2
Natuurtoets introductie elektrisch varen in Waterland-Zuidoost
3
Inhoudsopgave
Inleiding .......................................................................................................................4 Gebiedsbeschrijving ....................................................................................................8 Bronnen en onderzoeksaanpak ...................................................................................9 Algemene effecten op de natuur ...............................................................................10 Natuurtoets ................................................................................................................13 Conclusies natuurtoets ..............................................................................................22 Toetsing Beschermde natuurmonumenten ................................................................23 Toetsing Flora- en faunawet ......................................................................................23 Toetsing Ecologische Hoofdstructuur ........................................................................25 Aanbevelingen ...........................................................................................................25 Literatuur ...................................................................................................................26 Colofon ......................................................................................................................27
Natuurtoets introductie elektrisch varen in Waterland-Zuidoost
4
Inleiding Landschap Waterland, een samenwerkingsverband van provincie en betrokken gemeenten, heeft het plan opgevat in de gehele regio Waterland de mogelijkheden voor elektrisch varen mogelijk te maken. Onder elektrisch varen wordt verstaan het varen met zogenaamde fluiterboten. Dit zijn boten welke varen met elektromotoren en aangedreven door een accu. In de regel zijn het op dit moment vrij lage boten met zo’n vijf zitplaatsen. Kenmerk van deze boten is de beperkte vaarsnelheid en een laag geluidsniveau. Voor meer informatie zie het concept plan van aanpak (Meuleman, 2008).
Figuur 1 Alle routes elektrisch varen en toponiemen in de regio Waterland. In blauw de in dit rapport behandelde vaarroutes. Bron: Landschap Waterland.
De doelstelling van het project elektrisch varen pleisterplaatsen en infrastructuur is bij te dragen aan de visie op de ontwikkeling van recreatieve hoofdstructuur en nevenstructuur (pers. meded. A. Rohof). Dit door het bestaande vaargebied te vergroten door de rand van Amsterdam-Noordoost (recreatieve hoofdstructuur Noorderstrook) via de Aeën en Dieën te verbinden aan het bestaande vaarroutenetwerk. Daarmee ontstaat een noord-zuid tak die op dit moment in de vaarroutestructuur ontbreekt. Bijkomend voordeel is ook dat er meer rondgevaren kan worden en het heen en weer varen over dezelfde wateren niet hoeft, als je daar geen behoefte aan hebt.
Natuurtoets introductie elektrisch varen in Waterland-Zuidoost
5
Hiervoor is de basis gelegd met het Recreatieplan Waterland van 2002 (Vista, 2002). Het beleid van het Landschap is er op gericht om eerst te zorgen voor alternatieven voor verbrandingsmotoren (stimuleren elektrisch varen) alvorens de gezamenlijke overheden te bewegen instrumentarium te ontwikkelen voor een betere regulering en terugdringen van de overlast van verbrandingsmotoren. Na uitkomen van het Recreatieplan Waterland is het proces vervolgd door een haalbaarheidsonderzoek door Jan Buijs Agro advies uit 2003. Op basis van dat onderzoek is afgesproken dat de agrarische natuurvereniging Waterland, (nu Water, Land en Dijken) zich inzet voor uitbreiding van het aantal verhuurders van fluisterpunters en promotie en Landschap Waterland zich zal gaan inzetten voor verbetering van de infrastructuur. In de afgelopen jaren is in de 1e fase pleisterplaatsen en infrastructuur een haalbaarheidsonderzoek uitgevoerd en fondsen geworven voor het wegnemen van een aantal fysieke knelpunten. Als gevolg van de inspanningen van de natuurvereniging zijn er 3 nieuwe verhuurders van fluisterbootjes bijgekomen (LNH, werkschuur Ilperveld, Theetuin Deun in Overleek en een particulier in Holysloot. De vloot fluisterboten van een particulier te Broek in Waterland is sindsdien gegroeid van 3 naar 10 fluisterboten. In deze natuurtoets wordt ervan uitgegaan, dat de introductie van elektrisch varen niet direct een toename van het vaarverkeer impliceert. Er zal meer een verschuiving van de ene vorm van waterrecreatie naar deze vorm kan gaan plaats vinden. In de huidige situatie is er al sprake van diverse vormen van waterrecreatie. Naast kanoën gaat zien we in het gebied naast beroepsvaart zoals op het Noordhollandsch Kanaal, recreatietoervaart (kajuitmotorboten) op de hoofdwateren (kanalen en diverse tochten), en open motorboten. In het nu beschouwde deelgebied in deze natuurtoets is er alleen recreatietoervaart op het NH kanaal en de Broekervaart (’t schouw, Broek in Waterland, Monnickendam). Open motorboten varen in Waterland-Oost nu al op het Kinselmeer, Uitdammerdie, Holysloter Die, Ransdorperdie en langs het Belmermeer (o.a. Bozenmeertje) naar Broek in Waterland, Kerk Ae en verder noordelijk van en naar Monnickendam. Met name jeugd uit Monnickendam e.o. in open motorbootjes veroorzaken overlast voor andere recreanten, omwonenden en berokkenen schade aan de natuur. Verwacht wordt dat met de verdere ontwikkeling van elektrisch varen in Waterland er een verschuiving optreedt van kanoën naar elektrisch varen en van motorboot- naar elektrisch varen. Dat laatste zal vooral gelden voor incidentele gebruikers die anders een motorboot met verbrandingsmotor huren, nu en in de toekomst in toenemende mate kiezen voor een fluisterbootje. Dit zal de rsut in het gebied ten goede kunnen komen. Landschap Waterland heeft op 29 september 2010 het Ecologisch Adviesbureau B.Kruijsen opdracht verleend een natuurtoets uit te voeren voor de introductie van twee nieuwe vaarroutes in het oostelijk deel van de regio Waterland. Op bijgaande kaart een overzicht van belangrijke toponiemen en alle geplande vaarroutes in de regio waarbij de in deze natuurtoets behandelde vaarroutes blauw zijn weergegeven (figuur 1). In een vervolg-natuurtoets zullen de overige vaarroutes worden behandeld. Deze laatste vallen buiten de scope van deze natuurtoets.
Natuurtoets introductie elektrisch varen in Waterland-Zuidoost
6
Naast de vaarroutes zijn er ook rust- en pleisterplaatsen gepland. Het betreft soms bestaande publieke pleisterplaatsen zoals die bij Holysloot en het theehuis bij Zuiderwoude. De nieuw aan te leggen rustplaatsen worden als drijvende steigers uitgevoerd. In figuur 2 een overzicht van de rust/pleisterplaatsen. In dit rapport komen rust- en pleisterplaatsen 4, 6 en 9 aan bod.
Figuur 2 Ligging van de aan te leggen pleisterplaatsen. Bron: Landschap Waterland.
Natuurtoets introductie elektrisch varen in Waterland-Zuidoost
7
Natuurbeleid In deze natuurtoets wordt een gebied besproken waar niet direct de Natuurbeschermingswet uit 1998 van toepassing is. Deze wet komt tot uitdrukking door de aanwijzing van Speciale beschermingszones voor de natuur. Het betreft natuurgebieden, die Natura 2000 gebieden worden genoemd. De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) in ons land bestaat uit een netwerk van deze Natura 2000 gebieden. Het streven is deze natuurgebieden zo goed mogelijk met elkaar te verbinden via de zogenaamde robuuste verbindingszones. Voorts bestaat de EHS uit gebieden waar natuurontwikkeling mogelijk wordt geacht via agrarisch natuurbeheer en tot slot ook de grote wateren. Het proces van realisatie van de EHS in ons land is nog gaande. Tot vrij recent is de rijksdoelstelling geweest dit proces in 2018 te voltooien. Tegenwoordig denkt de politiek daar anders over …… In de regio Waterland bevinden zich verschillende Natura 2000 gebieden. Op bijgaande kaart staan er twee die in de buurt liggen van de in dit rapport behandelde vaarroutes (figuur 3). De eventuele invloed van het gebruik van fluisterboten op beide Natura 2000 gebieden ligt niet voor de hand maar worden wel in deze toets kort besproken. De natuurtoets richt zich vooral op de effecten op de natuur in het een zone binnen de vaarroutes (binnen het doorzichtig wit gebied op de kaart) en een zone van enkele honderden meters aan de buitenzijde van de vaarroutes. Hierbij wordt extra aandacht besteed aan kwetsbare natuuraspecten dat wil zeggen natuur gevoelig voor waterrecreatie en is er extra aandacht voor beschermde soorten conform de Flora- en faunawet en Rode lijst soorten.
Figuur 3 Ligging Natura 2000 gebieden
Voor meer informatie over het natuurbeleid zie de website van het ministerie Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (www.minlnv.nl, 2010). In dit rapport zijn de volgende biotopen onderscheiden en gebleken relevantie voor specifieke ecologische groepen tussen haakjes: • • • •
veenweidegraslanden (weidevogels, zoogdieren, botanische kwaliteiten); laagveenmoeras, nat schraalland, rietkragen en rietland (vogels, zoogdieren, reptielen, botanische kwaliteiten); open water (zoogdieren); in beperkte mate nat struweel.
Enkele habitattypen zijn weliswaar qua structuur in het onderzochte gebied aanwezig maar vallen buiten de Speciale Beschermingszones (Natura 2000 gebieden) en zijn vooral beschermd via de beschermde soorten in het betreffende biotoop. Een voorbeeld is het orchideeënrijk laagveenmoeras dat ten oosten van Zuiderwoude voorkomt. De hierin voorkomende beschermde soorten zijn uiteraard wel van veel belang.
Natuurtoets introductie elektrisch varen in Waterland-Zuidoost
8
Gebiedsbeschrijving Waterland-Oost kenmerkt zich door haar open veenweidelandschap. Van oudsher was het gebied brak van karakter. Na afsluiting van de Zuiderzee in 1932 is een verzoetingsproces op gang gekomen. Hier en daar resteren enkele licht-brakke deelgebieden. De belangrijkste functie is die van de landbouw. Daarnaast zijn openluchtrecreatie en natuur belangrijke maatschappelijke aspecten. De landbouw kent van oudsher beperkingen door het venige en natte karakter van het gebied. Op diverse plaatsen wordt er agrarisch natuurbeheer toegepast vooral gericht op de ontwikkeling van weidevogelgemeenschappen. Naast polders treffen we er een aantal kleinere droogmakerijen aan. In de Volgermeer is een in het verleden vuil gestort waardoor het gebied sterk is vervuild. Open water komt over een groot oppervlak voor in de vorm van Aeën en Dieën, oude stroomgeulen van de veenrivieren de Ae en de Die, slotenstelsels en meertjes. Het voor het binnenvaartverkeer belangrijke Noordhollandsch Kanaal doorsnijdt het gebied aan de westzijde en kent als aftakking het voor het vaarverkeer de belangrijke Broekervaart die het kanaal verbindt met het oostelijk gelegen Monnickendam. Aan de randen van open water in het graslandengebied zien we plaatselijk moerassystemen in de vorm van laagveenmoerasjes en -hooilanden en rietland. In het gebied liggen een aantal kleine dorpjes waaronder Zunderdorp, Ransdorp, Broek in Waterland, al dan niet in lintbebouwing zoals Holysloot en Zuiderwoude.
Figuur 4 Impressies van het veenweidelandschap van Waterland-Oost. Boven het graslandgebied, onder zicht op de Kerk Ae nabij Zuiderwoude Foto Ben Kruijsen, 6 oktober 2010.
Natuurtoets introductie elektrisch varen in Waterland-Zuidoost
9
Bronnen en onderzoeksaanpak Voor het vaststellen van de bestaande en potentiële natuurwaarden van het onderzoeksgebied ten behoeve van deze toets is gebruik gemaakt van GIS-bestanden met provinciale natuurgegevens over zoogdieren, vogels en planten (PNI, 2010). Het betreft karteersoorten, die kenmerkend zijn voor specifieke biotopen. We hebben het dan over de noordse woelmuis, hermelijn, wezel maar ook veldmuis, bosspitsmuis en weidevogels, moerasvogels als bruine kiekendief en rietzanger Binnen de plantenwereld zijn het karakteristieke planten van diverse milieus waaronder beschermde soorten of rode lijstsoorten. In de legenda van de gepresenteerde kaarten (zie hoofdstuk Natuurtoets) staan de rode lijst soorten rood aangegeven. Naast de provinciale databestanden is gebruik gemaakt van eigen ecologische kennis van de relevante biotopen en de hieraan gebonden flora en fauna. Op 6 oktober is met de projectleider H. Nap een oriënterende verkenning van beide onderzochte routes in het gebied uitgevoerd. Hiertoe zijn per auto diverse relevante punten van beide routes in het veld bezocht en zijn er aantekeningen en foto’s gemaakt. Op 11 november is er overleg geweest met de projectleider E. van der Ham en ecoloog F. Haaijen van Stadsdeel Noord van de gemeente Amsterdam. Beide zijn direct betrokken bij het opheffen van knelpunten in de vaarroute ter hoogte van de Zwarte Gouw en bij natuurontwikkelingen aan de stadsrand zoals het bieden van voortplantingsgelegenheden voor de ringslang (zie o.a. van der Ham, 2010). De ringslang reptiel komt nabij het in dit rapport behandelde onderzoeksgebied vooral bij de Uitdammerdijk voor maar niet in het onderzoeksgebied zelf. Figuur 5 Waarnemingen van populaties ringslang in 2010 in zones langs het IJsselmeer. Bron: Haaijen, 2010.
In eerste instantie is een analyse gemaakt van de algemene effecten van het gebruik van een nieuwe vaarroute. Hierbij wordt als referentie genomen het al sinds jaren in het gebied toegepaste kanoverkeer. Getoetst wordt de invloed van de introductie van elektrisch varen op de tot dan toe alleen gebruikte vaarroute voor kano’s. Daarnaast wordt ook de invloed van zwaarder gemotoriseerd vaarverkeer geanalyseerd. Bij de vaarweg wordt onderscheid gemaakt in een viertal vaarwegtypen. Per deeltraject (figuur 6) zijn op luchtfotokaartjes de belangrijkste natuurlijke milieus en hun natuurwaarden aangegeven. Daarnaast ook de nieuwe vaarroute en de eventueel aan te leggen rustplaatsen. Hierna zijn de specifieke effecten op de natuur per deeltracé geanalyseerd en beschreven.
Natuurtoets introductie elektrisch varen in Waterland-Zuidoost
10
Algemene effecten op de natuur De volgende effecten op de natuur zijn mogelijk als gevolg van de introductie van elektrisch varen in Waterland. Hierbij geldt als referentie dat het gebruik van de betrokken wateren door kanovaarders. Natuureffecten a) toename kans op oevererosie door introductie grotere en snellere gemotoriseerde boten dan fluisterboten door het opheffen van vaarbarrières voor allerlei typen gemotoriseerd vaarverkeer; b) introductie van de mogelijkheden voor lawaairijker gemotoriseerd vaarverkeer dan fluisterboten; c) aantasting van oevervegetaties door in de oever afmerende vaartuigen; d) toename kans op het illegaal betreden van de oever waardoor oevervegetaties kunnen beschadigen en of storingsgevoelige fauna zoals broedvogels in broedseizoen in naastgelegen gebieden wordt verstoord; e) aantasting van watervegetaties door bewegingen van de motorschroef; f) toename verstoring van de onderwaterfauna door geluid en trilling (visfauna, amfibieën); g) toename van geluidsverstoring van hiervoor gevoelige diersoorten in, langs en naast het water; h) toename optische verstoring voor hiervoor gevoelige diersoorten langs en naast het water door hogere ligging van de boot; i) toename waterverkeer in het algemeen. Ad a) en b) Door het verwijderen van vaarbarrières voor fluisterboten wordt in principe ook de mogelijkheid geschapen dat andere typen gemotoriseerde vaartuigen het gebied kunnen bereiken. Andere typen vaartuigen zullen voor veel meer verstoring zorgen, omdat zij met meer lawaai en ook sneller over het water varen. Bovendien zal het ook het vaarplezier van rustzoekende recreanten met een fluisterboot doen verminderen. De negatieve impact op de natuur is dan veel sterker dan die van fluiterboten. In deze natuurtoets wordt ook deze invloed in de beschouwingen betrokken. Aanbevolen wordt de invloed van andere motorboten dan fluisterboten zoveel mogelijk te beperken. Vooralsnog zijn er naar inschatting van de auteur drie middelen voor dit doel beschikbaar: - handhaving van een verbod op snelle en lawaairijke boten in de rustige gebieden; - de dimensionering van de onderdoorgang van bruggen zodanig te kiezen dat wél fluisterboten kunnen passeren maar niet of moeilijker ander gemotoriseerd vaarverkeer. Gedacht kan worden aan zowel een beperkte hoogte van de brug en de breedte van de onderdoorgang. Complicatie daarbij is dat overlast veroorzakende jongeren met gemotoriseerde vletjes ook smalle onderdoorgangen kunnen passeren; - het scheppen van mogelijkheden voor selectieve toegang tot de rustige vaargebieden via afsluitbare hekken in het water waarbij een sleutel- of pasjessysteem voor fluisterboten wordt toegepast. Dit is echter een dure oplossing. Ad c) en d) Er wordt van uitgegaan, dat het gemakkelijker is voor gebruikers van fluisterboten en andere motorboten om in oevervegetaties af te meren en op de oever te stappen dan voor kanovaarders. Er wordt ook aangenomen, dat degenen die de oevers betreden zich niet verder dan enkele tientallen meters van de boot zullen verwijderen. Weidevogelconcentraties op enige afstand zullen daarbij niet verstoord worden. Het betreden van riet- en biezenoevers zal gezien het moerassige karakter ervan waarschijnlijk weinig of niet plaatsvinden. Ad e) en f) Deze effecten zijn waarschijnlijk vergelijkbaar met die van peddelende kanovaarders. Deze laatsten zullen ook door hun peddelbewegingen watervegetaties kunnen beïnvloeden en trillingen in het water veroorzaken met mogelijke verstoring van vissen, amfibieën en ringslangen. Uit het onderzoek blijkt dat langs het gehele parcours van fluisterboten in Waterland-Zuidoost géén watervegetaties van betekenis voorkomen. De effecten op de onderwaterfauna worden als minimal ingeschat en worden verder in dit rapport niet getoetst. Ad g) De effecten van geluidsverstoring door de motor van de fluisterboot zijn waarschijnlijk te verwaarlozen, mogelijk is er een lichte toename van het geluidsniveau t.o.v. het peddelgeluid van een kano. Wel is denkbaar dat indien meerdere mensen tegelijk van één fluisterboot gebruik maken (dit zal eerder regel dan uitzondering zijn) dit wat meer geluidsoverlast oplevert. Vooralsnog wordt ervan
Natuurtoets introductie elektrisch varen in Waterland-Zuidoost
11
uitgegaan, dat gebruikers van fluisterboten zich rustig gedragen gezien hun keuze voor een fluisterboot. Dit effect is derhalve te verwaarlozen en wordt niet getoetst. Ad h) Ten opzichte van kanovaarders is dit wel een reële toename van het effect van optische verstoring. Kanovaarders zitten laag en blijven ook gedurende de vaartocht laag t.o.v. het waterniveau. Gebruikers van fluisterboten zitten hoger t.o.v. het wateroppervlak en kunnen ook gaan staan waardoor de optische verstoring toeneemt. Ad i) Verwacht kan worden dat door het scheppen van mogelijkheden voor elektrisch varen dit niet het kanoverkeer zal doen verminderen. Het wordt dus drukker op het water.
Effecten die in het gehele onderzoeksgebied kunnen optreden en in dit rapport worden besproken zijn kort samengevat: Mogelijke effecten
A B C D E
oevererosie door golfslag aantasting oevervegetaties door afmeren in de oever & betreding door recreanten waardoor verstoring van flora en fauna van oevers en aangrenzende percelen geluidsverstoring (motor en mensen) kwetsbare fauna in directe omgeving boven water optische verstoring van fauna door recreanten toename van het waterverkeer in het algemeen.
Als effecten voor de aanleg en het gebruik van rustplaatsen worden de volgende mogelijke effecten op de natuur onderscheiden: a) verlies aan natuurlijk biotoop; aangezien er vooral met drijvende steigers worden aangelegd zal dit effect verwaarloosbaar zijn. b) faunaverstoring via geluid of optisch door aanleg en gebruik van de rustplaats; de aanleg levert een korte periode van verstoring op. Deze is verwaarloosbaar. Het gebruik van de steiger kan effect hebben op het voorkomen van verstoringsgevoelige fauna in de nabijheid. c) Het gebruik van een steigerplaats kan tot vervuiling van het water leiden. Dit effect wordt vooralsnog als beperkt ingeschat gezien het type recreant namelijk de rustzoekende fluisterboot-gebruiker. Bovengenoemde effecten hangen sterk af van de natuurlijke gesteldheid van de vaarwateren en hun directe omgeving. In Waterland komen natuurgebieden met een Europese statuur voor, de Natura 2000 gebieden, Deze gebieden zijn veel gevoeliger voor verstoring door vaarverkeer dan vaarverkeer van fluisterboten op reeds druk bevaren wateren als het Noordhollandsch Kanaal en de Broekervaart. Een tussencategorie zijn de wateren in de veenweidegebieden waar de landbouw prevaleert. Vanuit deze optiek zijn er vier typen wateren onderscheiden: 1) Reeds druk door gemotoriseerde boten bevaren wateren. Hier spelen nauwelijks tot geen effecten op de natuur door de introductie van elektrisch varen. 2) Wateren in landbouwgebieden. Natuurwaarden kunnen hier voorkomen in moerasrijke oeverzones en in de veenweidegraslanden met name de weidevogelpopulaties. 3) Meertjes in landbouwgebieden. Deze kunnen belangrijke pleisterplaats zijn voor watervogels. Er kunnen moerassige oeverzones voorkomen. 4) Wateren langs en door Natura 2000 gebieden. Hier komen belangrijke en kwetsbare natuurwaarden voor langs de oevers en in de gebieden zelf. Ook flora en fauna van de wateren zelf kunnen van betekenis zijn.
Natuurtoets introductie elektrisch varen in Waterland-Zuidoost
12
De grotere vaarroute (2,3,4,5,6, deel van 1) via o.a. de Zwarte Gouw, Noordhollandsch kanaal en Broekervaart is opgesplitst zodat kan worden ingezoomd op de natuur ter plaatse. Op bovenstaande kaart staan de genummerde deeltracé’s (figuur 6). Daarbij wordt ook getoetst in hoeverre gemotoriseerd vaarverkeer anders dan fluiterboten invloed heeft op de (kwetsbare) natuur. Dit aspect is relevant bij deeltracé’s 3->4 en 3->2->1 waarbij een nieuwe vaarverbinding vanuit stadsdeel Noord van Amsterdam (via de Zwarte Gouw) gaat ontstaan en waarbij het denkbaar is, dat zonder aanvullende maatregelen ook lawaaiige en snellere vaartuigen rustige delen van Waterland-Oost kunnen bereiken. Hierna worden de natuureffecten getoetst per deeltraject (figuur 6). Bij de eerste beschrijving, die van Zuiderwoude, wordt dieper ingegaan op de belangrijke biotopen zoals laagveenmoeras en veenweidegraslanden. Deze komen bij de andere deeltrajecten ook aan bod maar worden daar summier behandeld, tenzij er specifieke kenmerken te melden zijn.
Figuur 6 Ligging van de in dit rapport besproken genummerde deeltracé’s.
Natuurtoets introductie elektrisch varen in Waterland-Zuidoost
13
Natuurtoets
Nieuwe vaarroute bij Zuiderwoude (1)
De wateren van deze route worden gekenmerkt door de aanwezigheid van verschillende meertjes en vrij smalle doorgaande watertjes door het veenweidegebied. Vlakbij de bebouwing van Zuiderwoude is een nieuwe aanlegsteiger gepland (zie kaart). De vaarbarrière bij de Rijperweg (nu een kanooverzetplaats) wordt opgeheven. Belangrijke biotopen voor de flora en de inheemse fauna liggen vlak langs de route geclusterd in het zuidwestelijke en noordoostelijke deel in de vorm van laagveenmoeras/-hooiland (zie Intermezzo hieronder). Aan de westzijde van de Arken Ae broedt de bruine kiekendief, een storingsgevoelige roofvogel van rietmoerassen.
Intermezzo Laagveenmoeras/-hooiland. In de eerste plaats kan dit biotoop belangrijke botanische kwaliteiten herbergen, in Natura 2000 gebieden aangeduid met habitattype H7140 Overgangs- en trilvenen. In Waterland-Oost betreft het vooral veenmosrietland en kruidenrijk koekoeksbloemrietland. Nabij de route ten oosten van Zuiderwoude komt daarnaast ook een botanisch waardevol vegetatietype rijk aan orchideeën voor (zie roze legenda-eenheid op de kaart op de volgende bladzijde). Het laagveenmoeras is het leefgebied van diverse zoogdieren waaronder de Europees beschermde noordse woelmuis, voorts bosspitsmuis, wezel en hermelijn en broedende rietvogels waaronder rietzanger, kleine karekiet en rietgors. In de trektijd fungeren deze moerassen als pleisterplaats voor trekvogels als watersnip en bokje. Het moeras is het leefgebied van amfibieën als de groene kikker, kleine watersalamander en padden. Voorts is het moeras potentieel leefgebied van de ringslang, een rode lijst soort. Op de langere termijn is te verwachten dat deze soort zich hier zal vestigen gezien de populatie aan de noordoostzijde van Amsterdam en de stijgende aantallen bewoonde broeihopen, teken van voortplanting, van deze soort (Nn, 2010). Alle inheemse broedvogels, amfibieën, reptielen en zoogdieren zijn algemeen wettelijk beschermd onder de Flora- en faunawet. De noordse woelmuis kent een strikte bescherming volgens de habitatrichtlijn (Bijlage IV) en de ringslang en Natuurtoets elektrisch de waterspitsmuis via de Conventie van introductie Bern (bijlage III). varen in Waterland-Zuidoost
14
Op de graslanden broeden weidevogels in lage dichtheden; op twee plaatsen boven het Arken Ae komen kleine weidevogelconcentraties voor (zie Intermezzo hieronder).
Intermezzo Veenweidegrasland met (concentratie) weidevogels Veenweidegraslanden werden vanouds gekenmerkt door de beperkte mogelijkheden voor landbouw. Deze beperkingen spruiten voort uit het type bodem (veen) en de hieraan gekoppelde hoge waterstanden waarbij in de winter en het vroege voorjaar percelen plaatselijk geïnundeerd raakten en tot in de zomer tenminste vochtig bleven. Op grond hiervan werd er laat gemaaid en was de begrazingsdruk laag. Bemesting ging in de regel via het uitrijden van ruige mest hetgeen het bodemleven ten goede kwam. Als gevolg van dit beheer ontwikkelden zich in de veenweidegebieden populaties met hoge dichtheden aan weidevogels als grutto, tureluur, kievit en watersnip (op de ruigere percelen) Dit beeld is door allerlei maatregelen als betere drooglegging waardoor er eerder kan worden gemaaid en het toepassen van gier en kunstmest ingrijpend veranderd. De veenweidenboer kan tegenwoordig intensiever landbouw bedrijven. Dit heeft geleid tot kelderende aantallen weidevogels. Via natuursubsidies aan de boeren poogt men de weidevogelstand te behouden danwel voor uitsterven te behoeden. De successen hiermee zijn nogal wisselend. In de praktijk blijkt agrarisch natuurbeheer gericht op weidevogels bepaald geen sinecure maar complex maatwerk. Men is het erover eens, dat voor soorten als kemphaan, watersnip en zomertaling het agrarisch natuurbeheer niet toereikend is. Het stelt te veel beperkingen aan de boer en behoort meer thuis in echte natuurgebieden zoals laagveenmoerassen als het Wormer- en Jisperveld. In het onderzoeksgebied komen op de meeste plaatsen de weidevogels in lage dichtheden voor. Lokaal zien we concentraties van soorten als kievit, tureluur, grutto, scholekster en een enkele graspieper. Diverse weidevogelsoorten staan op de rode lijst van Nederlandse broedvogels. De inheemse broedvogels zijn algemeen beschermd onder de Flora- en faunawet. Botanische kwaliteiten zijn grotendeels verdwenen, hier en daar resteert een enkele kruidenrijke kamgrasweide. Dit is een vegetatietype dat vroeger veel algemener voorkwam.
De botanische kwaliteiten van dit deel van het onderzoeksgebied zijn geconcentreerd in het zuidwestelijke en noordoostelijke deel in de vorm van koekoeksbloem- en veenmosrietland. Van veel betekenis is het orchideeënrijke laagveenmoeras aan de westzijde van zowel het Kleine als het Groote Meer. Aan de westzijde van het Arken Ae is een klein nat struweel en ten westen van de westelijke tak van de vaarroute komt een kamgrasweide voor, tegenwoordig een zeldzaam graslandtype in de Waterlandse veenweiden.
Natuurtoets introductie elektrisch varen in Waterland-Zuidoost
15
Effecten van introductie elektrisch varen route 1 Kwetsbare natuur ligt langs het parcours in de vorm van laagveenmoeras. Het ligt niet voor de hand te veronderstellen dat recreanten uitgebreid deze zones zullen betreden gezien het moeraskarakter. Wel is het denkbaar dat men soms van de route afwijkt en een zijwater invaart. Dat levert in het vogelbroedseizoen bij de Arken Ae verstoring op van de broedende bruine kiekendief. Voorts is het denkbaar dat de orchideeënrijke laagveenhooilandjes bij het Kleine en het Groote Meer recreanten kunnen aantrekken. Ook de Arken Ae kan een aantrekkingskracht uitoefenen op waterrecreanten waardoor dit min of meer geïsoleerde meertje haar rustige karakter verliest en broedende vogels in de oevers en pleisterende op het water mogelijk verstoord worden. Het is daarom verstandig beide genoemde zijwateren voor vaarrecreanten af te sluiten bijvoorbeeld via een drijvende balk in het water gedurende de periode maart tot en met eind juli (zie rode lijn op de kaart op blz. 12). Varend langs de route zijn er geen negatieve effecten van verstoring door geluid of optisch te verwachten, omdat soorten als ringslang, noordse woelmuis en amfibieën hiervoor niet direct gevoelig zijn. De toename van het waterverkeer zal waarschijnlijk geen effecten hebben op de kwaliteit van de laagveenmoerassen langs de route zeker niet als de tijdelijke vaarbarrières bij bevaarbare zijwateren jaarlijks worden toegepast. In herfst en winter zijn er concentraties watervogels als smienten, slobeenden, meerkoeten en ganzen op de meertjes in deze route te verwachten. Aangezien dit in het winterhalfjaar van toepassing is en waterrecreatie vooral in lente en zomer plaatsvindt zijn er geen negatieve effecten van de introductie van elektrisch varen te verwachten. Betreding van de kamgrasweide ten westen van de westelijke vaarroute ligt niet voor de hand omdat dit op enige afstand ligt van het vaarwater. Deze vaarroute zal wel negatief worden beïnvloed indien ander gemotoriseerd vaarverkeer op de route haar intrede doet. Oeverzones kunnen in kwaliteit achteruitgaan door de sneller varende boten en meer lawaai en optische verstoring door snel bewegende boten zal de fauna in de oever waarschijnlijk verstoren met name langs de smallere wateren.
Natuurtoets introductie elektrisch varen in Waterland-Zuidoost
16
Vaarroute bij Holysloot (2) Voor een overzicht van de natuurwaarden zie bijgaande kaart.
Dit deel van de route wordt vooral gekenmerkt voor het brede water van de Holysloter en Ransdorper Die. Laagveenmoeras zien we vooral in de smallere wateren van de route. De fluisterboten zullen gebruik gaan maken van een reeds bestaande aanlegsteiger in de bebouwde kom van Holysloot. Aan de oostoever van de Ransdorper Die komt in het broedseizoen een vrij grote concentratie broedende weidevogelpopulatie voor. In een westelijke hoek broedt de bruine kiekendief in het moeras. Naar verwachting zullen de bredere wateren in herfst en winter gebruikt worden als pleisterplaats voor concentraties watervogels.
Effecten introductie elektrisch varen in route 2 De laagveenmoerasjes en hun oeverzones ondervinden weinig of geen negatief effect van betreding door vaarrecreanten door hun moerassige karakter. Het is denkbaar dat de bruine kiekendief enigszins wordt verstoord via geluid of optisch door langsvarende recreanten. Mogelijk dat deze broedvogel uitwijkt naar een wat groter moeras in de (directe) omgeving. De plaatsing van borden: “niet betreden broedvogelgebied” kan wellicht een bijdrage leveren ter vermijding van verstoring. Op de brede wateren zijn de effecten op pleisterende watervogels nihil, omdat concentraties van watervogels vooral in herfst en winter voorkomen. Dit is niet het vaarseizoen van fluisterboten. Het is raadzaam aan de noordoostoever van de Ransdorper Die borden te plaatsen ter vermijding van betreding van dit deel waardoor de concentratie weidevogels wordt verstoord. De introductie van snellere en lawaairijke motorboten zal meer verstoring teweegbrengen met name erosie van de moerasrijke oeverzones van smallere vaarwateren en de potentie van de laagveenmoerasjes als broedplaats voor de bruine kiekendief doen verdwijnen.
Natuurtoets introductie elektrisch varen in Waterland-Zuidoost
17
Vaarroute bij Zunderdorp (3) Dit deel van de vaarroute betreft smalle vaarwegen door het veenweidegebieden, welke via natuurontwikkeling nabij de Zwarte Gouw hierop in de toekomst zullen aansluiten. Nabij de nieuw te graven watergang ligt een soortenarm wat verruigd rietmoeras met potenties voor moerasfauna. Ten noorden hiervan ligt een weidevogelconcentratie. Twee kleine concentraties liggen nabij de Zwarte Gouw. Bijzondere botanische waarden komen niet voor.
Natuurtoets introductie elektrisch varen in Waterland-Zuidoost
18
Effecten introductie elektrisch varen in route 3 Het rietland en de oeverzone nabij de Zwarte Gouw ondervindt weinig of geen negatief effect van betreding door vaarrecreanten door hun moerassige karakter. Aparte aandacht verdient de natuurontwikkeling die door Stadsdeel Noord van de Gemeente Amsterdam zal worden uitgevoerd (deelproject 16 in Van der Ham, 2010). Een belangrijke vaarbarrière van de Zwarte Gouw naar de Zunderdorper Die en de andere Dieën in het verlengde hiervan zal worden opgeheven. De kans is groot dat zonder speciale inrichtings- en toelatingsmaatregelen de introductie van snellere en lawaairijke motorboten zal gaan optreden. Dit heeft een algemeen negatief effect op de natuur langs de smallere wateren van de nieuwe vaarroute richting Holysloot. Voorts zal ook het vaarplezier van recreanten van fluisterboten worden aangetast. Voor de natuur betekent introductie van ander gemotoriseerd vaarverkeer erosie van de moerasrijke oeverzones van smalle vaarwateren en de potentie en de huidige kwaliteit van de laagveenmoerasjes als broedplaats voor storingsgevoelige diersoorten als de bruine kiekendief zal mogelijk verdwijnen. Het is derhalve noodzakelijk de toegang tot het gebied zo te regelen dat de rustige gebieden uitsluitend door kanovaarders en fluisterboten kunnen worden bereikt.
Vaarroute Zwarte Gouw (4) Dit deel van de route gaat over de betrekkelijk brede Zwarte Gouw en takt aan op het Noordhollandsch Kanaal. De natuurwaarden beperken zich tot enkele kleine weidevogelconcentraties aan de noordzijde van de route. Ten zuiden ervan ligt een golfbaan. Botanisch is een nat schraalland in het oostelijk deel langs de route van betekenis.
Effecten introductie elektrisch varen in route 4 Natuureffecten door vaarverkeer zijn niet te verwachten. Wel is afscherming van het natte schraalland ter voorkoming van betreding een aandachtspunt.
Natuurtoets introductie elektrisch varen in Waterland-Zuidoost
19
Vaarroute Noordhollandsch Kanaal en Broekervaart (5) Dit deel van de vaarroute betreft relatief druk bevaren watergangen met een vrij hoge dichtheid aan wegen, gebouwen en woonboten langs het water. Aan de noordzijde grenst de Broekervaart lokaal aan het Varkensland, onderdeel van een Natura 2000 gebied. Het Varkensland kan gekenschetst worden als een uitgeveend laagveencomplex (Schaminée en Janssen, 2009). Afgezien van dit Natura 2000 gebied zijn de natuurwaarden langs de oevers van deze vaarroute zeer beperkt.
Effecten introductie elektrisch varen in route 5 Omdat deze watergangen al druk bevaren worden zal de introductie van elektrisch varen geen impact hebben op de natuurlijke omgeving. Betreding van de oevers anders dan bij aanlegplaatsen is niet te verwachten gezien de aanwezigheid van woonboten, privéterreinen bij bebouwing etc.
Vaarroute ten oosten van Broek in Waterland (6) Dit traject betreft een smalle watergang binnen de bebouwing van het dorp Broek in Waterland overgaand in een breder water omzoomd door smalle laagveenmoerasjes en eindigend in het Bozenmeertje waar ook een nieuwe drijvende aanlegsteiger is gepland. In de omgeving komen op enige afstand een zestal kleine weidevogelconcentraties voor.
Natuurtoets introductie elektrisch varen in Waterland-Zuidoost
20
De botanische kwaliteiten beperken zich tot de laagveenmoerasjes en een enkel perceel met een kamgrasweide.
Effecten introductie elektrisch varen in route 6 De moerassige oeverzones zullen niet of nauwelijks door het vaarverkeer fluisterboten en de recreanten beïnvloed worden. Betreding van de kamgrasweide is niet te verwachten. De weidevogelconcentraties liggen op enige afstand en zullen geen hinder ondervinden van recreanten die eventueel de oevers van weilanden betreden. Het gebruik van de aanlegsteiger zal geen effect hebben op de natuur door het ontbreken van kwetsbare natuur in de directe omgeving van de steiger. Gemotoriseerd vaarverkeer anders dan fluisterboten zal erosie kunnen veroorzaken langs de moerasoevers van de smallere wateren. Verstoring door geluid en optische verstoring is aannemelijk voor de fauna van deze moerasjes.
Natuurtoets introductie elektrisch varen in Waterland-Zuidoost
21
Vaarroute Uitdammer Die (7) Dit deel van de vaarroute betreft een brede watergang, de Uitdammer Die. Deze vaarroute is geen rondgaande route maar eindigt bij het dorp Uitdam. Mogelijk dat deze vaarroute om die reden niet erg druk bevaren zal gaan worden door fluisterboten.
De belangrijkste natuurwaarden zijn de concentraties weidevogels die op diverse plaatsen in de omgeving van dit deel van de vaarroute voorkomen. Er is zelfs een gebied met een aantal broedende kemphanen. Dit is in ons land een zeldzaam verschijnsel geworden.
Effecten introductie elektrisch varen in route 7 De invloed van de introductie en het gebruik van fluisterboten op de weidevogelconcentraties wordt als nihil ingeschat gezien de afstand van deze concentraties tot de vaarroute. Dat geldt ook de kwetsbare concentratie met broedende kemphanen. Alleen een kleine concentratie ten westen van de nieuw aan te leggen rustplaats en één in het zuidoosten ligt nabij het open water van de Uitdammer Die. Die in het zuidoosten is afgeschermd door riet- en biezenland, de andere zou mogelijk enige hinder van illegale betreding van de oever kunnen ondervinden. Aangezien een rustplaats in de omgeving aanwezig is, wordt dit eventuele effect als zeer beperkt ingeschat. De invloed van betreding van moeraslandjes langs de zuidoever van de Uitdammer Die wordt als nihil ingeschat gezien het moerassige en daardoor lastig te betreden karakter van deze milieus. Er liggen geen natuurwaarden in de directe omgeving van de rustplaats, dus aanleg en gebruik ervan levert geen natuurschade op.
Natuurtoets introductie elektrisch varen in Waterland-Zuidoost
22
Conclusies natuurtoets A) De introductie van vaarroutes voor fluisterboten en het gebruik van deze boten heeft geen noemenswaardige invloed op de belangrijke natuurwaarden in Waterland-Zuidoost zoals weidevogelpopulaties in de veenweidegraslanden, flora en fauna van het laagveenmoeras en het open water.
B) Het is nodig enkele deelgebieden met meertjes bij de vaarroute bij Zuiderwoude )niet de vaarroute zelf) jaarlijks gedurende de periode maart - juli ontoegankelijk te maken voor al het vaarverkeer teneinde de rust in deze deelgebieden gedurende het broed- en groeiseizoen te behouden.
C) Indien door de introductie van fluisterbootroutes het gebied wordt geopend voor ander gemotoriseerd vaarverkeer zoals lawaairijke en snellere motorboten is schade aan de natuur langs de vaarroutes te verwachten met name daar waar van smalle vaarwateren gebiedsdelen met natuurwaarden (moeras en weidevogelgebieden) doorsnijden. Ter vermijding van de overlast door andersoortig gemotoriseerd vaarverkeer dan fluisterboten staan een aantal maatregelen ter beschikking: handhaving verbod op gemotoriseerde nietfluisterboten, selectieve toegang van fluisterboten bij bruggen via een pasjessysteem of via een beperkte dimensionering van de onderdoorgang van bruggen. Vooralsnog lijkt handhaving de best haalbare maatregel.
Natuurtoets introductie elektrisch varen in Waterland-Zuidoost
23
Toetsing Beschermde natuurmonumenten Alleen langs een deel van de Broekervaart grenst het Varkensland, onderdeel van een Natura 2000 gebied, aan de nieuwe vaarroute (figuur 3). Zoals al eerder aangegeven zijn er geen effecten op de natuurlijke gesteldheid van dit natuurgebied te verwacht als gevolg van de introductie van fluisterboten. Dat geldt zeker ook het Natura 2000 gebied Markermeer & IJmeer gezien de afstand van dit natuurgebied tot de vaarroutes en de aard van de ingreep(figuur 3).
Toetsing Flora- en faunawet In deze toets wordt ingegaan op de vraag of de aanwezige beschermde soorten binnen het onderzoeksgebied schadelijke effecten ondervinden van de voorgenomen maatregelen, in dit geval de introductie van elektrisch varen in het gehele onderzoeksgebied via het opheffen van vaarbarrières, één ter hoogte van Zuiderwoude en één bij de Zwarte Gouw. Biotoopverlies treedt niet op als gevolg van de introductie van fluisterboten. Wel is eventuele verstoring van nabijgelegen natuurterreinen langs en in de vaarroute een onderzocht aspect van deze natuurtoets. planten Uit de inventarisaties van de provincie uit 1999 blijkt het voorkomen van de rietorchis en de welriekende nachtorchis. Hoewel hun voorkomen zich beperkt tot de laagveenmoerasjes en hooilandjes bij het Kleine en het Groote Meer, kan niet worden uitgesloten dat in de koekoeksbloemrietlandjes elders langs de routes de rietorchis voorkomt. De laagveenmoerasjes zullen waarschijnlijk weinig worden betreden door passerende waterrecreanten. Er zijn dan geen negatieve effecten op de beschermde plantensoorten. Wel is het denkbaar dat juist de orchideeënrijke landjes bij het Kleine en het Groote Meer vanwege het voorkomen van deze orchideeën betreden worden. Afscherming van deze gebieden voor waterrecreanten in het groeiseizoen (mei tot eind juli) is dan ook noodzakelijk. fauna Diergroepen die in het onderzoeksgebied voorkomen broed- en trekvogels, zoogdieren, vissen, amfibieën en ongewervelden zoals insecten. Per groep worden zij hieronder besproken. Dat gebeurt globaal voor de ongewervelden omdat exacte leefgebieden niet bekend zijn. Het belangrijkste effect dat voor de fauna kan optreden eventuele verstoring door recreanten die varend met fluisterboten dan wel ander gemotoriseerde vaartuigen door het gebied trekken. Voor meer informatie over de belangrijke habitatsoorten die in het gebied (kunnen) voorkomen zie Janssen en Schaminée, 2004. inheemse vogels Vrijwel alle inheemse broedvogelsoorten zijn algemeen beschermd onder de Flora- en faunawet. Het grootste deel van de broedvogels in het onderzoeksgebied zijn weide- en moerasvogels. Een aantal is in hun voorbestaan kwetsbaar danwel bedreigd en staan op de Nederlandse Rode Lijst. Het zijn de grutto, tureluur, graspieper en slobeend. Zoals blijkt uit de natuurtoets worden de broedvogels en de pleisterende wintervogels niet negatief beïnvloed door de introductie van fluisterboten. Wel is het raadzaam enkele rustige meertjes tijdens het broedseizoen van de vaarroutes af te schermen via een vaarbarrière. Dit is van toepassing in de vaarroute bij Zuiderwoude. zoogdieren Belangrijke zoogdiersoorten die in het onderzoeksgebied voorkomen zijn enkele vleermuissoorten en de strikt beschermde noordse woelmuis waarvan de in Nederland voorkomende ondersoort alleen in ons land voorkomt. Een endemische ondersoort dus. Nederland heeft een belangrijke internationale verantwoording voor het behoud van de populaties van deze ondersoort. De soort wordt niet gehinderd door de recreanten met fluisterboten. Wel is denkbaar dat ander gemotoriseerd vaarverkeer via oevererosie en geluids- en optische verstoring de populatie noordse woelmuizen langs de vaarroute negatief beïnvloed. Afscherming van de vaarroutes tegen lawaaiige en snellere boten is daarom noodzakelijk om deze Europees beschermde soort voor verstoring te behoeden. Vrijwel alle inheemse zoogdiersoorten zijn algemeen beschermd onder de Flora- en faunawet. Belangrijk biotoop
Natuurtoets introductie elektrisch varen in Waterland-Zuidoost
24
van de inheemse zoogdieren in het onderzoeksgebied is het laagveenmoeras. Ook voor de overige zoogdieren geldt dat het laagveenmoeras langs de vaarroutes beschermd moet worden. Betreding ervan dient te worden tegengegaan bijvoorbeeld door aantrekkelijke aanmeerlocaties op plaatsen waar het geen natuurwaarden in de directe omgeving voorkomen, aan te leggen en te beheren. Brede wateren en het veenweidelandschap in het algemeen zijn belangrijpe jachtbiotopen =voor respectievelijk de meervleermuis en de laatvlieger. De functie als jachtgebied voor beide soorten wordt niet gehinderd door de introductie van fluisterbootroutes en het gebruik ervan door fluisterboten. Ook andere gemotoriseerd vaarverkeer zal weinig of geen invloed hierop hebben, omdat de vleermuizen vooral in de nachtelijke uren jagen. vissen In Waterland en mogelijk ook in het onderzoeksgebied zijn beschermde vissoorten te verwachten. Het betreft de bittervoorn, de kleine en de grote modderkruiper. De introductie van fluisterboten heeft géén negatieve invloed op het eventueel voorkomen van populaties van deze vissen. De waterkwaliteit wordt niet aangetast. Dat kan wel optreden bij motorboten aangedreven door een benzine- of dieselmotor. amfibieën en reptielen Alle inheemse soorten van deze groep zijn algemeen beschermd onder de Flora- en faunawet. De ringslang is extra beschermd als Bijlage 3 soort conform de Flora- en faunawet. Het leefmilieu van amfibieën en de ringslang is het moeras plus het aangrenzende open water, sloten en (vochtig/nat)grasland. De ringslang komt weliswaar nog niet voor in het onderzoeksgebied maar is in de nabije toekomst zeker te verwachten gezien de positieve populatieontwikkelingen aan de stadsrand van Amsterdam. Naar verwachting zal de introductie van fluisterboten geen noemenswaardige invloed op de (potenties voor) populaties amfibieën en ringslangen uitoefenen. Het gebruik van snellere en lawaairijke boten zal mogelijk een soort als de ringslang negatief kunnen beïnvloeden. ongewervelden Tot de overige soorten/groepen waarvoor het onderzoeksgebied van betekenis is behoren ongewervelden waaronder met het oog zichtbare macrofauna in het water en landinsecten zoals dagen nachtvlinders en libellen. Een belangrijke soort van het veenweidelandschap is de zilveren maan, een dagvlinder behorende tot de parelmoervlinders. De soort komt zeer waarschijnlijk niet in het onderzoeksgebied voor (http://www.vlindernet.nl/vlindersoort.php?vlinderid=1102&vq=zilveren%20maan) maar wel haar waardplant het moerasviooltje (PNI, 2010). DE waardplant n groeit in het ecosysteem laagveenmoeras, reden te meer om zuinig te zijn met de laagveenmoerasjes in het onderzoeksgebied. Er zijn ook diverse soorten nachtvlinders gebonden aan de laagveenmoerasjes en rietlanden. Oeverzones en open water zijn ook van veel betekenis voor libellen, zoals de groene glazenmaker strikt gebonden aan krabbenscheervegetaties en Bijlage IV soort van de Europese Habitatrichtlijn (http://libellennet.nl/libellensoort.php?libelid=35&vq=groene%20glazen). De krabbenscheervegetaties komen in de Waterlandse veenweiden nauwelijks voor (wel in Utrecht en Zuid-Holland) mogelijk door het van oudsher (licht)brakke karakter van de wateren. Er zijn diverse soorten libellen in het onderzoeksgebied te verwachten, de meeste algemeen in ons land voorkomend. Hieronder de bruine glazenmaker en de noordse witsnuitlibel, soorten die (ook) in laagveenmoerassen voorkomen. Een soort als de variabele waterjuffer en diverse heidelibellen zijn in het onderzoeksgebied te verwachten. Er komen geen beschermde ongewervelden als slakken en insectensoorten conform de Flora- en faunawet in het gebied voor. Conclusies Voor de introductie van fluisterboten in het onderzoeksgebied is het niet nodig een ontheffing conform de Flora- en faunawet aan te vragen, omdat geen van de aanwezige beschermde soorten volgens deze wet negatief worden beïnvloed. Hierbij zij wel aangetekend dat het tegengaan van ander gemotoriseerd vaarverkeer een belangrijke randvoorwaarde is.
Natuurtoets introductie elektrisch varen in Waterland-Zuidoost
25
Toetsing Ecologische Hoofdstructuur Het onderzoeksgebied valt onder de Ecologisch Hoofd Structuur van ons land en de provincie NoordHolland, voorheen PEHS (Provincie Noord-Holland, 1993). De polders worden gerekend tot de categorie “veenweidegebied” en de kleine droogmakerijen tot de “graslanden buiten het veenweidegebied”. Het kerngebied is Waterland. De introductie van fluisterboten leidt niet tot aantasting van de omvang en de kwaliteit van het kerngebied. De introductie van ander gemotoriseerd vaarverkeer tast naar alle waarschijnlijkheid wel de kwaliteit ervan aan.
Aanbevelingen Het is belangrijk via een communicatietraject de lokale bevolking goed te informeren over de introductie van fluisterboten in hun gebied. Hierbij kunnen ook de onderzochte effecten naar voren te komen. De auteur is gaarne bereid op een voorlichtingsbijeenkomst over de natuuraspecten een toelichting te geven en vragen te beantwoorden.
Natuurtoets introductie elektrisch varen in Waterland-Zuidoost
26
Literatuur
Haaijen, F., 2010. Notitie Bijdrage Themakaart. Stadsdeel Noord gem. Amsterdam. Ham, E. van der, 2010. Van IJ tot Gouw, Voortgangsrapportage 2009/2010 met doorkijk naar 2011 en 2012. Stadsdeel Amsterdam-Noord. Meuleman, J.H., 2008. Concept plan van aanpak Elektrisch varen 2e fase, infrastructuur en pleisterplaatsen. Landschap Waterland, Velsen-Zuid. Nn, 2010. Verslag monitoring ringslanghopen 14 oktober 2010. Notitie Stadsdeel Noord gem. Amsterdam. PNI, 2010. Provinciale Natuur Informatie. Broedvogels, zoogdieren en flora, inventarisatie diverse jaren. Gegevens over zoogdieren uit de jaren negentig. GIS-kaarten In 2010 geleverd door Landschap Noord-Holland, Castricum. Contactpersonen Eric Thomassen en Kees Scharringa. Provincie Noord-Holland, 1993. Deelnota Ecologische structuren en natuur- en landschapsbouw. Beleidsvisie ontwikkeling PEHS. Haarlem. Schaminée, J.H.J. en J.A.M. Janssen, 2004. Soorten van de Habitatrichtlijn. Europese Natuur in Nederland. KNNV Uitgeverij, Zeist. Schaminée, J.H.J. en J.A.M. Janssen, 2009. Laag Nederland Natura 2000-gebieden. In de serie Europese Natuur in Nederland. KNNV Uitgeverij, Zeist. Vista, 2002. Recreatieplan Waterland. In opdracht van Landschap Waterland te Purmerend. Uitgave Vista landscape and urban design, Amsterdam.
Natuurtoets introductie elektrisch varen in Waterland-Zuidoost
27
Colofon Opdrachtgever
Landschap Waterland p/a Recreatie Noord-Holland NV contactpersoon de heer H. Nap Postbus 2571 2002 RB Haarlem
Opdrachtnemer
drs. Ben W.J.M. Kruijsen Ecologisch Adviesbureau B.Kruijsen Eyndenhoefflaan 7 2071 AM Santpoort-Noord
[email protected] www.natuuradvies.nl
Veldwerk, fotografie en rapportage
Ben Kruijsen
Publicatie
23 december 2010
Natuurtoets introductie elektrisch varen in Waterland-Zuidoost