BIBF | Beroepsinstituut van erkende Boekhouders en Fiscalisten
INHOUD p. 1/ N eemt u een activiteit over, denk dan aan alle certificaten p. 4/ N ieuwe tarieven bij schenking van een onroerend goed in Vlaanderen p. 7/ D e programmawet van 10 augustus 2015 (3) – Investeringsaftrek voor digitale investeringen en andere maatregelen
Neemt u een activiteit over, denk dan aan alle certificaten
1. Voornamelijk bij bepaalde overdrachten van activa Enerzijds zijn de certificaten voornamelijk nuttig bij overdracht van activa (de zgn. «asset deals»), en in mindere mate bij overdracht van aandelen (de zgn. «share deals»). Bij een share deal verkoopt een aandeelhouder aandelen in een vennootschap, zodat de vennootschap en balans van eigenaar wisselen. De vennootschap krijgt nieuwe aandeelhouders, maar de onderliggende onderneming blijft doorgaans dezelfde. Dit is anders bij een asset deal, waar de vennootschap zelf bepaalde activa (en eventueel passiva) overdraagt, zodat slechts bepaalde elementen van de balans overgaan naar de overnemer. Dit verschil in voorwerp heeft een duidelijke impact op de uitwerking van de verkoop. Bij een overdracht van activa dient men rekening te houden met de re-
1
gels voor elk afzonderlijk actief.1 Een centrale vraag is dan of ook (en welke) bepaalde passiva mee worden overgedragen. Omdat dit de fiscus treft, geniet die bij asset deals een bijzondere bescherming. Certificaten zijn dan voor de koper dé manier om zich af te schermen. Bij een overdracht van aandelen moet men zich ervan bewust zijn dat het hele passief van de vennootschap in principe mee overgaat. Daar tegenover staat dat de overdracht van aandelen in principe zonder verdere formaliteiten verloopt. Omdat de rechten van de fiscus hier minder bedreigd zijn, geniet hij geen bijzondere bescherming. Hier zijn de certificaten nog wel nuttig voor de koper, maar eerder als een bron van informatie. Anderzijds zijn de certificaten niet relevant bij elke asset deal. Er moet immers sprake zijn van de overdracht van een handelsfonds, zijnde een geheel van goederen, samengesteld uit elementen die het behoud van het cliënteel mogelijk maken, en die voor de uitoefening van een beroep worden aangewend. Het voorwerp van de overdracht bepaalt dan ook of de certificaten nuttig zijn, zoals hierna duidelijk wordt. De meest eenvoudige asset deal is de overdracht van één concreet goed, zoals de verkoop van een kantoor1
Voorbeelden zijn legio: voor de verkoop van een onroerend goed is een authentieke akte vereist, bij overdracht van schuldvorderingen is kennisgeving aan de gecedeerde schuldenaar vereist, verplicht bodemattest bij de overdracht van gronden, …
P a c i ol i N r . 411 B I B F - I P C F / 5 ok tob er – 18 ok tobe r 2 0 1 5
P 309340 – Afgiftekantoor 9000 Gent X – Tweewekelijks – Verschijnt niet in de weken 28-36
In deze bijdrage staan we kort stil bij de certificaten m.b.t. fiscale en sociale zekerheidsschulden die vaak worden gevraagd bij de overdracht van een handelsfonds. Deze certificaten zijn belangrijk voor de overnemer om te vermijden dat hij hoofdelijk aansprakelijk is voor fiscale en socialezekerheidsschulden van de overdrager. Hoewel het bestaan van een aantal van deze certificaten relatief goed gekend is, loont het om kort enkele aandachtspunten te herhalen die in de praktijk vaak over het hoofd worden gezien.
meubel. Aan die verkoop komen dus geen certificaten te pas. Aan het andere uiteinde van het spectrum staat de mogelijkheid een «bedrijfstak»2 of «algemeenheid» van het vermogen van een vennootschap over te dragen.3 Deze twee pistes leunen sterk aan bij de share deal, omdat het uitgangspunt daar is dat zowel de activa als passiva van een (deel van de) vennootschap worden overgedragen. Contractueel wijkt men hier wel vaak van af, door overeen te komen dat slechts een limitatieve lijst van activa of passiva (niet) worden overgedragen Hierbij kan evident cliënteel overgaan, maar er moet rekening worden gehouden met een bijkomende dimensie.
dragen6 en sinds kort ook alle Vlaamse belastingschulden7. Verkort verwijzen we hier verder naar als alle «fiscale en sociale schulden». De meest eenvoudige bescherming van de fiscus en de RSZ-administratie is dat ze in kennis moet worden gesteld van de overdracht van het handelsfonds. Deze kennisgeving gebeurt aan de hand van een voor eensluidend verklaard afschrift van de overeenkomst tussen overdrager en overnemer. Van zodra de kennisgeving aan de administratie is gebeurd, zijn de fiscale en sociale schulden in twee fasen onderworpen aan een bijzonder regime : x mei
Een laatste hypothese, is de overdracht van een handelszaak. Daar zijn de certificaten altijd nodig. Verder in deze bijdrage zullen we daarom steeds uitgaan van dit typevoorbeeld. Wat een handelszaak juist is, wordt niet gedefinieerd door de wet. Het is daarom van cruciaal belang om contractueel vast te leggen wat er precies wordt overgedragen. Die contractuele vrijheid maakt de positie van de koper en de verkoper interessant, maar houdt tegelijk een duidelijk risico in voor derden en in het bijzonder voor de betrokken schuldeisers.
2. De fiscale en sociale risico’s voor de overnemer De overheid is zelf een belangrijke schuldeiser van de meeste ondernemingen. Het is die positie als schuldeiser die in de wetgeving wordt beschermd. Wat men daarbij wil vermijden is dat een vennootschap met fiscale of sociale zekerheidsschulden haar handelsfonds verkoopt, waardoor het volledige onderpand voor haar schulden verdwijnt. Gelet op de vergaande gevolgen van deze beschermingsregels, dienen zowel overnemer als overdrager bij een overdracht van een handelsfonds er rekening mee te houden. De mechanismes die hieronder worden besproken zijn van toepassing op elk type van overdracht. Het gaat dan niet alleen over een overdracht in eigendom, maar bijvoorbeeld ook over een overdracht van het vruchtgebruik. Ook naar voorwerp zijn de mechanismes ruim. Er bestaat een analoge regeling voor inkomstenbelastingen4, btw5, socialezekerheidsbij-
2
Een «bedrijfstak» wordt gedefinieerd als een geheel dat op technisch en organisatorisch gebied een autonome activiteit uitoefent en op eigen kracht kan werken (art. 680 W.Venn.).
3
Dit is een zgn. «algemeenheid van goederen» (art. 678 W.Venn.).
4
Artikel 442bis WIB 1992.
5
Art. 93undecies B WBTW.
2
31 mei
Niet-tegenwerpelijkheid
1 juli
Hoofdelijkheid
In een eerste fase is de overdracht van een handelsfonds niet tegenwerpelijk aan de administratie. Deze fase begint bij de kennisgeving en loopt tot het verstrijken van de daaropvolgende maand. Gedurende deze periode kan de administratie handelen alsof de overdracht nooit is gebeurd en kan zij bijvoorbeeld beslag leggen op de activa van het handelsfonds, zelfs al zijn die ondertussen eigendom van de overnemer. In een tweede fase is de overnemer van het handelsfonds hoofdelijk aansprakelijk voor de fiscale en sociale schulden van de overdrager. De administratie kan dan naar keuze de overdrager of de overnemer aanspreken. Belangrijk is dat deze hoofdelijke aansprakelijkheid ook geldt voor schulden die ontstaan in de periode tussen overname en de datum waarop de niet-tegenstelbaarheid t.a.v. van de bevoegde instanties verstrijkt. Deze hoofdelijkheid geldt in theorie zonder beperking in de tijd, maar haar omvang wordt op twee manieren beperkt. De aanvang van de hoofdelijkheid geldt in beide gevallen als referentiepunt. Enerzijds is de overnemer slechts aansprakelijk voor de schulden die op dat ogenblik bestaan. Anderzijds is zijn hoofdelijke aansprakelijkheid geplafonneerd tot het bedrag dat hij op dat ogenblik al heeft betaald aan de overdrager. Hier wordt vaak op ingespeeld door in een eerste schijf een symbolische euro te betalen, waarna men met het saldo wacht totdat de hoofdelijkheid een aanvang heeft genomen.
6
Artikel 41quinquies RSZ-wet van 27 juni 1969 en artikel 16ter KB nr. 38 inzake sociaal statuut der zelfstandigen van 27 juli 1967 (werknemers).
7
Art. 3.12.1.0.14 Vlaamse Codex Fiscaliteit (meer specifiek gaat het om onroerende voorheffing, leegstandbelasting, BIV, registratiebelastingen, …).
P a c i ol i N r . 411 B I B F - I P C F / 5 ok tob er – 18 ok tobe r 2 0 1 5
Bovendien is de regeling niet van toepassing als er gebruik wordt gemaakt van de specifieke wettelijke procedure van het Wetboek van Vennootschappen voor de inbreng van bedrijfstak of algemeenheid. Volgt men deze procedure, dan is de overdracht net als een fusie of splitsing tegenwerpelijk aan schuldeisers – ook de fiscale en sociale. De overnemer is dan hoe dan ook gehouden de fiscale en sociale schulden te betalen. Let wel : het is alleen bij toepassing van deze (in de praktijk uitzonderlijke) procedure dat het bijzondere regime voor fiscale en sociale schulden vervalt. Verkiest men om geen gebruik te maken van deze procedure, dan is er geen algemene tegenwerpelijkheid en worden de fiscale en sociale certificaten wel weer relevant. Ondanks deze beperkingen, kan het kostenplaatje al zeer snel oplopen en loopt de overnemer het risico dat hij uiteindelijk veel meer betaalt dan de prijs voor het handelsfonds. Daarbij komt nog dat de overheid eerder geneigd zal zijn om de overnemer aan te spreken, aangezien deze vaker over een «gezonder» vermogen zal beschikken dan de nalatige overdrager, die daarnaast ook nog andere schuldeisers heeft.
3. Het nut van de certificaten De beste garantie voor de overnemer van het handelsfonds om een uitvoering in de eerste maanden, en de hoofdelijke aansprakelijkheid nadien, te vermijden, is de zekerheid dat er bij de overdracht geen fiscale en sociale schulden zijn. In de praktijk vraagt men daarom vóór de overdracht aan de betrokken administraties om te attesteren dat er op dat ogenblik geen dergelijke schulden zijn. Voegt men deze certificaten vervolgens bij de kennisgeving van de overdracht aan de administratie dan, zijn de genoemde beschermingsmechanismes niet van toepassing. Momenteel bestaan er vijf verschillende certificaten die zo worden uitgereikt : – het attest voor de inkomstenbelastingen; – het attest voor de btw; – het attest voor de werknemers- en werkgeversbijdragen (RSZ); – het attest voor de sociale zekerheid voor zelfstandigen (RSVZ); en – het attest voor alle Vlaamse belastingen (concreet : onroerende voorheffing, BIV, leegstandbelasting en registratiebelastingen). De administratie zal dan een attest uitreiken, waarin staat aangegeven of er schulden zijn op de dag van de aanvraag. De bevoegde administraties zijn verplicht het attest te weigeren of uit te reiken binnen een termijn van dertig dagen na de aanvraag. Een daarmee conflicterend probleem is dat de certificaten
3
maar voor een beperkte periode geldig zijn. Het vergt een zekere ervaring en aanvoelen bij de betrokken administraties om ervoor te zorgen dat alle certificaten er zijn en nog geldig zijn op het ogenblik van de overdracht. Administratieve achterstanden en een verschil in snelheid tussen de verschillende administraties maken dit probleem er niet eenvoudiger op. De eerste drie certificaten zijn in de praktijk relatief goed gekend, maar een klassieke waarschuwing is : «Denk aan het vierde certificaat». Het vierde certificaat (m.b.t. de sociale zekerheidsbijdragen van zelfstandigen) is een vaak voorkomende vergetelheid bij de overdracht van een handelsfonds. Men redeneert immers dat de vennootschap nog nooit een beroep heeft gedaan op zelfstandige dienstverleners en dat het relevante socialezekerheidsregime dan ook niet van toepassing is. De relevante wetgeving toont echter aan dat dit certificaat vaker nodig is dan gedacht. Een zelfstandige is naar Belgisch recht «ieder natuurlijk persoon, die in België een beroepsbezigheid uitoefent uit hoofde waarvan hij niet door een arbeidsovereenkomst of door een statuut verbonden is»8. Wie is aangesteld als ‘mandataris in een vennootschap’ of ‘wie zich met een exploitatie of met verrichtingen van winstgevende aard bezighoudt’, wordt echter ook vermoed een zelfstandige activiteit uit te oefenen. De vennootschap waarvoor zij optreden is bovendien mee aansprakelijk voor de bijdragen die zij moeten betalen en naar die bijdragen vergeet een geïnteresseerde overnemer vaak te informeren. Het is voor de bijdragen van deze bestuurders en zaakvoerders dat men een vierde attest moet opvragen. Recent wordt daar steevast een volgende waarschuwing aan toegevoegd voor het vijfde certificaat. Dit laatste attest dekt alle Vlaamse belastingschulden en is nog niet zo lang geleden ingevoerd. Reden hiervoor is de bevoegdheidsoverdracht van federaal niveau naar regionaal niveau m.b.t. de onroerende voorheffing, registratiebelastingen en BIV. Ook dit attest is minder goed ingeburgerd en wordt soms over het hoofd gezien. Ten slotte is het belangrijk dat men het juiste attest heeft voor de bijhorende schuld. De administraties aanvaarden immers enkel het «officiële attest» voor de schulden waarvoor zij bevoegd zijn. Het attest voor de fiscale schulden van de federale overheid zal bijvoorbeeld niet als bewijs aanvaard worden door de Vlaamse administratie. Ook andere attesten, brieven of documenten die zouden bewijzen dat er geen schulden zijn, worden niet aanvaard. 8
Art. 3, § 1 KB nr. 38 inzake sociaal statuut der zelfstandigen van 27 juli 1967.
P a c i ol i N r . 411 B I B F - I P C F / 5 ok tob er – 18 ok tobe r 2 0 1 5
4. Het belang van een goede overeenkomst Uit al deze regels en tips, blijkt het belang van een grondige due diligence bij overname van een handelsfonds – met de hulp van een economische beroepsbeoefenaar – en de doordachte opmaak van de uiteindelijke overeenkomst – met de hulp van een jurist of advocaat die bedreven is in de materie.
diligence door te voeren. De mogelijkheden voor de overnemer om na de overdracht nog een schadevergoeding te vragen, kunnen daarop drastisch worden ingeperkt.
Zo is men zo goed als mogelijk op de hoogte van het bestaan van fiscale of sociale zekerheidsschulden. Zijn die er, dan is het belangrijk hen te ondervangen in de overeenkomst. Beweert de overdrager geen schulden te hebben, moet er een verklaring in die zin (met bijhorende garanties en zekerheden) worden opgenomen in de overeenkomst.
Wat betreft de certificaten zelf zal het belangrijk zijn om duidelijk te communiceren tussen partijen wie de nodige certificaten aanvraagt. Vaak gebeurt dit door de overdrager, die daarmee de waarde van zijn handelsfonds probeert op te krikken, maar de overnemer kan ook voorstellen zelf de certificaten aan te vragen. Als hij een certificaat kan voorleggen is dat uiteraard in zijn voordeel, maar men vermijdt best dat het bekomen van een certificaat wordt opgenomen als een uitdrukkelijke verbintenis. Dit alles wordt best bij aanvang van de onderhandelingen contractueel vastgelegd.
De overdrager aan de andere kant kan voorstellen om een clausule op te nemen die stelt dat de overnemer de mogelijkheid heeft gehad om een grondige due
Gwen BEVERS, Joost VAN RIEL en Wout DE COCK Advocaten verbonden aan het kantoor Schoups
Nieuwe tarieven bij schenking van een onroerend goed in Vlaanderen Inleiding Recent heeft de Vlaamse regering een akkoord bereikt over de nieuwe tarieven die verschuldigd zullen zijn bij het schenken van een onroerend goed vanaf 1 juli 2015 (decreet van 3 juli 2015 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2015, BS 15 juli 2015). De huidige schenkingstarieven, die in bepaalde gevallen oplopen tot 80 %, werden door minister Turtelboom omschreven als «bijna onteigening». De tarieven werden dan ook fors verminderd teneinde schenkingen van onroerend goed in Vlaanderen te stimuleren.
Op wie is de schenkbelasting van toepassing ?
Gaat het om een niet-rijksinwoner dan is de kwalificatie van het onroerend goed bepalend : het goed moet gelegen zijn in Vlaanderen.
De nieuwe regeling Wat blijft behouden ? – Het tarief blijft afhankelijk van de graad van verwantschap tussen de schenker en de begiftigde. – Het tarief stijgt nog steeds progressief en hangt af van de waarde van het onroerend goed. – Het progressievoorbehoud wordt in stand gehouden zodat voor de bepaling van de tarieven rekening wordt gehouden met de schenkingen die binnen de drie jaar hebben plaatsgevonden tussen dezelfde personen.
Wat wordt gewijzigd ?
Wanneer het gaat om een rijksinwoner is de kwalificatie van de persoon bepalend : gedurende de 5 jaar voorafgaand aan de schenking moet hij (de schenker) het langst in Vlaanderen hebben gewoond.
4
De Vlaamse Regering heeft de ganse regeling op drie punten gewijzigd en vereenvoudigd : – De tarieven zijn verlaagd. – Er zijn maar 2 tariefcategorieën meer. – Het aantal tariefschijven is verminderd. P a c i ol i N r . 411 B I B F - I P C F / 5 ok tob er – 18 ok tobe r 2 0 1 5
Opgelet : U heeft zelf de keuze om te kiezen voor deze nieuwe tarieven of voor het verminderd tarief indien het gaat om de schenking van een bouwgrond. Afhankelijk van de graad van verwantschap en de waarde van de bouwgrond kan in het ene geval het nieuwe tarief voordeliger zijn en in het andere geval het verminderd tarief. Noteer dat de schenkbelasting wordt berekend per schenker en per begiftigde. De nieuwe tarieven zien er voor het Vlaamse Gewest als volgt uit : Vlaams Gewest Gedeelte van de schenking (in € per begiftigde)
Tarief Rechte lijn en tussen partners
Alle anderen
0 tot 150 000
3 %
10 %
150 000 tot 250 000
9 %
20 %
250 000 tot 450 000
18 %
30 %
Boven 450 000
27 %
40 %
In dat geval moet de begiftigde binnen de 3 jaar dit attest bekomen en een geregistreerde huurovereenkomst afsluiten. Opmerking : het is mogelijk dat de schenker zich het vruchtgebruik heeft voorbehouden. In dat geval volstaat een huurovereenkomst afgesloten door de schenker die voldoet aan bovenvermelde voorwaarden. Wordt de huurovereenkomst voortijdig beëindigd (wat bij de Vlaamse Belastingdienst dient gemeld te worden), dan heeft u als verhuurder 6 maanden de tijd om een nieuwe huurovereenkomst af te sluiten en alzo toch nog uw 9 jaar te halen. Noteer ook dat het verlaagd tarief wordt bekomen door een teruggave. Het verlaagd tarief ziet er als volgt uit : Vlaams Gewest
Tarief voor de schenking van gebouwen die onderworpen zijn aan een energetische renovatie of gebouwen met conformiteitsattest die verhuurd worden De Vlaamse Regering heeft ook actief ingezet op vergroening en op milieu. In dat kader heeft zij een verminderd tarief ingesteld voor energievriendelijke woningen. In tegenstelling tot de algemene regeling (woonplaats schenker) zoals hoger beschreven, moet het onroerend goed hier wel in het Vlaams Gewest gelegen zijn. De idee is dat op die manier een deel van de investering van de energievriendelijke renovatie kan worden terug gewonnen via het verlaagde tarief. Deze werken dienen dan wel binnen een periode van 5 jaar na de schenking uitgevoerd te worden door een geregistreerd aannemer en dienen minstens 10 000 euro te bedragen exclusief btw wat dient bewezen te worden aan de hand van de facturen. Ook voor huurwoningen die een conformiteitsattest kunnen voorleggen en die verhuurd worden voor een duurtijd van minstens 9 jaar zullen deze verlaagde tarieven gelden. Ook hier moet het onroerende goed in het Vlaamse Gewest gelegen zijn.
5
Gedeelte van de schenking (in € per begiftigde
Tarief Rechte lijn en tussen partners
Alle anderen
0 tot 150 000
3 %
9 %
150 000 tot 250 000
6 %
17 %
250 000 tot 450 000
12 %
24 %
Boven 450 000
18 %
31 %
Abattement gehandicapte personen Ten slotte is er ook een vrijstelling voorzien voor gehandicapte erfgenamen. Het bedrag van de vrijstelling voor gehandicapte erfgenamen wordt bepaald door zijn leeftijd en door de tariefcategorie van rechtverkrijgenden waarvan hij deel uitmaakt. De vrijstelling hangt niet af van het erfdeel en wordt «aan de voet van het tarief» toegepast, dus eerst op de laagste schijven. Hat abattement wordt als volgt berekend : – rechte lijn : € 3 000 x cijfer aangeduid volgens de leeftijd van de begunstigde; – buiten rechte lijn : € 1 000 x cijfer aangeduid volgens de leeftijd van de begunstigde.
P a c i ol i N r . 411 B I B F - I P C F / 5 ok tob er – 18 ok tobe r 2 0 1 5
Bepaling van het cijfer cijfer
Wanneer we vergelijking maken met de andere gewesten dan vallen volgende zaken ons op :
Leeftijd begunstigde
Vlaanderen Brussel Wallonië
18
≤ 20
17
> 20 – 30
Aantal categorieën
2
4
4
16
> 30 – 40
Totaal aantal tariefschijven
8
21
24
14
> 40 – 50
13
> 50– 55
11
> 55 – 60
27 % 40 %
30 % 65 %
30 % 65 %
9,5
> 60 – 65
40 %
70 %
70 %
8
> 65 – 70
6
> 70 – 75
Maximum tarief – rechte lijn – broers/zussen en halfbroers/halfzussen – ooms/tantes en neven/nichten – andere personen
40 %
80 %
80 %
4
> 75 – 80
2
> 80
Het abattement wordt enkel toegekend in geval van onroerende schenking en is éénmalig tussen eenzelfde schenker en eenzelfde begunstigde.
We zien dus dat, zeker wat de maximumtarieven betreft, de verschillen heel erg uit elkaar lopen en het voor een Brussels of Waals rijksinwoner de moeite begint te lonen om te overwegen naar Vlaanderen te verhuizen indien hij een belangrijk vermogen aan onroerend goed wenst te schenken.
Vergelijking met de andere gewesten
Vergelijking met de successierechten
Het is duidelijk dat Vlaanderen met deze regeling het voortouw neemt in België omtrent de vereenvoudiging en betaalbaarheid van de schenkingsbelasting op onroerend goed.
Het is duidelijk dat deze nieuwe tarieven ook voor de planner een nieuw en belangrijk gegeven worden. Kijken we even naar het verschil tussen de schenkbelasting en de successierechten.
Schenkbelasting
Successiebelasting
Rechte lijn
Andere
Rechte lijn
Broers en zussen
Andere
0 – 50 000
3 %
10 %
3 %
30 %
45 %
50 000 -75 000
3 %
10 %
9 %
30 %
45 %
75 000 – 125 000
3 %
10 %
9 %
55 %
55 %
125 000 – 150 000
3 %
10 %
9 %
65 %
65 %
150 000 – 250 000
9 %
20 %
9 %
65 %
65 %
250 000 – 450 000
18 %
30 %
27 %
65 %
65 %
Meer dan 450 000
27 %
40 %
27 %
65 %
65 %
Deze tabel toont duidelijk aan dat schenken van onroerend goed altijd veel goedkoper zal zijn dan later vererven.
Besluit Deze wetswijziging kan alleen maar toegejuicht worden. Naast de eenvoud van toepassing die ze met zich meebrengt, wordt ze ook niet meer aangevoeld als een regelrechte inbeslagname van een deel van uw vermogen, zeker als u wenst te schenken buiten de rechte lijn. Het is ook duidelijk dat het verschil met de andere gewesten enorm oploopt waardoor fiscale shopping naar Vlaanderen zeker overwogen zal worden door
6
Brusselaars en inwoners van het Waalse Gewest met een belangrijk onroerend vermogen. Wat Vlaanderen betreft zal het zeker voor de collega’s onder ons, die met successie- en vermogensplanning bezig zijn, interessant zijn om ook de oefening van de schenking versus legateren te bekijken in het kader van een familiale planning. Wij vermoeden dan ook een belangrijke revival van de schenking van blote eigendom met voorbehoud van vruchtgebruik.
Rudi MATTHEUS Erkend boekhouder-fiscalist BIBF AXIS Finance
P a c i ol i N r . 411 B I B F - I P C F / 5 ok tob er – 18 ok tobe r 2 0 1 5
De programmawet van 10 augustus 2015 (3) – Investeringsaftrek voor digitale investeringen en andere maatregelen In dit derde artikel over de programmawet van 10 augustus 2015 (BS 18 augustus 2015) bespreken we de investeringsaftrek voor digitale investeringen en de wijzigingen inzake de werkbonus, intercommunales en de belastingvermindering voor pensioenen en vervangingsinkomsten. De zgn. kaaimantaks en karaattaks en de wijzigingen aan de fiscale aftrekposten voor banken en verzekeringsondernemingen komen niet aan bod, omdat die voor de doorsnee boekhoudpraktijk niet of slechts heel uitzonderlijk relevant zullen zijn.
wone investeringsaftrek2 plus 10 procentpunten, d.i. 13,5 % voor het aanslagjaar 2016.
De investeringsaftrek voor bepaalde digitale investeringen
Het belastingkrediet voor lage lonen of ‘fiscale werkbonus’ is een fiscale korting die bestaat uit een percentage van de werkbonus inzake RSZ-bijdragen of ‘sociale werkbonus’. De regeling werd de laatste jaren al een aantal keren gewijzigd. De regering-Di Rupo had eerst beslist om het percentage van het belastingkrediet geleidelijk te verhogen en de regering-Michel heeft dan met de programmawet van 19 december 2014 wijzigingen aangebracht aan de timing van de inwerkingtreding. Na de laatste wijziging bedroeg de fiscale werkbonus 14,40% van de sociale werkbonus, met een maximum van 200 euro, en die zou vanaf 1 januari 2016 stijgen tot 25,91% met een maximum van 360 euro en vanaf 1 januari 2019 tot 31,66% met een maximum van 440 euro.
Verhoogde investeringsaftrek voor eenmanszaken en vennootschappen Er wordt een nieuwe verhoogde eenmalige1 investeringsaftrek ingevoerd, voor vennootschappen die klein zijn volgens de criteria van art. 15 W.Venn. (art. 201, nieuw tiende lid WIB 1992), en natuurlijke personen die op overeenkomstige wijze aan die criteria beantwoorden, voor het aanslagjaar dat verbonden is aan het belastbaar tijdperk waarin de activa zijn verkregen of tot stand gebracht (art. 69, § 1, laatste lid WIB 1992).
Voorwaarden inzake de investeringen
Inwerkingtreding Aanslagjaar 2016
Wijzigingen fiscale werkbonus Historiek
Wijzigingen
De investeringsaftrek is mogelijk voor digitale vaste activa die dienen voor de integratie en de exploitatie van digitale betalings- en factureringssystemen en de systemen die dienen voor de beveiliging van informatie- en communicatietechnologie (art. 69, § 1, eerste lid, 2° f) WIB 1992). Een verdere invulling van de aard van de activa die voor de aftrek in aanmerking komen en de kenmerken waaraan die activa moeten voldoen, zal gebeuren in een koninklijk besluit dat bij wet bekrachtigd zal worden (art. 77, nieuw eerste en tweede lid WIB 1992).
Nu werd het volgende beslist (gewijzigd art. 289ter/1 WIB 1992) : – Sinds 1 augustus 2015 is het percentage verhoogd tot 17,81 % met een maximum van 235 euro (geïndexeerd voor het aanslagjaar 2016 is dat 310 euro). – Op 1 januari 2016 zal het percentage stijgen tot 28,03 % met een maximum van 420 euro (nog te indexeren). – Op 1 januari 2019 zal het percentage stijgen tot 33,14 % met een maximum van 500 euro (nog te indexeren).
Tarief
Inwerkingtreding
Het tarief is zoals voor de meeste andere verhoogde investeringsaftrekken gelijk aan het tarief van de ge-
1 augustus 2015, 1 januari 2016 en 1 januari 2019 2
1
Niet gespreid.
7
We bedoelen de permanente gewone investeringsaftrek in de personenbelasting (art. 69, § 1, eerste lid, 1° WIB 1992 ) en niet de tijdelijke gewone investeringsaftrek in de vennootschapsbelasting (art. 201, tweede tot zevende lid WIB 1992), waarvan het tarief 4% bedraagt.
P a c i ol i N r . 411 B I B F - I P C F / 5 ok tob er – 18 ok tobe r 2 0 1 5
Intercommunales Wijziging programmawet van 19 december 2014 De regering-Michel heeft met haar eerste programmawet van 19 december 2014 een aantal wijzigingen aangebracht aan het fiscale stelsel voor intercommunales3. Met ingang van het aanslagjaar 2015, voor boekjaren die ten vroegste op 1 juli 2015 zijn afgesloten, zijn intercommunales4 niet meer automatisch onderworpen aan de rechtspersonenbelasting en uitgesloten van de vennootschapsbelasting. Tegelijk werden met de programmawet van eind 2014 een aantal regels inzake door intercommunales toegekende of ontvangen dividenden gewijzigd, en werd een regeling voorzien voor de overgang door intercommunales van de rechtspersonenbelasting naar de vennootschapsbelasting.
Wijzigingen De regering komt nu voor een deel terug op de wijzigingen van eind vorig jaar. Ten eerste zijn sommige intercommunales voortaan toch weer automatisch onderworpen aan de rechtspersonenbelasting en dus uitgesloten van de vennootschapsbelasting, nl. intercommunales die een ziekenhuis uitbaten, of een instelling die oorlogsslachtoffers, mindervaliden, bejaarden, beschermde minderjarigen of behoeftigen bijstaat (art. 180, 1e lid, 1° WIB 1992). Voor de dividenden die vennootschappen ontvangen van dergelijke intercommunales gelden opnieuw uitzonderingen op de voorwaarden voor de dbi-aftrek (wijziging art. 202, § 2, derde lid, 2° en art. 203, § 2, eerste lid WIB 1992), terwijl de intercommunales zelf op de uitgekeerde dividenden (opnieuw) 25 % belasting moeten betalen (heringevoerd art. 224 WIB 1992).
Ten tweede worden voor intercommunales die wel naar de vennootschapsbelasting moeten overgaan, de regels inzake die overgang versoepeld (wijziging art. 26 programmawet van 19 december 2014). Het meest opvallende is de wijziging inzake de voorheen gereserveerde winsten. Volgens de programmawet van eind 2014 waren die maar vrijgesteld van vennootschapsbelasting zolang ze op een onaantastbare rekening waren geboekt, of m.a.w. moesten die nog aan de vennootschapsbelasting worden onderworpen wanneer ze in het resultaat werden opgenomen, ten laatste bij de vereffening. Voortaan worden deze reserves echter als definitief belast beschouwd, ook als ze niet (langer) op een onaantastbare rekening worden geboekt, en zal er dus geen vennootschapsbelasting meer op verschuldigd zijn.
Inwerkingtreding Aanslagjaar 2015 en toepasselijk op de boekjaren die ten vroegste op 1 augustus 2015 worden afgesloten, en wat de regels betreft inzake de dbi-aftrek, voor dividenden die de intercommunales verlenen of toekennen voor hun boekjaren afgesloten ten vroegste op 1 augustus 2015.
Belastingvermindering voor pensioenen of vervangingsinkomsten Pensioenen of vervangingsinkomsten worden beneden bepaalde maxima niet belast. Worden die maxima overschreden, dan heeft de genieter recht op een belastingvermindering. Die belastingvermindering wordt nu verhoogd met 9 % voor belastingplichtigen waarvan het totale netto-inkomen uitsluitend bestaat uit pensioenen of vervangingsinkomsten (art. 154, nieuwe § 4, WIB 1992). Hiermee wil de regering vermijden dat de verhoging van sommige pensioenen, die onlangs door de sociale partners werd overeengekomen, teniet zou worden gedaan door extra personenbelasting die op de verhoging betaald zou moeten worden.
Inwerkingtreding Aanslagjaar 2016
3 Zie F. Vanden Heede, ‘De programmawet van 19 december 2014’, in Pacioli, 2015, nr. 398, p. 4-5. 4
In de ruime zin van het woord, d.w.z. intercommunales beheerst door de wet van 22 december 1986 plus samenwerkingsverbanden en projectverenigingen.
Felix VANDEN HEEDE Fiscaal jurist
Noch deze publicatie, noch gedeelten van deze publicatie mogen worden gereproduceerd of opgeslagen in een retrievalsysteem, en evenmin worden overgedragen in welke vorm of op welke wijze ook, elektronisch, mechanisch of door middel van fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De redactie staat in voor de betrouwbaarheid van de in haar uitgaven opgenomen info, waarvoor zij echter niet aansprakelijk kan worden gesteld. Verantwoordelijke uitgever : Mirjam VERMAUT, B.I.B.F. – Legrandlaan 45, 1050 Brussel, Tel. 02/626 03 80, Fax. 02/626 03 90 e-mail :
[email protected], URL : http: //www.bibf. be. Redactie : Mirjam VERMAUT, Gaëtan HANOT, Geert LENAERTS, Frédéric DELRUE, Chantal DEMOOR. Adviesraad : Professor P. MICHEL, Professor Emeritus, Universiteit Luik, Professor C. LEFEBVRE, Katholieke Universiteit Leuven. Gerealiseerd in samenwerking met Wolters Kluwer – www.wolterskluwer.be
8
P a c i ol i N r . 411 B I B F - I P C F / 5 ok tob er – 18 ok tobe r 2 0 1 5