Nederlandse vertalingen van de samenvattingen van Pediatric Physical Therapy Summer 2015, volume 27, Issue 2 Onderzoeksartikelen Betrouwbaarheid en validiteit van de Timed-Floor to Stand Test – Natural bij schoolgaande kinderen Weingarten, Goldie PT, MS; Kaplan, Sandra PT, DPT, PhD Doel: het onderzoeken van de betrouwbaarheid van de Timed-Floor to Stand-Natural (TFTSN) test als meetinstrument voor schoolgaande kinderen met een typische ontwikkeling (TO) ter voorbereiding op normatieve data collectie. Methode: 5 fysiotherapeuten, werkzaam op scholen hebben de test procedures voor de ‘natural’ versie van de TFTS gestandaardiseerd. Tijd-data werden verzameld middels een ‘repeated-measures’ design. Resultaten: bij 22 scholieren met TO (8 jaar en 7 maanden tot 12 jaar en 7 maanden = 10 jaar, SD 1.13) is de TFTS-N afgenomen in 6.27 (SD = 0.30) tot 8.45 (SD = 0.68) seconden. Intraclass correlatie coefficienten (ICCs) (3,1) varieerden van 0.713 – 0.800 voor intrabeoordelaarsbetrouwbaarheid en was 0.988 voor interbeoordelaarsbetrouwbaarheid. De ICC (3,3) voor test-hertestbetrouwbaarheid was 0.871. Conclusie: de TFTS-N heeft een hoge intra-, inter- en test-hertestbetrouwbaarheid. Er is sprake van face validity (indruksvaliditeit) omdat de taak vaak voorkomt in de schoolse setting. De test procedure is betrouwbaar voor getrainde fysiotherapeuten om individuele baseline metingen bij schoolgaande kinderen met een TD te verkrijgen.
Echografische metingen van paraspinale spierdikte bij adolescente idiopathische scoliose: een vergelijking en betrouwbaarheidstudie Zapata, Karina A. PT, DPT, PhD; Wang-Price, Sharon S. PT, PhD; Sucato, Daniel J. MD, MS; Dempsey-Robertson, Molly MD Doel: het onderzoeken van paraspinale spier asymmetrieën bij patiënten met milde adolescente idiopathische scoliose (AIS) in vergelijking met een controlegroep met behulp van echografische beeldvorming en het bepalen van de betrouwbaarheid van deze onderzoekstechniek. Methode: Twintig adolescenten (10 met en 10 zonder AIS), waarvan de spierdikte van de diepe paraspinale spieren op het wervelniveau T8 en de m. multifidus op het wervelniveau L1 en L4 werd bepaald met behulp van echoscopie. Resultaten: echoscopie had goede intrabeoordelaarbetrouwbaarheid (ICC 3,3 = 0,83-0,99) en interbeoordelaarsbetrouwbaarheid (ICC 2,3 = 0,93-0,99). Aanzienlijk grotere spier dikten
werden gevonden op de concave zijde van T8 en L1 in vergelijking met de overeenkomstige convexe zijde. Significant grotere genormaliseerde spierdikte waarden werden gevonden op de concave kant aan T8, L1 en L4 bij patiënten met milde AIS in vergelijking met de controlegroep. Conclusies: Echoscopie is betrouwbaar voor het meten van de diep-thorocale paraspinale spieren en lumbale m. multifidus bij adolescenten met en zonder idiopathische scoliose. Significante paraspinale spier-asymmetrieën werden gevonden bij milde AIS.
Relatie tussen leeftijd, geslacht, antropometrische karakteristieken en dynamische balans bij kinderen van 5 tot 12 jaar oud Butz, Sarah M. PT, PhD, PCS; Sweeney, Jane K. PT, PhD, PCS, FAPTA; Roberts, Pamela L. EdD, PT; Rauh, Mitchell J. PT, PhD, MPH, FACSM Doel: het onderzoeken van de relatie tussen leeftijd, geslacht, antropometrische karakteristieken en dynamische balans. Methode: zowel lengte, gewicht, armlengte als beenlengte werd gemeten bij 160 normaal (typisch) ontwikkelende kinderen van 5 tot 12 jaar oud. De dynamische balans werd gemeten met de Timed Up and Go (TUG) test, Pediatric Reach Test (PRT) en de Pediatric Balans Scale (PBS). Resultaten: gemiddelde tot goede positieve relaties (r = 0.61 en r = 0.56) werden gevonden tussen toenemende leeftijd en de scores op de PRT en de PBS. Een matige, negatieve relatie (r = −0.49) werd geobserveerd tussen toenemende leeftijd en de TUG test. Er waren geen significante geslachts-perleeftijd verschillen. Leeftijd had de sterkste relatie met de TUG en de PBS scores, armlengte had de sterkste invloed op de PRT score. Conclusie: dynamische balansvaardigheid is direct gerelateerd aan chronologische leeftijd. Leeftijd en armlengte hadden de sterkste relatie met de balansscores. Deze resultaten suggereren dat kindertherapeuten dynamische balanstesten beter kunnen selecteren op basis van de leeftijd van het kind dan de specifieke diagnose.
Motorische prestaties van kinderen met het Down Syndroom en typische ontwikkeling tussen 2 tot 4 en 26 maanden Cardoso, Aline Christine das Neves PT, BS; de Campos, Ana Carolina PT, PhD; dos Santos, Mariana Martins PT, MSc; Santos, Denise Castilho Cabrera PT, PhD; Rocha, Nelci Adriana Cicuto Ferreira PT, PhD Doel: Het vergelijken van grof motorische prestaties van kinderen met het Down Syndroom (DS) en typische ontwikkeling (TO) bij een leeftijd van 2 tot 4 maanden (fase 1) en 2 jaar (fase 2) en het onderzoeken van de relatie tussen vroeg motorische prestaties en latere uitkomst. Methode: zeventien zuigelingen (10 met TO en 7 met DS) zijn in fase 1 onderzocht met behulp van de Test of Infant Motor Performance (TIMP); 25 kinderen zijn onderzocht in fase
2 met behulp van de grof-motorische schaal van de Bayley Scales of Infant and Toddler Development (Bayley-III); 10 deelnemers namen deel in beide fases. Resultaat: TIMP en Bayley-III scores waren lager in de DS groep. In beide groepen waren de z-scores van de TIMP voorspellend voor de Bayley-III scores. Conclusie: kinderen met DS laten moeilijkheden zien in vroege posturele controle en activiteiten waarbij snelheid, posturele controle en balans vereist zijn. De bevinding dat de vroege prestaties een relatie heeft met de latere uitkomst, versterkt het belang van vroege en taak specifieke interventie.
Het meten van gewrichtshypermobiliteit bij kinderen met een intellectuele beperking gebruikmakend van de Beighton Scale Pitetti, Ken PhD; Miller, Ruth Ann MSc; Beets, Michael W. MPH, PhD Doel: het bepalen van de haalbaarheid en de betrouwbaarheid van het gebruik van de 9-punts Beighton Hypermobiliteits Score (9-BHS) bij kinderen met intellectuele beperkingen gebruikmakend van een minst naar meest aanmoedigende techniek. Methode: 101 jeugdigen (5-18 jaar oud) namen deel aan de studie. Twee afzonderlijke metingen, 3-4 weken uit elkaar liggend, zijn afgenomen bij 25 deelnemers. Resultaten: 90 stemden in met de test en 85 hebben alle 9 BHS-manoeuvers gedaan. De scores waren niet significant verschillend voor leeftijd en geslacht, maar deelnemers met het Down syndroom hadden significant hogere scores. Test-hertest scores lieten 80-90% overeenkomst zien (n=25). Cohens Kappa had een range van matig (0.41-0.60) tot perfect (1.0) voor de 9 manoeuvres en een ICC van 0.88 werd gevonden voor de totale scores. Conclusie: de resultaten laten zien dat het gebruik van de 9-BHS op de beschreven wijze, bij jeugd met intellectuele beperkingen toepasbaar en betrouwbaar is.
Perceptie van afgestudeerde fysiotherapeuten van een early intervention trainingsprogramma gericht op werk en de praktijk Golub-Victor, Ann C. PT, DPT, MPH; Dumas, Helene PT, MS Doel: het beschrijven van de ideeën van afgestudeerde fysiotherapeuten t.a.v. een early intervention (EI) trainingsprogramma t.a.v. werk en praktijk Methode: er werd gebruik gemaakt van een ‘mixed method’ aanpak, 13 afgestudeerde fysiotherapeuten hebben aan digitaal onderzoek meegedaan en 14 afgestudeerde fysiotherapeuten aan een telefonisch interview. Beschrijvende statistiek en kwalitatieve methodes zijn gebruikt voor de analyse.
Resultaten: meer dan 80% van de respondenten geeft aan dat ze EI certificatie gevolgd hebben na hun afstuderen en hebben geoefend met EI. De respondenten gaven aan dat de EI training hun ‘marktwaarde’ voor werk en de voorbereiding op de EI praktijk hebben vergroot. Gerapporteerde aandachtspunten zijn de wisselende rol van een EI dienstverlener en de beperkte coaching door andere fysiotherapeuten. Conclusie: de verkregen resultaten leveren belangrijke inhoudelijke feedback op voor het programma en benadrukken de noodzaak voor een heroverweging van het curriculum. Deze studie geeft de nationale discussie weer t.a.v. EI training, het curriculum kinderfysiotherapie, praktijk binnen de EI en het beginnersniveau versus gevorderde praktijkervaring.
Voorziening in fysiotherapie op school: een overzicht van de huidige werkwijze Thomason, Heather K. PT, DPT, MS; Wilmarth, Mary Ann PT, DPT, MS, OCS, MTC, Cert MDT Doel: het vergelijken van de huidige werkwijze van het schoolsysteem met de "best practice" aanbevelingen in de literatuur. Extra variabelen die onderzocht werden waren de effecten van de gepercipieerde belemmeringen voor integratie, jaren werkervaring en de woonomgeving. Methode: een enquête werd ontwikkeld en een link werd per email verstuurd naar de leden van de School-Based Special Interest Group van de APTA Sectie Kinderen en naar persoonlijke contacten van de onderzoekers. Resultaten: een totaal van 226 clinici reageerden op meer dan 50% van de enquêtevragen. De respondenten gaven aan zij ‘inclusively’ werkten en dat een geïntegreerde/ ‘inclusive’ werkwijze gunstig was, maar toch werd er een hoge incidentie van gebruik van ‘private therapy room’ gemeld. Grote variabiliteit werd opgemerkt in het gebruik van gestandaardiseerde meetinstrumenten, evenals inconsistenties in de klinische definitie van de geïntegreerde/ ‘inclusive’ diensten. Conclusie: verder onderzoek nodig naar de training van de assistenten en leerkrachten; het begrip van de clinici over ‘inclusie’, evenals de praktische werkwijze versus de jaren werkervaring, platteland versus stad/buitenwijken omgeving en het gebruik van prive praktijkruimte.
Een therapeutische schaatsinterventie voor kinderen met een stoornis uit het Autistisch Spectrum (ASS) Casey, Amanda Faith MSc, PhD; Quenneville-Himbeault, Gabriel BSc; Normore, Alexa BSc; Davis, Hanna BSc; Martell, Stephen G. PhD Doel: het evalueren van de effecten van een zeer gestructureerde therapeutische schaatsinterventie op motorische uitkomsten en functionele capaciteit bij 2 jongens van 7 en 10 jaar oud met een ASS stoornis.
Methode: dit is een single-subject studie met herhaalde baseline metingen waarbij de 2 deelnemers gedurende 12 weken, 3 keer per week , een 1 uur durende schaatsinterventie volgden. De interventie was gericht op het verbeteren van zowel vaardigheden als de motorische ontwikkeling. Op meerdere momenten werd onderzocht of de deelnemers therapietrouw waren en werden diverse testen afgenomen waaronder de Pediatric Balance Scale, Timed Up and Go , Floor to stand en 6 minuten wandeltest. Daarnaast werd op deze momenten geëvalueerd of de doelen werden behaald en wekelijks werden er testen afgenomen op het ijs. Resultaten: verbeteringen werden gemeten na de behandeling ten aanzien van de balans, het motorisch gedrag en de functionele capaciteit. Vergeleken met de baseline meting bleken deze verbeteringen ook bij de follow-up meting nog aanwezig te zijn. Conclusie: een therapeutische schaatsinterventie kan fysieke voordelen hebben voor kinderen met ASS en deze interventie is een goed uitvoerbaar en betaalbaar alternatief vergeleken met andere vormen van fysieke activiteit.
Innovatie in het Klinisch Onderwijs op het gebied van kinderfysiotherapie: Toepassing van de essentiële competenties Kenyon, Lisa K. PT, DPT, PhD, PCS; Birkmeier, Marisa PT, DPT, PCS; Anderson, Deborah K. PT, MS, PCS; Martin, Kathy PT, DHS Achtergrond: Op de Onderwijs-top van de sectie Kinderen in juli 2012 werd consensus bereikt over 5 essentiële kerncompetenties (EKC’s), welke een basiskennis representeren, die essentieel is voor alle afgestudeerden van professionele fysiotherapeutische onderwijsprogramma's. Kernpunten: Dit artikel biedt suggesties over hoe klinische instructeurs (KI's) gebruik kunnen maken van de EKC’s om de behoeftes van studenten te identificeren en het leerproces van de studenten te begeleiden tijdens de klinische onderwijsperiode. Klinische instructeurs voor kinderfysiotherapie zouden kunnen kiezen om de EKC's als een referentie-instrument te gebruiken in het klinisch onderwijs, om te helpen (1) bij het organiseren en ontwikkelen van algemene, kliniek-specifieke doelstellingen binnen het klinisch onderwijs, (2) het ontwikkelen en plannen van geïndividualiseerde leerervaringen van studenten, (3) het identificeren van de behoeften van de student en (4) het tonen van de progressie binnen het leerproces van studenten van beginner tot intermediair tot afgestudeerd basisniveau. Conclusie: De EKC’s bieden mogelijke inzichten aan de KI’s in de rol van klinisch onderwijs op het gebied van kinderen binnen het professionele fysiotherapeutisch onderwijs.
Case report: herstel van het gangpatroon bij een meisje met een ischemische beschadiging van het ruggenmerg McCain, Karen J. PT, DPT, NCS; Farrar, Melanie PT, DPT; Smith, Patricia S. PT, PhD, NCS
Achtergrond en doel: dit casereport beschrijft een agressief, taak-specifiek programma voor het herstel van het gangpatroon bij een meisje met een beschadiging van het ruggenmerg. Casus omschrijving: het 11-jarige meisje heeft een ruggenmerg beschadiging welke resulterende in een T4 motorisch-incomplete laesie. De therapie startte 6 maanden na de eerste verschijnselen toen ze nog niet mobiel was. Interventie: de focus van alle interventies was het herstel van het gangpatroon. Locomotorische loopband training en over de grond wandelen waren de eerste oefen interventies. Lopen werd gefaciliteerd door ortheses, neuromusculaire elektrostimulatie, laser behandelingen en krachttraining. De behandeling duurde 18 maanden. Uitkomsten: nadat de therapie gestopt werd, was de cliënt in staat om zelfstandig te lopen in de maatschappij met 1 enkele voetorthese en een posterior rollator. Discussie: de uitkomst was niet verwacht voor deze cliënt, gezien het type en het niveau van haar letsel en de vertraging met de start van de looptraining. Discussion: The outcomes of this case report appear to support the use of the Trainer, which allowed the participant to practice power mobility skills and participate in self-exploration of her environment.
Case report: promoten van zelf-exploratie en functioneren middels een individueel elektrische rolstoel trainingsprogramma Kenyon, Lisa K. PT, DPT, PhD, PCS; Farris, John PhD; Brockway, Kaelee PT, DPT; Hannum, Nanette PT, DPT; Proctor, Kevin PT, DPT Doel: dit case report beschrijft de ontwikkeling en implementatie van een interventieprogramma waarbij een elektrische rolstoel trainer (Trainer) gebruikt wordt om een individu met ernstige beperkingen in staat te stellen te participeren aan een trainingsprogramma voor elektrisch ondersteunde voortbeweging. Casus omschrijving: meisje van 18 jaar met een spastische bilaterale CP (quadriplegie), GMFCS niveau V. Het onderzoek bestond uit de “power mobility screen” en de the Caregiver Priorities & Child Health Index of Life with Disabilities (CPCHILD). Schakelaars op de hoofdsteun zorgden voor de besturing van de Trainer. De interventie bestond uit rolstoel rijden in een omgeving die specifiek gericht was op rolstoelvaardigheden. Resultaten: de scores op de power mobility screen en de CPCHILD bleken na interventie hoger te zijn. Discussie: de resultaten van deze case report lijken het gebruik van de Trainer te ondersteunen, wat de deelnemer in staat stelde om zelfstandig rolstoelvaardigheden te trainen en zelfstandig te participeren in haar omgeving.
Case Report: Functioneel bewegen, Spierkracht en Interventie voor een adolescent met Cerebrale Parese. Hedgecock, James B. PT, DPT; Rapport, Mary Jane PT, DPT, PhD, FAPTA; Sutphin, Andrew R. PT, DPT Achtergrond en doel: dit case report beschrijft het onderzoek, interventie en de uitkomst van een 3-maanden durende fysiotherapeutische behandeling met behulp van gecombineerde functionele training en progressieve weerstand oefening voor een adolescent met Cerebrale Parese (CP). Kernpunten: de patiënt was bekend met een lange geschiedenis van fysiotherapie en krachtsbeperkingen limiteerden functionele mobiliteit en behendigheid en participatie in school en de gemeenschap. Functionele kracht, aeroob uithoudingsvermogen en anaerobe kracht werden onderzocht en behandeld gedurende de interventie. Conclusie: kracht van de onderste extremiteit verbeterde. Verbeteringen in functionele kracht, behendigheid en anaerobe kracht waren klinisch niet significant. Het meest belangrijk was dat de patiënt verklaarde dat zijn participatie was verbeterd en dat werd vergezeld door het bereiken van nieuwe transfer- en functionele bewegingen. Aanbevelingen voor de klinische praktijk: de beschreven uitkomsten ondersteunen het gebruik van progressieve weerstand oefeningen en functionele training om kracht en functionele mobiliteit te verbeteren in een adolescent met CP.
Met dank aan: Rosanne Bol MPPT, Eline Bolster MSc en MPPT, Annika Freriks MPPT, Miranda Kok MPPT en Sjamke Verdonk MPPT