Nederland in Afghanistan Ministerie van Buitenlandse Zaken Postbus 20061 2500 eb Den Haag
mei 2005
Nederland in Afghanistan
Uitgave Ministerie van Buitenlandse Zaken / Ontwikkelingssamenwerking Directie Voorlichting en Communicatie (DVL/AB) in samenwerking met het Ministerie van Defensie Tekst Karolien Bais Eindredactie Charlotte Talens Druk Koninklijke De Swart Ontwerp Eindeloos, Den Haag Fotografie Hennie Keeris (ANP), Shah Marai (ANP), Rick Nederstigt (ANP), Paul Verheul (MinDef ) Karolien Bais, Bernard Kelkes (MinBuZa), Marten de Boer (MinBuZa) Ordercode bzdr6601/n/e december 2006 Voor meer informatie over de Nederlandse aanwezigheid in Afghanistan: www.minbuza.nl/afghanistan
Inhoud
Nederland in Afghanistan: Langdurige steun
4
Internationale betrokkenheid bij Afghanistan
6
Partnerland van Nederland
10
Geïntegreerde benadering, hoe werkt dat?
12
Militaire inzet
14
Zo militair als nodig... ...zo civiel als mogelijk
14 20
Geen ‘quick fixes’
24
Nederland in Afghanistan: Langdurige steun Afghanistan rekent op langdurige steun van de internationale gemeenschap. Nederland biedt die hulp al sinds 2001, toen de Taliban verdreven werden, vanuit de gedachte dat internationaal partnerschap en wederopbouw bijdragen aan stabiliteit. Immers, wie het voordeel van de vrede proeft, zal minder snel naar de wapens grijpen. Omgekeerd zijn ook veiligheid en stabiliteit noodzakelijke voorwaarden voor ontwikkeling van een land. Om op al die vlakken vorderingen te maken trekken de ministers van Defensie, Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking samen op. Ondersteund door een grote meerderheid in het parlement heeft Nederland ook voor de komende jaren zijn steun toegezegd. De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking draagt in
ieder geval tot en met 2009 financieel bij aan de wederopbouw. Ook maken tot 2008 tussen de 1500 en 1800 Nederlandse militairen deel uit van ISAF (International Security and Assistance Force), de troepenmacht die onder leiding staat van de NAVO. Aan de militaire eenheden van het ministerie van Defensie heeft het ministerie van Buitenlandse Zaken politieke adviseurs en adviseurs op het gebied van ontwikkelingssamewerking toegevoegd.
De Afghaanse burgeroorlog 1973: Koning Mohammed Zahir Shah wordt verdreven door zijn neef, luitenant-generaal Mohammed Daoud, die president wordt. 1978: Daoud wordt vermoord en het land komt onder leiding van een communistische Revolutionaire Raad. Islamitische strijders (mudjahedin) nemen de wapens op tegen het bewind. 1979: Sovjet-troepen vallen Afghanistan binnen en bezetten het land. 1989: De Sovjet-Unie trekt zich terug. Naar schatting vijf miljoen Afghanen zijn het land ontvlucht; anderhalf miljoen Afghanen zijn omgekomen. 1992: Het communistische bewind maakt plaats voor de heerschappij van de mudjahedin. 1996: De Taliban verdrijven de mudjahedin en vestigen een streng religieus regiem. 2001: Na de aanslagen van 11 september 2001 eist de VS uitlevering van Al Qaeda-leider Osama bin Laden, die vanuit Afghanistan zou opereren. De VS, geholpen door de Noordelijke Alliantie, een coalitie van tegenstanders van de Taliban, verdrijven de Taliban.
Internationale betrokkenheid bij Afghanistan Direct na de val van de Taliban in 2001 komt de internationale gemeenschap bijeen in Bonn. Om te voorkomen dat er een machtsvacuüm ontstaat in Afghanistan en om het land zo snel mogelijk overeind te helpen, worden ingrijpende beslissingen genomen. Een internationale vredesmacht wordt in het land gestationeerd. Aanvankelijk is ISAF een samenwerkingsverband van coalitiepartners maar in augustus 2003 neemt de NAVO het commando op zich. Gefaseerd komen in het hele land zogeheten Provinciale Reconstructie Teams (PRT’s) die als opdracht krijgen de stabiliteit te bevorderen en de Afghaanse autoriteiten te ondersteunen bij de wederopbouw. De Verenigde Naties nemen de taak op zich om Afghanistan te begeleiden naar een democratische rechtsstaat. De United Nations Assistance Mission to Afghanistan (UNAMA) coördineert tevens de humanitaire hulp en wederopbouwactiviteiten. Voor de wederopbouw belooft de interna-
tionale gemeenschap in Bonn 4,5 miljard dollar bij te dragen voor een periode van vijf jaar. ‘Bonn’ levert ook een interim-regering op, met de hervormingsgezinde Hamid Karzai aan het hoofd. Zijn positie behoudt hij als in 2002 de tijdelijke Loya Jirga, de traditionele Afghaanse volksraadpleging (een soort Tweede Kamer), een overgangsregering aanwijst. Ook uit de democratische verkiezingen in 2004 komt Karzai als president tevoorschijn. Het jaar daarop krijgt het land een grondwet en een democratisch gekozen parlement. Bij de internationale donorconferentie in Berlijn, voorjaar 2004, krijgt Afghanistan opnieuw financiële steun toegezegd: 8,2 miljard dollar voor een periode van twee jaar. Als begin 2006 in Londen nieuwe afspraken worden gemaakt over ontwikkelingssamenwerking tussen de internationale gemeenschap en de Afghaanse overheid, het Afghanistan Compact,
Minister-President Balkenende met President Karzai tijdens bezoek Afghanistan augustus 2006.
beloven donoren (waaronder Nederland) de komende vijf jaar zo’n 10 miljard dollar bij te dragen. De komende twee jaar, zo luiden de afspraken, zullen gebruikt worden om illegale gewapende groepen te ontmantelen, ambtenaren te benoemen op basis van verdienste in plaats van afkomst of ‘vriendjespolitiek’, belangrijke sectoren als landbouw, mijnbouw en transport nieuw leven in te blazen, en 38.000 dorpen te helpen ontwikkelen. Shura oftewel een vergadering van stamoudsten in Uruzgan.
Donorcoördinatie Om wildgroei te voorkomen hebben donoren met de Afghaanse regering afgesproken welk land een leidende donorrol speelt in een bepaalde sector. Dit weerhoudt landen er overigens niet van om bij te springen in andere sectoren. • Nederland focust onder andere op ‘goed bestuur’, bijvoorbeeld door steun bij de verkiezingen en assistentie aan de Afghaanse overheid bij het bieden van hulp aan de bevolking; • de Verenigde Staten nemen de opbouw van het Afghaanse leger voor hun rekening; • Japan is de belangrijkste donor op het gebied van ontwapening; • Duitsland zet in op de opleiding van politie; • Italië heeft de leiding bij hervorming van justitie; • het Verenigd Koninkrijk heeft een leidende rol in de strijd tegen papaverteelt en –handel; • Canada doet veel op het gebied van ontmijning; • UNAMA heeft het voortouw bij de wederopbouw en de politieke hervormingen.
De EU is nauw betrokken bij het wederopbouwproces in Afghanistan en heeft een Speciale Vertegenwoordiger voor Afghanistan aangesteld. De EU heeft de afgelopen jaren al .7 miljard Euro geïnvesteerd in noodhulp en wederopbouw, vooral bestemd voor gezondheidszorg, plattelandsontwikkeling, infrastructuur, politiehervorming, ontmijning en publieke administratie. Eind 2005 is de EU een partnerschap met de regering aangegaan om te helpen van Afghanistan weer een goed functionerende rechtsstaat te maken.
De humanitaire situatie in Afghanistan • De gemiddelde levensverwachting is 45 jaar voor mannen en 44 jaar voor vrouwen. • Kindersterfte onder de vijf jaar is de hoogste ter wereld; de helft van de kinderen onder 5 jaar is ondervoed. • Vier op de vijf mensen kan niet aan eenvoudige medicijnen komen. • Twee op de vijf mensen hebben geen veilig drinkwater. • Minder dan de helft van de mannen kan lezen en schrijven; van de vrouwen slechts 14 procent. • 85 procent van de Afghanen leeft van de landbouw, maar veel grond is bezaaid met mijnen, vernietigd of onbereikbaar. • 4,5 miljoen vluchtelingen zijn sinds 2001 teruggekeerd, maar er is grote woningnood, hoge werkloosheid en in bepaalde gebieden onveiligheid. 9
Partnerland van Nederland Nederland draagt al bijna twintig jaar actief bij aan de ontwikkeling van Afghanistan, in eerste instantie met name door het geven van noodhulp. In de periode voor 2001 ging er zo’n 20 miljoen gulden (ongeveer 9 miljoen euro) naar onder andere VN-organisaties, het Rode Kruis en andere hulporganisaties in Afghanistan voor noodhulp. Dat Afghanistan na de val van de Taliban een partnerland van Nederland werd – een garantie voor langdurige betrokkenheid - , kwam echter niet alleen uit humanitaire overwegingen voort. Nederland hecht groot belang aan stabiliteit in de
hele regio rond Afghanistan, van de buurlanden Pakistan en Iran tot en met de Centraal-Aziatische republieken. Welvaart en democratie moeten helpen nieuwe conflicten voorkomen. Een derde motief is de strijd tegen het terrorisme. Nederland levert een substantiële bijdrage aan de vredesmacht ISAF en zet daarnaast in op armoedebestrijding in Afghanistan als krachtig middel in de strijd tegen radicalisering. Stabiliteit en wederopbouw van Afghanistan zijn belangrijk voor het land zelf, maar dragen ook bij aan meer veiligheid in Nederland en in de rest van de wereld.
Nederlandse hulp aan Afghanistan • • • • •
10
Nederland geeft al sinds 2001 hulp aan Afghanistan. De Nederlandse hulp bestaat deels uit noodhulp en deels uit structurele ontwikkelingssamenwerking. Lag aanvankelijk de nadruk meer op noodhulp om het land draaiende te houden, gaandeweg is de aard van de hulp zich meer op duurzame ontwikkeling van het land gaan richten. Nederland steunt de Afghaanse centrale regering op een groot aantal deelgebieden via het Afghanistan Reconstruction Trust Fund (ARTF) van de VN. Ook heeft Nederland de Afghanen bijgestaan bij de organisatie van de verkiezing van het parlement en de president, draagt het bij aan de strijd tegen drugsteelt en –handel en helpt het hulporganisaties bij het verwijderen van landmijnen.
11
Afghaanse vrouwen tijdens een campagne voor de parlementsverkiezingen.
Geïntegreerde benadering, hoe werkt dat? Veiligheid en stabiliteit zijn noodzakelijke voorwaarden voor ontwikkeling. Daarom worden de Nederlandse inspanningen in conflictgevoelige regio’s niet alleen vanuit de pure ontwikkelingssector aangepakt, maar in samenhang met de politieke, militaire en economische sectoren. Die geïntegreerde benadering (‘Defence, Development & Diplomacy’) is nodig voor het bereiken van blijvende vrede, veiligheid en ontwikkeling.
12
13
Militaire inzet Zo militair als nodig… Nederland heeft de laatste jaren militaire steun gegeven aan Operatie ‘Enduring Freedom’ (OEF), de door de VS geleide internationale coalitie. Met de inzet van vliegtuigen, helikopters, schepen en Special Forces heeft Nederland deelgenomen aan de strijd tegen het terrorisme. Deze inzet is nu beëindigd. Ook heeft Nederland sinds 2002 een belangrijke rol gespeelt in de opbouw van de International Security Assistance Force (ISAF). Aanvankelijk met een landmachtcompagnie en stafpersoneel in de verschillende hoofdkwartieren. In 2003 met een Duits-Nederlands hoofdkwartier, een jaar later met een Apache-helikopter-detachement in Kaboel en een Provinciaal Reconstructie Team (PRT) in Baghlan, en weer een jaar later met een F-16-detachement. Alles bij elkaar is Nederland een belangrijke factor voor ISAF. Ook de hoogste civiele vertegenwoordiger bij de NAVO in Afghanistan is een Nederlandse diplomaat (Daan Everts), die veel ervaring heeft bij de 14
Verenigde Naties en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE). Momenteel heeft Nederland in de zuidelijke provincie Uruzgan tussen de 1500 en 1800 militairen gestationeerd die voor veiligheid moeten zorgen zodat wederopbouw mogelijk wordt. De militairen zijn verdeeld over twee bases: de grootste basis is Tarin Kowt, waar zo’n 1200 militairen gelegerd zijn. De kleinere is Deh Rawod, waar ongeveer 300 militairen aan het werk zijn. Een deel van hen vormt het Provinciaal Reconstructie Team (PRT). Op de basis in Kandahar zijn nog eens ruim 300 Nederlandse militairen gestationeerd. De militairen in het Zuiden van Afghanistan worden ondersteund door 6 Apache-gevechtshelikopters, 5 Cougar-helikopters en 6 F-16-jachtvliegtuigen. De Koninklijke Marechaussee heeft personeel uitgezonden om in Uruzgan de Afghaanse politie te trainen. De strategie van de Nederlandse troepen is de ‘inktvlekbenadering’. Het Afghaanse leger, ondersteund door ISAF-troepen, creëert veilige gebieden waar de lokale overheid gezag heeft, zodat de
15
De Nederlanders op patrouille met open vizier; een voorbeeld van de Nederlandse aanpak.
wederopbouw kan beginnen. De bedoeling is dat daar snel zichtbare verbeteringen optreden, zoals herstel van basisinfrastructuur, bruggen, scholen en moskeeën, voorzieningen voor schoon drinkwater en medische zorg. Dit patroon kan zich als een inktvlek uitbreiden naar de verder afgelegen gebieden. Tegelijkertijd wordt de bevolking in die verder afgelegen gebieden niet aan haar lot overgelaten. De Minister voor Ontwikkelings samenwerking heeft geld ter beschikking gesteld voor ‘snelle en zichtbare projecten’ in gebieden waar ISAF en de Afghaanse autoriteiten niet dagelijks zichtbaar aanwezig kunnen zijn. Bij het opzetten van het PRT in Uruzgan kan voortgeborduurd worden op de ervaringen van het Nederlandse PRT dat twee jaar lang opereerde in de noordelijke provincie Baghlan. Daar is met de Afghaanse overheid een begin gemaakt met het ontwapenen van milities, het trainen van politie en leger en de hervorming van het lokale bestuursapparaat. Ook is meegeholpen bij het organiseren van de verkiezingen en zijn in alle uithoeken van de provincie herstelwerkzaamheden verricht aan wegen, bruggen, irrigatiewerken,
16
scholen, drinkwater- en stroomvoorzieningen. De Afghanen hebben in hun turbulente geschiedenis buitenlandse troepen zien komen en gaan, dus het is zaak voor de Nederlandse troepen het vertrouwen van de bevolking te winnen. Veel tijd wordt geïnvesteerd in contact leggen met de bevolking, de lokale autoriteiten en de informele leiders, onder wie ook de geestelijke leiders. Het groeiende vertrouwen is niet alleen de basis voor ontwikkelingsactiviteiten, maar vergroot ook de veiligheid van de troepen zelf. Ook in Uruzgan is de inzet van Nederlandse militairen erop gericht de Afghaanse overheid in
staat te stellen haar gezag uit te oefenen, zodat de internationale troepenmacht op den duur overbodig wordt. De wijze van optreden van de Nederlandse eenheid wordt ook wel de ‘Dutch approach’ genoemd: een combinatie van respect voor de bevolking, kennis van religie, lokale zeden en gewoonten en zo min mogelijk agressief overkomen. Toch zijn er situaties waarin het leger krachtig moet optreden om de Afghanen te assisteren in hun strijd tegen de Taliban. Essentieel is dat ieder succes in Uruzgan een succes van de Afghanen moet zijn. Daarom treden de Nederlandse militairen waar mogelijk samen op met de Afghaanse politie of het Afghaanse leger. De militairen beschikken over een fonds om kleine projecten te kunnen uitvoeren, de zogeheten civiel-militaire (CIMIC) middelen. Daarmee kunnen zij de bevolking tonen dat zij haar willen helpen en luisteren naar haar wensen en behoeften. Dit zal bijdragen aan het draagvlak onder de lokale bevolking voor de Nederlandse aanwezigheid. Daarnaast investeert de Nederlandse overheid ook in de structurele wederopbouw van Uruzgan. Overzicht Provinciale Reconstructie Teams.
17
Het verschil tussen OEF en ISAF ISAF is een stabilisatiemissie onder mandaat van de Verenigde Naties en onder commando van de NAVO, die de randvoorwaarden voor veiligheid en stabiliteit en daarnaast ook wederopbouw moet bevorderen. Operatie Enduring Freedom (OEF) heeft tot doel Al Qaeda en de Taliban te bestrijden. ISAF en OEF zijn gescheiden operaties met een eigen mandaat en een separate commandostructuur. ISAF moet in het onrustige Zuiden van Afghanistan ook kunnen optreden tegen gewapende oppositiegroepen die een bedreiging voor de missie vormen. Omgekeerd doet OEF meer dan alleen Al Qaeda en de Taliban uitschakelen. OEFeenheden leiden het Afghaanse leger op en zijn ook betrokken bij het identificeren en begeleiden van wederopbouwprojecten. Waar nodig ondersteunen OEF-eenheden de ISAF-operatie.
Baghlan beleeft groeiende bedrijvigheid “We hebben vijf compleet nieuwe scholen gebouwd,” zegt kapitein ter zee Peter de Harder. Hij was een half jaar commandant van het PRT in Baghlan, waar Nederland van 2004 tot 2006 het commando over heeft gevoerd. “Maar er is meer gebeurd. Een bestaande school is ommuurd ter bescherming tegen overstromingen, de politie heeft een nieuw wachthuisje, het dak van een ziekenhuis is hersteld, evenals een plaatselijke radio- en televisiezender.” Het PRT had de beschikking over een fonds van een half miljoen euro voor dit soort snelle ingrepen. De Harder legt uit: “Die snelle projecten zijn vooral ook psychologisch belangrijk omdat ze goodwill kweken bij de plaatselijke bevolking.” In het militaire jargon worden deze dan ook ‘force acceptance-activiteiten’ genoemd. Voor de wederopbouw van Baghlan was 5 miljoen euro gereserveerd, geld dat door de ambassade in Kaboel onder hulporganisaties en overheidsinstanties is verdeeld voor wederopbouwprojecten voor de langere termijn. Het PRT, waaraan een politiek adviseur van het ministerie van Buitenlandse Zaken was toegevoegd, adviseerde over mogelijke projecten. De aanwezigheid van het PRT gedurende twee jaar heeft in Baghlan voor een behoorlijke economische opleving gezorgd. Commandant De Harder: “Bezoekers die al een tijdje niet in Baghlan zijn geweest, zien de toename in bedrijvigheid. Het valt ze op dat er meer handel is. Op de weg komen we steeds meer vrachtwagens tegen.”
18
19
Opening van de met Nederlandse steun gebouwde brug in Baghlan.
…zo civiel als mogelijk Uitgangspunt van de wederopbouw is ‘zo militair als nodig, zo civiel als mogelijk’. Snelle hulpverlening is ook van belang om te voorkomen dat de Taliban steun vindt onder de bevolking. De wederopbouw zelf wordt niet door militairen gedaan, maar door de Afghaanse overheid en door lokale en internationale organisaties. De militairen proberen wel die wederopbouw mogelijk te maken. Nederland heeft hieraan in de afgelopen jaren zo’n 300 miljoen euro bijgedragen, waarvan het grootste deel ging naar het Afghanistan Reconstruction Trust Fund. Het is een immense klus om Afghanistan na 23 jaar oorlog weer op te bouwen. Bruggen zijn stukgeschoten, elektriciteitsleidingen vernield, machines verouderd. Landbouwgrond ligt bezaaid met mijnen, de veestapel is geslonken, bijna alle bomen zijn in houtvuurtjes verdwenen. Miljoenen Afghanen zijn naar het buitenland gevlucht, onder wie veel mensen met een goede opleiding. Vrouwen en meisjes zijn jarenlang hun huis niet uit geweest op last van de Taliban-politie. Krijgsheren waren heer en meester in hun eigen
20
drugsimperium, bewaakt en bevochten door eigen milities. De economie dreef op smokkel. De Afghaanse economie leeft nu op: in 2005 ongeveer 14% groei. Dat is te danken aan de toegenomen veiligheid, de reparatie van wegen, telecommunicatie en energievoorzieningen, en het ontmijnen van land. Daarnaast zijn vele Afghaanse vluchtelingen, vaak met een goede opleiding, teruggekeerd om hun land te helpen opbouwen. Niettemin blijft Afghanistan straatarm. Staatsinstellingen, zoals ministeries, rechtbanken, de politie en het leger, moeten van de grond af aan worden opgebouwd, terwijl van belastingheffing nog nauwelijks sprake is. De centrale overheid probeert haar gezag nu te vestigen tot in alle uithoeken van het land, maar ondervindt soms veel tegenstand van lokale krijgsheren en oppositionele groepen, zoals de Taliban.
Nederlandse militairen delen lesmateriaal uit.
President Karzai bespreekt de situatie in het Zuiden regelmatig met de relevante partners in de Policy Action Group: de meest betrokken Afghaanse ministers, de vier ambassadeurs met verantwoordelijkheid voor de zuidelijke provincies (het Verenigd Koninkrijk, Canada, de VS en Nederland), de commandanten van de ISAF, OEF en het VN-bureau UNAMA. Dit adviesorgaan bespreekt strategieën om de veiligheid, de wederopbouw en de communicatie met de bevolking in het Zuiden te verbeteren. Zo wordt er mogelijk een apart fonds opgericht om met een hoger salaris en betere secundaire arbeidsvoorwaarden hoogopgeleide Afghanen te kunnen aantrekken voor het achtergebleven Zuiden, zodat specialisten voor versnelde ontwikkeling kunnen zorgen. Er wordt ook gewerkt aan plannen voor verzoening met voormalige Talibanleden en voor extra opleiding van Afghaanse politiemensen. Voor de wederopbouw heeft het ministerie van Buitenlandse Zaken twee adviseurs voor ontwikkelingssamenwerking in Uruzgan geplaatst, die in overleg met de Task Force Uruzgan van ISAF projecten selecteren. Deze adviseurs overleggen ook met de niet-gouvernementele organisaties die de projecten gaan uitvoeren. Daarnaast is een 21
politiek adviseur geplaatst bij de Nederlandse troepen in Uruzgan. Hij geeft politiek advies aan de commandant en heeft overleg met de lokale overheden en civiele organisaties. Bestrijding van de drugsproductie is van groot belang voor de stabiliteit van Afghanistan. De Afghaanse drugsmaffia heeft sterke banden met de Taliban en andere oppositionele groepen. De Taliban is voor zijn financiering deels afhankelijk van opbrengsten van drugshandel. De drugskartels profiteren op hun beurt weer van de onveiligheid die de Taliban teweegbrengt. Bovendien wordt de lokale bevolking door de Taliban vaak gedwongen papaver te blijven verbouwen. De Afghaanse regering heeft begin 2006 een Nationale Strategie voor Drugsbestrijding goedgekeurd. Die voorziet zowel in de bestrijding van de drugshandel en papaverteelt als in de ontwikkeling van alternatieve inkomstenbronnen voor de boeren. De regering kan de hulp van ISAF inroepen, bijvoorbeeld voor training van veiligheidsdiensten, inlichtingen delen en informatiecampagnes ondersteunen. Maar ISAF ver-
22
nietigt geen papavervelden en onderneemt geen gewapende actie tegen papavertelers, tenzij uit zelfverdediging. Nederland zal de komende tijd in de zuidelijke provincie Uruzgan de Afghaanse overheid steunen bij de aanpak van drugshandelaren en het creëren van alternatieve inkomstenbronnen. Daarnaast draagt Nederland financieel bij aan projecten om drugssmokkel via Centraal-Azië naar Rusland en Europa tegen te gaan.
Meer gezond vee met een hogere productie De Nederlander Nikaj van Wees (32) woont sinds maart 2006 in het stadje Pol-eKhomri in de provincie Baghlan, waar hij werkt voor de ontwikkelingsorganisatie Dutch Committee for Afghanistan (DCA). Door oorlog en droogte is de veestapel enorm geslonken en zijn de boerenfamilies erg arm. DCA werkt met geld van Ontwikkelingssamenwerking aan verbetering van de gezondheid van de schapen, koeien, geiten, ezels en kamelen en verhoging van hun productie. In het voorjaar van 2006 zijn 500 zwangere schapen verdeeld onder 250 recent teruggekeerde vluchtelingen. In het najaar is begonnen met het opzetten van een boerenorganisatie die melk gaat leveren aan de kaasfabriek in Baghlan. Om de hoeveelheid melk te verhogen en de levenstandaard van de lokale boer te verbeteren worden 150 melkkoeien gekocht voor de kleine boer rondom de kaasfabriek. Deze boeren betalen 30% van de aankoopwaarde. De melk kan aan de kaasfabriek van Baghlan verkocht worden. Van Wees: "Dit was van oudsher een bruisend fabriekje. Het is in de oorlog verwoest, maar nu weer in ere hersteld. Het is de bedoeling dat de kaasfabriek uiteindelijk in handen komt van de boerenorganisatie die nu in oprichting is." Om te zorgen dat de veestapel in goede conditie blijft, komen er in het gebied tien veeartsenposten. DCA leidt de veeartsen op, die zullen uitwaaieren over de dorpen om vaccinatieprogramma’s uit te voeren en om lokale boeren te helpen bij gezondheidsproblemen van hun vee. Verder zorgen voorlichters voor verbetering van de kennis en kunde van de boeren. Nikaj van Wees: "Hoewel men op het platteland al eeuwen leeft met de dieren, is de kennis over diergezondheid en -productie niet echt goed. Het mes snijdt op deze manier aan twee kanten: de boeren worden er wijzer van en de veeartsen kunnen een fatsoenlijke praktijk opbouwen."
23
Geen ‘quick fixes’ Als het aan Nederland ligt, krijgt Afghanistan de langdurige steun waar president Karzai voortdurend op aandringt. Wederopbouw na een burgeroorlog is nou eenmaal geen kwestie van snelle oplossingen, zoals uit ervaring is gebleken. De kans op terugval of een hernieuwd opflakkeren van conflicten is groot als er geen stevige fundamenten gelegd worden voor een democratische
rechtsstaat waarin mensen in vrede en welvaart kunnen leven. Wederopbouw, zo is het standpunt van de Nederlandse overheid, kan alleen effectief zijn als politieke dialoog, ontwikkeling en humanitaire, economische en militaire hulp hand in hand gaan. En dat verplicht tot langdurige betrokkenheid.
Wederopbouw is kwestie van lange adem Om de bevolking van Uruzgan snel een zichtbare verbetering van hun leefomstandigheden te bieden, heeft de ambassade in Kaboel contracten voor zo’n 200 projecten gesloten met Afghaanse niet-gouvernementele organisaties. Het gaat vooral om herstel van dorpswegen en irrigatiekanalen. Ook zijn er moskeeën opgeknapt, tractoren en schoolbussen gerepareerd en computers (inclusief training) geleverd aan provinciale overheden. De Nederlandse ISAF-troepen hebben inmiddels een uitgebreid netwerk opgebouwd met zowel de bevolking als lokale overheden. Met Nederlands geld is een speciale ‘Uruzgan-faciliteit’ ingesteld voor grotere investeringen in gezondheidszorg, landbouw en plattelandsontwikkeling. Bevolking en overheid hebben een belangrijke stem in het aanwijzen en uitvoeren van die projecten. Maar echte wederopbouw is een kwestie van lange adem. Zoals de Nederlandse adviseur voor ontwikkelingssamenwerking in Uruzgan het stelt: ”Wederopbouw na conflict is als het restaureren van een prachtig oud pand; eerst secuur schuren en grondverven, dan pas aflakken. Dat kost tijd. Maar als je het niet doet, laat je lak los en kun je weer van voren af aan beginnen.” 24
25
Bevolking wacht met smart op medische zorg In de afgelegen provincie Uruzgan kennen de meeste dorpen alleen een traditionele genezer en een traditionele vroedvrouw. Afghaanse particuliere gezondheidszorgorganisaties die in Uruzgan werken, hebben moeite om medisch personeel aan te trekken. Vooral vrouwelijke verpleegkundigen zijn moeilijk te vinden. En die zijn hard nodig, omdat juist vrouwen en meisjes ernstige gezondheidsrisico’s lopen en bij voorkeur door vrouwelijke medici behandeld worden. Meisjes worden op jonge leeftijd uitgehuwelijkt en raken te vroeg en te vaak zwanger. Gemiddeld sterft er ieder uur een Afghaanse vrouw in het kraambed. Nederland draagt financieel bij aan het Afghaanse nationale programma om het land te voorzien van artsen en klinieken. Ook Afghaanse hulporganisaties die in Uruzgan medische zorg verlenen krijgen financiële steun om via opleiding van medisch personeel en training van dorpsgezondheidswerkers en traditionele vroedvrouwen de kwaliteit van de zorg op dorpsniveau op te krikken. Naarmate gebieden veiliger worden, zal meer medisch personeel bereid zijn om zich er te vestigen. Dan kunnen ook nieuwe klinieken worden geopend. In de pijplijn zitten al de bouw van een kliniek voor cholera- en diarreepatiënten, een dagbehandelingscentrum voor mannene en vrouwen, een ambulance in Chora en opleiding van medisch personeel. De bevolking wacht met smart op dit soort voorzieningen, zoals blijkt uit de toeloop die ontstaat als een mobiel medisch team de dorpen langs gaat.
26
december 2006
b z d r 6 6 0 1 / n / e
www.minbuza.nl
Ministerie van Buitenlandse Zaken Postbus 20061 2500 eb Den Haag