Natuurtoets Zandweg 10 te Echt Rapportnummer 14-0290 www.starobv.nl
Natuurtoets Zandweg 10 te Echt Januari 2015
Rapportnummer:
14-0290
In opdracht van:
Pouderoyen Compagnons
Uitgevoerd door:
Staro Natuur en Buitengebied Lodderdijk 38a 5421 XB Gemert tel. 0492-450161 fax. 0492-450162 www.starobv.nl
Foto omslag:
plangebied met links de Zandweg
Inhoud
1
Inleiding 1.1 Aanleiding 1.2 Doel 1.3 Zorgplicht 1.4 Leeswijzer
4 4 4 4 4
2
Plangebied 2.1 Ligging en beschrijving plangebied 2.2 Voorgenomen plannen
7 7 9
3
Toetsingskader 3.1 Flora- en faunawet 3.2 Ecologische hoofdstructuur 3.3 Natuurbeschermingswet 1998
10 10 11 11
4
Toets Flora- en faunawet 4.1 Methode 4.2 Beschermde soorten 4.2.1 Flora 4.2.2 Vlinders en libellen 4.2.3 Mieren en kevers 4.2.4 Vissen 4.2.5 Reptielen en amfibieën 4.2.6 Vogels 4.2.7 Zoogdieren
13 13 13 13 14 14 14 15 15 16
5
Toets ecologische hoofdstructuur 5.1 Effectbeoordeling
18 19
6
Voortoets Natuurbeschermingswet 1998 6.1 Methode 6.2 Beschrijving Natura 2000-gebieden en mogelijke effecten 6.3 Conclusie
21 21 22 25
7.
Conclusies 7.1 Toets Flora- en faunawet 7.2 Toets ecologische hoofdstructuur 7.3 Voortoets Natuurbeschermingswet 1998
26 26 26 27
Geraadpleegde bronnen
Bijlage 1 Effectenindicator (ministerie van EZ)
28
1
Inleiding
1.1
Aanleiding Livar B.V. is voornemens om op de locatie Zandweg 10 te Echt een ‘Experience Centre’ te vestigen, waarbij bezoekers op één locatie kennis kunnen maken met alle aspecten van het Limburgs Kloostervarken. Ten behoeve van de planologische procedures is het noodzakelijk te onderzoeken welke natuurwaarden actueel in het gebied aanwezig zijn en in omringende beschermde gebieden en op welke wijze de voorgenomen plannen hierop effect hebben. Dit om te voorkomen dat in strijd met de natuurwetgeving gehandeld zal worden.
1.2
Doel Doel van het onderliggende onderzoek is te bepalen of de wijzigingen binnen het plangebied mogelijk leiden tot overtreding van de natuurwetgeving. Voor soortbescherming is hierbij de Flora- en faunawet van belang. Gebiedsbescherming is vastgelegd in de Natuurbeschermingswet 1998 (o.a. Natura 2000) en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het in deze rapportage beschreven onderzoek heeft tot doel het vaststellen van de (mogelijke) aanwezigheid van beschermde soorten die zijn opgenomen in de tabellen van beschermde flora en fauna in het kader van de Floraen faunawet. Tevens heeft het onderzoek tot doel vast te stellen op welke wijze en in welke mate de voorgenomen ontwikkeling invloed kan hebben op het eventueel voorkomen van beschermde soorten en beschermde gebieden. Op basis van dit onderzoek kan worden vastgesteld welke maatregelen getroffen en vervolgstappen genomen dienen te worden om te voorkomen dat in strijd met de natuurwet- en regelgeving zal worden gehandeld.
1.3
Zorgplicht Voor alle in het wild levende planten en dieren, ook niet beschermde soorten, kent de Flora- en faunawet een zorgplicht. Deze zorgplicht (artikel 2 Flora- en faunawet) houdt in dat planten en dieren niet onnodig vernield/gedood of verstoord mogen worden. Dit betekent dat handelingen (of het nalaten hiervan) waarvan men weet, of redelijkerwijs kan vermoeden, dat ze nadelig zijn voor planten en/of dieren, niet mogen worden uitgevoerd.
1.4
Leeswijzer In hoofdstuk 1 is de inleiding en doelstelling van het rapport besproken. In hoofdstuk 2 wordt het plangebied beschreven. In hoofdstuk 3 wordt het toetsingskader besproken. De voorgenomen plannen worden getoetst aan de Flora- en faunawet in hoofdstuk 4. In hoofdstuk 5 wordt de ‘Nee, tenzij-toets’ uitgevoerd in verband met het aan het plangebied grenzende EHS-gebied. Hoofdstuk 6 geeft een beschrijving van
Natuurtoets, Zandweg 10 te Echt, januari 2015
5
de nabijgelegen Natura 2000-gebieden en worden de plannen getoetst aan de Natuurbeschermingswet 1998. In hoofdstuk 7 volgt de conclusie.
Natuurtoets, Zandweg 10 te Echt, januari 2015
6
2
Plangebied
2.1
Ligging en beschrijving plangebied Het plangebied betreft een perceel aan Zandweg 10 te Echt, kadastraal bekend gemeente Echt, sectie AA, nummer 526. In de huidige situatie is op het perceel een manegebedrijf aanwezig met circa 26 paarden. Op het perceel zijn een woonhuis, een manege met buitenbak en kantine (incl. horecavergunning), een paardenstal, een stroberging en enkele kleinere opstallen aanwezig. Het bestaande grondgebruik van de onbebouwde percelen is agrarisch in de vorm van grasland en akkerbouw. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1 en de grove begrenzing in figuur 2. Op pagina 8 is een foto-impressie van het gebied opgenomen.
Figuur 1. Ligging plangebied (rode cirkel), bron: Bing Maps
Figuur 2. Begrenzing van het plangebied (rood omlijnd), bron: Bing Maps
Natuurtoets, Zandweg 10 te Echt, januari 2015
7
2.2
Foto 1. Oostzijde plangebied, grenst aan EHS (links)
Foto 2. plangebied
Foto 3. Plangebied
Foto 4. plangebied
Voorgenomen plannen Livar B.V. is voornemens om op de locatie Zandweg 10 te Echt een ‘Experience Centre’ te vestigen, waarbij bezoekers op één locatie kennis kunnen maken met alle aspecten van het Limburgs Kloostervarken, zie figuur 3. De locatie bevindt zich in de nabijheid van Abdij Lilbosch, waar de oorsprong van het Limburgs Kloostervarken is gelegen. De locatie zal worden gebruikt om consumenten, scholieren en mensen werkzaam in de agrarische- en voedingssector kennis te laten maken met alle aspecten van de bedrijfsvoering te midden van de landschappelijke kwaliteiten die de streek te bieden heeft. Op locatie zal te zien zijn hoe ‘Livar varkens’ worden gefokt en grootgebracht. Ook zal hier worden getoond hoe de varkens uiteindelijk worden verwerkt tot een (h)eerlijk stukje vers vlees, exclusieve vleesproducten en vleeswaren. De nadruk zal hierbij liggen op de kennismaking van geïnteresseerden in de productie van streekgebonden, lekker, puur en eerlijk eten volgens de ‘Slow food’ gedachte. Zij richt zich op het behoud van de traditionele keuken en een voedselproductie waarin rekening gehouden wordt met het welzijn van het milieu, de planten, dieren en gezondheid van de mens In de beoogde situatie bestaat de locatie uit globaal uit drie onderdelen: • Livar boerderij • Livar vleesatelier • Livar bezoekerscentrum Het woonhuis en overige huidige opstallen in het plangebied blijven behouden en vallen derhalve buiten deze natuurtoets.
Natuurtoets, Zandweg 10 te Echt, januari 2015
8
Figuur 3. Schetsontwerp landschappelijke inpassing
Natuurtoets, Zandweg 10 te Echt, januari 2015
9
3
Toetsingskader
3.1
Flora- en faunawet De Flora- en faunawet beschermt soorten, niet individuele planten of dieren, om te voorkomen dat het voortbestaan van de soort in gevaar komt. Doelstelling van de Flora- en faunawet is de bescherming en het behoud van in het wild levende plant- en diersoorten. Het uitgangspunt van de wet is het ‘Nee, tenzij’ principe. Dit betekent dat geen schade mag worden gedaan aan beschermde dieren of planten, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan. In de Flora- en faunawet geldt een verbod op activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten. De bescherming van soorten is geregeld middels een aantal verbodsbepalingen. In dit geval zijn vooral artikel 8 t/m 12 van belang. Artikel 8: Het is verboden beschermde planten te plukken, te verzamelen, af te snijden, uit te steken, te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen. Artikel 9: Het is verboden beschermde dieren te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen. Artikel 10: Het is verboden beschermde dieren opzettelijk te verontrusten. Artikel 11: Het is verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde dieren te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren. Artikel 12: Het is verboden eieren van beschermde dieren te zoeken, te rapen, uit het nest te nemen, te beschadigen of te vernielen. De Flora- en faunawet beschermt alle inheemse zoogdieren (op de huismuis, de bruine rat en de zwarte rat na), vogels, reptielen en amfibieën. Bij de vissen, ongewervelde dieren en planten zijn alleen die soorten beschermd die als zodanig in de wet zijn aangewezen. Alle beschermde soorten, met uitzondering van de vogels, staan in de tabellen 1, 2 en 3 van de Flora- en faunawet. Tabel 1: Algemene soorten Dit betreft soorten waarvoor in het geval van bestendig beheer en onderhoud, bestendig gebruik of ruimtelijke ontwikkelingen een algehele vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen artikel 8 tot en met 12 van de Flora- en faunawet. Tabel 2: Overige soorten Dit betreft zeldzame en veelal bedreigde soorten. Voor deze soorten wordt in het geval van bestendig beheer en onderhoud, bestendig gebruik of ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling verleend voor de verbodsbepalingen artikel 8 tot en met 12 van de Flora- en faunawet, mits de activiteiten uitgevoerd worden op basis van een door de Minister van Economische Zaken (EZ) goedgekeurde gedragscode. Wanneer geen gedragscode wordt gevolgd, is bij werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen een ontheffing nodig. Natuurtoets onderzoeksgebied Tabel 3: Strikt beschermde soorten Onder deze tabel vallen onder andere de soorten die beschermd zijn volgens de
Natuurtoets, Zandweg 10 te Echt, januari 2015
10
Europese Habitatrichtlijn. In het geval van bestendig beheer en onderhoud en bestendig gebruik wordt voor de soorten uit tabel 3 een vrijstelling verleend van de verbodsbepalingen artikel 8 tot en met 12 van de Flora- en faunawet, mits de activiteiten uitgevoerd worden op basis van een door de Minister van EZ goedgekeurde gedragscode. Voor activiteiten in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen geldt voor deze soorten geen vrijstelling, hiervoor moet dus een ontheffing aangevraagd worden. Vogels en hun nesten mogen tijdens het broeden niet worden verstoord. Daarnaast bestaat er een lijst van het ministerie van EZ waarop de vogels zijn opgenomen waarvan het nest jaarrond beschermd is. In de Flora- en faunawet is een zorgplicht (artikel 2) opgenomen: “een ieder neemt voldoende zorg in acht voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. De zorg houdt in ieder geval in dat een ieder die weet of kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.” Dit artikel is altijd van toepassing, ongeacht vrijstelling of ontheffing.
3.2
Ecologische hoofdstructuur Natuurgebieden in Nederland zijn erg versnipperd. De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) heeft als doel om natuurgebieden te vergroten en met elkaar te verbinden. Door verbindingen tussen natuurgebieden te maken, kunnen planten en dieren zich makkelijker verspreiden over meer gebieden. Hierdoor zijn deze gebieden beter bestand tegen negatieve milieu-invloeden. In grotere natuurgebieden kunnen bovendien meer soorten planten en dieren leven. Het ruimtelijke beleid voor de EHS is gericht op behoud en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden. Daarom geldt in de EHS het ‘nee, tenzij’-regime. Dit betekent dat nieuwe plannen, projecten of handelingen niet zijn toegestaan indien deze de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant aantasten. De wezenlijke kenmerken en waarden zijn de actuele en potentiële waarden, gebaseerd op de natuurdoelen voor het gebied. Het gaat daarbij om: de bij het gebied behorende natuurdoelen en -kwaliteit, geomorfologische en aardkundige waarden en processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, stilte, donkerte en openheid, de landschapsstructuur en de belevingswaarde.
3.3
Natuurbeschermingswet 1998 De Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet) vormt in Nederland het wettelijke kader voor onder andere de aanwijzing en bescherming van Natura 2000-gebieden. De wet bepaalt dat projecten en andere handelingen die de kwaliteit van natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied kunnen verslechteren of die een significant verstorend effect kunnen hebben op soorten waarvoor het gebied is
Natuurtoets, Zandweg 10 te Echt, januari 2015
11
aangewezen, niet mogen plaatsvinden zonder vergunning (artikel 19d, eerste lid, NBwet). Voor de NB-wet maakt het niet uit of een project of handeling in of buiten een Natura 2000-gebied plaatsvindt, omdat de wet uitgaat van ‘externe werking’. Als een activiteit buiten een Natura 2000-gebied plaatsvindt, maar er wel negatieve gevolgen te verwachten zijn in het Natura 2000-gebied, moet een beoordeling plaatsvinden van de effecten die de activiteit kan hebben op de beschermde natuurwaarden. In bijlage 1 is een uitgebreidere beschrijving opgenomen. Natura 2000-gebieden mogen geen significante schade ondervinden. Dit houdt in dat bepaalde plannen en projecten op zichzelf óf in combinatie met andere plannen en projecten de natuurwaarden waarvoor de gebieden zijn aangewezen, niet significant negatief mogen beïnvloeden. Een effect is significant als de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000-gebied dreigen te worden aangetast. In deze toets wordt onderzocht of de instandhoudingsdoelen door de voorgenomen ontwikkelingen in gevaar kunnen komen.
Natuurtoets, Zandweg 10 te Echt, januari 2015
12
4
Toets Flora- en faunawet
4.1
Methode In het kader van deze quickscan heeft een bronnenonderzoek plaatsgevonden waarbij gekeken is naar gebiedsgerichte bescherming en mogelijke aanwezigheid van beschermde soorten in het plangebied. Er is voor het soortenonderzoek gebruikgemaakt van gegevens van de websites Vlindernet.nl, Libellennet.nl, Waarneming.nl en Telmee.nl en diverse verspreidingsatlassen. De gegevens over vleermuizen, amfibieën, reptielen, vissen, vlinders en libellen zijn onder andere uit dergelijke atlassen afkomstig. Daarnaast heeft een veldbezoek plaatsgevonden waarbij alle op de locatie aanwezige biotopen zijn opgenomen. De aanwezigheid van deze biotopen vormt de basis voor de mogelijkheid tot het voorkomen van beschermde soorten. Naast de biotopen zijn directe en indirecte aanwijzingen opgenomen die duiden op het voorkomen van beschermde soorten. Dergelijke aanwijzingen zijn bijvoorbeeld het fysiek aantreffen van exemplaren van soorten en het aantreffen van holen, uitwerpselen, prooiresten, vraat-, loop- en veegsporen. Deze waarnemingen zijn bij de beoordeling betrokken. De aanwezige biotopen zijn vergeleken met de habitateisen van beschermde plantenen diersoorten. Op basis van deze vergelijking is beoordeeld welke van deze soorten in het plangebied kunnen voorkomen. Een eenmalig veldbezoek is nadrukkelijk geen volledige inventarisatie. Dat betekent dat op basis van een eenmalig veldbezoek het voorkomen van soorten niet per definitie is uit te sluiten. De bevindingen van het veldbezoek en het literatuuronderzoek zijn vervolgens gebundeld in dit hoofdstuk. Het veldbezoek dat voor dit onderzoek is uitgevoerd, heeft plaatsgevonden op 15 januari 2015 in de ochtend onder de volgende weersomstandigheden: bewolkt, lichte regen en circa 4 ˚C.
4.2
Beschermde soorten Deze paragraaf beschrijft het mogelijk voorkomen van beschermde soorten in het plangebied. Per soortgroep wordt beschreven welke soorten worden verwacht, wat de mogelijke effecten van de ingreep zijn en of er mitigerende en/of compenserende maatregelen nodig zijn.
4.2.1
Flora Het plangebied bestaat volledig uit kort gegraasd weiland. Bij het veldbezoek zijn geen (resten van) beschermde planten aangetroffen. Er is vastgesteld dat in het plangebied biotopen voor beschermde planten ontbreken. Het voorkomen van beschermde plantensoorten in het plangebied kan daarom redelijkerwijs worden uitgesloten.
Natuurtoets, Zandweg 10 te Echt, januari 2015
13
Conclusie Het voorkomen van beschermde plantensoorten in het plangebied kan worden uitgesloten.
4.2.2
Vlinders en libellen Uit Waarneming.nl blijkt dat in het Diergaarderbos bruine eikenpage voorkomt, een zeldzame, maar niet beschermde vlindersoort. Op ongeveer zes kilometer van de plangebied komt het zeldzame donker pimpernelblauwtje voor (FFtabel 3). Bevindingen van het veldbezoek tonen aan dat er in het plangebied geen geschikte biotopen aanwezig zijn voor het voorkomen van deze beschermde dagvlindersoorten. Beschermde dagvlinders hebben specifieke habitateisen; het plangebied dat bestaat uit kort geraasd Engels raaigras voldoet hier niet aan. Uit de atlas De Nederlandse libellen en de website Libellennet.nl blijkt dat in de omgeving van het plangebied geen beschermde libelsoorten voorkomen. In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig, wat voortplantingsbiotoop voor libellen uitsluit. Het is mogelijk dat een algemene libelsoort incidenteel in het plangebied foerageert. Conclusie Er komen geen beschermde soorten dagvlinders of libelsoorten voor in het plangebied.
4.2.3
Mieren en kevers Beschermde soorten mieren en houtkevers zijn afhankelijk van bijzondere habitattypen als oude (naald)bossen. Deze biotopen zijn niet aanwezig in het plangebied. Beschermde waterkevers zijn afhankelijk van grote, permanent stilstaande wateren. Oppervlaktewater is in het plangebied niet aanwezig. Het voorkomen van beschermde waterkevers in het plangebied kan worden uitgesloten. Conclusie Er komen geen beschermde soorten mieren en kevers voor in het plangebied.
4.2.4
Vissen In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Hierdoor kunnen geen vissen voorkomen in het plangebied. Er is daarom niet nader onderzocht of beschermde vissen voorkomen in de buurt van het plangebied. Conclusie In het plangebied komen geen vissen voor.
Natuurtoets, Zandweg 10 te Echt, januari 2015
14
4.2.5
Reptielen en amfibieën Volgens de verspreidingskaarten in het boek ‘De amfibieën en reptielen van Nederland’ (Creemers et al. 2009) en Waarneming.nl komen in de omgeving van het plangebied de amfibieënsoorten; kleine watersalamander, gewone pad, bruine kikker, bastaardkikker (alle FFtabel 1) en boomkikker, poelkikker, kamsalamander en rugstreeppad (alle FFtabel 3) voor. Volgens deze bron komt in de omgeving van het plangebied tevens levendbarende hagedis (FFtabel 2) en hazelworm (FFtabel 3) voor. Uit het veldbezoek blijkt dat door het ontbreken van geschikte biotopen het voorkomen van levendbarende hagedis en hazelworm, in het plangebied kan worden uitgesloten. Door het ontbreken van oppervlaktewater is het plangebied geen voortplantingslocatie voor amfibieën. Door het ontbreken van oppervlaktewater vormt het plangebied ook geen geschikt leefgebied voor meer watergebonden soorten, zoals bijvoorbeeld bastaardkikker, poelkikker en kamsalamander. Ook ontbreekt in het plangebied geschikt biotoop voor de boomkikker. Het plangebied is wel geschikt om te dienen als landbiotoop voor de minder kritische soorten van FFtabel 1, zoals gewone pad en bruine kikker. Effectbeoordeling Het plangebied is geschikt om te dienen als landbiotoop voor de minder kritische soorten van FFtabel 1, zoals gewone pad en bruine kikker. De voorgenomen hebben een negatief effect op mogelijk in het plangebied voorkomende amfibieën vanwege het verdwijnen van landbiotoop. Conclusie De voorgenomen plannen hebben een negatief effect op het landhabitat van amfibieën van FFtabel 1. Voor zwaarder beschermde soorten amfibieën (FFtabel 2 en 3) en beschermde reptielen ontbreken geschikte biotopen binnen het plangebied.
4.2.6
Vogels Tijdens het veldbezoek zijn in het plangebied enkele algemeen voorkomende vogelsoorten waargenomen, waaronder merel en houtduif. Het plangebied is geschikt als foerageergebied voor algemene vogelsoorten. Deze soorten kunnen broedgebied vinden in de laanbomen langs de Zandweg. Binnen het plangebied zijn geen bomen of struiken aanwezig. Tijdens het veldbezoek zijn geen (sporen van) vaste rust- en verblijfplaatsen van jaarrond beschermde vogelsoorten aangetroffen, zoals bijvoorbeeld uilen. Op ongeveer 500 meter ten zuidoosten van het plangebied is vaste rust- en verblijfplaats van steenuil bekend. Het plangebied vormt foerageergebied voor de steenuil. Aangezien het essentiële foerageergebied voor het functioneren van een vaste rust -en verblijfplaats van de steenuil tot ongeveer 300 meter
Natuurtoets, Zandweg 10 te Echt, januari 2015
15
vanaf het nest ligt, vormt het plangebied geen essentieel foerageergebied voor de steenuil. Mogelijk vormt het weiland ook foerageergebied voor steenuil. Effectbeoordeling De voorgenomen ontwikkeling heeft geen negatief effect op het foerageer- en broedgebied van algemene vogelsoorten. In de omgeving blijft voldoende broed- en foerageergebied behouden. Ook zal het geen negatief effect hebben op in de omgeving aanwezige (steen)uilen, in de buurt van het plangebied zijn voldoende alternatieve foerageergebieden aanwezig. Conclusie Het plangebied is geschikt als foerageer- en broedgebied voor algemene vogelsoorten (FFtabel vogels). Als het eventueel verwijderen van bomen en struiken buiten het broedseizoen plaatsvindt, wordt voorkomen dat er negatieve effecten optreden ten aanzien van algemeen voorkomende vogelsoorten.
4.2.7
Zoogdieren Vleermuizen Uit de Atlas van de Nederlandse vleermuizen, Waarneming.nl en Korsten en Regelink (2010) blijkt dat de soorten gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, bosvleermuis, laatvlieger, rosse vleermuis, gewone grootoorvleermuis, grijze grootoorvleermuis, franjestaart, meervleermuis, baardvleermuis, Brandts vleermuis, Bechsteins vleermuis, ingekorven vleermuis, vale vleermuis en watervleermuis (alle FFtabel 3) voorkomen in de omgeving van het plangebied. De zolders van de Abdij Lilbosch en het gebouw voormalig klooster Mariahoop herbergen de enige bekende kraamkolonies van de ingekorven vleermuis in Nederland. Het hele plangebied is geschikt als foerageergebied voor vleermuizen die in het open gebied foerageren. Voor soorten die in bossen of rondom vegetatie foerageren is het plangebied niet geschikt als foerageergebied. In het plangebied ontbreken gebouwen en bomen die kunnen dienen als verblijfplaats voor vleermuizen. Langs het plangebied staan aan de noordzijde de laanbomen van de Zandweg en aan de zuid- en oostkant ligt de bosrand die zouden kunnen functioneren als belangrijke vliegroute voor vleermuizen. Overige zoogdieren Het plangebied kan (onderdeel van) het leefgebied vormen van soorten als mol, konijn, egel en diverse algemene muizensoorten (alle FFtabel 1). Uit gegevens van de Waarneming.nl en Telmee.nl blijkt dat in de omgeving van het plangebied de volgende beschermde zoogdiersoorten voorkomen: eekhoorn, steenmarter (beide FFtabel 2) en das (FFtabel 3). De eekhoorn vindt geen leefgebied in het plangebied.
Natuurtoets, Zandweg 10 te Echt, januari 2015
16
Mogelijk vormt het plangebied een onderdeel van het grotere leefgebied/foerageergebied van de steenmarter. Verblijfplaatsen van steenmarter kunnen worden uitgesloten in het plangebied. De das komt voor in ruimere omgeving van het plangebied. In de aangrenzende bosgebieden zijn geen dassenburchten aanwezig. Binnen het plangebied zijn geen sporen gevonden van dassen. Het is daarom uitgesloten dat het plangebied foerageergebied vormt voor dassen. Effectbeoordeling Het plangebied is geschikt als foerageergebied voor vleermuizen. De voorgenomen ontwikkeling zal geen negatief effect hebben op de functie van het plangebied als foerageergebied. Een aantal grondgebonden zoogdieren van FFtabel 1 benut het plangebied als (onderdeel van hun) leefgebied. De voorgenomen ontwikkeling heeft een negatief effect op deze soorten door het verdwijnen van leefgebied. Voorgenomen plannen hebben geen negatief effect op het foerageergebied van steenmarter (FFtabel 2). In de omgeving van het plangebied is voldoende geschikt leefgebied voor steenmarters aanwezig. Het plangebied is niet van belang als foerageergebied voor de das, de voorgenomen plannen hebben derhalve geen effect op de das. Mitigerende maatregelen Voor de soorten van FFtabel 1 geldt in het kader van ruimtelijke ontwikkeling een algehele vrijstelling. Het is derhalve niet noodzakelijk om mitigerende maatregelen te nemen voor de zoogdiersoorten van FFtabel 1. Conclusie De voorgenomen ontwikkelingen hebben geen negatieve effecten op mogelijk aanwezig foerageergebied van vleermuizen. Het plangebied is voor een aantal grondgebonden zoogdieren van FFtabel 1 geschikt als (onderdeel van hun) leefgebied. Voor de soorten van FFtabel 1 geldt in het kader van ruimtelijke ontwikkeling een vrijstelling. Het is derhalve niet noodzakelijk om mitigerende of compenserende maatregelen uit te voeren voor de zoogdiersoorten van FFtabel 1. Voorgenomen plannen hebben geen negatief effect op mogelijk leefgebied/foerageergebied van steenmarter.
Natuurtoets, Zandweg 10 te Echt, januari 2015
17
5
Toets ecologische hoofdstructuur
Natuurgebieden in Nederland zijn erg versnipperd. De Ecologische Hoofdstructuur (EHS), tegenwoordig het nationaal natuurnetwerk genoemd, heeft als doel om natuurgebieden te vergroten en met elkaar te verbinden. Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied. Vanaf 2014 zijn de provincies verantwoordelijk voor het Natuurnetwerk Nederland. Het ruimtelijke beleid voor de EHS is gericht op behoud en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden. Daarom geldt in de EHS het ‘nee, tenzij’-regime. Dit betekent dat nieuwe plannen, projecten of handelingen niet zijn toegestaan indien deze de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant aantasten. De wezenlijke kenmerken en waarden zijn de actuele en potentiële waarden, gebaseerd op de natuurdoelen voor het gebied. Het gaat daarbij om: de bij het gebied behorende natuurdoelen en -kwaliteit, geomorfologische en aardkundige waarden en processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, stilte, donkerte en openheid, de landschapsstructuur en de belevingswaarde. Ligging van het natuurnetwerk in Limburg is opgenomen in het Provinciale Omgevingsplan Limburg 2014 (POL 2014), zie figuur 4. Zoals blijkt uit het Provinciale POL 2014 zijn delen van het plangebied aangewezen als bronsgroene landschapszone, zilvergroene natuurzone en goudgroene natuurzone, zie figuur 3.
Figuur 3. Natuur in en rond het plangebied (Pol 2014), bron: Polviewer.nl
Zilvergroene natuurzone In de zilvergroene natuurzone staat het benutten van kansen voor natuur centraal. De zilvergroene natuurzone kan worden gebruikt voor het aanleggen van extra natuur in kader van compensatieverplichtingen of het verbinden van ‘goudgroene natuurzones’ (ofwel het nationaal natuurnetwerk voorheen benoemd als EHS). De zilvergroene natuurzone maakt geen onderdeel uit van het nationaal natuurnetwerk.
Natuurtoets, Zandweg 10 te Echt, januari 2015
18
Goudgroene natuurzone In de goudgroene natuurzone staat beschermen en versterken van de natuur centraal. De goudgroene natuurzone is onderdeel van het nationaal natuurnetwerk, ook wel ecologische hoofstructuur (EHS) genoemd. De planologische bescherming van de goudgroene natuurzones krijgt vorm door een nee-tenzijbescherming in de Omgevingsverordening (POL 2014). Er zal in het kader van de voorgenomen plannen alleen aan de EHS getoetst worden.
Figuur 4. Ligging plangebied (rood omlijnd) t.o.v. de EHS. bron: Viewer Ontwerp Natuurbeheerplan 2016 Limburg
5.1
Effectbeoordeling Het ruimtelijke beleid voor de EHS is gericht op behoud en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden. De belangrijkste motivering voor de EHS is dan ook het streven naar behoud van de Nederlandse biodiversiteit. In dit hoofdstuk wordt beschreven wat voor het plangebied de wezenlijke kenmerken en waarden zijn. Om de wezenlijke kenmerken te bepalen is uitgegaan van het Ontwerp Provinciale Natuurbeheerkaart 2016 van provincie Limburg. Deze kaart vormt het kader waaraan getoetst wordt. Het plangebied vormt geen onderdeel van de EHS, maar grenst aan de zuid- en oostkant aan de EHS/goudgroene natuurzone. Uit het Provinciale Natuurbeheerplan blijkt het plangebied in het deelgebied MLO11.10B ligt. Het beheertype van het aangrenzende bosgebied is N16.01 droge bossen met productie. Uit de index natuur, landschap en recreatie (2008) blijkt dat de betekenis voor de biodiversiteit in droge bossen met productie vooral uit (vaak bedreigde) paddestoelen, korst- en bladmossen, enkele vaatplanten, insecten en broedvogels bestaat. Als gevolg van de voorgenomen plannen vindt er geen ingreep plaats in een gebied dat is aangewezen als EHS-gebied. Effecten door oppervlakteverlies zijn derhalve niet aan de orde. Het realiseren van de Experience Centre vormt geen belemmering voor de uitwisseling van soorten tussen het deelgebied en andere natuurgebieden in de omgeving. Effecten door versnippering zijn derhalve niet aan de orde.
Natuurtoets, Zandweg 10 te Echt, januari 2015
19
Verstoring Het realiseren van de bebouwing en de aanleg van een parkeerplaats leidt naar verwachting niet tot lokale verstoring van diersoorten gedurende de aanlegfase. Werkzaamheden zullen overdag plaatsvinden en de bouwlocatie zal ’s nachts niet verlicht worden. Als gevolg van de wijziging van het bestemmingsplan en de nieuwe functie van de locatie vindt geen aantasting plaats van het ecologisch functioneren van de beheertypen die in het deelgebied grenzend aan het plangebied ambitie zijn. Er zijn geen effecten te verwachten op het functioneren van de EHS. Stikstofdepositie Effecten op de EHS kunnen direct zijn door middel van oppervlakte verlies of indirect over een afstand. Indirecte effecten wordt ook wel externe werking genoemd. De EHS kent geen zogenaamde externe werking (Rijksbeleid) en ook de provincie Limburg stelt in haar Omgevingsverordening (POL 2014) geen regels ter bescherming van EHS betreffende externe werking. Aangezien de EHS geen regels kent aangaande externe werking en het gebied is komen te vervallen als zeer kwetsbare EHS gebiedsdeel, zoals bedoeld in de Wet ammoniak en veehouderij (Wav), zie figuur 5, is een nadere effectbeoordeling buiten beschouwing gelaten.
Figuur 5. Uitsnede kaart ‘Besluit zeer kwetsbare gebieden Wet ammoniak en veehouderij’ provincie Limburg
Conclusie Als gevolg van de ingreep vindt geen aantasting plaats van het ecologisch functioneren van de beheertype 16.01. Er zijn geen mitigerende of compenserende maatregelen noodzakelijk.
Natuurtoets, Zandweg 10 te Echt, januari 2015
20
6
Voortoets Natuurbeschermingswet 1998
De voorgenomen ontwikkelingen hebben mogelijk schadelijke effecten op Natura 2000gebieden. In dit hoofdstuk wordt beschreven op welke beschermde gebieden de plannen mogelijk een effect hebben en tot welke storende factoren de plannen en activiteiten die verband houden met de ontwikkeling van het Experience Centre kunnen leiden. Deze zijn opgesplitst in tijdelijke en permanente effecten. Binnen de invloedssfeer van de voorgenomen plannen liggen drie Natura 2000-gebieden: + Abdij Lilbosch & voormalig Klooster Mariahoop; + Roerdal; + Maasuiterwaarden in België. Ruimtelijke plannen in de omgeving van een Natura 2000-gebied dienen, via de habitattoets, te worden getoetst aan bestaande wet- en regelgeving.
6.1
Methode De habitattoets dient om vast te stellen of, en zo ja, onder welke voorwaarden een menselijke activiteit in en rondom een Natura 2000-gebied kan worden toegelaten. De toetsing moet de zekerheid bieden dat de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000gebied niet worden aangetast en verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten, dan wel een verstoring van soorten niet optreedt. Bij de habitattoets worden drie fasen onderscheiden: 1. Oriëntatiefase (voortoets) 2. Verslechterings- en verstoringstoets 3. Passende beoordeling Voortoets In de oriëntatiefase van de plannen is het noodzakelijk om een voortoets uit te voeren De voortoets in de oriëntatiefase is niet wettelijk verplicht maar wel vaak gewenst door het bevoegde gezag om snel duidelijk te krijgen of de kans bestaat dat er negatieve effecten optreden ten gevolge van de geplande ruimtelijke ontwikkeling. In deze fase kan vooroverleg plaatsvinden tussen de initiatiefnemer en het bevoegd gezag. Op basis van informatie over de activiteit, de natuurwaarden en de mogelijke effecten, wordt een objectieve beoordeling gemaakt. Afhankelijk van de uitkomst van de toets worden vervolgstappen bepaald en/of een vergunningplicht aan de orde is : verstoring- en/of verslechteringstoets (kans op negatieve effecten), passende beoordeling (kans op significante negatieve effecten), of geen verdere toetsing (geen kans op negatieve effecten). Hiertoe is in kaart gebracht welke soorten en habitattypen zijn aangewezen voor de in de omgeving gelegen Natura 2000-gebied en de bijbehorende instandhoudingdoelstellingen. Daarnaast is gekeken naar het voorkomen van de aangewezen soorten en habitattypen in de Natura 2000-gebieden, wat de relatie tussen het plangebied en het Natura 2000-gebieden is, wat de mogelijke effecten zijn
Natuurtoets, Zandweg 10 te Echt, januari 2015
21
van de ontwikkeling op de Natura 2000-gebieden en in welke mate de soorten en hun leefgebied en de habitattypen van de Natura 2000-gebieden gevoelig zijn voor deze effecten. Op basis van de beschikbare literatuur wordt een uitspraak gedaan of het optreden van (significant) negatieve effecten al dan niet met zekerheid kan worden uitgesloten. Is er zeker geen sprake van negatieve effecten op het Natura 2000gebied, dan is een passende beoordeling niet noodzakelijk.
6.2
Beschrijving Natura 2000-gebieden en mogelijke effecten 1. Abdij Lilbosch & voormalig Klooster Mariahoop De Abdij Lilbosch is gelegen te midden van landbouwgronden en een broekbos, het Haeselaarsbroek. Het voormalig klooster Mariahoop ligt hemelsbreed ongeveer 4 km oostelijk van de Abdij Lilbosch. De zolders van de abdij en het gebouw voormalig klooster herbergen kraamkolonies van de ingekorven vleermuis. Deze beide gebouwen zijn om deze reden aangemeld onder de Habitatrichtlijn. Voor het behoud van deze kolonies is het zaak om in de omgeving kleinschalige landschapsstructuren in stand te houden. Hiertoe behoren de lijnvormige elementen waarlangs de vleermuizen zich verplaatsten en jagen, en de natte delen en kleine bosjes die zorgen voor voldoende aanbod aan insecten (EZ). Uit de effectenindicator, opgesteld door het voormalige ministerie van LNV, blijkt dat beschermde waarden van de Abdij Lilbosch & voormalig Klooster Mariahoop bij de ontwikkeling van grondgebonden landbouw en door landrecreatie kunnen worden geschaad door: oppervlakteverlies, versnippering, verontreiniging, verdroging, verstoring door geluid, verstoring door licht, mechanische effecten, optische verstoringen en bewuste verandering soortensamenstelling. Mogelijke effecten Effecten door oppervlakteverlies kunnen worden uitgesloten aangezien de ontwikkeling buiten het Natura 2000-gebied is gesitueerd en zich binnen het plangebied geen onderdelen van het leefgebied van de ingekorven vleermuis bevinden, zoals foerageergebied of vliegroutes. Ook de effecten verontreiniging, verdroging, verstoring door geluid, mechanische effecten, optische verstoringen en bewuste veranderingen van de soortensamenstelling zijn op voorhand uitgesloten vanwege de aard van de voorgenomen plannen en de grote afstand tot het Natura 2000-gebied. De effecten die kunnen optreden door de ontwikkeling van de Experience Centre en mogelijk een negatief effect hebben op de ingekorven vleermuis zijn: versnippering en/of verstoring door licht. Versnippering Uit de quickscan flora en fauna is gebleken dat langs het plangebied mogelijk vliegroutes van de ingekorven vleermuis lopen. Het onderbreken van delen van deze vliegroute heeft een negatief effect op de vleermuizen. Aangezien de huidige bomenlanen en bosranden in stand worden gehouden, hebben de plannen geen effect op de ingekorven vleermuis. Er is geen sprake van versnippering.
Natuurtoets, Zandweg 10 te Echt, januari 2015
22
Verstoring door licht Verstoring van licht zou kunnen optreden door uitstrooi van licht op in de omgeving aanwezige vliegroutes en foerageergebieden. Het plan voorziet in dagrecreatie waardoor het gebied ’s avonds en ’s nachts niet verlicht hoeft te worden. Doordat de parkeerplaats aan de voorzijde van de bebouwing wordt geregeld en het terrein achter het bezoekerscentrum dat zal worden gebruikt ’s nachts niet verlicht wordt, zal er geen sprake zijn van verstoring door licht. Lichtuitstoot op mogelijke vliegroutes is daarom niet aan de orde.
2. Roerdal Het Roerdal ligt in een slenk (de Centrale slenk of Roerdalslenk) die ontstaan is door opheffing van de omliggende gebieden (de horsten) langs aardbreuken. Het Nederlandse deel van Roer ligt daardoor in een vrij vlak gebied en heeft grote meanders. Langs de oevers bevinden zich plaatselijk grindbanken en er zijn steile oeverwallen aanwezig. Het gebied bestaat uit de Roer, waarin de gemeenschap van vlottende waterranonkel aanwezig is, met de omliggende gronden, bestaande uit landbouwgronden en natuurterreinen met bossen, inunderende graslanden, afgesloten meanders, plassen en poelen en floristisch waardevolle wegbermen. Een groot deel van de oevers bestaat uit voedselrijke ruigten (EZ). Instandhoudingsdoelstellingen SVI Doelst. Doelst. Doelst. Landelijk Opp.vl. Kwal. Pop. Habitattypen H3260A H6510A H91D0 H91E0C
Beken en rivieren met waterplanten (waterranonkels) Glanshaver- en vossenstaarthooilanden (glanshaver) *Hoogveenbossen *Vochtige alluviale bossen (beekbegeleidende bossen)
-
>
=
>
>
-
= =
> =
-----
= = > = > = = = = =
= > > > = > = = = =
Habitatsoorten H1016 H1037 H1061 H1095 H1096 H1099 H1134 H1163 H1166 H1337
Zeggekorfslak Gaffellibel Donker pimpernelblauwtje Zeeprik Beekprik Rivierprik Bittervoorn Rivierdonderpad Kamsalamander Bever
Legenda SVI landelijk = > =(<)
Behoudsdoelstelling Verbeter- of uitbreidingsdoelstelling Ontwerp-aanwijzingsbesluit heeft 'ten gunste van' formulering
Natuurtoets, Zandweg 10 te Echt, januari 2015
= > > > > = = = = >
23
Mogelijke effecten Als basis voor het bepalen van de mogelijke effecten van de ontwikkeling op de habitattypen en -soorten van het Natura 2000-gebied is gebruikgemaakt van de effectenindicator van het Ministerie van Economische Zaken. De volgende effecten kunnen optreden op het Natura 2000-gebied Roerdal bij de ontwikkeling van de activiteiten grondgebonden landbouw en landrecreatie: oppervlakteverlies, versnippering, verzuring door stikstof uit de lucht, vermesting door stikstof uit de lucht, verontreiniging, verdroging, verstoring door geluid, verstoring door licht, optische verstoring, verstoring door mechanische effecten, bewuste verandering soortensamenstelling. De ruimtelijke ontwikkeling vindt plaats buiten het Natura 2000-gebied derhalve zal er alleen rekening worden gehouden met de effecten van de “externe werking”. Het Natura 2000-gebied Roerdal ligt op ongeveer 6,3 kilometer afstand van het plangebied. Behalve stikstofdepositie zijn alle overige mogelijke effecten daarom op voorhand uit te sluiten. Ook een vorm van externe werking is het wanneer er een ecologische relatie is tussen het plangebied en het Natura 2000-gebied. Uit de Toets Flora- en faunawet is gebleken dat er geen sprake is van een of meer ecologische relaties tussen het plangebied en het Natura 2000-gebied. Het plangebied heeft geen waarde voor een of meer van de habitattypen of -soorten waarvoor het Natura 2000-gebied is aangewezen. Verzuring door stikstof uit de lucht, vermesting door stikstof uit de lucht In het Natura 2000-gebied dat het dichtst bij het plangebied ligt zijn geen stikstofgevoelige habitats aanwezig. Wel is in het gebied het donker pimpernelblauwtje aanwezig. Het habitat van het donker pimpernelblauwtje is stikstofgevoelig. . Door Aelmans Ruimte, Omgeving en Milieu B.V. is in januari 2015 een onderzoek naar stikstofdepositie uitgevoerd, dit is opgenomen de toelichting bij het bestemmingsplan. Uit de bepaling van de stikstofdepositie als gevolg van de voorgenomen plannen op Natura 2000-gebied Roerdal blijkt dat door voorgenomen plannen geen significant effect hebben op het Natura 2000-gebied. Op basis van het onderzoek is een Natuurbeschermingswet 1998 vergunning aangevraagd.
3. Uiterwaarden langs de Limburgse Maas met deelgebied Vijverbroek (België) De mogelijke effecten die kunnen optreden op het Natura 2000-gebied deelgebied Uiterwaarden langs de Limburgse Maas met Vijverbroek bij de ontwikkeling van de voorgenomen plannen zijn: oppervlakteverlies, versnippering, verzuring door stikstof uit de lucht, vermesting door stikstof uit de lucht, verontreiniging, verdroging, verstoring door geluid, verstoring door licht, optische verstoring, verstoring door mechanische effecten, bewuste verandering soortensamenstelling. De ruimtelijke ontwikkeling vindt plaats op ongeveer 10,5 kilometer van dit deelgebied daarom hoeft er alleen rekening worden gehouden met de effecten van de “externe werking”.
Natuurtoets, Zandweg 10 te Echt, januari 2015
24
Vanwege de grote afstand van het plangebied tot het Natura 2000-gebied zijn alle mogelijke effecten, behalve stikstofdepositie, op voorhand uit te sluiten. Door Aelmans Ruimte, Omgeving en Milieu B.V. is in januari 2015 een onderzoek naar stikstofdepositie uitgevoerd dit is opgenomen de toelichting bij het bestemmingsplan. Uit de bepaling van de stikstofdepositie als gevolg van de voorgenomen plannen op Natura 2000-gebied Roerdal blijkt dat door voorgenomen plannen geen significant effect hebben op het Natura 2000-gebied. Op basis van het onderzoek is een Natuurbeschermingswet 1998 vergunning aangevraagd.
6.3
Conclusie De voorgenomen plannen hebben geen negatief effect op de in de buurt gelegen Natura 2000-gebieden. Het uitvoeren van een passende beoordeling is niet noodzakelijk.
Natuurtoets, Zandweg 10 te Echt, januari 2015
25
7
Conclusies
7.1
Toets Flora- en faunawet In het plangebied komen mogelijk verschillende beschermde soorten voor die vermeld staan in de tabellen van de Flora- en faunawet, zie tabel 1 op de volgende pagina. Soorten van FFtabel 1 Mogelijk wordt het plangebied gebruikt door enkele grondgebonden zoogdieren en amfibieën die zijn opgenomen in FFtabel 1. De voorgenomen plannen hebben geen effect op zoogdieren en/of amfibieën van FFtabel 1. Soorten van FFtabel 2 Mogelijk vormt het plangebied een onderdeel van het grotere leefgebied/foerageergebied van de steenmarter. De voorgenomen plannen hebben geen effect op het leefgebied/foerageergebied van de steenmarter. Soorten van FFtabel 3 Het plangebied kan deel uitmaken van het foerageergebied van vleermuizen. Voorgenomen plannen zullen geen negatief effect hebben op het foerageergebied van vleermuizen. Soorten van FFtabel vogels Het plangebied is geschikt als foerageergebied voor algemene vogelsoorten en vogels met een jaarrond beschermd nest (FFtabel vogels). De voorgenomen plannen hebben geen negatief effect op deze vogelsoorten. Tabel 1. Overzicht mogelijk aanwezige en aangetroffen beschermde soorten Soort(groep)
Bescherming
Functie
Mogelijk effect
plangebied Amfibieën
FFtabel 1
Landhabitat
Ontheffing
Maatregelen
nodig Ja
Nee,
-
algehele vrijstelling Grondgebonden
FFtabel 1
zoogdieren
Leef- en
Nee
foerageergebied
Nee,
-
algehele vrijstelling
Steenmarter
FFtabel 2
Leef- en
Nee
-
-
foerageergebied
7.2
Vogels
Vogels
Foerageergebied
Nee
Nee
Vleermuizen
FFtabel 3
Foerageergebied
Nee
Nee
-
Toets ecologische Hoofdstructuur Als gevolg van de wijziging van de voorgenomen plannen vindt geen aantasting plaats van het ecologisch functioneren van het beheertype 16.01 droge bossen met productie dat in het deelgebied grenzend aan het plangebied ambitie is. De plannen hebben geen negatief effect op het functioneren van de EHS.
Natuurtoets, Zandweg 10 te Echt, januari 2015
26
7.3
Voortoets Natuurbeschermingswet 1998 De voorgenomen plannen hebben geen negatieve effecten op de dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden en de instandhoudingsdoelstellingen van de habitattypen en soorten waarvoor de gebieden zijn aangewezen. Het uitvoeren van een passende beoordeling is niet noodzakelijk.
Natuurtoets, Zandweg 10 te Echt, januari 2015
27
Geraadpleegde bronnen
Literatuur +
+
+
+ + +
+
Bos F., M. Bosveld, D. Groenendijk, C. van Swaay, I. Wynhoff, De Vlinderstichting, 2006. De dagvlinders van Nederland, verspreiding en bescherming (Lepidoptera: Hesperioidea, Papilionoidea). Nederlandse Fauna 7. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden. Creemers R.C.M. & J.J.C.W. van Delft (RAVON) (redactie). 2009. De amfibieën en reptielen van Nederland, Nederlandse Fauna 9. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, European Invertebrate Survey Nederland, Leiden. Korsten, E. en Regelink J.R. Herkennen van potentiële vleermuiswaarden: in het kader van quickscans en andere ecologisch vooronderzoek. Zoogdiervereniging- rapport 2010.44. Zoogdiervereniging, Nijmegen. Limpens, H., K. Mostert, W. Bongers, 1997. Atlas van de Nederlandse vleermuizen, onderzoek naar verspreiding en ecologie. KNNV Uitgeverij, Utrecht. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Brochure: Buiten aan het werk? Houd tijdig rekening met beschermde dieren en planten, 22 februari 2005. Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie, 2002. De Nederlandse libellen (Odonata). Nederlandse Fauna 4. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden. Index Natuur, Landschap en Recreatie Versie 10 april 2008: Beschrijving beheer- en recreatietypen Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, De Landschappen, Unie van Bosgroepen, Federatie Particulier Grondbezit
Internet + + + + + + + + + + + +
www.limburg.nl, geraadpleegd 22 januari 2015 www.limburg.nl, kaart 8; Besluit zeer kwetsbare gebieden Wet ammoniak en veehouderij, geraadpleegd 22 januari 2015. EHS: Gisviewer provincie Limburg, geraadpleegd 22 januari 2015 http://ags.prvgld.nl/GLD.Atlas/(S(m0rxod30hsspvhyzioxhau55))/Default.aspx?applicatie=Ehs Natura 2000-gebieden en EHS, http://www.synbiosys.alterra.nl/natura2000/googlemapszoek2.aspx, 15 januari 2015 www.eis-nederland.nl www.libellennet.nl www.ravon.nl www.soortenbank.nl www.telmee.nl www.vlindernet.nl www.waarneming.nl www.zoogdiervereniging.nl
Natuurtoets, Zandweg 10 te Echt, januari 2015
28
Bijlage 1 Effectenindicator (ministerie van EZ)
Natura 2000-gebied Abdij Lilbosch & voormalig Klooster Mariahoop
Vermesting door stikstof uit de lucht
Verontreiniging
Verdroging
Bewuste verandering soortensamenstelling
Verzuring door stikstof uit de lucht
2
3
4
7
8 13 16 17 19
Optische verstoring
Versnippering
1
Verstoring door geluid
Oppervlakteverlies Storingsfactor
Verstoring door mechanische effecten
De selectie is uitgevoerd op gebied 'Abdij Lilbosch & voormalig Klooster Mariahoop' en activiteit 'Grondgebonden landbouw'.
Ingekorven vleermuis
Storingsfactor
1
7
Verstoring door mechanische effecten
Optische verstoring
Verstoring door licht
Verstoring door geluid
Verontreiniging
Oppervlakteverlies
De selectie is uitgevoerd op gebied 'Abdij Lilbosch & voormalig Klooster Mariahoop' en activiteit 'Landrecreatie'.
13 14 16 17
Ingekorven vleermuis zeer gevoelig gevoelig niet gevoelig n.v.t. onbekend
Natuurtoets, Zandweg 10 te Echt, januari 2015
29
Natura 2000-gebied Roerdal
Vermesting door stikstof uit de lucht
Verontreiniging
Verdroging
Bewuste verandering soortensamenstelling
Verzuring door stikstof uit de lucht
2
3
4
7
8 13 16 17 19
Optische verstoring
Versnippering
1
Verstoring door geluid
Oppervlakteverlies Storingsfactor
Verstoring door mechanische effecten
De selectie is uitgevoerd op gebied 'Roerdal' en activiteit 'Grondgebonden landbouw'.
Beken en rivieren met waterplanten Glanshaver- en vossenstaarthooilanden *Hoogveenbossen Beekprik Bever Bittervoorn Donker pimpernelblauwtje Gaffellibel Kamsalamander Rivierdonderpad Rivierprik Zeeprik Zeggekorfslak
zeer gevoelig gevoelig niet gevoelig n.v.t. onbekend
Natuurtoets, Zandweg 10 te Echt, januari 2015
30
Verstoring door mechanische effecten
Optische verstoring
Verontreiniging
Verstoring door licht
Oppervlakteverlies Storingsfactor
Verstoring door geluid
De selectie is uitgevoerd op gebied 'Roerdal' en activiteit 'Landrecreatie'.
1
7 13 14 16 17
Beken en rivieren met waterplanten Glanshaver- en vossenstaarthooilanden *Hoogveenbossen Beekprik Bever Bittervoorn Donker pimpernelblauwtje Gaffellibel Kamsalamander Rivierdonderpad Rivierprik Zeeprik Zeggekorfslak
zeer gevoelig gevoelig niet gevoelig n.v.t. onbekend
Natuurtoets, Zandweg 10 te Echt, januari 2015
31