarm gemeld werd. Deze schuilplaats was geschikt voor 10 à 15 personen. Als ik me goed herinner waren de afmetingen: 8m lang, 2½m breed en 2m hoog. Erboven was nog een grondlaag van 30 cm dik.Ook op het toegangsluik kwam deze laag aarde. Van buiten was er van deze schuilplaats niets te zien. Voor de luchtverversing dienden twee of drie kachelpijpen, die in een heg uitmondden, zodat deze ook niet te zien waren. Toen er eens een groot razzia-alarm gegeven werd, was deze schuilplaats helemaal vol mensen. Een van deze onderduikers was WILLY KINT, later beter bekend onder zijn schrijverpseudoniem: J.W. HOFWIJK. Deze moest toen veel hoesten, wij wisten niet waardoor. Maar om drie uur 's nachts wilde iemand weten hoe laat het was. De aangestoken lucifer ging direct uit. Wij probeerden nog eens en nog eens; steeds hetzelfde. Toen wisten wij het: er was ZUURSTOF TEKORT. Nu moet je weten, dat wij er altijd de hele nacht sliepen! In angst wachtten wij op de morgen, want wij konden van binnen uit het luik niet openen, het was te zwaar! De volgende dag werd direct gezorgd voor zeer dikke rioolbuizen, die door kantonnier JAC. EMONTS (Goot) bij de gemeente gehaald werden. Toen was de zuurstofvoorziening veilig gesteld. Toen de surrogaat-burgemeester "Ties" in aug./begin sept. '44 niet meer durfde te komen, was het eerste werk: het in veiligheid brengen van het bevolkingsregister van de gemeente. Dit werd in de schuilplaats verborgen. Men kon immers niet weten wat de Duitsers nog van plan waren en we hadden eerder al gehoord, dat deze registers in andere gemeenten door de Duitsers misbruikt waren om verdachten op te sporen. Niemand was toen meer veilig! Op een zekere dag begonnen de Duitsers éénmans-gaten te graven in de Steegstraat. Ze waren onze schuilplaats reeds tamelijk dicht genaderd. Voorzichtigheidshalve moest deze ontruimd worden. Het bevolkingsregister, de gegevens van de duikers-organisatie en ook een radio werden bij H.LOUISSE (Goot) op zolder verstopt. Die middag kwamen de Duitsers niet meer terug. Ons werk en de zorg waren tevergeefs geweest. Ofschoon het huis van Louisse bij de bevrijding zwaar beschadigd werd, is van de verstopte zaken practisch niets beschadigd geworden.
HET WEGHALEN VAN DE KLOKKEN. De Duitsers hadden reeds in 1942 een groot tekort aan metalen die dienen konden om oorlogstuig van te maken, zoals kanonnen, granaten, bommen, enz. Voor hen was de goedkoopste manier: in de bezette gebieden datgene weg te halen wat naar hun gading was. In dit geval moesten de KERK-KLOKKEN het ontgelden. Het deerde hen natuurlijk niet het minst, dat deze klokken gewijd waren en ter opluistering van de Eredienst gebruikt werden. Alleen die klokken moesten gespaard blijven, die op de monumentenlijst vermeld waren. Van deze klokkenroof in NEER heb ik stiekem een paar foto's gemaakt. De klokken werden niet door de Duitsers zelf weggehaald, maar door een Nederlands aannemersbedrijf, dat voor dit werk betaald kreeg. En voor geld wijken alle bedenkingen. Onze grote klok stond op de monumentenlijst en bleef dus hangen. Met het opblazen van de kerktoren kwam zij op het oude kerkhof terecht, schijnbaar onbeschadigd, maar bij een latere deskundige controle door de klokkengieterij Eysbouts te Asten, bleek er toch een onzichtbaar scheurtje in te zijn, waardoor de klank niet meer zuiver was. Het is jammer dat deze klok vervangen is door een klok van mindere kwaliteit.
OPLEIDINGSCURSUSSEN voor DUITSE MILITAIREN in het gebruik van MIJNEN. Deze cursussen werden gegeven in de jongensschool. De mijnen werden vlak naast ons huis in de tussenbouw aan de dorpsstraat gedeponeerd. niemand mocht erin komen. Er waren verschillende soorten mijnen aanwezig tot tankmijnen toe! De praktijkoefeningen werden gehouden op de Schans op het Eiland. Er waren explosieven om bomen te vellen. Zij werden als brede plooibare band rondom de boomstam bevestigd en tot ontploffing gebracht. Na zo'n oefening kon men dan een kort stompje boomstam zien staan als overblijfsel van de Duitse vernielzucht. Het doel van deze oefening was om de juiste methode te leren om wegen te versperren met behulp van bomen, die langs de weg stonden. In dezelfde tussenbouw kwamen enkele dagen vóór de bevrijding grote legertanks van de beruchte Totenkopf-tankdivisie. Deze soldaten met een doodskop op hun bivakmuts waren niets ontziende bruten. Meestal waren zij stomdronken. Gelukkig moesten zij overhaast wegrijden over de nog intakt zijnde spoorbrug in Buggenum, want daarna werd ook deze brug opgeblazen. De bruggen in Venlo en Roermond waren reeds opgeblazen.
RAZZIA van OKTOBER 1944. Dit was een zeer zwarte dag voor de Neerse bevolking. Op de meest barbaars wijze werden na de Hoogmis de mannen tot 60 jaar oud bij het verlaten van de kerk op het kerkplein verzameld en naar Duitsland vervoerd om de Duitsers te vervangen, die naar het oorlogsfront gestuurd werden. Tevoren was er nog nooit een razzia in NEER geweest. Ook was er nog niemand opgepakt of meegenomen. Maar nu sloegen de Duitsers toe. In veel dorpen en steden was het die dag hetzelfde tafereel. Die zondagmorgen stond de beruchte SS-er Nietsche om 6 uur bij ons voor de deur. Hij was alleen. Met schrik in het hart heb ik hem binnen gelaten. Hij kwam kwartier zoeken voor een bureau (kantoor). Ik was blij dat hij niet ergens anders voor kwam. Toch kreeg ik een bang gevoel, toen de kantoorbediende (een soldaat) in de kamer bleef rondslenteren en weinig aanstalten maakte om aan het werk te gaan. Mijn bang voorgevoel werd werkelijkheid, toen ik vanuit de kamer, mannen van de kerkmuur op de Steegstraat zag springen. Zij zochten ijlings een goed heenkomen richting Goot. De bureau-soldaat zag dat ook en vroeg: "Kijk eens! Doen de mensen dit vaker?" Ik wist wel beter, maar antwoordde: "Ja". Toen kreeg ik de dwingende opdracht niet naar buiten te gaan. Je kunt je voorstellen wat dit voor mij betekende. Nu had ik al zoveel mensen behulpzaam kunnen zijn bij het onderduiken en nu moest ik machteloos toezien. Behalve diegene die van de muur afsprongen, zijn er slechts enkelen geweest, die zich stiekem verwijderden. Ook SJENG THEELEN (Dorp) is dit gelukt en wel in vrouwenkleren. Eerst hield hij zich schuil in de toren. Toen kreeg hij van thuis vrouwenkleren en hij stapte met korte damespasjes naar huis. Maar hij kon dit klaarkrijgen, want bij toneel speelde hij vaak vrouwenrollen. In die tijd was hier in NEER "gemengd" toneel nog niet toegestaan. Eerst in mei/juni 1945 kwamen de mannen uit Duitsland terug. Hun familie had in die tussentijd taal noch teken van hen gehoord. Gelukkig zijn ze allemaal teruggekomen in NEER, min of meer gezond.
Hieronder volgt het verhaal van Dhr.SJRA THEELEN over de razzia: Sjra Theelen woonde in die tijd in het huis, waar thans bakkerij G.Timmermans gevestigd is. Normaliter ging hij 's zondags om 8 uur naar de kerk, maar op 8 oktober maakte hij daarop een uitzondering. Waarom? Sjra was een groot liefhebber van "kerboet" (balkebrij), die zijn vader (slager van zijn vak) zo bijzonder lekker kon maken. Om er eerder van te kunnen smullen ging Sjra niet naar de eerst H.Mis, om half zeven. Maar onder die Mis begon het gedonder al, al wisten we nog niet precies wat. Wel viel ons op dat pastoor Obers de rest van de Mis door pater van Enckevort liet doen. Na de Mis hoorden we dat men mannen wilde hebben om voor enkele dagen te werken. Aanvankelijk zijn er nog enkele ontkomen via de achterzijde van de kerk of doordat enkele "goede" Duitsers de mensen lieten gaan, zogenaamd om een deken te kunnen halen. Een aantal parochianen had zich in de kerk verscholen. Later kwam pater van Enckevort, die ook als tussenpersoon optrad, zeggen dat men op korte termijn de kerk zou komen doorzoeken en dat het dus niet veel zin meer had om te blijven. Men besloot het erop te wagen. Degenen die via de hoofdingang naar buiten gingen, werden meteen ingerekend en terwijl men daarmee bezig was en de aandacht even was afgeleid profiteerde een andere groep om via de zijingang (waar nu de devotiekapel is) naar buiten te glippen en over de muur rond de tuin van "Meester Spee" te springen. We werden beneden opgevangen door de huishoudster, die ons direct in de kolenkelder opsloot. Dat was rond tien uur. We zaten er met 13 personen, waaronder ook Sjeng Geelen, die later op de dag in vrouwenkleding, die hij via de huishoudster van Nel van Toon had gekregen,naar huis stapte. Via de keldergaten konden we op het kerkplein alle activiteiten rond de opgepikte dorpsgenoten blijven volgen. Sjra zat ongeveer 10 meter van zijn huis verwijderd, maar kon nog niet aan de kerboet. Voor de ouders was het een geruststelling te weten, dat hij niet weg was. Rond vijf uur in de middag was alles "veilig" en kwamen de opgeslotenen naar buiten om via de achtertuinen en paadjes naar hun huizen terug te keren. In de septemberdagen van 1944 gingen de Duitsers er plotseling toe over om ten westen van de Maas, voor zover zij er nog aanwezig waren, bij de boeren alle rundvee weg te halen. Ze dreven dat in enkele weilanden bijeen en gingen er toen op uit om "Männer" te vinden, die de koeien 's nachts naar Venlo zouden moeten drijven. Omdat niemand daarop bedacht was, konden ze de eerste keer gemakkelijk een aantal jongelui te pakken krijgen. Alle Ausweise werden ingenomen, zodat men altijd kon nagaan wie eventueel er tussen uit was gepiept. We spraken daarom af dat we bij elkaar zouden blijven en afwachten of we in Venlo weer konden terugkeren, zoals ons was beloofd. Dat er 's nachts veel koeien via zijwegen weer terugkeerden hoeft geen verwondering te wekken, want de stoet was zo langgerekt dat de begeleidende soldaten er geen overzicht op hadden. In Venlo waren we al blij dat we de Ausweise weer terugkregen en we te voet terug konden naar Neer. De wacht op de Maasbrug in Venlo was gewaarschuwd dat men ons zonder meer door kon laten. Deze veetransporten zijn voor veel mensen een mooie gelegenheid geworden om zich bij zo'n groep drijvers aan te sluiten om zodoende gemakkelijk naar de westzijde van de Maas te komen.
ONZE KERKTOREN. De Duitsers hadden op het eind van de oorlog de toren van de kerk met explosieven geladen. We wilden hem vóór hun terugtocht in de lucht laten springen. Een illegale organisatie had pastoor OBERS gevraagd de springstof te mogen verwijderen om daardoor de toren te sparen. De pastoor besprak dit met het kerkbestuur. Er werd besloten de lading NIET te laten weghalen en wel om de volgende reden: Er was een grote kans, dat de Duitsers aan de overzijde van de Maas nog enige tijd zouden standhouden. Als de Duitsers uit militaire overwegingen de toren (omdat het zo'n goede uitkijkpost was) vanaf de overzijde van de Maas zouden beschieten, dan was de kans erg groot, dat de bewoners van NEER rondom de kerk tevens het slachtoffer zouden worden. Dan zouden er
wellicht doden vallen. Deze verantwoordelijkheid durfde de pastoor niet te dragen. De toren werd dus door de Duitsers opgeblazen. Toch zijn er nog van de overzijde van de Maas veel granaten op de dorpskern afgevuurd, waarbij veel schade werd toegebracht aan de kerk en vele woonhuizen. Ons nog bijna nieuwe orgel werd gedeeltelijk gedemonteerd door de pastoor met behulp van kapelaan van Leipzig, de Eerw. Zusters, misdienaars en leerlingen van middelbare scholen. De orgelpijpen werden bij het missiekruis achter de kerk geborgen. De speeltafel bleek te ingewikkeld en was ook te zwaar. Bij het opblazen van de toren werd deze beschadigd en later ook nog door granaatvuur. Op verzoek van de pastoor is ook ons wondermooie, antieke Marianum enkele dagen voor de bevrijding naar beneden gehaald en ook bij het missiekruis neergezet. Omdat alle mannen tussen 16 en 60 jaar niet konden helpen uit angst anders door de Duitsers opgepakt te worden, werd dit zware werk door enkele oudere mannen volbracht. Het bleek allemaal erg moeilijk te gaan en enkele Duitse soldaten die aanwezig waren, zeiden: "Dit is toch allemaal niet nodig. Er kan toch niets mee gebeuren!" Mijn vrouw, die eens een kijkje ging nemen, bleef evenwel volhouden, dat het naar beneden moest! Toen mijn vrouw zelf een handje wilde helpen, wilden de Duitsers dit niet toestaan en ...... toen hielpen ze zelf flink mee. We mogen pastoor OBERS voor zijn initiatief dankbaar zijn, anders was er waarschijnlijk niet veel van overgebleven. Misschien nog minder dan van de gebeeldhouwde eiken communiebank uit de 17e eeuw, die zwaar beschadigd werd, omdat zij niet opgeborgen kon worden. De heiligenbeelden kregen een veilige plaats in de kelder onder de sacristie.
EVACUERING. Toen onze bevrijding twee dagen oud was, op 19 november 1944 begon de evacuering van alle bewoners die aan de Maaszijde van de Napoleonsweg woonden. Deze mensen moesten zich aan de Napoleonsweg verzamelen en zij werden met het Amerikaanse legerauto's vervoerd naar Roggel, Weert, enz. De familie Bongers-Titulaer met hun oom J.Geraets moesten op hun weg naar Weert bij ons schuilen vanwege het zware Duitse artillerievuur. Zij waren gehaast en zenuwachtig om toch maar niet te laat te komen. Midden onder het bombardement was er geen houden aan. Of ik al zei: "Wacht tot dit bombardement voorbij is!" Het baatte niet. In de buurt van Terstappen (Dorp) troffen hen de granaatsplinters. Veerman J.Geraets dood, Mevr. Bongers gewond. Ook J.Klerkx (Veurtje) was er bij. Ook hij overleefde het niet. De mijnen en explosieven, die de Duitsers overal verspreid geplaatst hadden om de geallieerde soldaten zo goed mogelijk opgespoord en bij het patronaatsgebouw opgestapeld. In een onbewaakt ogenblik gingen kinderen er spelen. Een zware ontploffing was het gevolg. Er vielen verschillende doden en gewonden. Tot zover het verhaal van de heer J.GERAETS.
AANVULLINGEN OP HET VERHAAL VAN DHR. J.GERAETS. 10 MEI 1940 Waren in de nacht reeds verscheidene malen ontploffingen in de verte waargenomen, omstreeks 4 uur werd de brug in Buggenum opgeblazen. Om 5 uur vlogen een groot aantal Duitse vliegtuigen op = 50 m hoogte boven de Maas tellingen, en legden een kunstmatige nevel boven de Maas. Tegelijkertijd vlogen grote formaties Duitse vliegtuigen op grote hoogte naar het Westen. De Maaskazematten in Buggenum schoten al vanaf 5 uur. In Neer gaven de kazematten omstreeks 7 uur het eerste vuur. Een kwartier lang hebben de Nederlanders het in deze gemeente uit te kunnen houden, doch onder inwerking van het Duiste artillerievuur werden na een kwartier de stellingen door de Nederlandse soldaten ontruimd. Omstreeks 3 uur staken de Duitsers nabij het veer de Maas over. Meer Noordelijk waren ze al ruim een half uur vroeger de Maas gepasseerd. Een vaandrig was nabij het veer met anti tankkanon blijven schieten tot zijn munitie was uitgeput. Aan de overzijde van de Maas vielen vele Duitsers. Omstreeks half negen kwamen de eerste Duitsers in de kom van de gemeente aan. Spoedig daarna begonnen de Duisters grote hoeveelheden manschappen en materiaal over de Maas te zetten. Voor dit doel werd aan de overzijde van de Maas een stuk weg verhard, terwijl gebruik gemaakt werd van een groot vlot, getrokken door een motorboot, vauit Duitsland aangevoerd. In de Maasstellinggen onder Neer viel slechts één dode, soldaat van Dinther welke in een gietstallen kazemat na bij de uitmonding van het afwateringskanaal, alleen bleef doorvechten en nog dezelfde dag aan zijn zware verwondingen overleed. Zijn lijk werd aanvankelijk bergraven naast de kazemat later werd het overgebracht naar het R.K.Kerkhof van Neer, terwijl enkele maanden later door de Neerse bevolking tesamen met de in Neer gestationeerde leden van de opbouwdienst een monument voor hem werd opgericht. Twee dagen aan een stuk duurde het geweldige troepentransport van de Duitsers over de Maas in Neer, welke troepen allen doortrokken in de richting Maaseijck - Weert. 24 Juni 1940 werden omstreeks, 2,05 uur v.m. op het gehucht de Waije 5 brisantbommen door onbekend vliegtuig afgeworpen. 2 woonhuizen werden aanmerkelijk beschadigd en één koe gedood. Enkele minuten later werden nog 3 brisantbommen uitgeworpen, welke echter geen schade veroorzaakten. Persoonlijke ongelukken kwamen echter niet voor. In mei 1940 werden van de personen, welke uit deze gemeente onder dd wapenen waren, niemand gedood of gewond. Allen keerden vrij spoedig terug. In 1941 bleek, dat grote aantallen hout, prikkeldraad, ijzeren en houten palen, vlechtdraad en dergelijke uit de versperring en stellingen aan de Maas waren ontvreemd. Op 14 juni 1941 maakte de burgemeester bekend dat deze zaken binnen 2 keer 24 uur aan het gemeente huis moest worden gebracht en bij het in gebreke blijven strenge straffen zouden volgen. De daders namen een het ander voor kennisgeving aan. Er werd niets ingeleverd. Met ingang van 1 januari 1942 werd aan Burgemeester H.J. Vennekens ontslag verleend wegens het bereiken van zijn pensioengerechtigde leeftijd. De vacature trok weinig liefhebbers. Tot september 1942 trad wethouder M.H. Boonen op als waarnemend - burgemeester en beleefde Neer zeer rustige tijden. Eind september 1942 arriveerde de N.S.B. burgemeester N.A. Fryns uit Heerlen. Deze wilde de wethouder Boonen ontslaan, daar deze weigerde een mandaat te tekenen
voor een door de gemeente aangekochte vlag. Fryns had een N.S.B.er uit een naburige gemeente op het oog, doch hiertegen werd door de commissaris der provincie Limburg bezwaar gemaakt. Overigens was de populariteit van de burgemeester niet zo groot. Naast andere voorvallen werfd o.m. herhaadelijk zijn handtekening op van gemeente aangebrachte publicatie uitgekrast of uitgebrand. Deze "baldadigheid" lokte een publicatie van de burgemeester uit, waarin hij de dader(s) ernstig waarschuwde en dreigde met strenge maatregelen. Ook deze publicatie werd niet met rust gelaten. Van de jaren 1941 en 1942 valt verder nog te vermelden, dat op Witte Donderdag van het jaar 1941 in Neer 's avonds om 11 uur 2 vliegtuigen naarbeneder storten, een Duitse jager en een Engelse bombardementsvliegtuig. De inzitenden werden bijna allen gedood. Het Engelse vliegtuig viel op de Bosheide en de Duitse jager in het veld onder het gehucht Keijsersbosch. Bij de wrakstukken van het Engelse vliegtuig werd door een Duitse patrouille een burger uit Roggel neergeschoten, welke daags daarna de wrakstukken wilde onderzoeken. In het zelfde jaar kwamen in Neer nog twee Engelse piloten terecht (eind augustus), een NieuwZeelander en een Canadees, welke beide krijgsgevangen werden gemaakt. In juli vielen nabij de Rijksweg een groot aantal bommen, waarvan er enkele ontploften. In augustus werden voorts nog tweemal bommen afgeworpen richtten aanmerkelijke schade aan. Persoonlijke ongelukken kwamen evenwel niet voor. 2 februari 1943 viel 's avonds op de Broekheide in deze gemeente een brisantbom zonder schade aan te richten. In de nacht van 30-31 augustus werden op de Broekheide een 100tal fosferen brandbommen uitgeworpen, waarvan er een aantal niet ontploften. De burgemeester vaardigde een verbod uit in de nabijheid van deze plaats te komen. Op 20 october 1943 vond er omstreeks 3 uur n.m. een lucht gevecht plaats in deze gemeente. Een Duitse jager stortte naar beneden en kwam terecht op Brumhold. De piloot kwam met parachute naar beneden. De parachute ging echter niet open, zodat deze werd gedood. OP 30 november stortte om half twee n.n. aan Amerikaans vliegtuig neer in Haelen. Twee van de inzittende piloten kwamen terecht in deze gemeente één werd gevangen genomen, de andere werd door de L.O. verborgen. De hele gemeente werd afgezocht door de Duitsers, doch er werd niets gevonden. De burgemeester spoorde op 1 december d.a.v. de gemeentenaren aan mede te helpen deze piloot op te sporen, hetwelk niet mocht gelukken. De andere piloot wist in het ziekenhuis te Roermond te ontkomen.
Radio's Op 27, 28 en 29 Mei 1943 werden in deze gemeente 170 radio's ingeleverd. De radio 's werden opgeslagen in de zaal van café "de Lindeboom". In de nacht van 29 op 30 Mei werden 5 toestellen uit deze zaal ontvreemd. De burgemeester deed op 31 Mei een bekendmaking, waarin hij de inwoners opwekte mede te werken aan het opsporen van de dader(s). Op 31 Maart 1944 werd de gemeente een zoengeld opgelegd van 1000,Dit moest op de bewoners worden verhaald, met in achtneming van de aanslag onkomstenbelasting. Het verhaal vonde echter willekeurig plaats op een 6 tal onwoners. 4 man moesten 200,en een 2 tal 100 betalen. In de nacht van 29 op 30 Mei 1943 stortte op Maaswijnaarden twee motoren neer van een Engels vliegtuig. Het vliegtuig zelf viel in Swalmen even over de Maas. Ineen boomgaard op Maas wijnraaden ontploften een zware bristanbom, terwijl een twede bom niet ontplofte.
Op 28 Januari 1944 werd in deze gemeente 276 kg. puntdraad door boeren ingeleverd. Op 17 Februari 1944 moest een Duits transportvliegtuig op Gerheggen een noodlanding maken. IN de nacht van 21 op 22 Mei 1944 vielen in deze gemeente 2 fos forbommen. Een na bij een woonhuis, waardoor begin van brand ontstond, welke kon worden geblust, en één op de Rijksweg welke zonder schade aan te richten geheel uitbranden. Op 22 Juni en 23 Juni 1944 werden diverse inwoners gesommeerd schuilgaten te maken langs de Rijksweg. Bijl en spa de moesten worden medegebracht. Op 2 September 1944 vonden in Buggenum diverse beschieting plaats van treinen door Amerika ansejagers. De burgemeester verliet die dag de gemeente en keerde niet meer terug. De volgende dagen trokken de Duitsers in grote getalen over de Rijksweg. Door de Duitsers weermacht was de gemeente een bevel gestuurd, dat op 6 September om 9 uur alle paarden uit gemeente van 4 - 15jaar in Roermond op het Wilhelminaplein, voorzien van goede halsters en halsterbanden moest ten worden aangevoerd. Dit bevel werd door een gemeente-arbeider op 2 September in Roermond afgehaald bij de Ortskommedant en pas 11 September geopend. Daar de burgemeester niet terugkeerde is het nooit uitgevoerd. Midden September begonnen de Duitsers in deze te roven. Verscheidene paarden, koeien en varkens werden meegenomen. O.M. ook een 180 tal rijwielen. Op 22 September moesten de Neerse inwoners gaan "Schansen" aan het afwateringskanaal. De Duitsers wilden in het kanaal bij de uitmonding aan de Maas een dijk aanbrengen en daardoor het water opstoppen. Slecht één persoon voldeed aan de oproep. Het werk werd onmiddelijk gestaakt. Op 1 October werden van twee boerderijen alle mannelijke personen door de S.D. opgepikt en weggevoerd, daar zij verdacht werden van partis anendiensten. Er bleek evenwel een vergissing in het spel te zijn en spoedig werden allen weer vrij gelaten. Op 2 October werden vanuit Neer een 152 tal stuks rundvee een groot aantal schapen en varkens door de Duitsers weggehaald. Neerse burgemeesters moesten het rundvee naar Venlo drijven. Een 5 tal beesten werden reeds in de gemeente afgemaakt, waarvan het vlees daags daarna ondere de inwoners werd verdeeld. Deze beesten waren terecht gekomen in de schuilgaten langs de weg en werden onmiddelijk door de dronken Duisters doodgeschoten. Van de 152 koeien kwamen er slechts 72 in Venlo aan. Neer had in September en October veel last van inkwartieringen en plunderingen. Op 8 October hadden hier razzi's plaats. Een aanval 1 op kerkgangers mislukte doordat de mannen allen door de sacristie de vlucht namen en van de hoge kerkmuur afsprongen. In totaal werden 40 personen uit deze gemeente deporteerd. Na de bevrijding keerden al deze personen terug.
De bevrijding De Duitsers bliezen op 14 November de toren van de kerk op. (zie relaas Hofwijk). Opgeblazen werden voorts de brug in de Rijksweg over de Neer, de brug over de Neer op Gendijk, idem nabij het Vrijthof. De brug over de Neerbeek van de Rijksweg naar Kinkhoven werd afgebroken. Op geblazen werd de brug over de beek op het Eiland. De duiker in de Rijksweg tussen Neer en Kessel werd eveneens vernield terwijl in deze omgeving een mijneveld werd gelegd. 16 November omstreeks 2 uren kwamen de Engelsen op Brumhold. De eerste tanks werden waargenomen op de weg Roggel-Helden. In de avonduren werd Brumhold vol mortieren gezet, in de avond 9-10, 15 uur begonhet mortiervuur in de richting Helden. In de morgenuren ginegn de Engelsen het Afwateringskanaal over. Op 16 November arriveerde in de middaguren de Engelsen in de gehuchten Bosheide en Kinkhoven. Patrouilles gingen de kom in, doch keerden direct weer terug. Op 17 November arriveerde de Engelsen in de kom omstreeks 3 uren. De Duitsers bleven echter zitten op de Bergerstraat en Hanssum. Zaterdags in de vroege morgen lieten de Duitsers de brug op Hanssum springen. In de nacht waren de Duitse troepen reeds in hoofdzaak over de Maas getrokken. (17 op 18 November). Zij hadden hierbij gebruik gemaakt van vlotten. Eerst hadden zij getracht vlotten te fabriceren van ijzeren en houten afrasteringpalen van weien. Deze zonken echter onmiddellijk. 18 November was Neer geheel en al van Duitsers gezuiverd. De Duitsers hadden bij hun aftocht nog een kabelleiding door de Neerbeek gelegd tot in het Leudal. Deze werd echter door de burgers direct na de bevrijding verbroken en kon dus nooit worden gebruikt. De O.D. leverde in Neer verdienstelijk werk door verscheidene Duitse spionnen te arresteren. Neer lag tot maart 1945 onder granaatvuur. De bewoners aan de oostzijde van de Rijksweg moesten alle evacueren. Deze evacuatie vond plaats op 27 november 1944. In de nacht van 26 op 27 november 1944 bombardeerden de Duitsers De Engelse Kanonnen op de Bosheide en in het Leudal. Ook vielen enkele bommen op Brumholt en aan de beek nabij De Rijksweg. Burgers werden niet gedood of gewond. Wel ontstond er hier en daar aanmerkelijk schade aan huizen. De kerk van Neer kreeg verscheidene zware treffers. Huizen werden totaal verwoest zwaar beschadigd licht beschadigd. 11 personen kwamen om door granaten, en 7 personen door mijnen. In januari 1945 kwamen bij een ontploffing van een tankmijn bij het Patronaat aan de Leudalweg 8 kinderen om het leven, waarvan 7 uit deze gemeente en 1 uit Beegden, terwijl 2 kinderen zwaar gewond werden en enkele licht gewond. Gedurende bezetting vonden 200 onderduikers in Neer onderdak. Razzia's zijn er feitelijke nooit geweest. De verzetsbeweging leverde goed werk, door de brieven van de N.S.B. burgemeester geadresseerd aan de S.D. te onder scheppen, de personen, welk bij een andere aangifte waren betrokken, te waarschuwen en de brieven dan weer door te sturen. Een gemeenteambtenaar leverde voor dit werk de nodige dienstenveloppen.