Nederlandse lerarenopleidingen en ICT
In het kader van het CERI-onderzoek van de OECD naar het gebruik van ICT op lerarenopleidingen
1 oktober 2010 Drs. Pieter Swager (Projectenleider Inholland Lectoraat eLearning) Dr. Guus Wijngaards (Inholland Lector eLearning)
1
Nederlandse lerarenopleidingen en ICT
Vooraf Aan de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO/OECD) zijn enkele instanties verbonden die een eigen statuut hebben en vrij autonoom werken. Eén van deze instellingen is het Centre for Educational Research and Innovation (CERI). Het CERI stimuleert en ondersteunt onderzoeksactiviteiten op het gebied van onderwijs. Daarnaast voert het experimenten uit om vernieuwingen in het onderwijs te testen.
Eén van de onderzoeksgebieden is het didactisch gebruik van ICT in het onderwijs en met name op de lerarenopleidingen. Hoe komt het toch dat aan de ene kant nationale overheden een heleboel investeren in ICT in scholen en onderwijsinstellingen, terwijl aan de andere kant veel jonge leraren aangeven dat ze eigenlijk niet goed genoeg zijn voorbereid op leren en onderwijzen met behulp van technologie? Bereiden lerarenopleidingen hun studenten wel goed voor op een onderwijssituatie waarin ICT een belangrijk hulpmiddel kan zijn?
Om antwoord te krijgen op deze vragen is CERI, samen met de Zweedse Knowledge Foundation (KK-Stiftelsen), een onderzoek gestart naar „ICT op de lerarenopleiding‟, passend ook in het New Millenium Learners-project. Dit onderzoek moet duidelijk maken op welke wijze lerarenopleidingen hun studenten voorbereiden op een toekomstig leraarschap waarbij ICT is geïntegreerd in het lesgeven. Het moet ook de opvattingen over het huidige en toekomstige gebruik van technologie op de lerarenopleiding verzamelen onder de belangrijkste betrokkenen. Uiteindelijk zou het onderzoeksrapport aanbevelingen moeten doen aan lerarenopleidingen en betrokken overheden.
Ook Nederland heeft aan dit onderzoek meegewerkt. Zo is er eerst een enquête gehouden onder Nederlandse lerarenopleidingen. Vervolgens is een viertal lerarenopleidingen bezocht voor gesprekken met allerlei bij de opleiding betrokken 2
geledingen, zoals directieleden, lerarenopleiders, studenten, ICT-specialisten, lectoren en fellows1. In dit document wordt vooral gekeken naar de gesprekken met vier lerarenopleidingen in Nederland als „case studies‟ waaruit vanuit de praktijksituaties concrete lessen kunnen worden getrokken. De eerste twee gespreksronden werden gehouden op 28 september 2009 aan de Inholland School of Education Rotterdam en op 16 november 2009 aan de Hogeschool Edith Stein te Hengelo. De laatste twee opleidingen waarmee gesprekken werden gevoerd waren het Instituut Educatie en Communicatie van de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden (19 april 2010) en de „Eindhoven School of Education‟ (19 mei 2010).
1.
Kenmerken van ideale leer- en onderwijssituaties
Alvorens de werkvloer van de lerarenopleiding te betreden en nader in te gaan op de interviews die plaatsvonden op de vier genoemde instellingen en de aldaar aangetroffen praktijksituaties, willen we eerst – hoofdzakelijk op basis van literatuuronderzoek - proberen te benoemen welke rol ICT idealiter kan spelen bij succesvol leren en onderwijzen en tegelijkertijd aan welke voorwaarden dan moet worden voldaan.
Zonder het ons aanvankelijk goed te realiseren kwamen onderwijsinstellingen, vanaf de dag dat internet en allerlei vormen van multimedia in ons dagelijks leven binnenslopen, steeds meer onder druk te staan. Die druk is de afgelopen decennia bepaald niet minder geworden. Waar de technische mogelijkheden van computers, robotica en mobiele technologie onbegrensd lijken en iedere dag weer nieuwe toepassingen laten zien, worstelt de wereld van het leren en onderwijzen nog altijd en bij voortduring met allerlei aanpassingsvragen, zoals: Is er bij het leren wel behoefte aan het gebruik van al die nieuwe technologische mogelijkheden? Hoe komen we er eigenlijk achter hoe die grote diversiteit aan ICT nuttig kan worden ingezet? Welke zijn de voorwaarden voor verantwoord gebruik? Moet het onderwijs
11
Brummelhuis, A. ten, Wijngaards, G., Swager, P. & Goozen, B. van (2010). ICT in initial teacher training. Country report. The Netherlands. Zoetermeer, 2010. (http://www.oecd.org/dataoecd/32/30/45063786.pdf)
3
hier misschien niet een voortrekkersrol spelen? Welke multimedia vormen wellicht een bedreiging voor het huidige onderwijs?
Natuurlijk zijn dergelijke vragen niet zo simpel te beantwoorden. Leer- en onderwijssituaties zijn nu eenmaal heel complex en de onderwijswereld is – vaak heel begrijpelijk – moeilijk in beweging te krijgen door rijke tradities en veel regelgeving. Om toch tot antwoorden op bovengestelde vragen te kunnen komen, lijkt het zinvol niet alleen te kijken naar de praktijk van het huidige onderwijs, maar vooraf eerst eens uit te gaan van ideale leer- en onderwijssituaties. Kortom, is het mogelijk vanuit ideale situaties kernelementen en feiten te verzamelen en zo te pogen een zo goed mogelijk antwoord te geven op de vraag, welke rol ICT (idealiter) zou kunnen spelen bij succesvol leren en onderwijzen?
Een complete beschrijving geven van één of meerdere ideale leer- en onderwijssituaties is niet mogelijk. Bovendien: iedere leersituatie is uniek en wat voor de één als ideaal geldt, hoeft voor de ander niet op te gaan. Wel is het haalbaar om kenmerkende elementen van ideale situaties in het algemeen in beeld te brengen en aan te duiden als waardevolle en eigenlijk onmisbare onderdelen. Met een opsomming van dergelijke elementen zou je vervolgens een soort (controle)lijst kunnen maken voor reële leer- en onderwijssituaties. Wat moet in ieder geval aanwezig zijn om ICT zo goed mogelijk te kunnen benutten bij het leren en onderwijzen?
Je zou dan moeten kijken naar elementen van een ideale leer- en onderwijssituatie, maar natuurlijk ook naar die van de ideale docent en student en van de ideale onderwijsinstelling. En je zou met die ogen ook moeten kijken naar leer- en lesmateriaal én de lerarenopleiding.
Ideale leer- en onderwijssituaties Zonder ook maar de schijn te willen wekken dat het mogelijk is een volledige lijst aan kernelementen de revue te laten passeren en zonder ook een poging te doen een volgorde van belangrijkheid aan te houden, dienen de volgende elementen van ideale leer- en onderwijssituaties zich onmiddellijk aan: 4
a.
Persoonlijke leerstijl
Iemand die leert, ontwikkelt in de loop van de tijd een bepaalde eigen leerstijl (Felder & Silverman). Om optimaal te kunnen leren is het ideaal als de leer- en onderwijsomgeving zo nauw mogelijk aansluit bij iemands persoonlijke leerstijl. Het is belangrijk uit te vinden hoe iemand optimaal leert tussen de uitersten van reproductiegerichte, betekenisgerichte, toepassingsgerichte of ongerichte stijl (Vermunt).Daarnaast is het zeker van belang dat het onderwijs probeert aansluiting te vinden bij iemands persoonlijke elektronische leeromgeving, die onder meer wordt ondersteund door een eigen keuze aan (webbased) applicaties.
b.
Samen verantwoordelijk voor inhoud en leerproces
Iemand die zich gemotiveerd voelt en verantwoordelijk, zal een betere uitgangspositie hebben om te leren dan iemand die dat niet heeft. Voor de onderwijssituatie houdt dit onder meer in dat er sprake zou moeten zijn van gedeelde verantwoordelijkheid voor leerinhoud en leerproces tussen docenten en instituten enerzijds en studenten anderzijds. Co-creatie (situaties waarbij de lerende zowel bijdraagt aan de inhoud van het leren als aan de sturing van het leerproces) en coproductie (situaties waarbij de lerende als medeproducent van leerinhouden optreedt) leiden tot een gevoel van mede-eigenaarschap en daarmee ook tot meer motivatie. Eén door alle partijen gedragen keuze van de te gebruiken technologie is daarbij zeker ook een belangrijk aspect. Als de keuze van de te gebruiken technologie mede is bepaald door de lerenden, neemt de kans op een versterking van de betrokkenheid en motivatie en op dieper leren duidelijk toe: waar een active board aanvankelijk alleen maar ter vervanging van een projectiescherm wordt ingezet, zie je dat in volgende fasen deze tool een verrijking is, wanneer deze interactief wordt gebruikt en met een grote variatie aan authentieke bronnen en methodes. Uiteindelijk zou dit moeten helpen in het drastisch veranderen van leren en onderwijzen doordat de lerenden de verantwoordelijkheid voor eigen leren nemen, omdat ICT kan helpen eigen leerroutes beter te realiseren.
c.
5
Voortdurende herijking van leer- en onderwijsdoelen
Al heel lang stellen onderwijssystemen zich ten doel om de talenten van individuen zo goed mogelijk te helpen ontwikkelen, om hen voor te bereiden op de arbeidsmarkt en om allerlei zaken door te geven die hen vormen tot burgers van een bepaald land of streek met duidelijke gevoelens voor normen, waarden en culturele tradities. Dat zijn nog altijd waardevolle onderwijsdoelen, maar de maatschappelijke veranderingen vragen tegelijkertijd om meer aandacht voor eigentijdse vaardigheden en kennis (Trilling & Fadel), zoals het verwerven van competenties om te kunnen leren en innoveren (reflecteren en probleemoplossend vermogen, communiceren en samenwerken, creativiteit en innovatie), om goed te functioneren als burger en beroepsbeoefenaar (flexibiliteit en aanpasbaarheid, initiatief en zelfsturing, sociale en culturele vaardigheden, productiviteit en resultaatgerichtheid, verantwoordelijkheid en leiderschap) en om digitaal geletterd te worden (informatiegeletterd: informatie vinden, evalueren en verwerken en delen, mediageletterd: inzicht in de werking van media en vermogen om actief media te gebruiken, ICT-geletterd: veilig, verantwoord en doelmatig gebruik van technologie).
d.
Open naar de wereld toe
Internet en multimedia halen mensen uit hun isolement. Communiceren, zaken delen en je informeren is gemakkelijker dan ooit te voren. Leren is voor een belangrijk deel een persoonlijk proces, maar kan op allerlei manieren goed profiteren van de onpeilbare hoeveelheid kennis, up-to-date informatie en ervaring die in de omringende wereld beschikbaar is. Contacten met de buitenwereld zorgen er ook voor dat een vermenging plaats kan vinden tussen formeel en informeel leren. „Je steekt een heleboel op zonder dat dat van te voren allemaal is gepland.‟
e.
Voldoende structuur
De overdaad aan communicatie- en informatiemogelijkheden van internet en multimedia biedt zeker eindeloos veel kansen, maar levert tegelijkertijd ook problemen op: de onbegrensde rijkdom aan ICT-mogelijkheden is wel voor iedereen in theorie beschikbaar, maar hoe weet je nu wat je waarvoor moet gebruiken? In de privésfeer gaat het nog wel, omdat je daar door vrienden, familie en leeftijdgenoten wordt geholpen, maar hoe zit dat bij het leren? Je kunt niet verwachten dat iedereen in grote vrijheid zijn weg zo maar zal vinden. Er zal bewust voor gezorgd moeten 6
worden, dat een student kan opereren in een duidelijke structuur: een docent zal bijvoorbeeld helder moeten aangeven welke relaties de verschillende leerstofonderdelen met elkaar hebben en wat er van het leerproces wordt verwacht. Hij zal kortom moeten zorgen voor een goede kapstok om de verschillende kennisdelen aan op te hangen.
f.
Gepersonaliseerd [de ideale onderwijsinstelling]
Leren is in principe een persoonlijke aangelegenheid, als was het alleen maar omdat mensen op verschillende manieren leren en er eigen leerstijlen op nahouden en uiteraard ook heel eigen leervragen zullen hebben. Ideaal zou het daarom zijn, als leer- en onderwijstrajecten individueel en gepersonaliseerd zouden worden aangeboden: een perfecte match tussen vraag en aanbod, met leerstof die op verschillende manieren en continu wordt aangeboden, zodat de weg kan worden gevolgd die het beste aansluit bij iemands persoonlijke leerstijl en –vraag en met docenten die snel reageren met advies en (real-time) feedback.
g.
Visie en beleid [de ideale onderwijsinstelling]
De ideale onderwijsinstelling heeft een duidelijke visie ontwikkeld op het gebruik van technologie bij het leren en onderwijzen, waaruit begrip blijkt voor de mogelijkheden die ICT het onderwijs te bieden heeft en tevens het belang wordt onderstreept dat alle betrokkenen zich competent en flexibel op dit gebied verder blijven bekwamen. Deze visie heeft vervolgens zijn neerslag gekregen in een ICT-beleidsdocument op korte en lange termijn voor alle betrokkenen.
h.
Evaluatie [de ideale onderwijsinstelling]
De ideale school heeft een effectief systeem ontwikkeld om het leerproces en de verworven kennis en vaardigheden met inzet van technologie formatief en summatief te evalueren. Deze evaluaties maken onderdeel uit van accreditaties.
i.
Personeel [de ideale onderwijsinstelling]
De onderwijsinstelling heeft bewust medewerkers geworven en aangenomen die zich vertrouwd voelen met technologie en ICT-kundig zijn. Zij begrijpen ook dat samenwerking van collega‟s in professionele (virtuele) Communities of Practice een 7
onmisbare stap vormt op weg naar innovatie en adequaat gebruik van technologie. Zij onderzoeken voortdurend op welke wijze individuele studenten in een persoonlijke leertraject verder kunnen worden geholpen en zetten technologie weloverwogen in.
j.
Digitale bronnen [de ideale onderwijsinstelling]
De onderwijsinstelling geeft toegang tot een rijke schakering aan digitale leerbronnen van hoge kwaliteit. De elektronische leeromgeving staat open naar de wereld.
k.
De ideale docent
Wat kenmerkt nu de ideale docent als het aankomt op het adequaat inzetten van ICT bij het leren en onderwijzen? Idealiter heeft hij toegang tot internet en alle multimedia waarover hij wil beschikken, is hij competent en vol zelfvertrouwen. Zonder hier een al te gedetailleerde opsomming te geven van wat die ICTcompetenties allemaal inhouden, zijn de volgende beschrijvingen toch wel van toepassing: hij moet individuele leerprocessen kunnen aansturen en begeleiden en in staat zijn relaties en contacten te leggen met relevante kennis en ervaring uit de buitenwereld. Daartoe moet hij effectief gebruik weten te maken van beschikbare media en werkvormen. Hij moet ook een relevante, rijke en effectieve leeromgeving kunnen inrichten om daarmee optimaal gebruik te maken van samenwerkend leren. Hij moet op een creatieve manier kunnen omgaan met het curriculum, zodat het onderwijs tot de verbeelding spreekt. Hij moet risico‟s durven te nemen, bijvoorbeeld als het gaat om het hebben van vertrouwen in studenten. Hij moet tevens het vermogen bezitten om persoonlijke competenties en opvattingen te onderzoeken en ze intentioneel en planmatig te ontwikkelen in het kader van „leven lang leren‟. Hij moet ook beseffen dat hij fungeert als rolmodel voor lerenden, bijvoorbeeld als het gaat om reflectief gedrag en global awareness (Bewustwording van diversiteit en verschil in culturen in de wereld).
l.
De ideale student
Daarnaast staat de ideale student, die heel goed in staat is informatie te verwerven, te analyseren en te verwerken. Hij is creatief en goed in staat om problemen op te lossen en samen te werken. Hij beheerst allerlei technologische vaardigheden, kan zich het gebruik van nieuwe ICT snel eigen te maken en gebruikt ICT om ook op 8
afstand te kunnen leren. Hij gebruikt ICT als vanzelfsprekend op een creatieve manier en leert informeel. Hij voelt aan wanneer ICT nuttig kan zijn voor zijn leren. Hij kan vertellen hoe ICT het leren kan ondersteunen en kiest de juiste technologie voor iedere taak.
m.
Het ideale leermateriaal
Ideaal leermateriaal is veelzijdig, leerzaam, actueel en uitdagend! Het moet zo zijn opgezet dat zelfstandig werken en samenwerken goed met elkaar in evenwicht worden gebracht. De digitale omgeving is daarbij uiteraard een krachtig hulpmiddel om (authentiek) leren te kunnen realiseren en contacten te leggen met kennis en ervaring in de buitenwereld.
n.
De ideale lerarenopleiding [Visie en beleid]
De ideale lerarenopleiding heeft een duidelijke visie ontwikkeld op het gebruik van technologie bij het leren en onderwijzen, waaruit begrip blijkt voor de mogelijkheden die ICT het onderwijs te bieden heeft en tevens het belang wordt onderstreept dat alle betrokkenen zich competent en flexibel op dit gebied verder blijven bekwamen. Bijzondere aandacht is er voor de kennis en kunde met betrekking tot het gebruik van technologie bij het faciliteren van het leren, de digitale didactiek, het aanleren van de noodzakelijke ICT-competenties aan lerarenopleiders, studenten en stagebegeleiders zoals hierboven beschreven, en voor de rol die de stagescholen hierbij te spelen hebben. Deze visie heeft uiteraard zijn neerslag gekregen in een ICT-beleidsdocument op korte en lange termijn voor alle betrokkenen. Een lerarenopleiding zou bovendien een elektronische omgeving moeten inrichten die voor alle betrokkenen (lerarenopleiders, studenten, stagescholen, docenten en schoolbesturen) een krachtig platform vormt om elkaar te vinden en informatie en kennis uit wisselen die van belang zijn voor (de ontwikkeling van) opleiding en beroep.
Conclusie De rol van technologie is en blijft een ondersteunende. De rol van de docent wordt door de aanwezigheid van ICT eigenlijk alleen maar belangrijker. Hij is niet alleen meer de vakdocent die vooral inhoudelijk is in te zetten, maar wordt nadrukkelijker de 9
begeleider van leerprocessen. Zijn kennis en ervaring met betrekking tot het inzetten van de juiste media en werkvormen en zijn vermogen zichzelf voortdurend bij te scholen maken hem nog meer tot een sleutelfiguur. Voor onderwijsinstellingen zijn visie en beleid op het terrein van de juiste inzet van technologie bij het leren en onderwijzen even onmisbaar als de overtuiging dat leren zoveel mogelijk wordt afgestemd op de persoon van de lerende en in nauw overleg met hem wordt vormgegeven.
Onderwijsinstituten die deze ideale situatie weten te benaderen, laten zien hoe onderwijs een voortrekkersrol op het gebied van het verantwoord inzetten van technologie kan spelen voor andere maatschappelijke sectoren.
Van ideaalbeeld naar werkelijkheid Tot zover de beschrijvingen van onzes inziens belangrijke elementen van ideale leeren onderwijssituaties. In het vervolg van dit document wordt nagegaan, wat er in de dagelijkse onderwijspraktijk van de Nederlandse lerarenopleiding gebeurt. Hoe wordt er in het algemeen gedacht over hoe je technologie moet inzetten bij het leren en onderwijzen? Op welke manieren geven individuele lerarenopleidingen invulling aan deze uitdaging? Wat zijn in afzonderlijke opleidingen de sterke punten en wat zijn de belemmeringen en de moeilijkste vraagstukken? Welke zijn kortom de lessen die kunnen worden getrokken uit deze praktijksituaties?
2.
Vier case-studies: de neerslag van gesprekken gevoerd met
lerarenopleidingen in Nederland in het kader van het CERI-onderzoek van de OECD naar het gebruik van ICT binnen lerarenopleidingen.
Na de beschrijving van welke rollen ICT idealiter zou kunnen spelen bij succesvol leren en onderwijzen en van de voorwaarden waaraan dan eigenlijk moet zijn voldaan, maken we nu de stap naar de praktijk van de Nederlandse lerarenopleiding. Zien we in deze praktijksituaties inderdaad voldoende aanknopingspunten om aanbevelingen te doen die zowel door de ideale „theorie‟ als door de praktijk van de alledaagse werkvloer worden ondersteund?
10
Op vier lerarenopleidingen in Nederland hebben gesprekken plaats gevonden. De bezochte opleidingen waren: de Inholland School of Education Rotterdam op 28 september 2009, de Hogeschool Edith Stein te Hengelo op 16 november 2009, het Instituut Educatie en Communicatie van de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden op 19 april 2010 en op 19 mei 2010 de „Eindhoven School of Education‟. Hierna volgen korte verslagen van de gesprekken op bovengenoemde instellingen.
De belangrijkste vraag die tijdens deze bezoeken beantwoord moest worden was: „Hoe bereidt de lerarenopleiding docenten voor op een leraarschap waarin ICT een belangrijke rol speelt?‟ De elementen die bijdroegen aan het beantwoorden van deze vraag, kwamen uit verschillende bronnen. De bezochte opleidingen werd gevraagd om vooraf enkele belangrijke (beleids)documenten op te sturen waarin een beeld wordt geschetst van de opleiding en de rol die ICT daarin speelt. Op basis van de bestudering van deze documenten en een „modelvragenlijst‟ van de OECD werden vervolgens groepsgesprekken gevoerd met allerlei geledingen binnen de opleiding: directie, docenten, studenten en mentoren. De rapportage na afloop van documentstudie en gesprekken leverde een praktische beschrijving „vanuit de visitatiecommissie‟ op die hopelijk leerzaam is voor anderen.
2a.
De Inholland School of Education Rotterdam (verslag oktober 2009)
Op 28 september 2009 sprak de commissie (Dr. Alfons ten Brummelhuis, Drs. Pieter Swager en Dr. Guus Wijngaards) met Drs. Dirk van der Bijl, directeur, Drs. Gitte Buitelaar, Projectleider Innovatie, Hans Rader, Projectmanager Onderwijs, Drs. Ton Gloudemans, Hoofd MediaLab, Bas van Goozen, docent, Drs. Eric Poldner, docent, Roeland Vrolijk, docent en Rutger Kreuk, student.
De opleiding tot leraar basisonderwijs maakt deel uit van Hogeschool Inholland, een grote onderwijsorganisatie met (in 2009) bijna 33.000 studenten en 2.700 werknemers. Inholland telt twee lerarenopleidingen basisonderwijs die, na de fusie in 2002, zijn gestart met het gezamenlijk ontwikkelen van een competentiegerichte lerarenopleiding voor het basisonderwijs volgens het major/minor model. Tot die tijd verzorgde de Inholland School of Education Haarlem de opleiding volgens twee curricula (van de vroegere Hogeschool Alkmaar en de Hogeschool Haarlem). De 11
School of Education Rotterdam (voormalige Ichthus Hogeschool) werkte volgens één curriculum op vier locaties: Pabo Nieuwe Stijl. De School of Education Rotterdam werd in 2008 geaccrediteerd. Op vier van de vijf categorieën (doelstellingen opleiding, programma, inzet personeel, voorzieningen en interne kwaliteitszorg) kreeg de opleiding de aantekening „goed‟: zie ook: (http://www.leernetwerkeducatie.nl/node/140).
Innovatietraditie De School of Education Rotterdam, waar behalve de locatie Rotterdam, ook Den Haag en Dordrecht onder vallen en de DigiPabo (een volledig digitale lerarenopleiding basisonderwijs in een twee- en vierjarige variant), heeft de afgelopen tien jaar een echte innovatietraditie opgebouwd. Aan de basis daarvan lag de ontwikkeling van de volledig nieuwe lerarenopleiding basisonderwijs EXPLO. De Pabo was één van de twee lerarenopleidingen in Nederland die subsidie kregen van de Nederlandse overheid om het onderwijs volledig opnieuw vorm te geven, onder andere gekarakteriseerd door intensieve inzet van ICT (onder meer via tutorgroepen), de zogenaamde „kanteling‟ van de opleiding, het samenwerkend leren binnen de taakgroepen en het werken aan authentieke taken.
In diezelfde innovatietraditie past de nieuwe masteropleiding 'Leren & Innoveren' waarmee Hogeschool Inholland per 1 februari 2009 is gestart in Den Haag en die per 1 september 2009 start in Amsterdam en in Den Haag. De masteropleiding is bedoeld voor ervaren en talentvolle leraren uit het primair-, voortgezet- of middelbaar beroepsonderwijs die het beste uit zichzelf en het onderwijs willen halen. Bijna alles wordt digitaal ondersteund: alle documenten worden digitaal ontsloten, veel communicatie vindt on line plaats en voorbereidingen van Master classes (met hoogleraren), presentaties, etcetera. vinden plaats binnen de elektronische omgeving Moodle. Ook zijn momenteel drie medewerkers van de opleiding bezig aan promotietrajecten op het gebied van ICT en onderwijs: samenwerkend leren, Blended Learning en praktijkreflectie online.
Tijdens de gesprekken wordt al snel duidelijk, dat deze traditie de opleiding veel moois heeft opgeleverd, de zogenaamde „kroonjuwelen‟, die hierna zullen worden 12
toegelicht. Een bijna ideale uitgangssituatie voor het opleiden van nieuwe docenten met verantwoorde inzet van ICT bij het leren en onderwijzen. Tijdens de gesprekken wordt echter ook duidelijk dat de innovatie wordt beleefd en getrokken door een sterke voorhoede van onderwijsvernieuwers die zich heel goed ervan bewust is dat een grote groep lerarenopleiders nog onvoldoende gebruik maakt van alle mogelijkheden die hier „voor het oprapen liggen‟. De belangrijkste missie van de opleiding in de komende tijd is dan ook het vergroten van het gebruik van de „kroonjuwelen‟ door zoveel mogelijk docenten en studenten. Deze missie zal een duidelijke plaats moeten krijgen binnen de ontwikkeling naar het nieuwe Inholland domein Educatie, waarin alle lerarenopleidingen zullen samengaan (2 egraadslerarenopleidingen en lerarenopleidingen basisonderwijs) en verder worden ondersteund door een nauwe samenwerking, zoals met de lectoraten eLearning en Geïntegreerd Pedagogisch Handelen. De ‘kroonjuwelen’ van de Inholland School of Education Vanuit de lerarenopleiding voeren vertegenwoordigers van verschillende geledingen de gesprekken met de commissie: directeur, managementteamleden, docenten, studenten, onderwijskundige stafleden en mentoren. De directeur geeft samen met de onderwijskundig directeur en het managementteam leiding aan de School. De onderwijskundig directeur geeft leiding aan een relatief grote stafdienst Onderwijs, waarbinnen een tiental stafleden allerlei specifieke kennis binnenbrengt, waaronder ICT-kennis. De leden van het zogenaamde MediaLab, een onderwijskundige en technische innovatieve dienst met een vijftal medewerkers die verantwoordelijk is voor pilots en experimenten, maar ook voor implementatie van vernieuwingen binnen de eigen School maken ook deel uit van het onderwijskundig stafteam. Allen zijn op één of meerdere manieren betrokken bij (en enthousiast over) de diverse „kroonjuwelen‟:
Onderwijsplein Brede Major De School of Education Rotterdam werkt met intern ontwikkelde digitale omgevingen ten behoeve van de ondersteuning van specifieke processen in de opleiding. Op het Onderwijsplein Brede Major worden alle leermaterialen beheerd, zodat er ook voortdurende kwaliteitscontrole kan plaatsvinden. Actualisering van de materialen is 13
in handen van de eigenaren, en studenten kunnen gericht zoeken en filteren op basis van een persoonlijk profiel (voltijd, deeltijd en digi).
Het onderwijsplein is een gebruikersvriendelijk CMS dat door alle studenten en docenten gebruikt wordt. Uitgangspunt hierbij is dat één document op één plaats bewaard wordt en tevens gemodereerd wordt door één persoon. Hierdoor beschikken alle opleidingsvarianten in alle vestigingen over dezelfde materialen. Het onderwijsplein bevat docent- en studentmaterialen (ppt, PDF, Word- documenten, video, audio) met betrekking tot moduleboeken, readers, ondersteunende materialen, etcetera. Het is een gesloten omgeving, wat betekent dat bijvoorbeeld alumni en praktijkscholen er geen gebruik van kunnen maken. Het wordt veel gebruikt: onlangs werd de zes miljoenste hit geregistreerd. Er zijn zo‟n 1500 bezoekers per dag. Voor docenten en studenten is het Onderwijsplein een levensbehoefte. Zij prijzen het plein als een „open en transparante‟ omgeving.
Leernetwerk Educatie (LNE) LNE (http://www.leernetwerkeducatie.nl ) ondersteunt het praktijkleren en fungeert als een communicatieplatform tussen het instituut en de praktijkscholen. Daardoor wordt mede de kwaliteitszorg van het praktijkleren versterkt en kan elke student gekoppeld worden aan een gewenste en passende praktijkleeromgeving. Ook de begeleiding van het praktijkleren wordt hiermee verbeterd. Potentiële doelgroep is 15.000.
LNE is voortgekomen uit VPE (Virtuele Praktijkapplicatie Educatie, http://www.paboInholland.nl/VPE/inlog/index.php ): het zijn eigen ontwerpen, verschillende partijen zijn verantwoordelijk gemaakt voor inhoud: alle actoren spelen hierin een actieve rol: een student meldt zich aan voor de stage, de stagescholen melden stagevacatures aan; het platform wordt gebruikt voor informatievoorziening en communicatie. Het gaat hierbij om gehele proces van aanmelding door student tot plaatsing op een stageplaats. Docenten worden aangemoedigd voor hun eigen vak weblinks aan te leveren. Vakgroepen zijn eigenaar en verantwoordelijk voor de inhoud. Op de pabo.INHOLLAND.nl site is de ICT-E lijn (onderwijskundig gebruik ICT binnen
14
basisonderwijs) van de pabo-opleiding te vinden: http://www.paboInholland.nl/index.php?main_item=33
Mensen maken scholen De simulatieomgeving Mensen Maken Scholen (http://www.paboInholland.nl/index.php?sub_item=30&main_item=23) biedt studenten in het vierde (laatste) jaar van de opleiding de mogelijkheid om een (virtuele) basisschool op te richten en zich als team van die school te ontwikkelen en te presenteren. Deze omgeving biedt begeleiders de mogelijkheid om interventies te plegen vanuit verschillende rollen, waardoor de studenten geconfronteerd worden met vraagstukken en problemen die ook spelen in de beroepswerkelijkheid.Er is een externe projectaanvraag ingediend om verdere ontwikkeling binnen het nieuwe domein Educatie te realiseren. De aanvraag is medio 2010 goedgekeurd.
Digipabo Als experiment gestart in 1998 vormt de Digipabo de afstandsvariant van de lerarenopleiding basisonderwijs, waarbij alle onderwijs online plaatsvindt. Inmiddels is deze uitgegroeid tot een volwaardige opleiding die in de afgelopen jaren ook „test bed‟ was voor ICT-experimenten. Zie ook: http://www.surfspace.nl/nl/GoodPractices/Pages/DigiPabo,eenvolledigdigitaleleraren opleidingbasisonderwijs(updatejanuari2005).aspx
Online Afstudeerwerkplaats Binnen de afstudeerwerkplaats werken studenten in het laatste jaar van hun studie onder leiding van een eTutor aan een onderzoeksplan, dat de basis vormt voor de te schrijven „scriptie‟. Dit gebeurt bijna volledig online. Er wordt samengewerkt in tweetallen (peers) en een belangrijk instrument is het online geven van peerfeedback. In vijf stappen doorlopen de studenten het programma waarmee binnen een aantal weken het onderzoeksplan tot stand komt. De kwaliteit van onderzoeksplannen voor afstudeerscripties binnen de opleiding is hiermee aantoonbaar gestegen. Op dit ogenblik is de online afstudeerwerkplaats zo‟n succes dat deze ook door andere opleidingsvarianten binnen en buiten de lerarenopleiding wordt gebruikt. 15
Beschikbare ICT-apparatuur Binnen de locatie Rotterdam van Inholland zijn overal computers te vinden die studenten naar believen kunnen gebruiken. Er zijn op allerlei verdiepingen vrije computerruimtes, ook in de mediatheek/bibliotheek. De School of Education heeft op de eigen vleugel binnen het gebouw ook nog computers met vrije toegang voor studenten en een aparte computerruimte voor medewerkers. In ieder leslokaal staat een computer met Internetaansluiting en beamer. Thuis hebben alle medewerkers en studenten de beschikking over een log in waarmee ze op afstand van alle digitale faciliteiten en bronnen gebruik kunnen maken. Bij de servicedesk lenen studenten en medewerkers de benodigde ICT-apparatuur zoals laptops, losse beamers, audio- en videoapparatuur.
Succesfactoren Het succes van de ontwikkeling en het gebruik van deze „kroonjuwelen‟ is voor een belangrijk deel te danken aan het MediaLab onder leiding van Ton Gloudemans. Deze dienst is enerzijds goed verbonden met de School en de voorhoede die innovaties initieert en realiseert, maar weet anderzijds didactische en technische kennis zo samen te brengen dat goed bruikbare functionele ontwerpen worden opgeleverd. Daarnaast lijkt de synergie die er is tussen reguliere opleiding, ondersteunende stafdienst Educatie, lectoraat eLearning, ICT-promotietrajecten en nieuwe innovatieve opleidingen een aanjager voor verdere innovaties.
Knelpunten Als duidelijk knelpunt wordt door iedereen genoemd dat er te veel docenten zijn die nog niet goed gebruik maken van alle aanwezige ICT en digitale omgevingen. Als oplossing wordt aangedragen dat geprobeerd moet worden ze te verleiden tot het gebruik van ICT en ze bijvoorbeeld te stimuleren via studenten, hoewel die ook niet altijd evenveel affiniteit met ICT hebben. Er is voldoende aandacht voor training en scholingsaanbod. ´Wel moet er meer worden geëvalueerd of we bereiken wat we willen.‟ Als ander knelpunt wordt ervaren dat wanneer je veel met ICT moet werken, de snelheid optimaal moet zijn: studenten en medewerkers melden dat dat nog niet het geval is. Er zijn daarnaast nog al wat stagescholen die niet beschikken over veel 16
ICT. Ook zou erover het gebruik van ICT meer overleg moeten zijn tussen stagescholen/mentoren en de opleiding. Studenten ondervinden bijvoorbeeld problemen als ze vanuit de opleiding ICT-opdrachten moeten uitvoeren op de stageschool terwijl dit soms niet mogelijk is.
Conclusie De geïnterviewden onderschrijven dat bij de ICT-innovatieprocessen en –projecten in de afgelopen jaren teveel is uitgegaan van de gedachte dat iedereen automatisch volgt. Daarom is in het afgelopen jaar een „pas op de plaats‟ gemaakt om er eerst voor te zorgen dat de huidige innovaties worden overgenomen voordat nieuwe gestart worden. De nadruk wordt nu dus gelegd op borging om het gat tussen vernieuwers aan de ene kant en langzame volgers aan de andere kant niet te groot te laten worden.
Als les uit het verleden wordt genoemd, dat duidelijk is geworden, dat mensen pas veranderen als er voor hen een noodzaak hiertoe is. Je moet dus zorgen voor het creëren van die noodzaak. Alle betrokkenen zijn er wel over eens dat studenten in het werken met ICT niet zo maar „vrij‟ gelaten moeten worden, maar altijd goed moeten worden aangestuurd: „zelfsturing aansturen dus‟. Er moet ook beter in de gaten worden gehouden dat ICT het technisch „altijd moet doen‟. Digiborden bijvoorbeeld laten het nog wel eens afweten en worden daardoor weinig gebruikt.
2b.
Hogeschool Edith Stein te Hengelo (verslag december 2009)
Op 16 november 2009 sprak de commissie (Dr. Alfons ten Brummelhuis, Drs. Pieter Swager en Dr. Guus Wijngaards) met Drs. Manon Ketz, Directeur en Gabi Brühne, Manager Onderwijs, Drs. Marald Rouwen en Erik Leeuw, ICT-coördinatoren, Leeuw, Dr. Ellen van den Berg, Lector ICT-rijke leeromgevingen (Rich media en teacher learning), Truus Even-Snippert, René Kofflard, Drs. Eric Koertshuis, Ronald von Piekartz, docenten en de studenten: Nanniek Bijen, Vera Heimann, Relana Mittendorf, Ellen Nijhof en Marlijn Tielenberg.
Hogeschool Edith Stein/OCT in Hengelo is een lerarenopleiding voor het primair onderwijs voor katholieke, protestante, openbare en algemeen-bijzondere scholen. 17
De hogeschool telt zo‟n 1000 studenten (83% Full time, 17% Part time), 137 personeelsleden en 75 lerarenopleiders. Daarmee behoort Edith Stein tot de kleinere hogescholen in Nederland, maar de opleiding is er terecht trots op dat – volgens de studenten – deze hogeschool thuis hoort in de top tien van beste lerarenopleidingen. Meer informatie over de geschiedenis van Edith Stein is te vinden op http://www.edith.nl/
Edith Stein heeft samenwerkingsverbanden gesloten met Twente School of Education, met Expertis, Saxion Hogescholen en de Universiteit van Twente.
Een sociale basis voor innovaties Tijdens de gesprekken met het management, de lerarenopleiders, de onderzoekers, de ICT-coördinatoren en de studenten wordt steeds duidelijker dat het vertrekpunt voor innovaties en veranderingen in beleid altijd moet zijn, dat ze gedragen worden door alle belanghebbenden. Geen „top down‟ beslissingen, maar „bottom up‟ besluiten die door velen worden gedeeld.
Het management heeft duidelijk zijn ambities geformuleerd: voor alle betrokkenen, ook voor de omringende stagescholen, moet er op de hogeschool een goed kenniscentrum worden gerealiseerd. Maar tegelijkertijd klinkt er realisme: met een beperkt budget en een bescheiden groep medewerkers kan slechts een deel van de gewenste vernieuwingen worden gerealiseerd.
De inzet van technologie Studenten zijn positiever over de ICT-situatie op Edith Stein dan de managers en lerarenopleiders. De opleiding beschikt over 400 computers voor studenten. In de afgelopen jaren is de Elektronische Leeromgeving overgaan naar een SharePointgestuurde omgeving waarover met name de studenten steeds enthousiaster worden (webmail, My Site, education portal, H-disk etcetera). Aankomende studenten moeten zich natuurlijk eerst registreren bij Studielink, waar studenten zelf hun inschrijving regelen. Eenmaal aangemeld treffen de studenten alle noodzakelijke informatie en materialen aan voor hun studie op de Elektronische Leeromgeving van Edith Stein. Deze leeromgeving is tevens bedoeld voor het indienen van opdrachten 18
en documenten. In de nabije toekomst zal worden gewerkt met een compleet elektronisch portfolio.
De ICT-coördinatoren zouden graag zien dat de inmiddels vijf jaar oude computers zouden worden vervangen, maar de studenten klagen niet over de snelheid van het internet of over de kwaliteit van de gebruikte ICT. De ICT-coördinatoren willen ook graag dat er een duidelijker ICT-beleid zou worden gevoerd en een goede planning van concrete activiteiten, waarmee ad hoc-ontwikkelingen en beslissingen zouden kunnen worden voorkomen.
Lerarenopleiders, ICT-coördinatoren en managers zijn niet ontevreden over het gebruik van ICT in het onderwijs, maar zij melden wel dat weliswaar een grote groep lerarenopleiders technologie inzet, maar dat er nog altijd een minderheid van zo‟n 20% bestaat die ernstig achterloopt. Daarnaast hebben niet alle vakgroepen ICT daadwerkelijk in hun lesgeven geïntegreerd en is er in dit opzicht nog heel wat werk te verzetten: „veel lerarenopleiders voelen zich hier geen mede-eigenaar.‟
Het management noemt als één van de karakteristieken van de hogeschool dat lerarenopleiders die op enig gebied ondersteuning nodig hebben, worden gekoppeld aan een „maatje‟, bijvoorbeeld in het gebruik van ICT bij het lesgeven, waarbij dan iemand wordt gezocht die hiermee meer ervaring heeft.
De studenten zijn het wel met de ICT-coördinatoren en lerarenopleiders eens dat ze graag draadloze toegang voor laptops geregeld zagen, maar vinden het niet nodig dat de opleiding de didactische vaardigheden van studenten in het gebruik van ICT bij het lesgeven toetst. Alle betrokkenen delen overigens wel de opvatting dat de generatie van „digital natives‟ lang niet zo competent en vaardig is met het gebruik van ICT in lessituaties als veel mensen denken.
Wijze lessen o Zorg altijd voor aansluiting bij de praktijk; loop niet te ver voor de troepen uit. 19
o Laat betrokkenen maakbare stappen zetten, anders verlies je ze halverwege. o Zorg ervoor dat je op gezette tijden stilstaat om te prioriteren en opnieuw vast te stellen welke de juiste volgorde van belangrijke zaken is. o Zorg ervoor dat er bij lerarenopleiders en studenten sprake is van coeigenaarschap als ICT bij het lesgeven wordt ingezet. De ‘kroonjuwelen’ van Edith Stein Naast de Elektronische Leeromgeving en de overtuiging dat innovaties op Edith Stein alleen kans van slagen hebben als ze beperkt van omvang zijn en breed gedragen, worden twee lectoraten genoemd als „kroonjuwelen‟ van de hogeschool als het aankomt op innovatie en op bevordering van het gebruik van technologie bij het leren en onderwijzen: „Rich media en teacher learning‟ en „Virtuele ontwikkeling van de jeugd‟, Lectoraat ‘Rich media en teacher learning’ Bij het eerste lectoraat wordt multimediale technologie gezien als een goed middel om de pendel tussen praktijk en theorie te realiseren. Vooral digitale video maakt het mogelijk het praktisch handelen vast te leggen en hierover met anderen van gedachten te wisselen. Ook is het mogelijk dit handelen vanuit een theoretisch perspectief te verdiepen. Abstracte begrippen worden zo gesitueerd in de complexiteit van de beroepspraktijk.
Doelstelling van het lectoraat is om via ontwerpgericht onderzoek te komen tot kennisontwikkeling en concrete producten rond de inzet van ICT in de lerarenopleidingen. Alle projecten in de kenniskring streven deze tweeledige opbrengst na. De projecten richten zich op twee thema‟s, te weten: samenwerkend leren op afstand (e-tutoring, e-coaching, weblogs als reflectiemiddel) en „visual knowledge building‟ (gebruik van digitale beelden als middel om kennis te construeren en toegankelijk voor anderen te maken).
De resultaten van projecten worden geïmplementeerd in het curriculum van de hogeschool. Veelal gebeurt dit trapsgewijs: een lid van de kenniskring kring toont de levensvatbaarheid van een idee aan door het met een beperkte groep studenten zelf 20
in de praktijk te brengen. Op basis van evaluaties vindt verbetering plaats. Een verbeterde versie wordt dan met meer studenten en met inschakeling van collega‟s uitgeprobeerd. Na evaluatie en bijstelling volgt hogeschoolbrede opschaling. Lectoraat ‘Virtuele ontwikkeling van de jeugd’ Dit lectoraat wil een bijdrage leveren aan de gezonde virtuele ontwikkeling van de jeugd. In de media is in de laatste vijf jaar veel aandacht geweest voor de invloed van media op jeugdigen. Voor jongeren is de computer niet meer weg te denken en is de computer niet langer een instrument of medium maar een onderdeel van hun leefwereld. Jeugdigen hebben naast het recht op een gezonde lichamelijke, sociaalemotionele, cognitieve, sportieve en creatieve ontwikkeling ook recht op een gezonde virtuele ontwikkeling. Ouderen weten echter vaak onvoldoende van het gebruik van nieuwe media door jongeren. Daardoor kunnen zij kinderen onvoldoende helpen bij hun virtuele ontwikkeling. Hier wil het lectoraat een helpende hand bieden.
2c.
Het Instituut Educatie en Communicatie van de Noordelijke Hogeschool
Leeuwarden (verslag mei 2010) Op 19 april 2010 sprak de commissie (Dr. Alfons ten Brummelhuis, Drs. Pieter Swager en Dr. Guus Wijngaards) met Drs. Toine van den Bogaart, Directeur, Drs. Alex. van der Stouwe, Afdelingshoofd Talen, Dick Laning, Afdelingshoofd Kunst & Educatie, Drs. Marco Mazereeuw, lid kenniskring van het lectoraat Werkplekleren en ICT, Steef Steeneken, Docent afdeling Exacte Vakken, Drs. Bernadette Laudy, Docent afdeling Talen, en de leraren-in-opleiding: Ninke van der Veen, Simon Remery, Douwe van der Leij en Guido Bos.
Vooraf Sinds een paar maanden zit het Instituut Educatie en Communicatie van de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden (NHL) in een nieuw gebouw. Eigenlijk is op de nieuwe locatie aan de Rengerslaan een gloednieuw gebouw als een schil om een oude locatie heen gebouwd. Het resultaat is een nieuwe, geïntegreerde vestiging vol licht en lucht waar nadrukkelijk is vormgegeven aan de eisen die het huidige onderwijs aan studiefaciliteiten stelt: er zijn bijna geen grote collegezalen meer, maar
21
juist veel ruimtes voor zelfstandig en projectmatig werken. Met flexibele studielandschappen en vrij toegankelijke breakout rooms.
Karakteristiek instituut Zo‟n 3300 studenten bevolken het Instituut, waarvan ongeveer 600 op de communicatieafdeling zitten en de overige 2700 de lerarenopleiding volgen. Ongeveer 2400 studenten zijn Bachelorstudent en 300 Masterstudent. Van de 2400 Bachelorstudenten studeren er 2000 aan de lerarenopleiding basisonderwijs (Pabo) en 400 aan de 2e-graadslerenopleiding. Van alle studenten aan de lerarenopleidingen is 60% voltijdstudent en 40% studeert in deeltijd.
Aandacht voor ICT Studenten komen al snel in aanraking met ICT, al verschilt de mate waarin per opleiding. Bij het Learning Centre – waar studenten cursussen kunnen volgen die niet direct bij een opleiding horen maar bedoeld zijn om te verbreden, te verdiepen of bij te spijkeren - worden ook cursussen aangeboden die voor meerdere opleidingen verplicht zijn. Zo moeten alle studenten voldoen aan de ICT basisbekwaamheidseisen van de NHL (Digitaal Rijbewijs NHL). De bijbehorende courses staan op de elektronische leeromgeving BlackBoard.
Daarnaast moeten studenten op het gebied van beroepsspecifieke vaardigheden in de curricula een verplichte professionaliseringstaak (P-taak) uitvoeren waarin in ieder geval twee van de vijf volgende onderwerpen op een zinvolle wijze aan zijn of haar onderwijs(voorbereiding) moeten worden verbonden: Beeld en geluid, presenteren op Internet, Educatieve software, Digitaal toetsen en Digitale didactiek.
Bovendien krijgen de studenten de opdracht in hun digitaal portfolio bewijzen van competent gedrag te verzamelen waar het de Kennisbasis ICT (ADEF) betreft en behorende bij de genoemde thema's. Deskundige assessoren beoordelen of het ICT-portfolio „voldoende‟ is, hetgeen noodzakelijk is om mee te doen aan LlObekwaam assessment. “Er gaat geen student de deur uit die niet een digitale didactiekopdracht heeft uitgevoerd.”
22
Verder zijn er allerlei verdiepingstrajecten, zoals een facultatieve minor voor jaar drie en vier: Digitaal educatief ontwerp. Enkele ‘kroonjuwelen’ van het Instituut Educatie en Communicatie In verschillende gesprekken komt naar voren dat op de NHL studenten veel werken in projecten. Een goed voorbeeld is de Waddencampus. (http://www.waddencampus.nl/). Het Waddencampusproject is een initiatief van partijen uit het onderwijs, bedrijfsleven en overheid. Gedurende het schooljaar 2007/08 ging het project van start als pilotproject voor één jaar. In het schooljaar 2008/09 werd het project verder verbreed en verdiept. Doel was het ontwikkelen van een duurzame structuur voor samenwerking en kennisdeling voor de scholen in het Friese Waddengebied, dat wil zeggen de Friese Waddeneilanden Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog en de „vaste wal‟ van Noordoost Friesland.
Met het Waddencampusproject werd een belangrijke bijdrage worden geleverd aan een aantal ernstige problemen waar de scholen mee kampen: overbruggen van afstanden, kleine groepen (waardoor een tekort aan leerkrachten ontstaat en differentiatie problematisch is), isolement, problematische overstap naar de tweede fase van het voortgezet onderwijs en het mbo, moeizaam verlopende onderwijsinnovatieprocessen en slechte resultaten bij sommige scholen zichtbaar gemaakt door de onderwijsinspectie. Voor dit project hebben studenten leermateriaal ontwikkeld. Regelmatig waren er authentieke opdrachten van scholen.
Het project International Communication, dat in 2005 is gestart om in samenwerking met Vietnam het hoger onderwijs meer beroepsgericht te maken. Binnenkort volgt ook samenwerking met Turkije. Leerlingen communiceren met elkaar: soms in spel- of wedstrijdvorm. De studenten vinden de hierbij gebruikte MySchoolsNetwork-omgeving („ Hyves-achtig”) stimulerend: “(…) een eenvoudige en gecontroleerde omgeving, zeer geschikt voor het oefenen van taalvaardigheid en schrijfvaardigheid, voor culturele uitwisseling.”
Tijdens het gesprek met vertegenwoordigers van het managementteam werd ook melding gemaakt van twee projecten die nog op stapel staan en waarvoor subsidies 23
zijn aangevraagd: de ene betreft het verzorgen van digitale didactiek in laptopklassen van de bovenbouw Havo en VWO, de andere probeert, als follow up van de Waddencampus, een werkverband met de Piter Jelles Montessori te realiseren waarin contacten met twaalf scholen worden uitgebouwd.
Het instituut vindt het realiseren van dergelijke projecten belangrijk, omdat studenten graag hieraan meewerken, omdat hierin digitale vaardigheden moeten worden gebruikt en uiteraard ook uit maatschappelijke betrokkenheid met kleine scholen. Een geheel ander soort „kroonjuweel‟ wordt gevormd door Kennisvorming door onderzoek. Hierin spelen lectoraten een belangrijke rol, als voorhoede voor verandering. “Kleine HBO-onderzoekcentra die inspirerend werken.” Binnen het instituut is het lectoraat „Werkplekleren en ICT‟ daarvan een duidelijk voorbeeld. Lector Dr. Hans Hummel leidt daar vanaf september 2009 een onderzoeksprogramma dat wordt uitgevoerd door een kenniskring van (momenteel acht) hogeschooldocenten. Zij houden zich binnen interne en externe projecten bezig met de verbetering van werkplekleren, onder meer door geschikte ICT middelen te ontwerpen en in te zetten. De hier opgedane kennis vindt onder meer zijn neerslag in een minor. ”Van het begin af aan zijn we ervan overtuigd geweest, dat de kenniscomponent heel belangrijk is bij de competentiegerichte inrichting van het onderwijs”. Er is ook sprake van professionalisering van opleiders, omdat kenniskringleden en opleiders aan elkaar worden gekoppeld. Als „kroonjuweel‟ wordt ook genoemd het werken met Novomentor van „Keur ICT‟. NovoMentor is een softwarepakket van KeurICT voor scholen en educatieve instellingen om interactieve lessen met beeld, geluid, kaarten en tekst te maken en uit te wisselen. De software kan ook „buitenshuis‟ worden gebruikt voor informatieve routes en spellen op de pda of smartphone. KeurICT pioniert op het snijvlak van gps, serious gaming en educatie. Bij de NHL werd hiermee ervaring opgedaan binnen de exacte vakken waar „PDA‟s werden ingezet in combinatie met veldwerk‟. ICT werd hier als een didactische tool gebruikt als voorbeeld van adequate inzet van ICT binnen het leerproces.
24
Als mogelijke „kroonjuwelen‟ voor de toekomst worden tijdens de gesprekken ook genoemd de inzet van Didiclass bij bij P-taken (Didiclass is een digitale casusbank met videofragmenten die docenten [in opleiding] uitdaagt en prikkelt om na te denken over onderwijsdilemma‟s). De „real life‟ dilemma‟s bieden een indringende blik op de praktijk. Zie: http://www.didiclass.nl). De uitdaging is hier vooral het didactisch inzetten van Didiclass. Vanuit de Afdeling Exacte vakken wordt verder genoemd het werken met simulaties, bijvoorbeeld met de modelomgeving van IPCoach (Interactive Physics): “motiverend en betekenisvol”.”ICT geeft de mogelijkheid om zaken aanschouwelijk te maken.”
Beschikbare ICT-apparatuur Binnen de nieuwe locatie aan de Rengerslaan zijn overal computers te vinden die studenten naar believen kunnen gebruiken. Er zijn op allerlei verdiepingen vrije computerruimtes en ook in de mediatheek/bibliotheek. In ieder leslokaal staat een computer met Internetaansluiting en beamer en veel lokalen hebben digiborden. Het gebruik hiervan wordt niet opgelegd: het moet een “stille revolutie” zijn: docenten worden uitgenodigd hier zelf mee te experimenteren: als zij vragen hebben kunnen zij terecht bij het Learning Centre: de vragen die hier beantwoord worden liggen vooral op het technische vlak: er zijn nog geen voorzieningen voor „didactische hulp‟.
Vaardige studenten De vier studenten die aan de gesprekken deelnemen zijn zeer ICT-vaardig en zich goed bewust van wat er goed gaat en wat er nog beter kan als het aankomt op het gebruik van ICT tijdens de opleiding. Twee van de vier zijn overigens niet van plan om voor de klas te gaan staan. Wel zouden ze graag een baan vinden in dienst van het onderwijs, maar dan in de sfeer van inhoudelijke onderwijsadvies op het gebied van het gebruik van ICT of als educatief multimedia-ontwikkelaar, als leermiddelenarrangeur. Het lijkt belangrijk dat het instituut goed kijkt naar de mogelijkheden om dergelijke studenten verder te adviseren en te begeleiden in hun ontwikkeling. Allemaal zijn ze ervan overtuigd dat het goed inzetten van ICT binnen het onderwijs motiverend en inspirerend werkt voor studenten en leerlingen. “De school zou aan de wieg moeten staan van een nieuwe, innoverende generatie….”
25
Knelpunten, uitdagingen en aanbevelingen Smalle basis en integratie ICT Als duidelijk knelpunt wordt door iedereen genoemd dat er nogal wat docenten zijn die nog niet goed gebruik maken van alle aanwezige ICT en digitale omgevingen. “Committment met betrekking tot het belang van ICT binnen de opleiding is bij alle collega‟s aanwezig, maar toch is het eigen gebruik van ICT beperkt”. “Wellicht is ICT-gebruik voor de docenten toch nog te vrijblijvend”. “Misschien moet er zowel top down als bottom up gewerkt worden!”.
Er zijn in verschillende afdelingen enkele voortreffelijke opleiders met ICT met wie de studenten erg blij zijn. Maar ze spreken van een smalle basis van experts, omdat de meeste studenten het overgrote deel aan opleiders „ver vooruit zijn‟ als het gaat om ICT-gebruik. Ze vinden dat er op allerlei manieren moet worden geprobeerd om opleiders „bij te scholen‟. Opleiders zijn van goede wil, maar zouden zich flexibeler moeten opstellen ten opzichte van de inbreng en ideeën van studenten. Opleiders mogen zich, in hun ogen, niet alleen beperken tot het faciliteren van zaken, maar ze zullen zich ook zelf verder moeten bekwamen en meer ICT moeten inzetten in hun eigen lessen. Hier moet structureel aan worden gewerkt. “Ze moeten zich niet alleen maar bezighouden met vakkennis.” “Ook op gebied van ICT zou de lerarenopleiding een voorbeeld moeten zijn, een „broedplaats‟ ”. Op dit moment worden studentassistenten ingezet voor ondersteuning met betrekking tot ICT. Nadeel hiervan is dat met hun diplomering de ICT-kennis verdwijnt: er zal dus een borging van de ICT-kennis moeten plaatsvinden bij de docenten zelf, wil ICT werkelijk geïntegreerd worden met de vakinhoud. Studenten begrijpen heel goed dat die bijscholing van opleiders een traject is dat tijd zal kosten en ze weten dat docenten – zowel op stagescholen als op de opleiding – zoekende zijn. Maar stilstaan mag niet…..”Laat de opleiders zelf ook ICT-portfolio‟s maken en geef ze ook de mogelijkheid om VMBO-stages te lopen….”
Apparatuur Als ander knelpunt wordt ervaren dat wanneer je veel met ICT moet werken, de apparatuur altijd moet werken en de snelheid optimaal moet zijn: studenten en 26
medewerkers melden dat dat nog niet het geval is. Studenten: “Techniek moet het altijd doen”en het ICT-beheer moet absoluut in professionele handen zijn”.
Stagescholen Ook als knelpunt wordt ervaren dat wat betreft de inzet van ICT stagescholen zeer divers zijn: dat varieert van het nagenoeg niet gebruiken van computers tot het zeer geavanceerd gebruiken ervan. Dat is lastig voor de studenten die soms de opdrachten met. ICT niet eens kunnen uitvoeren. Het idee bestaat dat veel scholen geen visie en beleid hebben ten aanzien van het adequaat inzetten van ICT. Het probleem is volgens de opleiding dat er te weinig middelen zijn om de scholen te helpen. Het is een echte uitdaging te zorgen voor synergie tussen lerarenopleiding en stagescholen met betrekking tot de inzet ICT. “Er zijn nogal wat stagescholen die niet beschikken over veel ICT. Dat is natuurlijk heel jammer.” Op dit vlak is er hoop dat het lectoraat „Werkplekleren en ICT‟ dat sinds 2009 actief is binnen de NHL die brugfunctie kan gaan vervullen. Het lectoraat is voorloper op gebied van ICT, maar is nog niet betrokken bij implementatie van digitale, didactische ondersteuning van leraren.
Kennisbasis ICT Als laatste punt dat genoemd wordt, is dat van de Kennisbasis ICT: een landelijk samengestelde lijst van competenties die een student van de lerarenopleiding moet verwerven op het gebied van ICT. Uit de gevoerde gesprekken komt naar voren dat deze ICT-basis nog teveel instrumenteel is: er zou behoefte zijn aan een meer op de digitale didactiek gerichte „kennisbasis‟. Aandacht voor digitale didactiek tijdens de opleiding is er wel, maar lijkt vaak toch ondergeschikt aan technische vaardigheden. Ook binnen het ICT-portfolio zou daar meer en duidelijker aandacht voor moeten zijn. Heel belangrijk is daarbij dat alle opleiders in staat zijn om het didactisch gebruik van ICT van studenten op de juiste waarde te kunnen inschatten en beoordelen. Ook hiervoor is een structurelere aanpak noodzakelijk. “Alleen dan kunnen opleiders echt als rolmodel voor studenten fungeren”.
27
In de gesprekken wordt ook geopperd, dat er bij de aanname van nieuwe opleiders, duidelijk aandacht moet zijn voor de didactische ICT-vaardigheden. Ook komt het idee van een „didactische helpdesk‟ ter sprake.
Conclusie Er zijn in het instituut Educatie en Communicatie goede ICT-voorzieningen, een goed doordacht programma gericht op het gebruik van ICT en allerlei, ook voor studenten motiverende projecten. Wel zouden meer opleiders – op een meer structurele wijze – ertoe moeten worden gebracht om zich verder te bekwamen in eigen ICTvaardigheden en het didactisch gebruik van ICT binnen het (eigen) onderwijs.
2d.
‘Eindhoven School of Education’ (ESoE) (verslag juni 2010)
Op 19 mei 2010 sprak de commissie (Drs. Pieter Swager en Dr. Guus Wijngaards) met Prof. Dr. Douwe Beijaard, Hoogleraar, opleidingsdirecteur Master SEC en Ir. Ing Ton Marée, Projectmedewerker AhaD, Promovendus. Nadere informatie over de opleiding is verkregen bij Ir. Véronique van de Reijt, Opleidingscoördinator en Ir. Huub de Beer Msc BA, Ex-Student Master SEC, Promovendus.
De opleiding De Eindhoven School of Education (ESoE) is een gemeenschappelijk instituut van Fontys Hogescholen (FH) en de Technische Universiteit Eindhoven (TU-e). De ESoE is een jonge lerarenopleiding 1e-graads in de bètavakken (wiskunde, natuurkunde, scheikunde en informatica). Zij bestaat in de huidige vorm twee jaar. ESoE is actief op drie gebieden:
a. Onderwijs ESoE verzorgt de masteropleiding Science Education, die onder meer opleidt tot leraar voorbereidend hoger onderwijs in wiskunde, natuurkunde, scheikunde of informatica. Ook verzorgt ESoE een educatieve minor voor bachelor studenten; studenten van de hiervoor genoemde vakken die aan deze minor deelnemen, ontvangen een tweedegraads bevoegdheid.
b. Onderzoek 28
ESoE verricht wetenschappelijk onderzoek op het gebied van de onderwijswetenschap, meer in het bijzonder onderzoek naar de innovatie van onderwijs. Het onderzoeksprogramma van ESoE draagt de titel 'Professional Learning'. De centrale vragen in dit onderzoeksprogramma zijn: Hoe ontwikkelen pas afgestudeerde leraren zich tot professionals? en Welke omstandigheden en middelen bevorderen die ontwikkeling?
c. Innovatie ESoE ondersteunt en bevordert onderwijsinnovaties bij onderwijsinstellingen in de regio door middel van consultancy en samenwerkingsprojecten. Daarbij gaat het in het bijzonder om onderwijsinnovaties in relatie tot bèta en techniek ten behoeve van de hele onderwijskolom. ESoE doet dat onder andere door: professionele trainingen en coaching, consultancy, ontwikkeling en begeleiding van projecten en monitoring en evalueren van projecten. Een voorbeeld van ondersteuning in de regio is het het „Kenniscentrum Zuid‟ m.b.t. onderzoek en professionalisering van docenten.
Enkele getallen en feiten Op dit moment studeren 85 studenten aan de opleiding; in totaal worden 7 fte‟s ingezet om het onderwijs uit te voeren; 35 promovendi zijn verbonden aan ESoE; een aantal ervan is betrokken bij het geven van onderwijs en begeleidt studenten bij hun onderzoek. Het grootste gedeelte van de studentenpopulatie bestaat uit studenten die de 1-jarige opleiding volgen, zogenaamde zij-instromers: zij hebben reeds een opleiding op het niveau van wetenschappelijk onderwijs afgerond en worden in één jaar „klaargestoomd‟ voor de onderwijspraktijk. De overige studenten volgen het reguliere, tweejarige traject. Dit zijn studenten die onmiddellijk na hun bacheloropleiding de masteropleiding gaan doen.
Karakter De OSoE is een kleinschalig instituut dat eerstegraadsleraren opleidt in de bètavakken. Zij heeft ondanks de korte bestaansgeschiedenis al een naam opgebouwd op het gebied van onderzoek: stafmedewerkers zijn nationaal en internationaal actief in allerlei onderzoeksgremia en de output in de vorm van publicaties e.d. is groot. De opleiding is qua opzet vergelijkbaar met die van de 29
Technische universiteiten van Delft en Twente, met welke universiteiten trouwens ook wordt samengewerkt en met welke gezamenlijk het accreditatietraject wordt afgelegd.
Accreditatie De ESoE wordt in 2013 gevisiteerd: formeel vindt visitatie en daaraan verbonden accreditatie van de 1e-graads lerarenopleidingen één maal per zes jaar plaats. Recent vond wel een „Mid term review‟ plaats door een internationaal samengesteld panel naar de kwaliteit van de activiteiten van het instituut (onderwijs, onderzoek, innovatie). De review was voor het opleidingsdeel van ESoE aanleiding een aantal prioriteiten te formuleren voor de komende jaren: meer afstemming tussen de separate onderdelen van de opleiding, inspelen op heterogeniteit van de studentenpopulatie (zij-instromers, studenten 2-jarige opleiding en 1-jarige opleiding) en verdere verbinding van onderzoek met onderwijs.
ICT binnen de opleiding Er is geen specifiek beleid geformuleerd voor de inzet van ICT bij het leren en onderwijzen en ook niet voor het bijbrengen en ondersteunen van digitale didactiek. Dit betekent overigens niet dat er geen belang wordt gehecht aan deze onderwerpen en dat er op dit terrein niets gebeurt. Het heeft alleen (nog) geen directe prioriteit gekregen in een opleiding die nog vrij nieuw is en waar het gevoel bestaat dat er in korte tijd toch al heel veel moet gebeuren om startbekwame leraren af te leveren.
Hieronder volgt een aantal voorbeelden van hoe de opleiding (hardware- en softwarematig) gebruik maakt van ICT ten behoeve van het studeren van de studenten: o Omdat de ESoE gebruik maakt van de ICT-infrastructuur van de Technische Universiteit (TU) Eindhoven, beschikken alle studenten en medewerkers over een zeer geavanceerd netwerk, inclusief WIFI. o Alle studenten beschikken daarnaast over een notebook die ze bij aanvang van de opleiding tegen aantrekkelijke voorwaarden kunnen aanschaffen.
30
o Op dit moment wordt al meer dan de helft van de colleges digitaal opgenomen en d.m.v. weblectures ontsloten via de elektronische leeromgeving (omgeving gebaseerd op Microsoft SP). o Alle materialen van de opleiding worden digitaal ontsloten via de elektronische leeromgeving. o Veel communicatie vindt elektronisch plaats. o Studenten maken gebruik van een digitaal portfolio, waarmee competentiegroei kan worden vastgelegd.
Hardware- en softwarematig beschikt de opleiding dus over alle relevante voorzieningen: studeren aan de eSoE zonder ICT te gebruiken is niet mogelijk.
Verantwoord gebruik van ICT binnen het onderwijs Het verantwoord didactisch gebruik van ICT, de zogenaamde digitale didactiek, heeft (nog) geen speciale plek in het curriculum gekregen. Dit onderdeel is nog duidelijk in ontwikkeling; er is ook hiervoor (nog) geen beleid geformuleerd. De vraag is hoe studenten opgeleid worden tot het adequaat gebruiken van ICT binnen hun lessen. De ICT-competenties die studenten moeten verwerven zijn niet apart geformuleerd: ze zijn impliciet aanwezig in de geformuleerde algemene competenties. Toch zijn er initiatieven die „bottom up‟ kunnen leiden tot Good Practices op dit gebied waarvan anderen kunnen leren en die later de basis kunnen vormen van te formuleren beleid.
Zo is er een docent die gebruik maak van educatieve natuurkundige software, genaamd Modellus. Engelstalige software die draait onder Windows en die gratis te verkrijgen is. Een mathematische modelleeromgeving met „real-time‟ simulaties: beweging, grafieken, vectoren en grootheden. Een nuttig programma om leerlingen te leren modelleren en bijvoorbeeld de invloed van sommige parameters te onderzoeken. Het is echter niet duidelijk hoe deze docent invulling geeft aan de vraag hoe je didactisch verantwoord gebruik kunt maken van deze software bij het leren en onderwijzen.
Bij vakdidactiek wiskunde wordt uitgebreid stilgestaan bij het gebruik van de grafische rekenmachine en de computer in het wiskundeonderwijs. De docent: “De 31
computer levert allerlei manieren om het wiskundeonderwijs mee vorm te geven. In concreto kunnen bijvoorbeeld applets, computeralgebra (exacte berekeningen, numerieke benaderingen, grafische weergaven) en digitale toetsen ingezet worden in meer klassieke werkvormen, in projecten of in ELO's. Het gebruik van ICT biedt enerzijds mogelijkheden, maar anderzijds ook risico's van wiskundige aard (denk aan de betrouwbaarheid van de uitkomsten). Bij vakdidactiek is er aandacht voor beide kanten, waarbij vooral de risico's voor studenten vaak verrassend zijn.”
Een ander voorbeeld dat door de lerarenopleiding wordt aangehaald is CORF in relatie tot het afstudeeronderzoek: binnen de Master SEC is het afstudeeronderzoek een vak met substantiële omvang (30 ECTS in de volledige variant, 10 ECTS in de verkorte variant). In het kader van het afstudeeronderzoek worden studenten gestimuleerd gebruik te maken van het internet platform CORF (Collectieve Onderwijs Research Faciliteit), dat is ontwikkeld door Ruurd Taconis van de Eindhoven School of Education (TU/e) in samenwerking met Chris de Jong en Sanneke Bolhuis van de Fontys Lerarenopleiding Tilburg (FLOT). CORF is een platform waarin (actie)onderzoeksprojecten kunnen worden aangemaakt. Studenten kunnen er plannen in beschrijven, collega-studenten of docenten lid maken van hun project, instrumenten ontwerpen (of bestaande instrumenten gebruiken), online gegevens verzamelen (en respondenten per direct feedback op hun invulling geven) en hun resultaten presenteren. CORF maakt het gebruik van meer open en gesloten methoden mogelijk, zoals vragenlijsten, card-sorts, repository grids, ontwikkelinginterviews, et cetera.
Ook is het mogelijk documenten te publiceren en te delen met andere gebruikers (andere studenten, scholen, docenten). Het kan dan gaan om zowel verslagen (scripties) als instrumenten en verzamelde gegevens zelf. CORF is (gratis) toegankelijk via http://www.corfstart.nl/ . Inmiddels zijn er tientallen instrumenten aanwezig in CORF (soms voorzien van wetenschappelijk commentaar en informatie) en hebben diverse promovendi en studenten van FLOT en ESoE het systeem gebruikt voor hun afstudeeronderzoek. Omdat CORF alle facetten van onderzoek omvat (van plannen tot feedback geven en van data verzamelen tot publiceren) is het systeem uniek en overstijgt het pure systemen voor vragenlijstafname. CORF wordt 32
inmiddels ook gebruikt door andere lerarenopleidingen, zoals die van de Universiteit Utrecht, Universiteit Twente, Universiteit Delft en Universiteit Leiden.
Wat ook kan leiden tot het formuleren van een visie op het terrein van ICT bij het leren en onderwijzen, zijn de initiatieven die genomen worden naar aanleiding van vragen van studenten. Zo werden studenten onlangs bevraagd over allerlei opleidingszaken waarbij zij onder andere aangaven dat ze meer wiki‟s ingezet wilden zien in de opleiding. Dit resulteerde in het faciliteren van het gebruik van wiki‟s binnen de opleiding.
Bij het éénjarig traject zijn er volgens de directeur minder mogelijkheden expliciet aandacht te besteden aan didactisch verantwoord ICT-gebruik binnen de opleiding. Hier moeten prioriteiten gelegd worden: daarbij zijn, binnen de zeer beperkt beschikbare tijd, zaken als „overeind blijven voor de klas‟ voor de opleiding belangrijker dan digitale didactiek. Bij de reguliere, tweejarige opleiding zijn meer mogelijkheden het onderdeel te integreren in het curriculum.
Een ander voorbeeld van een bottom-up-initiatief is het feit dat studenten zelf digitale groepen kunnen aanmaken binnen de elektronische leeromgeving. Hier kunnen ze communiceren, discussies voeren en samenwerken. Dit wordt niet vanuit de opleiding aangestuurd, wel gefaciliteerd.
Een ander voorbeeld is dat op initiatief van een aantal studenten een course binnen de open source leeromgeving Moodle is aangemaakt: dit omdat de stageschool hetzelfde platform gebruikte.
Kort samengevat kunnen we stellen dat de genoemde voorbeelden van didactisch verantwoord gebruik van ICT binnen het onderwijs bottom up plaatsvinden, voor een deel incidenteel. De opleiding probeert wel initiatieven te ondersteunen en te faciliteren. Digitale didactiek wordt gezien als een uitdaging voor de opleiding: docenten van de opleiding komen niet vanzelf tot verantwoord ICT-gebruik voor henzelf en voor de studenten die dit weer moeten toepassen in hun stageschool. Geprobeerd zal worden door middel van Good Practices de docenten te „overtuigen‟ 33
van de waarde ervan.
Kroonjuwelen In algemene zin kan gezegd worden dat het academisch karakter van de ESoE een kroonjuweel is dat gekoesterd wordt: er vindt veel onderzoek plaats binnen de ESoE en studenten zijn betrokken bij dit onderzoek. Daarnaast worden de promovendi ingezet bij het begeleiden van studenten bij hun onderzoek. Er is momenteel een behoorlijk aantal promotietrajecten aan de gang waarin ICT een prominente rol speelt: Zo houdt Gijs de Bakker zich bezig met „Instant messaging in education’, [“This Phd research wants to identify and explore the educational uses of instant messaging that are relevant for higher education.”], Lou Slangen met ‘Mind tools in p.o.’ [„The main objective in this study is a better understanding of Direct Manipulation Environments (DME‟s) for technology teaching in primary school education. Especially, the study addresses the question whether DME‟s, like Lego Mindstorms and Techno-Logica, can effectively support the development of pupil‟s learning in terms of an increasing technological literacy (knowledge, concepts, skills and strategies) and in terms of an improved domain specific and general higher order thinking.Nele Sodie Coninx met ‘Technology enabled synchronous peer coaching’ [„The overall aim of the study is to increase the efficacy of coaching for competence grow of trainee teachers regarding the facilitation of collaborative learning groups.] , Niek van den Bogert met ‘Use of folksonomies in the development of student teachers' case knowledge’, Ton Marée met ‘Fostering Deep Learning by Combining Concept Maps and Scripted Collaboration‟ [„Our research aims to foster deep learning by combining structuralization and visualization of the knowledge domain with regulation of dialogue between students by micro collaboration scripts.‟] en Pierre Gorissen met „Facilitating the use of recorded lectures with social tagging.’
Nog geen kroonjuweel, maar wel een gebied dat zich als zodanig kan ontwikkelen is de bètadidactiek; didactiek die zich specifiek richt op de bètavakken wiskunde, natuurkunde, scheikunde en informatica.
Situatie op stagescholen
34
De studenten ondervinden niet veel problemen bij het uitvoeren van stageopdrachten waarbij sprake is van didactisch verantwoord ICT-gebruik, wat wel werd geconstateerd bij de andere door de commissie bezochte lerarenopleidingen. Het feit dat de ESoE op dit gebied geen beleid en wensen of eisen heeft geformuleerd, zou hiervan mede de oorzaak kunnen zijn. Wel wordt in het gesprek opgemerkt dat de stagescholen zeer divers zijn, van zeer traditioneel op het gebied van ICT tot vooruitstrevend. Uit een Survey van 2009 blijkt dat studenten over het algemeen tevreden zijn over de stagescholen en over de mogelijkheden die zij hebben hun stageopdrachten uit te voeren.
Knelpunten Een knelpunt dat optreedt bij de éénjarige opleiding (die op dit moment de grootste stroom studenten vormt) werd reeds genoemd: binnen dit traject moeten prioriteiten gesteld worden. In de strijd om voorrang staat digitale didactiek niet vooraan. Daar staan „primaire‟ zaken zoals „zich handhaven voor de klas‟ meer centraal.
De commissie adviseert de opleiding eens naar de geformuleerde ICT kennisbasis voor de tweedegraadslerarenopleidingen te kijken: ondanks de verschillen die er zijn tussen een eerste graads- en een tweedegraadsopleiding, lijken elementen hieruit goed bruikbaar.
Conclusie ICT als dagelijkse tools, zowel hardware- als softwarematig, is voor iedereen binnen de SoE vanzelfsprekend. Om te komen tot didactisch verantwoord ICT- gebruik binnen de opleiding zijn er initiatieven van onderop, van studenten en lerarenopleiders als voorbeelden van Good Practices. De opleiding heeft, mede gezien het feit dat het om een opleiding in ontwikkeling gaat en er - met name bij de verkorte opleiding - veel andere prioriteiten zijn, verantwoorde didactische inzet van ICT in het onderwijs nog niet in de vorm van beleid geformuleerd. Misschien zou de relatie die er is met lectoren, zoals die van „educatieve inzet van ICT‟ kunnen helpen in deze richting. “De ESoE is een leergemeenschap”, aldus de directeur: “de grootste uitdaging voor 35
de komende jaren is de verschillende onderdelen van de lerarenopleiding „samen te smeden‟ tot een eenheid!”
3.
Aanbevelingen van uit de praktijk
De bezoeken aan enkele lerarenopleidingen leveren enkele concrete aanbevelingen op, die – natuurlijk niet toevallig – aardig lijken te passen in de eerder beschreven ideale uitgangssituatie voor ICT bij het leren en onderwijzen: o Zorg ervoor dat je binnen de instelling een visie ontwikkelt op het gebruik van ICT bij het onderwijzen en leren en vertaal die opvattingen in een zo concreet en realistisch mogelijk beleidsplan. o Evalueer op gezette tijden of wordt bereikt wat wordt nagestreefd.
o Zorg ervoor dat ICT op de instelling altijd werkt. ICT-beheer moet absoluut in professionele handen zijn.
o Onderneem niet te veel innovaties tegelijkertijd, maar zorg er voor dat de ingezette innovaties ook daadwerkelijk op een goede manier worden geïmplementeerd en ga met dié innovaties aan de gang die breed worden gedragen door de betrokken geledingen en die duidelijk aansluiten bij de praktijk.
o Bekijk op gezette tijden of de lijst van prioriteiten nog steeds steekhoudend is en wellicht aanpassing behoeft. o Bedenk manieren om ervoor te zorgen dat niet alleen een voorhoede van onderwijsvernieuwers gebruik maakt van technologie, maar dat ook de rest van de docenten ertoe verleid wordt stappen te zetten op de weg naar het didactisch verantwoord gebruik van ICT bij het leren en onderwijzen. Het lijkt erop dat mensen pas veranderen als er voor hen een noodzaak tot gebruik ontstaat. Als dat zo is, moet er dus worden gezorgd voor het creëren van die 36
noodzaak. Alle opleiders zouden in staat moeten zijn om het didactisch gebruik van ICT van studenten op de juiste waarde te kunnen inschatten en te beoordelen. o Bij de aanname van nieuwe opleiders moet er duidelijk aandacht zijn voor de didactische ICT-vaardigheden van de kandidaten.
o Zorg ervoor dat de opleiding aan de hand van de Kennisbasis ICT (ADEF) praktisch werkt aan ICT-competenties, voor zowel opleiders als voor studenten. Eventueel met aanpassingen voor andere niveaus van lerarenopleiding.
o Overweeg de inrichting van een „didactische helpdesk‟. o De generatie van „digital natives‟ is lang niet zo competent en vaardig met het gebruik van ICT in lessituaties als veel mensen denken. Zorg dus voor een gerichte coaching op dit terrein. Zorg er bovendien voor dat een student, die geen digitale didactiekopdracht heeft uitgevoerd, het diploma niet kan halen,
o Er moet erover het gebruik van ICT meer overleg zijn tussen stagescholen/mentoren en de opleiding. o Overweeg een internetplatform te realiseren dat het praktijkleren ondersteunt en fungeert als een communicatieplatform tussen het instituut en de praktijkscholen. Daardoor wordt tevens de kwaliteitszorg van het praktijkleren versterkt en kan elke student gekoppeld worden aan een gewenste en passende praktijkleeromgeving. Ook de begeleiding van het praktijkleren wordt hiermee verbeterd.
o Laat studenten in het werken met ICT niet zo maar „vrij‟, maar zorg voor een goede aansturing. Stuur zelfsturing aan!
37
o Lerarenopleidingen kunnen profiteren van nauwe samenwerking met lectoraten op het terrein van digitale didactiek. Er bestaan in Nederland diverse goede praktijkvoorbeelden van het samengaan van onderwijs en onderzoek.
38