Nazorg Ex-gedetineerden 2011 Verwijs de vraag, niet de cliënt
AFBEELDING
Nazorg ex-gedetineerden 2011
Verwijs de vraag, niet de cliënt
Voorwoord Regionaal Veiligheidshuis Maas & Leijgraaf Samenwerking haalt criminelen uit vicieuze cirkel
Een gerichte samenwerking en een persoonlijke benadering helpt ex-gedetineerden om na hun straf niet terug te vallen. Zeker als ze een persoonlijke coach krijgen, die hen helpt om de draad weer op te pakken. Dit kan zichtbaar grote maatschappelijke kosten besparen. Dat concludeerde het Regionaal Veiligheidshuis Maas & Leijgraaf bij het uitbrengen van het vierde jaarverslag en ook nu, medio 2012 kan gesteld worden dat deze lijn zich voortzet. De cijfers laten zien dat de eerste positieve resultaten over de eerste drie jaren stabiel zijn en gecontinueerd worden.
In 2005 heeft het ministerie van Justitie de taak van reïntegratie aan de gemeenten overgedragen: het zorgen dat mensen na hun gevangenschap niet terugvallen in crimineel gedrag door een goede terugkeer naar de samenleving. Het Veiligheidshuis voert deze taak sinds 2007 uit.
In het Veiligheidshuis werken diverse organisaties samen, zoals Politie en Justitie, hulpverleners en overheden. Ze kunnen zo de taken verdelen en elkaar ondersteunen bij het verminderen van de criminaliteit. Daarnaast kunnen ze gezamenlijk in kaart brengen welke maatregelen effect hebben. Deze maatregelen kunnen preventief zijn, het voorkomen van criminaliteit en bijvoorbeeld de begeleiding van mensen na hun straf, maar ook repressief: het effect van straf.
De samenwerkingspartners zetten daarbij niet hun eigen werkwijze en taken centraal, maar de vraag van de gedetineerde staat centraal. In een casusoverleg bekijken ze, elk vanuit de eigen deskundigheid, bij iedere aanstaande ex-gedetineerde naar de manieren om de kans verminderen om weer in de fout te gaan.
Van oorsprong was gesteld dat er vier zaken zijn die van groot belang zijn voor mensen om uit de criminaliteit te blijven: huisvesting, inkomen, identiteit en zorg. Werkenderwijs is daar landelijk een vijfde thema toegevoegd, te weten de schuldhulpverlening. Bij identiteit kunnen we denken aan de juiste papieren, zoals een identiteitsbewijs en rijbewijs, die nodig zijn voor een baan, woning, bankrekening en dergelijke. Zorg is familie, relaties en dergelijke: een stabiele omgeving waarin iemand zichzelf kan zijn en zich kan ontwikkelen. Maar het kan bijvoorbeeld ook verslavingszorg en maatschappelijk werk zijn. Bij schuldhulpverlening kan naast de reguliere schuldhulpverlening ook bijvoorbeeld
gedacht
worden
aan
het
voorkomen
van
huurschulden
tijdens
detentieperiode.
Nazorg ex-gedetineerden 2011
de
Sommige ex-gedetineerden, vooral veelplegers, krijgen een persoonlijke coach die hen goed volgen. Deze coach kan in het casusoverleg of daarbuiten na de gemaakte afspraken anderen snel inschakelen wanneer dat nodig is, zodat iedereen direct de goede actie kan nemen om afglijden te voorkomen. De coaches krijgen een goed beeld van hun mensen, bijvoorbeeld van de betreffende veelpleger. Ze weten welke aanpak bij deze personen de meeste kans van slagen heeft. Het zal duidelijk zijn dat de begeleiding een flink doorzettingsvermogen vraagt, van de coaches, de andere begeleiders en vooral van de ex-gedetineerden zelf. Naast begeleiding is ook straf een manier waarop de samenleving de criminaliteit terug wil dringen. Met de ISD-maatregel (=Inrichting voor Stelselmatige Daders) kan Justitie veelplegers tot twee jaar vasthouden, om zo te voorkomen dat ze weer delicten plegen. In het veelplegersoverleg kijken de partners van het Veiligheidshuis of ISD nuttig is. Bij ISD hoort ook altijd begeleiding vanuit de justitiële partners.
Om de effecten van deze en andere maatregelen goed in beeld te brengen, verzamelt het Veiligheidshuis ook de gegevens, zodat het de mensen over langere tijd kan volgen. Zo kan het de werkelijke problemen en oplossingen in kaart brengen en het effect meten.
Uit de eerste cijfers blijkt dat deze persoonlijke en gezamenlijke aanpak werkt. Mensen die keer op keer de fout in kunnen gaan, kunnen door deze begeleiding beter uit de vicieuze cirkel blijven. De maatschappelijke effecten zijn groot: het houdt mensen uit de gevangenis en dat scheelt de samenleving heel hoge kosten van criminaliteit. Onderzoek heeft aangetoond dat één veelpleger de samenleving naar schatting per detentie tussen de 250 en 500 duizend euro kost. Een aan dit onderzoek gekoppelde berekening stelt dat iedere Euro die geïnvesteerd wordt in een Veiligheidshuis een rendement van drie Euro oplevert voor de maatschappij.
Mooie cijfers, maar belangrijker is de praktijk. Onder de titel “Verwijs de vraag, niet de cliënt” kijken we terug op de huidige status van het project Nazorg ex-gedetineerden zoals dit wordt uitgevoerd in het Regionaal Veiligheidshuis Maas en Leijgraaf. In de praktijk krijgen namen van cliënten een gezicht. Hun vraag of de vraag van hun omgeving of organisaties staat centraal om de terugkeer in de maatschappij zo optimaal mogelijk te begeleiden. En los van de cijfers zien de professionals en cliënten de daadwerkelijke winst. Begeleiding waar nodig, mensen die na hun straf weer de draad op kunnen pakken zonder terug te vallen in de criminaliteit en waar nodig de voorkoming van maatschappelijke onrust in samenspraak met gemeenten.
Als je gaat samenwerken worden ook de hiaten in de keten duidelijk. Sinds het begin van het project zijn al veel zaken werkenderwijs verbeterd, maar het blijft een continue proces om oog te hebben voor die hiaten en te streven naar optimalisering. Dat wordt in het
Nazorg ex-gedetineerden 2011
Verwijs de vraag, niet de cliënt
kader van de nazorg voor ex-gedetineerden de uitdaging en de opdracht voor de komende jaren.
Annemieke de Winter – de Groot Directeur van het Regionaal Veiligheidshuis Maas en Leijgraaf
Namens het team Nazorg: Marga van Esch Ralf Moonen Erich Verhoffstadt Jos van Hoogstraten
Nazorg ex-gedetineerden 2011
Nazorg ex-gedetineerden 2011
Verwijs de vraag, niet de cliënt
Inhoudsopgave
Pag.
1
Het casusoverleg Nazorg ex-gedetineerden
2
Korte voorgeschiedenis
2
Doel casusoverleg nazorg
2
Netwerk nazorg
3
Samenwerking tussen het gevangeniswezen en gemeenten
3
Werkwijze casusoverleg nazorg ex-gedetineerden
4
Randvoorwaarden en uitgangspunten van nazorg
4
Samenwerking in de praktijk
5
Het casusoverleg nazorg
6
3
Cijfers nazorg ex-gedetineerden
8
3.1
District 2 Maasland
8
3.2
District 3 Cuijk/Boxmeer
9
3.3
District 3 Uden/Veghel
10
3.4
Vergelijking tussen de districten
11
3.5
Uitstroom uit detentie
12
Totale uitstroom 2011
12
Regionale plaatsing
13
3.6
WODC Monitor Nazorg (ex-)gedetineerden
15
4
Ontwikkelingen
18
4.1
Landelijke ontwikkelingen
18
4.2
Regionale ontwikkelingen
20
4.3
Ontwikkelingen informatiehuishouding
23
Bijlage 1. Stroomschema casusoverleg nazorg ex-gedetineerden
25
Bijlage 2. Monitor Nazorg (ex-)gedetineerden
26
2
Nazorg ex-gedetineerden 2011
1
1. Het casusoverleg nazorg ex-gedetineerden
Januari 2008 is het Regionaal Veiligheidshuis Maas & Leijgraaf (RVML) gestart met het coördineren van de Nazorg aan ex-gedetineerden. Het RVML biedt het platform waar veel organisaties samenkomen om op de juiste momenten de juiste afspraken te maken. De gezamenlijke inspanningen zorgen ervoor dat instanties niet naast elkaar maar samen werken, om zo te komen tot een goede reïntegratie van ex-gedetineerden en uiteindelijk een veiligere samenleving.
Korte voorgeschiedenis Nazorg aan ex-gedetineerde burgers die na hun verblijf in een penitentiaire inrichting (PI) terugkeren in de Nederlandse samenleving is sinds 2005 een gedeelde zorg van het rijk en de gemeenten. Voor het rijk is het van belang de recidivecijfers terug te dringen. Voor gemeenten is het terugdringen van overlast en gevoelens van onveiligheid een speerpunt. Nazorg
levert
hieraan
maatschappelijke integratiekansen
een
organisaties voor
belangrijke
bijdrage,
gezamenlijk
ex-gedetineerde
doordat
werken
burgers.
De
aan
justitie, het
afgelopen
gemeenten
vergroten jaren
van
hebben
en rede
Nederlandse gemeenten een steeds belangrijkere rol gekregen bij de nazorg aan deze doelgroep.1 Sinds 2008 maakt het RVML zich hard voor de re-integratiekansen van exgedetineerden voor district Maasland. In mei 2009 zijn de gemeenten Cuijk/Boxmeer aangesloten en eind 2010 wordt het casusoverleg Nazorg ook voor de gemeenten Uden/Veghel uitgevoerd.
Doel Casusoverleg Nazorg In het casuïstiek overleg nazorg worden casusgericht personen besproken die in detentie zijn beland. Het doel van het casuïstiek overleg nazorg is de terugkeer burgers uit een PI naar de samenleving in goede banen te leiden. De aanpak omvat de leefgebieden identiteitsbewijs, huisvestiging, inkomen, schulden en zorg2. Jaarlijks keren meer dan 300 burgers na verblijf in detentie terug
in het werkgebied van het RVML3. Vele van hen
hebben één of meerdere problemen op de hierboven genoemde leefgebieden die een risico vormen voor recidive. De veronderstelling is dat investeren in deze leefgebieden criminaliteit vermindert, overlast voor gemeenten voorkomt en daarmee een bijdrage levert aan het gevoel van veiligheid in de wijken.
1
Ministerie van Justitie. (2010). Werkboek Structuur in de nazorg aan ex-gedetineerden. Vereniging van de Nederlandse Gemeenten, Den Haag. 2 De gebieden identiteitsbewijs, huisvestiging, inkomen, schulden en zorg worden verder aangeduid als leefgebieden. 3 Regionaal Veiligheidshuis Maas en Leijgraaf. (2011). Jaarverslag 2011. Geen nummer, geen initiaal maar een gezicht. RVML, Oss.
2
Nazorg ex-gedetineerden 2011
Verwijs de vraag, niet de cliënt
Netwerk nazorg Het netwerk rondom het casusoverleg Nazorg ex-gedetineerden is complex en uitgebreid. Hieronder in tabel 1 zijn de participerende gemeenten en de betrokken partners schematisch weergegeven.
Tabel 1. Participerende gemeenten en betrokken partners
District Maasland Participerende gemeenten
Bernheze Oss (inclusief Lith ) Maasdonk
Strafrechtelijk kader Betrokken partners
Politie (desbetreffend district) Reclassering Nederland MMD-er Vught en Grave (Medewerker maatschappelijke Dienstverlening PI) Novadic Kentron Verslavingsreclassering
District Maas en Leijgraaf
Uden Veghel Boxmeer Cuijk Grave Mill en St. Hubert Sint Anthonis
Zorgkader
Nazorgcoördinator Verdihuis (Maatschappelijke opvang/woonbegeleiding) Woningcorporatie(s) GGZ Algemeen Maatschappelijk Werk: aanZET en R.M.C. Land van Cuijk MEE Werk & Inkomen (desbetreffend district) Optimisd Novadic Kentron verslavingszorg Schuldhulpverlening Vivaan* Slachtofferhulp Nederland* IBN* Bureau Jeugdzorg* Raad voor de kinderbescherming* Stichting GRIP*
* Op afroep
MMD-ers van de PI’s Vught en Grave participeren op toerbeurt aan het casusoverleg. De overige PI’s in Nederland informeren enkel de detentie aan het RVML wanneer een persoon vast komt te zitten die zich na detentie in het werkgebied van het RVML wil gaan vestigen. Wanneer het onduidelijk is waar de gedetineerde zich gaat vestigen en de gemeente van herkomst valt binnen het werkgebied van het RVML, zal ook het RVML worden geïnformeerd.
Samenwerking tussen het Gevangeniswezen en gemeenten Om te zorgen dat de maatschappelijke voorzieningen goed aansluiten op detentie en vice versa, is informatie-uitwisseling tussen gemeenten en penitentiaire inrichtingen van groot
Nazorg ex-gedetineerden 2011
3
belang. Hierdoor kan er tijdig worden beoordeeld op welke leefgebieden er zich problemen voordoen. Waar mogelijk worden problemen al binnen detentie door het Gevangeniswezen of door de gemeente opgelost, zodat de overgang naar de vrije samenleving soepeler verloopt.
Het
RVML
dient
als
coördinatiepunt
nazorg
voor
de
eerder
genoemde
participerende gemeenten waar informatie over (ex-)gedetineerden wordt verzameld, uitgewisseld
en
verwerkt.
De
informatie-uitwisseling
tussen
het
RVML
en
het
Gevangeniswezen vindt plaats via het Digitaal Platform Aansluiting Nazorg (DPAN). Gemeenten en gevangeniswezen streven ernaar een continue aanpak te bewerkstelligen, vanuit de wetenschap dat detentie vaak slechts een korte onderbreking is in een langer lopend maatschappelijk traject. Zie voor meer informatie het ‘Samenwerkingsmodel Nazorg volwassen (ex-)gedetineerde burgers, actualisatie 2011 door Vereniging van Nederlandse Gemeenten’.
2. Werkwijze casusoverleg nazorg ex-gedetineerden
Een rechter kan diverse straffen opleggen die variëren van het uitvoeren van diverse taakstraffen tot het daadwerkelijk enige tijd verblijven in detentie. In Nederland kan de rechter bepalen dat een gedetineerde na detentie begeleiding krijgt opgelegd van Reclassering Nederland of Novadic Kentron verslavingsreclassering. In het algemeen is het echter zo dat een gedetineerde zijn of haar straf uitzit en terugkeert naar huis zonder een zogeheten ‘justitiële titel’. De gemeenten zijn dan verantwoordelijk voor het zorgen van een goede terugkeer naar de samenleving. Heeft iemand de juiste ID-papieren en een dak boven zijn hoofd? Is speciale zorg nodig voor de ex-gedetineerde of zijn omgeving? Kan iemand aan de slag met werk en/of kan voorzien worden in inkomen? Het RVML probeert al die zaken zo goed mogelijk te coördineren, zodat de ex-gedetineerde goed ‘landt’ in de samenleving.
Randvoorwaarden en uitgangspunten van nazorg Er zijn een aantal belangrijke randvoorwaarden en uitgangspunten met betrekking tot het realiseren van een sluitende aanpak nazorg aan (ex-)gedetineerden:
Een eerste belangrijke randvoorwaarde voor het coördineren van de nazorg is de regionale
samenwerking
en
de
informatie-uitwisseling
tussen
gemeenten,
Gevangeniswezen, OM, woningcorporaties, zorginstellingen, politie, reclassering en andere maatschappelijke organisaties. Het RVML biedt als Veiligheidshuis een goede infrastructuur voor het vormgeven van de regionale samenwerking. Binnen het RVML worden kennis en middelen gebundeld, wat bijdraagt aan de kwaliteit van nazorg en de efficiëntie van de ingezette trajecten vergroot.
Een ander uitgangspunt is dat de doelgroep volwassen (ex-)gedetineerde burgers (18 jaar en ouder) betreft met een geldige verblijfstatus.
4
Nazorg ex-gedetineerden 2011
Verwijs de vraag, niet de cliënt
Bij ontslag uit detentie wordt ernaar gestreefd dat de (ex-)gedetineerden over de noodzakelijke basisvoorzieningen beschikken.
Het gevangeniswezen, de gemeenten en betrokken partners bieden ondersteuning aan de (ex-)gedetineerden waar mogelijk, maar deze blijft zelf primair verantwoordelijk voor zijn of haar reïntegratie.
Een laatste belangrijk uitgangspunt is dat de re-integratieactiviteiten maatwerk zijn en persoonsgericht.
Samenwerking in de praktijk Wanneer iemand in de gevangenis belandt meldt het Gevangeniswezen deze detentie binnen twee werkdagen via een ‘eerstedagsmelding’ aan het Veiligheidshuis. Vervolgens vindt er een informatiewisseling plaats tussen beiden. In detentie wordt de gedetineerde zo snel mogelijk benaderd door een Medewerker Maatschappelijke Dienstverlening (MMD’er). Deze inventariseert samen met de gedetineerde of er zich problemen voordoen op één of meerdere leefgebieden. Het RVML ontvangt binnen veertien dagen na detentie de verzamelde informatie samen met de vermoedelijke einddatum van detentie in een zogehete ‘screeningsrapportage’. De eerste stap van het RVML is de gedetineerde te agenderen op de agenda van nazorg (soms gebeurt dit al na de ‘eerstedagsmelding’). In het casusoverleg wordt de informatie met behulp van de betrokken partners compleet gemaakt. Dat completeren is een belangrijke tussenstap, omdat de screeningsrapportage grotendeels gebaseerd is op de informatie en de behoefte zoals deze verwoord is door de gedetineerde zelf. Zodoende wordt eerst aan de betrokken partners de vraag gesteld: Wat weten we nog meer wat van belang kan zijn? Heeft iemand specifiekere zorg nodig dan in eerste instantie is aangegeven? Is er woonruimte voorhanden wanneer deze ontbreekt? Kan iemand überhaupt zonder woonbegeleiding terugkeren? Zijn er kinderen waar specifiek aandacht aan geschonken dient te worden? De aanwezige informatie wordt tevens teruggekoppeld naar de PI’en. Het compleet maken van de informatie en het vervolgens concreet maken van afspraken is de essentie van de coördinatie door het RVML.
Nazorg ex-gedetineerden 2011
5
Gedetineerd
Screening door MMDer op de leefgebieden: inkomen, identiteit, huisvesting, zorg en schulden
PI
(Ex)gedetineerd
Informatie complementeren Opstellen nazorgplan en afspraken concretiseren Monitoren
Uitvoering nazorgplan Indien nodig begeleiding en behandeling Stabiele situatie op de leefgebieden
RVML
Ex-gedetineerd Maatschappij
Gereïntegreerd Figuur 1. Stroomschema nazorg ex-gedetineerden
Het casusoverleg Nazorg De casusoverleggen vinden per district eens per twee weken plaats. Centraal in het casusoverleg nazorg staat een persoonsgerichte en integrale aanpak. Iedere gemelde gedetineerde wordt besproken, ook als de gedetineerde niet meewerkt aan de screening door de MMD-er in detentie of als er door de korte detentieduur geen screening mogelijk is. In enkele situaties wordt ondanks het feit dat de gedetineerde geen nazorg wenst toch nazorg ingezet, doordat er bij ketenpartners veel zorgen zijn omtrent de situatie van deze persoon en/of zijn omgeving. Alle binnengekomen screeningsrapportages van de MMD-ers en kennisgevingen van betrokken partners worden ingevoerd in het casusondersteunend programma GCOS/PIX en verwerkt in het eerst volgende casusoverleg. Naast de agendering via de ingekomen screeningsrapportages kunnen ook via betrokken partners gedetineerden in overleg met de coördinator nazorg op de agenda worden geplaatst. Daarnaast worden lopende casussen die nog niet zijn afgerond geagendeerd. De betrokken partners ontvangen ter voorbereiding een week voor het overleg de agenda via GCOS. Deze voeren vanuit hun achterban aanvullende informatie in in GCOS die van belang is voor de inzet en voortgang van de nazorg aan de betreffende (ex-)gedetineerden. Tijdens het overleg wordt per (ex-)gedetineerde met behulp van de expertise van de diverse partners een gezamenlijk plan gemaakt voor nazorg. Afspraken worden concreet gemaakt en de betreffende (ex-)gedetineerde wordt op een volgende overleg geplaatst om het verloop te monitoren. Indien aan de orde wordt de lokale driehoek op de hoogte gesteld in verband met de te verwachten maatschappelijk onrust. Als de nazorg in gang is gezet of is afgerond wordt de casus afgesloten.
6
Nazorg ex-gedetineerden 2011
Verwijs de vraag, niet de cliënt
Samenwerken opent deuren
Frank is veelpleger en heeft diverse inbraken op zijn naam staan. Na zijn terugkeer uit detentie heeft hij 2 jaar een verplicht reclasseringstoezicht opgelegd gekregen. Dit betekent dat hij elke week een gesprek heeft bij een medewerker van de reclassering die toeziet of hij de gemaakte afspraken nakomt. In het geval van Frank moet hij laten zien dat hij al het mogelijke doet om aan het werk te komen en dat hij gaat werken aan zijn schulden.
In het 2-wekelijks casusoverleg nazorg ex-gedetineerden wordt zijn situatie besproken. Frank is getrouwd en heeft 2 jonge kinderen. Hij woont met zijn gezin in een veel te duur, particulier
gehuurd,
appartement.
Door
te
weinig
aflossingscapaciteit
is
een
schuldenregeling onmogelijk. Aanzet algemeen maatschappelijk werk biedt het gezin ondersteuning aan bij het aanvragen van een schuldenregeling bij de gemeente. Dit houdt dat er hulp geboden wordt bij het aanleveren van alle benodigde stukken en dat er tegelijkertijd bekeken wordt of het gezin gebruik maakt van alle bestaande voorzieningen. De medewerker van de reclassering geeft aan dat Frank al enige tijd niet meer met justitie in aanraking is geweest en dat hij gemotiveerd is om een ander leven te leiden samen met zijn gezin. Een vertegenwoordiger van Brabant Wonen besluit om mee te werken aan een oplossing,
omdat
maatschappelijk
Frank werk
gemotiveerd
gezamenlijk
is
hun
en
zowel
schouders
reclassering onder
dit
als
het
gezin
algemeen
zetten.
De
woningbouwvereniging besluit om het gezin een urgentie te geven en een paar weken erna kan Frank met zijn vrouw en kinderen al in een andere woning trekken met een veel lagere huur. Intussen is de maatschappelijk werker samen met hen naar de schuldhulpverlening van de gemeente gegaan om de aanvraag compleet te maken.
De medewerker van de reclassering en de maatschappelijk werker geven elkaar de hand. Het maatschappelijk werk is bekend met de instanties en regelgeving en helpt hiermee het gezin op weg, de reclassering is de stok achter de deur vanwege de verplichtingen die ze kan opleggen. Vrijwillige en verplichtende hulp, hand in hand.
Nazorg ex-gedetineerden 2011
7
3. Cijfers Nazorg Ex-gedetineerden
Ieder jaar wordt door het RVML bijgehouden hoeveel ex-gedetineerden er in het werkgebied van het RVML binnenstromen. Hieronder zullen de cijfers tot en met 2011 worden gepresenteerd. Ook zal de uitstroom volgens de Dienst Justitiële inrichtingen (DJI) in een tabel worden weergegeven, zodat kan worden bekeken in hoeverre de informatieuitwisseling tussen de Penitentiaire Inrichtingen en het RVML goed verloopt.
3.1 District 2 Maasland
Tabel 1. Cijfers nazorg District 2 Maasland Maasland Instroom Doorstr Instroom 2008 08/09 2009 Oss 98 21 112 Bernheze 18 4 13 Maasdonk 5 1 3 Zvwovp* 1 1 NB Buiten 0 0 3 district Totaal 122 27 131
Doorstr 09/10 27 4 0 0 0
Instroom 2010 133 12 3 6 7
Doorstr 10/11 17 3 2 1 0
Instroom 2011 134 13 11 8 1
Doorstr 11/12 24 2 2 1 1
Totaal instroom 478 57 22 14 11
31
161
23
167
30
582
* zonder vaste woon of verblijfplaats
In 2011 zijn er 167 nieuwe aanmeldingen binnengekomen. Deze aanmeldingen bestaan uit 158 unieke personen. Samen met de 23 doorstromers die in 2010 zijn binnen gekomen, maar pas in 2011 zijn afgesloten, betekent dit dat er 190 casussen zijn besproken in 2011. Ten opzichte van het jaar ervoor zijn er ongeveer evenveel casussen behandeld. In tabel 2 is het aantal aanmeldingen per woonkern weergegeven.
Opvallend is het aantal besproken casussen voor Maasdonk in 2011. Ten opzichte van vorige jaren zijn in 2011 ruim 3,5 maal zoveel casussen behandeld. De verklaring hiervoor kan diverse redenen hebben, variërend van meer criminaliteit, verandering van strafmaat of meer positief geformuleerd: de keten is veel beter sluitend en men weet in het kader van Nazorg het RVML te vinden. Het verdient aanbeveling aan de beleidsmakers om nader in te zoomen op de oorzaak van deze toename.
Overige cijfers 2011:
23% van het aantal instromers uit 2011 betroffen een veelpleger
Er zijn 5 BIJ-zaken behandeld
Binnen drie jaar, tussen 2009 en 2011, heeft 16% van het totale aantal unieke personen gerecidiveerd
8
Nazorg ex-gedetineerden 2011
Verwijs de vraag, niet de cliënt
Tabel 2. Aantal instromers in 2011 per woonkern D2 Maasland Bernheze Dinther Heesch
4 4
Maasdonk Geffen Nuland
5 5
Oss Berghem Demen
6 -
Macharen Maren
-
Heeswijk
1
Vinkel
1
Dennenburg
-
2
Loosbroek
-
Deursen
-
Marenkessel Megen
Nistelrode
4
Dieden
-
Neerlangel -
Vorstenbosch
-
Haren
-
Neerloon
-
Herpen
-
Oijen
1
Huisseling
-
Oss
123
Kessel
-
Overlangel -
Lith
-
Ravenstein 2
Lithoijen
-
-
3.2 District 3 Cuijk/Boxmeer
Tabel 3. Cijfers nazorg District 3 Cuijk/Boxmeer Cuijk/Boxmeer Instroom Doorstroom Instroom Boxmeer Cuijk Grave Mill en St. Hubert St. Anthonis Zvwovp* Buiten district Totaal
Doorstroom
Instroom
Doorstroom
Totaal
05.2009
2009/10
2010
2010/11
2011
2011/12
instroom
19 24 15/1PI 6 0 2 2
2 7 1 2 0 0 0
13 23 14 6 1 4 5
3 6 2 1 1 2 1
19 32 10 7 2 5 7
1 4 2 2 0 0 1
50 79 40 19 3 12 14
69
12
66
16
82
10
217
* zonder vaste woon of verblijfplaats
In 2011 zijn er 82 nieuwe aanmeldingen binnengekomen. Deze aanmeldingen bestaan uit 79 unieke personen. Samen met de 16 doorstromers die vanuit 2010 zijn doorgestroomd naar 2011, betekent dit dat er in totaal 98 casussen zijn besproken in 2011. Ten opzichte van het jaar ervoor zijn er 26% meer personen behandeld in het casusoverleg Nazorg. In tabel 4 is het aantal casussen per woonkern weergegeven.
Opvallend is het hogere aantal besproken casussen in 2011 ten opzichte van de eerdere jaren. Bij alle gemeenten binnen district 3 Cuijk/Boxmeer (met uitzondering van gemeente Grave) is het aantal aanmeldingen gestegen ten opzichte van 2010. Met name gemeente Cuijk valt op met een stijging van 39%.
Nazorg ex-gedetineerden 2011
9
Zoals reeds toegelicht bij district Maasland verdient het aanbeveling om nader te onderzoeken wat de oorzaak van deze toename is.
Overige cijfers 2011:
16% van het aantal instromers uit 2011 betroffen een veelpleger
Eenmaal is een persoon vanuit district 3 Cuijk/Boxmeer de ISD ingestroomd
Tabel 4. Aantal instromers in 2011 per woonkern D3 Cuijk/Boxmeer
Boxmeer Beugen Boxmeer
2011 11
Cuijk Beers Cuijk
2011 Grave 2011 Mill en St. Hubert Escharen Langenboom 30 Gassel 1 Mill
2011 1 3
St. Antonis Landhorst Ledeacker
2011 -
Groeningen
-
Haps
2
Grave
9
Sint Hubert
3
Oploo
-
Holthees
-
Linden
-
Velp
-
Wilbertoord
-
-
Maashees
1
Katwijk
-
Sint Anthonis Stevensbeek
Oeffelt
2
-
Wanroij
2
Overloon
3
Sint Agatha Vianen
-
Westerbeek
-
Rijkevoort
1
Sambeek
-
Vierlingsbeek
1
VortumMullum
-
-
3.3 District 3 Uden/Veghel
Tabel 5. Cijfers nazorg District 3 Uden/Veghel Uden/Veghel Instroom Doorstroom
Instroom
Doorstroom
Totaal instroom
Vanaf 09.2010 29 8 1 2
2010/11 4 2 0 1
2011 31 18 6 4
2011/12 8 6 0 1
60 26 7 6
40
7
59
15
99
Uden Veghel Zvwovp* Buiten district Totaal
* zonder vaste woon of verblijfplaats
In 2011 zijn er 59 nieuwe aanmeldingen binnengekomen voor district 3 Uden/Veghel. Deze aanmeldingen bestaan uit 57 unieke personen. Samen met de 7 doorstromers die in 2010 zijn binnen gekomen, maar pas in 2011 zijn afgesloten, betekent dit dat er 64 casussen zijn besproken in 2011. Er kan voor Uden/Veghel nog geen vergelijking worden gemaakt met eerdere jaren, omdat zij pas in september 2010 zijn aangesloten bij het casusoverleg Nazorg. In tabel 6 is het aantal aanmeldingen per woonkern weergegeven.
10
Nazorg ex-gedetineerden 2011
Verwijs de vraag, niet de cliënt
Opvallend is het relatief lage aantal besproken casussen in 2011 als we het vergelijken met het aantal instromers vanaf september in 2010. In vier maanden tijd zijn in 2010 40 casussen geagendeerd, terwijl het aantal in 2011 binnen twaalf maanden op 59 ligt. Echter, in 2010 zijn niet alleen de casussen besproken die vanaf september zijn binnen gekomen. Ook casussen die voor september zijn blijven liggen zijn waar nodig geagendeerd.
Overige cijfers 2011:
12% van het aantal instromers uit 2011 betroffen een veelpleger
Eenmaal is een persoon vanuit district 3 Uden/Veghel de ISD ingestroomd
Tabel 6. Aantal instromers in 2011 per woonkern D3 Uden/Veghel Uden 2011 Veghel
2011
Uden Volkel
30 1
Boerdonk Eerde
-
Odiliapeel
-
Erp
1
Keldonk
-
Mariaheide
-
Veghel
17
Zijtaart
-
3.4 Vergelijking tussen de districten De drie afzonderlijke districten binnen het werkgebied van het Regionaal Veiligheidshuis laten verschillende ontwikkelingen zien. Hieronder in tabel 7 zijn voor alle districten de totaalcijfers gegeven over de lopende periode van het casusoverleg Nazorg.
Tabel 7. Totaal aantal nazorg zaken en personen per district District 2011 2010 Zaken Personen Zaken Personen D2 Maasland 167 158 161 151 D3 Uden/Veghel 59 57 40 39 D3 Cuijk/Boxmeer 82 79 66 60 Totaal
308
294
267
250
2009 Zaken 131 69
Personen 127 65
2008 Zaken 123 -
Personen 118 -
200
192
123
118
Zoals in grafiek 1 is verduidelijkt laat district 3 Cuijk/boxmeer een stijging van het aantal instromingen zien. De stijgende lijn van district Maasland stabiliseert zich tussen 2010 en 2011 over district 3 Uden/Veghel kunnen nog geen uitspraken worden gedaan. Het gehele werkgebied van het RVML laat in zijn totaliteit nog steeds een sterke stijging zien van het totaal aantal behandelde casussen. Werden er in 2008 nog maar 123 casussen behandeld, in 2011 is dit aantal gestegen naar 308 casussen.
Nazorg ex-gedetineerden 2011
11
Grafiek 1. Totaal aantal nazorg zaken per district en voor het gehele werkgebied van het RVML 350 300 250 200 150 100 50 0 2008
2009 Maasland Cuijk/Boxmeer
2010
2011 Uden/Veghel Totaal RVML
3.5 Uitstroom uit detentie Totale uitstroom 2011 Het gevangeniswezen (DJI) houdt ieder jaar bij hoeveel personen er naar welke gemeente uitstromen uit detentie.4 In tabel 8 worden deze cijfers weergegeven.
District 2 Maasland laat in 2011 ten opzichte van 2010 een daling zien van het aantal gedetineerden die uitstromen uit detentie. Wel blijft het aantal uitstromers dichtbij het gemiddeld aantal uitstromers binnen een periode van 7 jaar. District 3 Maas en Leijgraaf (Cuijk/Boxmeer en Uden/Veghel) laat daarentegen een behoorlijke daling zien van het aantal uitstromers ten opzichte van het gemiddeld aantal uitstromers. Wel is bij Cuijk/Boxmeer in 2011 een stijging te zien van het aantal uitstromers in vergelijking met 2010; bij Uden/Veghel blijft het aantal uitstromers in 2010 en 2011 nagenoeg gelijk. Als wordt ingezoomd op de gemeenten binnen de districten, is te zien dat er bij een aantal gemeenten een forse verandering is opgetreden in 2011 ten opzichte van het jaar daarvoor. Gemeente maasdonk laat een verdubbeling zien van het aantal uitstromers uit detentie. Ook gemeente Cuijk en gemeente Boxmeer laten beide een stijging zien van het aantal uitstromers, een stijging van ongeveer 50%. Gemeente Grave laat een forse daling zien van 33%.
4
De cijfers van uitstroom uit detentie van de DJI zijn niet te vergelijken met de cijfers van instroom van het RVML. Instroom en uitstroom zijn twee verschillende getallen (denk bijvoorbeeld aan een persoon die langer dan 1 jaar is gedetineerd). Daarnaast kunnen naast de DJI ook partners van het RVML personen inbrengen in het overleg.
12
Nazorg ex-gedetineerden 2011
Verwijs de vraag, niet de cliënt
Tabel 8. Uitstroom per gemeente op basis van gegevens van de Dienst Justitiële Inrichtingen. Gemeente District 2 Maasland Oss Bernheze Maasdonk Subtotaal
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
Gemiddelde
Totaal
% vrouw
2005 - 2011
104 12 6 122
148 18 8 174
105 16 4 125
128 29 5 162
119 21 4 144
129 19 7 155
116 15 14 145
11 0 7 10
121 19 7 147
44 27 15 3 3 92
29 26 28 6 1 90
44 22 17 0 2 85
37 20 13 3 4 77
22 17 8 3 0 50
19 12 12 6 0 49
27 18 8 5 1 59
7 17 0 0 0 8
32 20 14 4 2 72
District 3 Uden/Veghel Uden Veghel Landerd Boekel Subtotaal
90 35 14 2 125
50 16 1 2 66
51 27 6 5 78
51 22 3 2 73
49 21 9 6 70
47 21 11 4 68
45 24 5 3 69
2 4 20 0 3
55 24 7 3 79
Totaal
339
330
288
312
264
272
273
District 3 Cuijk/Boxmeer Cuijk Boxmeer Grave Mill en St. Hubert St. Anthonis Subtotaal
297
Regionale plaatsing Naast de uitstroom is door het RVML zelf bijgehouden vanuit welke Penitentiaire Inrichtingen (PI’en) ex-gedetineerden het Veiligheidshuis binnenstromen. Hiermee kan worden bekeken in hoeverre het streven van het gevangeniswezen gedetineerden zo dicht mogelijk bij huis te plaatsen (regionaliteitsbeginsel) wordt gerealiseerd voor het werkgebied van het RVML. De regionale plaatsing van gedetineerden is namelijk een belangrijke voorwaarde voor de gezamenlijke regionale aanpak van het gevangeniswezen en de gemeenten. Daar waar medewerkers vanuit de gemeente en vanuit de PI elkaar persoonlijk hebben leren kennen, is de samenwerking vaak beter. Een gebrek aan regionale plaatsing vormt door gebrek aan connecties daarom een probleem voor de samenwerking en daarmee het bewerkstelligen van een sluitende aanpak nazorg.5
Bij de casusoverleggen nazorg binnen het RVML sluiten Medewerkers Maatschappelijke Dienst (MMD-ers) aan van PI’en in de regio: PI Grave en PI Vught. Zoals in tabel 9 is te zien stroomt meer dan de helft van de ex-gedetineerden binnen vanuit deze PI’en; 57%. Dit betekent dat nog steeds een groot deel van de ex-gedetineerden niet regionaal worden 5
Duijvenbooden, K. van, Pattje, W. (2010). Stand van zaken. Implementatie Samenwerkingsmodel Nazorg binnen het gevangeniswezen en binnen gemeenten.
Nazorg ex-gedetineerden 2011
13
geplaatst. De nazorgcoördinatoren van het RVML zien juist een ontwikkeling dat gedetineerden vaker verder van huis in PI’en worden ingesloten, wat meer werk betekent voor de MMD’ers. Ook wordt hierdoor het bezoeken van de PI’en door medewerkers van het Veiligheidshuis bemoeilijkt, wat als één van de belangrijkste doelstellingen werd gezien van het Samenwerkingsmodel. Tot slot laat tabel 9 zien dat het RVML met vele verschillende PI’en informatie uitwisselt, in totaal met maarliefst 27 inrichtingen. Het implementatieteam van het Ministerie van Veiligheid en Justitie zien dezelfde ontwikkeling. De aangedragen verklaring hiervoor is dat in Brabant de regionale celcapaciteit behoorlijk is verkleind door het ontrekken aan de penitentiaire capaciteit van de PI Tilburg en de aankomende sluiting van locatie Maashegge van PI Zuid Oost. Hierdoor worden veel gedetineerden die vroeger in Tilburg werden geplaatst nu over een groot aantal PI’en in het hele land verdeeld.6
Tabel 9. Instroom in diverse Penitentiaire Inrichtingen in 2011 Penitentiare Inrichting Alkmaar Almere Amsterdam Arnhem Breda Doetinchem Dordrecht Evertsoord Grave* Haarlem Heerhugowaard Hoogeveen Hoogvliet Krimpen a/d Ijsel Leeuwarden Maashegge Maastricht Middelburg Overloon Roermond Sittard Rotterdam Ter Peel Veenhuizen Vught* Zutphen Zwolle Onbekend
Maasland
Cuijk/Boxmeer
Uden/Veghel
Totaal
1 2 8 13 9 73 1 1 1 2 1 2 4 7 1 5 3 32 1 -
1 10 6 1 1 18 2 3 1 1 1 9 1 1 3 19 1 1 2
1 6 7 1 21 2 1 2 1 1 12 1 1 2
1 2 2 24 26 2 1 9 112 2 3 1 1 6 2 2 1 7 16 3 6 1 3 3 63 2 3 4
Totaal 167 82 59 * Vanuit deze PI’en nemen MMD-ers deel in het casusoverleg nazorg ex-gedetineerden. 6
308
Duijvenbooden, K. van, Pattje, W. (2010). Stand van zaken. Implementatie Samenwerkingsmodel Nazorg binnen het gevangeniswezen en binnen gemeenten.
14
Nazorg ex-gedetineerden 2011
Verwijs de vraag, niet de cliënt
3.6 WODC Monitor Nazorg (ex-)gedetineerden Het is van belang de resultaten van de inspanningen op het gebied van nazorg in kaart te brengen. Het gaat daarbij om de vraag in hoeverre (ex-)gedetineerden beschikken over de noodzakelijke basisvoorzieningen. Om deze reden heeft het Wetenschappelijk Onderzoeken Documentatiecentrum (WODC) een monitor ontwikkelt: de Monitor Nazorg Exgedetineerden. Voor een tweede maal heeft het Regionaal Veiligheidshuis Maas en Leijgraaf (RVML) in samenwerking met het WODC de situatie van (ex-)gedetineerden op de leefgebieden identiteitsbewijs, huisvesting, inkomen, schulden en zorg op het moment dat zij een Penitentiaire Inrichting (PI) binnenkomen, op het moment dat hun detentie erop zit en een half jaar nadien onderzocht.
Eén van de doelen van het RVML is ervoor te zorgen dat door samenwerking tussen justitie, gemeente en zorgpartners ex-gedetineerden bij ontslag uit detentie kunnen beschikken over deze leefgebieden, of in het geval van schulden worden geholpen. Hiermee probeert men de recidive onder ex-gedetineerden te verminderen. In tabel 10 zijn de resultaten kort weergegeven in een tabel. Ook de cijfers van de landelijke monitor nazorg uit 2010 zijn in de tabel verwerkt ter vergelijking (More & Weijters, 2011). Verder is in het onderzoek beschreven hoe de situatie zich op deze vijf leefgebieden tijdens detentie en in de eerste zes maanden na detentie ontwikkelt en in hoeverre zich cumulatie van problematiek voordoet.
Tabel 10. In welke mate hebben ex-gedetineerden een identiteitsbewijs, inkomen, huisvesting, schulden, schuldhulpverlening en contact met een zorginstelling? Voor detentie Na detentie 6 mnd na detentie % N % NL % N % NL % N % NL Identiteitsbewijs 90,6 53 86,2 92,2 51 91,7 88,5 52 93,6 Inkomen* 67,9 53 82,6 67,9 53 84,6 84,9 53 90,3 Huisvesting 93,3 45 79,4 95,8 47 81,2 98,0 49 81,6 Schulden 43,4 53 37,8 49,1 53 40,2 41,5 53 43,6 Schuldhulpverlening 5,7 53 15,1 53 13,2 53 Zorg 52,8 53 57,1 69,8 53 62,9 54,7 53 78,4 * Inkomen uit criminele activiteiten (geen regulier inkomen) wordt niet als inkomen geteld. Het RVML investeert nadrukkelijk om zo optimaal mogelijk de leefgebieden van (ex)gedetineerden inzichtelijk te krijgen. Hierdoor worden problemen zichtbaar en kunnen vanuit het veiligheidshuis de juiste acties worden uitgezet. Tabel 10 laat dan ook zien dat de situatie van ex-gedetineerden zich op de verschillende leefgebieden positief ontwikkelt. Na detentie hebben meer ex-gedetineerden een inkomen en woning dan voor detentie. Daarnaast ontvangen na detentie meer ex-gedetineerden de zorg die zij behoeven en spelen bij minder ex-gedetineerden schulden een rol.
Nazorg ex-gedetineerden 2011
15
Ook als naar de cumulatie van problematiek wordt gekeken zien we een positieve ontwikkeling. Een half jaar na detentie hebben namelijk minder gedetineerden een probleem op één of meer leefgebieden dan vóór detentie.
Tabel 11. Cumulatie van problematiek voor, na en 6 maanden na detentie (%)* Aantal problemen % 0 1 2 3 4 Voor detentie 13,2 39,6 34,0 13,2 0,0 Na detentie 11,3 30,2 41,5 13,2 3,8 6 maanden na detentie 24,5 37,7 28,3 5,7 3,8
5 0,0 0,0 0,0
Tot slot is gekeken naar het percentage ex-gedetineerden die een leefgebied verkrijgen of juist behouden. Als deze percentages worden vergeleken met de landelijke cijfers kan in grote lijnen worden geconcludeerd dat de (ex-)gedetineerden vaker een leefgebied verkrijgen dan de gemiddelde (ex-)gedetineerde uit Nederland, maar dat zij minder of even vaak een leefgebied behouden.
Tabel 12. Hoeveel procent verkrijgt een ID, inkomen, huisvesting en zorg tijdens en 6 maanden na detentie Na detentie 6 mnd na detentie % % Landelijk DPAN** % % Landelijk gemeenten Identiteit 40,0 9,2 40,0 55,6 Inkomen 41,2 22,0 70,6 36,1 Huisvesting 33,3 35,2 66,7 20,9 Schulden* 11,1 11,1 8,5 Zorg 48,0 36,0 10,8 Tabel 13. Hoeveel procent behoudt een ID, inkomen, huisvesting en zorg tijdens en 6 maanden na detentie Na detentie 6 mnd na detentie % % Landelijk DPAN** % % Landelijk gemeenten Identiteit 93,8 98,9 91,7 98,6 Inkomen 80,6 77,1 91,7 94,7 Huisvesting 95,2 95,3 97,6 95,6 Schulden* 95,7 78,3 97,8 Zorg 89,3 71,4 95,5 * Gaat vooral om schulden van ex-gedetineerden die bekend zijn bij de gemeente, daarom geen vergelijking met de landelijke DPAN-cijfers. ** De landelijke cijfers zijn afkomstig van het jaar 2009. In DPAN staat informatie afkomstig van de gedetineerde i.p.v. de gemeente (More & Weijters, 2011). Met de verkregen gegevens uit het huidige onderzoek kunnen geen uitspraken worden gedaan over de oorzaken van de verschillen in percentages. We kunnen zodoende niet
16
Nazorg ex-gedetineerden 2011
Verwijs de vraag, niet de cliënt
zeggen dat de verbetering op het gebied van bijv. huisvesting te danken is aan de inspanningen van het RVML of verbeteringen op het gebied van de huizenmarkt. Er kunnen
vele verklaringen worden gegeven voor de verschillen in percentages, maar om te bepalen welke verklaring de juiste is zal dieper op de stof in moeten worden gegaan. Daarnaast kunnen de cijfers vertekenend zijn dankzij de relatief kleine onderzoeksgroep van slechts 53 ex-gedetineerden. Vooral bij het verkrijgen en behouden van een leefgebied moet men dit in gedachten houden, omdat hier een kleine verandering in aantallen tot hoge percentages kan leiden. Ook zijn de cijfers afkomstig van slechts een kleine greep van het totaal aantal ex-gedetineerden die in het RVML worden besproken. Jaarlijks keren namelijk ongeveer 300 burgers na verblijf in detentie terug in het werkgebied van het RVML. Tot slot moet men zich bedenken dat de problematiek van een (ex-)gedetineerde een dynamisch gegeven is die niet vaststaat maar kan veranderen. De meting op de drie tijdstippen waren slechts momentopnames. Een aantal relativeringen zijn zodoende op zijn plaats tijdens het lezen van het huidige onderzoek. Van belang is dat de cijfers slechts een indicatie geven van de werkelijkheid en niet per definitie de werkelijkheid weergeven.
In bijlage 2 zal het volledige rapport worden gepresenteerd.
Nazorg ex-gedetineerden 2011
17
4. Ontwikkelingen
Het afgelopen jaar hebben zowel landelijk als regionaal een aantal noemenswaardige ontwikkelingen plaats gevonden binnen het thema nazorg aan (ex-)gedetineerden. Deze ontwikkelingen zullen in dit hoofdstuk nader zullen worden toegelicht. Tevens zal alvast een blik worden geworpen op toekomstige plannen.
4.1 Landelijke ontwikkelingen
Ontwikkelingen ‘samenwerkingsmodel nazorg ex-gedetineerden’ Het realiseren van nazorg gebeurt in samenwerking met vele partners. In het ‘Samenwerkingsmodel nazorg ex-gedetineerden’ van juli 2009 zijn afspraken gemaakt over de manier waarop gemeenten en PI’en de terugkeer van gedetineerden naar de maatschappij
vorm
geven.
Het
beschrijft
op
hoofdlijnen
de
taken
en
verantwoordelijkheden van gemeenten en het Gevangeniswezen op het gebied van nazorg. Het afgelopen jaar is dit model door gemeenten, maatschappelijke organisaties en het rijk onder de loep genomen, omdat de nazorg sinds 2009 behoorlijk is doorontwikkeld. De belangrijkste wijzigingen zijn hieronder opgesomd7:
Meer
accent
op
de
regionale
samenwerking
tussen
penitentiaire
inrichtingen,
gemeenten en maatschappelijke partners, zoals woningcorporaties, UWV Werkbedrijf, schuldhulpverleners en zorginstellingen;
Aandacht voor de rol van de Veiligheidshuizen bij nazorg;
Een verdere verdieping van de basisvoorzieningen: een geldig identiteitsbewijs, onderdak direct na ontslag uit detentie, inkomen uit werk of uitkering, inzicht in schulden en het realiseren van (continuïteit van) zorg.
Project Ketensamenwerking in Brabant en Zeeland Het Gevangeniswezen werkt samen met ketenpartners vanuit de samenleving aan de herintegratie van ex-gedetineerden. Om effectief en efficiënt in te spelen op de terugkeer in de samenleving is een integrale trajectmatige benadering van belang, zodat activiteiten en interventies voor, tijdens en na detentie op elkaar aansluiten. Met behulp van het ‘Project Ketensamenwerking in Brabant en Zeeland’ wordt door het Gevangeniswezen medio 2012 een Ketenbureau gerealiseerd dat de samenwerking met de ketenpartners in de regio optimaliseert en inzet ten behoeve van de levensloopbenadering en de persoonsgerichte aanpak die bijdragen aan vermindering van recidive. Het nieuwe Ketenbureau betekent in de toekomst als eerst een ander aanspreekpunt binnen de PI’en voor het RVML. Het RVML zal te maken krijgen met maar één aanspreekpunt op zowel operationeel, tactisch als strategisch niveau, waardoor de korte 7
Voor een uitwerking van de wijzingen zie het ‘Samenwerkingsmodel Nazorg volwassen (ex-)gedetineerde burgers, actualisatie 2011’ van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.
18
Nazorg ex-gedetineerden 2011
Verwijs de vraag, niet de cliënt
lijnen in de samenwerking met betrekking tot nazorg zullen worden bevorderd. Verder zal het Ketenbureau gaan werken aan een betere samenwerking tussen het veiligheidshuis en de PI’en. Door beter af te stemmen over de herintegratieplannen en de informatie uitwisseling van binnen naar buiten en andersom te optimaliseren kan effectiever en efficiënter worden samengewerkt.
Ontwikkelingen op het gebied van schuldhulpverlening (CJIB) Een van de leefgebieden van nazorg betreft het gebied ‘schulden’. Vlak na detentie komt het vaak voor dat er schulden zijn bij ex-gedetineerden. De afbetaling van deze schulden kan het nazorgtraject behoorlijk tegenwerken en frustreren. Om deze redenen heeft het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) de mogelijkheid van gegevensuitwisseling met veiligheidshuizen onderzocht. Schulden kunnen mogelijk worden opgeschort ten behoeve van de nazorg. Daarnaast kan het veiligheidshuis kan op basis van gegevens van het CJIB de mogelijkheden van een schuldsaneringsplan bekijken. Op dit moment loopt de pilot ‘Executie documentatie’ waarbij het CJIB volledig geautomatiseerd informatie over eventuele schulden verstrekt aan het OM. De veiligheidshuizen zouden dan via het OM de relevante informatie over de eventuele schuldenproblematiek bij het CJIB op kunnen vragen. Zolang deze niet is geëvalueerd en landelijk is uitgerold is er een tijdelijke tussenoplossing
aangedragen.
Hierbij
kan
een
gemandateerde
aanvrager
bij
het
veiligheidshuis een verzoek indienen om een ‘overzicht openstaande vorderingen’ te ontvangen van het CJIB. Daarnaast kan deze persoon informatie opvragen over de stand van zaken van een mogelijk aanwezig zijnde schuldhulpverleningstraject of bewindvoering. Onder bepaalde voorwaarden wordt door het CJIB tevens de mogelijkheid geboden een betalingsregeling toe te staan. In 2012 zullen deze mogelijkheden met betrekking tot het CJIB nader worden bekeken en ingezet.
Project Bestuurlijke Informatie Justitiabelen (BIJ) Gemeenten gaan beter worden geïnformeerd over bepaalde categorieën terugkerende gedetineerden, zoals onder andere zedendelinquenten, zodat het toezicht bij terugkeer in de maatschappij kan worden verbeterd. Het blijkt dat het opleggen van toezichthoudende maatregelen,
zoals
een
enkelband
of
een
huis/gebiedsverbod,
de
kans
op
maatschappelijke onrust bij terugkeer in de gemeente vermindert. Na een vervolgpilot aangaande het Project Bestuurlijke Informatie (BIJ) is door de gemeente Oss begin 2011 aan de directeur en de projectcoördinator nazorg van het RVML officieel mandaat verleend tot de verwerking van de bestuurlijke informatie justitiabelen. De gemandateerde personen brengen advies uit aan de burgemeester in het kader van Nazorg en om maatregelen te treffen bij te verwachten mogelijke maatschappelijke onrust. Door de burgemeester vroegtijdig te informeren over terugkerende plegers van ernstige gewelds- en/of zedendelicten kan niet alleen maatschappelijke onrust worden voorkomen, maar tevens vroegtijdig een plan voor resocialisatie worden opgezet. Met het gegeven dat het nog een pilot is en de landelijke overheid dus nog zoekt naar de juiste kaders en de
Nazorg ex-gedetineerden 2011
19
wijze waarop casusregie in het Veiligheidshuis uitgevoerd dient te worden zal dit thema in 2012 extra aandacht krijgen. Pilot ISD reintegratieplannen In 2011 is de ‘pilot ISD reintegratieplannen’ van start gegaan. Het doel van de pilot is conform het samenwerkingsmodel ‘Nazorg Volwassen (ex-)gedetineerde burgers’ de gemeente/veiligheidshuizen te betrekken bij het samenstellen van de reïntegratieplannen voor ISD-ers door de DJI. Dit omdat het veiligheidshuis de ISD-ers al lang hebben gevolgd en ‘kennen’ middels het veelplegers overleg. Deze samenwerking verloopt als volgt: De trajectbegeleider ISD vanuit de PI stelt bij het binnenkomen van een ISD-er een concept advies/reintegratieplan op. Voor het conceptadviesplan informeert de trajectbegeleider bij het veiligheidshuis naar beschikbare informatie vergaard in het casusoverleg. Het conceptadvies wordt door het veiligheidshuis bekeken en eventueel volgen er aanvullingen. Mogelijk schuift de trajectbegeleider aan bij het nazorgoverleg. De trajectbegeleider neemt de adviezen en wensen van het veiligheidshuis mee in het uiteindelijke reintegratieplan. Deze wordt getekend door de ISD manager, het veiligheidshuis en de betrokken ISD-er, zodat het een gezamenlijk product is. Door het lage aantal ISD-ers binnen het werkgebied van het RVML is het belangrijk te blijven investeren in de contacten met de PI’en. De samenwerking en communicatie tussen de trajectbegeleider ISD vanuit de PI en de voorzitter van het casusoverleg Nazorg verloopt nog niet optimaal en verdient in 2012 extra aandacht.
4.2 Regionale ontwikkelingen
Regiezaken Opmerkelijk
in
het
afgelopen
jaar
is
het
toegenomen
aantal
moeilijke
en
casusoverstijgende zaken waarbij het Veiligheidshuis de regie op zich heeft genomen. Naast de BIJ-zaken die worden aangemeld via de KLPD blijken andere complexe zaken steeds vaker de kop opsteken. Het betreft zaken waarbij de standaard werkwijze in het Veiligheidshuis niet toerijkend is en door hun complexe problematiek een casusregisseur behoeven. Deze ontwikkeling is niet als geheel onverwachts te beschouwen. Na een aantal jaren pionieren staat het RVML als een huis, is de nazorg goed georganiseerd en worden de regulieren zaken volgens ‘het lopende bandje’ afgedaan. Juist door deze goed gevestigde basis springen de complexere zaken die niet de reguliere werkwijze kunnen worden afgedaan er steeds vaker uit. De gesignaleerde trend is dat het Veiligheidshuis steeds vaker de regie neemt bij deze niet reguliere zaken. Het is verstandig het komende jaar deze ontwikkeling nader onder de loep te nemen. Zo kan worden bekeken wat voor soort zaken bestempeld kunnen worden al niet regulier en hoe aan de benodigde regie het beste vorm kan worden gegeven.
20
Nazorg ex-gedetineerden 2011
Verwijs de vraag, niet de cliënt
Coachingstrajecten Incidenteel zijn door de landelijke overheid via de centrumgemeenten Maatschappelijke opvang middelen voor Nazorg uit detentie verstrekt, in te zetten via de Veiligheidshuizen. Een deel van deze middelen worden ingezet om tijdelijk een coach in te zetten bij exgedetineerden waarvan in het casusoverleg beoordeeld wordt dat dit nodig is. Het betreft vooral jongeren en veelplegers waarbij men inschat dat een tijdelijke coach recidive zal voorkomen. Deze coacht hanteert het principe van ‘vasthouden en niet meer loslaten’. Komt de ex-gedetineerde na detentie niet op zijn of haar afspraken dan laat de coach niet los maar zoekt naar mogelijkheden om in contact te komen en te blijven. Deze veelpleger wordt zeer intensief begeleid, als het ware aan de hand meegenomen waar dit nodig is. Ook als een gedetineerde een reclasseringstoezicht heeft kan een coach van meerwaarde zijn. Verplichtend en vrijwillig kader kunnen zo naast elkaar bestaan en elkaar aanvullen. Uit de inzet van personal coaches in 2011 is gebleken dat deze outreachende manier van werken veel vooruitgangen boekt bij de veelplegers. Helaas lopen de landelijke stimuleringsbijdrage nazorg binnen nu en twee jaar af, waardoor de gemeenten zelf de middelen zal moeten leveren voor de coachingstrajecten. Dit betekent dat nog kritischer zal moeten worden bekeken welke casussen een personal coach behoeven en welke casussen beter in het justitieel traject zijn te plaatsen, zodat de zorg binnen het verplichte en landelijk gefinancierde kader kan worden opgelegd. In 2012 zal meer precies worden onderzocht wat een personal coach de gemeente, maatschappij en veelpleger zelf oplevert en wanneer en bij welke personen een coachingstraject de voorkeur geniet.
Veelplegersonderzoek De groep veelplegers is een relatief kleine groep daders die verantwoordelijk is voor een groot gedeelte van de totale overlast en criminaliteit en daardoor zorgt voor hoge maatschappelijke kosten en gevoelens van onveiligheid. Helaas kunnen niet alle delinquenten die zijn aangemerkt als veelpleger worden besproken in het casusoverleg veelplegers binnen het RVML. Slechts 30 van de 297 veelplegers kunnen geprioriteerd op de agenda van het veelplegeroverleg worden geplaatst. Om duidelijkheid te scheppen in de complexe problematiek is het initiatief genomen om alle veelplegers in het werkgebied van het RVML duidelijk in kaart te brengen. Begin november 2011 is gestart met een oriënterend onderzoek naar de totale groep veelplegers onder de titel ‘Veelplegers in beeld’. Het doel van project is het in kaart brengen van volwassen veelplegers wonende in de districten Maasland en Maas en Leijgraaf (Uden/Veghel en Cuijk/Boxmeer). Daarbij heeft het project als doelstelling risicofactoren te identificeren die samenhangen met het criminele gedrag. De methode die daarvoor gebruikt wordt is vergelijkbaar met de monitoring van Nazorg zoals ingezet door het WODC. De resultaten zullen medio 2012 aan de gemeenten en betrokken partners gepresenteerd worden om indien nodig en mogelijk verder beleid te ontwikkelen.
Nazorg ex-gedetineerden 2011
21
Samenwerking tussen trajectberaad en nazorg In het trajectberaad komen jongeren aan de orde die vanuit de Justitiële Jeugdinrichtingen (JJI) terugkeren in de maatschappij. Met name de Raad voor de Kinderbescherming en de Jeugdreclassering spelen een belangrijke rol bij die terugkeer, maar de ‘ontvangende’ gemeente heeft op een aantal momenten ook een taak. Te denken valt aan scholing, begeleiding door (school)maatschappelijk werk of anderszins. Tot en met 2011 is met provinciale middelen geïnvesteerd in één gemeentelijke coördinator t.b.v. jeugd. Met het wegvallen van deze middelen is gezocht naar een alternatieve oplossing. Om deze reden is gezocht naar een betere aansluiting met de Nazorg voor volwassenen. Jongeren waarbij de expertise van zorg en gemeentelijke partners noodzakelijk is, kunnen op aandragen van de coördinator trajectberaad worden besproken in het nazorgoverleg. Deze samenwerking wordt als zeer positief ervaren.
Interactie academie Een gerichte samenwerking en een persoonlijke benadering helpt ex-gedetineerden om na hun straf niet terug te vallen. Zeker als ze een persoonlijke coach krijgen, die hen helpt om de draad weer op te pakken. Dit kan zichtbaar grote maatschappelijke kosten besparen. Belangrijk is naast de successtory’s vooral ook stil te staan bij zaken waarbij knelpunten zichtbaar zijn geworden. Mede om deze reden hebben de coaches van het RVML (coördinatoren van Bureau Nazorg) een cursus gevolgd op de Interactie Academie. De coaches hebben een aantal zaken uitgewerkt waar lering uit kan worden getrokken voor toekomstige zaken, zodat het casusoverleg nazorg verder kan worden verbeterd en doorontwikkeld.
22
Nazorg ex-gedetineerden 2011
Verwijs de vraag, niet de cliënt
Omklapwoningen Een vast inschrijf- en verblijfadres is van zeer groot belang bij de reïntegratie van exgedetineerden in de maatschappij. Maatschappelijke opvang kan een ex-gedetineerde hierin voorzien wanneer deze niet direct na detentie een woning voorhanden heeft. Helaas komen niet alle ex-gedetineerden in aanmerking voor deze dienst. Bij contra indicaties kan de ex-gedetineerde niet worden opgenomen. Door het ontbreken van een vast inschrijf- en verblijfadres kan een vicieuze cirkel ontstaan van allerlei problemen bij het reïntegratieplan van de ex-gedetineerde. Denk hierbij aan het vastlopen van de aanvraag voor een uitkering, identiteitsbewijs en zorgverzekering, het niet kunnen opstarten van een schuldhulpverleningstraject en het niet kunnen aanvangen van 2e lijns zorg. Dankzij het vastlopen van de reïntegratieplannen verliest de ex-gedetineerde vaak de motivatie om zijn leven te beteren. De ‘oude gewoontes’ worden weer opgepakt met alle gevolgen en kosten voor de maatschappij van dien. Een
oplossing
kan
worden
gevonden
in
de
zogenaamde
‘omklapwoningen’.
Een
omklapwoning voor nazorg is een woning waar ex-gedetineerden een periode kunnen verblijven met voorwaardes. Deze voorwaardes worden voordat de betrokkene verblijft in de woning, afgesproken. Denk hierbij aan verplichte controle op alcohol/drugsgebruik,
verplichte begeleiding bij relevante hulpverlening en/of een verplichte dagbesteding. Indien een ex-gedetineerde zich niet aan de afspraken houdt, dan kan betrokkene uiteindelijk uit de omklapwoning worden gezet. Indien de ex-gedetineerde zich wel houdt aan de afspraken en zichtbare veranderingen laat zien rondom gedrag en het maken van keuzes, dan kan hij vanuit de omklapwoning doorstromen naar een reguliere woning van de sociale woningbouw. Per casus zal dan moeten worden bekeken welke van de bestaande voorwaardes door blijven lopen en welke niet.
4.3 Ontwikkelingen informatiehuishouding Aansluiting op Mens Centraal Medio 2011 is de aansluiting bij Mens Centraal voor de nazorg activiteiten gerealiseerd. Het
systeem
ondersteunt
de
gezamenlijke
dienstverlening
door
de
verschillende
maatschappelijke organisaties relevantie klantinformatie te tonen. Door de betere onderlinge afstemming tussen de organisaties vallen mensen met een hulpvraag minder snel uit de boot en kunnen de problemen sneller en effectiever worden opgelost. In Mens Centraal zijn mogelijkheden gecreëerd om op een viertal levensgebieden van nazorg acties uit te kunnen zetten. De wens PI’en te laten aansluiten op Mens Centraal, zodat MMD’ers met meer informatie het screeningsgesprek aan kunnen gaan, is helaas nog niet gerealiseerd. Gezamenlijk zal in 2012 naar oplossingen worden gezocht om de informatiestroom t.a.v. Mens Centraal tussen de PI’en en het RVML efficiënter en gemakkelijker in te richten (zie ook paragraaf ‘GCOS’).
Nazorg ex-gedetineerden 2011
23
Generiek Casusoverleg Ondersteunend Systeem (GCOS) 2011 heeft in het teken gestaan van de implementatie van het ketenregistratiesysteem GCOS.
Sinds
oktober
dit
jaar
is
GCOS
officieel
in
gebruik
genomen
als
ketenregistratiesysteem voor de casusoverleggen huiselijke geweld, veelplegers en nazorg aan (ex-)gedetineerden. Hiermee lift het RVML mee op de landelijke ontwikkelingen, waarbij gestreefd wordt naar uniformiteit in systemen. Waarom een nieuw registratiesysteem? Het Veiligheidshuis is een ketenorganisatie waarin veel professionals uit verschillende organisaties samenwerken. Er wordt veel informatie opgebouwd, verwerkt en verdeeld, waardoor een goed ondersteunend registratiesysteem onmisbaar is. GCOS is een landelijk systeem welke de ketensamenwerking ondersteunt door tijdig de juiste en meest actuele informatie te delen rondom de persoon, de gebeurtenissen en de status van de casus. Dit alles vindt plaats binnen een goed beveiligde omgeving. Partners van het RVML krijgen de benodigde informatie op basis van ‘need to know’ waarbij rekening wordt gehouden met de huidige privacywetgeving. Daarnaast maakt GCOS het mogelijk gemaakte afspraken in het overleg te registreren en te monitoren. Verder is GCOS via het internet toegankelijk voor alle aangesloten partners. De betrokken partners kunnen hierdoor zelf verantwoordelijk worden gemaakt voor het, voorafgaand aan het casusoverleg, vullen van GCOS met relevante informatie. Via deze
wijze wordt per casus een momentopname gepresenteerd in GCOS, welke in het overleg bruikbaar is voor bespreking. In 2012 zal aandacht worden besteed aan het stimuleren en motiveren van de betrokken partners met betrekking hun taak in GCOS. Het vertrouwd raken met het systeem en de nieuwe werkwijze vergt veel tijd en inspanning, maar een goed gebruik van GCOS zal uiteindelijk resulteren in een verbeterde en efficiëntere gegevensuitwisseling. Helaas zijn de PI’en (nog) niet aangesloten op GCOS, ondanks dat de MMD’ers dit wel graag zouden willen. Met behulp van een autorisatie kan namelijk ook de MMD’er zelf informatie toevoegen aan het systeem, zodat de gemeente beter op de hoogte is van de stand van zaken omtrent de gedetineerden in de PI. Daarnaast kan de MMD’er informatie verschaffen over de vorderingen van de gedetineerde burger bij zijn voorbereidingen op zijn terugkeer naar de samenleving, waardoor het nazorgtraject in de vrije maatschappij beter kan aansluiten. Omgekeerd kunnen de MMD’ers ook relevante informatie uit GCOS halen, waardoor het gemeenteblad in DPAN overbodig zal zijn en dubbel werk wordt bespaard. Een laatste punt waar in 2012 aandacht voor zal komen is het eenduidig gaan toepassen van GCOS binnen de subregio’s in het werkgebied van het RVML.
24
Nazorg ex-gedetineerden 2011
Verwijs de vraag, niet de cliënt
Bijlage 1. Stroomschema casusoverleg nazorg ex-gedetineerden
Instroom PI
Partners
Screeningsrapportage DPAN
Complexe zaken
**
Agendering Bureau Doc. Informatiesysteem GCOS (aanvulling door partners in GCOS)
Deelnemende Partners
Leefgebieden
ID Woning Werk Zorg Schulden Dagbesteding
Casusoverleg Nazorg Nazorgcoördinator
Vastleggen afspraken in
GCOS &
Monitoring
Reclassering NovadicKentron MEE Politie Verdihuis Woningcorporaties GGZ Maatschappelijk werk Werk & Inkomen Optimisd MMD’er (PI) Schuldhulpverlening Overige partners op afroep*
Uitstroom Uitvoering nazorg traject
Recidive
Langdurig traject: Personal Coach Gereïntegreerd in Maatschappij
* Vivaan, Slachtofferhulp Nederland, IBN, Bureau Jeugdzorg, Raad voor de Kinderbescherming, Stichting GRIP. ** MMD’ers versturen eerstedagsmeldingen en screeningsraportages naar het RVML met verzamelde informatie op de 5 leefgebieden. Het RVML stuurt informatie van de gemeenten en partners retour. In de toekomst zullen MMD’ers deze informatie waarschijnlijk zelf uit GCOS kunnen halen.
Nazorg ex-gedetineerden 2011
25
26
Nazorg ex-gedetineerden 2011
Verwijs de vraag, niet de cliënt
Bijlage 2
Monitor Nazorg (ex-)gedetineerden RVML Het inzichtelijk maken van ontwikkelingen op de nazorgleefgebieden
Regionaal Veiligheidshuis Maas en Leijgraaf 2010-2011
Nazorg ex-gedetineerden 2011
27
Dankwoord
Voor dit onderzoek zijn wij veel dank verschuldigd aan de deelnemende partners van het Regionaal Veiligheidshuis Maas en Leijgraaf die zich hebben ingezet voor de dataverzameling van dit onderzoek: Gemeente Oss sociale dienst, Optimisd, Novadic-Kentron verslavingszorg, Stichting Reclassering Nederland, Verdihuis, MEE, Stichting Maatschappelijk Werk Aanzet en Brabant Wonen.
28
Nazorg ex-gedetineerden 2011
Verwijs de vraag, niet de cliënt
Inleiding
Nazorg aan ex-gedetineerde burgers die na hun verblijf in een penitentiaire inrichting (PI) terugkeren in de Nederlandse samenleving is sinds 2005 een gedeelde zorg van het rijk en de gemeenten. Voor het rijk is het van belang de recidivecijfers terug te dringen. Voor gemeenten is het terugdringen van overlast en gevoelens van onveiligheid een speerpunt. Nazorg levert hieraan een belangrijke bijdrage, doordat justitie, gemeenten en maatschappelijke
organisaties
gezamenlijk
werken
aan
het
vergroten
van
re-
integratiekansen voor ex-gedetineerde burgers. De afgelopen jaren hebben de Nederlandse gemeenten een steeds belangrijkere rol gekregen bij de nazorg aan deze doelgroep.8 Het Regionaal Veiligheidshuis Maas en Leijgraaf (RVML) maakt zich sinds 2007 hard voor de re-integratiekansen van ex-gedetineerden. De aanpak omvat de leefgebieden identiteitsbewijs, huisvestiging, inkomen, schulden en zorg9. In het casuïstiek overleg nazorg worden casusgericht personen besproken die in detentie zijn beland. Het doel van het casuïstiek overleg nazorg is de terugkeer burgers uit een PI naar de samenleving in goede banen te leiden. Jaarlijks keren meer dan 300 burgers na verblijf in detentie terug in het werkgebied van het RVML10. Vele van hen hebben één of meerdere problemen op de hierboven genoemde leefgebieden die een risico vormen voor recidive. De veronderstelling is dat investeren in deze leefgebieden criminaliteit vermindert, overlast voor gemeenten voorkomt en daarmee een bijdrage levert aan het gevoel van veiligheid in de wijken. Het RVML heeft in het afgelopen jaar voor een tweede keer meegewerkt aan een jaarlijks
terugkerend
onderzoek
van
het
Wetenschappelijk
Onderzoek-
en
Documentatiecentrum (WODC) om de situatie van (ex-)gedetineerden op de leefgebieden identiteitsbewijs, onderdak, inkomen, schulden en zorg in kaart te brengen. De recidive onder ex-gedetineerden is namelijk erg hoog: landelijk wordt ruim 39% van de exgedetineerden binnen drie jaar opnieuw in een PI ingesloten (DJI, 2008, p. 42).Door de situatie op de leefgebieden inzichtelijk te maken en te verbeteren of te stabiliseren, probeert het ministerie van Veiligheid en Justitie in samenwerking met gemeenten de recidive onder ex-gedetineerden te verminderen. 8
Ministerie van Justitie. (2010). Werkboek Structuur in de nazorg aan ex-gedetineerden. Vereniging van de Nederlandse Gemeenten, Den Haag. 9 De gebieden identiteitsbewijs, huisvestiging, inkomen, schulden en zorg worden verder aangeduid als leefgebieden. 10 Regionaal Veiligheidshuis Maas en Leijgraaf. (2010). Nazorg ex-gedetineerden. Vasthouden en niet meer loslaten, cijfers 2010 & activiteiten 2010/2011. RVML, Oss.
Nazorg ex-gedetineerden 2011
29
De berekening van de detentierecidive is een complex begrip. Het is landelijk vormgegeven door gedurende een langere periode te kijken of gedetineerden binnen een periode van drie jaar recidiveren. De landelijke detentierecidive cijfers zijn tot en met 2010 beschikbaar en zijn niet gespecificeerd per gebied. Er bestaat wel behoefte om meer specifiek in te zoomen op de effecten van de aanpak Nazorg in het RVML. Daarom is vooralsnog gekozen om inzichtelijk te maken hoeveel personen het RVML tussen 2009 en 2011 terug ziet op de agenda van nazorg. In 2011 kon gesteld worden dat over de jaren 2008 - 2010 15 % recidiveerde van alle personen die geagendeerd waren in het kader van Nazorg. Als voortschrijdend gemiddelde kan nu over de jaren 2009 - 2011 de vergelijking getrokken worden. We zien nu dat over de gehele populatie in deze periode 16 % terugkeert in detentie. Doel: Het in kaart brengen in welke mate (ex-)gedetineerden een identiteitsbewijs, inkomen, huisvestiging, schulden en contact met een zorginstelling hebben op het moment dat zij een PI binnenkomen, op het moment dat hun detentie erop zit en op het moment dat zij zich zes maanden in de vrije maatschappij bevinden.
Onderzoeksgroep: 53 gedetineerden die tussen 1 juli en 31 december 2010 ontslagen zijn uit de PI en zich daarna in de Nederlandse gemeente Maasland hebben gevestigd11.
Onderzoeksvragen: 1.1
In welke mate hebben gedetineerden een identiteitsbewijs, inkomen, huisvesting, schulden en contact met een zorginstelling direct voor detentie?
1.2
In welke mate hebben gedetineerden een identiteitsbewijs, inkomen, huisvesting, schulden en contact met een zorginstelling bij ontslag uit detentie?
1.3
In welke mate hebben gedetineerden een identiteitsbewijs, inkomen, huisvesting, schulden en contact met een zorginstelling zes maanden na hun detentie?
1.4
In hoeverre is sprake van cumulatie van problemen op de verschillende leefgebieden direct voor detentie, bij ontslag uit detentie en zes maanden na detentie?
11
30
Deze doelgroep is de onderzoeksgroep waarop het WODC zich richt in de derde Monitor Nazorg.
Nazorg ex-gedetineerden 2011
Verwijs de vraag, niet de cliënt
2
In welke mate is er sprake van verandering in de problematiek op de verschillende leefgebieden tussen de situatie direct voor detentie, bij ontslag uit detentie en zes maanden na detentie?
3
In welke mate verschillen bovenstaande situaties en veranderingen in de problematiek op de vijf leefgebieden voor, na en zes maanden na detentie van (ex-)gedetineerden uit district Maasland met de gemiddelde (ex-)gedetineerde uit Nederland?
Nazorg ex-gedetineerden 2011
31
Methode Onderzoeksgroep Met behulp van een aangeleverde lijst door het WODC met namen, geboortedata, BSN nummers en de begin- en einddata van detentie is de onderzoeksgroep samengesteld. De onderzoeksgroep is in de tweede helft van 2010 uit detentie vrij gekomen. Enkel gedetineerden die langer dan twee weken hebben vastgezeten zijn meegenomen in het onderzoek. In totaal zijn op deze manier 53 ex-gedetineerden geselecteerd uit district Maasland voor het huidige onderzoek.
Werkwijze Per ex-gedetineerde is op drie verschillende tijdstippen, voor, na en zes maanden na detentie, informatie op de vijf leefgebieden opgezocht. Allereerst zijn gegevens binnen het Regionaal Veiligheidshuis Maas en Leijgraaf (RVML) geraadpleegd via de registratiesystemen PIX en Mens Centraal12. Hierbij is alleen informatie overgenomen wanneer het door een partner van het RVML is verstrekt. Informatie van de ex-gedetineerde zelf is zodoende niet meegenomen.
Dit
omdat
het
WODC
enkel
informatie
behoefde
van
de
(ex-)gedetineerden zoals die bekend is bij de gemeente. Voor ontbrekende data zijn vervolgens ketenpartners benaderd. De ketenpartners die werkzaam zijn binnen het RVML zijn benaderd via een brief aan de managers/directeuren met algemene informatie en de vraag tot medewerking. Hierbij zijn in een bijlage de geheimhoudingsverklaringen en het verzoek tot dataverzameling van het ministerie van Justitie en Veiligheid toegevoegd. Daarna is telefonisch contact opgenomen met desbetreffende personen en is een afspraak gemaakt om het onderzoek en de werkwijze toe te lichten. Per ketenpartner is tegelijkertijd informatie opgevraagd over alle betrokkenen van wie informatie ontbrak. Dit om de ketenpartners zo min mogelijk te belasten. Op
het
leefgebied
identificatiebewijs,
huisvestiging,
inkomen,
schulden
en
schuldhulpverlening werd de sociale dienst als meest volledig geacht. Of de onderzoeksgroep verslavingszorg heeft genoten is bepaald aan de hand van Novadic Kentron (zorg en reclasseringstak) en Reclasseringscontact is bepaald aan de hand van Reclassering 12
PIX is een registratiesysteem van het OM dat als casusoverlegondersteunend registratiesysteem voor de nazorgoverleggen in gebruik wordt genomen. Mens Centraal is een systeem waarin ketenpartners zoals de Sociale Dienst, UWV, het WMO-loket, of het Veiligheidshuis informatie delen om zo op de hoogte zijn van het verloop van elkaars dienstverlening.
32
Nazorg ex-gedetineerden 2011
Verwijs de vraag, niet de cliënt
Nederland. Naast deze partners zijn het Verdihuis, stichting Mee en maatschappelijk werk Aanzet benaderd voor de psychosociale zorg. Tot slot is Brabant Wonen benaderd voor ontbrekende informatie op het gebied van huisvesting. Helaas kon de Psychiatrische zorg niet worden bepaald aan de hand van de GGZ wegens tijdsgebrek ten tijde van het onderzoek. Hierdoor is de psychiatrische zorg bepaald aan de hand van de overige zorgpartners. Aan de betreffende zorginstellingen werd ook gevraagd of bij hen bekend was of de onderzoeksgroep andere zorg heeft genoten (zoals jeugdzorg, medische zorg etc.) en of zij in het bezit waren van een zorgverzekering. Omdat de soort huisvestiging, schulden en schuldhulpverlening niet altijd bekend waren bij de sociale dienst, is hier ook naar gevraagd bij de zorginstellingen.
Operationalisering Hieronder zal worden beschreven wat in het huidig onderzoek wordt verstaan onder het wel of niet in bezit zijn van een identificatiebewijs, inkomen, huisvesting, schulden en zorg. Identificatie: Een gedetineerde heeft een identiteitsbewijs als deze geldig is en niet kwijt, gestolen, verkocht of op een andere manier niet meer in het bezit is van de gedetineerde. Inkomen: Gedetineerden hebben een inkomen als zij een bijstandsuitkering hebben, een uitkering van het UWV hebben, een salaris ontvangen, inkomsten uit een eigen zaak hebben, AOW en/of pensioen ontvangen of een studiefinanciering hebben. Inkomen verkregen uit illegale praktijken wordt in het huidig onderzoek niet onder een inkomen geschaard. Huisvesting: Gedetineerden met huisvesting hebben een huurwoning, een eigen woning, huren een kamer, wonen bij familie of vrienden of verblijven in de maatschappelijke opvang. Ook andere soorten huisvesting zoals het wonen in een caravan, hotel of in een (anti-)kraakpand worden gezien als huisvesting. Deze vormen van onderdak worden samengenomen in de categorie andere vorm van onderdak. Daklozen met of zonder briefadres worden gerekend tot de groep zonder huisvesting. Schulden: Een gedetineerde heeft schulden wanneer deze bekend zijn bij de gemeente en/of ketenpartners of wanneer bekend is dat deze schuldhulpverlening ontvangt. Zorg: De zorgbehoefte van de gedetineerden is niet voor handen, waardoor we het hebben van contact met een zorginstelling als indicatie nemen voor de zorgbehoefte. Het kan gaan om contact met een psychiatrische of verslavingszorginstelling, reclasseringscontact of psychosociale zorg. Onder deze laatste categorie vallen instellingen als MEE, Maatschappelijk werk en opvang, Jeugd preventie werk en de Jeugdzorg.
Nazorg ex-gedetineerden 2011
33
Resultaten 3.1 Situatie op de vijf leefgebieden voor, na en zes maanden na detentie Tabel 1. In welke mate hebben ex-gedetineerden een identiteitsbewijs, inkomen, huisvesting, schulden, schuldhulpverlening en contact met een zorginstelling? Voor detentie Na detentie 6 mnd na detentie % N % NL % N % NL % N % NL Identiteitsbewijs 90,6 53 86,2 92,2 51 91,7 88,5 52 93,6 Inkomen* 67,9 53 82,6 67,9 53 84,6 84,9 53 90,3 Huisvesting 93,3 45 79,4 95,8 47 81,2 98,0 49 81,6 Schulden 43,4 53 37,8 49,1 53 40,2 41,5 53 43,6 Schuldhulpverlening 5,7 53 15,1 53 13,2 53 Zorg 52,8 53 57,1 69,8 53 62,9 54,7 53 78,4 * Inkomen uit criminele activiteiten (geen regulier inkomen) wordt niet als inkomen geteld.
Uit informatie van de gemeente blijkt dat voor detentie ruim 90% in bezit is van een geldig identificatiebewijs. Bij ontslag uit detentie is dit percentage gestegen naar ruim 92%. Zes maanden later is echter een daling te zien naar ruim 88%. Qua inkomen blijkt het een half jaar na detentie juist beter te gaan. Voor en na detentie beschikte 68% van de (ex-)gedetineerden over een inkomen, een half jaar na detentie 85%. Als wordt gekeken naar de situatie op het gebied van huisvesting, dan blijkt voor detentie ruim 93% over een huisvesting te beschikken. Bij ontslag uit detentie is dit percentage gestegen naar 95,8% en een half jaar later stijgt het percentage verder naar 98%. Op het gebied van schulden is te zien dat direct na detentie de meeste gedetineerden in het bezit zijn van schulden, namelijk 49%. Zes maanden later is het percentage gedaald naar ruim 41%. Voor detentie heeft slechts 5,7% schuldhulpverlening. Dit betekent dat 13% van de degene met schulden aan een traject deelnemen hun schulden af te lossen. Na detentie en zes maanden nadien heeft achtereenvolgens 15% en 13% schuldhulpverlening. Het percentage ex-gedetineerden die worden geholpen hun schulden af te lossen is daarmee gestegen naar 32%. Van de gedetineerden had bijna 53% voor detentie contact met een zorginstelling. Na detentie is dit percentage gestegen naar bijna 70%. Zes maanden later daalt het aan exgedetineerden die contact hebben met een zorginstelling naar bijna 55%. We zien hier dat vooral direct na detentie veel zorg wordt ingezet.
34
Nazorg ex-gedetineerden 2011
Verwijs de vraag, niet de cliënt
3.1.1 Inkomen: Tabel 2. Soort inkomen voor, na en 6 maanden na detentie (%) Voor detentie Na detentie % % Inkomen uit arbeid 33,3 27,8 Bijstandsuitkering 16,7 25,0 Andere uitkering 50,0 47,2 Totaal 100,0 100,0
6 mnd na detentie % % NL 31,1 33,3 35,6 100,0
In tabel twee is te zien wat voor soort inkomen de (ex-)gedetineerden voor, na en zes maanden na detentie hadden. Hieruit blijkt dat de meeste gedetineerden op alle tijdstippen een uitkering ontvingen en dan met name ‘andere uitkeringen’ dan de bijstandsuitkering, zoals de WIA/Wajong en de WW uitkering. Wel is te zien dat na detentie en zes maanden later steeds meer ex-gedetineerden in de bijstand komen in plaats van andere uitkeringen. Verder is te zien dat direct na detentie het percentage ex-gedetineerden met een inkomen uit arbeid daalt van ruim 33 naar bijna 28%. Zes maanden na detentie is het percentage exgedetineerden met een inkomen uit arbeid weer gestegen naar 31%. 3.1.2 Huisvesting: Tabel 3. Soort huisvesting voor, na en 6 maanden na detentie (%) Voor detentie Na detentie % % Huurwoning 57,2 47,7 Inwonend bij familie 19,0 23,9 Inwonend bij vrienden/kennissen 2,4 6,5 Kamer bij particulier 4,8 2,2 Maatschappelijke opvang 7,1 4,3 Anders 9,6 15,3 Totaal 100,0 100,0
6 mnd na detentie % 47,9 29,2 8,3 4,2 4,2 6,3 100,0
De verdeling naar het soort huisvesting is te zien in tabel drie. Opvallend is dat na detentie en zes maanden nadien steeds meer gedetineerden inwonend zijn bij familie of vrienden. Was voor detentie 19% inwonend bij hun familie, na detentie is dit bijna 24% en zes maanden later woont ruim 29% in bij hun familie. Idem voor vrienden: voor woont ruim 2% bij vrienden, na bijna 7% en een half jaar later woont ruim 8% in bij vrienden. Verder is te zien dat het aandeel gedetineerden dat bij ontslag uit detentie en een half jaar nadien over een huurwoning beschikt lager ligt dan het aandeel gedetineerden dat voor detentie over een huurwoning beschikte (respectievelijk bijna 48% en ruim 57%).
Nazorg ex-gedetineerden 2011
35
Zoals in tabel 1 was te zien is van een aantal (ex-)gedetineerden onbekend in wat voor soort huisvestiging zij woonden (zie onder N). Dit komt doordat bij de Sociale Dienst vaak alleen het adres bekend is en niet het soort woning. Deze informatie is bij verschillende ketenpartners getracht te achterhalen, waardoor van enkelen het soort huisvesting onbekend is gebleven. Hierdoor is ook gekeken naar het aantal (ex-)gedetineerden die voor, na en 6 maanden na detentie een GBA adres hebben. Dit is namelijk van iedere (ex-)gedetineerde bekend. Tabel 4. Percentage (ex-)gedetineerden met een GBA adres GBA Voor detentie Na detentie 6 maanden na detentie Ja Nee
68 32
72 28
92 8
Zoals uit tabel 4 is op te maken stond voor detentie slechts 68% ingeschreven bij de gemeente. Na detentie is het percentage gestegen naar 72% en zes maanden nadien staat het gros, 92%, ingeschreven. Op het gebied van GBA worden er zodoende veel successen geboekt. 3.1.3 Zorgcontact: Tabel 5. Soort zorgcontact voor, na en 6 maanden na detentie (%)** Voor detentie Na detentie % % Verslavingszorg 32,1 40,5 Psychiatrische zorg 17,9 24,3 Psychosociale zorg* 35,7 45,9 Reclasseringscontact 50,0 67,6
6 mnd na detentie % 41,4 6,9 44,8 41,4
* MEE, Maatschappelijk werk, Maatschappelijke opvang, Jeugd preventie werk, Jeugdzorg. ** Een gedetineerde kan met meer dan één zorginstelling contact hebben. Daarom tellen de percentages niet op tot 100%.
In tabel 5 is te zien wat voor soort zorgcontacten (ex-)gedetineerden voor, na en zes maanden na detentie hadden. Voor detentie had bijna 53% contact met een zorginstelling. Van deze groep had ongeveer een derde contact met de verslavingszorg. De helft had contact met de reclassering, 18% met een psychiatrische zorginstelling en 36% met een psychosociale zorginstelling. Zoals uit de cijfers is op te maken zijn de gedetineerden die zorg ontvangen direct na detentie naar verhouding op alle gebieden vaker in contact met een zorginstelling dan voor detentie. Zes maanden na detentie dalen de percentages, behalve op het zorggebied verslaving en psychosociale zorg.
36
Nazorg ex-gedetineerden 2011
Verwijs de vraag, niet de cliënt
Box 1. Belangrijkste bevindingen situatie voor, na en half jaar na detentie
algemeen: Bij alle leefgebieden is een verbetering te zien na detentie, behalve op het gebied van identificatie. Identiteit: Voor detentie stond slechts 68% ingeschreven bij de gemeente, na detentie is dat al 72% en zes maanden na detentie staat het gros, 92%, ingeschreven. Op het gebied van GBA worden er zodoende veel successen geboekt. Wel zien we op het gebied van identificatie dat voor detentie nog 90% een geldig identificatiebewijs had en zes maanden na detentie nog maar 88%. Inkomen: Een half jaar na detentie is het aantal gedetineerden zonder inkomen gehalveerd. De meeste (ex-)gedetineerden ontvangen zowel voor als na en een half jaar na detentie een uitkering (gemiddeld 70%). De trend is dat naarmate de tijd vordert steeds meer gedetineerden een bijstandsuitkering vorderen in plaats van een andere soort uitkering. Huisvesting:Was voor detentie nog 7% officieel dakloos, zes maanden na detentie is dit nog maar 2%. Na detentie en zes maanden later zien we dat steeds meer gedetineerden inwonend zijn bij familie of vrienden (voor 21%, na 31% en half jaar na detentie 37%). Schulden: Direct na detentie heeft bijna de helft van de ex-gedetineerden schulden. Een half jaar later is dit percentage gedaald naar 41%. We zien dat na detentie en een half jaar nadien meer gedetineerden met schulden worden geholpen via schuldhulpverlening dan voor detentie (respectievelijk 32% en 13%). Zorg: Direct na detentie ontvangen meer ex-gedetineerden zorg dan voor en een half jaar na detentie (respectievelijk 70%, 53% en 55%). We zien dat de verslavingszorg en de psychosociale zorg naar verhouding de gedetineerde na detentie het langst volgen.
3.2 Cumulatie van problemen op de vijf leefgebieden In de vorige paragraaf is de problematiek per leefgebied bekeken. In deze paragraaf zal naar de cumulatie van problemen op de vijf leefgebieden worden gekeken: Hoe vaak komen combinaties van problemen op de leefgebieden voor? Tabel 6. Cumulatie van problematiek voor, na en 6 maanden na detentie (%)* Aantal problemen % 0 1 2 3 4 Voor detentie 13,2 39,6 34,0 13,2 0,0 Na detentie 11,3 30,2 41,5 13,2 3,8 6 maanden na detentie 24,5 37,7 28,3 5,7 3,8 * Ook personen waarvan niet alle informatie op de verschillende leefgebieden bekend is zijn
5 0,0 0,0 0,0
meegenomen. Dit omdat de populatie waarvan op elk leefgebied informatie is zeer klein is.
Het merendeel van de (ex-)gedetineerden heeft voor, na en zes maanden na detentie op één of op twee leefgebieden een probleem, al daalt het percentage (ex-)gedetineerden met één of twee problemen naarmate de tijd vordert. Voor detentie had slechts 13% op geen enkel leefgebied een probleem, zes maanden na detentie is dit percentage bijna verdubbeld naar 25%.
Nazorg ex-gedetineerden 2011
37
3.3 Vergelijking met de landelijke cijfers In de huidige paragraaf zullen enkele grotere verschillen tussen landelijke cijfers en die van het huidige onderzoek worden opgesomd (More & Weijters, 2011). Alleen wanneer informatie beschikbaar is op basis van gemeentelijke informatiebronnen zullen er vergelijkingen worden gemaakt.
Op het leefgebied identificatie zien we dat ex-gedetineerden uit district Maasland voor en na detentie vaker over een geldig identificatiebewijs beschikken, maar dat een half jaar na detentie het omgekeerde geldt.
Qua inkomen zien we dat ex-gedetineerden in district Maasland op alle drie de tijdstippen minder vaak over een inkomen beschikken dan landelijk het geval is. Echter zijn de verschillen tussen de tijdstippen van meting gelijk, wat wil zeggen dat er evenveel is bereikt. Zowel landelijk als in Maasland is het aantal ex-gedetineerden met een inkomen met 7% gegroeid na een half jaar na detentie.
Een half jaar na detentie hebben ex-gedetineerden met een inkomen uit Maasland vaker een inkomen uit arbeid in vergelijking met de landelijke cijfers (verschil van bijna 11%). Daarnaast ontvangen de ex-gedetineerden uit Maasland vaker een ander soort uitkering dan een bijstanduitkering dan landelijk (verschil van 21%).
(Ex-)gedetineerden uit Maasland beschikken voor, na en een half jaar na detentie vaker over een huisvestiging in vergelijking met de landelijke cijfers.
Landelijk zien we voor en na detentie minder schulden bij (ex-)gedetineerden dan bij Maasland.
Een
half
jaar
later
is
de
situatie
omgekeerd
en
hebben
de
(ex-)gedetineerden uit Maasland minder schulden.
Vlak na detentie genieten meer (ex-)gedetineerden uit Maasland zorg dan landelijk. Voor detentie en een half jaar na vrijlating genieten minder (ex-)gedetineerden uit Maasland zorg dan landelijk.
3.4 Verandering in problematiek op de leefgebieden In de vorige paragrafen is bekeken hoeveel procent van de (ex-)gedetineerden beschikten over een inkomen, huisvesting, identiteitsbewijs, schulden en zorg. In deze paragraaf zal worden onderzocht in welke mate er veranderingen voordoen op deze leefgebieden. Bovenstaande cijfers maken namelijk niet inzichtelijk of een (ex-)gedetineerde zowel voor, na als een half jaar nadien over een inkomen, huisvesting etc. beschikte of dat er veranderingen optraden. Tevens zullen, waar mogelijk, de landelijke cijfers in de tabellen worden verwerkt.
38
Nazorg ex-gedetineerden 2011
Verwijs de vraag, niet de cliënt
3.4.1 behouden van een leefgebied In tabel 7 is te zien dat tijdens detentie 6,2% van de gedetineerden een geldig identificatiebewijs verliest. Landelijk ligt het percentage lager met 1,1%. Zes maanden later groeit het percentage dat geen geldig ID heeft in het werkveld van het RVML naar 8,3%. Qua inkomen liggen de cijfers juist omgekeerd. Slechts 19,4% verliest een inkomen vlak na detentie, terwijl ditzelfde percentage landelijk op 22,9% ligt. Zes maanden later is echter 8,2% van de ex-gedetineerden niet voorzien in inkomen, terwijl dit landelijk 5,3% is. Op het leefgebied huisvesting zijn de cijfers bijna identiek. Qua zorg is te zien dat na detentie ruim 89% in contact blijft met een zorginstelling, zes maanden later nog ruim 71%. Landelijk blijven een half jaar na detentie meer ex-gedetineerden in contact met een zorginstelling, namelijk bijna 96%.
Tabel 7. Hoeveel procent behoudt een ID, inkomen, huisvesting en zorg tijdens en 6 maanden na detentie Na detentie 6 mnd na detentie % % Landelijk DPAN** % % Landelijk gemeenten Identiteit 93,8 98,9 91,7 98,6 Inkomen 80,6 77,1 91,7 94,7 Huisvesting 95,2 95,3 97,6 95,6 Schulden* 95,7 78,3 97,8 Zorg 89,3 71,4 95,5 * Gaat vooral om schulden van ex-gedetineerden die bekend zijn bij de gemeente, daarom geen vergelijking met de landelijke DPAN-cijfers. ** De landelijke cijfers zijn afkomstig van het jaar 2009. In DPAN staat informatie afkomstig van de gedetineerde i.p.v. de gemeente (More & Weijters, 2011).
Van degene die voor detentie wel voorzien waren in huisvesting is in tabel 9 te zien of zij eenzelfde soort huisvesting behouden tijdens en zes maanden na detentie. Bijna 80% blijft een huurwoning behouden vlak na detentie (gelijk aan de landelijke cijfers) en ruim 70% heeft nog steeds een huurwoning na een half jaar. Positief is dat tweederde van de personen die maatschappelijk opvang genoten een andere soort huisvesting hebben gevonden. Dit terwijl landelijk driekwart na detentie weer in de maatschappelijke opvang terechtkomt.
Nazorg ex-gedetineerden 2011
39
Tabel 9. Hoeveel procent behoudt eenzelfde soort huisvesting tijdens detentie naar soort huisvesting voor detentie (%) Na detentie 6 mnd na detentie % % Landelijk DPAN** % Huurwoning 79,2 79,1 70,9 Inwonend bij familie 87,5 90,2 87,5 Inwonend bij 100,0 66,5 100,0 vrienden/kennissen Kamer bij particulier 50,0 63,2 50,0 Maatschappelijke opvang 33,3 75,8 33,3 Anders 100,0 53,3 50,0 Ook is gekeken naar het percentage gedetineerden dat voor detentie een andere woning dan een huurwoning bezat en na detentie wel een huurwoning heeft verkregen. Dan is te zien dat na detentie 10,3% een huurwoning heeft verkregen en dat een half jaar later zelfs bijna 21% een woning huurt. Verder is ook nog gekeken in wat voor soort huisvesting exgedetineerden terecht komen die voor detentie geen huisvesting hadden. Na detentie komt een derde in een andere soort woning terecht. Zes maanden later vindt eenderde onderdak in een huurhuis en verkrijgt eenderde een kamer bij een particulier. 3.4.2 verkrijgen van een leefgebied Tabel 8. Hoeveel procent verkrijgt een ID, inkomen, huisvesting en zorg tijdens en 6 maanden na detentie* Na detentie 6 mnd na detentie % % Landelijk DPAN** % % Landelijk gemeenten Identiteit 40,0 9,2 40,0 55,6 Inkomen 41,2 22,0 70,6 36,1 Huisvesting 33,3 35,2 66,7 20,9 Schulden* 11,1 11,1 8,5 Zorg 48,0 36,0 10,8 * Gaat vooral om schulden van ex-gedetineerden die bekend zijn bij de gemeente, daarom geen vergelijking met de landelijke DPAN-cijfers. ** De landelijke cijfers zijn afkomstig van het jaar 2009. In DPAN staat informatie afkomstig van de gedetineerde i.p.v. de gemeente (More & Weijters, 2011).
Tijdens detentie verkrijgt 40% van de gedetineerden zonder een identificatiebewijs een geldig identificatiebewijs. Dit percentage ligt landelijk lager met 9,2%. Ook op het leefgebied inkomen is te zien dat er grote vooruitgangen worden geboekt; 41% verkrijgt een inkomen, terwijl dit percentage landelijk op 22% ligt. Zes maanden later is zelfs ruim 71% voorzien van een inkomen (landelijk 36%). Qua huisvesting loopt het RVML na detentie gelijk met de landelijke percentages, maar na een half jaar is een vele malen hoger percentage exgedetineerden voorzien van huisvesting dan landelijk het geval is (67% t.o.v. 21%). 40
Nazorg ex-gedetineerden 2011
Verwijs de vraag, niet de cliënt
Omgekeerd verkrijgen meer ex-gedetineerden schulden binnen een half jaar na vrijlating dan landelijk. Ten slotte zien we dat ex-gedetineerden uit Maasland meer dan driemaal zovaak een zorgcontact verkrijgen binnen een half jaar na ontslag uit detentie dan de gemiddelde ex-gedetineerde uit Nederland.
Box 2. Belangrijkste bevindingen verandering in problematiek op de leefgebieden
Identificatie: Tijdens detentie behoudt bijna 94% een geldig identificatiebewijs, zes maanden later nog bijna 92%. 40% verkrijgt een geldig ID tijdens detentie en dit percentage blijft gelijk na zes maanden. Inkomen: Slechts 20% verliest een inkomen tijdens detentie en een half jaar later is dit nog maar ruim 8%. 41% verkrijgt een inkomen tijdens detentie en zes maanden later heeft zelfs 71% een inkomen verkregen. Huisvesting: Tijdens en zes maanden na detentie behouden bijna alle ex-gedetineerden een huisvesting, namelijk ruim 95% en bijna 98%. Daarnaast verkrijgt tweederde van de ex-gedetineerden die voor detentie dak en thuisloos waren een half jaar na detentie een huisvesting. Schulden: Tijdens detentie heeft ruim 4% zijn schulden af kunnen lossen en verkrijgt 11% schulden. Zes maanden na detentie is het percentage dat zijn schulden heeft afgelost gegroeid naar bijna 29%. Zorg: Ruim 89% behoudt zorg tijdens detentie, een half jaar nadien is nog ruim 71% in contact met een zorginstelling. Daarnaast verkrijgt 48% van de ex-gedetineerden zonder zorg voor detentie een zorgcontact tijdens detentie.
Box 3. Belangrijkste bevindingen verandering in problematiek op de leefgebieden t.o.v. de landelijke cijfers
Algemeen: Ten opzichte van de landelijke cijfers doen de ex-gedetineerden binnen het werkveld van het RVML het over het algemeen beter bij het verkrijgen van een leefgebied, maar even goed of slechter bij het behouden van een leefgebied. Identificatie: Het ID wordt tijdens detentie vaker verkregen dan landelijk, maar minder gedetineerden behouden een ID tijdens detentie. Inkomen: Bij zowel het behouden als het verkrijgen van een inkomen liggen de percentages van district Maasland hoger dan de landelijke percentages. Huisvesting: Zowel bij het behouden als verkrijgen van huisvesting sluit het RVML aan bij of liggen de percentages boven het landelijk gemiddelde. Na zes maanden verkrijgt zelfs meer dan 3 maal zoveel gedetineerden een huisvesting dan landelijk. Schulden: Minder gedetineerden behouden hun schulden na een half jaar, maar meer gedetineerden verkrijgen schulden na een half jaar in vergelijking met de landelijke cijfers. Zorg: Minder gedetineerden behouden zorg, maar meer gedetineerden verkrijgen zorg na een half jaar t.o.v. de landelijke cijfers (meer dan driemaal zoveel).
Nazorg ex-gedetineerden 2011
41
Discussie 5.1 Conclusie Om de recidive onder ex-gedetineerden terug te dringen wil de overheid ervoor zorgen dat ex-gedetineerden bij ontslag uit detentie kunnen beschikken over onderdak, inkomen en een geldig identificatiebewijs. Daarnaast wil zij dat er inzicht bestaat in eventuele schulden en dat er, indien nodig, een plan voor schuldhulpverlening is opgesteld. Als laatst wil zij de zorgbehoefte in kaart brengen en indien de gedetineerde zorg nodig heeft dient deze zorg gerealiseerd te worden. Om vast te stellen of deze doelen worden bereikt voert het WODC landelijk onderzoek uit via de Monitor Nazorg. Hiervoor worden gemeenten via Veiligheidshuizen door heel het land benaderd, onder wie ook het RVML. In het huidige onderzoek zijn de specifieke resultaten van het RVML uiteengezet, evenals in de landelijke rapportage voor de totale landelijke cijfers is gedaan. Het doel van het huidige onderzoek is het in kaart brengen in welke mate (ex-)gedetineerden een identiteitsbewijs, inkomen, huisvesting, schulden en contact met een zorginstelling hebben op het moment dat zij een PI binnenkomen, bij ontslag uit detentie en een half jaar nadien. Daarnaast wordt beschreven hoe de situatie op de leefgebieden zich tijdens en na detentie ontwikkeld en in hoeverre zich cumulatie van problematiek voordoet. Als laatst wordt een vergelijking gemaakt met de resultaten van de landelijke Monitor Nazorg. Beantwoording van de onderzoeksvragen 1.1-1.3 In welke mate hebben (ex-)gedetineerden een identiteitsbewijs, inkomen, huisvesting, schulden en contact met een zorginstelling direct voor detentie, bij ontslag uit detentie en zes maanden na hun detentie? Over het algemeen is te zien dat de (ex-)gedetineerden in een steeds grotere mate zijn voorzien in de leefgebieden naarmate de tijd vordert. Alleen op het leefgebied identificatie zien we dat de problemen groeien in plaats van verminderen. Het is een kleine groei van 2%, maar toch dient hier extra aandacht voor te komen. Zonder geldig identificatiebewijs wordt het oplossen van eventuele problematieken op andere gebieden, zoals het verkrijgen van een baan en woning, vaak erg bemoeilijkt. Wel positief is dat naarmate de tijd vordert steeds meer ex-gedetineerden staan ingeschreven bij de gemeente. Bijna een kwart van de exgedetineerden stond voor detentie niet ingeschreven bij de gemeente in de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA), maar is dat een half jaar na detentie wel. Op deze manier voldoen
42
Nazorg ex-gedetineerden 2011
Verwijs de vraag, niet de cliënt
we aan een oproep van Minister Teeven om de woon- of verblijfplaats van (ex-)gedetineerden vast te leggen in de GBA, zodat deze zijn op te sporen wanneer dit nodig is. Op het leefgebied inkomen zien we dat een half jaar na detentie het aantal gedetineerden dat voor en na detentie niet over een (legaal) inkomen beschikte is gehalveerd. Qua huisvesting zien we dat een half jaar na detentie nog maar 2% officieel dak- en thuisloos is, t.o.v. 7% voor detentie. Verder is een opvallende ontwikkeling op dit gebied dat steeds meer (ex-)gedetineerden inwonend zijn bij familie, vrienden of kennissen. Op het leefgebied schulden zien we dat na detentie de meeste ex-gedetineerden schulden bezitten, maar dat dan ook de meeste ex-gedetineerden schuldhulpverlening ontvangen. Dit resulteert zes maanden na detentie in een lager percentage ex-gedetineerden met schulden t.o.v. voor detentie. Dit terwijl het vaak lang duurt voordat de schulden volledig zijn afgelost. Omdat een half jaar na detentie nog steeds 32% van de ex-gedetineerden met schulden schuldhulpverlening ontvangt, kunnen we stellen dat het percentage ex-gedetineerden zonder schulden alleen nog maar verder daalt naarmate de tijd vordert. Ten slotte het leefgebied zorg. Op dit gebied zijn geen gegevens beschikbaar over de behoefte aan zorg, maar enkel over de bestaande zorgcontacten met zorginstellingen. Dan zien we dat na detentie de meeste ex-gedetineerden in contact zijn geweest met een zorginstelling, namelijk 70%. Voor en zes maanden na detentie liggen deze percentages rond de 55%. We zien dat de ex-gedetineerden naar verhouding het langst in contact blijven met de verslavingszorg en de psychosociale zorg. Over het algemeen kunnen we stellen dat op de leefgebieden vooruitgang is te zien tussen de periode voor detentie en 6 maanden na vrijlating.
1.4
In hoeverre is sprake van cumulatie van problemen op de verschillende leefgebieden direct voor detentie, bij ontslag uit detentie en zes maanden na detentie?
Het merendeel van de (ex-)gedetineerden heeft voor, direct na en zes maanden na detentie op één of op twee leefgebieden een probleem. Tijdens detentie ontstaan er bij meer gedetineerden een probleem op één of meer leefgebieden. Een half jaar na detentie hebben minder gedetineerden een probleem op één of meer leefgebieden dan voor detentie; een kwart heeft geen problemen, tweederde heeft op één of twee leefgebieden problemen en 9,5% heeft op drie of meer leefgebieden problemen. Resulterend kan worden gesteld dat
Nazorg ex-gedetineerden 2011
43
een half jaar na detentie er sprake is van minder cumulatie van problemen dan voor en tijdens detentie.
2
In welke mate is er sprake van verandering in de problematiek op de verschillende leefgebieden tussen de situatie direct voor detentie, bij ontslag uit detentie en zes maanden na detentie?
Het percentage gedetineerden dat tijdens detentie zijn identificatie verloor is 6,2%; een half jaar na detentie is dit percentage gestegen naar 8,3%. Daar staat tegenover dat 40% een identificatiebewijs verkrijgt tijdens detentie. Op het leefgebied inkomen zien we dat 19,4% zijn inkomen verliest tijdens detentie, maar dat dit na zes maanden voor meer dan de helft is hersteld en nog maar 8,2% zonder inkomen zit. Andersom verkrijgt 40,1% een inkomen tijdens detentie en groeit dit percentage na zes maanden naar maarliefst 70,6%. Qua huisvesting is te zien dat maar weinig ex-gedetineerden een huisvesting verliezen tijdens detentie, namelijk 4,8%. Positief is dat bijna 80% zijn huurwoning blijft behouden en dat tweederde van de personen in de maatschappelijke opvang na detentie een andere huisvesting hebben gevonden. Verder heeft tweederde van de ex-gedetineerden zonder huisvesting voor detentie een huisvesting verkregen na een half jaar. Ruim 10% van degene die een andere huisvesting dan een huurwoning hadden verkrijgt een huurwoning tijdens detentie, zes maanden later is dit percentage gestegen naar 21%. Een behoorlijk aantal exgedetineerden verkrijgt zodoende na hun detentie een eigen woning. Op het leefgebied schulden is te zien dat het merendeel zijn schulden blijft behouden tijdens detentie, maar dat een half jaar na detentie bijna een kwart zijn schulden heeft afgelost. 10% van de exgedetineerden zonder schulden verkrijgt schulden tijdens detentie en blijft deze behouden na een half jaar. Als laatst blijkt dat 90% tijdens detentie in contact blijft met een zorginstelling en dat dit percentage zes maanden later nog ruim 71% is. Ten slotte zien we dat de helft van de ex-gedetineerden zonder zorg voor detentie zorg verkrijgt tijdens detentie, en dat zes maanden na vrijlating nog 36% van deze groep zorg ontvangt. De cijfers geven de indicatie dat de situatie van de (ex-)gedetineerden zich over het algemeen op de verschillende leefgebieden tijdens en binnen zes maanden na detentie positief ontwikkelt.
44
Nazorg ex-gedetineerden 2011
Verwijs de vraag, niet de cliënt
3
In welke mate verschillen situaties en veranderingen in de problematiek op de vijf leefgebieden voor, na en zes maanden na detentie van gedetineerden uit district Maasland met de landelijke cijfers?
Allereerst zijn er een aantal verschillen tussen de landelijke cijfers en de cijfers van Maasland ten opzichte van de situatie voor, na en een half jaar na detentie. Op het leefgebied identificatie zien we dat ex-gedetineerden uit district Maasland voor en na detentie vaker over een geldig identificatiebewijs beschikken, maar dat een half jaar na detentie het omgekeerde geldt. Qua inkomen zien we dat ex-gedetineerden in district Maasland zowel voor, na als 6 maanden na detentie minder vaak over een inkomen beschikken dan de gemiddelde ex-gedetineerde uit Nederland. Op het gebied van identificatie en inkomen gaat het zodoende binnen het district Maasland minder goed dan landelijk. Wel positief is het gegeven dat een half jaar na detentie de ex-gedetineerden uit Maasland vaker een inkomen hebben uit arbeid in vergelijking met de landelijke cijfers (verschil van bijna 11%). Daarnaast hebben de ex-gedetineerden uit Maasland minder vaak een bijstandsuitkering (verschil van bijna 21%) en hebben zij vaker een andere soort uikering. Verder scoren de exgedetineerden uit Maasland beter op het gebied van huisvesting en schulden in vergelijking met de landelijke cijfers. (Ex-)gedetineerden uit Maasland beschikken voor, na en een half jaar na detentie vaker over een huisvestiging. Daarnaast zien we landelijk voor en na detentie minder schulden bij (ex-)gedetineerden dan bij Maasland, maar is de situatie een half jaar later omgekeerd en hebben de (ex-)gedetineerden uit Maasland minder schulden. Ten slotte ontvangen (ex-)gedetineerden uit Maasland vlak na detentie meer zorg dan landelijk, maar is deze situatie een half jaar na detentie omgekeerd. Samenvattend kan worden gesteld dat de ex-gedetineerden uit Maasland in vergelijking met het landelijk gemiddelde de ene keer vaker en de andere keer minder vaak zijn voorzien in een leefgebied.
Tot slot is ook bij de veranderingen in de problematiek op de vijf leefgebieden voor, na en een half jaar na detentie gekeken of er verschillen zijn tussen de landelijke cijfers en de cijfers van Maasland. Door ex-gedetineerden uit Maasland wordt tijdens detentie velen malen vaker een geldig Identiteitsbewijs verkregen dan landelijk, maar na een half jaar is de situatie omgekeerd. Ook qua het behouden van een geldig ID doen de ex-gedetineerden uit Maasland het minder goed als landelijk. Op het leefgebied inkomen zijn zowel bij het behouden als verkrijgen van een inkomen hogere cijfers zichtbaar in district Maasland. Op het leefgebied huisvesting is te zien dat zowel bij het behouden als verkrijgen van
Nazorg ex-gedetineerden 2011
45
huisvesting de ex-gedetineerden uit Maasland aansluiten bij het landelijk gemiddelde of het zelfs beter doen. Na zes maanden verkrijgen namelijk meer dan 3 maal zoveel exgedetineerden uit Maasland een huisvesting dan de gedetineerden landelijk verkrijgen. Vervolgens behouden minder gedetineerden hun schulden na een half jaar t.o.v. de gemiddelde gedetineerde uit Nederland, maar verkrijgen wel meer gedetineerden schulden. Op het leefgebied zorg doen de ex-gedetineerden van Maasland het qua behouden juist slechter, maar qua verkrijgen beter: minder gedetineerden uit Maasland behouden namelijk zorg, maar meer gedetineerden verkrijgen zorg na een half jaar t.o.v. de landelijke cijfers. Er kan in grote lijnen worden gezegd dat de (ex-)gedetineerden uit Maasland vaker een leefgebied verkrijgen dan de gemiddelde (ex-)gedetineerde uit Nederland, maar dat zij minder of even vaak een leefgebied behouden.
5.2 Discussie Informatiebron De beperkingen van het huidige onderzoek zijn vooral toe te schrijven aan de relatief kleine onderzoeksgroep van 53 personen en de gebruikte gegevens. De data is verkregen aan de hand van gemeentelijke registratiesystemen en informatie van ketenpartners. Helaas is niet alle informatie bekend bij de gemeente en ketenpartners. Bijvoorbeeld op het gebied van huisvestiging, schulden en schuldhulpverlening. Niet alle schulden hoeven bekend te zijn en de gedetineerde hoeft niet te wonen op het opgegeven adres. Ook bij het aantal zorgcontacten moeten kanttekeningen worden geplaatst. Zo heeft de GGZ niet meegewerkt aan het onderzoek door tijdsgebrek en kon geen partner worden benaderd voor de medische zorg. Als in het huidige onderzoek bekend is dat iemand psychiatrische en/of medische zorg heeft genoten, dan is deze informatie via andere ketenpartners vergaard. Ten slotte moet een kanttekening worden gezet bij de vergelijking met de landelijke cijfers. Hierbij is gebruik gemaakt van de landelijke Monitor Nazorg uit 2011. De cijfers van deze monitor zijn afkomstig van de jaren 2009/2010, terwijl de huidige cijfers van het jaar 2010/2011 zijn. De landelijke cijfers zijn verkregen van zes grotere gemeenten en kan zodoende als voldoende representatief voor Nederland worden beschouwd. Verder zal bij de vergelijkingen tussen de huidige data en de DPAN-formulieren in het achterhoofd moeten worden gehouden dat de informatiebronnen verschillen. DPAN-formulieren worden namelijk gevuld met behulp van informatie van de (ex-)gedetineerden zelf in plaats van
46
Nazorg ex-gedetineerden 2011
Verwijs de vraag, niet de cliënt
gemeentelijke informatie. Om deze reden is getracht zoveel mogelijk te vergelijken met landelijke cijfers afkomstig van de gemeenten in plaats van met DPAN-formulieren.
Werkwijze De huidige werkwijze was zeer intensief en ook qua validiteit en betrouwbaarheid zijn er een aantal kanttekeningen te plaatsen. Omdat moest worden gegraven in het verleden met behulp van de ketenpartners werd veel informatie misgelopen. Dit omdat relatief weinig benodigde informatie in dossiers is opgeslagen. Als er wel informatie is opgeslagen moesten ketenpartners bereid zijn de informatie op te zoeken, wat een zeer tijdrovende taak is. Daarnaast moet er nog een kanttekening worden geplaatst bij de verkregen data. De mate van problematiek van een (ex-)gedetineerde is een dynamisch gegeven, dat wil zeggen dat het een momentopname is die kan veranderen. De laatst bekende situatie blijft in het systeem staan en wordt overschreven bij een volgende registratie. In de toekomst zou het daarom wenselijk zijn de informatie per tijdstip zelf bij te houden op het moment van insluiting en invrijheidstelling. Na zes maanden zal er een melding kunnen komen, waardoor tijdens het eerst volgende overleg wederom de stand van zaken omtrent de leefgebieden kan worden gemonitoord.
Toekomstperspectief Monitor Nazorg Aan de hand van de geplaatste kanttekeningen zou het beter zijn de benodigde informatie per tijdstip bij te houden binnen het RVML. Helaas kunnen door het WODC pas na een aantal maanden na detentie identiteitsgegevens worden verstrekt van de onderzoeksgroep. Hierdoor zal het niet mogelijk zijn een databestand te verkrijgen van het WODC met de onderzoeksgroep nog voor zij in detentie gaan, zodat de lijst direct na de nazorgoverleggen binnen het RVML kan worden bijgewerkt. Voor komende jaren is het daardoor van belang voor alle (ex-)gedetineerden de leefgebieden per tijdstip in het eigen registratiesysteem (G-COS) bij te houden. Als er geen onderscheidt kan worden gemaakt tussen informatie uit D-PAN en informatie van ketenpartners (doordat bijvoorbeeld de bron van informatie niet wordt vermeld in G-COS) dan is dit geen probleem, indien dit wordt doorgegeven aan het WODC. Als vervolgens alle informatie van ketenpartners voor, na en 6 maanden na detentie wordt ingevuld in G-COS, zal de benodigde informatie ‘gemakkelijk’ terug zijn te vinden door de eigen medewerkers binnen het RVML. De ketenpartners zullen zodoende ook niet meer te worden benaderd voor informatie, wat veel tijd en inspanningen zal besparen. Daarnaast
Nazorg ex-gedetineerden 2011
47
zal de validiteit en betrouwbaarheid van de informatie worden vergroot. Het is zodoende van belang te bekijken of er mogelijkheden zijn de informatie per tijdstip in G-COS te registreren.
48
Nazorg ex-gedetineerden 2011
Verwijs de vraag, niet de cliënt
Nazorg ex-gedetineerden 2011
49