Netwerksubsidie T r a n s i t i e - e x p e r i m e n tEN O n d e r zo e k s p r o j e c tEN I m p l e m e n tat i e p r o j e c tEN
Inhoudsopgave Netwerksubsidie Netwerk Ouderenzorg Regio Noord
4
Transitie-experiment (1) Analyse van zorgbehoefte en organiseren van zorg en ondersteuning vanuit het perspectief van de oudere - de eerste resultaten
5
Transitie-experiment (2) Programma Geïntegreerde Ouderenzorg (PGO)
8
O n d e r zo e k s p r o j e c t Het triage-instrument: (predictieve) validiteit van de Groningen Frailty Indicator, de INTERMED cliënt versie en de Welbevinden lijst
10
O n d e r zo e k s p r o j e c t ‘Help, dement! Patiënt en mantelzorger aan het woord’
12
O n d e r zo e k s p r o j e c t DELFGOUD Een innovatieve strategie om de sociale competentie en gezonde leefstijl van zelfstandig wonende ouderen van > 65 jaar in achterstandswijken te bevorderen
14
O n d e r zo e k s p r o j e c t Interdisciplinair Opleidingsmodel Ouderenzorg ‘’Samen ontwikkelen, samen opleiden en samenwerken’’
16
I m p l e m e n tat i e p r o j e c t Het implementeren van de “Verzoamelstee” Het gebruik van ICT-voorzieningen voor het verhogen van welzijn, kwaliteit van leven en zelfredzaamheid van ouderen
18
I m p l e m e n tat i e p r o j e c t De implementatie van de GRIP- en GLANS-cursussen Een zelfmanagement cursusaanbod voor ouderen gericht op eigen regie en welbevinden
20
Netwerksubsidie Uitbreiding en borging Netwerk Ouderenzorg Regio Noord
22
2
Het Nationaal Programma Ouderenzorg (NPO) wil de zorg voor en het welzijn van ouderen met complexe hulpvragen verbeteren. Het doel is een samenhangend zorgaanbod te realiseren dat beter is afgestemd op de individuele behoeften van ouderen. Hiervoor werken talrijke landelijke en regionale organisaties samen. De beoogde kwaliteitsslag moet leiden tot meer zelfredzaamheid, meer functiebehoud en daarmee minder behoefte aan zorg voor ouderen. Bovendien zal het voorschrijven van zorg en behandelingen die onnodig belastend zijn, afnemen. Voor dit programma is € 80 miljoen beschikbaar. Opdrachtgever is het ministerie van VWS. Het programma is in april 2008 van start gegaan en duurt vier jaar.
Netwerk Ouderenzorg Regio Noord Netwerk Ouderenzorg Regio Noord In het kader van het NPO heeft het Ministerie van VWS alle Universitaire Medische Centra gevraagd het initiatief te nemen regionale geriatrische netwerken tot stand te brengen in hun Onderwijs en Opleidingsregio (OOR). Het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) vervult bij de ontwikkeling van het netwerk in de regio Noord een coördinerende, regisserende en ondersteunende rol.
Netwerk Ouderenzorg Regio Noord wil de ondersteuning van ouderen met complexe problemen verbeteren. Daarbij gaat het om problemen die zij hebben met zorg, welzijn en wonen. De inbreng van ouderen zelf staat daarbij voorop. Zij zijn immers de ervaringsdeskundigen. Samen met hen zet het netwerk projecten op en voert deze uit. Die projecten moeten ertoe leiden dat ouderen langer zelfstandig kunnen leven. En dat zij een hogere kwaliteit van leven hebben.
Omvang regio Noord De OOR-regio van het UMCG omvat de provincies Groningen, Friesland, Drenthe en een deel van Overijssel. In de regio Noord wonen naar schatting 300.000 mensen van 65 jaar en ouder. Het percentage ouderen is in de regio Noord hoger dan in de rest van Nederland.
Ruim 50 organisaties hebben zich aangesloten bij het netwerk.
Organisatiestructuur Het Netwerk Ouderenzorg Regio Noord bestaat uit een: • Coördinatiecommissie • Bestuurlijk netwerk • Wetenschapscommissie • Klankbordgroep Ouderen, Mantelzorgers en Vrijwilligers
Organogram Netwerk Ouderenzorg Regio Noord Coördinatiecommissie
Wetenschaps-
Visiecommissie
Bestuurlijk Netwerk Ouderenzorg Regio Noord
Klankbordgroep Ouderen, Mantelzorgers en Vrijwilligers
Het netwerk streeft naar betere herkenning van zorgvragen en behoeften van ouderen. Welke verbeteringen mogelijk zijn, moet onderzoek uitwijzen. Ook wil het netwerk meer zicht krijgen op de samenhang tussen ziekte, behandeling, beperkingen en welbevinden. Centraal staan drie thema’s: kwetsbaarheid, complexiteit van de zorgvraag en het welbevinden van ouderen.
Inbreng ouderen Ouderen nemen deel aan het netwerk en helpen bij de beoordeling van de relevantie van projectvoorstellen. Ook hebben zij zitting in de wetenschappelijke commissie. Verder maakt het netwerk gebruik van klankbordgroepen voor ouderen, mantelzorgers en vrijwilligers.
Projecten in de regio Noord Het netwerk heeft naast de twee netwerksubsidies, acht projecten gehonoreerd gekregen: • 2 transitieprojecten • 4 onderzoeksprojecten • 2 implementatieprojecten
3
Netwerksubsidie
Netwerk Ouderenzorg Regio Noord Contact Drs. A.V.M. van Etten Universitair Medisch Centrum Groningen Netwerk Ouderenzorg Regio Noord Huispost AA 43 Postbus 30.001 9700 RB Groningen Telefoon: 050 - 361 11 81 E-mail:
[email protected]
Het Nationaal Programma Ouderenzorg financiert de oprichting van regionale netwerken. In elk netwerk participeren partijen die een rol hebben in de zorg en dienstverlening aan ouderen - over de volle breedte. Zoals de huisarts, verpleeg- en verzorgingshuizen, het ziekenhuis, de woningcorporatie, de thuiszorg, de gemeente en de verzekeraar. En uiteraard zijn ook de ouderen zelf in het netwerk vertegenwoordigd. Met de ondertekening van de samenwerkingsovereenkomst, door twaalf partijen, op de eerste regiobijeenkomst op 15 oktober 2008, is het Bestuurlijk Netwerk Ouderenzorg Regio Noord op 15 oktober 2008 van start gegaan. Het bestuurlijk netwerk heeft zich verder ontwikkeld en inmiddels maken ruim 50 partijen deel uit van het netwerk. Het voorzitterschap van het netwerk wordt ingevuld door de wethouder Zorg en Welzijn van de gemeente Groningen. Het netwerk is zesmaal bijeen geweest (december 2008, juni en december 2009, juni en november 2010, mei 2011). Belangrijke onderwerpen die het bestuurlijk netwerk heeft besproken zijn ondermeer de beoordeling van vooraanmeldingen voor projecten op hun relevantie voor de regio, de voortgang van projecten in de regio Noord, in het bijzonder het transitie-experiment waaraan vele netwerkpartners aandeelnemen en de bestuurlijke structuur van het netwerk. Met de toetreding van een steeds groter aantal partijen tot het netwerk is de bestuurlijke structuur van het netwerk in 2010 aangepast. Een kleinere bestuurscommissie is gevormd met daaraan gekoppeld inhoudelijke commissies.
Antoinette van Etten (Fotograaf: Peter J. Reese)
Waar wordt het project uitgevoerd? Het project wordt uitgevoerd in de regio Noord en Oost Nederland
Looptijd van het project Juni 2008 - december 2011
Wie voert het project uit? Organisatie: Samenwerkingspartners: Projectleider:
4
UMCG Ruim 50 netwerkpartners (ouderen-, vrijwilligers- en mantelzorgorganisaties, welzijnsinstellingen, zorgorganisaties, verzekeraars, gemeentelijke overheid en kennisinstellingen A.V.M. van Etten
Transitie-experiment (1)
Analyse van zorgbehoefte en organiseren van zorg en ondersteuning vanuit het perspectief van de oudere - de eerste resultaten Contact Drs. M.C. Kastermans KenK Postbus 5048 9700 GA Groningen Telefoon: 06 - 44 82 04 13 E-mail:
[email protected]
In het afgelopen jaar zijn bij ruim 2000 ouderen gegevens verzameld over hun kwetsbaarheid, ervaren zorgcomplexiteit, welbevinden en persoonlijke voorkeuren. Op basis van deze gegevens willen we niet vanuit ziektemodellen, zorg en ondersteuning vormgeven, maar vanuit andere indelingsprincipes, die meer recht doen aan de beleving en wensen van ouderen ten aanzien van gezondheid, ziekte en zorg.
Inzicht in gegevens Praktijk We kunnen de verzamelde gegevens op verschillende manieren gebruiken. Per organisatie zijn alle gegevens van de individuele ouderen inzichtelijk gemaakt via een beveiligde website. Zorgverleners en behandelaars van de deelnemende organisatie gebruiken deze gegevens om de zorg en ondersteuning van een oudere af te stemmen op zijn of haar behoefte. De website werkt als een elektronisch dossier, waar op basis van het profiel doelen en interventies kunnen worden beschreven. Evalueren of interventies effectief en doelen behaald zijn, kan door opnieuw de kwetsbaarheid, complexiteit en het welbevinden te meten.
Marijke Kastermans
Onderzoek Daarnaast kunnen we de gemeenschappelijke, geanonimiseerde gegevens gebruiken om naar groepen van ouderen te kijken. Welke ouderen hebben een vergelijkbaar niveau van kwetsbaarheid, complexiteit en welbevinden; waar wonen of verblijven deze ouderen en welke zorg en ondersteuning hebben deze mensen nodig? Op deze wijze hopen we het beleid en de zorg- en dienstverlening in de toekomst beter te kunnen vormgeven en afstemmen op de zorgbehoeften van ouderen.
Epidemiologisch - groepen
Klinisch - individuele mensen
5
Werkplaatsbezoeken In de eerste maanden van dit jaar zijn alle deelnemende organisaties bezocht. Tijdens inspirerende bijeenkomsten hebben we gezamenlijk gekeken naar de kenmerken van de participerende ouderen binnen de specifieke organisatie en deze vergeleken met de gehele groep deelnemende ouderen. Er is gesproken over wat deze informatie betekent, en hoe de informatie kan worden gebruikt en waarmee de organisaties aan de slag willen om hun zorg- en dienstverlening hier beter op aan te laten sluiten. Tussen de te onderscheiden groepen thuis, verzorgingshuis, verpleeghuis en ziekenhuis, bestaan grote verschillen. Maar ook binnen deze groepen en tussen organisaties is veel diversiteit.
Resultaten In totaal hebben 2019 ouderen de vragenlijsten van de eerste ronde ingevuld. De gemiddelde leeftijd is 80 jaar; ruim 60% zijn
6
vrouwen en bijna 40% mannen. De meeste mensen die mee hebben gedaan wonen zelfstandig (ongeveer 65%), 25% woont in een verzorgingshuis en ongeveer 10% in een verpleeghuis. Ongeveer de helft van de deelnemers waarderen hun gezondheid als goed tot zeer goed en 70% beoordeelt de kwaliteit van hun leven als goed tot zeer goed.
Kwetsbaarheid De mate van kwetsbaarheid voorspelt problemen wanneer er iets met de gezondheidssituatie van de oudere gebeurt. Zo heeft een hoog kwetsbare oudere, die zijn of haar heup breekt, meer kans op een langdurige revalidatie of overlijden dan een oudere die niet kwetsbaar is. De kwetsbaarheid meten we met de Groninger Frailty Indicator, waarin 15 vragen zijn opgenomen over bijvoorbeeld mobiliteit, co-morbiditeit, visus, gehoor en psychosociale factoren.
De verschillen in kwetsbaarheid zijn groot. In alle situaties zien we zeer kwetsbare ouderen. Het valt op dat vooral in verzorgingshuizen de kwetsbaarheid hoog is. In verpleeghuizen verschilt de kwetsbaarheid tussen ouderen die revalideren en ouderen die langdurig wegens lichamelijke of psychische problemen in het verpleeghuis verblijven. In de thuissituatie zijn het vooral de psychosociale factoren, zoals angst en neerslachtigheid die bepalen dat ouderen kwetsbaar worden. In verpleeg- en verzorgingshuizen zijn het meer de ADL-aspecten, zoals aan- en uitkleden, zich kunnen verplaatsen en toiletgang, co-morbiditeit en slecht horen en zien.
Zorgcomplexiteit In het transitie-experiment kijken we naar de door ouderen beleefde zorgcomplexiteit. We doen dit met de INTERMED - Self Assessment, waarmee gekeken wordt naar het biologische, psychologische, sociale en gezondheidszorg domein in het verleden, de huidige situatie en de toekomst. Hier is vooral de huidige situatie interessant: in hoeverre is er sprake van actuele zorgvragen. We zien hier eigenlijk het resultaat van de werkelijke complexiteit en het aanbod. In hoeverre zijn we in staat om het zo te regelen, dat de oudere geen of weinig last heeft van zijn lichamelijke en psychische problemen en geen problemen ervaart op sociaal terrein, wonen en de organisatie van zorg. Regelmatig zien we dat mensen met een zelfde kwetsbaarheid, zichzelf als veel minder complex zien. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat bij deze mensen de zorg en ondersteuning zo geregeld is, dat zij weinig actuele zorgvragen hebben. Verdere analyses moeten hier meer duidelijkheid geven hoe dit in elkaar zit.
Welbevinden Bij welbevinden kijken we naar de persoonlijke doelen en het wel of niet kunnen realiseren van deze doelen. Met de Groninger Wellbeing Indicator vragen we naar individuele bronnen van welbevinden. Zowel het aantal bronnen, welke bronnen, als de breuk tussen de bronnen waarover de oudere tevreden is en het aantal bronnen dat hij of zij belangrijk vindt, geven informatie over het welbevinden. Welbevinden is meer gekoppeld aan zorgcomplexiteit dan aan de kwetsbaarheid. Wanneer mensen meer zorgvragen ervaren in de huidige situatie is het welbevinden vaak lager. Terwijl een hogere kwetsbaarheid niet meteen betekent dat mensen minder welbevinden ervaren. In de totale groep worden ‘eten en drinken’, ‘slapen en rusten’, ‘relaties en contacten’ en ‘wonen’ het meest belangrijk gevonden. Opvallend is dat relatief weinig ouderen ‘actief zijn’ belangrijk vinden, terwijl op dit gebied veel nadruk ligt en veel georganiseerd wordt. Wanneer ouderen ‘actief zijn’ wel belangrijk vinden, is een grote groep hier ontevreden over. Blijkbaar past het aanbod niet altijd bij de vraag. Echter, we zien ook bijvoorbeeld verzorgings-
huizen waar ouderen over ‘actief zijn’ wel heel tevreden zijn. Het is interessant te kijken naar wat er binnen deze verzorgingshuizen gebeurt, dat maakt dat deze ouderen zo tevreden zijn. Over het gebied ‘slapen en rusten’ zijn in alle groepen veel ouderen ontevreden. Hier is dus nog een wereld te winnen.
Persoonlijke voorkeuren Vanuit de Faculteit Economie en Bedrijfskunde van de RUG wordt gekeken naar vraagsturing in de ouderenzorg, met name naar welke rol de oudere voor zichzelf ziet in de zorg die hij of zij ontvangt en naar voorkeuren van ouderen over de organisatie van zorg. Over het algemeen willen veel ouderen zelf of samen met iemand anders beslissingen nemen over de behandeling, zorg en ondersteuning. Slechts een klein aantal ouderen thuis (6%) wil dit soort beslissingen overlaten aan iemand anders. In het ziekenhuis, verzorgingshuis en verpleeghuis is dit respectievelijk ongeveer 10%, 16% en 19%. Naarmate ouderen meer kwetsbaar zijn, minder begrijpen waar hun lichamelijke problemen vandaan komen of meer last hebben van psychische problemen hebben zij minder behoefte aan het zelf de beslissingen nemen. Daarentegen willen ouderen met een hoger opleidingsniveau en ouderen met een beperkter sociaal netwerk meer invloed op de besluitvorming hebben. Ouderen willen over het algemeen veel doen om gezond te blijven, maar ook van het leven genieten, desnoods ten koste van de gezondheid. Ouderen die problemen ervaren of actuele zorgvragen hebben, zijn meer geneigd hun levensstijl aan te passen dan ouderen die geen problemen ervaren. Ongeveer 20% van de ouderen wil extra betalen voor zorg die meer is afgestemd op hun voorkeuren. Ouderen hebben het liefst direct telefonisch of face-to-face contact met hun zorgverleners.
Meer informatie • • •
Prof. dr. Joris Slaets, projectleider en coördinator Netwerk Ouderenzorg Noord Nederland Drs. Marijke Kastermans, uitvoerend projectleider Drs. Monique van der Laan, promovendus Faculteit Economie en Bedrijfskunde RUG
7
Transitie-experiment (2)
Programma Geïntegreerde Ouderenzorg (PGO) Contact
Transitie-experiment PGO
Dr. Klaske Wynia, Programmaleider PGO Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) Afdeling Gezondheidswetenschappen (huispostcode FA10) Postbus 30.001 9700 RB Groningen Telefoon: 050 - 363 20 05 E-mail:
[email protected]
Het ‘Programma Geïntegreerde Ouderenzorg (PGO): herontwerp van het zorgaanbod naar vraaggerichte, samenhangende, proactieve en preventieve zorg en begeleiding voor ouderen (75+)’ is het transitie-experiment van de afdeling Gezondheidswetenschappen en Neurologie van het UMCG, dat in het kader van het Nationaal Programma Ouderenzorg (NPO) 1 december 2010 van start is gegaan.
Een nieuw zorgmodel Het nieuwe zorgmodel, dat we SamenOud noemen, is een antwoord op het huidige zorgmodel, dat onvoldoende aansluit bij de noden van mensen met chronische aandoeningen en langdurige beperkingen. Het nieuwe zorgmodel is gebaseerd op het Chronic Care Model (CCM), een effectief gebleken zorgmodel voor mensen met langdurige beperkingen. In het nieuwe zorgmodel combineren we het CCM met de Kaiser Permanente Triangle voor het bepalen van de gewenste zorgintensiteit.
SamenOud
Klaske Wynia
Het PGO realiseert, volgens het nieuwe zorgmodel SamenOud, in vijftien Ouderenzorg Teams (OTs) zorg en begeleiding voor ouderen van 75 jaar en ouder in de gemeenten Veendam, Pekela en Stadskanaal. Een OT staat onder leiding van een huisarts en bestaat verder uit een specialist ouderengeneeskunde, een ervaren wijkverpleegkundige of verpleegkundig specialist en een ouderenadviseur (van de welzijnsorganisatie). Dit team screent jaarlijks alle 75-plussers in de huisartspraktijk voor de mate van kwetsbaarheid en complexiteit van zorgbehoeften. Vervolgens organiseert het team zorg op maat. Dit kan variëren van zelfmanagementsupport op groep- of individueel niveau (door de ouderenadviseur) tot intensieve individuele begeleiding (door de wijkverpleegkundige of verpleegkundig specialist). Het OT werkt daarbij nauw samen met de gemeente, thuiszorgorganisaties, verzorgingshuizen en ziekenhuizen in de omgeving.
Looptijd Transitie-experiment: SamenOud:
1 december 2010 - 1 december 2013 1 december 2011 - 1 december 2012
Effecten Met deze samenhangende, proactieve en preventieve benadering verwachten we dat ouderen langduriger zelfstandig thuis kunnen wonen (en zorgkosten afnemen) en het welbevinden van ouderen toeneemt. De pilot ‘Casemanagement’ gaf daar al indicaties voor. Experimenteel onderzoek bij het PGO zal dat moeten aantonen.
Structurele implementatie Het streven is dat het PGO, na de projectfase, structureel onderdeel van het zorgaanbod wordt. Zorgverzekeraar Menzis participeert in het transitie-experiment PGO. Voor financiering na het transitie-experiment heeft Menzis de M&I module Zorg voor Kwetsbare Ouderen ontwikkeld.
8
Subsidieaanvraag Wilt u meer weten over het PGO dan kunt u de volledige subsidieaanvraag vinden op www.npo.umcg.nl, klikken op ‘projecten’ en dan klikken op ‘Programma Geïntegreerde Ouderenzorg’. Daar vindt u een samenvatting van het PGO en een link naar de subsidieaanvraag.
Betrokken organisaties De uitvoerende partijen van SamenOud zijn: • Vijftien praktijken van huisartsen in de gemeenten Stadskanaal, Veendam en Pekela • Zorggroep Meander te Veendam • Welzijnsorganisaties: Welstad te Stadskanaal, Compaen te Veendam en De Badde te Pekela (allen onderdeel van Tinten Welzijngroep) • Gemeente Stadskanaal • Gemeente Veendam • Gemeente Pekela • Refaja Ziekenhuis te Stadskanaal • Ommelander Ziekenhuis Groep, locatie Winschoten • Universitair Medisch Centrum Groningen te Groningen De vertegenwoordiging van ouderen en ouderenbonden vindt plaats in samenwerking met: • Stichting Zorgbelang Groningen te Groningen Adviserende partijen zijn: • Zorggroep Meander te Veendam • Menzis te Groningen en Wageningen • Tinten welzijnsgroep te Stadskanaal • Eerstelijns Advies en Ondersteuning Noord - Nederland (ELANN) te Groningen • Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) te Groningen Het PGO-team dat het PGO realiseert bestaat uit: • Drs. R.J. (Ronald) Uittenbroek, projectleider Ouderenzorg Teams,
[email protected] • Mw. A.M. (Ankie) Sijbinga MSc, projectleider Zelfmanagement support,
[email protected] • Mw. S.L.W. (Sophie) Spoorenberg, projectleider Ouderen,
[email protected] Het PGO-team staat onder leiding van: • Dr. K. (Klaske) Wynia, programmaleider en onderzoeker Integrated Care • Prof. Dr. S.A. (Menno) Reijneveld, hoofd afdeling Gezondheidswetenschappen • Prof. Dr. H.P.H. (Berry) Kremer, hoofd afdeling Neurologie
9
O n d e r zo e k s p r o j e c t
Het triage-instrument: (predictieve) validiteit van de Groningen Frailty Indicator, de INTERMED cliënt versie en de Welbevinden lijst Contact
Aanleiding van het project
Dr. H. Boter Universitair Medisch Centrum Groningen Epidemiologie Postbus 30.001 9700 RB Groningen Telefoon: 050 - 361 18 08 E-mail:
[email protected]
Vanuit het Netwerk Ouderenzorg Regio Noord wordt gestreefd naar het beter en eerder signaleren van -onvervulde - zorgvragen en behoeften van ouderen. Veel ouderen ervaren bovendien verschillende combinaties van problemen zoals psychosociale en medische problemen. Deze zogenaamde kwetsbare ouderen hebben een verhoogd risico op bepaalde problemen, bijvoorbeeld vallen of een ziekenhuisopname. Om dat te voorkomen is een triage-instrument ontwikkeld waarmee vroegtijdig kan worden vastgesteld of een oudere bijvoorbeeld kwetsbaar is en daarmee een verhoogd risico heeft. Het triage-instrument wordt gebruikt in de transitie experimenten van deze regio en bestaat uit vragenlijsten die ouderen zelf kunnen invullen: • • •
Han Boter
Kwetsbaarheid (Groninger Frailty Indicator - GFI) Zorgcomplexiteit (INTERMED) Welbevinden-vragenlijst
Van de GFI is enige informatie bekend over de bruikbaarheid, betrouwbaarheid en validiteit maar een uitgebreide evaluatie hiervan ontbreekt. Wat betreft de INTERMED zijn deze kenmerken nog niet onderzocht bij de zelf invulversie van deze vragenlijst en dit is ook het geval bij de Welbevinden-vragenlijst. De (klinimetrische) evaluatie van de instrumenten zal worden uitgevoerd in twee substudies van het NPO en de Leiden 85+ studie.
Studies NPO Substudie I In de periode juni 2008 tot februari 2010 zijn ouderen geïncludeerd in een crosssectionele studie (n=354). De ouderen ontvingen een vragenlijst met demografische en comorbiditeit items. Tevens werden de volgende instrumenten afgenomen: GFI, INTERMED cliënt versie, INTERMED professionele versie, Welbevinden-vragenlijst, (I)ADL (Katz), Kwaliteit van Leven (EQ-5D) en tevredenheid met het leven (Cantrill’s ladder). Met de data uit substudie I worden de bruikbaarheid, betrouwbaarheid en validiteit van de afzonderlijke meetinstrumenten van het triage-instrument onderzocht. NPO Substudie II In de cohort studie LifeLines zijn tot en met december 2010 ruim 2000 ouderen van 65 jaar of ouder geïncludeerd. Tijdens de inclusie zijn - naast demografische gegevens en bijvoorbeeld vragen over kwaliteit van leven - de volgende instrumenten afgenomen: GFI, INTERMED cliënt versie en de Welbevinden-vragenlijst.
10
Tijdens de vervolgmetingen worden gegevens verzameld over bijvoorbeeld mortaliteit, kwaliteit van leven en worden wederom de GFI, INTERMED cliënt versie en de Welbevinden-vragenlijst afgenomen. In deze longitudinale studie zal de predictieve validiteit van de GFI, de INTERMED cliënt versie en de Welbevinden-vragenlijst worden vastgesteld op de gemeten gezondheidsuitkomsten. Eveneens zal de prevalentie van kwetsbaarheid bepaald worden in verschillende relevante subgroepen van ouderen. Leiden 85+ In de periode 1997-1999 zijn in Leiden in een prospectief cohort onderzoek 562 ouderen geïncludeerd die op dat moment 85 jaar werden. Tijdens de baseline meting zijn naast bijvoorbeeld demografische gegevens vergelijkbare vragen als die in de GFI verzameld. In de jaren daarna zijn gegevens verzameld over ondermeer mortaliteit, zorggebruik en lichamelijk functioneren. Samen met de onderzoekers van de Leiden 85+ studie zullen we in dit cohort 85+ ers de predictieve validiteit van de proxy GFI bepalen.
Planning De looptijd van het gehele project is van november 2009 tot november 2012. De dataverzameling in substudie I is afgerond en deze data zijn beschikbaar voor de evaluatie van de GFI, INTERMED cliënt versie en Welbevinden. De data analyse van de validatie van de GFI in deze substudie is afgerond en het artikel zal binnenkort worden ingediend bij een internationaal wetenschappelijk tijdschrift.
Tevens zijn de resultaten van deze studie op een poster gepresenteerd tijdens het IAGG congres in Bologna (2011). De evaluatie van de INTERMED cliënt versie en Welbevinden zijn nog in volle gang. Wij verwachten dat de resultaten hiervan beschikbaar zijn in het laatste kwartaal van 2011. De dataverzameling van substudie II is nog niet afgerond. De baseline gegevens van de geïncludeerd ouderen (n=2000) zijn beschikbaar en de vervolgmeting vindt binnenkort plaats. Verwacht wordt dat begin 2012 de data van de ouderen uit het LifeLines cohort beschikbaar zijn. Aansluitend zal worden gestart met de analyse van deze data om de predictieve validiteit van de GFI, INTERMED cliënt versie en Welbevindenlijst vast te stellen. Momenteel worden de data van de Leiden 85+ studie geanalyseerd.
Eerste resultaten van NPO substudie I - GFI De eerste resultaten van de evaluatie van de GFI onder 65+ers gemiddelde leeftijd 81jaar en 65% vrouw - zijn veelbelovend. De bruikbaarheid van het instrument is goed want 84% (n=296) had de vragenlijst compleet ingevuld. De betrouwbaarheid is met een resultaat van 0.7 (KR-20) ruim voldoende. Ook de resultaten wat betreft de evaluatie van de validiteit zijn positief. Subgroepen van ouderen verschilden namelijk statistisch significant zoals verwacht: personen hadden een hogere score op de GFI als ze een hogere leeftijd hadden, in een verpleeghuis of verzorgingshuis woonden, of meer dan twee aandoeningen hadden. Tot slot wijst de evaluatie van de validiteit uit dat de GFI totaal score en de GFI domeinen fysiek en psychologisch, correleren zoals verwacht met de overige afgenomen instrumenten.
11
O n d e r zo e k s p r o j e c t
‘Help, dement! Patiënt en mantelzorger aan het woord’ Contact Universitair Medisch Centrum Groningen Disciplinegroep GZW, Sociale Geneeskunde T.a.v. Project ‘Help, dement!’ Postbus 196 9700 AD Groningen Telefoon: 050 - 363 89 22 E-mail:
[email protected] Telefoon: 050 - 363 30 63 E-mail:
[email protected]
Resultaten van (inter)nationaal onderzoek laten zien dat betrouwbare en hoogwaardige belevingsgerichte gezondheids(zorg)informatie patiënten en hun verzorgers tot steun kan zijn: zij kunnen zich eerder en beter voorbereiden op wat komen gaat en op tijd maatregelen nemen. Hierdoor zijn zij in staat langer de regie over de eigen thuissituatie te behouden. Welbevinden en kwaliteit van leven worden daardoor verhoogd. Patiënten- en vrijwilligersverenigingen geven aan dat men ervaringsgerichte informatie nauwelijks kan krijgen en dat die meestal ook nog onbetrouwbaar is. Ook zorgverleners kunnen op vragen hierover vaak geen antwoord geven. In dit project wordt informatie van en voor patiënten met dementie en hun mantelzorgers verzameld die voor iedereen beschikbaar zal worden gesteld via een speciale website (www.praten-over-gezondheid.nl). De resulterende modules worden ontwikkeld in nauwe samenwerking met patiëntenverenigingen, vrijwilligers- en zorgorganisaties en professionals. Voor het onderzoek wordt gebruik gemaakt van een in Oxford (UK) ontwikkelde kwalitatieve onderzoeksmethode om ervaringsgerichte informatie op internet beschikbaar te maken (de DIPEx-methode). Inmiddels heeft de DIPEx-onderzoeksgroep in Oxford meer dan 60 modules op hun website gepubliceerd (www.healthtalkonline.org). Kenmerkend voor deze modules is dat zij door hun diepgang een uniek en voor andere patiënten en betrokkenen een zeer herkenbaar beeld geven van datgene wat iemand met gezondheidsproblemen doormaakt.
Team Auke Wiegersma
12
De ervaringen van én patiënten met dementie én hun mantelzorgers met het door hen doorlopen zorgtraject komen in twee aparte modules op de nieuw te ontwikkelen ‘praten-over-gezondheid’ website te staan. Hiervoor worden patiënten en mantelzorgers verspreid over het gehele land geïnterviewd. Om de inhoud en toegankelijkheid van de informatie te kunnen toetsen, wordt deze in een ‘marktonderzoek’ voorgelegd aan een focusgroep bestaande uit vertegenwoordigers van de deelnemende organisaties en een representatieve selectie van de geïnterviewden. Dankzij de gebruikte methoden zullen de modules een betrouwbaar en ook indringend beeld geven van wat het is om dement te worden of te zijn en wat het inhoudt om te (moeten) zorgen voor een dementerende.
Werving deelnemers
Looptijd van het project
1 februari 2011 - 1 juni 2013
Op dit moment zijn we gestart met het werven van én patiënten met dementie én hun mantelzorgers voor de interviews. Bent u mantelzorger en wilt u meer informatie over het interview of wilt u zichzelf of uw partner of ouder aanmelden? Neem dan contact op met de onderzoekers (zie contactgegevens). Of bent u een zorgprofessional en denkt u ons behulpzaam te kunnen zijn bij het werven van patiënten en/of mantel-zorgers, dan horen wij dit graag!
Nieuwsbrief
Wilt u op de hoogte blijven van dit project? Meldt u dan aan voor de nieuwsbrief! Dit kan door een e-mail te sturen naar de onderzoekers (zie contactgegevens).
Wie voert het project uit? Organisatie: Samenwerkingspartners: Projectleider: Onderzoekers:
Universitair Medisch Centrum Groningen, disciplinegroep Gezondheidswetenschappen, afdeling Sociale Geneeskunde UMCG disciplinegroep Gezondheidswetenschappen, Universitair Centrum Ouderengeneeskunde, Lentis Team 290, Stichting Alzheimer Nederland, Humanitas District Noord, Zorg Innovatie Forum Dhr. dr. P.A. Wiegersma Mw. drs. M.A. Alma Mw. G.A. Banga, MSc
13
O n d e r zo e k s p r o j e c t
DELFGOUD Een innovatieve strategie om de sociale competentie en gezonde leefstijl van zelfstandig wonende ouderen van > 65 jaar in achterstandswijken te bevorderen Contact Dr. M.H.G. de Greef Hanzehogeschool Groningen Kenniskring Transparatie Zorgverlening Eyssoniusplein 18 9714 CE Groningen Tel.: 050 - 5953595 Email:
[email protected]
Het bevorderen van een gezonde leefstijl van ouderen met een lage sociaaleconomische status vraagt om een aanpak die aansluit bij de leefomstandigheden en kennis en vaardigheden van deze specifieke doelgroep. Vanuit dit perspectief heeft de Hanzehogeschool, op verzoek van het wijkplatform ouderen in Delfzijl Noord en samen met bewoners van deze wijk, het leefstijlprogramma DELFzijl Gezond OUDer Worden (DELFGOUD) ontwikkeld. Doel van deze studie is het doen van onderzoek naar het effect van deelname aan het DELFGOUD programma op de kwaliteit van leven van ouderen met een lage sociaal-economische status. Hiertoe wordt een cluster gerandomiseerd onderzoek uigevoerd onder 125 ouderen in Delfzijl Noord (experimentele groep) en 125 ouderen in Winschoten (controlegroep). De inclusiecriteria voor deelname aan het programma zijn leeftijd > 70 jaar, lichamelijke inactiviteit (SOC 1-3), MMSE > 24, eenzaamheid (De Jong Gierveld >3) depressie (INSTEL >3 ). Ouderen die in aanmerking komen voor het programma in Delfzijl Noord krijgen het DELFGOUD programma aangeboden, dat bestaat uit vier deelinterventies, te weten een bewegingsinterventie (GALM en COACH programma), een sociale vaardigheids -en weerbaarheidstraining (ACTOR en GROSSO programma), een anti-depressieprogramma (aangepast GGZ programma “In de put uit de put”) en een voedingsprogramma (het Hanzehogeschool voedingsinterventie programma).
Mathieu de Greef
14
Het DELFGOUD programma duurt 12 maanden en wordt wekelijks aangeboden. De controle groep krijgt geen interventie aangeboden, maar wordt gevraagd om aan de voor- en nameting mee te doen. Voorafgaand en na afloop van het programma wordt als primaire uitkomstmaat kwaliteit van leven (EQ6D) gemeten. Als secundaire uitkomstmaten worden fysieke fitheid (Senior Fitness Test), sociale contacten (Personal Relations Network Questionnaire), depressie (Diagnostic Inventory for Depression), voedingsgedrag (Eetmeter Voedingscentrum) en angst (Hospital Anxiety Depression Scale) gemeten. Bij gebleken effectiviteit zal het DELFGOUD programma worden toegepast binnen het transitie-experiment van het Netwerk Ouderenzorg Regio Noord en bij de landelijke implementatie van het DELFGOUD in het kader van het (NASB) programma.
Waar wordt het project uitgevoerd? Het project wordt uitgevoerd in Delfzijl
Looptijd van het project 1 december 2010 - 1 december 2013
Wie voert het project uit? Organisatie: Samenwerkingspartners: Projectleider:
Hanzehogeschool Groningen, Kenniskring Transparante Zorgverlening UMCG/Bewegingswetenschappen, Zorggroep Fivelland, St. Welzijn en Dienstverlening Delfzijl, Gemeente Delfzijl, WMO Adviesraad Delfzijl, Hanzehogeschool/Academie voor Verpleegkunde, Huis van de Sport Groningen, Centrum voor Bewegen en Onderzoek Groningen Dr. M.H.G. de Greef
15
O n d e r zo e k s p r o j e c t
Interdisciplinair Opleidingsmodel Ouderenzorg ‘’Samen ontwikkelen, samen opleiden en samenwerken’’ Contact Drs. P.P.M. Bakker Universitair Medisch Centrum Groningen Wenckebach instituut Postbus 30.001 9700 RB Groningen Telefoon: 050 - 361 70 03 E-mail: p.p.m.bakker@wenckebach. umcg.nl
Pauline Bakker
Ouderen leven langer en wonen langer thuis en daardoor groeit de vraag naar complexere zorg in de thuissituatie. De verwachtingspatronen met betrekking tot deze zorg verschuiven van de traditionele ziekte georiënteerde behandeling richting kwaliteit van leven en welbevinden. Bestaande opleidingen die professionals opleiden voor de zorg zijn in hoge mate ziektegeoriënteerd en bovendien disciplinegebonden. Nieuwe verwachtingspatronen vereisen in de eerste plaats een betere samenwerking en integratie zowel bij de zorgverlening als bij aspecten van wonen en welzijn. Deze andere verwachtingen vereisen nieuwe en aangepaste competenties van de zorgverleners. Bijvoorbeeld voor het adequaat kunnen hanteren en toepassen van begrippen als autonomie, persoonlijk welbevinden en kwetsbaarheid. Dat zijn generieke begrippen, niet afhankelijk van ziekte of discipline. Het ontwikkelen van een gezamenlijk referentiekader voor professionals die samen verantwoordelijk zijn voor de zorg van de ouderen moet de basis vormen voor een meer doelmatige samenwerking en een betere kwaliteit die tegemoet komt aan de hedendaagse vraag van de ouderen zelf. Voor de pilot is gekozen voor de setting van huisarts met praktijkondersteuner. De huisartsen en praktijkondersteuners volgen deels samen scholing en opleidingsmodules, reflecteren hierop en passen deze toe op hun eigen werkplek. Het project bestaat uit: • Generieke competenties voor de huisarts en de praktijkondersteuner die werken in de ouderenzorg. • Leermiddelen die ingezet kunnen worden opdat deze competenties behaald kunnen worden. • Toetsen die ingezet kunnen worden om de (behaalde) competenties te meten. • Evaluatie van het experiment met het opleidingsmodel in de huisartsenpraktijk met huisartsen en praktijkondersteuners / praktijkverpleegkundigen.
Waar wordt het project uitgevoerd? Huisartsenpraktijken in de provincies Groningen, Friesland en Drenthe. Dit is afhankelijk van de medefinanciering van de verzekeraars. De verzekeraars Menzis en De Friesland leveren een finaciële bijdrage aan de totstandkoming van dit project.
Looptijd van het project 2011 - 2013
Wie voert het project uit? Organisatie: Samenwerkingspartners: Projectleider:
16
UMCG, Wenckebach Instituut Huisartsenpraktijken en verzekeraars Drs. A.V.M. van Etten
17
I m p l e m e n tat i e p r o j e c t
Het implementeren van de “Verzoamelstee” Het gebruik van ICT-voorzieningen voor het verhogen van welzijn, kwaliteit van leven en zelfredzaamheid van ouderen Contact Lusette Brouwer, projectleider Telefoon: 06 11 959 473 E-mail: l.brouwer@ groningergemeenten.nl John van Meurs, projectleider ICT Telefoon: 06 53 267 111 E-mail:
[email protected]
Het aantal ouderen groeit de komende jaren, terwijl het aantal voorzieningen, met name in de buitengebieden afneemt. Ouderen willen het liefst zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen in het eigen dorp. Dit streven wordt ondersteund door het beleid van gemeenten en andere overheden, waarin het bevorderen van zelfstandigheid bij ouderen een belangrijk doel is. Alleen op die wijze kan de zorg voor ouderen in de toekomst beheersbaar en betaalbaar blijven. Het verdwijnen van voorzieningen in het landelijk gebied vormt een bedreiging voor het behoud van deze zelfstandigheid.
Lusette Brouwer
“Dit is geen project dat over bewoners wordt uitgestort, maar samen met dorpsbewoners wordt uitgevoerd.. Dit betekent goed luisteren naar wat er in de buurt echt nodig is. Alleen dan kun je de dorpsstructuur versterken”. Met deze woorden geeft prof. dr. Hans Wortmann van de Rijksuniversiteit Groningen en tevens voorzitter van de Stuurgroep het officiële startsein van de “Verzoamelstee” op 4 februari 2011 in het dorpshuis in Thesinge
De “Verzoamelstee” is een ICT-voorziening in het dorpshuis van drie kleine dorpen in Groningen, waar sprake is van bevolkingsafname, (dubbele) vergrijzing en ontgroening. De dienstverlening is daar weggetrokken, de openbaar vervoervoorzieningen zijn slecht. Het bestaande dorpshuis zoekt naar nieuwe invullingen om toekomstbestendig te worden. Ouderen krijgen basisvoorzieningen (aangevuld met zorgvoorzieningen) weer terug met behulp van ICT (e-health). Met behulp van deze ICT-voorzieningen kunnen ouderen langer blijven deelnemen aan het sociale leven en langer zelfstandig blijven wonen in eigen huis en dorp. Welzijn, kwaliteit van leven, zelfstandigheid en deelname aan het sociale leven worden daardoor vergroot. De leefbaarheid en de sociale cohesie in het dorp nemen toe. De “Verzoamelstee” maakt het mogelijk om met behulp van beeldtelefoon en video contact te leggen met de gemeente, de welzijnsorganisatie, (huis)artsen en aanbieders van diensten en zorg. In dit project worden in drie dorpshuizen (Verzoamelstee’s) ICTvoorzieningen geïnstalleerd, zodat men “live” via beeldtelefoon en video kan communiceren met bijvoorbeeld het Wmo-loket van de gemeente. Ook is er in het dorpshuis een beamer aanwezig voor groepsactiviteiten, zoals (live) lezingen, gymnastiek en dergelijke, aangepast aan de wensen van de ouderen. Echter, veel ouderen hebben kennisgebrek wat ICT betreft en geen beschikking over een computer (met internet). Een ICT-voorziening, zoals geplaatst wordt in de “Verzoamelstee” moet goed ondersteund worden om de doelgroep te bereiken. Die ondersteuning in de vorm van hulp
18
door dorpshuismedewerkers en (begeleide) cursussen is onderdeel van dit project. Ouderen maken kennis met ICT en leren er op eenvoudige wijze mee om te gaan, bijvoorbeeld door contact te leggen met familie of door spelletjes te doen. Hun behoeften en wensen zijn daarbij het uitgangspunt en zullen per persoon wellicht verschillend zijn.
Waar wordt het project uitgevoerd?
Het onderzoek bestaat uit vier fasen. • In de eerste fase wordt gedefinieerd welke diensten wenselijk zijn voor potentiële gebruikers. • In de tweede fase worden de voorzieningen geïnstalleerd, de diensten aangeboden en in gebruik genomen. • In de derde fase worden de diensten uitgebreid, en vindt een pilot plaats door bij een aantal (kwetsbare) ouderen die niet naar het dorpshuis kunnen komen ICT-voorzieningen thuis te plaatsen (“Verzoamelstee”-thuis). • In de vierde fase vindt bestendiging van het project plaats.
Wie voert het project uit?
De implementatie en uitkomsten van de “Verzoamelstee” worden gemonitord en geëvalueerd in een onderzoek uitgevoerd door de Rijksuniversiteit Groningen (RuG) in samenwerking met het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG). Gedurende de vier fasen van het project wordt een proces- en effectevaluatie en een kosteneffectiviteitanalyse uitgevoerd. Hierbij wordt aandacht besteed aan de mate waarin ouderen gebruik maken van de diensten (en waarom/waarom niet), aan de werkbaarheid voor de betrokken zakelijke en publieke dienstverleners en aan de succes- en faalfactoren die zich voordoen (procesevaluatie). Tussentijdse resultaten van het project zijn te volgen via de Verzoamelstee nieuwsbrief. Het effect (in termen van gewenste uitkomsten) van de implementatie wordt bepaald op verschillende niveaus. Bij de gebruikers wordt gemeten of er draagvlak is en met behulp van een controlegroep wordt gemeten of het welzijn en de kwaliteit van leven toeneemt en eenzaamheid afneemt. Bij de private en publieke organisaties wordt vastgesteld of dit een effectieve manier van werken is en of gewenste diensten kunnen worden verstrekt. Op gemeentelijk en overheidsniveau wordt vastgesteld of de “Verzoamelstee” kosteneffectief is. De evaluaties en de analyse zullen antwoord geven op de vraag in hoeverre de implementatie succesvol is verlopen en of het zinvol is de “Verzoamelstee” in andere gemeenten te implementeren. De mogelijkheden voor bestendiging worden bepaald aan de hand van de resultaten van de kosteneffectiviteitanalyse. Uiteindelijke doel is de “Verzoamelstee” zonder subsidies deel uit te laten maken van het voorzieningenaanbod voor ouderen.
In Adorp (gemeente Winsum); Onderdendam (gemeente Bedum); Thesinge (gemeente Ten Boer)
Looptijd van het project 1 december 2010 tot 1 december 2013
Organisatie: Samenwerkingspartners: Financiering: Contactpersonen:
RUG, Faculteit Economie en Bedrijfskunde UMCG, disciplinegroep Gezondheidswetenschappen, Toegepast gezondheidsonderzoek (TGO) Vereniging Groninger Gemeenten (VGG) Gemeenten: Bedum, Ten Boer, Winsum Vereniging Groninger Dorpen Zorgbelang Groningen (vertegenwoordiging patiënten en consumenten organisaties), Organisatie Samenwerkende Ouderenbonden (OSO), Menzis Provincie Groningen; Regio Groningen-Assen; Menzis; ZonMw Lusette Brouwer, projectleider T. 06 11 959 473 E.
[email protected] John van Meurs, projectleider ICT T. 06 53 267 111 E.
[email protected]
Onderdendam
Adorp
Thesinge
19
I m p l e m e n tat i e p r o j e c t
De implementatie van de GRIP- en GLANS-cursussen Een zelfmanagement cursusaanbod voor ouderen gericht op eigen regie en welbevinden Contact Dr. Nardi Steverink (projectleider) Universitair Medisch Centrum Groningen Disciplinegroep Gezondheidswetenschappen Health Psychology Postbus 196 9700 AD Groningen Telefoon: 050 - 363 30 51 E-mail:
[email protected] Leden projectteam: Dr. Annemieke Visser, senior onderzoeker Drs. Daphne Kuiper, onderzoeker Drs. Martine Pool, onderzoeksmedewerker
Nardi Steverink
20
De afgelopen jaren raken steeds meer mensen er van overtuigd dat ouderenzorg niet alleen draait om medische zorg, maar ook om ondersteuning van eigen regie en welbevinden. Het blijkt echter moeilijk deze concepten inhoudelijk goed in te vullen en praktisch toepasbaar te maken. Als dat wel lukt, zoals bij de GRIP- en GLANS-aanpak, is de volgende uitdaging om dit aanbod ook daadwerkelijk te implementeren en te verankeren in de praktijk. De doelstelling van het project is de planmatige implementatie van de evidence-based GRIP- en GLANS-cursussen in zorg- en welzijnsorganisaties, evenals de systematische evaluatie van dit proces. Ouderenbonden, belangenorganisaties, beleidsmakers en zorgverzekeraars zijn vanaf het begin betrokken bij de verankering van het aanbod in de praktijk van het ouderenwerk. De ambitie om minimaal 30 professionals van 15 verschillende organisaties in de vier noordelijke provincies te trainen tot GRIP- en/of GLANS-docent is na 1 jaar projectuitvoering ruimschoots gerealiseerd. In totaal zijn 48 professionals van 20 verschillende organisaties getraind en gecertificeerd als GRIP- en/of GLANS-docent. De namen van de deelnemende organisaties worden op de volgende pagina per provincie weergegeven.
Friesland • Buitenpost: • Dokkum: • Franeker: • Harlingen: • Leeuwarden: • Sneek: • Wolvega:
Welzijn Ouderen Achtkarspelen Stichting Welzijn ‘Het Bolwerk’ De Skûle Welzijn Gemeente Harlingen Stichting Palet Timpaan Welzijn Timpaan Welzijn Weststellingwerf
Groningen • Delfzijl: • Groningen: • Haren: • Hoogezand: • Stadskanaal: • Veendam:
Stichting Welzijn en Dienstverlening MJD Torion Thuiszorg Groningen Stichting Welstad Welzijnswerkorganisatie Compaen
Drenthe • Beilen: • Emmen: • Exloo: • Hoogeveen:
Stichting Welzijn Ouderen Midden –Drenthe Welzijngroep Sedna Welzijngroep Andes Stichting Zorgpalet
Overijssel • Borne: • Deventer: • Hengelo:
Welzijn Ouderen Borne Focus Stichting Welzijn Ouderen Hengelo
De volgende uitdaging bestaat uit het bereiken van minimaal 400 ouderen voor deelname aan de GRIP- en GLANS-cursussen. De organisaties en de professionals worden hierin vanuit het project ondersteund met materialen uit de voor dit project nieuw ontwikkelde implementatiegereedschapskist en website (www.gripenglans.nl). Bevorderende en belemmerende factoren bij het bereiken van de doelgroep worden tussentijds uitgewisseld op werkconferenties voor docenten. Ook wordt, waar nodig, op locatie overleg gevoerd en ondersteuning gegeven tijdens site-visits van het GRIP en GLANS-projectteam.
Mw. Marijke Mootz, gastspreker op de startbijeenkomst GRIP en GLANS: “In tegenstelling tot veel ziektegebonden zelfmanagement programma’s is er bij de GRIP- en GLANS-aanpak geen sprake van het ‘heilige moeten’ of de ‘moralistische vinger”. Het proces van implementatie van de cursussen wordt per organisatie nauwlettend gevolgd op vier niveaus, te weten: de ouderen, de professionals, de managers en de sociaal politieke context van de betreffende organisatie. De verzamelde gegevens moeten een wetenschappelijk antwoord geven op de volgende onderzoeksvragen: 1. In welke mate beïnvloeden de cursussen de eigen regie en het welbevinden van ouderen positief? 2. Welke factoren op het niveau van de professionals, organisaties en sociaal politieke context zijn bevorderend of belemmerend voor succesvolle implementatie van de cursussen? 3. In hoeverre wegen de kosten van het aanbieden van de cursussen op tegen de baten die ouderen en professionals er van ondervinden? Eén van de docenten die de GLANS-cursus al heeft gegeven heeft de meerwaarde van de GRIP- en GLANS-aanpak treffend verwoord: “De GLANS-schijf-van-vijf zie ik als de basis. We kunnen eindeloos leuke activiteiten en aanbod blijven bedenken voor ouderen. Maar het gaat er uiteindelijk om dat zij zelf zicht hebben en houden op wat zij nodig hebben voor hun welbevinden.”
Iets minder dan een jaar na de succesvolle aftrap van het project in Martiniplaza in Groningen (zie foto) hebben zes organisaties de eerste GLANS-cursus al afgerond en hebben 11 andere organisaties een cursus in uitvoering of in de planning.
21
Netwerksubsidie
Uitbreiding en borging Netwerk Ouderenzorg Regio Noord Contact
Ontwikkeling en ondersteuning van natuurlijke zorgnetwerken
Drs. A.V.M. van Etten Universitair Medisch Centrum Groningen Postbus 30.001 9700 RB Groningen Telefoon: 050 - 3611181 E-mail:
[email protected]
In de 5e subsidieronde van het NPO hadden de netwerken de mogelijkheid een voorstel in te dienen voor de uitbreiding en borging van de netwerken. Het bestuurlijk netwerk heeft een voorstel ontwikkeld dat zich richt op de ontwikkeling en ondersteuning van een viertal natuurlijke zorgnetwerken in onze regio. In deze netwerken zijn alle partijen op het gebied van wonen, welzijn en zorg vertegenwoordigd en is een nadrukkelijke rol voor de ouderen weggelegd. De activiteiten van het netwerk richten zich op triage van kwetsbare ouderen en de toeleiding naar zorg en dienstverlening. Een viertal netwerkpartijen gaan in hun eigen regio een natuurlijk zorgnetwerk ontwikkelen. Het betreft de zorgnetwerken van: • Ziekenhuisgroep Twente • Isala Klinieken • Netwerk Dementie Friesland • Stichting Maatschappelijke en Juridische Dienstverlening en Hulpverleningsdienst Groningen
Triage-instrument
Antoinette van Etten (Fotograaf: Peter J. Reese)
Hoewel de netwerken sterk van elkaar verschillen (twee ziekenhuizen, een gemeente en een netwerk dementie) gaan ze alle vier gebruik maken van het triage-instrument dat in het Netwerk Ouderenzorg Regio Noord ontwikkeld is. In plaats van het centraal stellen van ziekte is de focus binnen de noordelijke regio juist gericht op het bevorderen van welbevinden vanuit het perspectief van de oudere zelf. Om een slechte gezondheidsuitkomst te voorkomen en voor het vaststellen van de benodigde zorg is een triage-instrument ontwikkeld om vroegtijdig te kunnen beoordelen of ouderen kwetsbaar zijn (of hierop een verhoogd risico hebben), of ze onvervulde zorgbehoeften hebben of andere problemen, en hoe het met hun welbevinden is. Het instrument bestaat uit drie vragenlijsten die de ouderen zelf kunnen invullen: 1. De Groninger Frailty Indicator (GFI), die de kwetsbaarheid meet 2. de INTERMED lijst cliënt versie , die de complexiteit van de zorgsituatie meet 3. de Welbevindenlijst Hieronder een korte omschrijving van de 4 zorgnetwerken: Ziekenhuisgroep Twente: ‘Geïntegreerd netwerk ouderenzorg’ De Ziekenhuisgroep Twente heeft als speerpunt in haar medisch-curatieve zorg de klinische geriatrie en de geriatrische traumatologie. In het project “Geïntegreerd netwerk ouderenzorg” wil ZGT deze curatieve functie plaatsen in een samenhangend netwerk met de andere aanbieders van zorg en komen tot een 1 ½ lijns functie met als doelstelling: • Komen tot proactieve en preventieve zorg met participatie van de ouderen zelf; • Het tot stand brengen van een zorgprogramma met als basis het welzijn van de ouder wordende mens, met als uitgangspunt dat de oudere zelf de regie heeft op
22
• •
•
haar of zijn leven; Het tot stand brengen van een zorgketen van wonen, welzijn en zorg; Het komen tot een goed geïnformeerde en geactiveerde oudere in interactie met een goed voorbereid en proactief team Het zorg dragen voor een proces van anamnese, zelfmanagementsupport, het optimaliseren van zorgbehandeling en follow-up.
Isala Klinieken: ‘Integrale zorgketen ouderen’ De Isala klinieken heeft het initiatief genomen om te gaan starten met de organisatie van een regionaal netwerk (kwetsbare) ouderen in Zwolle en omstreken. In de huidige praktijk zijn mooie voorbeelden op basis van diagnose te zien zoals het geheugencentrum, de dementieketen en de diabeteszorg Zwolle. Echter, om de zorg voor (kwetsbare)ouderen effectiever vorm te geven is een andere manier van denken noodzakelijk. Men moet bereid zijn om over de grenzen van de bestaande, eigen domeinen en disciplines heen te kijken, de verdeling van taken en functies ter discussie te stellen en het nut van een andere invulling hiervan te onderkennen en te accepteren. De gewenste resultaten van de aanbevelingen en de integrale zorgketen zullen in een meerjaren masterplan samen met de ketenpartners van het netwerk (kwetsbare) ouderenzorg uitgewerkt moeten worden. Netwerk Dementie Friesland: ‘TinZ’ TinZ is een natuurlijk netwerk, vooralsnog gericht op de ketenzorg dementie in Friesland maar ziet ook mogelijkheden haar doelgroep te verbreden naar ouderen met complexe problematiek. Het Netwerk Dementie wil daartoe het triageinstrument implementeren in de ontwikkelde zorgketen. De huisarts vervult een centrale rol. Stichting Maatschappelijke en Juridische Dienstverlening (MJD) en de Hulpverleningsdienst Groningen: ‘Zorgnetwerk stad Groningen’ Hulpverleningsdienst gemeente Groningen (HVD) en Stichting Maatschappelijke en Juridische Dienstverlening Groningen (MJD) willen met beschikbare middelen het bestaande netwerk “Zorgen voor Morgen” in de stad Groningen versterken en uitbreiden tot een natuurlijk netwerk. Bij het netwerk “Zorgen voor Morgen” hebben zich in de afgelopen vier jaar 27 organisaties en instellingen aangesloten.
contacten van de burger. In dit project wordt het bestaande netwerk uitgebreid met huisartsen. Tevens is er een rol voor het informele netwerk rondom een burger o.a. ten behoeve van (vroeg)signalering. Het project wordt uitgevoerd in een stadsdeel van Groningen.
Deskundigheidsbevordering voor ouderen
In de 5e subsidieronde heeft het netwerk tevens een voorstel ingediend gericht op de deskundigheidsbevordering voor ouderen. De Denktank 60+Noord ontwikkelt samen met anderen een cursus van vijf middagen voor ouderen in het Noorden, met als titel “Ouderen op weg naar 2030” Eigen regie en hoe? De cursus biedt een denk- en referentiekader over ouder worden, veroudering, ouderen en samenleving. In deze cursus wordt het handelingsperspectief van ouderen zelf centraal gesteld. Wat doe ik met de kennis en hoe kan ik daarmee problemen (wonen, welzijn en zorg) in de buurt oplossen. Het heft in eigen hand nemen. Dit maatschappelijke doel gaat hand in hand met persoonlijke doelen van de deelnemers. Ouderen die zich onafhankelijk opstellen worden daarom nieuwe ouderen genoemd. Zij wachten niet op wat overheid of instelling bedenken en zoeken tegelijk naar verbindingen tussen mensen: op zoek naar nieuwe vormen van solidariteit met behoud van individuele vrijheid. De inhoud van de cursus en de inleiders 1. Samenstelling van de bevolking - door Inge Hutter, hoogleraar Demografie aan de RUG. 2. Gezondheid van ouderen - door Gerbrand Izaks, Geriater UMCG. 3. Nieuwe verbindingen tussen mensen door Frits de Lange, hoogleraar Ethiek Kampen. 4. Andere kijk op wonen, welzijn en zorg - door Joop J. Belderok, Sociaal Gerontoloog Denktank60+Noord. 5. Lerend netwerk: kennis in de praktijk brengen - door Marian Verkerk, hoogleraar Zorgethiek.
Vanuit Zorgen voor Morgen zijn netwerken opgezet op strategisch, tactisch en uitvoerend niveau. In deze laatste mist vooral de aanwezigheid van de huisartsen als een van de belangrijkste
23
Voor algemene informatie kunt u contact opnemen met: Mw. K. Soepboer, officemanager T 050 3613921 F 050 3619069 E
[email protected] Indien u meer informatie wenst over de specifieke projecten, kunt u contact opnemen met de projectleiders.