Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013 -2020
Colofon Uitgave Provincie Limburg bezoekadres: Limburglaan 10 te Maastricht postadres: Postbus 5700, 6202 MA Maastricht tel.: +31 (0)43 389 99 99 e-mail:
[email protected] www.limburg.nl
13-971 Omslag Nota Actualisatie Natuur en Landschapsbeleid
Natuurbeleid : natuurlijk eenvoudig Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013 -2020
Maastricht, april 2013
Inhoudsopgave 1
Waar komen we vandaan, beleidsontwikkeling 1970-heden
7
1.1 Natuur7 1.2 Landschap9
2
Waar staan we nu 2.1 Financiering provinciaal natuur- en landschapsbeleid 2.2 De ontwikkeling van subsidies en beschermingsregels 2.2.2 De ontwikkeling in subsidiering van de EHS
18
2.2.3 De ontwikkeling in regels en bescherming
19 20
2.3.1 De Europese opgave
20
2.3.2 Nationale/Provinciale opgave bestaande en nieuwe natuur
21
Het proces om te komen tot de actualisatienota 3.1 De aanbevelingen vanuit het werkatelier “Natuurbeleid eenvoudiger”
5
14 14
2.4 Het is (te) ingewikkeld geworden; de uitvoering loopt vast
4
13
2.2.1 De ontwikkeling van het EHS-beleid
2.3 De opgave
3
13
Te handhaven beleidskaders
22
25 25
29
4.1 Beleid met betrekking tot de EHS
29
4.2 Beleid soortenbescherming via de leefgebiedenaanpak
29
4.3 Inzet burgers en organisaties optimaliseren
30
4.4 Integratie natuur- en landschapsbeleid met gebiedsontwikkeling
30
Vernieuwing en bijstelling beleidskaders 5.1 Algemene kaders bij het vernieuwde natuur- en landschapsbeleid
31 31
5.2 Specifieke kaders voor belangrijke beleidsonderwerpen
32
5.2.1 Natuur voor natuur of natuur voor mensen
32
5.2.2 Uitvoering via Partnercontracten
34
5.2.3 Economisch meest voordelige aanbieding
35
5.2.4 Verduurzaming inzet beheerssubsidies
36
5.3 Vereenvoudiging37
4
5.3.1 Minder beleidscategoriën en vereenvoudiging terminologie
37
5.3.2 Vereenvoudiging monitoringsrapportages
41
5.3.3 Vereenvoudiging en versobering subsidiestelsel
42
5.4 Ontschotting en flexibilisering budgetten
43
5.5
44
Nieuwe aanpak Zilvergroene natuur en Bronsgroene landschappen 5.5.1 Bijdragen derden minimaal 50%; bijdrage provincie na 2015 ongewis
44
5.5.2 Pilots zilvergroene natuur; inzet projectideeënboek
44
5.5.3 De ontwikkeling van streekfondsen
44
5.5.4 De inzet van vereveningsinstrumenten
45
5.5.5 De inzet van ontwikkelingsstrategiën
45
5.5.6 De inzet van erfpacht en eigen vermogen van de provincie
45
5.6 De inrichting van goud- en zilvergroen: van revolutie naar evolutie
45
5.7 Grensoverschrijdende natuur
46
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
5.8 Flexibilisering EHS
47
5.9 Ontsnippering
47
5.10 Doorstart nationaal landschap Zuid-Limburg
6
7
Te nemen (proces)stappen
48
49
6.1 De uitnodigingsstrategie: kansen voor iedereen
49
6.2 Ontwikkelingsstrategieën meer inzetten
50
6.3 Het werkveld meer betrekken ontwikkeling en uitwerking beleid
50
6.4 Onderzoek inzet erfpacht en meer inzet eigen vermogen Provincie
50
6.5 Een pilot om de verschillende inrichtingsniveaus uit te werken
50
6.6 Beheersing beheerkosten
51
6.7 Opstelling programma Natuur en Landschap 2013-2015
51
6.8 Maatwerkoplossingen om vertraging te voorkomen
51
6.9 Afstemming op Programma “Limburgse Landbouw loont” (2013-2015)
52
6.10 Monitoring uitvoering programma Natuur en landschap
52
Financiën voor de periode 2013-2015
53
7.1 Algemeen53 7.2 Overzicht beschikbare en benodigde budgetten ten behoeve van Programma Natuur en Landschap 2013-2015
53
7.3 Structurele kosten
54
7.3.1 Tekorten vanaf 2014 en verder
8
Uitwerking goudgroen, zilvergroen en bronsgroen 8.1 Goudgroene natuur
55
57 57
8.1.1 Wat is het
57
8.1.2 Doel/taakstelling58 8.1.3 Realisatie strategie en rol partijen
58
8.1.4 Kaders59 8.1.5 Doorwerking in POL 2014
59
8.1.6 Monitoring59 8.2 Zilvergroene natuur
60
8.2.1 Wat is het
60
8.2.2 Rol partijen
60
8.2.3 Kaders60 8.2.4 Doorwerking in POL 2014
60
8.2.5 Monitoring60 8.3 Bronsgroene landschapszones
61
8.3.1 Wat is het
61
8.3.2 Rol partijen
61
8.3.3 Kaders62 8.3.4 Doorwerking in POL 2014
62
8.3.5 Monitoring62 8.4 Bijstelling doelstellingen Nota Natuur en Landschapsbeheer 2010-2020
9
63
Bijlagen65
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
5
6
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
1
Waar komen we vandaan, beleidsontwikkeling 1970-heden
1.1
Natuur
Het huidige natuurbeleid in Nederland is ontstaan rond het Natuurbeschermingsjaar 1970; het jaar 1970
waarin Natuurmonumenten zijn grote publieksactie begon voor het Geuldal met als doel: het verzamelen van extra fondsen om in één gebied met misschien wel de hoogste biodiversiteit in ons land snel grote stappen voorwaarts te kunnen zetten gezien de snelle achteruitgang van natuurwaarden als gevolg van de intensivering van landbouwkundig gebruik.
1972 Vrij snel daarna –in 1972– stelde het rijk de zogeheten Relatienota vast waarin een nieuwe aanpak werd vastgesteld ten aanzien van de relatie tussen landbouw en natuur. Voor het eerst kwam er een planmatige, door de overheid geleide aanpak ten aanzien van het aanwijzen van voor natuurbehoud aan te kopen landbouwgebieden en van gebieden waar mogelijkheden kwamen voor behoud van met extensieve landbouw samenhangende natuurwaarden (via subsidies voor aangepast agrarisch beheer ofwel “agrarisch natuurbeheer”). Tevens werd hiermee geregeld dat de terreinbeherende natuurorganisaties (TBO’s) voor de aankoop, inrichting en beheer van andere landbouwgronden geen overheidssubsidies zouden ontvangen. 1990
Pas 18 jaar later –in 1990– stelde de rijksoverheid in het Natuurbeleidsplan de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) vast. Daarin werd een landelijk netwerk van met elkaar verbonden natuurkernen op kaart gezet. Nieuw hierin waren de ecologische verbindingszones. Omstreeks 1992 was uitgekristalliseerd hoe de opgave met betrekking tot agrarisch natuurbeheer en aanleg nieuwe natuur over de 12 provincies verdeeld werd. Voor Limburg was de taakstelling 7.000 ha agrarisch natuurbeheersgebied en circa 12.300 ha aanleg nieuwe natuur. Te realiseren in circa 25 jaar; naderhand werd als realisatietermijn 2018 vastgesteld. Niet lang na de vaststelling van het Natuurbeleidsplan en de
1992
verdeling van het instrumentarium startte tevens de decentralisatie naar de provincies. In 1992 werd tevens op de EU-top in Maastricht de EU-Habitatrichtlijn vastgesteld. In feite een uitbreiding van de al eerder vastgestelde EU-Vogelrichtijn. Nederland was – vanuit een zekere trots op het recente vastgestelde Natuurbeleidsplan en het EHS-concept – één van de grote aanjagers achter het vaststellen van de Habitatrichtlijn. In aansluiting daarop werd gestart met de selectie en het aanwijzing van Habitatrichtlijngebieden en het daarmee realiseren van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Decentralisatie Rijksnatuurtaken Tot 1995 hadden de provincies in feite alleen betrokkenheid bij het natuurbeleid via RO-beleid (o.a.
1995
vaststelling streekplannen), via subsidies voor de aankopen van Natuurmonumenten en Limburgs Landschap en via exploitatiesubsidies voor provinciale organisaties die zich met landschap en natuur bezig hielden. Na de 1e grote decentralisatie van Rijksnatuurtaken stelde de provincie in 1995 haar eerste nota Natuur en landschapsbeheer vast.
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
7
Bij deze decentralisatie werd met name de bevoegdheid om de EHS-begrenzingen per gebied vast te stellen overgeheveld naar de provinciebesturen. Tevens ging de verantwoordelijkheid voor landinrichtingsplannen, (een groot deel van) de uitvoering van de groene wetten, 50% van de financiering van aankopen t.b.v. realisatie nieuwe natuur en het secretariaat van de Nationale Parken over naar de provincies.
Het Geuldal speelde een centrale rol in het ontstaan van het huidge Natuurbeleid in Nederland rond het Natuurbeschermingsjaar 1970. Programma Beheer Een volgende belangrijke verandering kreeg zijn beslag in het jaar 2000; toen werd het stelsel van 2000
subsidies voor natuurbeheer omgevormd naar een strakker geformuleerd stelsel van natuurdoeltypen met daaraan gekoppelde beheervergoedingen: het zogeheten Programma Beheer. Met name bij het agrarisch natuurbeheer was per provincie een wildgroei aan beheerpakketten ontstaan; dit werd sterk gereduceerd maar nog altijd ging het (en gaat) het om meer dan 50 verschillende beheerspakketten. Aan de provincies werd de opdracht gegeven voor alle bestaande en nog te realiseren nieuwe natuur de natuurdoeltypen op kaart te zetten. In 2002 werd in de rijksbeleidsnota “Natuur voor mensen, mensen voor natuur” het idee van de
2002
(kleinschalige) ecologische verbindingszones geschrapt en vervangen door de zgn. Robuuste verbindingen (“RV”) toe te voegen. In Limburg ging het om één lange Robuuste verbinding: van Schinveld naar Mook langs de grens met Duitsland. Deze RV was in 2007 landelijk de eerste die concreet begrensd werd en opgenomen werd in provinciaal RO-beleid. De volgende grote decentralisatiestap volgde eind 2006 met het vaststellen van de Wet Inrichting Landelijk
2006
Gebied (WILG) en het per provincie ondertekenen van de Bestuursovereenkomsten ILG. Vrijwel alle rijksbudgetten voor de inrichting van het landelijk gebied werden voor 7 jaar gedecentraliseerd beschikbaar
8
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
gesteld aan de provinciebesturen onder voorwaarde dat na 7 jaar bepaalde, kwantitatief omschreven prestaties gerealiseerd zouden zijn. De met het Rijk overeengekomen prestaties en de voorgenomen prestaties in het kader van autonoom provinciaal beleid voor plattelandsontwikkeling werden eind 2006 door PS in het Provinciaal Meerjaren-Programma Plattelandsontwikkeling (PMJP 2007- 2013) vastgelegd Van belang is verder dat de 12 provincies in 2010 het subsidiestelsel voor natuurbeheer - het zogeheten 2011
“Programma Beheer” vereenvoudigd en gestroomlijnd hebben. Dit is vooral gebeurd door de onderdelen gericht op beheerssubsidiëring samen te voegen in de Subsidieregeling Natuur- en Landschapsbeheer (SNL). In het kader van de Heroriëntatie SNL zijn er inmiddels interprovinciaal afspraken gemaakt om de SNL verder te vereenvoudigen. De laatste decentralisatiestap volgde eind 2011 met het vaststellen en ondertekenen van het Decentralisatieakkoord Natuur en het in 2012 voortijdig beëindigen van de bestuursovereenkomsten ILG. In het Decentralisatieakkoord zijn de rijksbijdragen voor bijna alle ILG-taken met uitzondering van EHS,
2012
Natura 2000 en Kaderrichtlijn Water geschrapt (de EU-richtlijn met betrekking tot ecologisch herstel van waterlopen en natte natuur). De bevoegdheden, middelen en instrumenten van het Rijk m.b.t. natuurbehoud – onder meer de resterende onderdelen van de groene wetten - worden vrijwel geheel gedecentraliseerd naar de provincies. Daarnaast staat in het Decentralisatieakkoord Natuur centraal: het splitsen van nieuwe natuur in de EHS in EU-prioritaire nieuw aan te leggen natuur - grotendeels te realiseren in periode tot 2021 en planologisch vast te leggen als de “Herijkte EHS” - en overige nieuwe natuur. Voor de Herijkte EHS dient nog circa 3.500 ha nieuw aan te leggen natuur gerealiseerd te worden. Eind 2012 wordt een werkatelier gehouden met alle betrokken partijen om te komen tot vereenvoudiging van het beleid en versnelling van de uitvoering. Zie daarover hoofdstuk 3.
1.2
Landschap
Op nationaal niveau In 2003 heeft het Rijk in de Structuurschema Groene Ruimte elf waardevolle cultuurlandschappen 2003
aangewezen (waaronder Midden-Limburg). Het zijn gebieden met belangrijke natuur- en landschapwaarden, een grote cultuurhistorische en aardkundige betekenis en aantrekkelijk voor recreanten en toeristen. Als doorvertaling van de door Nederland ondertekende Europese Landschapsconventie werd vervolgens
2004
in 2004 het begrip “Nationale Landschappen” geïntroduceerd en in 2006 beleidsmatig verankerd in de rijksnota “Nota Ruimte”. Dit zijn gebieden met internationaal zeldzame en op nationaal niveau belangrijke
2006
landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten. Daarna heeft het Rijk in 2009 zijn ambities voor een mooi landschap verder uitgewerkt in de Agenda Landschap.
2009
Mede gezien het subsidiariteitsbeginsel zoals vastgelegd in de EU-landschapsconventie heeft het Rijk in 2011 de verantwoordelijkheid inzake landschapsbeleid en Nationale Landschappen volledig bij provincies en gemeenten gelegd. Vanwege de terugtreding van de Rijksoverheid is in 2011 een landelijk Servicenet
2011
Nationale Landschappen opgericht als coördinatie- en ondersteuningspunt voor de individuele provincies. Door deze beleidsombuiging heeft de provincie Limburg zich opnieuw moeten bezinnen hoe om te gaan met het Limburgse landschap. Op provinciaal niveau; in de Provincie Limburg
1990
Periode 1990-1995 In deze periode beperkte het landschapsbeleid zich tot de bescherming van landschapswaarden via RO-beleid (met name via streekplannen, streekplanuitwerkingen en het toezicht op gemeentelijke bestemmingsplannen), de ondersteuning van 2 grote natuurontwikkelingsprojecten (start van het Grensmaas- en het Zandmaasproject), de ondersteuning van de stichtingen Instandhouding Kleine Landschapselementen en Limburgs Landschap, een adviserende rol bij landinrichtingsprojecten en de
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
9
aansturing van een goede landschappelijke afwerking van ontgrondingen. 1995-2004 In 1995 kreeg de provincie bij de 1e decentralisatieronde m.b.t. natuur en landschap in aanvulling op 1995
de hiervoor genoemde taken en instrumenten tevens de zeggenschap over alle landinrichtingsprojecten inclusief de daarin te realiseren versterking van landschapskwaliteiten. Samenwerkingsverband Drielandenpark Binnen de (Euregionale) metropool Luik-Eupen-Aken-Parkstad-Sittard-Genk-Hasselt-Maastricht ligt het binnengebied Zuid-Limburg als onderdeel van het grensoverschrijdende Drielandenpark. Als uitwerking van
2003
het Europese streven om meer te gaan samenwerken, heeft de provincie Nederlands Limburg, samen met België en Duitsland het samenwerkingsverband Drielandenpark opgericht (met Nederlandse voorzitter). De provincie Limburg heeft voor het Drielandenpark in 2003 een duurzaam ontwikkelingsperspectief vastgesteld. Daarbij wordt ingegaan op samenwerkingsmogelijkheden binnen de thema’s landschap en cultuurhistorie, verstedelijking en infrastructuur, natuur, water en milieu, landbouw en toerisme, die in dit gebied onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden.
De Stevolplas bij Ohe en Laak in Midden-Limburg is een voorbeeld van een goede landschappelijke afwerking van een ontgronding in het Maasdal. Vanaf 2004 Gezien de introductie van Nationale Landschappen in het rijksbeleid (in de nota Ruimte, zie vorige 2004
paragraaf) en in lijn met de Europese afspraken heeft de provincie Limburg in 2005 de POL-aanvulling “Nationaal Landschap Zuid-Limburg” vastgesteld. Daarin zijn de begrenzing, de kernkwaliteiten en het zgn. ‘ja mits’ beschermingsbeleid voor dit nationaal landschap vastgelegd. De kernkwaliteiten voor het Nationaal Landschap Zuid-Limburg zijn: ■■
het reliëf
■■
het groene karakter
■■
de grote contrasten tussen open en besloten landschappen
■■
het cultuurhistorisch erfgoed.
2007
10
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
Vanaf 2007: Wet Inrichting Landelijk Gebied (WILG) en Provinciaal MeerjarenProgramma Plattelandsontwikkeling 2007-2013 In het kader van de uitvoering van de WILG werd eind 2007 een Bestuursovereenkomst ILG met het Rijk afgesloten waarbij het Rijk haar middelen voor landschapsbeleid ter beschikking stelde aan de Provincie. Daarnaast werd in 2008, zoals in Europees verband was afgesproken, door de provincie Limburg in samenwerking met andere partners het project “Nationaal Landschap Zuid-Limburg op de kaart” uitgevoerd . 2012
In 2012 gaf de provincie Limburg aan dat de instandhouding en verbetering van het vestigings- en leefklimaat, het belang van de economische topsector vrijetijdseconomie en de veiligheid in relatie tot de omgeving en het grond- en oppervlaktewater redenen waren om de beleidscategorie Nationaal Landschap Zuid-Limburg vooralsnog te handhaven. Het specifiek beleid voor deze beleidscategorie wordt uitgewerkt en verankerd in de integrale herziening van het POL-2014 (PS besluit 2012). Op 28 november 2012 is een druk bezocht en succesvol symposium “Rijk leven in Zuid-Limburg” gehouden. Bij de stakeholders bleek een groot draagvlak te bestaan om dit vijfsterren-landschap, samen met partners te behouden, te beheren, te ontwikkelen en beleefbaar te laten zijn. Dit is vastgelegd in een door alle partijen ondertekend manifest. Werkatelier Aanpak Nationaal Landschap Zuid-Limburg ■■
2013
Op basis van het symposium werd besloten in februari 2013 een tweedaags werkatelier te organiseren met alle belanghebbende partijen in Zuid-Limburg.
■■
De vraag was: wie gaat wat, wanneer en hoe doen?
■■
Als expliciete vraag werd daarbij gesteld hoe de toekomstige uitvoeringsorganisatie van het Nationaal Landschap Zuid-Limburg er zou moeten uitzien. In het werkatelier is de conclusie getrokken dat er een streekraad zou moeten worden opgericht. Deze wordt nodig geacht vanwege de sluipende achteruitgang van het landschap. De regio ziet een gezamenlijk belang en wil gezamenlijk optrekken waarbij de verwachting is dat in deze samenwerking tussen overheden en bedrijfsleven creatieve oplossingen worden gevonden. De provincie, als middenbestuurder, neemt het voortouw om er voor te zorgen dat deze streekraad er komt.
Het relief is één van de kernkwaliteiten voor het Nationaal Landschap Zuid-Limburg.
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
11
De provincie is met ingang van 2014 verantwoordelijk voor de verbetering van de staat van instandhouding van Natura2000-gebieden zoals hier de St. Pietersberg.
12
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
2
Waar staan we nu
Met ingang van 2014 wordt de provincie de verantwoordelijke overheid voor vrijwel het gehele natuur en landschapsbeleid. De provincie is met name – conform het Decentralisatieakkoord Natuur verantwoordelijk voor het voldoen aan de Europese natuurrichtlijnen en de Europese Landschapsconventie (Verdrag van Florence) voor zover de door het Rijk verstrekte budgetten dat mogelijk maken. Dat wil zeggen dat de provincies met ingang van 2014 verantwoordelijk zijn voor: ■■
de verbetering van de staat van instandhouding van Natura2000-gebieden en –soorten
■■
realisatie van de KRW-doelstellingen
■■
een goede toepassing van de Natuurbeschermingswet, Flora & faunawet, Boswet en Natuurschoonwet (in de toekomst samen te voegen tot de integrale Natuurwet);
■■
de uitvoering van autonoom, provinciaal natuur- en landschapsbeleid; in Limburg: beleid mbt mensgerichte natuur, ecologische verbindingen en landschapselementen buiten de EHS.
■■
ondersteuning natuur- en landschapsorganisaties via structurele exploitatiesubsidies en projectsubsidies.
■■
Nationale Landschappen en overig landschapsbeleid (in samenwerking met gemeenten en waterschappen).
2.1
Financiering provinciaal natuur- en landschapsbeleid
Gerelateerd aan Europees natuurbeleid; Financiering uit rijksmiddelen verstrekt via provinciefonds en voor KRW-maatregelen tevens uit provinciale middelen en waterschapsmiddelen. ■■
Natura 2000-gebieden en –soorten; toepassing Natuurbeschermingswet
■■
EGM; Effectgerichte Maatregelen in Natura2000-gebieden. (Dit zijn maatregelen om de negatieve effecten van vermesting, verzuring e.d. op te vangen.)
■■
PAS; Programmatische Aanpak Stikstof (binnen de grenzen van dalende stikstof depositie wordt ruimte gezocht voor ontwikkeling; dit is goed voor de natuur en regionale economische aktiviteiten); zowel binnen aangewezen N2000-gebieden (via EGM) als via aanleg nieuwe natuur en het nemen van hydrologische maatregelen in en rondom N2000-gebieden
■■
Kaderrichtlijn Water-beleid gericht op ecologisch herstel van KRW-beken en op hydrologische maatregelen in en rondom N2000-gebieden;
Ten behoeve van nationaal natuurbeleid; Financiering grotendeels uit rijksmiddelen verstrekt via het provinciefonds. Voor natuur- en landschapsbeheer dienen de provincies conform het Decentralisatieakkoord Natuur ook eigen middelen bij te dragen. ■■
Flora en Faunawet: bescherming bedreigde soorten; bestrijding invasieve exoten
■■
Bosbescherming, via de Boswet
■■
Instandhouding landgoederen via de Natuurschoonwet
■■
Subsidieverordening Natuur en landschapsbeheer (SVNL) t.b.v. natuurgebiedsbeheer en agrarisch natuur- en landschapsbeheer binnen de EHS
■■
Subsidieregeling Kwaliteitsimpuls Natuur en Landschap ( SKNL) t.b.v. functiewijziging (omvorming
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
13
landbouwgrond naar natuurterrein) en t.b.v. inrichting nieuwe natuur NB: SKNL en SVNL vormen samen het subsidiestelsel natuurbeheer ofwel SNL). ■■
Subsidiering SBB m.b.t. functiewijziging, inrichting en beheer
De Kaderrichtlijn Water (KRW) schrijft voor dat de beken een goede ecologische kwaliteit moeten bezitten. Provinciaal natuur- en landschapsbeleid; Financiering 100% ten laste van de provincie ■■
TOP-gebieden niet zijnde N2000-gebied;aanpak verdroging in EHS-natuurgebieden
■■
Grensoverschrijdende natuur- en landschapsparken
■■
Nationaal Landschap Zuid-Limburg
■■
Soortenbescherming buiten de EHS
■■
Mensgerichte natuur
■■
Groenblauwe diensten (buiten de EHS)
■■
Exploitatiesubsidies voor LL, MFL, IKL, IVN en NHGL
■■
Provinciaal natuuronderzoek buiten de EHS
■■
Provinciale Ontwikkelingszones Groene waarden (POG)
■■
Provinciaal landschapsbeleid buiten het nationaal landschap Zuid-Limburg
2.2
De ontwikkeling van subsidies en beschermingsregels
2.2.1
De ontwikkeling van het EHS-beleid
De ecologische hoofdstructuur is ingevoerd omdat de sterke achteruitgang van de kwaliteit en omvang
14
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
van de natuur te stoppen. De belangrijkste motivering voor de EHS is dan ook het streven naar behoud van de Nederlandse biodiversiteit. Daarnaast vormde van aanvang af ook behoud en vergroting van de recreatieve mogelijkheden een belangrijke motivatie. De ecologische hoofdstructuur bestaat dan ook uit de belangrijkste bestaande natuur- en bosgebieden met daartussen of daaromheen nieuwe natuur gebieden. De ecologische hoofdstructuur bestond bij de start uit de volgende reeds op kaart gezette onderdelen : ■■
Bestaande bos- en natuurterreinen
■■
Beheersgebieden Het gaat hierbij om agrarisch natuurbeheer via beheersvergoedingen. Deze terreinen zijn/waren redelijk tot goed in te passen in de agrarische bedrijfsvoering (bijv. weidevogelbeheer)
■■
Reservaatsgebieden In deze gebieden ging het om beheer door natuurbeschermingsorganisaties. Reden: deze terreinen vereisen specifieke beheersdeskundigheid en zijn niet in te passen in agrarische bedrijfsvoering (bijvoorbeeld blauwgraslanden)
Aan deze categorieën in het natuurbeleid werden door het Natuurbeleidsplan in 1 e instantie toegevoegd: Ecologische verbindingszones. Met de nieuwe bestaande en nieuwe natuur kon de biodiversiteit nog niet gegarandeerd worden: organismen konden nog niet van het ene naar het andere natuurgebied komen. De oplossing zou moeten komen uit (meer kleinschalige) ecologische verbindingszones (bijvoorbeeld een reeks van poelen van het ene naar het andere natuurgebied). Van aanvang af was de financiering van deze ecologische verbindingszones onduidelijk
De Gulp is een riviertje met een specifiek ecologische functie (SEF) en vormt een belangrijke ecologische verbindingszone.
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
15
In schema :
EHS
Bestaande bos en natuur tereinen
Beheersgebied
Reservaatsgebied
Ecologische verbindingszones
In een 2e ronde werden al heel snel 2 soorten EHS toegevoegd: ■■
Reservaatsgebied Fase II
■■
Natuurontwikkelingsproject
In navolging van het plan Ooievaar (was weer geïnspireerd op de Oostvaardersplassen) werd duidelijk dat natuur maakbaar is en dat op korte termijn spectaculaire resultaten bereikt kunnen worden. Kenmerk van natuurontwikkelingsprojecten is dat er veelal inrichtingswerk moet plaatsvinden bijvoorbeeld graafwerk. Aanvankelijk werd gedacht dat deze vorm van (nieuwe) natuur alleen door natuurbeschermingsorganisaties goed beheerd zou kunnen worden. In schema :
EHS
Bestaande natuur
Beheersgebied
Reservaatsgebied fase 1 en reservaatsgebied fase 2
Ecologische verbindingszones
Natuurontwikkelingsproject
Intussen werd duidelijk dat er in de beheersgebieden lang niet overal beheersovereenkomsten werden afgesloten en dat de begrenzing vaak geen rekening hield met verplaatsingen van populaties. Het werd daarom mogelijk gemaakt grotere gebieden aan te wijzen waarbinnen een van te voren bepaalde – aanzienlijk kleinere - oppervlakte beheerpakketten kan worden afgesloten. Het grotere gebied noemt men het zogeheten ruime jas (beheers)gebied. Vanuit de Rijksvisie op het Integraal waterbeheer groeide het besef dat beken een belangrijke natuurwaarde en natuurfunctie vertegenwoordigen. Niet alleen voor de waterafhankelijke organismen in en om de beek, maar ook als groene linten in het landschap. En dat beken naast een landschappelijke waarde tevens een belangrijke rol vervullen als ecologische verbindingszones voor tal van organismen. In Limburg werd onderscheid gemaakt in beken met een specifiek ecologische functie en beken met een algemeen
16
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
ecologische functie, waarbij behoud en bescherming alsook herstel van natuurwaarden op de SEF-beken gericht werd. Later werd duidelijk dat teneinde de ecologische waarden in en om de beek op een duurzame en klimaatbestendige wijze te beschermen niet alleen naar de beek gekeken moest worden maar in feite naar het gehele beekdal. Binnen de EHS waren al diverse Vogelrichtlijn-gebieden aangewezen. Vanaf 1992 zijn hier Habitatrichtlijngebieden bij gekomen. Veel van de EHS-gebieden waren ernstig verdroogd. Om de natuurwaarden in deze gebieden in stand te houden moe(s)ten er maatregelen worden genomen. Deze maatregelen dienden soms ook buiten het verdroogde EHS-gebied te worden genomen (in de omgeving). Daartoe werden bufferzones aangewezen. Binnen deze bufferzones werden dan (niet altijd) beheersgebieden en/of reservaatsgebieden aangewezen omdat de landbouw hier niet meer (reservaatsgebied) of alleen met forse beperkingen (beheersgebied) kon boeren. Het werd al snel duidelijk dat er niet voldoende geld was om al deze verdroogde natuurgebieden te herstellen. Het was daarom noodzakelijk om keuzes te maken. De belangrijkste te herstellen natte natuurgebieden werden conform interprovinciale afspraak TOP-gebieden genoemd. De Brabantse aanduiding: “natte natuurparels” geeft beter weer waar het om gaat. Voor de ecologische verbindingszones, voor zover deze niet langs een beek met een specifiek ecologische functie lagen, waren geen overheidsbudgetten beschikbaar. Om ze tòch een status te geven werden alle ecologische verbindingszones opgenomen in de Provinciale Ontwikkelingszones Groen (POG). Natuurcompensatie (aanleg van nieuwe natuur om verlies van natuur ten gevolge van economische aktiviteiten te compenseren) zou in de POG-gebieden moeten plaatsvinden. De ecologische verbindingszones die waren voorzien waren vooral kleinschalig. In die schaalgrootte passen geen Edelherten e.d. De term robuuste verbinding werd geïntroduceerd in het jaar 2000 in de LNV-beleidsnota Natuur voor mensen, mensen voor natuur. Binnen Limburg werd de Robuuste verbinding begrensd langs de grens met Duitsland, van Schinveld tot aan Mook. Sinds de bezuinigingen van het kabinet Rutte-I zijn ze uit bezuinigingsoverwegingen geschrapt. In schema :
Binnen de bestaande bos- en natuur terreinen liggen de Natura2000 gebieden; dit zijn Habitat- en Vogelrichtlijngebieden. Deels zijn dit ook TOP-verdrogingsgebieden. Buiten Natura 2000 gebieden liggen echter ook een reeks TOP-verdrogingsgebieden. Als gevolg van de bezuinigingen van Rutte I kan vooralsnog niet meer alle EHS worden aangelegd die oorspronkelijk gepland stond. Eerder in deze nota is al aan gegeven dat de EHS die nog wel wordt aangelegd (in de periode tot 2021) wordt aangeduid als herijkte EHS. Deze herijkte EHS wordt ook
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
17
planologisch vastgelegd. De rest wordt aangeduid als overige nieuwe natuur of als beheersgebied of wordt buiten de EHS geplaatst. Beheer door particulieren is in de loop der tijd steeds belangrijker geworden. De term “particulier natuurbeheer” werd ingevoerd voor de aanleg van reservaatsgebieden en natuurontwikkelingsprojecten door particulieren (zelfrealisatie). Als landbouwgrond omgezet wordt in natuur wordt dit vastgelegd in een bestemmingsplan (immers : natuur moet duurzaam zijn) of in een kwalitatieve verbintenis bij de kadastrale akte. Hierdoor daalt de waarde van de grond. Deze waardedaling wordt in het kader van particulier natuurbeheer 100% vergoed (zie ook volgende paragraaf). 2.2.2
De ontwikkeling in subsidiering van de EHS
De rijke geschakeerdheid aan natuurbeleidsonderdelen heeft er toe geleid dat het natuurbeleid voor velen te complex is geworden. Met name is voor hen moeilijk te overzien waarvoor wel en niet cofinanciering of subsidiëring van de provincie verkregen kan worden. De subsidiering bij reservaatsgebieden en natuurontwikkelingsprojecten verliep aanvankelijk als volgt : Bij realisatie door Staatsbosbeheer kocht de Dienst Landelijk Gebied landbouwgrond, richtte die in en droeg over om niet Bij realisatie door Natuurmonumenten en Limburgs Landschap kocht de Dienst Landelijk Gebied landbouwgrond en droeg al dan niet ingericht over aan de eindbeheerder nadat deze subsidie had aangevraagd bij de provincie. Bij de invoering van particulier natuurbeheer moest het een en ander anders geregeld worden. De subsidieregelingen werkten toen als volgt: Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten en het Limburgs Landschap kregen 100% van het aankoopbedrag vergoed. Particulieren kregen minder: 100% van alleen de waardedaling Intussen is deze rechtsongelijkheid ongedaan gemaakt: alle natuurbeschermingsorganisaties en alle particulieren krijgen niet meer dan de waardedaling (dit is ongeveer 85% van de agrarische aankoopprijs) en een subsidie voor de inrichting en het daarop volgende Natuurbeheer.
De maretak is een volgens de Flora-en faunawet beschermde soort en groeit vaak bolvormig in populieren.
18
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
Op dit moment zijn er de volgende financierings bronnen voor de aanleg, herinrichting en beheer van natuurgebieden : EU
Rijk (gedecentraliseerd)
Aanleg Herijkte EHS en realisatie PAS + EGM Aanleg overige EHS-natuur Beheer Herijkte EHS-natuur Nationale en grensoverschrijdende parken Beheer overige EHS-natuur Agrarisch natuurbeheer in EHS Agrarisch natuurbeheer buiten EHS Aanleg mensgerichte natuur Beheer mensgerichte natuur
Soms
X
X X
X X X X X x
Aanleg en beheer kleine landschapselementen in de EHS Aanleg en beheer kleine landschapselementen buiten EHS
X
X
POP3 1)
X
X
Soortenbescherming in de EHS
x
X (via gelden voor EHS)
soms Life+ / POP3 POP3 ? POP3 ?
X
Soortenbescherming buiten de EHS Aanpak verdroging in N2000-gebieden
KRW-Beekherstel in de EHS Aanpak verdroging in overige natte natuurparels in de EHS KRW-beekherstel buiten EHS
X
POP3 ?
Provincie
Waterschap
Gemeente
Zeer beperkt X x X X x X X (indien passend in GBD)
(x) indien beekdal X indien tevens t.b.v. waterbeleid
x X
X
X
X indien tevens voor waterbeleid van belang x
X X
x X
X X
X X
X
X
-
1) Interreg, Life+ en POP3 zijn EU subsidies die voor natuur zouden kunnen worden ingezet. Een Life+ aanvraag opstellen kost veel tijd en energie. Omdat het aantal aanvragen in Europa groot is, is de selectie ook streng en niet voorspelbaar. Bij POP3 is nog niet bekend wat de subsidiemogelijkheden zullen zijn aangezien het POP3-programma nog in ontwikkeling is.
2.2.3
De ontwikkeling in regels en bescherming
De Europese regels ten aanzien van natuurbescherming zijn vastgelegd in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Landen zijn verplicht om de in het kader van deze richtlijnen aangewezen gebieden in een zogeheten gunstige staat van instandhouding te brengen. Europese regels zijn vertaald in Nederlandse wetten. Natuurgebieden in Nederland kunnen worden beschermd via de wet RO; via de Natuurbeschermingswet en via de Flora en Faunawet. De bedoeling is dat te zijner tijd deze opgaan in één natuurwet. Door de provincie zijn er via het POL nadere regels gesteld en zijn de Europese regels en Nederlandse wetten vertaald in de planologische bescherming in het POL en in de bescherming via de beheerplannen voor de Natura-2000-gebieden.
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
19
In schema : Natuuraspect
Bescherming via wet RO
Natuur-gebieden
EHS & Natura 2000: “nee tenzij”bescherming POG: “ja, mits”-bescherming Leefgebieden beschermd voor zover gelegen in de EHS of in een provinciale POL-zone gericht op natuur en landschap. Voor zover gelegen in de EHS of in een provinciale POL-zone gericht op natuur en landschap.
Leefgebieden beschermde soorten buiten natuur-gebieden Beken en waterlopen
2.3
De opgave
2.3.1
De Europese opgave
Bescherming via NB-wet Natura 2000-gebieden“nee tenzij”-bescherming Voor zover gelegen in Natura 2000-gebied
Bescherming via Flora- en faunawet Bescherming op maat; afhankelijk van welke Flora- en faunawet (F-&f-wet) soorten er voorkomen Bescherming op maat; afhankelijk van welke F-&f-wet soorten er voorkomen
Voor zover gelegen in Natura 2000-gebied
Op maat, voor zover in de beek of waterloop F-&f-wet-soorten voorkomen.
Natura2000 : Habitat- en vogelrichtlijn gebieden Natura2000 is een Europees netwerk van natuurgebieden waar belangrijke flora en fauna voorkomt. Deze moeten duurzaam worden beschermd. De juridische grondslag vormen de Europese Vogel- en Habitat richtlijn. Deze zijn in Nederland vertaald in de Natuurbeschermingswet en de Flora- en fauna wet. Er is afgesproken dat er voor Natura2000 gebieden en beheerplan wordt opgesteld waarin in ruimte en tijd gebiedsdoelen worden uitgewerkt. In Limburg liggen 23 Natura2000 gebieden. Er is geen scherpe deadline voor het realiseren van de Nature2000 doelen.
Het Leudal in Midden-Limburg is een van de 23 Natura2000-gebieden in Limburg en behoort tot de goudgroene natuur.
20
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
Kaderrichtlijn water Deze richtlijn schrijft voor aan welke kwaliteitseisen waterlichamen moeten voldoen. Het gaat hierbij om grond- en oppervlakte water. Er dient dan een goede “chemische toestand en een goed ecologisch potentieel of ecologische toestand” te zijn bereikt. Deadlines : 2015 voor de maatregelen die nu gepland zijn. De resterende opgave dient uiterlijk in 2027 gerealiseerd te zijn. 2.3.2
Nationale/Provinciale opgave bestaande en nieuwe natuur
Het Rijk en Provincies hebben eind 2011 het Decentralisatieakkoord Natuur getekend. In dit Decentralisatieakkoord zijn veel bevoegdheden naar de provincie overgeheveld. Dit is echter gepaard gegaan met een forse bezuiniging op het ILG budget. Als voorbeeld de nieuwe natuur : De oorspronkelijke taakstelling was
14.000 ha
Hiervan was eind 2012 aangekocht
7.000 ha
Restant aan te kopen vóór herijking EHS
7.000 ha
Door de bezuinigingen kan hiervan 3.500 ha worden gerealiseerd. Dit is inclusief de nieuwe natuur te realiseren in het Maasdal. Er worden geen nieuwe Rijksmiddelen ter beschikking gesteld. De financiering van deze 3.500 ha moet worden gefinancierd van uit de verkoop van BBL gronden (zowel verwerving als inrichting). Dit gaat dan alleen over de “nieuwe natuur”. Daarnaast gelden er dus kwaliteitseisen ten aanzien van Natura2000 gebieden (bestaande natuur) en moet er op watergebied (ter ondersteuning van deze natuur) nog veel gebeuren. In het najaar van 2011 heeft het college van Gedeputeerde Staten een voortgangsrapportage uitgebracht aan PS over de periode 1 januari 2010 tot 1 juli 2011 van het provinciaal Meerjarenprogramma Plattelandsontwikkeling 2007 – 2013 (pMJP) en de Bestuursovereenkomst over het Investeringsbudget Landelijk Gebied (BO-ILG). Tegelijk met deze rapportage zonden GS een verantwoording aan het Rijk met als belangrijkste bevindingen: ■■
grondverwerving ten behoeve van de EHS: van de taakstelling van 1988 ha is 1547 ha verworven, waarvan ca 1000 als ruilgrond;
■■
natuurgebiedenbeheer via provinciale subsidiestelsel natuurbeheer (SNL): van de taakstelling van 16256 ha is 20.712 ha beschikt en in beheer
■■
agrarisch natuurbeheer via SNL: van de taakstelling van 4626 ha is 1522 ha beschikt en in beheer
■■
herverkaveling van grondgebonden landbouw: van de taakstelling van 6300 ha is voor 605 ha een verplichting aangegaan.
Uit een separate rapportage van DLG blijkt verder m.b.t. inrichting van de EHS: van de taakstelling van 2.435 ha is per 1.1.2011 ca. 1580 ha gerealiseerd of beschikt (en in uitvoering) Hieronder staat weergegeven wat de taakstellingen zijn voor instandhouding bestaande natuur en welke restopgave er is voor nieuwe natuur eind 2012: Taakstellingen en gerealiseerde oppervlaktes eind 2012 De onderdelen van de EHS Bestaande natuur in de EHS Nieuwe natuur in de EHS Agrarisch natuurbeheer in de EHS Totalen in EHS Agrarisch natuur-beheer buiten EHS
Totale oppervlakte 30.800 ha 14.000 ha 6.300 ha
Gerealiseerde oppervlaktes 26.800 ha: in beheer bij SBB of onder SNL 7.000 ha 1.050 ha
Taakstellingen vóór Herijking EHS 4.000 ha (nog niet bij SBB of onder SNL) 7.000 ha 5.250 ha
Taakstellingen ná Herijking EHS 4.000 ha (nog niet bij SBB of onder SNL) 3.500 ha 5.250 ha
51.100 ha 700 ha
34.850 ha 450 ha
16.250 ha 250 ha
12.750 ha 250 ha
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
21
2.4
Het is (te) ingewikkeld geworden; de uitvoering loopt vast
In het kader van het PMJP was er sprake van vele budgetten en vele beleidsdoelen. Er is in het kader van het PMJP vrij veel gerealiseerd echter ■■
daarvoor was een omvangrijk overlegcircuit nodig en
■■
voor brede, gebiedsgerichte projecten gericht op een breed scala aan doelen was in het algemeen – met name als gevolg van de complexiteit op het gebied van de financiering – een lange voorbereidingstijd nodig.
Voorbeeld 1: Integrale projecten lopen vast Een relatief eenvoudig gebiedsgericht projecten in de Peelregio liep op het onderdeel “herstel van lanen” vast. Binnen het gebiedsgerichte project werd enige EHS gerealiseerd , de landbouwstructuur werd verbeterd en er werd op een beperkte oppervlakte peilgestuurde drainage gerealiseerd. Herstel van lanen was geen PMJP-doel: er was daardoor geen provinciale bijdrage mogelijk. Via het instellen van programmafinanciering werd daarom gezocht naar financiering van het gehele project. Deze programmafinanciering is al op de tekentafel vastgelopen vanwege de complexiteit bij met name het verwerken van risico’s in het project. Resultaat : het onderdeel “herstel van lanen” - in de praktijk kwam dit neer op het planten van 10 eikenbomen - ging niet door. Voorbeeld 2: Duurzaamheid investeringen via subsidies agrarisch natuurbeheer In Zuid-Limburg ontving een particulier beheerssubsidie voor het planten van hoogstamfruitbomen. Aangezien een beheersovereenkomst 6 jaar duurt werden door de betrokkene de fruitbomen na het 6 e jaar verwijderd. Betrokkene heeft de met subsidie gekochte en na 6 jaar verwijderde fruitbomen verkocht in België.In het algemeen geldt: investeringen in agrarisch natuurbeheer kunnen na 6 jaar (de looptijd van een subsidiebeschikking) weer ongedaan worden gemaakt.In dit voorbeeld wordt duidelijk dat dat voor natuur en landschap flinke nadelige consequenties kan hebben. Ook uit een oogpunt van effectief en efficiënt omgaan met overheidsmiddelen zijn hier grote vraagtekens bij te plaatsen.
22
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
Voorbeeld 3: Complexiteit financiering Een initiatiefnemer wil een hippisch centrum realiseren. Betrokkene staat positief tegenover natuuren landschapsdoelen en zoekt samenwerking met overheden. Het gaat om beekherstel, beekdalbrede aanpak, mensgerichte natuur en venherstel. Dit alles buiten Natura 2000-gebied; het is ook niet ondersteunend voor Natura 2000-gebieden elders. Het zijn deels wel KRW-beken en 2 deelgebieden zijn TOP-gebied in provinciaal beleid m.b.t. natte natuur. Het project zou dan als volgt gefinancierd kunnen worden : Projectonder-delen
EU-subsidie
Rijksubsidie
Provinciale subsidie
Waterschapsbijdrage
Gemeenten
Beekherstel / beekdalbrede aanpak
Ja, i.v.m. aanpak verdroging
+/-
Ja, voor beekherstel, in principe niet voor beekdalbrede aanpak
Ja, zowel voor beekherstel als voor beekdalbrede aanpak
Verschilt van gemeente tot gemeente
In principe beschikbaar Ja, mits ten dienste Ja van prioritaire soorten en/of voor aanleg mensgerichte natuur
Mensgerichte natuur Venherstel
Ja, is onderdeel van aanpak verdroging, draagt bij aan KRWdoelen
Idem (per gemeente anders) Idem als hierboven
Er zijn ook na 2013 veel partijen die geld willen en kunnen inzetten voor natuur-, water- en landschapsprojecten; het is daardoor een flinke puzzel om per project te zorgen dat alle partijen meefinancieren en te bepalen wie welk deel financiert; Aangezien er nog (heel) veel gebieden en projecten aangepakt moeten worden om te voldoen aan de Europese doelstellingen moeten er veel complexe afwegingen gemaakt worden; met name: waar kunnen de beschikbare budgetten met het grootste doelbereik ingezet worden, Conform het Decentralisatie-akkoord zal in 2016 verantwoording moeten worden afgelegd. Aangezien er in ieder geval tot 2016 met beperkte en ontoereikende budgetten gewerkt moet worden zijn er scherpe keuzes nodig zijn waar we wel en niet overheidsgelden voor inzetten. Resumerend : ■■
Het beleid, regelgeving en geldstromen zijn te ingewikkeld geworden.
■■
De bezuinigingen op natuur maken het – ondanks de extra 200 miljoen per jaar van kabinet Rutte II onvermijdelijk dat niet alle EHS-nieuwe natuur zoals oorspronkelijk gepland kan worden gerealiseerd.
■■
Er is – in het kader van POL-2014 - een concept uitgewerkt voor de herijking van de EHS. Dat wil zeggen dat er bepaald is welke nieuwe natuur met prioriteit aangelegd moet worden om de Europese natuurdoelen te realiseren. De herijkte EHS zal ca. 7% kleiner zijn. Desondanks zal ervoor gezorgd worden dat dit een kwalitatief goede EHS is waarmee voldaan wordt aan de eisen vanuit de EU-richtlijnen voor natuur- en waterbeleid.
■■
Bij het agrarisch natuur- en landschapsbeheer moet gezocht worden naar wegen om te zorgen dat de overheidsinvesteringen niet onmiddellijk na afloop van de subsidieperiode te niet kunnen worden gedaan.
De provincie streeft er daarom naar: ■■
De uitvoering eenvoudiger, sneller en uitnodigender te maken
■■
Inrichting en beheer goedkoper maar ook duurzamer te maken
■■
Meer partijen bij de realisatie van de EHS te betrekken
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
23
24
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
3
Het proces om te komen tot de actualisatienota
In december 2012 heeft er een 2 daags werkatelier plaatsgevonden. Het onderwerp was een vernieuwde aanpak van het natuurbeleid in Limburg. Hierbij werden de deelnemers uitgedaagd om te komen tot vereenvoudiging van het natuurbeleid; de natuurtypen, de kaartbeelden en de financiering, het opstellen van een uitvoeringsgericht programma Natuur en landschap, en de integratie van natuur en economie. Kortom: het moet sneller en leuker! Belangrijke aanleidingen waren naast de behoefte aan vereenvoudiging en meer slagvaardigheid de afspraak met het Rijk om over te gaan tot vergaande decentralisatie van het natuur- en landschapsbeleid. Gevolg: de provincie is dé regisseur geworden van het natuur- en landschapsbeleid. Daarnaast speelt natuurlijk ook de vraag hoe om te gaan met de vrij omvangrijke bezuinigingen op het natuurbeleid. In dit werkatelier waren de belangrijkste natuurbeherende instanties, de waterschappen en gemeenten, agrarische organisaties, landschapsbeheerders en diverse andere organisaties en doelgroepen vertegenwoordigd. Al deze partijen willen zo snel mogelijk weer aan de slag gaan. In de paragraaf hierna zijn de resultaten van deze bijeenkomst weergegeven. Het was een geslaagde bijeenkomst waar concrete aanzetten zijn gegeven tot met name een vereenvoudiging van natuurbeleidscategorieën en waarbij suggesties zijn gedaan hoe je tot versnelling, andere financiering, etc. zou kunnen komen. De resultaten van het werkatelier zijn als bouwstenen gebruikt voor deze nota. Concepten zijn 2 maal besproken met een ambtelijke klankbordgroep met daarin vertegenwoordigers van Limburgs Landschap, Limburgs Particulier Grondbezit, Dienst Landelijk Gebied, Waterschap Peel en Maasvallei en stichting IKL. De conceptnota Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig is tevens 2 keer besproken met de Commissie Plattelandsontwikkeling Limburg (CPL).
3.1
De aanbevelingen vanuit het werkatelier “Natuurbeleid eenvoudiger”
Maak één natuur en maak die zo robuust mogelijk. Ga over tot een sterk vereenvoudigende driedeling van natuur en landschap in Limburg die tot uitdrukking komt in 3 zones (Goud, Zilver, Brons) en ook in verschillende strategieën per zone. Het centrale doel is een bijdrage te leveren aan het behoud en de ontwikkeling van de Limburgse natuurlijke en landschappelijke kwaliteiten alsmede het waterbeheer dat nodig is om een excellent leefwoon- en werkklimaat in Limburg te bewerkstelligen. Onderscheid nog slechts 3 soorten natuur : Goudgroene natuur : Omvat alle prioritaire natuurgebieden zowel vanuit recreatief-toeristisch oogpunt als vanuit ecologie en landschap bezien inclusief de daarvoor aan te leggen nieuwe natuur. De goudgroene natuur omvat alle Natura 2000-gebieden (incl. de 3 de Nationale Parken); de prioritaire KRW-beektrajecten (dit zijn de tot nu toe in het POL de beken met een specifiek ecologische functie ofwel SEF-beken) de provinciaal prioritaire natuurgebieden inclusief de bestaande en de te realiseren nieuwe natuur in de projecten Zandmaas en Grensmaas; de prioritaire beheersgebieden (gebieden voor agrarisch natuurbeheer van belang voor N2000 en KRW), de prioritaire gebieden voor verdrogingsbestrijding (de natte
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
25
natuurparels) en de Hamsterreservaats-gebieden. Doel: Realisatie in 2020 van 2600 ha nieuwe natuur buiten het Maasdal en daarenboven ten minste 900 ha nieuwe natuur in Grensmaas en Zandmaas en versterking recreatieve mogelijkheden in de bestaande natuur. Verder: het minimaal handhaven van de huidige benutting van het instrument agrarisch natuurbeheer en realisatie van de PAS-afspraken. Programmatische Aanpak Stikstof : een instrument waarbij op gebiedsniveau afspraken worden gemaakt over stikstofdepositie en over (het creëren van) ontwikkelingsruimte voor bedrijven (met name de agrarische sector) en voor verkeer en vervoer. Zilvergroene natuur : Omvat de rest van de bestaande en nieuwe natuur en agrarische beheersgebieden voor zover gelegen in de EHS. Doel: Realisatie nieuwe natuur binnen deze zone daar waar derden ten minste 50% willen cofinancieren. Voorrang voor realisatie daar waar nieuwe natuur een duidelijke meerwaarde heeft als recreatief groen en/of in het kader van bescherming en herstel prioritaire soorten. Verder: het minimaal handhaven van de huidige benutting van het instrument agrarisch natuurbeheer en toename van het agrarisch landschapsbeheer. Bronsgroene landschapszones : Omvat alle prioritaire landschapszones buiten de EHS. In POLtermen: de samenvoeging van de zones Provinciale Ontwikkelingszones Groene waarden en Veerkrachtige Watersystemen (Perspectief 2 resp. Perspectief 3) Doel: Realisatie toename recreatief aantrekkelijke landschapszones tegelijk met verbetering watervasthoudend vermogen en herstel cultuurhistorische elementen & karakteristieken.
Het hamsterreservaat bij Sibbe behoort ook tot de goudgroene natuur.
26
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
Vereenvoudig de monitoringsrapportages Pas de monitoringsrapportages aan aan de indeling goudgroene natuur, zilvergroene natuur en bronsgroene landschapszones Verminder het aantal natuurbeleidscategoriën Beperk het gebruik van gedetailleerde natuurdoeltypen tot alleen die gebieden waar het echt noodzakelijk is (N2000 à landelijke aanwijzingsbesluiten met concrete aanduidingen natuurdoeltypen). Ga over tot zakelijke contracten (partnercontracten) op basis van vertrouwen tussen provincie en beheerder. Pas nog maar één subsidieregeling toe De provincie moet een “agile” (soepele, lenige, flexibele) overheid worden die stimuleert, uitnodigt en faciliteert Initiatieven dienen te worden beoordeeld op het saldo van negatieve én positieve maatschappelijke baten. Dit vereist andere aanpakken en inzet van andere professionals. De provincie Limburg wordt door de atelierdeelnemers gezien als dé regievoerder voor het natuur en landschapsbeleid in Limburg; óók voor de gebieden buiten de goud-, zilver- en bronsgroene zones. Delegatie van verantwoordelijkheden naar gebiedscommissies wordt eerder als een belasting en vertragend dan als oplossend en versnellend gezien. Stel jaarlijks een inspirerend projectideeënboek samen Het (jaarlijks) opstellen van een ”projectideeënboek” draagt bij aan het in werking stellen van een sterker uitnodigende realisatiestrategie. Dit kan toegepast worden voor de provincie als geheel maar ook per deelgebied. Om meer partijen bij de uitvoering te betrekken zouden veel meer partijen dan de traditionele uitvoerende partijen uitgenodigd moeten worden om met realisatieprojecten te komen. Betrek het werkveld meer bij vernieuwing beleid en werkwijzen In het werkveld van natuur en landschap bestaan vele goede ideeën voor vernieuwing. Schakel dit werkveld in zoals tijdens de tweedaagse is gedaan. Maak de EHS eenvoudiger en flexibel qua inhoud, tempo en begrenzing. Dit biedt kansen om burgers en ondernemers meer – ook financiëel – te betrekken bij aankoop, inrichting en beheer. Ontwikkel streekfondsen Het gebruik van (streek-)fondsen (bijvoorbeeld via streekrekeningen) ondersteunt uitnodigings-strategieën. Zet vereveningsinstumenten in Vereveningsinstrumenten: alle instrumenten waarmee schade aan natuur en landschap gecompenseerd wordt door aanleg en beheer van nieuwe natuur en/of landschapselementen. Gemeenten spelen een cruciale rol bij toepassing van vereveningsinstrumenten. De provincie kan hier positief op inspelen door beleidskoppelingen en faciliteren. Zet Rijksmiddelen in voor de goudgroene natuur De inzet van gedecentraliseerde rijksmiddelen zou voor het overgrote deel geconcentreerd moeten zijn op de realisatie van de Gouden natuur (N2000, KRW in EHS, belangrijke kerngebieden, bestaande natuurgebieden in de EHS).
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
27
Zet ontwikkelingsstrategieën in Met ontwikkelingsstrategieën worden bedoeld: strategieën om te komen tot brede, zo integraal mogelijke vormen van gebiedsontwikkeling. Inzet van ontwikkelingsstrategieën is – met name in de zilvergroene gebieden - noodzakelijk om tot volledige financiering én tot draagvlak te komen voor natuur- en landschapsherstel. Zet per ommegaande BBL-gronden in Per omgaande is een meer dynamische en flexibele inzet van BBL gronden en van eigen bezit nodig. Grond is een cruciale factor. De frustratie dat beschikbare grond niet ingezet kan worden is erg groot. Zet erfpacht in Langjarige erfpacht biedt veel mogelijkheden voor snellere EHS-realisatie. Zet eigen vermogen provincie in De provincie zou ook eigen vermogen kunnen beleggen in natuurgrond.
Maasplassen Midden-Limurg bij Stevensweert, begrazing van de Maasoever door runderen.
28
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
4
Te handhaven beleidskaders
Dit hoofdstuk omvat een samenvattend overzicht van de belangrijkste te handhaven beleidslijnen uit de nota Natuur en landschapsbeheer 2010-2020. De te schrappen beleidslijnen uit die beleidsnota zijn in bijlage 7 opgenomen samen met een overzicht van de te wijzigen beleidslijnen. De gewijzigde beleidslijnen worden besproken in hoofdstuk 5 en hoofdstuk 8.
4.1 ■■
Beleid met betrekking tot de EHS Het realiseren van de EHS via functiewijziging, inrichting en beheer zal ondersteund worden door een zorgvuldige toepassing van het instrumentarium van de wet RO, de Natuurbeschermingswet en artikel 75 van de Flora en faunawet gericht op bescherming van de EHS tegen uitholling en aantasting van de natuurwaarden; dit geldt met name voor de via de Vogel- en Habitatrichtlijn beschermde habitats en soorten.
■■
Voortvarende realisatie van aankopen (en functiewijzigingen) met volledige schadeloosstelling, kavelruil (en zo nodig onteigening) zoals gepland in de integrale projecten plattelandsontwikkeling. Hierbij wordt gestreefd naar realisatie van EHS doelen in combinatie met verbetering van de landbouwstructuur of andere provinciale beleidsdoelen.
■■
Herbegrenzing van EHS zal ingezet worden om de kwaliteit en kwantiteit van de EHS in het betrokken gebied te verbeteren en/of om de realisatie van de EHS er mee te versnellen.
■■
Aanleg van klimaatbuffers in de EHS wordt versneld en vergemakkelijkt. Kosten zullen mede worden gedekt worden uit middelen voor inrichting EHS en aanpak verdroging
4.2
Beleid soortenbescherming via de leefgebiedenaanpak
De leefgebiedenaanpak ten behoeve van behoud en herstel van soortenrijkdom houdt in dat voor groepen van beschermde soorten met overeenkomstige habitateisen / groepen van beschermde soorten die in overeenkomstige habitats voorkomen maatregelen worden getroffen. Een voorbeeld zijn de SNLbeheerpakketten voor zowel de akker- als de weidevogels. Voor beide groepen van beschermde soorten geldt dat er maatregelpakketten zijn ontwikkeld die voor de hele groep een verbetering opleveren. De belangrijkste acties m.b.t. de leefgebiedenaanpak zijn de volgende: ■■
Meekoppelen met de gebiedsgerichte aanpak van plattelandsontwikkeling. De uitvoering van de leefgebiedenaanpak wordt ingebed in de uitvoering van het plattelandsbeleid. Bij integrale gebiedsuitwerkingen worden in alle stadia van planvorming en uitvoering maatregelen voor bedreigde soorten geïntegreerd. Tevens zal gezorgd worden voor optimale meekoppeling en integratie met de gebiedsontwikkeling in het kader van de brede gebiedsgerichte ontwikkelingsprojecten zoals Klavertje 4 en Landgoederenzone Maastricht.
■■
Verbetering informatievoorziening door de bestaande plannen voor soortenbescherming worden te integreren in één geografische database toegankelijk voor iedereen via internet.
■■
Uitvoering art. 75 Flora en faunawet : Compensatie en mitigatie in het kader van art. 75 Flora- en faunawet wordt gekoppeld aan (projecten in het kader van) de leefgebiedenaanpak.
■■
Met de waterschappen, de natuurorganisaties en de st. IKL zullen in het kader van de partnercontracten afspraken worden gemaakt over de uitvoering van soortenbescherming en -herstel.
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
29
4.3 ■■
Inzet burgers en organisaties optimaliseren De ondersteuning van lokale werkgroepen door de stichting IKL en door de Milieufederatie Limburg zal evenals de afgelopen jaren worden gesubsidieerd en zo nodig worden versterkt.
■■
Bovenlokale projecten die kennis en betrokkenheid van burgers, bedrijven en gemeenten helpen vergroten worden gesteund met projectsubsidies.
■■
De ondersteuning van stichting Limburgs Landschap, Milieufederatie Limburg, IVN-Consulentschap Natuur- en Milieueducatie en Natuurhistorisch Genootschap Limburg met exploitatiesubsidies wordt voortgezet. Tzt zal er nader voorstel worden gedaan over een exploitatiesubsidie voor de stichting IKL.
4.4 ■■
Integratie natuur- en landschapsbeleid met gebiedsontwikkeling Ontwikkelkansen voor natuur, bos en landschap worden zo veel mogelijk gecreëerd en benut in de brede, door de provincie in samenwerking met gemeenten geïnitieerde gebiedsontwikkelingsprojecten zoals Klavertje 4, Landgoederenzone Maastricht en Maasplassen Midden-Limburg.
■■
De ontwikkeling van mensgerichte natuur, bos, landschap, soortenbeheer en -bescherming zal waar mogelijk geïntegreerd gaan worden in deze brede gebiedsontwikkelingsprojecten.
■■
Belangrijk hierbij is vooral dat gebiedsontwikkelingsprojecten in het algemeen zullen moeten starten met het op gang brengen van groene ontwikkelingen, waarmee vervolgens voorgestane rode ontwikkelingen gefaciliteerd worden. Op die wijze wordt bovendien - door vroegtijdige aanleg – optimaal invulling gegeven aan compensatieverplichtingen en aan groene tegenprestaties.
■■
Dit betekent dat aan de maatschappelijke partners gevraagd wordt projecten te genereren, die gericht zijn op ontwikkeling van ter plaatse thuishorende, robuuste en veerkrachtige natuur, die voor zoveel mogelijk mensen goed bereikbaar en toegankelijk is. Robuust in die zin dat zij een meerwaarde heeft voor het ecologisch functioneren van de ecologische structuur in Limburg en veerkrachtig in die zin dat de nieuwe natuur in staat is om de verwachte veranderingen in het klimaat te doorstaan.
■■
Het is daarbij van belang om onze maatschappelijke partners op het gebied van natuur- en landschapsontwikkeling - zowel SBB, NM, LL, st.IKL en de Dienst Landelijk Gebied als diverse regionale en lokale organisaties en particuliere grondeigenaren - in een zo vroeg mogelijk stadium te betrekken bij de planontwikkeling.
■■
Bij dit alles zijn belangen en wensen van de eindgebruikers - bewoners en bezoekers – leidend. Betrokkenheid van burgers is daarom onmisbaar.
■■
Investeringen in het kader van de brede gebiedsontwikkelingsprojecten van de provincie worden in principe gedaan via regiofondsen, die op 50/50-basis door partijen uit de regio en de provincie worden gevormd. Op termijn komt daarbij ook het Deltafonds (Commissie Veerman) in beeld, dat eveneens zal uitgaan van cofinanciering door de regio.
■■
De provincie wil vanuit haar rol als subsidieverlener, de rol van investeerder en ontwikkelaar verder intensiveren. Het provinciale grondbedrijf wordt in verband hiermee steeds meer óók voor natuur, bos en landschap een ontwikkelbedrijf. Waar nodig zal de provincie (d.w.z. het provinciaal grondbedrijf) zelf gronden verwerven om te bevorderen dat de nagestreefde natuur-, bos en landschapsontwikkeling sneller gerealiseerd wordt.
■■
Subsidieverlening voor groene items binnen brede gebiedsontwikkelings- projecten zal waar nodig versneld worden door te zorgen voor sneller en vroegtijdiger contact tussen de aanvrager, de beoordelaar van de aanvraag en de beleidsmatig verantwoordelijke provinciale medewerker.
30
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
5
Vernieuwing en bijstelling beleidskaders
5.1
Algemene kaders bij het vernieuwde natuur- en landschapsbeleid
■■
Alle natuur is mensgerichte natuur. Beheer en inrichting van natuurgebieden dient zowel ten dienste te staan van behoud en herstel van ecologische waarden alsook te zorgen voor ruimere mogelijkheden voor recreatief medegebruik en vrijetijdsbesteding in natuurgebieden.
■■
Doel is snellere realisatie van nieuwe natuur en van kwaliteitsverbetering bestaande natuur daar waar dat bijdraagt aan het welzijn en de verbetering van mogelijkheden voor vrijetijdsbesteding van de Limburgers.
■■
In het natuur- en landschapsbeleid zal de realisatie van waterbeleid conform het Provinciaal Waterplan 2013-2015 voor zover het gaat om beekherstel en aanpak verdroging van natte natuurparels worden meegenomen en ondersteund.
■■
We streven naar optimale synergie met het provinciale landbouwbeleid zoals verwoord in de Ambitienota “Limburgse Landbouw Loont”.
■■
Het landschapsbeleid dient zowel ten dienste te staan van behoud en herstel van landschappelijke waarden alsook te zorgen voor toename van de mogelijkheden voor recreatief medegebruik, landschapsbeleving en vrijetijdsbesteding in
De purperorchis is een ernstig bedreigde Rode lijst soort. Het beleid ten aanzien van landschapsbeheer richten we – binnen het hiervoor omschreven algemene aantrekkelijke landschapszones.
■■
kader - in hoofdzaak op de gebieden met de hoogste concentraties aan landschappelijke waarden en die gebieden waar het landschapsbeleid tevens ondersteunend werkt voor natuurbeleid, waterbeleid en beleid gericht op behoud en herstel van cultuurhistorische waarden; deze gebieden worden aangeduid als de bronsgroene landschapszones. ■■
Om de benutting van overheidsmiddelen te optimaliseren worden de beschikbare middelen ontschot en geflexibiliseerd ingezet.
■■
Soortenbescherming wordt primair gerealiseerd via versterking en beheer van de EHS met behulp van gedecentraliseerde rijksmiddelen. Aanvullend zal ook buiten de EHS – met provinciale middelen; immers de rijksmiddelen voor soortenbescherming buiten de EHS zijn geschrapt – daar waar dit urgent is gewerkt worden aan behoud en herstel van prioritaire soorten. Tot de prioritaire soorten worden gerekend: de EU-beschermde soorten met een slechte staat van instandhouding en/of een negatieve populatie-ontwikkeling en met uitsterven bedreigde Rode Lijst-soorten waarvoor duurzaam herstel haalbaar is; zie bijlage 9.
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
31
In de natuurgebieden is naast behoud en herstel van ecologische waarden recreatief medegebruik een belangrijke functie.
5.2
Specifieke kaders voor belangrijke beleidsonderwerpen
5.2.1
Natuur voor natuur of natuur voor mensen
Door de vele beleidsonderdelen is zeker voor de meeste burgers niet meer helder waar nu echt de prioriteiten liggen. De provincie zet zich immers zowel in voor de hoogwaardige natuur in de Natura2000gebieden als voor de natuur in andere natuurgebieden én voor aanleg van recreatief groen; ook wel aangeduid als mensgerichte natuur- en landschapsgebieden. Het past in het provinciale beleid dat aan beide typen natuur veel aandacht wordt gegeven. Immers de hoogwaardige natuurgebieden hebben nadrukkelijk óók een belangrijke recreatieve functie, zie de grote bezoekersaantallen in de nationale parken die alle drie tevens Natura 2000-gebied zijn. Aandacht voor ontwikkeling van meer recreatieve natuur buiten de EHS is ook belangrijk; immers voor velen in de grote steden is het belangrijk ook natuur op korte afstand van de stad te hebben. Ook daarbij spelen de Natura2000-gebieden overigens een grote rol; denk aan de grote aantallen recreanten in de Natura-2000-gebieden St.Pietersberg, Brunssummerheide, nationaal park De Meinweg en het Geleenbeekdal. Al deze gebieden liggen in de directe nabijheid van grote steden. In aansluiting hierop wordt ook het extensiveren en meer landschappelijk en natuurgericht inrichten van de beekdalen en het Maasdal - ook buiten de EHS - als beleidsdoel gezien. Immers daarmee worden niet alleen natuur- en waterdoelen gediend maar ook recreatiedoelen en landschapsbeleidsdoelen. Daarnaast speelt - gezien de afname van rijksbijdragen voor de aanleg van de EHS - de vraag of het wel nodig en verstandig is om bij de inrichting van nieuwe natuur op korte termijn voor de uiteindelijke natuurambitie in te gaan richten en of het niet voldoende is om natuur op een basiskwaliteitsnivo te realiseren d.w.z. met een zo eenvoudig mogelijke inrichting. Zie daarover met name paragraaf 5.6.
32
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
Ten behoeve van de Natura 2000-doelen zullen in een aantal terreinen wel specifieke maatregelen genomen moeten worden; onder andere om de PAS-afspraken te realiseren. Elders kan volstaan worden met meer generieke maatregelen.
De Brunssummerheide is een Natura2000 gebied in de directe nabijheid van grote steden.
Natuurgebied de Maasduinen zowel Nationaal Park als Natura2000 gebied.
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
33
5.2.2
Uitvoering via Partnercontracten
In de goudgroene zone blijven we inzetten op realisatie van nieuwe natuur conform de dit jaar door GS vastgestelde realisatiestrategie; zie bijlage 8. Dit houdt in realisatie via overeenkomsten met de 3 terreinbeherende natuurorganisaties (ofwel TBO’s; dat zijn: NM, LL en SBB), Dienst Landelijk Gebied, de beide waterschappen, stichting Ark, stichting IKL, stichting Natuurrijk Limburg, Bosgroep en Limburgs Particulier Grondbezit. De Rijksmiddelen zullen in principe alleen in de goudgroene natuur worden ingezet. Er wordt ingezet op maximaal 85% subsidie op de aankoopprijs van de grond en een eigen bijdrage van de eindbeheerders van minimaal 15%. Partijen worden gestimuleerd om het goedkoper te doen dan voor de maximale bijdrage van 85% van de aankoopprijs, (zie volgende paragraaf). Vergroting van het jaarlijkse aankoopvolume wordt nagestreefd. Met de uitvoerende organisaties zullen afspraken hierover vastgelegd worden in de op te stellen meerjarenafspraken in het kader van de partnercontracten. Met de LLTB en/of de stichting Natuurrijk Limburg zal zo mogelijk tevens een prestatieovereenkomst gesloten worden aangaande het realiseren van een toename van particulier en agrarisch natuurbeheer. Een kwaliteitsimpuls voor bestaande natuur wordt vooralsnog alleen uitgevoerd voor de Natura2000gebieden voorzover dit past in de beschikbare budgetten voor Natura 2000 en Programmatische Aanpak Stikstof (PAS; onderdeel effectgerichte maatregelen). Voorheen gold dit voor alle bestaande natuur in de EHS. In aanvulling op de reguliere bijdragen voor inrichting nieuwe natuur zal de provincie een subsidieregeling openstellen voor verbetering van recreatieve zonering en voor verhoging van de recreatieve aantrekkelijkheid van natuurgebieden in de zilver- en goudgroene zones.
De provincie zal een subsidieregeling openstellen voor verbetering van recreatieve maatregelen in de zilver- en goudgroene natuurgebieden.
34
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
5.2.3
Economisch meest voordelige aanbieding
Binnen de goud- en zilvergroene zones zullen uitvoerende partijen worden uitgedaagd om aanbiedingen te doen met betrekking tot de ontwikkeling en beheer van nieuwe natuur. Met de partners waarmee partnercontracten worden afgesloten wordt in het contract een afspraak gemaakt voor welke gebieden niet met normkosten gewerkt zal worden maar met één of meer aanbiedingen op basis van het opvragen van offertes. Om deze partners te stimuleren op deze wijze op een meer kosteneffectieve wijze met de aan hen toegekende overheidsmiddelen om te gaan zal met hen afgesproken worden dat zij de via integrale, kosteneffectieve aanbesteding bespaarde bedragen kunnen inzetten om landbouwgrond te verwerven ten behoeve van realisatie van EHS-nieuwe natuur; zowel in goudgroene zones als in de zilvergroene zones (daar waar GS in de zilvergroene zones een wijzigingsbevoegdheid heeft naar nieuwe natuur). Voor alle gebieden geldt het uitgangspunt dat maximaal 85% van aankoopprijs van de grond wordt vergoed. Tevens kan inrichtings- en beheerssubsidie worden verkregen. De voorkeur zal uitgaan naar partijen die de meest voordelige aanbieding doen voor het geheel van aankoop, inrichting en beheer. Bij het beoordelen van de aanbiedingen zal echter niet alleen naar de kosten per hectare gekeken worden maar naar ook naar de te leveren kwaliteit en naar de beheerkosten op langere termijn. In de zilver- en bronsgroene zones wordt minimaal 50% cofinanciering verwacht van initiatiefnemers (zie onder de paragraaf “bijdragen derden minimaal 50%). Ook daar geldt: de voorkeur gaat uit naar de partij met het qua prijs-kwaliteitsverhouding beste aanbod.
Het planten en beheren van hoogstamfruitbomen is een beheerpakket dat in aanmerking komt voor verduurzaming.
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
35
5.2.4
Verduurzaming inzet beheerssubsidies
Voor een aantal soorten natuur is het volstrekt niet duurzaam als er na 6 jaar wordt gestopt met het beheer. Onderzocht wordt of duurzaamheid niet kan worden vastgelegd via het RO spoor (opname in het bestemmingsplan) of anderszins (bijvoorbeeld via een kwalitatieve verbintenis). Een type natuurbeheer dat hier bijvoorbeeld voor in aanmerking komt zijn hoogstamfruitboomgaarden. Een natuurbeheertype dat hier bijvoorbeeld niet voor in aanmerking komt is weidevogelbeheer. Nagegaan zal worden of en zo ja hoe bepaalde beheerpakketten kunnen worden verduurzaamd. Uitgangspunt hierbij is dat voor de periode waarvoor de instandhouding wordt vastgelegd een adequate subsidiëring met betrekking tot de beheerkosten gegarandeerd wordt.
Bestaande en nieuwe natuur bij Schin op Geul.
36
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
5.3
Vereenvoudiging
Hieronder staan in de tabel weergegeven welke termen er gebruikt zullen worden met betrekking tot het natuurbeleid. Dat dit niet alleen maar een verandering is van de terminologie moge blijken uit de kaartbeelden (vóór en ná de vereenvoudiging). 5.3.1
Minder beleidscategoriën en vereenvoudiging terminologie Toelichting
Goudgroene natuur (nieuw)
Omvat alle prioritaire natuurgebieden zowel vanuit recreatief-toeristisch oogpunt als vanuit ecologie en landschap bezien inclusief de daarvoor aan te leggen nieuwe natuur. De goudgroene natuur omvat alle Natura 2000-gebieden (incl. de 3 de Nationale Parken); de prioritaire KRW-beektrajecten (dit zijn de beken met een specifiek ecologische functie ofwel SEF-beken conform de POLaanvulling Provinciaal waterplan 2010-2015) de provinciaal prioritaire natuurgebieden inclusief de bestaande en de te realiseren nieuwe natuur in de projecten Zandmaas en Grensmaas; de prioritaire beheersgebieden (gebieden voor agrarisch natuurbeheer van belang voor N2000 en KRW), de prioritaire gebieden voor verdrogingsbestrijding (de natte natuurparels) en de Hamsterreservaatsgebieden.
Zilvergroene natuur (nieuw)
Omvat de rest van de bestaande en nieuwe natuur en agrarische beheersgebieden voor zover gelegen in de EHS.
Bronsgroene landschapszones (nieuw)
Omvat alle prioritaire landschapszones buiten de EHS. In POL-termen: de samenvoeging van de zones Provinciale Ontwikkelingszones Groene waarden en Veerkrachtige Watersystemen (Perspectief 2 resp. Perspectief 3) Vooral de term POG heeft weerstanden opgeroepen bij de landbouw omdat de term het beeld opriep dat de provincie er naar zou streven om daar grote gebieden buiten de EHS naar groen om te vormen. In het kader van het POL-2014 worden de beide beleidscategorieën samengevoegd, ingedikt respectievelijk afgeslankt.
Natuur- en landschapsparken (nieuw)
Nationale parken en grensoverschrijdende natuurparken resp. landschapsparken samenvoegen tot het beleidsonderdeel “Natuur- en landschapsparken”. In de externe communicatie zal echter – onder meer i.v.m. de Europese erkenning van de nationale parken, hetgeen een duidelijke economische spin-off heeft – de aanduiding “nationaal park” gehandhaafd worden voor de 3 huidige nationale parken in Limburg.
Natte natuurparels (nieuw)
De TOP-gebieden zijn voor circa 50% tevens (verdrogingsgevoelige) Natura-2000-gebieden. Liggen alle in de goudgroene EHS. Het is verwarrend om het enerzijds over Natura-2000gerelateerde TOP-gebieden te hebben en anderzijds over provinciale TOP-gebieden. Ook vergt de term TOP-gebieden zelf te veel uitleg. Daarom vervangen we de aanduiding TOP-gebieden door de term natte natuurparels voor alle TOP-gebieden.
KRW beken (nieuw)
Beekherstel langs de SEF-beken: valt geheel samen met herstel natuurlijk karakter van de beken in het kader van KRW-beleid. SEF-beken worden daarom voortaan (ook) aangeduid als KRW-beken.
Mensgerichte natuur (blijft bestaan)
Mensgerichte natuur: komt in grote lijnen overeen met de voormalige rijksbeleidscategorie Groen in en om de stad (GIOS). GIOS was een term in het rijksbeleid voor natuur en landschap, maar is later vervangen door RodS (Recreatiegebieden om de steden). RodS is als rijksinstrument nooit voor Limburg beschikbaar gemaakt. De term Mensgerichte natuur is in Limburg ingeburgerd en is duidelijker dan de voor velen onbekende afkortingen GIOS en RodS.
Groenblauwe diensten (blijft bestaan)
In de praktijk gaat het hierbij om vergoedingen voor aanleg en beheer van kleine landschapselementen buiten de EHS. Ook de term Groenblauwe diensten is zo ingeburgerd en zo duidelijk dat voorgesteld wordt dit te handhaven.
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
37
Veranderingen a.g.v. indeling in Goud-, Zilver-, Bronsgroen
VOOR WIJZIGING
Venray
Ysselsteyn
SEF beek Bestaande natuur Gerealiseerde nieuwe natuur Bestuurlijk harde verplichtingen Nog niet gerealiseerde nieuwe natuur Nog niet gerealiseerd KRW Nog niet gerealiseerd N2000 Nog niet gerealiseerd PAS Beheersgebied POG Veerkrachtige watersystemen schaal: 1:65.000
datum: 23-4-2013
1.000
Meters
© Provincie Limburg, © Geodan
38
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
Veranderingen a.g.v. indeling in Goud-, Zilver-, Bronsgroen
NA WIJZIGING
Venray
Ysselsteyn
KRW beek Goudgroen Zilvergroen Zilvergroen Bestaande Natuur en Bos Bronsgroen
1.000 schaal: 1:65.000
datum: 23-4-2013
Meters
© Provincie Limburg, © Geodan
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
39
De verandering is niet alleen een verandering van terminologie De indeling in goudgroen, zilvergroen en bronsgroen is niet louter een verandering van de gebiedsaanduidingen.
De Banen is een van de 48 natte natuurparels waar anti-verdrogingsmaatregelen zijn en worden uitgevoerd. Wat betreft de goudgroene en de zilvergroene zones geldt dat behalve de vereenvoudiging van de gebiedsaanduidingen – minder beleidscategorieën en subcategorieën – en daardoor verheldering van de beleidskaarten, ook de volgende veranderingen worden doorgevoerd: ■■
Andere financieringsafspraken Binnen de goudgroene zones zullen de diverse gedecentraliseerde Rijksbudgetten voor de realisatie van EU-prioritaire natuur ontschot en geflexibiliseerd ingezet worden. Binnen de zilver- en bronsgroene zones zullen provinciale natuur- en landschapsbudgetten ontschot en geflexibiliseerd ingezet worden.
■■
Andere cofinancieringspercentages Voor alle eigenaren in de goudgroene zones geldt dat zij aanspraak kunnen maken op vergoeding van de volledige waardedaling bij aanleg van EHS-nieuwe natuur; er wordt geen verschil meer gemaakt tussen particulieren die op eigen gronden natuur realiseren en natuurorganisaties die gronden aankopen. Voor de zilvergroene en bronsgroene zones zal niet meer gelden dat de provinciale overheid daar 100% of 85% van de aankoopkosten voor EHS-nieuwe natuur resp. voor aanleg van landschapselementen vergoedt; de provinciale overheid zal maximaal 50% van de kosten van aanleg nieuwe natuur vergoeden.
■■
Andere realisatiestrategie per zone Voor de zilvergroene zones zal gezien de nagestreefde cofinanciering een andere aanpak ontwikkeld worden - uitnodigingsstrategie en ontwikkelingsstrategie – terwijl voor de goudgroene zones vrijwel geheel gewerkt zal worden met realisatie via de zogeheten partnercontracten met 10 uitvoeringspartners.
40
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
Natuur- en landschapsbeleid voor gebieden buiten de goudgroene, zilvergroene en bronsgroene zones Voor de plattelandsgebieden die buiten goud-, zilver- en bronsgroen vallen geldt dat ook daar nog landschappelijke waarden voorkomen echter minder herkenbaar en in lagere dichtheden. Het zijn gebieden waar landbouw-activiteiten sterker domineren. De provincie kiest ten aanzien van deze gebieden voor een minder actief sturende rol en ziet voor deze gebieden vooral een rol voor de gemeenten, kenniscentra zoals de stichting IKL en het IVN-consulentschap Natuur- en Milieu-educatie, lokale organisaties op het gebied van natuur en landschap waaronder agrarische natuurverenigingen en particulieren, bijvoorbeeld recreatieondernemers. De provincie zal behoud en versterking van de landschapswaarden buiten brons-, zilver- en goudgroen enerzijds steunen via ondersteuning voor de kenniscentra en voor agrarische natuurverenigingen en anderzijds het aanzetten van gemeenten tot het bieden van planologische bescherming van landschapswaarden in het gehele buitengebied. 5.3.2
Vereenvoudiging monitoringsrapportages
Wat betreft de monitoring van de resultaten van het natuurbeheer (uitgezonderd de KRW-opgaven) zijn nog geen sluitende interprovinciale afspraken gemaakt. Duidelijk is wel dat ten behoeve van monitoring van resultaten in Natura2000-gebieden data nodig zijn op het niveau van de door de EU omschreven habitattypen en de daarbij genoemde soorten. Aan Provinciale Staten zal – mede gelet op het recente rapport van de Zuidelijke Rekenkamer - als volgt gerapporteerd worden over de voortgang van de realisatie: Goudgroene natuur Aan PS zal conform de afspraken in EU-verband specifiek voor de Natura-2000-gebieden en EU-beschermde soorten gerapporteerd worden over de staat van instandhouding (goed, matig, slecht). Tevens zal aan PS gerapporteerd worden in hoeverre de in het Provinciaal Natuurbeheerplan vastgelegde ambitie bereikt is. Dat wil zeggen voor welk percentage van de oppervlakte van de 3 subcategorieën bestaande natuur, nieuwe natuur en agrarisch natuurbeheer is de ambitie bereikt; kwantitatief (oppervlakte die is ingericht of onder beheersubsidie is gebracht) en kwalitatief (oppervlakte waarop het nagestreefde natuurtype is gerealiseerd). Voor de KRW-beken is een monitoringsprogramma voorhanden en zijn er sluitende afspraken met Rijk en EU gemaakt. De hieruit voorkomende rapportages kunnen tevens benut worden om aan PS te rapporteren over de voortgang. Zilvergroene natuur Er zal aan PS gerapporteerd worden in hoeverre de in het Provinciaal Natuurbeheerplan vastgelegde ambitie bereikt is. Dat wil zeggen: voor welk percentage van de oppervlakte van de 3 subcategorieën bestaande natuur, nieuwe natuur en agrarisch natuurbeheer is de ambitie bereikt; kwantitatief (oppervlakte die is ingericht of onder beheersubsidie is gebracht) en kwalitatief (oppervlakte waarop het nagestreefde natuurtype is gerealiseerd). Bronsgroene landschapszones Er zal aan PS gerapporteerd worden over de oppervlakte van landschapselementen respectievelijk natuur en – voorzover mogelijk - over de oppervlaktes, trajectlengtes en/of aantallen locaties waar ingrepen (aanleg en/of herstel landschapselementen, beheer landschapselementen, beekherstel, aanleg recreatieve voorzieningen) zijn verricht.
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
41
5.3.3
Vereenvoudiging en versobering subsidiestelsel
GS heeft de ambitie om in ieder geval de goudgroene EHS in zijn geheel gerealiseerd te hebben in 2027 echter met aanzienlijk minder middelen dan we tot nu toe gewend waren. De vereenvoudiging op dit terrein zal –conform afspraak in IPO-verband - worden doorgevoerd door middel van overstap van de huidige SvNL-beschikkingen naar zogeheten lumpsumcontracten met de natuurterreinbeheerders. Hierbij wordt afgestapt van subsidieaanvragen en beschikkingen per perceel. Aan kleinere particuliere natuurbeheerders wordt gevraagd om zich aan te sluiten bij samenwerkingsverbanden – zoals de Bosgroep of het Limburgs Particulier Grondbezit – zodat ook met hen een maatwerk-overeenkomst kan worden afgesloten. De maximale subsidiebedragen zullen aan de hand van de huidige subsidietarieven per natuurbeheertype bepaald moeten gaan worden. Immers, er is op dit moment geen andere, goed onderbouwde en door de EU goedgekeurde systematiek. De nieuwe aanpak vergt dat er vertrouwd kan worden op de kennis en kunde van de terreinbeherende partners. De certificering die recent is ingevoerd in het kader van het Subsidiestelsel voor Natuur en Landschapsbeheer (SNL) is daarop gericht en daarvoor bedoeld. Subsidiëring functiewijziging wordt vereenvoudigd door – mede gezien de eis om over te gaan tot volledige gelijkberechtiging van particuliere grondeigenaren en de grote natuurbeherende organisaties – nog maar één subsidieregeling toe te passen voor alle partijen die nieuwe natuur in de EHS willen realiseren: de Subsidieregeling Kwaliteitsimpuls Natuur- en landschapsbeheer (SKNL). Om EHS-doelen beter en eerder te realiseren wordt hierdoor in alle zones die aangewezen zijn voor aanleg van nieuwe natuur in goudgroene zones realisatie via particulier natuurbeheer conform de SKNL mogelijk. Daardoor geldt voortaan dat alle partijen – zowel de traditionele terreinbeherende natuurorganisaties als andere organisaties en particulieren – bij omzetting van de functie van een perceel van landbouw naar natuur alleen de waardedaling (85% van de agrarische waarde, de resterende 15% is de waarde als natuurgrond) vergoed wordt. Hierbij is 85% het maximum. Daarnaast zullen verschillende niveaus van inrichting onderscheiden worden. Zie hierover de paragraaf 5.6. Het is - met name voor Natura 2000 gebieden – wenselijk om de recreatieve zonering te verbeteren conform de aanpak in de Nationale Parken. In aanvulling op de reguliere bijdragen voor inrichting nieuwe natuur zal de provincie daartoe een subsidieregeling openstellen voor verbetering van recreatieve zonering en voor verhoging van de recreatieve aantrekkelijkheid van natuurgebieden in de zilver- en goudgroene zones.
De regeling voor Groenblauwe diensten subsidieërt het natuur- en landschapsbeheer buiten de EHS zoals aanleg en onderhoud van meidoornhagen.
42
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
Subsidiëring beheer Om de natuur- en landschapswaarden goed te laten beheren is een adequate subsidiëring van het beheer ervan onmisbaar; immers in het algemeen zijn de mogelijkheden om opbrengsten te genereren uit het beheer van natuurgebieden beperkt tot zeer beperkt. Vanuit dit gezichtspunt is het de ambitie van de provincie de beheerssubsidies niet te verminderen en de tarieven per ha niet te verlagen. Om desondanks te voorkomen dat de provinciale bijdrage voor het natuur- en landschapbeheer een te groot beslag op de provinciale middelen gaat leggen wordt er voor gekozen zeer terughoudend om te gaan met SNL-subsidies voor natuur- en landschapsbeheer buiten de EHS. Met het oog daarop zal voor de subsidiëring van natuur- en landschapsbeheer buiten de EHS in principe geheel naar de regeling voor Groenblauwe diensten overgeheveld gaan worden. Een tweede optie is het verlagen van natuurdoelen – bijvoorbeeld van schraalgrasland naar kruiden- en faunarijk grasland – zodat er bij het natuurbeheer toch een zekere opbrengst en dus inkomen gehaald kan worden en de kosten per ha en dus ook het subsidiebedrag per ha omlaag gaan. Dit is in het algemeen genomen een optie die met name in de zilvergroene natuurgebieden aan de orde is. Verder wordt uitgezocht of en zo ja hoe garanties gegeven kunnen worden voor voortzetting van subsidiëring van agrarisch natuurbeheer zodat voorkomen kan worden dat agrariërs na 1 of 2 beheersperiodes stoppen met het natuurbeheer en bijvoorbeeld de hoogstambomen weer verwijderen (zie ook paragraaf 5.2.4, Verduurzaming beheersubsidies)
5.4
Ontschotting en flexibilisering budgetten
De flexibiliteit van de inzet van beschikbare middelen neemt toe doordat vrijwel alle middelen beschikbaar komen via het Provinciefonds. ■■
Het provinciaal bestuur kan dus jaarlijks besluiten de verdeling van middelen over de uitvoeringsonderdelen met betrekking tot verdeling over goud, zilver en brons bij te stellen (zie hoofdstuk 7)
■■
De flexibiliteit wordt verder per uitvoeringspartner vergroot door van te voren in meerjarenafspraken af te spreken onder welke voorwaarden de uitvoerende partner overschietende middelen voor het ene doel mag overhevelen naar een ander doel.
■■
De begrenzing van nieuwe natuur binnen de zilvergroene zone zal van geval tot geval bezien worden en afhankelijk worden gemaakt van draagvlak in de regio en van cofinanciering uit de regio respectievelijk van beleggers en instellingen. Daartoe wordt de huidige nog niet gerealiseerde nieuwe natuur in de zilvergroene zones in het Provinciaal Natuurbeheerplan omgezet naar agrarisch beheersgebied. Voor deze gebieden krijgt GS een wijzigingsbevoegdheid naar nieuwe natuur mits voor het gebied 50% cofinanciering beschikbaar wordt gesteld uit de streek of door derden en en er ten minste op het niveau van de betrokken gemeentebesturen draagvlak is. De totale oppervlakte nieuwe natuur in de zilvergroene zones zal maximaal 3.500 ha kunnen worden.
■■
Ook zal het aanpassen van natuurdoelen in de zilvergroene zones makkelijker worden voor zover de realisatie van de beleidsdoelen ten aanzien van soortenbescherming, Natura 2000 en KRW er niet door bemoeilijkt wordt.
■■
Daarnaast zal de flexibiliteit in de begrenzing van de zilvergroene gebieden groter worden dan voorheen. Verplaatsing van (delen van) zilvergrone zones naar een locatie waar dezelfde of vergelijkbare natuur- en landschapsdoelen gehaald kunnen worden zal gefaciliteerd worden wanneer een belanghebbende daartoe een verzoek indient
■■
Zie over de ontschotting en flexibilisering van de budgetten verder het hoofdstuk over financiering natuurbeleid.
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
43
5.5
Nieuwe aanpak Zilvergroene natuur en Bronsgroene landschappen
5.5.1
Bijdragen derden minimaal 50%; bijdrage provincie na 2015 ongewis
De Zilvergroene natuur moet voornamelijk worden gefinancierd door de Provincie en derden. De provincie betaalt maximaal 50%. Het gaat hier om belangrijke delen van Limburg waarbinnen grote landschappelijke kwaliteiten liggen. Mensgerichte natuur, extensieve landbouw, sociale cohesie zijn belangrijke kernwoorden. De realisatie van met name de zilvergroene natuur moet dus gaan draaien op 2 belangrijke componenten : Provinciale gelden en gelden van derden (particulieren, bedrijven, gemeenten,waterschappen ) 1 e component : Provinciale gelden In het huidige coalitie akkoord zijn de volgende middelen opgenomen : ■■
20 mln voor landschap natuur en ruimte
■■
30 mln voor Impuls natuur landschap en stedelijk groen
Deze middelen zijn er tot en met 2015 : daarna is het nog ongewis welke provinciale middelen beschikbaar zijn voor natuur- en landschap. De 30 mln Impuls-middelen zijn echter reeds toegekend aan een reeks concrete uitvoeringsprojecten. 2 e component : Gelden particulieren, bedrijven, gemeenten, waterschappen Deze partijen zullen worden uitgedaagd om met een voorstel te komen voor de realisering van zilvergroene natuur. Hierbij zal het voorstel met de beste prijs-kwaliteitsverhouding de voorkeur genieten. Behalve op de prijs zal dus ook op kwaliteit worden beoordeeld. Het gaat dan onder andere om de wijze waarop door de betrokken partij gesaldeerd wordt tussen negatieve en positieve maatschappelijke baten. Dit kan op gespannen voet staan met landelijke wetgeving en Europese natuurrichtlijnen. Daar waar de landelijke en Europese wet- en regelgeving saldering toelaat zal dit worden toegepast mits de kwaliteit van natuur- en landschap er niet op achteruitgaat. Daar waar EHS-nieuwe natuur langs andere wegen gerealiseerd wordt – bijvoorbeeld via natuurcompensatie of via het Limburgs Kwaliteitsmenu – zal die oppervlakte EHS-nieuwe natuur niet meer verplaatst worden om elders nieuwe natuur te realiseren. Indien er door de inzet van gelden van derden in de goudgroene zones ruimte ontstaat in de autonome, provinciale budgetten voor natuur zal die budgetruimte gebruikt worden om in de zilvergroene gebieden extra nieuwe natuur te realiseren. 5.5.2
Pilots zilvergroene natuur; inzet projectideeënboek
Zoals aangegeven bij het voorstel voor realisatie van zilvergroen wordt voorgesteld dit in enkele pilots in zilvergroene gebieden te testen voor de Limburgse situatie. Het is immers niet ondenkbaar dat de huidige economische situatie het met name voor gemeenten, bedrijven en beleggers lastig maakt om nu middelen vrij te maken om hierin te investeren. Er wordt daarom per pilot een projectideeënboek of kansenboek opgesteld; met name op basis van voorbeelden uit andere delen van het land. Partijen worden gevraagd zich voor 1 of meer projectideeën in te schrijven met een voorlopige uitwerking van een project of projecten voor 1 of meer deelgebieden. 5.5.3
De ontwikkeling van streekfondsen
Het opzetten van streekfondsen is vooral een zaak die bottom up moet gebeuren. Het moge duidelijk zijn dat streekfondsen vooral van belang zijn voor projecten in zilver – en bronsgroen (om te voldoen aan de voorwaarde van 50% cofinanciering). Streekfondsen ondersteunen een op uitnodiging gebaseerde realisatiestrategie. Het gebied waar dit met voorrang zal worden opgezet en aangepakt is het Nationaal Landschap Zuid-Limburg (zie paragraaf 5.10)
44
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
5.5.4
De inzet van vereveningsinstrumenten
Met name de vereveningsinstrumenten zoals natuurcompensatie, Limburgs Kwaliteitsmenu (LKM), Bouwkavel op Maat-plus (BOM+), Groen voor Rood zijn hiervoor in principe inzetbaar. Er kan echter ook gedacht worden aan inkomsten uit de Toeristenbelasting; immers van gemeenten die via de Toeristenbelasting (en OZB) sterk profiteren van rijks- en provinciale investeringen in natuur- en landschap zouden groene tegenprestaties gevraagd kunnen worden. Hoe de provincie het beste zou moeten aansturen op meer gemeentelijke bijdragen voor natuur- en landschap zal een kwestie van maatwerk blijven. Van gemeente tot gemeente zal nader bezien moeten worden welke inzet mogelijk is. Het heeft echter de voorkeur dit op regionale schaal op te pakken conform de voor het Nationaal Landschap Zuid-Limburg in voorbereiding zijnde aanpak. Wat betreft het vereveningsinstrument waar de provincie in belangrijke mate zelf voor verantwoordelijk is – EHS-natuurcompensatie – zal de provincie actief aansturen op meer samenhang en integratie met EHSnieuwe natuur. De Tweede Kamer heeft bij motie aangegeven dat natuurcompensatie mede ingezet moet worden om EHSnieuwe natuur waarvoor onvoldoende overheidsgeld beschikbaar is te realiseren. Om dit te implementeren zal de provincie de GS-beleidsregel Mitigatie en compensatie aanpassen zodat compensatie in de EHS mogelijk wordt. Tevens zal de provincie gronden gelegen in nieuwe natuur in de EHS bij voorbaat inrichten als nieuwe natuur zodat een compensatieplichtige initiatiefnemer zijn compensatieverplichting in één keer kan voldoen door ingerichte nieuwe natuur in de EHS van de provincie over te nemen (tegen kostprijs). Conform advies van de PCOL zal de door de provincie bij voorbaat aan te leggen compensatienatuur gelijkelijk verdeeld worden over goudgroene en zilvergroene zones. 5.5.5
De inzet van ontwikkelingsstrategiën
De provincie heeft brede plattelandsontwikkeling in een aantal gebieden in gang gezet in het kader van de gebiedsontwikkelingsprojecten. Voorbeelden zijn Klavertje 4 bij Venlo en het project Landgoederenzone bij Maastricht. In dit type projecten zoekt de provincie naar samenwerking met de gemeente en lokale actoren om een gebied zowel op het gebied van economie als leefbaarheid, gezondheid, natuur en landschap een impuls te geven. Met deze ontwikkelingsstrategie wordt de versterking van natuur en landschap in een bredere ontwikkeling meegenomen. Dit draagt zeker bij aan een breder draagvlak en sterkere participatie van bedrijven en instellingen. Deze aanpak zal voortgezet worden. 5.5.6
De inzet van erfpacht en eigen vermogen van de provincie
De inzet van langjarige erfpacht als middel voor snellere EHS realisatie zal worden onderzocht. Bij dit nadere onderzoek zijn de onderwerpen : financiële voordelen, kansrijkheid, risico’s en bijkomende kosten. Ook de inzet van het eigen provinciaal vermogen wordt onderzocht. Voorwaarde is dat het niet mag leiden tot omvangrijke extra kosten
5.6
De inrichting van goud- en zilvergroen: van revolutie naar evolutie
Grondaankoop geven we daarbij prioriteit vóór dure inrichting: eerst kwantiteit dan kwaliteit. Vóór 2021 moet er veel grond worden aangekocht en ingericht. Mede gezien de financiële situatie zetten wij dus vooral in op grondverwerving en functiewijziging. Deze aanpak wordt echter niet alleen gekozen uit financiële overwegingen. Het wordt met name in gang gezet vanuit de verwachting dat het onttrekken van gebieden aan landbouwkundig gebruik en het vergroten van natuurgebieden op zichzelf al – zonder dure inrichtingswerken – leidt tot een flinke kwaliteitsimpuls in de ernaast gelegen natuurgebieden.
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
45
Dit houdt in dat in het algemeen volstaan wordt met realisatie basiskwaliteit door inrichting op een basisnivo zodat natuurbeheer kan starten. Inrichting gericht op hydrologische doelen zal alleen bij natte natuurparels worden toegepast en in gebieden waar dit voor PAS-doelen nodig is. Optimale inrichting gericht op uiteindelijke provinciale natuurambitie zal alleen worden ondersteund als dit uitdrukkelijk nodig is om met uitsterven bedreigde EU-prioritaire soorten in stand te houden. Deze aanpak zal in het uitvoeringsgerichte Programma Natuur en Landschap verder uitgewerkt worden in overleg met de natuurbeheerders en de Dienst Landelijk Gebied. Verder is het naar alle waarschijnlijkheid zinvol om deze werkwijze in een pilot te testen; zie paragraaf 6.5. Een aandachtspunt is met name dat goedkopere inrichting kan leiden tot hogere beheerkosten.
Natura2000 gebied de St. Jansberg met op de voorgrond goudgroene nieuwe natuur.
5.7
Grensoverschrijdende natuur
In het kader van het versterken van grensoverschrijdende samenwerking voor natuur en landschap zullen de volgende acties ondernomen worden. ■■
Voortzetting samenwerking met aangrenzend Duitsland en België in het kader van de samenwerkingsverbanden Kempenbroek, Maas-Swalm-Nette, Rivierenpark Grensmaas en Drielandenpark met name ten behoeve van realisatie Europees natuur- en waterbeleid.
■■
Onderzoek naar een grensoverschrijdende klimaatcorridor naast de droge verbinding Mook-Schinveld en de natte as van het Maasdal: de corridor Ardennen - Vaalser bossen - Geuldal - Kempen – Kempenbroek – Weerterbossen
46
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
5.8
Flexibilisering EHS
Met het instellen van de goudgroene, zilvergroene en bronsgroene zones ontstaan nieuwe mogelijkheden voor flexibiliteit met name in de zilvergroene zones. In de bronsgroene zones was er al sprake van een hoge mate van flexibiliteit. Immers voor de bronsgroene zones is alleen in globale zin (zie de Landschapsvisie Zuid-Limburg) vastgelegd waar we welke landschapsdoelen willen realiseren. Voor de nieuwe natuur in de zilvergroene zones zijn de natuurambities door de provincie ook niet 1 op 1 op kaart vastgelegd. In de zilvergroene zones wordt de flexibiliteit verder te vergroot door zoekgebieden aan te wijzen waarbinnen nieuwe natuur aangelegd kan worden (mits er voldoende cofinanciering gevonden wordt). De flexibiliteit wat betreft inrichting is nu reeds heel groot: elk inrichtingsplan is in feite gebiedsgericht maatwerk. Flexibiliteit van het Provinciaal Natuurbeheerplan qua inhoud, tempo en begrenzing staat hoog in het vaandel bij het provinciebestuur. Daarom zal in principe elk jaar het Provinciaal Natuurbeheerplan aangepast worden aan verzoeken van grondeigenaren en natuurbeheerders mits het realiseren van kwaliteitsverbetering in de belangrijkste natuurterreinen daardoor niet onder druk komt te staan. De beheerpakketten in de subsidieregeling voor natuurgebiedenbeheer zijn bij de overgang naar de SvNL in 2010 geheel flexibel gemaakt. Er zijn geen voorgeschreven maatregelen meer; er is alleen een resultaatdoelstelling: de beheerder dient te zorgen voor instandhouding van de bestaande natuurwaarden in de terreinen waarvoor hij SvNL-subsidies natuur- en landschapsbeheer ontvangt. Alleen bij het agrarisch natuurbeheer is er – als gevolg van de EU-voorschriften in het kader van de POP2-subsidies en als gevolg van de EU-staatssteunrichtlijn – nog geen flexibiliteit mogelijk. Om EU-goedkeuring te verkrijgen dient heel helder in de beheerspakketten te zijn vastgelegd wat voor vergoedingen voor wat voor beheerswerkszaamheden gegeven wordt.
5.9
Ontsnippering
De ambitie van de provincie blijft om door het verbinden van natuurgebieden bij te dragen aan het creëren van betere randvoorwaarden voor de instandhouding van biotooptypen en van soorten die onder druk staan, achteruitgaan en dreigen te verdwijen. De prioriteit ligt ook hierbij op Europees beschermde soorten en habitats.
Autowegen vormen een barrière tussen natuurgebieden, ontsnippering blijft noodzakelijk.
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
47
Gezien het grotendeels wegvallen van rijksbudgetten voor grote ontsnipperingsprojecten en het grotendeels vervallen van de rijksmiddelen voor de robuuste verbindingszone Mook-Schinveld zal de aanleg van de geplande 3 ecoducten binnen die verbindingszone getemporiseerd worden. De meest noodzakelijke voorbereidingen zullen wel getroffen worden er van uitgaande dat in de toekomst er meer middelen voor zullen vrijkomen. Er wordt vooralsnog uitgegaan van het realiseren van de verbindingszones naar de ecoducten toe in de vorm van aanleg kleine landschapselementen en via agrarisch natuur- en landschapsbeheerin zilvergroene zones. Aan de realisatie van andere ecoducten en faunavoorzieningen in het kader van het door het Rijk opgestelde en in uitvoering zijnde Meerjarenprogramma Ontsnippering (MJPO) zal ondersteuning verleend worden onder andere via ondersteuning van het MJPO-platform Limburg. Verder zal het beleid gericht op het aanbrengen van faunavoorzieningenbij provinciale wegen eveneens gecontinuëerd worden. Dat wil zeggen dat aanleg van faunavoorzieningen meegenomen wordt bij aanleg van nieuwe provinciale wegen en bij reconstructiewerkzaamheden.
5.10
Doorstart nationaal landschap Zuid-Limburg
Op basis van het symposium Rijk leven in Zuid-Limburg (eind november 2012 is begin 2013 een tweedaags werkatelier georganiseerd met alle partijen in Zuid-Limburg die belang hebben bij of een bijdrage willen leveren aan het Nationaal Landschap Zuid-Limburg. Daarbij werd expliciet de vraag werd gesteld hoe de toekomstige uitvoeringsorganisatie van het Nationaal Landschap Zuid-Limburg er zou moeten uitzien. Er bleek tijdens het werkatelier groot draagvlak te bestaan voor de volgende standpunten: ■■
WAT: Er wordt - vanuit de breed gedragen landschapsvisie Zuid-Limburg – gewerkt aan behoud, beheer en ontwikkeling van de landschappelijke kernkwaliteiten. Kort samengevat houdt dat in: het verdichten van dalen en hellingen, het open houden van plateaus, aandacht voor visuele aspecten, cultuurhistorie, rust en ruimtelijke kwaliteit.
■■
WIE: Alle partijen samen, zowel stad als land, moeten de schouders eronder zetten. Van de provincie wordt vooral de eerste twee jaar een initiërende en faciliterende rol verwacht.
■■
HOE: Er zal gewerkt worden vanuit het “én-én” uitgangspunt, waarbij per initiatief een balans wordt gezocht tussen een brede mix aan instrumenten. Van uitnodiging tot deelname aan een kwaliteitsnetwerk tot regulering; van heffingen tot vrijwillige fondsen; van overheidshandelen tot vrijwillige inzet van burgers en inschakeling van sociale werkplaatsen.
Een voorstel voor de nieuwe uitvoeringsorganisatie voor het Nationaal Landschap wordt uitgewerkt. Gedacht wordt aan een netwerkorganisatie, met als onderdelen een streekraad met bijbehorend streekfonds, een streekhuis met streekmanager (incl. ondersteuning) en diverse advies platforms met ondernemers, burgers en landschapsdeskundigen (o.a. een kwaliteitsplatform ofwel kwaliteitsnetwerk). Het uitgewerkte voorstel zal aan Provinciale Staten worden voorgelegd ter vaststelling.
48
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
6
Te nemen (proces)stappen
Voor de realisatie van onze provinciale ambitie (die voor een groot gedeelte samenvalt met Europese en landelijke doelstellingen) wordt een op uitvoering gericht programma Natuur en landschap opgesteld, in eerste instantie voor de periode 2013-2015. Teneinde te komen tot een versnelling van de realisatie van de EHS en van instandhouding van kwalitatief goede bestaande natuur gaat de provincie de inzet van verschillende budgetten flexibiliseren; (zie hierover hoofdstuk 7). Voorts willen we huidige partners en nieuwe partners in het landelijk gebied meer bij de beleidsrealisatie betrekken en verleiden tot een grotere bijdrage in de realisatie van natuur en landschap. De provincie wil uitdagen en uitnodigen. De provincie gaat de uitnodigingsstrategie in enkele pilots testen. Met woorden alleen in deze nota zijn we er niet. We willen partners meer uitdagen, we willen meer cofinanciering vinden en we willen het beheer goedkoper maken.
6.1
De uitnodigingsstrategie: kansen voor iedereen
We willen de EHS met een zo beperkt mogelijke inzet van provinciale middelen realiseren zodat het rendement op de provinciale investeringen geoptimaliseerd wordt. Lokale en/of regionale cofinanciering is dan een must. Zeker in de zilvergroene natuur en in de bronsgroene landschapszones. De volgende stappen zullen worden gezet : 1. Pilots in enkele gebieden Enkele pilots in zilvergroene natuurzones met de volgende doelen : ■■
Minimaal 50% cofinanciering; (hoe goedkoper hoe beter)
■■
Een duidelijk “ keuzemenu” wordt uitgewerkt; het moet duidelijk zijn aan particuliere initiatiefnemers wanneer een idee wordt goedgekeurd. Dat wil zeggen: wanneer zijn de voordelen voor natuur en landschap zo groot dat eventuele nadelen voor natuur en landschap op de koop toe zullen worden genomen (saldo-benadering).
■■
De resultaten van deze pilots moeten gebruikt kunnen worden in het op te stellen project ideeënboek voor het jaar erna.
2. Provinciaal projectenideeënboek natuur en landschap Indien stap 1 succesrijk verloopt wordt overwogen een algemeen voorbeeld-projectenboek natuur en landschap ofwel een “provinciaal projectideeënboek N&L” te gaan maken. Het dient als inspiratie om het bedrijfsleven en particuliere investeerders uit te dagen te investeren in natuur of landschapsontwkkeling. In dit boek zijn reële kansen opgenomen en er wordt aangegeven wat de uitdaging is. Partijen kunnen hier op inschrijven. Dit moet ook duidelijke bouwstenen opleveren voor een duidelijk “keuzemenu”.
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
49
6.2
Ontwikkelingsstrategieën meer inzetten
De provincie heeft dit in een aantal gebieden opgepakt in het kader van de gebiedsontwikkelingsprojecten. Voorbeelden zijn Klavertje 4 bij Venlo en het project Landgoederenzone bij Maastricht. In dit type projecten zoekt de provincie naar samenwerking met de gemeente en lokale actoren om een gebied zowel op het gebied van economie als leefbaarheid, gezondheid, natuur en landschap een impuls te geven. Met deze ontwikkelingsstrategie wordt de versterking van natuur en landschap in een bredere ontwikkeling meegenomen. Dit draagt zeker bij aan een breder draagvlak en sterkere participatie van bedrijven en instellingen. Deze aanpak zal voortgezet worden.
6.3
Het werkveld meer betrekken ontwikkeling en uitwerking beleid
De partijen vertegenwoordigd in de Commissie Platteland Limburg zullen gevraagd worden regelmatig hun ideeën aan de provincie en aan elkaar over te brengen. Ook in POL-kader wordt het werkveld regelmatig benaderd. Deze interactieve wijze van werken en het betrekken van het werkveld bij de voorbereiding van beleidsbijstellingen en de opstelling van uitvoeringsgerichte programma’s zal worden voortgezet. Aan de uitvoerende partners zal tevens gevraagd worden om zelf het initiatief te nemen om de Commissie Platteland Limburg bijeen te roepen wanneer zij daartoe aanleiding zien.
6.4 ■■
Onderzoek inzet erfpacht en meer inzet eigen vermogen Provincie Erfpacht als goedkopere realisatiestrategie zal worden onderzocht op financiële voordelen, kansrijkheid, risico’s en bijkomende kosten. Het in erfpacht uitgeven van overheidsgronden (d.w.z. de BBL-gronden en/of door de provincie zelf verworven gronden) is in principe een goedkopere realisatiestrategie aangezien de gronden dan niet voor 15% van de landbouwwaarde verkocht worden maar bij BBL of bij de provincie op de balans blijven staan. Voordeel is verder dat de provincie als grondeigenaar meer mogelijkheden heeft om de inrichting en het beheer van de grond aan te sturen en/of te beïnvloeden. Een nadeel is dat een aantal eigenaarslasten (o.a. waterschapslasten) bij de eigenaar in rekening worden gebracht en dat de erfpachtopbrengsten zeer laag zullen zijn in vergelijking met de normale opbrengst van provinciaal kapitaal. Verder is voor de kansrijkheid van deze aanpak van belang in hoeverre natuurbeheerders bereid zijn om gronden in erfpacht te willen nemen. De grotere invloed van de provincie op inrichting en beheer is voor de beheerder tot op zekere hoogte een nadeel: zij kunnen minder slagvaardig te werk gaan. Een mogelijkheid is ook om eerst in te richten en daarna pas tot het in erfpacht uitgeven over te gaan. Nagegaan moet worden wat in het algemeen de voorkeur heeft.
■■
De inzet van het eigen vermogen van de provincie zal ook worden onderzocht. Ook bij het door de provincie zelf verwerven van gronden voor aanleg nieuwe natuur geldt dat het nadeel is dat de provincie dan geld investeert in grond die vrijwel geen geldelijke opbrengsten oplevert. Erfpacht levert naar verwachting aanzienlijk minder dan bij het regulier beleggen van provinciaal kapitaal. Daarom dient onderzocht te worden hoeveel renteverlies / opbrengstverlies optreedt per miljoen euro.
6.5
Een pilot om de verschillende inrichtingsniveaus uit te werken
Doel van de pilot is te onderzoeken of het werken met de 3 eerder genoemde inrichtingsnivo’s ( a: inrichting op basisnivo zodat natuurbeheer kan starten; b: inrichting tbv hydrologische doelen; c: optimale inrichting gericht op uiteindelijke provinciale natuurambitie praktisch uitvoerbaar is, wat de gevolgen zijn voor de beheerkosten en hoe afgewogen moet worden welk inrichtingsnivo uiteindelijk de beste prijs-
50
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
kwaliteitsverhouding oplevert. De inrichtingsnivo’s en de pilot zullen in het kader van het uitvoeringsgerichte Programma Natuur en Landschap 2013-2015 verder uitgewerkt worden in overleg met de natuurbeheerders en de Dienst Landelijk Gebied.
6.6
Beheersing beheerkosten
De ambitie van de provincie blijft te zorgen voor een zodanige subsidiëring van het natuurbeheer dat alle natuurbeheerders bereid en in staat zijn om in hun terreinen gelegen binnen goud- en zilvergroene zones de in het Provinciale Natuurbeheerplan voor hun gebied vastgestelde natuurtypen in stand te houden. De Provincie heeft zich bij de ondertekening van het Decentralisatie-akkoord Natuur daarom bereid verklaard om daarvoor eigen middelen in te zetten voor de subsidëring van het natuur- en landschapsbeheer. De beheerskosten stijgen naar verwachting gemiddeld met circa € 88.000,- per jaar als gevolg van de realisatie van nieuwe natuur. Daarbij is uitgegaan van verwerving van inrichting van 350 ha nieuwe natuur per jaar en een gemiddelde beheerssubsidie van € 250,- per ha nieuw aangelegde natuur. Deze kostenstijging is aan de orde indien er geen mogelijkheden worden gevonden om het beheer kosteneffectiever uit te voeren of meer inkomsten te halen uit de beheerde natuurterreinen. Beide mogelijkheden zullen actief onderzocht worden aangezien een verdere groei van de beheerkosten niet wenselijk is
6.7
Opstelling programma Natuur en Landschap 2013-2015
Voor de realisatie van onze provinciale ambitie (die voor een groot gedeelte samenvalt met Europese en landelijke doelstellingen) wordt een op uitvoering gericht Programma Natuur en landschap opgesteld, waarin de belangrijkste programmeerbare inspanningen in het landelijk gebied op de deelterreinen natuur, landschapsbeheer en de daarmee samenhangende acties op het gebied van water en landbouw zijn opgenomen.
6.8
Maatwerkoplossingen om vertraging te voorkomen
Vooruitlopend op de POL-herziening zal – na vaststelling van het Programma Natuur en Landschap – de subsidieregeling Inrichting Landelijk Gebied (sILG) weer opengesteld worden. Tevens zullen contracten worden gesloten of hernieuwd met onze partners teneinde de uitvoering van projecten te bevorderen of te versnellen. Indien zich kansen op grondverwerving voordoen kan vooruitlopend op besluitvorming in POL-kader actie worden ondernomen met name wanneer de grondverwerving bijdraagt aan het realiseren van de Europese natuurdoelstellingen respectievelijk aan de KRW-doelstellingen. Hiervoor zal een beroep gedaan worden op de provinciale middelen voor (anticiperende) grondaankopen door het provinciaal grondbedrijf. Waar mogelijk wordt voorlopig wel afgezien van de inrichting van deze gronden. Indien nodig kunnen vooruitlopend op de vaststelling van het programma Natuur en landschap 2013-2015 voorschotten gegeven worden aan uitvoeringspartners. Met name aan de waterschappen, de drie TBO’s, het Limburgs Particulier Grondbezit (LPG), DLG en de stichting Ark. Met name voor de waterschappen is spoed geboden om hen in staat te stellen de KRW-afspraken tijdig te kunnen uitvoeren Voorwaarde is dat de toegekende budgetten alleen besteed worden aan functiewijziging (en/of urgente
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
51
inrichtings-projecten) in de goudgroene natuur (EU-prioritaire nieuwe natuur en PAS-maatregelen) respectievelijk aan KRW-beekherstelprojecten tenzij uitdrukkelijk andere afspraken zijn vastgelegd.
6.9
Afstemming op Programma “Limburgse Landbouw loont” (2013-2015)
In het Programma Limburgse landbouw loont 2013- 2015 zijn activiteiten en maatregelen opgenomen met betrekking tot de volgende thema’s: •
Stimuleren product-proces en systeeminnovatie
•
Bevordering kennisdoorstroming en samenwerking
•
Fondsvorming kennistoepassing
•
Excellent produceren
•
Kennisontwikkeling overheid
•
Structuurversterking
•
Draagvlak en Imagoverbetering
•
Gedragscode
•
Realisatie nieuwe concepten voor duurzame ontwikkeling
•
Revitalisering buitengebied
•
Optimale benutting GLB.
Met name de 6 laatste thema’s en het algemene streven in de Ambitienota Landbouw om de landbouwbedrijven meer te laten bijdragen aan de omgevingskwaliteit hebben duidelijke raakvlakken met het provinciale natuur- en landschapsbeleid in die zin dat de 2 beleidsvelden elkaar direct ondersteunen. Daarom zal bij de uitvoering van de beide programma’s nauw contact worden onderhouden om de synergiemogelijkheden optimaal te benutten en om te voorkomen dat activiteiten in het ene programma doelbereik in het andere programma bemoeilijken.
6.10
Monitoring uitvoering programma Natuur en landschap
Jaarlijks zal een voortgangsrapportage aan PS worden aangeboden. Wat betreft de monitoring van de resultaten van het natuurbeheer (uitgezonderd de KRW-opgaven) zijn nog geen sluitende interprovinciale afspraken gemaakt. Duidelijk is wel dat ten behoeve van monitoring van resultaten in Natura 2000-gebieden data nodig zijn op het niveau van de door de EU omschreven habitattypen en de daarbij genoemde soorten. Zie verder de paragraaf Vereenvoudiging monitoring.
52
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
7
Financiën voor de periode 2013-2015
7.1
Algemeen
In dit programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2015 wordt op hoofdlijnen aangegeven hoe de inzet van gedecentraliseerde rijksmiddelen, aanvullende Europese middelen en de provinciale middelen voor natuur (incl.herstel watersystemen), en landschapsbeheer zal plaatsvinden. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de middelen die worden ingezet ten behoeve van het programma Natuur en Landschap 2013-2015 en de structurele kosten zoals die al jaren door de provincie worden ingezet. Vanwege de onduidelijkheid die er op verschillende onderdelen nog heerst zullen eventuele nadere financiële claims op een later tijdstip aan provinciale staten voorgelegd worden.
7.2
Overzicht beschikbare en benodigde budgetten ten behoeve van Programma Natuur en Landschap 2013-2015
In het overzicht op de volgende pagina is een samenvatting weergegeven van de beschikbare en benodigde budgetten voor het programma Natuur en Landschap in deze coalitieperiode. Voor achtergrondinformatie zie bijlage 10. Bij de Rijks- en Europese middelen geldt als algemene opmerking dat er op meerdere punten nog geen zekerheid bestaat over de interprovinciale verdeling van landelijke middelen en welke bedragen het rijk in het kader van het vullen van het BTW-compensatiefonds zal inhouden. Tevens is er met de afrekening van het ILG en het vaststellen van het advies van de Commissie Jansen een omissie vastgesteld met betrekking tot de ontwikkelopgave in Ooijen Wanssum. Deze omissie wordt door de commissie Jansen II herstelt en opgelost binnen de kaders van de verdeling van de extra rijksmiddelen (€ 200 mln.) voor natuur. Tenslotte bestaat er nog onzekerheid over de beschikbaarheid van rijksgelden voor Maaspark-Well en de zogenaamde Veermanmiddelen. Voor beide projecten is in de afgelopen jaren door het Rijk budget beschikbaar gesteld. Een significant aandeel van deze budgetten is echter bij de beëindiging en afrekening van het ILG – o.i. ten onrechte – weggevallen. Het gaat daarbij om € 14,3 mln. Hierover vindt nader bestuurlijk overleg plaats. Bij de besteding van middelen geldt als uitgangspunt dat de gedecentraliseerde rijksmiddelen voor natuurbeleid in principe ingezet worden voor natuurdoelen in de goudgroene natuur en dat de autonome provinciale middelen worden ingezet voor de zilvergroene natuur en binnen de bronsgroene landschapzone. Een uitzondering hierop vormen de per 1.1.2014 te decentraliseren middelen voor natuuren landschapsbeheer. Deze worden momenteel ingezet in alle 3 de categorieën natuur. Ten aanzien van de financiering van het natuurbeleid wordt aan de hand van pilots en inspiratiemodellen gezocht naar alternatieven. Daarbij wordt ook onderzocht of het Groenfonds hierin een rol kan spelen. Vooralsnog lijkt deze laatste optie in ieder geval niet financieel aantrekkelijker dan het vrijmaken van eigen middelen. Concrete uitwerking van de financiële voornemens vindt plaats in een uitvoeringsprogramma Natuur en landschap 2013 -2015 dat hierna door GS zal worden vastgesteld.
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
53
Uitvoeringsprogramma Natuur en Landschap 2013 - 2015 Uitgaven (indicatief)
Inkomsten (indicatief)
Goudgroene natuur
Rijksmiddelen
Aanleg goudgroene natuur incl. tekort Veerman (14,3 mln.)
€
55,90
Verkoop grondvoorraden
€
21,00
Verhoging kwaliteit goudgroene natuur via Pas maatregelen
€
32,64
Rijksgelden EHS-beheer
€
24,30
Aanpak verdroging en beekherstel
€
6,00
Rijksgelden PAS
€
36,64
Natuur en Landschapsbeheer (SNL)
€
31,80
Extra gelden Robuuste EHS
€
21,26
Natuur en Landschapsparken en recreatieve investeringen
€
2,90
subtotaal
€
129,24
subtotaal
€
103,20
Restant pMJP
€
11,00
Zilvergroene natuur en Bronsgroen landschap
Provinciale middelen
Aanleg Zilvergroene natuur en Bronsgroen landschap
€
21,10
Aanleg natuurcompensatie in zilvergroene zones
€
1,90
(EHS) Impulsgelden Natuur, Landschap en Stedelijk Groen
€
13,53
Beheer landschapselemen-ten in bronsgroene zones
€
5,67
Intensiveringsmiddelen voor Natuur, Landschap en Ruimte
€
15,75
Soortenbeheer in zilvergroen en bronsgroen
€
3,00
Reserve grondwaterheffing
€
2,00
subtotaal
€
31,67
subtotaal
€
42,28
Overig
Bijdrage derden
FES
€
3,00
Bijdrage POP3 (beheer)
€
3,00
IKL, convenantlening en natuureducatie
€
3,38
Natuurcompensatie
€
3,78
subtotaal
€
6,38
subtotaal
€
6,78
Totaal uitgaven
€
Totaal inkomsten
€
167,28 SALDO
7.3
152,25
-€ 15,03
Structurele kosten
Naast de binnen de coalitieperiode weg te zetten programmamiddelen is er voor een aantal natuurbeleidsonderdelen in de provinciale programmabegroting structureel ruimte gereserveerd (zie onderstaand overzicht).
54
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
Omschrijving
mln/jr
Exploitatiesubsidies Limburgs Landschap
€
0,97
Milieufederatie
€
0,37
Consulentschap NME
€
0,21
Natuurhistorisch genootschap
€
0,09
Subtotaal
€
1,64
Natuuronderzoek
€
0,29
Uitvoering Flora en Faunawet
€
0,16
Uitvoering Natuurbeschermingswet
€
0,46
Subtotaal
€
0,91
Totaal
€
2,55
Onderzoek en uitvoering groene wetten
Enkele van deze structurele middelen zijn vanaf 2014 ontoereikend om de natuurbeleidsdoelstellingen te kunnen realiseren. In de volgende alinea’s wordt de situatie kort toegelicht, nadere uitwerking zal te zijner tijd volgen bij de begrotingsbehandelingen in de komende jaren. Ten aanzien van de structurele exploitatiesubsidies wordt middels een separaat voorstel in het kader van de Voorjaarsnota de situatie voor de komende jaren vastgesteld. Uitgangspunt is dat de betreffende organisaties tenminste de doelen als opgenomen in deze nota kunnen uitvoeren. Voor het IKL betekent dit dat er een aparte voorziening getroffen moet worden. Hierover wordt een separaat voorstel gedaan. 7.3.1
Tekorten vanaf 2014 en verder
7.3.1.1
Provinciaal natuuronderzoek / natuurkwaliteitsmonitoring
De komende jaren neemt de noodzaak voor natuurkwaliteitsmonitoring toe ten gevolge van (1) overname verantwoordelijkheid voor natuurbeheersubsidies van het Rijk en (2) overname van verantwoordelijkheid voor herstel en instandhouding van gunstige staat van instandhouding van Europees beschermde natuurwaarden in Natura 2000-gebieden en EU-beschermde soorten. Hiervoor is naar schatting vanaf 2014 circa 0,1 mln extra nodig. 7.3.1.2
De “Convenantsleningen”
Dit zijn leningen bij het Groenfonds conform het genoemde convenant tussen Rijk en Provincies dd 1992 voor aankoopsubsidies voor de stichting Limburgs Landschap en voor Natuurmonumenten. Zie bijlage 10 voor meer uitleg. Aangezien wij conform het Convenant met het Rijk uit 1992 gehouden zijn onze bijdrage hiervoor te leveren tot en met 2023 zullen we te zijner tijd hiervoor een begrotingspost instellen. Het gaat hierbij om een jaarlijkse bijdrage van ruim € 0,8 mln. 7.3.1.3
De subsidies voor natuur- en landschapsbeheer (SNL)
Met het ondertekenen van het Decentralisatie-akkoord Natuur heeft de provincie ook de verantwoordelijkheid op zich genomen om structureel hiervoor te zorgen. Voor meer uitleg zie bijlage 10. Totaal tekort in 2014 t/m 2015: 4,2 mln. In de PS-nota inzake het ondertekenen van het Decentralisatieakkoord Natuur is vastgelegd dat dit gedekt zal worden uit het restant aan PMJPmiddelen. Voor de jaren ná 2015 is de verwachting dat de provinciale bijdrage aan de dekking van deze subsidieregeling – na doorvoering van enkele versoberingen – beperkt kan blijven tot gemiddeld € 2 mln/jr. Te zijner tijd zal een voorstel worden gedaan dit bedrag structureel in de begroting op te nemen.
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
55
Onderhoud en beheer van landschapselementen (de Heerderberggroeve bij Cadier en Keer) door stichting IKL.
56
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
8
Uitwerking goudgroen, zilvergroen en bronsgroen
In dit hoofdstuk worden de vereenvoudigde natuurbeleidscategoriën nader beschreven: wat is het, waar ligt het, de rol van de verschillende partijen, de kaders, de doorwerking in POL 2014 etc. De concrete, uiteindelijk geldige begrenzing van goudgroene, zilvergroene en bronsgroene zones volgt in het POL2014. Voor de goudgroene en zilvergroene natuur en de bronsgroene landschapszones wordt een omvangrijke wijziging van de begrenzingen voorbereid via de algehele POL-herziening 2014. Daarbij wordt tevens bezien worden welke nieuwe natuur die niet wordt ontwikkeld via de beschikbaar gestelde rijksmiddelen (via de “Grond-voor-grond” en het Decentralisatieakkoord Natuur) de planologische status EHS dient te krijgen. In principe zullen alle goudgroene en zilvergroene gebieden samen de EHS vormen. Ook het Provinciaal Natuurbeheerplan – het kader voor de verlening van SNL-subsidies voor natuur- en landschapsbeheer - zal hierop aangepast worden. Een en ander zal in 2013 worden voorbereid en in 2014 zijn beslag krijgen in de vorm van een POL-aanpassing en een direct daarop aansluitende aanpassing van het Provinciaal Natuurbeheerplan. Voor de plattelandsgebieden die buiten goud-, zilver- en bronsgroen vallen geldt dat ook daar nog landschappelijke waarden voorkomen echter minder herkenbaar en in lagere dichtheden. Het zijn gebieden waar landbouwactiviteiten sterker domineren. De provincie kiest ten aanzien van deze gebieden voor een minder actief sturende rol en ziet voor deze gebieden vooral een rol voor de gemeenten, de stichting IKL, lokale organisaties op het gebied van natuur en landschap waaronder agrarische natuurverenigingen en particulieren, bijvoorbeeld recreatieondernemers. De draagt bij aan het behoud en herstel van landschapskwaliteit via RO-beleid, via structurele ondersteuning van de stichting IKL en van het IVN-Consulentschap NME
8.1
Goudgroene natuur
Omvat alle prioritaire natuurgebieden zowel vanuit recreatief-toeristisch oogpunt als vanuit ecologie en landschap bezien inclusief de daarvoor aan te leggen nieuwe natuur. 8.1.1
Wat is het
■■
Alle Natura 2000-gebieden (d.w.z. alle Vogel- en Habitatrichtlijn gebieden in Limburg)
■■
de 3 nationale parken
■■
de natte natuurparels (ofwel TOP-gebieden)
■■
de KRW-beken (zijnde de beken met een specifiek ecologische functie ofwel SEF-beken)
■■
nieuwe natuur nodig voor Natura 2000 of KRW
■■
de provinciaal prioritaire natuurgebieden inclusief de bestaande en de te realiseren nieuwe natuur in de projecten Zandmaas en Grensmaas
■■
de prioritaire beheersgebieden (gebieden voor agrarisch natuurbeheer van belang voor N2000 en KRW)
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
57
■■
de Hamsterreservaatsgebieden
■■
overige bestaande natuur in de EHS nodig voor Europees beschermde soorten.
8.1.2 ■■
Doel/taakstelling
Verwerving en inrichting : Nieuwe natuur buiten het Maasdal; ten minste
2.600 ha
Bestaande natuur onder SNL; ten minste
26.800 ha
■■
Realiseren Programmatische Afspraken Stikstof (N2000)
■■
Minimaal handhaven van de huidige benutting van het instrument agrarisch natuurbeheer
■■
Versterking recreatieve mogelijkheden in de bestaande natuur.
Het kalkgrasland bij Eys langs het Miljoenenlijntje behoort tot het Natura2000 gebied het Geuldal. 8.1.3
Realisatie strategie en rol partijen
In de goudgroene zone blijven inzetten op realisatie nieuwe natuur conform de dit jaar door GS vastgestelde realisatiestrategie; zie bijlage 8. Dit houdt in realisatie via overeenkomsten met de 3 terreinbeherende natuurorganisaties (ofwel TBO’s; dat zijn: NM, LL en SBB),DLG, de beide waterschappen, stichting Ark en zo mogelijk ook LLTB, Bosgroep en Limburgs Particulier Grondbezit). Er wordt ingezet op maximaal 85% subsidie op de grondprijs en een eigen bijdrage van de eindbeheerders van minimaal 15%. Financiering in principe geheel uit gedecentraliseerde rijksmiddelen en uit EU-subsidies.
58
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
Inzet BBL-gronden Het gaat hierbij om de met rijks- en provinciale middelen door Buro Beheer Landbouwgronden verworven gronden. In 2011 en 2012 is het doorleveren van BBL-gronden naar eindbeheerders sterk afgenomen als gevolg van de onzekerheden met betrekking tot beschikbaarheid van rijks- en provinciale budgetten. Tevens was er onduidelijkheid over de veranderingen als gevolg van Europees-rechtelijke uitspraken inzake gelijkberechtiging bij de ondersteuning van particulieren bij functiewijziging en aankoop van gronden voor aanleg van nieuwe natuur. Ten aanzien van beide onzekerheden wordt met de voorliggende nota en met de Realisatiestrategie in bijlage 8 een einde gemaakt. De aanpak wordt dat er alleen nog gronden doorgeleverd worden mits er conform de SKNL een overeenkomst voor particulier natuurbeheer wordt aangegaan en er (conform de SKNL) een eigen bijdrage van minimaal 15% geleverd wordt. Hiermee kan nu weer voortvarend verder gewerkt worden aan de realisatie van nieuwe natuur in de goudgroene en zilvergroene zones. Tevens kan nu weer meer vaart gezet worden bij de aanleg van natuur en landschapselementen in de bronsgroene gebieden. 8.1.4 ■■
Kaders
We gaan primair zorgen voor instandhouding van de natuur die er al is door goed beheer en via verbetering van de randvoorwaarden op het gebied van water en milieu.
■■
We gaan met name inzetten op verwerving en functiewijziging van gronden; immers zonder grond geen project. Daarom zullen we nieuwe en bestaande natuur waar nodig en mogelijk inrichten ten behoeve van het bereiken van een basiskwaliteitsniveau zodat er meer middelen beschikbaar zijn voor verwerving en functiewijziging.
■■
Doorgaan met aanleg nieuwe natuur is voor de uitvoerende partijen niet uitvoerbaar indien de subsidiebedragen voor beheer van de nieuwe natuur sterk verlaagd worden. Indien de komende jaren (tot 2021) ca. 3.500 ha nieuwe natuur aangelegd wordt zal het budget voor natuurbeheer geleidelijk omhoog moeten gaan. In principe met gemiddeld € 88.000,- per jaar tenzij er mogelijkheden worden gevonden om te bezuinigen op beheerskosten resp. meer inkomsten te halen uit de beheerde natuurterreinen. Beide mogelijkheden zullen actief onderzocht worden aangezien een verdere groei van de beheerkosten onwenselijk is.
8.1.5
Doorwerking in POL 2014
Hoofdlijn ten aanzien van de goudgroene zone is dat huidige begrenzingen als nieuwe natuur en als beheersgebied gehandhaafd worden zij het dat kleine wijzigingen doorgevoerd zullen worden om kaartfouten eruit te halen, beter aan te sluiten bij perceelsgrenzen en bij begrenzingen op de TOP10NL-kaarten en om vastgestelde bouwkavels en -blokken beter op de kaart vast te leggen (conform de gedigitaliseerde bestemmingsplannen). Voor de bescherming van de goud- en zilvergroene natuurzones wordt een RO-verordening EHS opgesteld conform de nieuwe Wet RO. 8.1.6
Monitoring
Aan PS zal conform de afspraken in EU-verband specifiek voor de Natura-2000-gebieden en EU-beschermde soorten gerapporteerd worden over de staat van instandhouding (goed, matig, slecht). Tevens zal aan PS gerapporteerd worden in hoeverre de in het Provinciaal Natuurbeheerplan vastgelegde ambitie bereikt is. D.w.z. voor welk percentage van de oppervlakte van de 3 subcategorieën bestaande natuur, nieuwe natuur en agrarisch natuurbeheer is de ambitie bereikt; kwantitatief (oppervlakte die is ingericht of onder beheersubsidie is gebracht) en kwalitatief (oppervlakte waarop het nagestreefde natuurtype is gerealiseerd). Voor de KRW-beken is een monitoringsprogramma voorhanden en zijn er
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
59
sluitende afspraken met Rijk en EU gemaakt. De hieruit voorkomende rapportages kunnen tevens benut worden om aan PS te rapporteren over de voortgang.
8.2
Zilvergroene natuur
8.2.1
Wat is het
Omvat de rest van de bestaande en nieuwe natuur en agrarische beheersgebieden voor zover gelegen in de EHS. 8.2.2
Rol partijen
De rol van andere dan de traditionele partijen in de realisatie wordt in zilvergroene zones groter. We zetten in op ten minste 50% cofinanciering door derden. We willen hier vooral een uitnodigingsstategie neerzetten met meer alternatieve vormen van financiering. Dit willen we in enkele pilots uitwerken. 8.2.3 ■■
Kaders
We gaan primair zorgen voor instandhouding van de natuur die er al is door goed beheer en via verbetering van de randvoorwaarden op het gebied van water en milieu.
■■
We gaan met name inzetten op verwerving en functiewijziging van gronden; immers zonder grond geen project. Daarom zullen we nieuwe en bestaande natuur waar nodig en mogelijk inrichten ten behoeve van het bereiken van een basiskwaliteitsniveau zodat er meer middelen beschikbaar zijn voor verwerving en functiewijziging.
■■
Doorgaan met aanleg nieuwe natuur is voor de uitvoerende partijen niet uitvoerbaar indien de subsidiebedragen voor beheer van de nieuwe natuur sterk verlaagd worden
8.2.4
Doorwerking in POL 2014
Voor de zilvergroene zone geldt de nieuwe natuur in die zone omgezet wordt naar beheersgebied echter met daarin een wijzigingsbevoegdheid voor GS voor die terreinen waar zich kansen voordoen om nieuwe natuur met 50% cofinanciering te realiseren. Hiermee wordt de mogelijkheid gecreëerd om heel flexibel in te kunnen spelen op de kansen die zich voordoen voor natuurontwikkeling in de zilvergroene gebieden met een minimum aan planologische schaduwwerking. De huidige beheersgebieden in de zilvergroene zones zullen ingekrompen worden met name daar waar al lange tijd geen agrarisch natuurbeheer heeft plaatsgevonden. Voor de bescherming van de goud- en zilvergroene natuurzones wordt een RO-verordening EHS opgesteld conform de nieuwe Wet RO. 8.2.5
Monitoring
Er zal aan PS gerapporteerd worden in hoeverre de in het Provinciaal Natuurbeheerplan vastgelegde ambitie bereikt is. Dat wil zeggen: voor welk percentage van de oppervlakte van de 3 subcategorieën bestaande natuur, nieuwe natuur en agrarisch natuurbeheer is de ambitie bereikt; kwantitatief (oppervlakte die is ingericht of onder beheersubsidie is gebracht) en kwalitatief (oppervlakte waarop het nagestreefde natuurtype is gerealiseerd).
60
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
De Beegderheide bevat een hoge biodiversiteit maar is geen Natura2000 gebied en ook geen natte parel.
8.3
Bronsgroene landschapszones
8.3.1
Wat is het
Omvat alle prioritaire landschapszones buiten de EHS. In POL-termen: de samenvoeging en integrale actualisatie van de zones Provinciale Ontwikkelingszones Groene waarden en Veerkrachtige Watersystemen (Perspectief 2 resp. Perspectief 3). Bij de actualisatie van de begrenzing wordt de ontwikkeling van een veerkrachtig watersysteem centraal gesteld. Hierdoor ligt de nadruk naast het Maasdal op de beekdalen en voor Zuid-Limburg ook op de steilere hellingen (erosie). In deze integrale zones kan een groot aantal functies elkaar verstreken (klimaat, natuur/ ecologische verbinding, waterbeheer, landbouw, toerisme en recreatie, cultuurhistorie). Voor de begrenzing van de beekdalen in Noord- en Midden-Limburg vormen recente hydrologische modellen, die ook gehanteerd zijn in het kader van het Nieuw Limburgs Peil, de basis. De zogeheten droge ecologische verbindingszones worden in dit kader voor een belangrijk deel geschrapt uit deze zone. Dat geldt ook voor de hamsterkernleefgebieden. Voor Zuid-Limburg worden daarnaast de minder steile hellingen afgevoerd (0-4%). 8.3.2
Rol partijen
Voortbouwen op de huidige aanpak eveneens gericht op ten minste 50% cofinanciering door de regio en bedrijven. Enerzijds via gemeentelijke landschapszorgplannen, te integreren met de subsidieregeling Groenblauwe diensten; anderzijds via collectief beheer van natuur- en landschapswaarden; met name door agrarische natuurverenigingen in samenwerking met lokale natuurwerkgroepen en particuliere bezitters van natuurterreinen en landschapselementen
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
61
8.3.3
Kaders
Aanleg mensgerichte natuur en versterking landschapskwaliteit worden zoveel mogelijk geïntegreerd gerealiseerd door aanleg van in een gebied thuishorende kleine landschapselementen en kleinschalige recreatieve voorzieningen zoals wandelpaden en digitale informatie (bv. via smartphones of borden). De aanleg van de kleine landschapselementen wordt in principe geheel geconcentreerd in de Bronsgroene landschapszones. 8.3.4
Doorwerking in POL 2014
De bronsgroene landschapszones zullen in het kader van de POL-herziening 2014 - via samenvoeging en actualisering van de huidige POL-beleids-categorieën POG en Veerkrachtige watersystemen – in het Provinciaal Omgevingsplan worden vastgelegd. Voor de bronsgroene landschapszones is behoud, beheer, ontwikkeling en beleving van de (landschappelijke en waterhuishoudkundige) kernkwaliteiten in samenhang met versterking van natuurkwaliteiten het hoofddoel. De opzet is om nieuwe opgaven en functies te koppelen aan versterk ing van deze kernkwaliteiten. Dit is van groot belang voor de vitaliteit en de duurzaamheid van het landschap en het versterken van de ruimtelijke kwaliteit. De opgave voor de komende jaren is om dit eerst op hoofdlijnen vast te leggen in POL2014 en vervolgens de implementatie te organiseren via samenwerking en overleg met regio’s en gemeenten. 8.3.5
Monitoring
Er zal aan PS alleen gerapporteerd worden over de oppervlakte van landschapselementen respectievelijk natuur en – voorzover mogelijk - over de oppervlaktes, trajectlengtes en/of aantallen lokaties waar ingrepen (aanleg en/of herstel landschapselementen, beheer landschapselementen, beekherstel, aanleg recreatieve voorzieningen) zijn verricht.
De gladde slang is een prioritaire diersoort en zowel in Nederland als internationaal streng beschermd.
62
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
8.4
Bijstelling doelstellingen Nota Natuur en Landschapsbeheer 2010-2020
De uitgangspunten uit de vorige paragrafen leiden tot aanpassingen in de nota natuur- en landschapsbeheer 2010-2020. Deze staan verwoord in onderstaande tabel. Thema
Doel zoals vastgelegd
Aangepaste
in de nota Natuur en
formulering voor de
Korte toelichting / motivering
landschapsbeheer
periode 2013-2020
Duurzame
2010-2020 Het uiterlijk per 2020
Het uiterlijk per 2021
Bij het oorspronkelijke doel is vermeld
ecologische
realiseren van een
realiseren van een
dat gestreefd wordt naar realisatie van
structuur
duurzame ecologische
duurzame ecologische
100% van de nieuwe natuur in de EHS.
structuur
structuur in ieder geval
Per 1.1.2010 moest er nog circa 7.500 ha
in de goudgroene
nieuwe natuur aangelegd worden. Dit doel
zones.
is niet meer haalbaar. Huidige prognose is dat ca. 2.100 ha extra gerealiseerd kan
Ambitie natuur-
Het per 2020 realiseren
Het per 2020 realise-
worden in 2021 ten opzichte van eind 2010. Inmiddels is gebleken dat herintroductie
kwaliteit
van circa 50% van de
ren van ten minste
van Edelhert en Wild zwijn op sterke
natuur-kwaliteitsdoelen
60% van de natuur-
tegenstand van de LLTB stuit. De
zoals vastgelegd
kwaliteitsdoelen
oorspronkelijke doelstelling is niet haalbaar
in het Provinciaal
conform het Provin-ciaal
binnen de plan-periode; daarom het voorstel
Natuurbeheerplan
Natuurbeheer-plan voor
de doelstelling naar omlaag bij te stellen.
en inrichting 4
de goudgroene zones
Het instellen van ten minste één extra
leefgebieden voor grote
en inrichting van enkele
leefgebied voor het Edelhert wordt haalbaar
zoogdieren
leefgebieden voor grote
geacht.
Soorten-
Behoud en herstel van
zoogdieren Behoud en/of
Gezien de beperkte beschikbaarheid
bescherming
prioritaire soorten (zoals
uitbreiding leefgebied
van middelen en het wegvallen van
vermeld in de bijlage
van EU- beschermde
Rijksmiddelen hiervoor zal er scherper
bij de nota Natuur en
soorten en herstel
geprioriteerd moeten worden.
landschapsbeheer
van 10 met uitsterven
Europees beschermde soorten krijgen
2010-2020)
bedreigde soorten met
daarom meer prioriteit.
prioriteit voor Europees Milieu- en
Het per 2015 realiseren
beschermde soorten Het per 2020 realiseren
a) Door de rijksbezuinigingen is het naar
water-kwaliteit
van de juiste milieu- en
van een aanmerkelijke
verwachting niet meer haalbaar dat alle
water-randvoorwaarden
verbetering van de
maatregelen nodig voor KRW en GGOR
voor 90% van de EHS
milieu- en water-
uiterlijk in 2015 in gang gezet zijn
randvoorwaarden
b) Het is naar verwachting niet haalbaar
voor natuur in de
dat de stikstofdepostie in de EHS in 2020
goudgroene zones.
nergens meer de maximaal toelaatbare depositienorm overschrijdt.
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
63
Landschaps-
Het (ook buiten de
Het zowel in de goud-
In het kader van de POL-herziening wordt
waarden en
EHS) behouden
alsook in zilver- en
een keuze voorbereid voor samenvoeging
mens-gerichte
van karakteristieke
bronsgroen behou-
van de POG met P3-zones en voor aanleg
natuur
landschapswaarden en
den van de karakter-
van landschapselementen en mensgerichte
vergroting van areaal
istieke landschaps-
natuur in de groenblauwe mantel of
mensgerichte natuur
waarden en vergroting
nationaal landschap of beide.
in de POG met ca. 100
recreatiemogelijkheden
Vergroting van de recreatie-mogelijkheden
ha/jr
o.a. door aanleg ca.
en de recreatieve aantrekkelijkheid wordt
100 ha mensgerichte
ook nagestreefd in de bestaande natuur.
natuur per jaar.
O.a. door te zorgen voor meer afwisselende natuurlandschappen en door ondersteuning van aanleg van recreatieve voorzieningen.
Versterken
Vergroten en versterken
Versterking kennis
Op basis van de 2-daagse werkconferentie
kennis en
kennis en betrokkenheid
betrokkenheid en
dd. december 2012 is de doelformulering
betrokkenheid
burgers en gemeenten
participatie burgers,
verruimd door met name ook bedrijven
derden
bij behoud en herstel
bedrijven, gemeenten
te noemen als doelgroep. Bij andere
natuurwaarden
en andere relevante
organisaties wordt onder andere gedacht
organisa-ties bij
aan institutionele beleggers, grote
de realisatie van
zorginstellingen en dergelijke.
provinciaal natuur- en Monitoring
Uitvoering
landschapsbeleid Uitvoering natuur-
Actualisatie natuurdata is geen doel op
effecten
natuuronderzoek t.b.v.
onderzoek t.b.v.
zich; het doel is natuurdata beschikbaar
natuurbeleid
actualisatie natuurdata
monitoring natuur-
te hebben ten behoeve van RO-beleid /
en t.b.v. natuurbeleids-
herstel en t.b.v.
toepassing groene wetten en ten behoeve
evaluaties
evaluatie van het
van het monitotren van de effectiviteit van
provinciaal natuur- en
de functiewijziging, inrichting en beheer via
landschapsbeleid.
de natuursubsidieregelingen.
64
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
9
Bijlagen
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
65
66
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
67
BIJLAGE 1. KADERS: TE HANDHAVEN, TE SCHRAPPEN EN TE WIJZIGEN BELEIDSLIJNEN UIT DE NOTA NATUUR EN LANDSCHAPSBEHEER 2010-2020 1. REALISATIE VAN EEN DUURZAME ECOLOGISCHE STRUCTUUR Om tijdige realisatie van de EHS te bereiken is een intensivering van de grondverwerving en toename van particulier en agrarisch natuurbeheer nodig. Om dit te realiseren zullen - naast diverse reeds in uitvoering genomen maatregelen en de bovengenoemde actualisatie van de EHS-begrenzing de volgende maatregelen getroffen worden: Te handhaven beleidslijnen ■■
Voortvarende realisatie van aankopen (en functiewijzigingen) met volledige schadeloosstelling, kavelruil (en zonodig onteigening) zoals gepland in de integrale projecten plattelandsontwikkeling. Hierbij wordt gestreefd naar realisatie van EHS doelen in combinatie met verbetering van de landbouwstructuur of andere provinciale beleidsdoelen.
■■
Herbegrenzing van EHS zal ingezet worden om de kwaliteit en kwantiteit van de EHS in het betrokken gebied te verbeteren en/of om de realisatie van de EHS er mee te versnellen.
■■
Het realiseren van de EHS via functiewijziging, inrichting en beheer zal ondersteund worden door een zorgvuldige toepassing van het instrumentarium van de wet RO, de Natuurbeschermingswet en artikel 75 van de Flora en faunawet gericht op bescherming van de EHS tegen uitholling en aantasting van de natuurwaarden; dit geldt met name voor de via de Vogel- en Habitatrichtlijn beschermde habitats en soorten.
Bijgestelde beleidslijnen ■■
Bij grootschalige wijzigingen in de begrenzing van de EHS (meer dan ca. 15 ha op één locatie) zal dit via een POL-aanpassing op onderdelen (moeten) worden vormgegeven en door PS moeten worden vastgesteld. Kleinere aanpassingen zijn en blijven een gedelegeerde verantwoordelijkheid van GS. Kleinschalige herbegrenzingen en aanpassing van beheerdoelen naar aanleiding van verzoeken van particulieren en terreinbeheerders zullen maximaal 1x per jaar via een aanpassing van het Provinciaal Natuurbeheerplan worden doorgevoerd.
■■
Vergroting van het jaarlijkse aankoopvolume wordt nagestreefd. Met de uitvoerende organisaties zullen afspraken hierover vastgelegd worden in de op te stellen meerjarenafspraken in het kader van de partnercontracten.
■■
Met de LLTB en/of de stichting Natuurrijk Limburg zal zo mogelijk tevens een prestatieovereenkomst gesloten worden aangaande het realiseren van een toename van particulier en agrarisch natuurbeheer.
■■
Om EHS-doelen beter en eerder te realiseren wordt in alle zones die aangewezen zijn voor aanleg van nieuwe natuur in goudgroene natuur realisatie via particulier natuurbeheer conform de SKNL mogelijk.
■■
Daar waar EHS-nieuwe natuur langs andere weg gerealiseerd wordt – bijvoorbeeld via natuurcompensatie of via het Limburgs Kwaliteitsmenu – zal die oppervlakte EHS-nieuwe natuur niet meer verplaatst worden. Indien er hierdoor ruimte ontstaat in de autonoom-provinciale budgetten voor natuur zal die budgetruimte gebruikt worden om in de zilvergroene gebieden extra nieuwe natuur te realiseren.
■■
Een kwaliteitsimpuls voor bestaande natuur wordt vooralsnog alleen uitgevoerd voor de Natura2000-gebieden voorzover dit past in de beschikbare budgetten voor Natura 2000 en Programmatische Aanpak Stikstof (PAS; onderdeel effectgerichte maatregelen). Voorheen gold dit
68
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
voor alle bestaande natuur in de EHS ■■
Het is - met name voor Natura 2000 gebieden – wenselijk om de recreatieve zonering te verbeteren conform de aanpak in de Nationale Parken. Hiervoor zal een jaarlijks subsidiebudget worden opengesteld.
■■
Het revolverend fonds t.b.v voorfinanciering grondkosten bij de start van particulier beheer en de andere extra impulsen voor particulier natuurbeheer welke zijn geformuleerd door het Linschotenberaad. Inclusief aanpassing van de Limburgse stimuleringsregelingen aan de extra landelijke voorzieningen. Met name is van belang: het verstrekken van een renteloze lening ter grootte van de waarde van de grond als natuurterrein zodat particulieren die willen starten met natuurbeheer 100% van de waarde vergoed kunnen krijgen.
■■
Deze aanpak wordt uitgebreid naar voorfinanciering van inrichtingskosten. Zie verder de bijlage 8 inzake Realisatiestrategie.
Geschrapte beleidslijnen: ■■
Er zal nagegaan worden of EHS-doelen beter of eerder gerealiseerd kunnen worden door statuswijziging; omzetting van de status aankoopgebied naar particulier natuurbeheer of andersom respectievelijk van nieuwe natuur naar beheersgebied of andersom. Motivering: Dit is voor de hele EHS nagegaan bij de Herijking van de EHS. Voorlopig is er geen aanleiding om dit te herhalen. Wel zal er jaarlijks gelegenheid geboden worden om verzoeken in te dienen voor bijstellingen van de status van beheersgebieden en van (nog niet gerealiseerde) nieuwe natuur.
■■
Bij herbegrenzingen zal tevens opnieuw bezien worden welke nieuwe natuur die op andere wijze dan via de subsidies voor natuuraanleg wordt ontwikkeld uiteindelijk ook de planologische status EHS dient te krijgen. Ook het provinciaal natuurbeheerplan zal hierop aangepast moeten worden. Motivering: deze afweging wordt gemaakt bij de integrale POL-herziening. Er is geen aanleiding en/of noodzaak om dit bij herbegrenzingen te herzien.
2. Actualisatie POG en realisatie natuur en landschapsdoelen in de POG Te wijzigen beleidslijnen Voor de POG gold in de beleidsnota Natuur en landschapsbeheer 2010-2020 het volgende beleid : ■■
De POG is mede in het licht van de beschikbare realisatiemiddelen, de landschappelijke, ecologische- en waterdoelstellingen in een aantal gebieden ruim begrensd. Heroverweging van de begrenzing is hier wenselijk. Daarnaast leeft vanuit het landschapsbeleid de wens om delen van het landschappelijk raamwerk van de landschapsvisie Zuid-Limburg die nog geen onderdeel zijn van EHS of POG toe te voegen aan de POG. Dit om invulling te geven aan de doorwerking van de kernkwaliteiten van het nationaal landschap Zuid-Limburg waar de ontwerp-AMvB Ruimte van het rijk provincies toe verzoekt.
■■
In de POG zijn voor de grondgebonden landbouw te weinig positieve instrumenten om te zorgen voor behoud en versterking van landschappelijke waarden en groenblauwe dooradering. Dit zal aangepakt worden door in ieder geval voor de POG - met name voor het behoud van agrarisch cultuurlandschap in de POG en de daarin gelegen karakteristieke kleine landschapselementen – te zorgen voor het in werking treden van een vergoedingenregeling voor Groenblauwe diensten. De POG is onderverdeeld in ecologische verbindingszones en overige POG-gebieden. Uit de praktijk van de afgelopen jaren blijkt echter dat dit onderscheid weinig zinvol is. In feite dragen alle POGgebieden bij aan het versterken van de samenhang tussen de EHS-gebieden
■■
Door de landbouwsector is gevraagd om alleen de uiteindelijk te realiseren nieuwe natuur in POGzones ook planologisch als POG aan te wijzen. Dit zal voor die gebieden doorgevoerd worden waar via een plan voor een wettelijke herverkaveling duidelijkheid is verkregen welke gebieden
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
69
daadwerkelijk naar natuur zullen worden omgezet binnen POG-zones. ■■
Om de realisatie van ecologische verbindingszones te bevorderen zal de provincie het Limburgs Kwaliteitsmenu zo doorontwikkelen dat hieraan op een robuustere wijze invulling gegeven kan worden. Gedacht kan worden om, bijvoorbeeld onder regie van de provincie, kleinere compensaties en tegenprestaties te bundelen en deze door middel van gerichte grondverwerving of grondruil in de ecologische verbindingszones te laten landen.
■■
Voor de realisatie van mensgerichte natuur en bos in de POG zullen de betrokken gemeenten gevraagd worden in samenspraak met de provincie meerjarenplannen te ontwikkelen. Op basis daarvan zullen - daar waar dit leidt tot snellere realisatie - gekoppeld aan meerjarige prestatieafspraken de provinciale subsidiebudgetten aan de betrokken gemeenten ter beschikking gesteld worden.
Nieuwe aanpak De POG en de gehele hiervoor beschreven aanpak vervalt en wordt vervangen door het aanwijzen van de Bronsgroene landschapszones en de daarbij behorende nieuwe aanpak die met name gericht is op behoud en versterking van landschapskwaliteit door middel van subsidies voor Groenblauwe diensten en met behulp van de implementatie van de vergoeningseisen opgenomen in de het vernieuwde Europese landbouwbeleid (Gemeenschappelijk LandbouwBeleid ofwel GLB). Hierbij kan – op verzoek van de landbouw – procesondersteuning gegeven worden aan boeren via landbouwstructuurverbeteringsprojecten (kavelruilprojecten) mits daarvoor POP3-middelen beschikbaar komen. 3.
Ontsnippering
Te schrappen ■■
Om ervoor te zorgen dat de beoogde ecoducten en andere voorzieningen toch tijdig - dat wil zeggen gelijkoplopend met de aanleg en inrichting van de EHS - gerealiseerd worden en dat de beschikbare Rjksbudgetten en provinciale budgetten optimaal worden benut (mede in het kader van het genereren van een werkgelegenheidsimpuls) zal de aanleg van ontsnipperings-vorzieningen versneld worden.
■■
Hiertoe zal onder meer de capaciteit voor de ecologisch inhoudelijke advisering ten aanzien van deze projecten weer op peil gebracht worden.
Nieuw beleid ■■
Gezien het grotendeels wegvallen van rijksbudgetten voor grote ontsnipperingsprojecten en het voor een groot deel vervallen van de rijksmiddelen voor de Robuuste verbindingszone MookSchinveld zal de aanleg van de geplande 3 ecoducten binnen die verbindingszone getemporiseerd worden. De meest noodzakelijke voorbereidingen zullen wel getroffen worden er van uitgaande dat in de toekomst er meer middelen voor zullen vrijkomen.
■■
Er wordt vooralsnog uitgegaan van het realiseren van de verbindingszones naar de ecoducten toe in de vorm van landschapselementen en via agrarisch natuur- en landschapsbeheer.
4. Klimaatadaptatie Te handhaven beleidslijnen: ■■
Aanleg van klimaatbuffers versnellen en vergemakkelijken. Kosten zullen worden gedekt uit middelen voor inrichting EHS en aanpak verdroging.
■■
Het vergroenen van steden en het vergroten van het watervasthoudend vermogen van steden door versterking groenblauwe dooradering in steden, omzetting overtollige bebouwing in groen en bevordering aanleg van groene daken.
■■
Versterking van de mogelijkheden om verbindingen tussen EHS-natuurkernen te realiseren via de regeling Groenblauwe diensten.
70
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
Te schrappen beleidslijn: ■■
In de actualisatie van de EHS zal worden meegenomen: onderzoek naar en realisatie van één extra grensoverschrijdende klimaatcorridor naast de droge robuuste verbinding Mook-Schinveld en de natte as van het Maasdal: de corridor Ardennen - Vaalser bossen - Geuldal - Kempen – Kempenbroek – Weerterbossen, evt. doorlopend naar de Peelvenen.
5. Natuur en landschapsbeheer in het agrarisch cultuurlandschap 5.1 Realisatie soortenbescherming via de leefgebiedenaanpak Te handhaven beleidslijnen: De leefgebiedenaanpak ten behoeve van behoud en herstel van soortenrijkdom houdt in dat voor groepen van beschermde soorten met overeenkomstige habitateisen / groepen van beschermde soorten die in overeenkomstige habitats voorkomen maatregelen worden getroffen. Een voorbeeld zijn de SNLbeheerpakketten voor zowel de akker- als de weidevogels. Voor beide groepen van beschermde soorten geldt dat er maatregelpakketten zijn ontwikkeld die voor de hele groep een verbetering opleveren. De belangrijkste acties ten behoeve van biodiversiteitsbehoud via de leefgebiedenaanpak zijn de volgende. ■■
Meekoppelen met de gebiedsgerichte aanpak van plattelandsontwikkeling. De uitvoering van de leefgebiedenaanpak wordt ingebed in de uitvoering van het plattelandsbeleid. Bij de integrale gebiedsuitwerkingen (ofwel IGU’s) worden in alle stadia van planvorming en uitvoering maatregelen voor bedreigde soorten geïntegreerd. Tevens zal gezorgd worden voor optimale meekoppeling en integratie met de gebiedsontwikkeling in het kader van de brede gebiedsgerichte ontwikkelingsprojecten zoals Klavertje 4 en Landgoederenzone Maastricht.
■■
Verbetering informatievoorziening door de bestaande plannen voor soortenbescherming worden te integreren in één geografische database toegankelijk voor iedereen via internet.
■■
Uitvoering art. 75 Flora en faunawet : Compensatie en mitigatie in het kader van art. 75 Flora- en faunawet wordt gekoppeld aan (projecten in het kader van) de leefgebiedenaanpak.
■■
Realisatie door TBO’s, waterschappen en st. IKL: Met de waterschappen, de natuurorganisaties en de st. IKL zullen in het kader van de partnercontracten afspraken worden gemaakt over de uitvoering van soortenbescherming en -herstel.
5.2 Behoud en herstel agrarische cultuurlandschappen Te wijzigen beleidslijnen: Extra landschapsbeheer via regeling voor groenblauwe diensten Aan de stichting IKL zal gevraagd worden om samen met de LLTB regelingen voor vergoeding van landschapsbeheer buiten de EHS op te zetten en uit te voeren passend in vergoedingsregeling(en) conform de catalogus Groenblauwe diensten. Nieuwe aanpak: In samenwerking met de stichting IKL en de betrokken gemeenten zullen de landschapszorgplannen en regeling Groenblauwe diensten tot één pakket van maatregelen per gemeente geïntegreerd worden. Uitbreiding toepassing SNL voor landschapsbeheer en voor aanleg landschapelementen Bij herziening van de ILG-Bestuursovereenkomst wordt gestreefd naar overeenstemming met het Rijk over uitbreiding van de inzet van het rijks-budget voor landschapbeheer voor gebieden buiten de EHS, maar binnen andere prioritaire landschapsgebieden, m.n. het Nationaal Landschap ZL en de Belvédère-gebieden. Nieuwe aanpak: ■■
Aangezien het Rijk ervoor heeft gekozen het landschapsbeleid geheel aan de provincies over te laten en er ook geen budget meer voor stort in het provinciefonds anders dan het budget
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
71
voor landschapsbeheer opgenomen in het (sterk verminderde) budget voor de SNL kan het landschapsbeheer met rijksmiddelen niet uitgebreid worden. Gezien het tekort aan middelen voor het continueren van bestaande overeenkomsten is het naar verwachtingzelfs nodig om het SNLlandschapsbeheer buiten de goud- en zilvergroene gebieden te gaan afbouwen door de huidige overeenkomsten niet meer te verlengen. ■■
Landschapsbeheer kan alleen nog uitgebreid worden via de regeling Groenblauwe diensten en wel daar waar er ten minste 50% cofinanciering door derden gevonden wordt.
Aanleg van landschapselementen buiten de EHS en Nationaal LandschapZuid-Limburg Voor aanleg van landschapselementen buiten de EHS en het Nationaal Landschap Zuid-Limburg - onder meer voor erfbeplantingen - zal de provincie middelen beschikbaar stellen nadat met de betrokken gemeenten overeenstemming is bereikt over cofinanciering. Nieuwe aanpak: ■■
Gezien de rijksbezuinigingen geldt deze aanpak met ingang van 2014 voor de bronsgroene zones in geheel Limburg voorzover er in het financiële overzicht bij deze Kadernota Natuur middelen voor beschikbaar zijn gesteld.
■■
Verder zal worden ingevoerd dat aanleg van landschapselementen alleen nog door de provincie wordt ondersteund indien de instandhouding ervan via een sluitende publieke of private regeling gegarandeerd is.
Landschapsfondsen O.a. via de Afsprakenkaders met gemeenten inzake de nWRO en het Limburgs Kwaliteitsmenu zal gewerkt worden aan operationalisering van Landschapsfondsen. Nieuwe aanpak: Er worden separaat afspraken met de gemeenten vastgelegd over de gezamenlijke financiering van de regeling Groenblauwe diensten. Voor het Nationaal Landschap Zuid-Limburg wordt door de betrokken gemeenten, de provincie en een reeks andere stakeholders gezamenlijk één streekfonds voor landschapszorg en landschapsontwikkeling opgericht. Landschapszorgplannen Voor het uitvoeren van de landschapszorgplannen in prioritaire gebieden per gemeente door de stichting IKL zal zonodig de provinciale bijdrage verhoogd worden indien de betrokken gemeente(n) bereid zijn over te gaan tot 50% cofinanciering. Nieuwe aanpak: Zie bij “Extra landschapsbeheer via regeling voor groenblauwe diensten”. Landschapszorgplannen zullen per gemeente geïntegreerd worden met de inzet van de regeling Groenblauwe diensten. Visie landschapsontwikkeling Noord- en Midden Limburg Voor N. en M.Limburg zullen de gemeentelijke landschapsbeleidsplannen en andere landschapsvisies samengevoegd worden tot een Landschapsvisie als inspiratiebron voor landschapsontwikkeling. Nieuwe aanpak: Het opstellen van landschapsvisies voor (delen van) Noord- en Midden-Limburg zal ondersteund worden daar waar er uitzicht is op uitvoering van de visie in een gebiedsgericht uitvoeringsplan. Implementatie Landschapsvisie Zuid-Limburg Aanleg landschapselementen in het agrarisch cultuurlandschap zal via regeling groenblauwe diensten plaatsvinden
72
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
Nieuwe aanpak: Voor het Nationaal Landschap Zuid-Limburg wordt door de betrokken gemeenten, de provincie en een reeks andere stakeholders gezamenlijk één streekfonds voor landschapszorg en landschapsontwikkeling opgericht. Aanleg van landschapselementen in het Nationaal Landschap en passend in de Landschapsvisie ZuidLimburg zal daaruit gefinancierd (moeten) worden. In de rest van Limburg zal aanleg van landschapselementen in beperkte mate ondersteund worden binnen de bronsgroene zones, mits er tenminste 50% cofinanciëring geregeld is. 6. Integratie natuur en landschap in gebiedsontwikkeling Te handhaven beleidslijnen: ■■
Ontwikkelkansen voor natuur, bos en landschap worden zo veel mogelijk gecreëerd en benut in de brede, door de provincie in samenwerking met gemeenten geïnitieerde gebiedsontwikkelingsprojecten zoals Klavertje 4, Landgoederenzone Maastricht en Maasplassen MiddenLimburg.
■■
De ontwikkeling van mensgerichte natuur, bos, landschap, soortenbeheer en -bescherming zal waar mogelijk geïntegreerd gaan worden in deze brede gebiedsontwikkelingsprojecten.
■■
Belangrijk hierbij is vooral dat gebiedsontwikkelingsprojecten in het algemeen zullen moeten starten met het op gang brengen van groene ontwikkelingen, waarmee vervolgens voorgestane rode ontwikkelingen gefaciliteerd worden. Op die wijze wordt bovendien - door vroegtijdige aanleg – optimaal invulling gegeven aan compensatieverplichtingen en aan groene tegenprestaties.
■■
Dit betekent dat aan de maatschappelijke partners in overleg met provincie en gemeenten gevraagd wordt projecten te genereren, die gericht zijn op ontwikkeling van ter plaatse thuishorende, robuuste en veerkrachtige natuur, die bovendien voor zoveel mogelijk mensen goed bereikbaar en toegankelijk is. Robuust in die zin dat zij een meerwaarde heeft voor het ecologisch functioneren van de duurzame ecologische structuur in Limburg en veerkrachtig in die zin dat de nieuwe natuur in staat is om de verwachte veranderingen in het klimaat te doorstaan.
■■
Het is daarbij van belang om onze maatschappelijke partners op het gebied van natuur- en landschapsontwikkeling - zowel SBB, NM, LL en de Dienst Landelijk Gebied als diverse regionale en lokale stichtingen - in een zo vroeg mogelijk stadium te betrekken bij de planontwikkeling.
■■
Bij dit alles zijn de belangen en wensen van de eindgebruikers - bewoners en bezoekers – leidend. Betrokkenheid van burgers is daarom eveneens nodig.
■■
Investeringen in het kader van de brede gebiedsontwikkelingsprojecten van de provincie worden in principe gedaan via regiofondsen, die op 50/50-basis door partijen uit de regio en de provincie worden gevormd. Op termijn komt daarbij ook het Deltafonds (Commissie Veerman) in beeld, dat eveneens zal uitgaan van cofinanciering door de regio.
■■
De provincie wil vanuit haar rol als subsidieverlener, de rol van investeerder en ontwikkelaar verder intensiveren. Het provinciale grondbedrijf wordt in verband hiermee steeds meer óók voor natuur, bos en landschap een ontwikkelbedrijf. Waar nodig zal de provincie (d.w.z. het provinciaal grondbedrijf) zelf gronden verwerven om te bevorderen dat de nagestreefde natuur-, bos en landschapsontwikkeling sneller gerealiseerd wordt.
■■
Subsidieverlening voor groene onderdelen van brede gebiedsontwikkelings-projecten zal waar nodig versneld worden door te zorgen voor sneller en vroegtijdiger contact tussen de aanvrager, de beoordelaar van de aanvraag en de beleidsmatig verantwoordelijke provinciale medewerker.
Hieraan toegevoegde beleidslijnen: a) Inzet uitnodigingsstrategie b) Inzet ontwikkelingsstrategie Zie voor a) en b) hoofdstuk 6 van de nota.
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
73
7. Inzet van burgers en van organisaties optimaliseren
7.1. Steun voor lokale werkgroepen Te schrappen beleidslijn: Voor lokale groepen op het gebied van natuur- en landschapsbehoud zal een jaarlijkse waarderingsbijdrage in het exploitatietekort beschikbaar worden gesteld van maximaal € 5.000,- per jaar mits zij aan enkele minimale eisen voldoen; Te wijzigen beleidslijn: IVN-Limburg zal een jaarlijkse bijdrage verleend worden van in principe € 15.000,- per jaar voor haar coördinerende en ondersteunende rol van IVN-Limburg richting lokale IVN-groepen Nieuwe aanpak: Jaarlijks zal met het district Limburg van het IVN een prestatie-overeenkomst worden afgesloten waarbij het district ondersteund zal worden voor nader overeen te komen prestaties op het gebied van natuuren milieu-educatie respectievelijk bevorderen burgerparticipatie in natuur- en landschapsbeleid. Te handhaven beleidslijn: De ondersteuning van lokale werkgroepen door de stichting IKL en door de Milieufederatie Limburg zal evenals de afgelopen jaren worden gesubsidieerd; zo nodig versterkt.
7.2. Doelgerichter doorgaan met natuureducatie Te handhaven beleidslijn: Bovenlokale projecten die de voor kennis en betrokkenheid geformuleerde doelen helpen realiseren worden ondersteund d.m.v. projectsubsidies. Te schrappen beleidslijnen: ■■
Bij de subsidiëring van natuureducatieprojecten zal aangesloten worden op de aanpak die het rijk heeft gekozen in de nota “Kiezen, leren en meedoen, naar een effectieve inzet van natuuren milieueducatie in Nederland 2008-2011”. Op de € 20 miljoen die het rijk in het kader van deze nota beschikbaar stelt zal waar mogelijk aanspraak gemaakt worden via arrangementen welke in samenwerking met het NME-sector ontwikkeld zullen worden
■■
De coördinerende en adviserende rol van het IVN-consulentschap bij het verlenen van projectsubsidies wordt vastgelegd in een meerjarenafspraak die jaarlijks in de exploitatiesubsidiebeschikking opgenomen wordt;
7.3. Optimalisatie ondersteuning van en samenwerking met Limburgse natuurorganisaties Te wijzigen beleidslijnen: Samenwerking met NM, LL en SBB Met LL, NM en SBB worden meerjarenafspraken gemaakt m.n. inzake ■■
tijdige inrichting van gronden verworven in het kader van realisatie van de EHS,
■■
invulling leefgebiedenaanpak
■■
realisatie van de natuurdoeltypen conform het Provinciaal Natuurbeheerplan
Subsidiëring Limburgs Landschap De subsidiëring wordt conform aanpak 2000-2010 voortgezet met dien verstande dat een meerjarenafspraak met de provincie inzake realisatie EHS en Leefgebiedenbenadering als voorwaarde wordt gesteld. Subsidiëring stichting IKL De subsidiëring wordt conform aanpak 2000-2010 voortgezet met dien verstande dat een meerjarenafspraak met de provincie inzake realisatie leefgebiedenaanpak en een bijdrage aan regeling Groenblauwe diensten als voorwaarde wordt gesteld. Subsidiëring Milieufederatie Limburg ■■
Alle activiteiten op het gebied van juridische procedures tegen provinciale plannen,programma’s en projecten zijn met ingang van 2010 van provinciale subsidie uitgesloten.
74
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
■■
In haar jaarlijkse werkplan dient de MFL aan te geven voor welke activiteiten de jaarlijkse provinciale exploitatiesubsidie wel en niet zal worden ingezet.
■■
Wat betreft het al of niet starten van juridische procedures tegen provinciale plannen,programma’s en projecten zijn nadere afspraken vastgelegd in een bij het werkplan gevoegd gedragsprotocol. Subsidiëring IVNconsulentschap NME De subsidiëring wordt conform aanpak 2000-2010 voortgezet met dien verstande dat een meerjarenafspraak met de provincie inzake (mede-)advisering over project-subsidies natuureducatie als voorwaarde wordt gesteld. Subsidiëring NHGL De subsidiëring wordt conform aanpak 2000-2010 voortgezet. Nieuwe aanpak: Zie de passages over structurele exploitatiesubsidies en over partnercontracten met natuurorganisaties.
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
75
BIJLAGE 2. AFSPRAKEN EN OVEREENKOMSTEN INZAKE NATUUR EN LANDSCHAP OP LANDELIJK NIVEAU Natuur- en landschapsbeleid is conform afspraken met het Rijk naast ruimtelijke ordening en economisch beleid een kerntaak van de provincie. Het Decentralisatieakkoord Natuur dd. December 2011. Dit akkoord geeft onder meer aan dat de provincie de bestuurslaag is die het natuurbeleid vormgeeft en regisseert zowel wat betreft planologische bescherming van natuur- en landschapswaarden en toepassing groene wetten als wat betreft de financiering van inrichting en beheer van de Ecologische Hoofdstructuur. In het Decentralisatie-akkoord Natuur is verder vastgelegd dat de provincies via de grond-voor-grond werkwijze dienen te werken aan de realisatie van de EU-prioritaire onderdelen van de EHS zijnde ca. 34.000 ha (?) verwerving en functiewijziging en inrichting van 80.000 ha nieuwe natuur. Op basis van het advies van de Commissie Jansen is eind 2012 overeengekomen dat de provincies met de grondvoor-grond-aanpak niet meer dan 17.000 ha functiewijziging kunnen realiseren en 40.000 ha nieuwe natuur kunnen inrichten. Limburg dient met de toegewezen BBL-gronden ten minste 1305 ha functiewijziging en 2136 ha inrichting nieuwe natuur te realiseren per 2021. Het Rijk is en blijft verantwoordelijk voor het realiseren van Europese doelen en richtlijnen (Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR), Kaderrichtlijn Water (KRW)) met betrekking tot natuurbescherming. Conform het Decentralisatie-akkoord Natuur hebben de provincies zich verplicht om de ter beschikking gekregen rijksmiddelen optimaal in te zetten voor het bereiken van de Europse natuurdoelstellingen. Wanneer het Rijk door de EU in gebreke wordt gesteld zal het Rijk de boete doorberekenen aan de betrokken provincies wanneer blijkt dat provincies de beschikbaar gestelde rijksgelden in te grote mate voor andere doelen hebben ingezet. De realisatie van versterking van natuurwaarden conform de VHR en KRW is dus noodzakelijk. Wat betreft de subsidiëring van het natuur- en landschapsbeheer hebben de provincies in IPO-verband uit efficiency-overwegingen afgesproken om samen één interprovinciaal aangestuurd subsidiestelsel voor natuuren landschapsbeheer toe te passen. Doel is dat landelijk ook één uitvoeringsorganisatie – de EU-gecertificeerde Dienst Regelingen – de subsidies kan verlenen en uitbetalen en één landelijke dienst (de nieuwe Voedsel en warenautoriteit ofwel nVWA) de in EU-verband voorgeschreven controle op de naleving van de subsidievoorwaarden kan nuitvoeren. Kaderstellend zijn (uiteraard) ook de landelijk geldende groene wetten; met name zijn van belang de Natuurbeschermingswet, de Boswet, de Natuurschoonwet en de Flora- en faunawet. Ook de nieuwe wet op de Ruimtelijke Ordening (nWRO)is een belangrijk kader waarbinnen gewerkt moet worden. Zo schrijft de nWRO onder mneer voor dat de provincies de EHS moeten vastleggen en planologisch moeten beschermen door middel van een RO-verordening EHS. 7. De Europese Landschapsconventie In Nederland werd in 2005 de Europese Landschapsconventie van kracht (vanuit het in 2000 ondertekende verdrag van Florence). In de EU-landschapsconventie verklaren de ondertekenende landen verantwoordelijk te zijn voor de instandhouding en verdere ontwikkeling van de grote cultuurhistorische, natuurlijke en identiteitsbepalende waarde van het landschap. Nederland onderschreef hiermee landschappen te zullen erkennen als een belangrijk cultureel erfgoed en het rijksbeleid mede te richten op bescherming, inrichting en beheer van het landschap. Op grond van deze conventie dient elk land maatregelen te treffen op het gebied van de bewustmaking van organisaties en overheden, training en onderwijs op dit gebied te bevorderen, landschappen te identificeren, bijzondere waarden vast te stellen en kwaliteitsdoelstellingen te omschrijven. Daarnaast onderschreef men de Europese samenwerking op dit terrein te intensiveren. De conventie strekt zich uit tot alle landschappen, van parels tot gewone landschappen, en gaat uit van de volgende afspraken: 1) de kwaliteit en diversiteit van Europese landschappen is een gezamenlijke hulpbron, 2) de waarde van het landschap voor de economie (bv. toerisme), het welzijn, de kwaliteit van leven, de ecologie en het milieu is aanzienlijk, 3) het grote publiek moet kunnen genieten van deze landschappen en moet een actieve rol kunnen spelen bij de verdere ontwikkeling ervan. 4) het formuleren en uitvoeren van beleid dient op een zo laag mogelijk schaalniveau plaats te vinden (subsidiariteit).
76
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
BIJLAGE 3. OVERZICHT BELANGRIJKE PROCESSTAPPEN OVERHEDEN IN RELATIE TOT NATURA 2000, EHS EN GROENE WETTEN 1. Processtap
2. Natura 2000
Beleidsbepaling, internationaal Beleidsbepaling nationaal Beleidsbepaling provincie Beleidsuitwerkingen provincie
VN: Verdrag van Rio de Janeiro EU: Verdragen van Maastricht en Götheborg Aanwijzing N2000-gebieden Natuurbeleidsplan, 1990 Natuurbeschermings-wet 1988 (1980 tot heden) Flora- en faunawet Nota’s Natuur en landschapsbeheer 1995, 2000-2010 en 2010-2020 Opstelling natuurbeheerplannen a) Begrenzing EHS; 1992-2006; Planologische bescherming Natura 2000-gebieden afgerond met POL 2006 EHS en N2000-gebieden: b) Opstelling Provinciaal in POL 2006; wordt herzien in Natuurbeheerplan POL-2014 Uitvoering herstelmaatregelen. 1) Verwervingen / aankoopsubsidies Toepassing groene wetten en O.a. Programmatische 2) Functiewijziging in het kader wet RO: aanpak stikstof (PAS) incl van zelfrealisatie / particulier – Habitattoets Effectgerichte Maatregelen en natuurbeheer o.b.v SKNL – Vergunningverlening aanpassing hydrologie 3) Inrichting nieuwe natuur o.b.v SKNL – Toepassing Nee, tenzij4) Natuur & landschaps-beheer o.b.v. regels SvNL; uit-voering door DR – Toepassing beleids-regel 5) Meerjarenafspraken met natuurcompen-satie natuurterreinbeheerders
Uitvoering en realisatie
3. Monitoring en evaluatie
a) Gebiedsgericht: GS rapporteren aan PS b) Landelijk: Rijk rapporteert aan EU per habitattype
EHS
a) Gebiedsgericht: GS rapporteren aan PS b) Landelijk: PS / GS rapporteren aan kabinet en Tweede Kamer
Groene wetten
a) Rode lijstsoorten: GS rapporteren aan PS b) Europees bescherm-de soorten: Rijk rapporteert aan EU
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
77
BIJLAGE 4. TOELICHTING DOELSTELLINGEN 2013-2020 CONFORM INDELING IN DE NOTA NATUUR EN LANDSCHAPSBEHEER 2010-2020 1. Behoud en herstel biodiversiteit / prioritaire soorten Behoud en herstel van de plant- en diersoorten en van de levensgemeenschappen (ofwel habitattypen) die in Limburg thuishoren is het centrale doel van het provinciale natuurbeleid.
Dit houdt niet in dat
behoud wordt nagestreefd van alle van oorsprong in Limburg thuishorende soorten of zelfs maar van de soorten die eind 20e eeuw in Limburg voorkwamen. Er treden van nature altijd veranderingen op in de verspreiding van soorten en levensgemeenschappen.Periodiek zal bezien worden of het voor sommige soorten nog realistisch is dan wel nog nodig is om naar behoud en herstel te streven. Dit zal gebeuren door omstreeks elke 5 jaar de lijst van prioritaire soorten bij te stellen. 2. Het realiseren van een duurzame ecologische structuur. Deze omvat de Goudgroene natuurzones en de Zilvergroene natuurzones – deze vormen samen de EHS die wordt vastgelegd in de wettelijk voorgeschreven RO-verordening EHS - en wordt ondersteund door de groenblauwe dooradering aanwezig in de Bronsgroene landschapszones zoveel mogelijk te behouden en te versterken. De realisatie van de KRW-doelstellingen en het antiverdrogingsbeleid voor natte natuurparels vindt plaats binnen de goudgroene zones.Ook de aanpak van ontsnippering zal conform het Meerjarenplan Ontsnippering voortgezet worden echter met een nader te bepalen temporisering bij de aanleg van grootschalige voorzieningen zoals ecoducten over snelwegen. 3. Versterking natuur- en landschapswaarden en recreatiemogelijkheden in goud- zilver- en bronsgroen Dit houdt in dat ook buiten de goud- en zilvergroene natuurzones behoud en herstel van de voor het Limburgse landschap karakteristieke natuur- en landschapswaarden en landschapselementen en vergroting van het areaal natuur, bos en landschap met een nadrukkelijke recreatieve functie wordt nagestreefd. Dit zal met name aandacht krijgen in de brede beekdalen, de natuur- en landschapsparken en in het nationaal landschap Zuid-Limburg. 4. Versterking kennis en betrokkenheid burgers, bedrijven, gemeenten en andere relevante organisaties bij realisatie Limburgs natuur- en landschapsbeleid Versterking door middel van het versterken van burgerparticipatie en van deelname van bedrijven en gemeenten bij de opzet en uitvoering van natuur- en landschapsprojecten en door middel van voortzetting van stimulering natuureducatie. Met het oog hierop zal het model van de nationale parken voor het versterken van de samenwerking en betrokkenheid van alle relevante partijen – mits er voldoende cofinanciering uit de regio komt – zoveel mogelijk voortgezet worden. Daarnaast: ■■
zullen enkele pilots uitgevoerd worden met de zogeheten “uitnodigingsstrategie” om meer financiers en meer organisaties te betrekken bij de realisatie van natuur- en landschapsdoelen in met name de zilvergroene en bronsgroene zones.
■■
is het in principe wenselijk – met het oog op vergroting en instandhouding van burgerparticipatie – de exploitatiesubsidies van de Milieufederatie NHGL en het IVN-Consulentschap NME te continueren op ongeveer het huidige niveau.
78
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
BIJLAGE 5. BELANGRIJKSTE INSPANNINGEN EN TE BEREIKEN RESULTATEN PER THEMA Thema
Doel per 2020 , bijgewerkt.
Te bereiken resultaten in de periode t/m 2015
Belangrijkste inspanningen in de periode 2013-2015
Duurzame ecologische structuur
Het uiterlijk per 2021 realiseren van een duurzame ecologische structuur in ieder geval in de goudgroene zones.
750 ha functiewijziging (waarvan ca.200 ha langs KRW beken) 1050 ha inrichting (waarvan ca. 200 ha langs KRWbeken)
a) Afsluiten overeenkomsten met de uitvoerende partners (NM, LL, SBB, WPM, WRO, DLG, LLTB/LPG en st. Ark) en particulieren met meer dan 75 ha natuurbezit b) Aansturing DR m.b.t. verlening subsidies natuurbeheer c) Monitoring uitvoering overeenkomsten met de genoemde uitvoeringspartners
(NB: dit is exclusief resultaten Zand- en Grensmaas; die vallen onder het Programma Maas)
Natuurkwaliteit
Het per 2020 realiseren van ten minste 60% van de natuur-kwaliteitsdoelen conform het Provinciaal Natuurbeheerplan voor de goudgroene zones en inrichting van enkele leefgebieden voor grote zoogdieren
Soortenbescher-ming
Behoud en herstel van prioritaire soorten vermeld in de nota Natuur- en landschapsbeheer 20102020; met prioriteit voor de EU-beschermde soorten
Milieu- en waterkwaliteit
Landschapswaarden en groene recreatiemogelijk-heden
Ad a: Ter inzage leggen en verwerken inspraak m.b.t. de beheerplannen voor de 23 N2000gebieden en start met de uitvoering van de maatregelen opgenomen in de beheerplannen Ad b: Start uitvoering beekherstelmaatregelen voor 60 km van de KRW-beken Ad c: Opstelling herintroductieplan voor Edelhert in een 2 e gebied in overleg en samenwerking met regionale en lokale uitvoeringspartners In aanvulling op start met uitvoering N2000Herstel van ca. 10 met uitsterven bedreigde soorten beheerplannen: Opstelling en start met uitvoering herstelplannen voor de 10 belangrijkste met uitsterven bedreigde soorten. In elk geval voor de kansrijke Europees beschermde soorten die met uitsterven bedreigd worden. a) Verbetering van de staat van instandhouding van de Natura 2000-gebieden b) Verbetering van de ecologische toestand van 60 km KRW-beken c) Draagvlak voor inrichting 2 e leefgebied voor Edelherten
Het per 2020 realiseren van een aanmerkelijke verbetering van de milieuen waterrandvoorwaarden voor natuur in de goudgroene zones.
a) Verdere afname van Ad a) Vaststelling van de provinciale de stikstofdepositie in de Stikstofverordening en start met uitvoering voor NOx en NH3 gevoelige ervan. natuurgebieden Tevens start met uitvoering maatregelenpakket b) Vermindering van de Programmatische aanpak Stikstof; o.a. realisatie belasting van grond- en PAS-ha’s nieuwe natuur oppervlaktewater met stikstof en Ad b) Aanvullend aan generieke, landelijke fosfaat maatregelen: vermindering belasting gronden oppervlaktewater in N2000-gebieden dmv. hydrologische PAS-maatregelen. Het zowel in goud- alsook a) Toename van de deelname Ad a) Het integreren van de gemeentelijke in zilver- en bronsgroen ondersteuning van landschapszorg via IKLvan gemeenten aan de behou-den van de karakter- regeling Groenblauwe diensten landschapszorgplannen met de provinciale istieke landschaps-waarden (GBD) aanpak via de regeling GBD. Daarmee meer en vergroting van de gemeenten over de streep trekken. b) Aanleg van ca. 100 recreatie-mogelijkheden Ad b) Openstelling van de regeling ha extra natuur- en o.a. door aanleg ca. 100 Mensgerichte Natuur en Landschapskwaliteit landschapselementen ha mensgerichte natuur per per jr via de provinciale (MNL) voor nieuwe subsidie-aanvragen jaar. subsidieregeling-en GBD
en Mensgerichte Natuur en Landschapskwaliteit (MNL)
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
79
Toename inzet van met name gemeenten, bedrijven en grote beleggers voor provinciaal andere relevante organisa- natuur- en landschapsbeleid ties bij de realisatie van provinciaal natuur- en landschapsbeleid Uitvoering natuur-onderzoek a) Toename van de oppervlakte t.b.v. monitoring natuurwaar gemonitord wordt in de herstel en t.b.v. evaluatie EHS
Versterken kennis Versterking kennis en en betrokkenheid betrokkenheid burgers, derden bedrijven, gemeenten en
Monitoring effecten natuurbeleid
van het provinciaal natuuren landschapsbeleid. b) Jaarlijkse rapportage
over de verandering van de biodiversiteit
a) Het doen uitvoeren van ca. 2 pilots in nader te bepalen deelgebieden waarin met name bedrijven en grote beleggers m.b.v. een ideeën en inspiratieportfolio benaderd worden om projecten in te dienen en te cofinancieren b) Het weer openstellen van de subsidie-regeling voor natuureducatieprojecten Ad a) Concentratie van het natuuronderzoek op de EHS conform de in IPO-verband afgesproken methodiek voor SNL-monitoring Ad b) In de jaarlijkse Programmaverantwoording: ontwikkeling biodiversiteit weergeven (oppervlaktes EHS-gebied met vooruitgang resp. achteruitgang resp. geen verandering)
c) Elke 6 jaar rapportage over de staat van instandhouding in Ad c) In 2013:Bepalen aanpak tbv rapportages de Natura-2000-gebieden per gebied over de staat van instandhouding. Eerste rapportage in 2014 of 2015.
80
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
BIJLAGE 6 TOELICHTING OP DE GEBRUIKTE AFKORTINGEN EN BELEIDSTERMEN. AEF-beken: Beken die volgens het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL) een algemeen ecologische functie hebben. Beheersgebieden: Gebieden waar subsidies verkregen kunnen worden voor agrarisch natuurbeheer. Deels in de EHS en deels buiten de EHS. Collectief beheer: Agrarisch natuurbeheer waarbij een aantal agrariërs samen aan een aantal van te voren door de GS aan het collectief beheerplan gestelde eisen voldoen wat betreft omvang en zwaarte van de beheerpakketten. In 2009 ontwikkeld door de 12 provincies gezamenlijk in het kader van de Subsidieverordening Natuur- en landschapsbeheer (SvNL) om meer samenhang en effectiviteit te creëren in het agrarisch natuurbeheer. Met collectief beheer buiten de EHS zijn de laatste jaren positieve ervaringen opgedaan. Zowel bij het Hamsterbeheer als wat betreft akker- en weidevogelbeheer. Wordt in 2014 uitgebreid naar landschapsbeheer en botanisch beheer. DLG: Dienst Landelijk Gebied, gedecentraliseerde rijksdienst voor plattelandsontwikkeling EHS: Ecologische Hoofdstructuur. Geïntroduceerd in het rijksnatuurbeleid in het Natuurbeleidsplan dd. 1990. Begrenzing en implementatie van aankoop, inrichting en beheer is grotendeels uitgevoerd door de provincies. EU-Habitatrichtlijn: Regelt de bescherming van de voor behoud van Europese biodiversiteit belangrijke typen natuur (“habitats”) en soorten (met uitzondering van vogelsoorten). Enerzijds door het begrenzen, beschermen en goed beheren van door de lidstaten aangewezen waardevolle natuurgebieden en anderzijds door het beschermen en in goede staat van instandhouding brengen van een reeks in de Habitatrichtlijn genoemde soorten. EU-Kaderrichtlijn Water (KRW): De EU-richtlijn met betrekking tot ecologisch herstel van waterlopen en natte natuur. De in het POL2006 aangewezen beken met een specifiek ecologische functie (afgekort: SEF-beken) zijn tevens de door de provincie in EU-verband aangemelde beken waar ecologisch herstel zal plaatsvinden. EU-Vogelrichtlijn: Regelt de bescherming van de voor behoud van Europese biodiversiteit belangrijke vogelsoorten . Enerzijds door het begrenzen, beschermen en goed beheren van door de lidstaten aangewezen voor beschermde vogelsoorten waardevolle natuurgebieden en anderzijds door het beschermen en in goede staat van instandhouding brengen van de in de Vogelrichtlijn genoemde vogelsoorten buiten de Vogelrichtlijngebieden. FES: Fonds Economische Structuurversterking. Rijksfonds (vooral gevoed uit aardgasbaten) dat deels via de Bestuursovereenkomsten ILG 2007-2013 aan provincies ter beschikking was gesteld. GGOR: Gewenst Grond- en OppervlaktewaterRegime Groen in en om de stad: Met rijkssubsidies nieuwaangelegde natuur- en groengebieden, ingericht als groene recreatiegebieden in en nabij de grote steden in de Randstad. Later omgedoopt in RodS-gebieden (Recreatie om de Stadgebieden). De subsidieregeling is en was alleen beschikbaar voor de Randstad
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
81
IKL: Stichting voor Instandhouding van kleine landschapselementen in Limburg. IVN: Instituut Voor Natuurbeschermingseducatie, landelijke vereniging. IVN-consulentschap NME: De professionele tak van het IVN (NME Natuur- en MilieuEducatie) IVN-consulentschap NME krijgt structurele steun vanwege haar functie alskenniscentrum en als organisatie die derden (gemeenten, particulieren, bedrijven etc.) faciliteert en stimuleert met betrekking tot natuur- en milieueducatie. KRW: EU-Kaderrichtlijn Water Zie voor een verdere uitleg bij “EU-Kaderrichtlijn Water” MFL: Federatie Limburg Mensgerichte natuur: Met provinciale subsidies nieuw aangelegde natuur- en groengebieden, ingericht als groene recreatiegebieden; nabij de grote steden in Limburg. Natuurbeheertypen: Vormen van natuur (natte heide, droge heide etc.) waarvoor een SNL-beheervergoeding is berekend. Worden gebruikt in het kader van het Subsidiestelsel Natuur- en Landschapsbeheer, het subsidiestelsel dat door alle 12 provincies gezamenlijk ontwikkeld is en gebruikt wordt voor verlening van subsidies voor natuur- en landschapbeheer. Natura 2000: Het stelsel van Europees beschermde natuurgebieden. Natura 2000-gebieden –vaak afgekort als N2000-gebieden – worden gevormd door het geheel aan EU- Vogelrichtlijngebieden en EU-Habitatrichtlijngebieden. Het Natura2000-beleid speelt zich geheel binnen de EHS af. De Natura-2000gebieden zijn de Europees gezien meest waardevolle natuurgebieden in Limburg; ze hebben als het ware een Europese topnotering gekregen. Nieuwe natuur: Onder nieuwe natuur wordt verstaan: de in het kader van het Natuurbeleidsplan (in
1990
vastgesteld door het Rijk) en de realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur naar natuur om te vormen landbouwgronden. Voor Limburg omvatte dit tot de bezuiniging van Rutte 1 ruim 14.000 ha. Nationaal Landschap Zuid-Limburg op de kaart: Dit vijf jaar durende POP-2 project (ook wel campagne genoemd) – van 2008 tot 2013 –, was erop gericht om gemeentelijke bestuurders, maatschappelijke instanties, ondernemers en jongeren (scholieren) te laten inzien dat de omgeving waarin ze leven, werken en recreëren een bijzonder, waardevol en afwisselend landschap vertegenwoordigt, dat belangrijk is voor de identiteit van het gebied, de rust en ruimte en het plezier en het welbevinden van de bewoners. NHGL: Natuurhistorisch Genootschap Limburg PAS: Programmatische Aanpak Stikstof ten behoeve van veiligstelling van Natura 2000 in Nederland m.b.t. (effecten van) stikstofdepositie. De PAS is een cruciaal
onderdeel van het rijks- en provinciaal
natuurbeleid. Immers via de uitvoering van de PAS wordt er weer ontwikkelingsruimte verkregen voor werken die leiden tot meer stikstofemissie (aanleg infrastructuur, uitbreiding bedrijven met een significante stikstofemissie) POL: Provinciaal Omgevingsplan Limburg
82
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
POG: Provinciale Ontwikkelingszones Groen; in het huidige POL opgenomen zones
buiten de EHS
met belangrijke landschapswaarden die tevens van belang zijn als ecologische verbindingen en als bufferzones rondom de EHS. In het huidige provinciale beleid de voorkeursgebieden voor de aanleg van natuurcompensatie en mensgerichte natuur. POP: Het Europese PlattelandsOntwikkelingsProgramma Programmatische Aanpak Stikstof: zie bij PAS Ruime jas-gebieden: De agrarisch natuurbeheersgebieden buiten de EHS worden aangeduid als “Ruime jas-gebieden” aangezien er ca. 100% meer oppervlak is begrensd dan de oppervlakte waarvoor subsidie beschikbaar is. SEF-beken: Beken die volgens het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL) een specifiek ecologische functie hebben; in de praktijk: die beken waar herinrichting uitgevoerd wordt of werd t.b.v. herstel van de ecologische functie(s) SvNL: Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer; de hoofdmoot van het Subsidiestelsel Natuur en Landschap. De andere poot van dit door de 12 provincies gezamenlijk uitgewerkte subsidiestelsel is de SKNL SKNL: Subsidieregeling Kwaliteitsimpulsen Natuur en Landschap. Regelt de verlening van subsidies voor waardedaling landbouwgronden door wijziging van de functie
landbouw naar natuur. Regelt tevens de
verlening van subsidies voor inrichting nieuwe natuur. TOP-gebieden: Gebieden met waardevolle natte natuur waar herstel van het grondwatersysteeem wordt nagestreefd ten behoeve van herstel van de (aan verdroging onderhevige) natuurwaarden Veerkrachtige watersystemen: Beekdalen, laagten met hoge grondwaterstanden en bufferzones rondom natte natuur voor zover niet opgenomen in de POG.
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
83
Bijlage 7
84
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
85
86
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
87
88
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
89
• • • • • •
90
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
91
92
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
93
94
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
• • • • • •
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
95
96
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
• • •
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
97
- - - -
98
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
99
• • •
100
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
101
102
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
103
104
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
- - - - - -
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
105
-
-
106
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
107
-
- - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
108
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
109
110
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
111
112
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
113
114
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
BIJLAGE 8. REALISATIESTRATEGIE AANLEG NIEUWE NATUUR 1. Samenvatting Als uitvloeisel van het Onderhandelingsakkoord Decentralisatie Natuur IPO-Rijk en de Europese doelstellingen inzake Natura 2000 wordt in 2012 per provincie via een advies van een Externe Commissie een ontwikkelopgave natuur bepaald en wordt de rijks-EHS herbegrensd. Het vigerende coalitieakkoord voorziet ook in provinciaal doelbereik natuur en landschap. Om snel tot realisatie van de ontwikkelopgave te komen is een strategie ontwikkeld voor de landelijke en provinciale ontwikkelopgave die in hoofdlijnen de volgende kenmerken heeft. Grond-voor-grond-principe: De ontwikkelopgave natuur dient gedekt te worden uit de BBLgrondvoorraad die hiervoor ter beschikking wordt gesteld. Dit betekent dat, naast ruiling en inrichting van gronden die al op de juiste plek liggen, door verkoop van gronden middelen gegenereerd moeten worden om nieuwe aankopen te doen en om de inrichting te financieren. Deels partnercontracten, deels gebiedsaanpak: De noodzaak om in grote delen van Limburg via een integrale werkwijze tot uitvoering van het plattelandsbeleid in brede zin te komen is verminderd door het wegvallen van de financiering van een aantal doelen, de gewijzigde inzichten in een aantal integrale gebiedsuitwerkingen (IGU’s) en het gereedkomen van een aantal IGU’s. De ontwikkelopgave natuur en water dient daarmee meer sectoraal op lokaal niveau uitgevoerd te worden. Gebiedspartners met een direct belang bij de uitvoering zullen hierbij de leidende rol gaan vervullen via meerjarenovereenkomsten. In een aantal gebieden blijft een integrale aanpak zijn meerwaarde behouden en zal deze worden voortgezet. Provinciale regie op de grondvoorraad-BBL en grondverwerving: Onderwerp van discussie binnen het IPO is hoe de regie over de BBL-grondvoorraad wordt geregeld. Insteek van de Provincie Limburg in deze discussie is dat de provincie de regie houdt over de BBL-grondvoorraad en zo de keuzemogelijkheid houdt tot inzet van BBL-gronden. Binnen het IPO wordt een Stuurgroep grond-voor-grond ingericht die op korte termijn op strategisch en tactisch niveau het advies van de Externe Commissie uitwerkt. Gelijkberechtiging van alle partijen: In de contracten en subsidieregels vindt geen onderscheid plaats tussen de traditionele terreinbeheerders (SBB, Natuurmonumenten en Limburgs Landschap) en particulieren. Alle partijen leveren een bijdrage in de grondkosten. Doorlevering van BBLgronden vindt op een transparante wijze plaats. Aangezien ook de traditionele terreinbeheerders een financiële bijdrage gaan leveren in de grondverwerving worden er geen afspraken gemaakt over verkoop van bezit. Het staat daarmee vrij aan de terreinbeheerder hoe de eigen financiële bijdrage gegenereerd wordt. Bovenstaande is de insteek van de provincie in het overleg over de contracten. Evaluatie voortgang realisatie in 2016: Op landelijk niveau zal in 2016 een evaluatie plaatsvinden over de voortgang van de ontwikkelopgave, conform het onderhandelingsakkoord. Dit kan reden zijn om de realisatiestrategie aan te passen. Actieve rol Provinciaal Grondbedrijf bij anticiperende aankopen en overname BBL-gronden: Om op enig moment snel liquide middelen vrij te maken uit de grondvoorraad is het gewenst dat een deel van de
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
115
grondvoorraad tijdelijk worden overgenomen door de provincie. Voorkomen wordt hiermee dat gronden in de markt moeten worden gezet die van waarde zijn voor brede provinciale doelen. In het verleden zijn voor het verwerven van deze gronden forse inspanningen gepleegd. Voor de provinciale natuur- en waterdoelstellingen die buiten de herijking vallen is het gewenst dat het Grondbedrijf anticiperend kan aankopen indien zich kansen voordoen. 2.
Toelichting
a. Aanleiding In het kader van de decentralisatie van rijkstaken is een belangrijke stap gezet met het besluit van de provincies in december 2011 om in te stemmen met, dan wel medewerking te verlenen aan het inregelen van het Onderhandelingsakkoord Decentralisatie Natuur IPO-Rijk van 20 september 2011. Parallel met deze besluitvorming loopt de ontwikkeling van de nieuwe Wet Natuur, waarin de verantwoordelijkheden voor natuur nagenoeg geheel in handen wordt gelegd bij de provincies en gezien wordt als een kerntaak van het middenbestuur. De inwerkingtreding van de wet is voorzien op 1 januari 2014. Met het onderhandelingsakkoord Decentralisatie Natuur is op hoofdlijnen de landelijke taakstelling en financiering met rijksmiddelen vastgelegd. Het zwaartepunt ligt hierbij op het ingevolge Europese richtlijnen realiseren van Natura-2000- en Kaderrichtlijn Waterdoelen (KRW). Vanwege de rijksbezuinigingen op het gebied van natuur en water wordt in IPO-verband per provincie een nieuwe ontwikkelopgave natuur uitgewerkt gebaseerd op de Europese verplichtingen op grond van Natura-2000, de Kaderrichtlijn Water (KRW) en soortenbescherming. Hierin wordt ook de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) meegenomen. Voor deze ontwikkelopgave realisatie nieuwe natuur (verwerving/ functiewijziging en inrichting) geldt dat deze gerealiseerd wordt via de grond-voor-grond-benadering. De ILG-oud grondvoorraad omvat landelijk in totaal 20.000 ha, zijnde 6.000 ha beschikbaar voor provincies, 6.000 ha taakstelling voor storting in de schatkist en 8.000 ha voor na de evaluatie in 2016. Met de voor de ontwikkelopgave door het Rijk beschikbaar gestelde BBL-grondvoorraad dienen zowel verwerving als inrichting van nieuwe natuur gerealiseerd te worden. Daarnaast dienen de huidige terreinbeheerders gelden te genereren om een deel van de ontwikkelopgave te realiseren. Bij de verdere uitwerking van het onderhandelingsakkoord in 2012 is er overleg tussen IPO en het ministerie van EL&I om te bezien of de gehele grondvoorraad van DLG onder regie van de provincies te brengen is met gegarandeerde opbrengsten voor de schatkist (limiet verkooptaakstelling 6000 ha tot 2016). De uitkomsten hiervan worden betrokken bij verdere uitwerking omtrent anticiperende aankopen en overname BBL-gronden door het Provinciaal Grondbedrijf (zie onder f). Het beheer van natuur is geen onderdeel van de ontwikkelopgave en wordt niet uit grond-voor-grondbenadering gefinancierd doch via het Provinciefonds, conform het DI-akkoord Natuur. De afgelopen jaren is er veel geïnvesteerd in integrale gebiedsuitwerkingen. Een aantal van deze projecten is afgerond of wordt sectoraal uitgevoerd. In een analyse van de uitvoeringsorganisatie wordt onderkend dat bij de huidige stand van het proces meer verantwoordelijkheid gelegd kan worden bij de partners in het veld. Op basis hiervan wordt gekozen voor een benadering van sectoraal waar het kan en integraal waar het moet. In het najaar van 2012 wordt naar verwachting de definitieve ontwikkelopgave bekend. Om snel door te kunnen schakelen naar realisatie en om kansen die zich nu voordoen op te pakken is het noodzakelijk om uitvoering te geven aan de strategie waarmee de ontwikkelopgave wordt gerealiseerd. Onderstaande realisatiestrategie wordt momenteel besproken met de partners in het veld.
116
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
b. Onderdelen van de strategie De strategie wordt uitgesplitst naar de volgende onderdelen: Ontwikkelopgave natuur en water tot 2021 met een doorkijk na 2021 Instrumenten Uitgangspunten voor de realisatiestrategie Vrijmaken van middelen ter realisatie van de ontwikkelopgave Uitwerking van de strategie naar instrumenten en partners Open te stellen (subsidie)regelingen Strategie met betrekking tot niet gedekte opgave natuur- en waterbeleid Risico’s en risicobeheersing c. Ontwikkelopgave natuur en water tot 2021 met een doorkijk na 2021 Voor Limburg is uitgewerkt welke gronden ingericht moeten worden voor realisatie van de Europese verplichtingen Natura-2000 en KRW. Hiertoe zijn deelgebieden gedefinieerd. Vooruitlopend op de uiteindelijk vast te stellen ontwikkelopgave in het najaar 2012 wordt uitgegaan van de berekeningen zoals die hebben plaatsgevonden ten behoeve van de vastgestelde PS-nota 16 december 2011. De lijst met prioritaire gebieden (categorie: A juridisch verplicht, B1 Europees verplicht, B2 provinciaal beleid en C ontwikkeling (pas na 2016) is onderdeel van dit PS-besluit. De noodzakelijk te realiseren nieuwe natuur betreft hierbij ca. 2400 ha. Hiervan kan ca. 1600 ha met de BBL-grondvoorraad worden gerealiseerd. Uitgaande van volledige inzet van deze huidige grondvoorraad, het genereren van doelrealisatie uit verkopen terreinbeheerders en het voldoen aan natuurcompensatie binnen de EHS kan tot 2021 ca. 1900 ha worden gerealiseerd. Op basis van de uiteindelijk af te spreken ontwikkelopgave kunnen de gebieden waarvoor rijksgeld via de grondvoorraad beschikbaar is dus nog wijzigen. In het onderhandelingsakkkoord met het Rijk is uitgegaan van het beschikbaar stellen van alle grond die via het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) is verworven (ILG-nieuw-gronden). Daarnaast stelt het Rijk een deel van de gronden beschikbaar die vóór de ILG-periode zijn aangekocht (ILG-oud-gronden). Voor de periode tot 2016 is dit 6.000 ha landelijk die door het IPO ingestelde Externe Commissie te verdelen zijn tussen de provincies. In 2016 zal na een gezamenlijke evaluatie worden bezien hoeveel ILG-oud-grond er voor de periode tot 2021 aanvullend ter beschikking wordt gesteld voor de restant ontwikkelopgave. Landelijk is dit (14.000 minus 6.000 ha) 8.000 ha. Daarnaast geldt een verkooptaakstelling van het rijk van 6.000 ha ten behoeve van de schatkist. Onderdeel van de evaluatie 2016 zal ook de gehanteerde uitgangspunten en verdeling tussen de provincies zijn. Voor Limburg is dit tevens een moment om indien nodig de realisatiestrategie aan te passen. Voor de periode na 2021 dient er in Limburg nog ca 500 ha gerealiseerd te worden om aan de Europese verplichtingen te voldoen. Het Rijk gaat er thans van uit dat hiervoor geen rijksmiddelen meer beschikbaar komen. Landelijk is er een opgave van 17.000 ha waarvoor thans geen dekking is en die bij de evaluatie in 2016 aan de orde komt. Naast de rijksdoelstellingen op grond van de Europese verplichtingen heeft de provincie ook eigen doelstellingen op het gebied van natuur en water. Het gaat hierbij met name om TOP-lijstverdrogingsgebieden voor zover deze geen deel uitmaken van Natura 2000/KRW en investeringen op grond van het Coalitieakkoord. Een gedeelte van deze doelstellingen is al belegd met BBL-gronden aangezien het vóór de herijking Rijks-EHS betrof. Binnen de ontwikkelopgave natuur is de realisatie van Zandmaas 2 niet inbegrepen aangezien het hier geen Europese verplichtingen betreft. Nadat over Zandmaas 2 een akkoord is bereikt met het Rijk kan deze realisatiestrategie (eventueel aangepast aan de specifieke omstandigheden) ook voor deze projecten worden gebruikt. Ook kunnen nu al anticiperend gronden worden verworven volgens de systematiek van
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
117
deze realisatiestrategie. In de ontwikkelopgave wordt vooralsnog uitgegaan van realisatie door verwerving of functiewijziging. In de praktijk kan vanwege de mogelijkheden of omstandigheden ter plekke in de uitvoering afgeweken worden van dit uitgangspunt mits de doelstellingen voor het gebied worden gehaald. Te denken valt aan aanpassing van de begrenzing of het zoeken naar andere beheervormen die passen in de lokale mogelijkheden. d. Instrumenten Voor de verwerving van gronden voor natuur zijn verschillende instrumenten voorhanden. Enerzijds betreft het de verwerving sec of functieverandering(subsidie) ter plekke en anderzijds de mogelijkheden om via ruilgronden doelen te realiseren. De mogelijke instrumenten verschillen wat betreft zwaarte en kosten. Waar welke instrumenten ingezet worden is afhankelijk van het gewenste tijdpad, de beschikbare middelen en capaciteit en de aanwezige grondvoorraad. Onderstaand zijn de belangrijkste instrumenten beschreven. In bijlage 1 wordt een nadere toelichting per instrument gegeven. 1. Vrijwillige marktconforme verwerving 2. Vrijwillige verwerving op basis van volledige schadeloosstelling (VSS) 3. Gedwongen verkoop door onteigening 4. Vrijwillige kavelruil 5. Planmatige kavelruil 6. Wettelijke herverkaveling 7. Zelfrealisatie waaronder particulier natuurbeheer (functieveranderingssubsidie) e. Uitgangspunten bij realisatie ontwikkelopgave Met betrekking tot de uitvoeringsstrategie wordt voorgesteld de volgende uitgangspunten te hanteren: 1. Inzet grondverwervings- en ruilingsinstrumenten op basis van noodzaak (tijdpad). Onderscheid in urgent (1600 ha), overig prioritair (1000 ha) binnen de rijksprioriteiten en provinciaal natuur/ waterdoel. Speciale aandacht voor KRW te realiseren in 2015. 2. Op basis van 1 zoveel mogelijk gebieden wegzetten bij partners binnen de juridische randvoorwaarden die gelden voor gelijkberechtiging. Wettelijke herverkaveling: DLG. VSS en onteigening: DLG of Provinciaal Grondbedrijf of eventueel waterschap. Geen VSS: traditionele terreinbeheerders, waterschappen, ARK, FPG, Bosgroep, LLTB. Gebieden met bestuurlijke complexe of meer integrale problematiek: Provincie met ondersteuning DLG en/of Provinciaal Grondbedrijf. Het gaat hier om gebieden zoals OoijenWanssum en Flinke Ven/Turfkoelen. 3. Zoveel mogelijk gebruikmaken van afrekenbare partnercontracten of meerjarenovereenkomsten (= meerjarige subsidies met hieraan gekoppeld een uitvoeringsovereenkomst ex artikel 4:36 Awb) waarin een resultaatafspraak is opgenomen. Voor een aantal nadere randvoorwaarden met betrekking tot de contracten wordt verwezen naar bijlage 2. 4. Optimaal gebruik maken van de door het rijk beschikbaar gestelde capaciteit DLG en mogelijkheden Provinciaal Grondbedrijf. 5. Gelijke behandeling bij doorlevering BBL-gronden, en/of subsidiëring grondverwerving van traditionele terreinbeheerders en particulieren. Dit betekent dat subsidieregelingen voor de
118
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
aankoop of functieverandering voor een ieder opengesteld moet worden. Vanwege vereenvoudiging van de uitvoering heeft één regeling de voorkeur. Gekozen wordt om te subsidiëren op basis van waardedaling conform SKNL/functieverandering (15% restwaarde als eigen bijdrage verkrijger) en geen subsidieregeling voor aankoop open te stellen. Ook in de partnercontracten (meerjarige subsidie) wordt op basis van dit uitgangspunt de afspraak opgenomen dat er een eigen bijdrage plaatsvindt van 15% zodat aangesloten wordt bij de open te stellen subsidieregeling en daarmee het gelijkberechtigingprincipe wordt toegepast. 6. Doorlevering na inrichting van provinciewege (DLG) en betaling op basis van natuurwaarde aan een (particuliere) terreinbeheerder kan ook aan de orde zijn en is dan volledig vergelijkbaar met subsidiëring van functieverandering van agrarische grond. 7. In het onderhandelingsakkoord wordt ervan uitgegaan dat een deel van de dekking wordt gerealiseerd door verkopen van terreinbeheerders. De benodigde dekking vanuit terreinbeheerders wordt met de contractpartners afgesproken in het contract. Aan de contractpartners wordt zelf overgelaten hoe zij hier invulling aan geven en er komt geen verplichting tot verkoop van gronden. De 15 % eigen bijdrage in de grondverwerving wordt gezien als de bijdrage die de terreinbeheerders moeten leveren als onderdeel van de totale opgave. Aan het eind van de contractperiode dient de contractpartner aan te tonen dat er een eigen bijdrage is geleverd van 15 % over de totale oppervlakte verworven nieuwe natuur. De contractpartner kan hiermee flexibel inspelen op andere mogelijkheden dan via verkoop de middelen te genereren. 8. De provincie houdt de regie over de ter beschikking gestelde BBL- en provinciale grondvoorraad. Hiermee worden de partners zoveel mogelijk gefaciliteerd op basis van voorstellen. Centrale provinciale regie blijft nodig om de gronden toe te kennen aan de juiste projecten en de vaak bestuurlijke implicaties. Verkoop vindt plaats tegen actuele marktwaarde waarbij een transparante verkoopprocedure wordt gevolgd. 9. Voor anticiperende verwerving door contractpartners en particulieren wordt een revolverend fonds ingesteld analoog aan de huidige regeling voor voorfinanciering van aankopen ten behoeve van de SKNL (functieverandering) bij het Groenfonds. Dit om een ieder de mogelijkheid te geven aankopen te doen met een (beperkte) groene rente voordat subsidie wordt verkregen. Kosten rente komen ten laste van de aankopende partij. Deze voorziening is nodig omdat de praktijk uitwijst dat particulieren moeilijk bij banken leningen voor aankoop kunnen krijgen voor de overbruggingsperiode naar subsidiëring en dat als er een lening wordt verstrekt een hoge rente gevraagd wordt. 10. Het beheer, de samenwerking in beheer om versnippering te voorkomen, de borging van de kwaliteit via inrichting en beheer wordt geregeld via verkoop van ingerichte BBL-gronden met een kwalitatieve verplichting of het subsidiespoor SKNL. Het inrichtingsplan dient te waarborgen dat aan de eisen van KRW en N2000 wordt voldaan. 11. Bij doorlevering van al dan niet ingerichte grond ten behoeve van natuur wordt een openbare procedure gevolgd in verband met gelijkberechtiging en het stimuleren van particulier beheer. Hierbij kunnen om redenen van na te streven natuurkwaliteit eisen worden gesteld aan de professionaliteit van beheer en eenheid van beheer. Overwogen kan worden om ten aanzien van doorlevering beleidsregels op te stellen die uitgangspunt zijn bij de selectie van kandidaten. Indien het resultaat van de huidige discussie over gelijkberechtiging uitwijst dat Staatsbosbeheer als overheidsorganisatie een andere positie heeft waarbij wel direct kan worden doorgeleverd dan zal
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
119
aan Staatbosbeheer wel direct doorgeleverd kunnen worden. 12. Om natuurcompensatie bij te laten dragen aan de ontwikkelopgave en aan de niet gedekte provinciale projecten is aanpassing van de regeling nodig. Ter facilitering en aansturing van natuurcompensatie op de juiste plek is het opbouwen van een grondvoorraad gewenst via anticiperende aankopen Grondbedrijf. 13. Voor de niet gedekte gronden ( 2.600 - 1.900 = 700 ha plus provinciale doelstellingen en Zandmaas 2) is passieve aankoop gewenst om kansen voor de toekomst niet te laten liggen. Dit kan door anticiperende aankopen door het Provinciaal Grondbedrijf. f. Vrijmaken van middelen ter realisatie van de ontwikkelopgave De gehele ontwikkelopgave dient gefinancierd te worden uit het grond-voor-grond-principe. Dit betekent dat voor nieuwe aankopen en inrichting gronden moeten worden verkocht. Uitgaande van een verwervingstermijn van 7 jaar en een voor het doel beschikbare grondvoorraad van ca. 1.700 ha buiten de herijkte EHS is er ca. 240 ha nodig per jaar om de doelstellingen te ververwezenlijken. Hiervan kan naar schatting ca. de helft via ruiling en de helft via verkoop en investering ter plekke worden geregeld. Dit betekent dat gemiddeld ca. 120 ha per jaar verkocht moet worden. Vanuit de volgende overwegingen wordt ervoor gekozen om een deel van de BBL-grondvoorraad (tijdelijk) over te laten nemen door de provincie: 1. Een deel van de grondvoorraad is van strategisch belang voor brede provinciale doelstellingen. 2. In het verleden zijn er veel inspanningen verricht om deze voorraad op te bouwen. 3. In de beginperiode dient extra verkoop plaats te vinden ter financiering van de subsidieregelingen, de partnercontracten en het voorfinancieringsfonds. 4. Vanwege het voorkomen van verstoring van de grondmarkt is het niet gewenst grote hoeveelheden grond gelijktijdig in de markt te zetten. Bij tijdelijke overname door de provincie wordt deze verstoring voorkomen. Naast verkoop van niet benodigde gronden op de markt via de regulier procedure (aanbieden andere overheden en daarna openbare verkoop) zal op basis van de benodigde EHS-middelen grond worden verkocht aan de provincie via het Provinciaal Grondbedrijf. Als achtergrond voor deze werkwijze en financiering zie bijlage 3. Voor de financiering van de aankopen is maximaal € 50 miljoen nodig. Voor 2012 is er vanuit anticiperende aankopen Grondbedrijf nog € 5 miljoen beschikbaar. Voorgesteld wordt om deze in te zetten om BBLgronden over te nemen of andere strategische aankopen voor natuur te doen. In het verdere proces van uitwerking zullen voorstellen worden gedaan ter verhoging van het budget anticiperende aankopen zodat afhankelijk van de behoefte aan EHS-kasmiddelen BBL-gronden overgenomen kunnen worden en andere aankopen voor provinciale natuur/waterdoelen kunnen worden gedaan. g. Uitwerking van de strategie naar instrumenten en partners Voor een globale verdeling van de verschillende gebieden naar de partners geldt het volgende Wettelijke herverkaveling: DLG. VSS en onteigening: DLG of Grondbedrijf of eventueel waterschap. Geen VSS: drie traditionele terreinbeheerders, twee waterschappen, ARK, FPG, Bosgroep, LLTB. Gebieden met complexe/integrale problematiek of een bestuurlijke component: Provincie met ondersteuning DLG en/of Grondbedrijf.
120
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
Per gebied is een analyse gemaakt van realisatiemogelijkheden (bijlage 4). Gekeken is naar de inspanningen in het verleden, het huidige instrument per gebied, de aanwezigheid van ruilgrond en huidige bezittingen van de partners. Op basis van deze bevindingen is per gebied een meest gerede trekker beschreven. Aan de partners is vervolgens gevraagd of en hoe zij op basis hiervan kunnen of willen bijdragen via een meerjarenovereenkomst/contract. Op basis van de uitkomsten hiervan zal bezien worden of er voldoende resultaat gehaald kan worden met de contracten en de opdracht aan DLG. Sturing zal worden gegeven op het behalen van de meest urgente EHS (1900 ha) in de periode tot 2021. Vooralsnog wordt in beginsel ingezet op vrijwillige grondverwerving en kavelruil. Voor een aantal projecten wordt het gebruik van zwaarder instrumentarium voortgezet. Het betreft: 1. Wettelijke herverkaveling met toepassing VSS: Schinveldse Es en Sarsven en de Banen. 2. Inzet VSS met uiteindelijk onteigening via PIP: Stadsweide Roermond en Mariapeel-Grauwveen. 3. Inzet VSS: Gebied Flinkeven en Turfkoelen, Schandelo, Mussenbaan. Nader bezien of onteigening nadien ingezet moet worden. Heidse Peel: inzet VSS voor laatste aankoop. Voor deze gebieden wordt DLG ingezet. Voor de andere gebieden geldt dat vooralsnog wordt uitgegaan van vrijwilligheid. Gedurende de uitvoering van de meerjarenovereenkomsten/contracten kan door de partner worden gesignaleerd dat een zwaarder instrument nodig is. De provincie zal op dat moment bezien of inzet van een zwaarder instrument wenselijk en mogelijk is. Voor kavelruil kan een beroep worden gedaan op het kavelruilloket bij DLG en de daar ter beschikking gestelde meerjarenkoepelsubsidies tot 2015. h. Open te stellen (subsidie)regelingen Naast de prestatieovereenkomst met DLG en de meerjarenovereenkomsten met partners dienen een tweetal (subsidie)regelingen opengesteld te worden voor individuele particulieren: SKNL voor functieverandering en inrichting. Hiertoe dienen de in aanmerking komende gebieden op kaart te worden vastgesteld. Vormen van revolverend fonds anticiperende aankopen voor derden i. Strategie met betrekking tot niet gedekte opgave natuur- en waterbeleid Voor de niet gedekte opgave vanuit Europese verplichtingen en provinciale natuur- en waterdoelen is het van belang om de huidige grondpositie ter plekke te behouden. Via natuurcompensatie en/of het beschikbaar komen van middelen in de toekomst kan te zijner tijd invulling gegeven worden aan de doelstellingen. Strategische aankopen kunnen worden gedaan vanuit anticiperende aankopen van het Provinciaal Grondbedrijf (zie bijlage 3). j. Risico’s en risicobeheersing 1. Belangrijkste risico is dat partners afzien van het aangaan van meerjarenovereenkomsten. De traditionele terreinbeherende organisaties zijn in het verleden gesubsidieerd op basis van 100% van de grondkosten. Mogelijk is een eigen bijdrage van 15% in de grondkosten niet acceptabel. Ook het verkopen van huidig bezit ligt zeer gevoelig. Indien één of meer terreinbeheerders niet over willen gaan tot een overeenkomst betekent dit dat er meer realisatie via de andere partners of via het reguliere subsidiespoor dient plaats te vinden. Een alternatief is dat de provincie eigenaar wordt van de natuurgronden tegen ca. 15% van de agrarische waarde en het beheer in erfpacht uitgeeft. 2. Realisatie van gebieden lukt niet voldoende op vrijwillige basis om te kunnen inrichten op basis van de vereisten Natura-2000 en/of KRW waardoor niet aan de Europese verplichtingen wordt
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
121
voldaan. Bezien dient dan te worden of instrumentarium aangepast moet worden. Keerzijde is dat dit vermindering van draagvlak kan veroorzaken en dat hiermee extra kosten zijn gemoeid. Dit gaat ten koste van dekking van de ontwikkelopgave. 3. Op de landelijke grondvoorraad (circa 20.000 ha) van DLG (op naam van Bureau Beheer Landbouwgronden) ligt een hypotheek in de vorm van een vordering van het ministerie van Financiën bij het ministerie van EL&I. In uiterste omstandigheden, wanneer de vordering geëffectueerd wordt om rijksbezuinigingen op te vangen, resteert nog een grondvoorraad van circa 3000 ha. De in het onderhandelingsakkoord overeengekomen tussen de provincies te verdelen ILGoud voorraad van 6000 ha is dan deels een lege huls. De dekking komt dan onder druk te staan en de provinciale opgave moet in dat geval naar beneden worden bijgesteld. Het IPO is met EL&I in gesprek om de gehele grondvoorraad van DLG onder regie van de provincies te plaatsen waarbij het rijk garanties krijgt omtrent de verkooptaakstelling van 6000 ha. 4. In het kader van de wet HOF worden mogelijk beperkingen opgelegd aan investeringsmogelijkheden voor de decentrale overheden. Bezien wordt of via fondsvorming of anderzijds te ontkomen aan de beperkingen van de wet HOF. 3.
Bestuurlijke aandachtspunten
Voorliggende realisatiestrategie geeft aan op welke wijze de ontwikkelopgave natuur invulling krijgt, Dit op basis van de vaststelling van PS op 16 december 2011, van de uitwerking onderhandelingsakkoord IPO-Rijk natuur, (naar prioritaire gebieden natuur en water). Besluitvorming over toepassing van het grond-voor-grond principe vindt nog plaats in het vierde kwartaal 2012 nadat het advies van de Externe Commissie (verdeling ontwikkelopgave en dekking tussen de provincies) is aangeboden aan het IPO en aan de provincies. Voor de dekking van de opgave zijn ILG-nieuw gronden direct beschikbaar. Het verdeelvraagstuk is op ILG-oud gronden van toepassing. Er is met de start van de realisatiestrategie geen bestuurlijk risico met betrekking tot inzet van ILG-nieuw gronden. Op basis van het coalitieakkoord zijn in de Programmabegroting 2013 5 categorieën uitgewerkt: a. Landschappelijke kwaliteit/ verwevingselementen en extensieve landbouw; b. Mensgerichte Natuur; c. EHS en Natura 2000, kwaliteitsimpuls bestaande natuur; d. Innovatieve natuur en landschapsprojecten e. Uitvoering Nota Natuur en Landschap. Voor het bevorderen van synergie tussen provinciale doelen uit het coalitieakkoord en Decentralisatie Akkoord-doelen is het van belang een koppeling vast te stellen en maatschappelijk partners daartoe mogelijkheden te bieden, met name via partnercontracten. Voorgesteld wordt provinciale doelen en doelen van het DI-akkoord natuur te koppelen via partnercontracten, gebiedsontwikkeling en het transactionele spoor. 7.
Financiële aspecten
De ontwikkelopgave EHS wordt gefinancierd uit het grond-voor-grond principe. Om snel tot liquide middelen te komen is overname van BBL-grond door de provincie gewenst. In 2012 kan vanuit het restant anticiperende aankopen Provinciaal grondbedrijf ca. € 5 miljoen hiervoor worden aangewend. In het vervolgproces zal voor de volgende jaren een voorstel tot ophoging van de anticiperende aankopen worden uitgewerkt. Voorts is er dekking met de restantmiddelen van het Herijkte PMJP alsmede met de middelen van programmalijn Natuur en Landschap (die worden voorgefinancierd uit de PMJP middelen tot dat de
122
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
provinciale begroting is vastgesteld). 8.
Uit te voeren acties 1. Het aangaan van meerjarenovereenkomsten met partners. 2. Het stroomlijnen van de nog vigerende bestaande partnercontracten met de nieuwe overeenkomsten op basis van uitgangspunten van de voorgestane realisatiestrategie. 3. Koppeling van partnercontracten, gebiedsontwikkeling en het transactionele subsidiebeschikkingen voor het bereiken van synergie. 4. Uitwerken van een revolverend voorfinancieringsfonds voor aankopen nieuwe natuur door derden. 5. Het inzetten van het restantbudget 2012 voor anticiperende aankopen voor overname van BBLgronden of strategische aankopen voor provinciale natuur/waterdoelstellingen. Dit conform de vastgestelde regels met betrekking tot aankopen door het Provinciaal Grondbedrijf. 6. IVerhoging van het budget anticiperende aankopen door het Provinciaal Grondbedrijf voor de komende jaren.
Bijlagen bij Realisatiestrategie Bijlage 1: Instrumenten Vrijwillige marktconforme verwerving De verwerving kan via twee inspanningsniveaus plaatsvinden: Passieve verwerving (reactief op basis van gemelde aankoopmogelijkheden) Actieve verwerving (planmatige, actieve benadering eigenaren) Voordelen: laagste prijs; verstoort markt niet. Nadelen: weinig zekerheid doelrealisatie. Vrijwillige verwerving op basis van volledige schadeloosstelling (VSS) Op basis van een besluit van GS kan voor op kaart aangegeven gronden VSS worden toegepast. De gronden die worden aangemerkt dienen voor functiewijziging in aanmerking te komen (nieuwe natuur). VSS betekent dat naast de vermogenschade ook alle bijkomende schaden worden vergoed. Met name voor huiskavels en gehele bedrijven is dit een extra stimulans. Voor veldkavels geldt in zijn algemeenheid dat de te vergoeden bijkomende schade beperkt is. Indien wordt gekozen voor onteigening moet eerst getracht worden op basis van VSS minnelijk tot overeenstemming te komen. Bij het hanteren van VSS is er altijd sprake van een actieve, planmatige verwerving. Voordelen: maximale vergoeding voor ondernemers; mobiliteitsverhogend. Nadelen: hogere kosten; kan prijsopdrijvend werken; kan geen ruilgrond mee verworven worden. Gedwongen verkoop door onteigening Onteigening kan worden toegepast op basis van een Koninklijk Besluit (KB). Dit KB dient ter uitvoering van een bestemmingsplan of een inpassingsplan. In dit plan dienen de te onteigenen gronden positief bestemd
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
123
te worden. Vooruitlopend op daadwerkelijke onteigening dient getracht te worden de gronden op basis van VSS vrijwillig te verwerven. Voordelen: maximale zekerheid doelrealisatie; biedt zekerheid naar grondeigenaren. Nadelen: hogere grondkosten en veel personele capaciteit; kan ten koste gaan van draagvlak; met instrument kan geen ruilgrond worden verworven. Vrijwillige kavelruil Dit instrument is geregeld in de Wet inrichting landelijk gebied (Wilg) onder de naam ruilverkaveling bij overeenkomst. Drie of meer grondeigenaren brengen grond in die wordt geruild via een notariële overeenkomst, in te schrijven in de openbare registers. Dit gebeurt op basis van vrijwilligheid. Via inbreng ruilgronden kunnen gronden op juiste plaats worden gelegd. Voordelen: vrijwillig; eenvoudig; eenvoudig draagvlak te verkrijgen doordat iedere deelnemer er beter van wordt; goedkoop; snel. Nadelen: vaak beperkte oppervlakte; geen zekerheid doelrealisatie Planmatige kavelruil Is een vorm van vrijwillige kavelruil waarbij een groter gebied wordt herverkaveld via het opstellen van een ruilplan. Voordelen: vrijwillig; eenvoudig; integrale insteek mogelijk waardoor meerdere doelen worden bereikt; redelijk snel, kan echter ook lang duren bij onvoldoende medewerking waardoor het veel capaciteit vergt. Nadelen: draagvlak vaak een probleem waardoor het resultaat wordt beperkt; één enkeling kan flinke stok tussen de spaken steken; geen zekerheid doelrealisatie Wettelijke herverkaveling Is geregeld in de Wilg. College van GS is bepalende bestuursorgaan. Onderdeel is een wettelijk inrichtingsplan waarin de begrenzingen, maatregelen, de te verwerven gronden en verdeling van kosten zijn opgenomen. Alle eigenaren en pachters in het te verkavelen blok zijn verplicht medewerking te verlenen aan de ruiling en de uitvoering van werken. Voordelen: grote zekerheid over te behalen doelen;
124
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
optimale herverkaveling ook voor de landbouw; meerdere verwervingsinstrumenten mogelijk; rechtsbescherming is verankerd in Wilg via mogelijkheid tot gang naar de rechter; ook lijnelementen waar meerdere eigenaren voor nodig zijn kunnen gerealiseerd. Nadelen: er moet voldoende overheidseigendom beschikbaar zijn om de doelen te realiseren verplichtend karakter heeft invloed op draagvlak; kost veel capaciteit en is daarmee duur; doorlooptijd is gemiddeld lang; is echter afhankelijk van complexiteit van het plan. Zelfrealisatie Door aankoop door derden of omzetting van bezit van eigenaren van gronden die de functie nieuwe natuur hebben kan zonder verwerving door de provincie zelf of het Bureau Beheer Landbouwgronden (BBL) in opdracht van de provincie, ook EHS worden gerealiseerd. 1. Momenteel zijn er twee mogelijkheden tot subsidiëring van derden om tot omzetting van natuur te komen. Subsidiëring van aankopen door particuliere terreinbeherende organisaties (Limburgs Landschap en Natuurmonumenten). Vanwege een klacht met betrekking tot gelijkberechtiging is de regeling zodanig bijgesteld dat deze voor een ieder toegankelijk is die in staat is tot deugdelijk natuurbeheer. Opbrengsten dienen ten goede te komen aan het natuurbeheer in verband met staatssteunregels. Er kunnen kwaliteitseisen worden gesteld die hoger zijn dan die bij een subsidie functiewijziging (zie 2) en er is provinciale goedkeuring nodig bij vervreemding en er vindt terugvordering plaats. De subsidie kan tot 100% van de taxatiewaarde bedragen. Kwaliteitsborging via een notariële kwalitatieve verplichting. Bij doorlevering BBL-gronden dient open en transparante werkwijze gevolgd te worden. Voordelen: Geen verwervingscapaciteit vanuit overheid behoudens bij doorlevering BBL; Kwaliteitsborging is strikt geregeld; Mogelijkheden tot eigen bijdrage; Eventuele opbrengsten moeten terugvloeien in natuurbeheer bij 100% subsidie. NB: Doorlevering aan SBB, een organisatie van de staat, vindt plaats via een interne verrekening binnen EL&I. In feite wordt hiermee BBL-bezit afgewaardeerd op nul met de EHS-realisatie als tegenprestatie. 2. Subsidiëring van de waardedaling door functiewijziging. Het verschil tussen getaxeerde waarde en 15% hiervan als restwaarde/natuurwaarde wordt uitbetaald, al dan niet via een lening. Kwaliteitsborging vindt plaats via een notariële kwalitatieve verplichting . De regeling is thans niet van toepassing voor de traditionele terreinbeherende organisaties. Voordelen: Beter inpasbaar in bedrijfsvoering agrariërs door vrije beschikbaarheid van opbrengsten; Geen verwervingscapaciteit vanuit overheid behoudens bij doorlevering BBL; Eigen bijdrage. Zelfrealisatie via natuurcompensatie of tegenprestatie via ruimtelijk spoor is eveneens mogelijk. Hierbij landt de compensatie of tegenprestatie in de nieuwe natuur en wordt de kwaliteit via een overeenkomst
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
125
geborgd. Hierbij is subsidiëring grondverwerving en/of inrichting door de provincie niet aan de orde. Bijlage 2 bij Realisatiestrategie: Nadere uitgangspunten partnercontracten 1. Inrichting en andere uitvoeringsmaatregelen kunnen via partnercontracten worden voorgefinancierd. 2. In de partnercontracten wordt geen geld voor grondverwerving opgenomen. Gebruik wordt gemaakt van de bestaande grondvoorraad en van het revolverend fonds voor grondaankopen.
3. In de partnercontracten wordt geen procesgeld opgenomen. Enkel voor resultaat zijn er tegemoetkomingen. 4. In de partnercontracten van de traditionele terreinbeherende organisaties dienen ook afspraken gemaakt te worden over ondersteuning van particulier natuurbeheer. 5. Aankopen bestaande natuur worden niet vergoed. Inrichting en uitvoering voor Natura 2000- en Kaderrichtlijn Waterdoelen in bestaande natuur verloopt via uitgangspunt 1. Bijlage 3 bij Realisatiestrategie: Overname BBL-bezit door provincie en anticiperende aankopen Probleemstelling Door de rijksbezuinigingen op het natuurbeleid is er sprake van de herijking van de EHS en meer specifiek een inkrimping van het areaal EHS-nieuwe natuur. De herijking kan inhouden dat de contouren van de huidige EHS voor een groot deel intact blijven maar de dekking voor de feitelijke realisatie niet afdoende is. Er blijft dus een nader te bepalen oppervlakte EHS over waarvoor op dit moment geen dekking is. Dit kan in de tijdsspanne tot 2021 veranderen waardoor het gewenst is opties open te houden. In de afgelopen jaren is er fors geïnvesteerd in geld en capaciteit in de verwerving van ruilgronden ter realisering van de huidige EHS. Een deel van de aanwezige voorraad BBL-ruilgrond ligt zowel historisch als vanuit de herijkte EHS niet op de juiste plaats. Daarnaast ligt er BBL-grond in de huidige EHS die in de herijking niet voldoet aan het criterium ‘Europese verplichting’. Ook voor deze gronden geldt dat hier ten behoeve van de verwerving fors in is geïnvesteerd. In het onderhandelingsakkoord met EL&I zijn afspraken gemaakt over de financiering van de restanttaakstelling. Uitgangspunt hierbij is het grond-voor-grond principe waarbij de huidige grondvoorraad wordt afgebouwd en de prestaties van de ontwikkelopgave wordt opgebouwd tot aan het niveau van het Bestuursakkoord Natuur. Dit betekent dat uit de via het advies van de externe commissie (na marginale toetsing) ter beschikking te stellen grondvoorraad verwerving en inrichting van de nieuwe natuur moet plaatsvinden. De grondvoorraad buiten de herijkte EHS moet hiertoe verkocht worden. Om weer snel na de vaststelling van de ontwikkelopgave door te kunnen schakelen naar verwerving is het snel liquide maken van middelen door verkopen noodzakelijk. Vraag is of verkoop van alle grond die niet op korte termijn nodig is als ruilgrond voor de herijkte EHS openbaar verkocht dient te worden of dat er alternatieven zijn die recht doen aan de investeringen in het verleden en/of mogelijk die aan de algemene of toekomstige doelstellingen van de provincie dienstbaar kunnen zijn. Opbouw grondvoorraad BBL ten behoeve van de EHS en aanwendingsmogelijkheden De BBL-grondvoorraad ten behoeve van de EHS kan worden onderverdeeld in de volgende categorieën. 1. Gronden binnen de herijkte EHS die dus onderdeel uitmaken van de ontwikkelopgave op grond van de Europese verplichtingen;
126
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
2. Gronden binnen de oorspronkelijke EHS die niet vallen onder de Europese verplichtingen; 3. Courante ruilgrond ten behoeve van de herijkte EHS; 4. Courante ruilgrond in algemene zin doch inzet voor herijkte EHS wordt niet voorzien; 5. Gronden die al dan niet courant zijn doch waar ruiling ook op langere termijn niet wordt voorzien. Deze gronden zijn indertijd ook gekocht voor andere doelen zoals brede provinciale gebiedsontwikkeling. Dit met het idee dat bij verkoop de middelen weer voor de EHS beschikbaar komen. Nu zijn deze financiën echter op korte termijn volledig nodig voor de financiering van de EHS. Ad 1. Deze gronden liggen op de goede plek en maken dus na inrichting deel uit van de doelrealisatie EHS. De gronden kunnen al dan niet na inrichting worden doorgeleverd aan een terreinbeheerder. Ad 2. Voor een deel vallen deze gronden in gebieden waar veel geïnvesteerd is in de realisatie van de oorspronkelijke EHS. Het betreft ook TOP-lijst-verdrogingsgebieden (deels B2 lijst en C-lijst), zijnde een provinciale doelstelling. Voor deze gebieden geldt dat hier geen rijksfinanciering voor beschikbaar is. Het gaat hier bijvoorbeeld om de gebieden Heidse Peel en Reigersbroek. Volgens de strekking van het onderhandelingsakkoord zouden de niet ingerichte gronden verkocht moeten worden. Dit gaat echter voorbij aan de inzet die gepleegd is om de gronden te verwerven. Daarnaast geldt voor TOPlijstverdrogingsgebieden dat dit nog steeds provinciaal beleid is waarin al flink is geïnvesteerd en waarvoor mogelijk in de toekomst weer intensiveringsmiddelen beschikbaar komen. Ter voorkoming van jo-jobeleid is het niet gewenst met moeite verworven gronden nu te verkopen en deze later weer te moeten kopen. De gronden kunnen voorts gebruikt worden om natuurcompensatieverplichtingen binnen de provincie te faciliteren. Hierdoor wordt meer sturing gegeven op gebieden waar de compensatie landt en wordt via middelen van derden invulling gegeven aan de oorspronkelijke doelstelling. Het biedt derhalve voordelen om de gronden in provinciaal bezit te krijgen. Op basis van de POL-herziening kan een selectie gemaakt worden voor welke gronden dit geldt. Voorts is voor een beperkt aantal gebieden het gewenst om aankoopkansen te benutten om in de toekomst een snelle slag naar realisatie te kunnen maken (m.n. Heidse Peel en Reigersbroek). Daarnaast kunnen gronden van terreinbeheerders tijdelijk worden overgenomen die buiten de Europese verlichtingen komen te vallen doch wel voldoen aan de provinciale doelstellingen doch waarvoor thans nog geen middelen voorhanden zijn. Ad 3 en 4. Deze gronden dienen verkocht te worden om te voldoen aan het grond-voor-grond-principe. Vraag is hoe deze worden verkocht. Indien er te veel grond op korte termijn in de markt wordt gezet verstoort dit de grondmarkt en zullen prijzen kunnen dalen waardoor er minder geld voor nieuwe aankopen en inrichting wordt gegenereerd. Dit is ongewenst. Voorts kunnen courante ruilgronden die niet voor de EHS kunnen worden aangewend wel gebruikt worden als strategische grondvoorraad voor de provincie. In het verleden is gebleken dat met ruilgronden EHS ook snel andere provinciale doelen gerealiseerd konden worden. Gezien de inspanningen om deze gronden te verwerven kan desinvestering worden voorkomen door als provincie eigenaar te worden van deze gronden. Ook gronden die wel gebruikt kunnen worden als ruilgrond EHS kunnen tijdelijk worden overgenomen door de provincie om zo snel liquide middelen beschikbaar te krijgen voor nieuwe aankopen EHS en inrichting. Ad 5. Deze gronden zijn niet geschikt voor provinciale doelen en kunnen worden verkocht. Met de overheidspartners is afgesproken dat deze eerst aan hen worden aangeboden tegen marktwaarde. Daarna vindt een openbare verkoopprocedure plaats. Uit ervaring blijkt dat de omvang van deze verkopen dusdanig is dat geen verstoring van de grondmarkt plaatsvindt. De LLTB is van mening dat de gronden verkocht moeten worden aan de landbouw onder andere ten behoeve van herverkaveling/kavelruil. Dit doet echter geen recht aan de noodzaak om zoveel mogelijk middelen te genereren uit de verkopen om zoveel mogelijk ontwikkelingsopgave natuur te realiseren. agrariërs zijn vrij om de gronden te kopen en achteraf te trachten de landbouwstructuur te verbeteren. Ook
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
127
gelijkberechtiging speelt hierbij een rol. Bij openbare verkoop is dit niet aan de orde. Kansrijke aankopen tbv Europese verplichtingen doch buiten de taakstelling tot 2021 Met de huidige systematiek van grond-voor-grond is na verloop van tijd de ter beschikking gestelde BBLgrondvoorraad geland in de herijkte EHS. Dit terwijl de Europese verplichtingen nog niet zijn ingevuld. Verwacht wordt dus dat er ook na 2021 een Europese taakstelling overblijft. dit zou betekenen dat er dan opnieuw een grondvoorraad opgebouwd moet worden. Aangezien er zich ook de komende jaren kansen zullen aandienen om (ruil)gronden te kopen die gebruikt kunnen worden voor de Europese verplichtingen in de toekomst is het gewenst deze kansen te benutten. Hiervoor zijn geen rijksmiddelen voorhanden. Om ook na 2021 snel slagen te kunnen maken is het gewenst om anticiperende grondaankopen mogelijk te maken. Resumé gewenste investeringen in grond voor de provincie Credo is: investering in grond biedt mogelijkheden voor de toekomst en heeft naar verwachting een beperkt risico. De investeringen betekenen een intensivering van het provinciaal strategisch grondbeleid waarmee zowel natuur-, water- en overige plattelandsdoelen als overige provinciale ruimtelijke doelen sneller kunnen worden gerealiseerd. Voor de volgende zaken is verwerving gewenst: Overname BBL-bezit en mogelijk gronden van terreinbeherende organisaties in gebieden waar thans geen dekking voor is doch die kansrijk zijn voor de toekomst ter voorkoming van desinvesteringen en als voorschot op te verwachten beleidsintensivering in de toekomst. Het betreft met name TOPlijstgebieden verdrogingsbestrijding en enkele gebieden die vrijwel geheel zijn verworven doch nog niet ingericht. Daarnaast betekent het het beschikbaar hebben van geschikte gronden waarmee derden compensatieverplichtingen kunnen vervullen. Overname courante ruilgronden ten behoeve van de brede provinciale doelen zoals gebiedsontwikkelingen, infrastructuur, bedrijventerreinen, woningbouw. Aankoop van laatste hectares binnen provinciale doelstelling, doch buiten Europese verplichtingen met het oog op te verwachten beleidsintensivering in de toekomst en het gestand doen van bestuurlijke toezeggingen. Anticiperende aankopen voor realisatie Europese verplichtingen natuur- en waterbeleid te realiseren na 2021. Door de provincie overgenomen grondposities maken ruilingen met grondposities van (contract)partners waaronder ook gemeenten kansrijker. Hierbij kan gedacht worden aan ruilingen voor fietspaden, infrastructuur, bedrijventerreinen. Een grove schatting komt op een behoefte in de komende jaren van ca. 1000 ha (van het totale BBL-bezit van ca. 2500 ha toe te rekenen aan het ILG) die hiervoor in aanmerking komt (ca. € 50 miljoen). Deels is dit revolverend aangezien in de tussentijd gronden worden verkocht om EHS- en andere doelen te realiseren waardoor er geld vrijkomt om extra BBL-voorraad te kopen. De 1000 ha staan niet vast maar kunnen gevuld worden naar werkelijke benodigde middelen voor de realisatie van de EHS. Risico’s Gezien de stabiele, licht stijgende tendens op de grondmarkt is de verwachting dat investeringen in agrarische grond redelijk waardevast zijn. Hierover bestaat uiteraard geen zekerheid en er bestaat het risico dat de agrarische grondmarkt instort waardoor er waardeverlies optreedt. Verkopen van BBL aan de provincie en later aan derden vinden plaats tegen actuele verkeerswaarde. De kans bestaat dat er verliezen optreden bij de verkoop van gebouwen of bij het toepassen van VSS. Er dient naar gestreefd te worden dat verliezen op gebouwen ten laste komen van de uiteindelijke afnemer van de grond waardoor het risico wordt beperkt. Indien de gronden worden aangewend voor provinciale doelen dient de onrendabele top door het betreffende programmaonderdeel te worden gedragen. Mogelijk dat er ook na 2021 geen geld meer komt voor nieuwe aankopen ten behoeve van Europese
128
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
verplichtingen. Aangezien het gaat om courante grond kan altijd worden verkocht waarbij ook hier geldt dat verwacht wordt dat de investering redelijk waardevast is en daarmee het risico beperkt is. Voor de gronden met alleen een provinciale financiering op gebied van natuur en/of water komt ook op langere termijn geen rijksgeld beschikbaar. Ook deze gronden kunnen altijd nog worden verkocht indien er toch geen provinciale middelen beschikbaar komen. Tevens kan bij uitblijven van middelen getracht worden de gronden in te zetten voor compensatieverplichtingen. Een eventuele onrendabele top dient dan gedragen te worden vanuit het programma natuur. Overigens dienen compensatieverplichtingen ook binnen de herijkte EHS te landen conform de nu berekende ontwikkelopgave tot 2016. Voordelen Liquide middelen voor realisatie EHS kunnen snel en op elk gewenst moment worden gegenereerd door verkoop aan de provincie. Het ritme van verkoop aan de provincie kan gebaseerd worden op de benodigde EHS-gelden waardoor er maximale flexibiliteit ontstaat. De verkooptaakstelling van het Rijk inzake BBL-bezit die voor de ILG-periode zijn verworven (ILG-oudgronden) kan betaald worden uit verkopen aan de provincie waardoor de provincie de regie houdt over de totale vrije BBL-grondvoorraad. Provincie houdt regie op de grondvoorraad en kan met een ruime strategische grondpositie breed provinciaal beleid faciliteren, met in feite een neutraal effect op de balans omdat de grondvoorraad en ingezette financiële middelen voor de verwerving in evenwicht zijn. Verwervingsinspanningen en -capaciteit die in het verleden zijn ingezet blijven van waarde waardoor desinvesteringen wordt voorkomen. In de periode na 2021 kan een voortvarend vervolg worden gegeven aan de realisering van Europese verplichtingen. Bestuurlijke toezeggingen in niet-prioritaire gebieden (B2-lijst) worden gefaciliteerd door overname van gronden en het mogelijk maken enkele laatste aankopen waardoor bij het beschikbaar komen van middelen de gebieden kunnen worden afgerond. In ruilgrond vastgelegde middelen voor Zandmaas 2 kunnen worden vrijgemaakt voor de realisatie OoijenWanssum. Nadelen De investering levert naar schatting een renteverlies op van 1 à 2 miljoen per jaar indien de 1000 ha volledig worden gevuld. Op dit verlies kunnen de jaarlijkse pachtinkomsten van ca. € 650.000,=. In mindering worden gebracht. daarnaast zijn er mogelijk waardestijgingen wanneer gronden worden gebruikt voor rode of grijze ontwikkelingen. Extra verwervingskosten (personeel) komen ten laste van de provincie. Dekking De investering kan oplopen tot een bedrag van maximaal € 50 miljoen. Voor de hiermee gepaard gaande exploitatielasten (rentekosten minus pachtopbrengsten) is nog geen dekking voorhanden. Met het concern zullen we nader bezien op welke wijze hiervoor een dekkingsplan opgesteld kan worden.
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
129
130
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
Amfibieën
Geelbuikvuurpad
Bombina variegata ssp. variegata
Amfibieën
Heikikker
Rana arvalis ssp. arvalis
x
x x
x
x x
x
x
x
Amfibieën
Kamsalamander
Triturus cristatus
x
x
Knoflookpad
Pelobates fuscus ssp. fuscus
x
x
x
Amfibieën
Poelkikker
Rana lessonae
x
x
Amfibieën
Rugstreeppad
Bufo calamita
x
x
Amfibieën
Vinpootsalamander
Triturus helveticus ssp. helveticus
x
Amfibieën
Vroedmeesterpad
Alytes obstetricans ssp. obstetricans
x
Amfibieën
Vuursalamander
Salamandra salamandra ssp. terrestris
Bijen
Gelderse zandbij
Andrena gelriae
x
Bijen
Gele tubebij
Stelis signata
x
Bijen
Knautiabij
Andrena hattorfiana
Bijen
Late hommel
Bombus soroeensis
Bijen
Moshommel
Bombus muscorum
Bijen
Roodrandzandbij
Andrena rosae
Bloedzuigers
Medicinale bloedzuiger
Hirudo medicinalis
Dagvlinders
Aardbeivlinder
Pyrgus malvae ssp. malvae
x
Dagvlinders
Bont dikkopje
Carterocephalus palaemon
x
Dagvlinders
Bruin blauwtje
Aricia agestis
Dagvlinders
Bruin dikkopje
Erynnis tages
x
Dagvlinders
Bruine eikenpage
Satyrium ilicis
x
Dagvlinders
Donker pimpernelblauwtje
Maculinea nausithous
Dagvlinders
Dwergblauwtje
Cupido minimus ssp. minimus
x
Dagvlinders
Dwergdikkopje
Thymelicus acteon
x
Dagvlinders
Gentiaanblauwtje
Maculinea alcon
Dagvlinders
Groot geaderd witje
Aporia crataegi
Dagvlinders
Grote ijsvogelvlinder
Limenitis populi
Dagvlinders
Grote parelmoervlinder
Argynnis aglaja
x
Dagvlinders
Grote vos
Nymphalis polychloros
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
2,4
x
4
x
4
x
x
4
x
x
x
x
(2)
4
x
x 4
x
x x
x
x
x x
(1)
x x x
4
2,4 x
Amfibieën
Status in EU-richtlijnen (VHR)
Hyla arborea ssp. arborea
Rivierenlandschap
Boomkikker
Natte heide en hoogveen
Amfibieën
Beekdalen
Wetenschappelijke naam
Heuvelland
Nederlandse naam (Vetgedrukte soorten: Europees beschermd conform Vogel- of Habitatrichtlijn)
Stedelijk gebied
Soortengroep
Agrarisch gebied
Overzicht rode lijst-soorten aanwezig in Limburg
Droge zandgronden
Bijlage 9
x x
x
x x
x
x x
x x
x
x
x
x x
x x
x
x
x
Dagvlinders
Grote weerschijnvlinder
Apatura iris
Dagvlinders
Heideblauwtje
Plebeius argus ssp. argus
x
Dagvlinders
Heivlinder
Hipparchia semele
x
x
x
x
x x
(1) De soort komt voor op lijst 4 bij de Habitatrichtlijn. (2) De soort komt voor op lijst 2 en lijst 4 bij de Habitatrichtlijn.
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
131
Satyrium w-album Spialia sertorius
x
Dagvlinders
Klaverblauwtje
Polyommatus semiargus ssp. semiargus
x
Dagvlinders
Kleine ijsvogelvlinder
Limenitis camilla
Dagvlinders
Kleine parelmoervlinder
Issoria lathonia
Dagvlinders
Kommavlinder
Hesperia comma
Dagvlinders
Moerasparelmoervlinder
Euphydryas aurinia ssp. aurinia
Dagvlinders
Pimpernelblauwtje
Maculinea teleius
Dagvlinders
Purperstreepparelmoervlinder
Brenthis ino
Dagvlinders
Sleedoornpage
Thecla betulae
Dagvlinders
Spiegeldikkopje
Heteropterus morpheus
Dagvlinders
Veenhooibeestje
Coenonympha tullia ssp. tullia
Dagvlinders
Veldparelmoervlinder
Melitaea cinxia
Dagvlinders
Zilveren maan
Boloria selene
Kevers
Gestreepte waterroofkever
Graphoderus bilineatus
Kevers
Vliegend hert
Lucanus cervus
Rood-groen zwemmend geraamte
Chirocephalus diaphanus
Kokerjuffers
x
x
x x x
x
x
x
x
x
x
x
x x x
x
x x
x x
x x
2
x
Odontocerum albicorne Oecetis notata
Kokerjuffers
Hydroptila sparsa
Kokerjuffers
Limnephilus stigma
x
x
Hamerblaadje
Cladonia strepsilis
x
Bandheidelibel
Sympetrum pedemontanum
x
Libellen
Beekoeverlibel
Orthetrum coerulescens
Libellen
Beekrombout
Gomphus vulgatissimus
Libellen
Bosbeekjuffer
Calopteryx virgo ssp. virgo
Libellen
Gaffellibel
Ophiogomphus cecilia
Libellen
Gevlekte glanslibel
Somatochlora flavomaculata
Libellen
Gevlekte witsnuitlibel
Leucorrhinia pectoralis
Libellen
Gewone bronlibel
Cordulegaster boltonii ssp. boltonii Brachytron pratense Somatochlora arctica
Libellen
Kempense heidelibel
Sympetrum depressiusculum
Libellen
Kleine tanglibel
Onychogomphus forcipatus
Libellen
Rivierrombout
Gomphus flavipes ssp. flavipes
Libellen
Sierlijke witsnuitlibel
Leucorrhinia caudalis
Libellen
Tengere grasjuffer
Ischnura pumilio
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
x
x
Libellen
Glassnijder
x x
Korstmossen
Hoogveenglanslibel
2,4
x
Kokerjuffers
Libellen
x
x
Ceraclea nigronervosa
Libellen
Status in EU-richtlijnen (VHR)
x
x
Kokerjuffers
132
x
Rivierenlandschap
x
Iepenpage Kalkgraslanddikkopje
Natte heide en hoogveen
Heuvelland
x
Dagvlinders Dagvlinders
Beekdalen
Stedelijk gebied
Wetenschappelijke naam
Agrarisch gebied
Nederlandse naam (Vetgedrukte soorten: Europees beschermd conform Vogel- of Habitatrichtlijn)
Droge zandgronden
Soortengroep
x x
x
x
x
x
x
x x
x x
x x
x x x
x
2,4
x
x x x x
x
x
x x
x
4
Zuidelijke oeverlibel
Orthetrum brunneum
x
Libellen
Maanwaterjuffer
Coenagrion lunalatum
x
x
Libellen
Venglazenmaker
Aeshna juncea
x
x
Mieren
Behaarde bosmier
Formica rufa
x
Mieren
Glanzende gastmier
Formicoxenus nitidulus
x
Mieren
Kale bosmier
Formica polyctena
x
Mieren
Woekermier
Anergates atratulus
x
Mieren
Zwartrugbosmier
Formica pratensis
x
Mollusken
Knotwilgslak
Clausilia dubia
Mollusken
Nauwe korfslak
Vertigo angustior
x
Mollusken
Zegge-korfslak
Vertigo moulinsiana
x
Mossen
Cilindermos
Entodon concinnus
x
Mossen
Glad kringmos
Neckera complanata
x
x
Nachtvlinders
Spaanse vlag
Euplagia quadripunctaria
x
x
Nachtvlinders
Teunisbloempijlstaart
Proserpinus proserpina
Paddestoelen
Armbandgordijnzwam
Cortinarius armillatus
x
Paddestoelen
Brandplekribbelzwam
Faerberia carbonarium
x
Paddestoelen
Eikenweerschijnzwam
Inonotus dryadeus
Paddestoelen
Gele ridderzwam
Tricholoma equestre
x
Paddestoelen
Gezoneerde stekelzwam
Hydnellum concrescens [s.s.]
x
Paddestoelen
Papegaaizwammetje
Hygrocybe psittacina
Paddestoelen
Prachtamaniet
Amanita ceciliae
Status in EU-richtlijnen (VHR)
Libellen
x
Rivierenlandschap
Calopteryx splenders
Natte heide en hoogveen
Aeshna isoceles
Weidebeekjuffer
Beekdalen
Vroege glazenmaker
Libellen
Heuvelland
Libellen
Stedelijk gebied
Wetenschappelijke naam
Agrarisch gebied
Nederlandse naam (Vetgedrukte soorten: Europees beschermd conform Vogel- of Habitatrichtlijn)
Droge zandgronden
Soortengroep
x x x
x x
x x
x x
x
4 x x
x
x
x
x x
x
Paddestoelen
Slijmige spijkerzwam
Gomphidius glutinosus
Platwormen
Bronplatworm
Crenobia alpina
x
x
Reptielen
Adder
Vipera berus ssp. berus
x
Reptielen
Gladde slang
Coronella austriaca ssp. austriaca
x
Reptielen
Hazelworm
Anguis fragilis ssp. fragilis
x
x
Reptielen
Levendbarende hagedis
Lacerta vivipara
x
x
x x
Reptielen
Muurhagedis
Podarcis muralis ssp. brogniardii
Reptielen
Ringslang
Natrix natrix ssp. helvetica
Reptielen
Zandhagedis
Lacerta agilis ssp. agilis
x
Sprinkhanen & krekels
Blauwvleugelsprinkhaan
Oedipoda caerulescens
x
Sprinkhanen & krekels
Kleine wrattenbijter
Gampsocleis glabra
x
Sprinkhanen & krekels
Locomotiefje
Chorthippus apricarius
x
Sprinkhanen & krekels
Moerassprinkhaan
Stethophyma grossum
x x
x
x x
x
x
4 x
x
x x
x
x 4
x
x
x
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
133
Stenobothrus stigmaticus
Sprinkhanen & krekels
Veenmol
Gryllotalpa gryllotalpa
Sprinkhanen & krekels
Veldkrekel
Gryllus campestris
x
Sprinkhanen & krekels
Zadelsprinkhaan
Ephippiger ephippiger ssp. vitium
x
Sprinkhanen & krekels
Zoemertje
Stenobothrus lineatus
x
Sprinkhanen & krekels
Zompsprinkhaan
Chorthippus montanus
x
x x
x x
x
x
x x
Steenvliegen
Leuctra nigra
x
Steenvliegen
Nemoura dubitans
x
Vaatplanten
Aapjesorchis
Orchis simia
x
Vaatplanten
Aarddistel
Cirsium acaule
x
Vaatplanten
Akkerboterbloem
Ranunculus arvensis
Vaatplanten
Akkerdoornzaad
Torilis arvensis
x x
Vaatplanten
Akkerleeuwenbek
Misopates orontium
x
Vaatplanten
Akkerogentroost
Odontites vemus subsp. vernus
x
x x
Vaatplanten
Akkerviltkruid
Filago arvensis
Vaatplanten
Armbloemige waterbies
Eleocharis quinqueflora
Vaatplanten
Beemdkroon
Knautia arvensis
Vaatplanten
Beenbreek
Narthecium ossifragum
Vaatplanten
Beklierde ogentroost
Euphrasia officinalis
Vaatplanten
Berggamander
Teucrium montanum
Vaatplanten
Berghertshooi
Hypericum montanum
Vaatplanten
Bergnachtorchis
Platanthera chlorantha
x
Vaatplanten
Bergsteentijm
Clinopodium menthifolium
x
Vaatplanten
Betonie
Stachys officinalis
Vaatplanten
Blaasvaren
Cystopteris fragilis
Vaatplanten
Blauw guichelheil
Anagallis arvensis ssp. foemina
Vaatplanten
Blonde zegge
Carex hostiana
Vaatplanten
Bolderik
Agrostemma githago
Vaatplanten
Bonte paardenstaart
Equisetum variegatum
x
Vaatplanten
Bosboterbloem
Ranunculus polyanthemos ssp. nemorosus
x
Vaatplanten
Bosdravik
Bromopsis ramosa ssp. benekenii
x
Vaatplanten
Brave hendrik
Chenopodium bonus-henricus
134
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
x
x x x
x x
x x x
x
x x x
x x x
x
x
x
x
x
x
x
x
Status in EU-richtlijnen (VHR)
Schavertje
Rivierenlandschap
Sprinkhanen & krekels
Natte heide en hoogveen
Gomphocerippus rufus
Beekdalen
Rosse sprinkhaan
Heuvelland
Sprinkhanen & krekels
Stedelijk gebied
Wetenschappelijke naam
Agrarisch gebied
Nederlandse naam (Vetgedrukte soorten: Europees beschermd conform Vogel- of Habitatrichtlijn)
Droge zandgronden
Soortengroep
Vaatplanten
Dichte bermzegge
Carex muricata
Vaatplanten
Draadgentiaan
Cicendia filiformis
Vaatplanten
Drijvende egelskop
Sparganium angustifolium
Vaatplanten
Drijvende waterweegbree
Luronium natans
Vaatplanten
Duifkruid
Scabiosa columbaria
Vaatplanten
Duitse brem
Genista germanica
Vaatplanten
Dwergbloem
Anagallis minima
Vaatplanten
Dwergrus
Juncus pygmaeus
Vaatplanten
Echte gamander
Teucrium chamaedrys ssp. germanicum
Vaatplanten
Eivormige waterbies
Eleocharis ovata
Vaatplanten
Fraai hertshooi
Hypericum pulchrum
Vaatplanten
Franjegentiaan
Gentianella ciliata
Vaatplanten
Franse silene
Silene gallica
x
x
Status in EU-richtlijnen (VHR)
Rivierenlandschap
x x
x x
Natte heide en hoogveen
Beekdalen
Heuvelland
Stedelijk gebied
Wetenschappelijke naam
Agrarisch gebied
Nederlandse naam (Vetgedrukte soorten: Europees beschermd conform Vogel- of Habitatrichtlijn)
Droge zandgronden
Soortengroep
x x
x
x
x
2,4 x
x x
x x
x
x x
x
x x x
x
Vaatplanten
Gebogen driehoeksvaren
Gymnocarpium dryopteris
x
Vaatplanten
Geelgroene wespenorchis
Epipactis muelleri
x
Vaatplanten
Gele helmbloem
Pseudofumaria lutea
Vaatplanten
Gele zegge
Carex flava
x
Vaatplanten
Genaald schapengras (zinkschapengras)
Festuca ovina subs guestfalica
Vaatplanten
Geoorde veldsla
Valerianella rimosa
x
x
Vaatplanten
Getande veldsla
Valerianella dentata
x
x
Vaatplanten
Gevlekt hertshooi
Hypericum maculatum
x
Vaatplanten
Gevlekte orchis
Dactylorhiza maculata
x
x
x
x x
x
x
x
Vaatplanten
Glad biggenkruid
Hypochaeris glabra
Vaatplanten
Groene nachtorchis
Coeloglossum viride
Vaatplanten
Groot spiegelklokje
Legousia speculum-veneris
Vaatplanten
Grote bosaardbei
Fragaria moschata
Vaatplanten
Grote bremraap
Orobanche rapum-genistae
Vaatplanten
Grote leeuwenklauw
Aphanes arvensis
Vaatplanten
Grote muggenorchis
Gymnadenia conopsea
Vaatplanten
Grote wolfsklauw
Lycopodium clavatum
Vaatplanten
Handjesereprijs
Veronica triphyllos
Vaatplanten
Harlekijn
Orchis morio
Vaatplanten
Heelbeen
Holosteum umbellatum
Vaatplanten
Heidekartelblad
Pedicularis sylvatica
Vaatplanten
Herfstschroeforchis
Spiranthes spiralis
x
Vaatplanten
Hondskruid
Anacamptis pyramidalis
x
Vaatplanten
Honingorchis
Herminium monorchis
x
Vaatplanten
Jeneverbes
Juniperus communis
Vaatplanten
Kalkboterbloem
Ranunculus polyanthemos ssp. polyanthemoides
x
x
x x x
x
x
x x x
x x
x x
x x
x x x
x x
x x
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
135
Vaatplanten
Karwijselie
Selinum carvifolia
Vaatplanten
Klaverbladvaren
Marsilea aquadrifolia
Vaatplanten
Klavervreter
Orobanche minor
Vaatplanten
Klein glidkruid
Scutellaria minor
Vaatplanten
Klein spiegelklokje
Legousia hybrida
Vaatplanten
Klein warkruid
Cuscuta epithymum
Vaatplanten
Kleine bergsteentijm
Clinopodium calamintha
Vaatplanten
Kleine biesvaren
Isoetes echinospora
Vaatplanten
Kleine steentijm
Clinopodium acinos
Vaatplanten
Kleine tijm
Thymus serpyllum
Vaatplanten
Kleine veenbes
Vaccinium oxycoccos
Vaatplanten
Kleine wolfsmelk
Euphorbia exigua
Vaatplanten
Kleinste egelskop
Sparganium natans
Vaatplanten
Klokjesgentiaan
Gentiana pneumonanthe
Vaatplanten
Kluwenklokje
Campanula glomerata
Vaatplanten
Knikkend nagelkruid
Geum rivale
Vaatplanten
Knollathyrus
Lathyrus linifolius
Vaatplanten
Knolsteenbreek
Saxifraga granulata [s.s.]
Vaatplanten
Koprus
Juncus capitatus
Vaatplanten
Korensla
Arnoseris minima
x
x
x x
x x x x
x x
x
x x x
x
x
x x
x
x x
x
x
x
x
x x
x x x x
x
x
Vaatplanten
Kransvederkruid
Myriophyllum verticillatum
Kruidvlier
Sambucus ebulus
Vaatplanten
Kruipbrem
Genista pilosa
Vaatplanten
Kruipend moerasscherm
Apium repens
Vaatplanten
Kruipende moerasweegbree
Baldellia ranunculoides subsp. Repens
Vaatplanten
Kruipganzerik
Potentilla anglica
Vaatplanten
Kruiptijm
Thymus praecox
x
Vaatplanten
Kuifhyacint
Muscari comosum
x
Vaatplanten
Kuifvleugeltjesbloem
Polygala comosa
x
Vaatplanten
Lancetbladige basterdwederik
Epilobium lanceolatum
Vaatplanten
Lange ereprijs
Veronica longifolia
Vaatplanten
Lange zonnedauw
Drosera longifolia
Vaatplanten
Langstengelig fonteinkruid
Potamogeton praelongus
Vaatplanten
Lathyruswikke
Vicia lathyroides
Vaatplanten
Lavendelheide
Andromeda polifolia
Vaatplanten
Liggende ganzerik
Potentilla supina
Vaatplanten
Liggende vleugeltjesbloem
Polygala serpyllifolia
Vaatplanten
Loos blaasjeskruid
Utricularia australis
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
x x
Vaatplanten
136
x x
x x
x
x x x x
x x
x x
x
x x
x x
x x x x
x x
Status in EU-richtlijnen (VHR)
x
Rivierenlandschap
Calepina irregularis
Natte heide en hoogveen
Centaurea calcitrapa
Kalkraket
Beekdalen
Kalketrip
Vaatplanten
Heuvelland
Vaatplanten
Stedelijk gebied
Wetenschappelijke naam
Agrarisch gebied
Nederlandse naam (Vetgedrukte soorten: Europees beschermd conform Vogel- of Habitatrichtlijn)
Droge zandgronden
Soortengroep
Melkviooltje
Viola persicifolia
Vaatplanten
Middelste duivekervel
Fumaria muralis
Vaatplanten
Moerashertshooi
Hypericum elodes
Vaatplanten
Moeraskruiskruid
Senecio paludosus
x
Vaatplanten
Moerassmele
Deschampsia setacea
x
Vaatplanten
Moerasvaren
Thelypteris palustris
x
Vaatplanten
Moeraswespeorchis
Epipactis palustris
x
Vaatplanten
Moeraswolfsklauw
Lycopodiellas immdata
x
Vaatplanten
Muurbloem
Erysimum cheiri
x x
x
x
x x
x
Muurleeuwebek
Cymbalria muralis
x
x
Muurvaren
Asplenium ruta-muraria
x
x
x
x
Vaatplanten
Naakte lathyrus
Lathyrus aphaca
x
Vaatplanten
Naaldenkervel
Scandix pecten-veneris
x
x
Vaatplanten
Nachtkoekoeksbloem
Silene noctiflora
x
x
Vaatplanten
Oeverkruid
Littorella uniflora
Vaatplanten
Ongelijkbladig fonteinkruid
Potamogeton gramineus
Vaatplanten
Overblijvende hardbloem
Scleranthus perennis
Paardenhaarzegge
Carex appropinquata
Parnassia
Parnassia palustris
Vaatplanten
Pijlscheefkelk
Arabis hirsuta ssp. sagittata
Vaatplanten
Purperorchis
Orchis purpurea
Vaatplanten
Rapunzelklokje
Campanula rapunculus
x x
x x
x
x
Gymnocarpium robertianum Erica cinerea
Vaatplanten
Rode kamperfoelie
Lonicera xylosteum
x
Vaatplanten
Rond wintergroen
Pyrola rotundifolia
x
Vaatplanten
Ronde zonnedauw
Drosera rotundifolia
Vaatplanten
Rood peperboompje
Daphne mezereum
Vaatplanten
Roomse kervel
Myrrhis odorata
Vaatplanten
Rossig fonteinkruid
Potamogeton alpinus
Vaatplanten
Rozetsteenkers
Arabis arenosa
Vaatplanten
Ruig hertshooi
Hypericum hirsutum
x
Vaatplanten
Ruig viooltje
Viola hirta
x
Vaatplanten
Ruige anjer
Dianthus armer ia
Vaatplanten
Ruw parelzaad
Lithospermum arvense
Vaatplanten
Ruwe dravik
Bromopsis ramosa ssp. ramosa
Vaatplanten
Schubvaren
Ceterach officinarum
x x
Carex lepidocarpa Petrorhagia prolifera
x
x
Rechte driehoeksvaren
Schubzegge
x
x
Rode dopheide
Slanke mantelanjer
x
x
Vaatplanten
Vaatplanten
x
x
Vaatplanten
Vaatplanten
x
x
Vaatplanten
Vaatplanten
x
x x
Vaatplanten
Vaatplanten
x
Status in EU-richtlijnen (VHR)
Vaatplanten
Rivierenlandschap
Verbascum lychnitis
Natte heide en hoogveen
Petrorhagia prolifera
Melige toorts
Beekdalen
Mantelanjer
Vaatplanten
Heuvelland
Vaatplanten
Stedelijk gebied
Wetenschappelijke naam
Agrarisch gebied
Nederlandse naam (Vetgedrukte soorten: Europees beschermd conform Vogel- of Habitatrichtlijn)
Droge zandgronden
Soortengroep
x x x x x x x x
x
x x
x x
x
x x x x
x
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
137
Vaatplanten
Soldaatje
Orchis militaris
Vaatplanten
Spaanse ruiter
Cirsium dissectum
Vaatplanten
Spaanse zuring
Rumex scutatus
Vaatplanten
Spatelviltkruid
Filago pyramidata
x
Vaatplanten
Spiesleeuwenbek
Kickxia elatine
x
x
x
x x
x x x x
Vaatplanten
Spiesraket
Sisymbrium loeselii
Vaatplanten
Spindotterbloem
Caltha palustris ssp. araneosa
Vaatplanten
Spits fonteinkruid
Potamogeton acutifolius
Vaatplanten
Spits havikskruid x Muizeoor
Hieracium x schultesii
Vaatplanten
Springzaadveldkers
Cardamine impatiens
x
Vaatplanten
Steenanjer
Dianthus deltoides
x
Vaatplanten
Steenbraam
Rubus saxatilis
Vaatplanten
Steenhoornbloem
Cerastium pumilum
Vaatplanten
Stekelbiesvaren
Isoetes echinospora
Vaatplanten
Stekende bies
Schoenoplectus pungens
Vaatplanten
Sterzegge
Carex echinata
Vaatplanten
Stijf struisriet
Calamagrostis stricta
Vaatplanten
Stijfhardgras
Catapodium rigidum
Vaatplanten
Stijve naaldvaren
Polystichum aculeatum
Vaatplanten
Stijve ogentroost
Euphrasia stricta
Vaatplanten
Stijve steenraket
Erysimum hieracifolium
Vaatplanten
Stijve wikke
Vicia tenuifolia
Vaatplanten
Stijve wolfsmelk
Euphorbia stricta
Vaatplanten
Stinkend streepzaad
Crepis foetida
Vaatplanten
Stinkende ganzenvoet
Chenopodium vulvaria
Vaatplanten
Stippelvaren
Oreopteris limbosperma
Vaatplanten
Stofzaad
Monotropa hypopitys
Vaatplanten
Teer vederkruid
Myriophyllum alterniflorum
Vaatplanten
Tengere veldmuur
Minuartia hybrida
x
x
x x x
x
x x
x
x x x x
x x
x
x
x x
x
x
x
x x
x
x x
x
x x x
x
x
x
Vaatplanten
Tongvaren
Asplenium scolopendrium
Torenkruid
Arabis glabra
Vaatplanten
Tripmadam
Sedum reflexum
x
Vaatplanten
Trosgamander
Teucrium botrys
x
Vaatplanten
Veldgentiaan
Gentianella campestris
x
Vaatplanten
Veldsalie
Salvia pratensis
x
Vaatplanten
Verfbrem
Genista tinctoria
Vaatplanten
Vetblad
Pinguicula vulgaris
Vaatplanten
Vingerzegge
Carex digitata
x
x
Vaatplanten
Vliegenorchis
Ophrys insectifera
x
x
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
x x
Vaatplanten
138
x
x
x
x x
x
x x
x x
x x
x
Status in EU-richtlijnen (VHR)
x
Rivierenlandschap
x
Galeopsis angustifolia
Natte heide en hoogveen
Vicia tetrasperma ssp. gracilis
Smalle raai
Beekdalen
Slanke wikke
Vaatplanten
Heuvelland
Vaatplanten
Stedelijk gebied
Wetenschappelijke naam
Agrarisch gebied
Nederlandse naam (Vetgedrukte soorten: Europees beschermd conform Vogel- of Habitatrichtlijn)
Droge zandgronden
Soortengroep
Vogelnestje
Neottia nidus-avis
Vaatplanten
Vroege ereprijs
Veronica praecox
Vaatplanten
Vroege zegge
Carex praecox
Vaatplanten
Waterlepeltje
Ludwigia palustris
Vaatplanten
Weidekervel
Silaum silaus
Vaatplanten
Welriekende nachtorchis
Platanthera bifolia
Vaatplanten
Wijdbloeiende rus
Juncus tenageia
Vaatplanten
Wilde averuit
Artemisia campestris ssp. campestris
Vaatplanten
Wilde tijm
Thymus serpyllum
Vaatplanten
Wilde weit
Melampyrum arvense
Vaatplanten
Wit bosvogeltje
Cephalanthera longifolia
Vaatplanten
Witte waterranonkel
Ranunculus ololeucos
Vaatplanten
Wondklaver
Anthyllis vulneraria
Vaatplanten
Zandwolfsmelk
Euphorbia seguieriana
Vaatplanten
Zevenster
Trientalis europaea
Vaatplanten
Zinkschapengras
Festuca ovina subsp. guestphalica
Vaatplanten
Zinkviooltje
Viola lutea ssp. calaminaria
x
Vaatplanten
Zwartblauwe rapunzel
Phyteuma spicatum subsp. nigrum
x
Vaatplanten
Zwartsteel
Asplenium adiantum-nigrum
Vissen
Barbeel
Barbus barbus
Vissen
Beekprik
Lampetra planeri
Vissen
Bittervoorn
Rhodeus sericeus ssp. amarus
x x
x
Status in EU-richtlijnen (VHR)
Vaatplanten
x
Rivierenlandschap
Carex pulicaris
Natte heide en hoogveen
Ranunculus fluitans
Vlozegge
Beekdalen
Vlottende waterranonkel
Vaatplanten
Heuvelland
Vaatplanten
Stedelijk gebied
Wetenschappelijke naam
Agrarisch gebied
Nederlandse naam (Vetgedrukte soorten: Europees beschermd conform Vogel- of Habitatrichtlijn)
Droge zandgronden
Soortengroep
x x
x x
x x x
x
x x
x
x
x x
x x x
x
x
x
x
x
x x x x x x
x x x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
2
Vissen
Elrits
Phoxinus phoxinus
x
x
Vissen
Gestippelde alver
Alburnoides bipunctatus
x
x
Vissen
Grote modderkruiper
Misgurnus fossilis
Kleine modderkruiper
Cobitis taenia
Vissen
Kwabaal
Lota lota
Vissen
Meerval
Silurus Glanis
Vissen
Paling
Anguilla anguilla
Vissen
Rivierdonderpad
Cottus gobio
Vissen
Rivierprik
Lampetra fluviatilis
Vissen
Sneep
Chondrostoma nasus
Vissen
Vlagzalm
Thymallus thymallus
Vissen
Zalm
Salmo salar
x
Vissen
Zeeprik
Petromyzon marinus
x
2
x
1
Vogels
Blauwborst
Luscinia svecica ssp. cyanecula
Blauwe kiekendief
Circus cyaneus ssp. cyaneus
x
x
x
Vissen
Vogels
x
2
x
x x x
x x x
x
x
2
x
2
x
x
x
x
x
x
x
2
x
x
2
x
x
x
x x
x
x
x x
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
139
Vogels
Boerenzwaluw
Hirundo rustica
Vogels
Boomleeuwerik
Lullula arborea ssp. arborea
Status in EU-richtlijnen (VHR)
Rivierenlandschap
1
Vogels
Brandgans
Branta leucopsis
x
Bruine kiekendief
Circus aeruginosus ssp. aeruginosus
x
Vogels
Dodaars
Tachybaptus ruficollis ruficollis
Vogels
Draaihals
Jynx torquilla ssp. torquilla
x
Vogels
Geelgors
Emberiza citrinella citrinella
x
Vogels
Geoorde fuut
Podiceps nigricollis nigicollis
Vogels
Grauwe gans
Anser anser anser
x
Vogels
Grauwe gors
Miliaria calandra ssp. calandra
x
x
Vogels
Grauwe kiekendief
Circus pygargus
x
x
Vogels
Grauwe klauwier
Lanius collurio ssp. collurio
x
x
Vogels
Grote gele kwikstaart
Motacilla cineria cineria
Vogels
Grutto
Limosa limosa ssp. limosa
Vogels
Houtsnip
Scolopax rusticola
Vogels
IJsvogel
Alcedo atthis ssp. ispida
Vogels
Kerkuil
Tyto alba ssp
Vogels
Klapekster
Lanius excubitor ssp. excubitor
Vogels
Kleine zwaan
Cygnus columbianus ssp. bewickii
Vogels
Kneu
Carduelis cannabina
Vogels
Kolgans
Anser albifrons ssp. albifrons
Vogels
Kortsnavelboomkruiper
Certhia familiaris familiaris
Vogels
Kraanvogel
Grus grus ssp. grus
Vogels
Kuifleeuwerik
Galerida cristata cristata
Vogels
Kwak
Nycticorax nycticorax ssp. nycticorax
Vogels
Kwartelkoning
Crex crex
Vogels
Middelste bonte specht
Dendrocopos medius medius
x
Vogels
Nachtzwaluw
Caprimulgus europaeus ssp. europaeus
x
Vogels
Nonnetje
Mergus albellus
Vogels
Oehoe
Bubo bubo
Vogels
Oeverzwaluw
Riparia riparia ripari
Vogels
Ooievaar
Ciconia ciconia ssp. ciconia
Vogels
Ortolaan
Emberiza hortulana
x
x
Vogels
Paapje
Saxicola rubetra
x
x
Vogels
Patrijs
Perdix perdix ssp
x x
x
x
x
x
x
x
x x
x
x x x x
x
x x x x
1 x
x
x
x
x
x
x
1
x
x
x x
x x
1
x
x
x
x
x x
x
x
1
x
x
x
x
x
1
x
x
1
x
1 1 x
x
x
x
1 x
x
x
x
x x
x
x x
1
x
x
x
x
x
Vogels
Porseleinhoen
Porzana porzana
Vogels
Raaf
Corvus corax corax
x
Vogels
Rode wouw
Milvus milvus ssp. milvus
x
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
Natte heide en hoogveen
x x
Vogels
140
Beekdalen
Heuvelland
Stedelijk gebied
Wetenschappelijke naam
Agrarisch gebied
Nederlandse naam (Vetgedrukte soorten: Europees beschermd conform Vogel- of Habitatrichtlijn)
Droge zandgronden
Soortengroep
1
x x
x
x
1
Roerdomp
Botaurus stellaris ssp. stellaris
Roodborsttapuit
Saxicola rubicola
Vogels
Scholekster
Haematopus ostralegus ssp. ostralegus
Vogels
Slechtvalk
Falco peregrinus ssp. peregrinus
Vogels
Steenuil
Athene noctua ssp. vidalii
x
x
Vogels
Taigarietgans
Anser fabalis ssp. fabalis
x
x
Vogels
Tapuit
Oenanthe oenanthe ssp. oenanthe
Vogels
Toendrarietgans
Anser fabalis ssp. rossicus
Vogels
Veldleeuwerik
Alauda arvensis
Vogels
Visarend
Pandion haliaetus ssp. haliaetus
Vogels
Visdief
Sterna hirundo ssp. hirundo
Vogels
Watersnip
Gallinago gallinago ssp. gallinago
Vogels
Waterspreeuw
Cinclus cinclus aquaticus
Vogels
Wespendief
Pernis apivorus
Vogels
Wilde zwaan
Cygnus cygnus
x
x
1
x
1
Status in EU-richtlijnen (VHR)
x x
x x
Rivierenlandschap
Vogels Vogels
Natte heide en hoogveen
Beekdalen
x
Heuvelland
x
Stedelijk gebied
Wetenschappelijke naam
Agrarisch gebied
Nederlandse naam (Vetgedrukte soorten: Europees beschermd conform Vogel- of Habitatrichtlijn)
Droge zandgronden
Soortengroep
x x
x
x x
x
x
x
x
x
x
x x
1
x
x x
x
Vogels
Woudaapje
Ixobrychus minutus ssp. minutus
Vogels
Wulp
Numenius arquata ssp. arquata
Vogels
Zeearend
Haliaeetus albicilla
Vogels
Zwarte ooievaar
Ciconia nigra
Vogels
Zwarte specht
Dryocopus martius ssp. martius
x
Vogels
Zwarte wouw
Milvus migrans ssp. migrans
x
Vogels
Zwartkopmeeuw
Larus melanocephalus
Weekdieren
Platte schijfhoren
Anisus vorticulus
Weekdieren
Zeggekorfslak
Vertigo moulinsana
1
x
x
x
x
1 x x x
x
1
x
1
x x
x
x
x 1
x
x
x
x x x
Zoogdieren
Bechsteins vleermuis
Myotis bechsteinii
Zoogdieren
Bever
Castor fiber ssp. albicus
x
Zoogdieren
Boommarter
Martes martes
x
Zoogdieren
Bosvleermuis
Nyctalus leisleri ssp. leisleri
x
2
x
x
x
x
x
x
x
x x
x
2,4 x
2,4
x
4
x
4
Zoogdieren
Brandts vleermuis
Myotis brandtii ssp. brandtii
x
x
x
x
x
Zoogdieren
Bunzing
Mustela putorius
x
x
x
x
x
Zoogdieren
Das
Meles meles
x
x
x
x
x
x
Zoogdieren
Dwergmuis
Micromys minutus
x
x
x
x
Zoogdieren
Edelhert
Cervus elaphus
x
Zoogdieren
Eekhoorn
Sciurus vulgaris
x
Zoogdieren
Eikelmuis
Eliomys quercinus
x
x
x
x
Zoogdieren
Euraziatische Lynx
Lynx lynx
x
x
Zoogdieren
Franjestaart
Myotis nattereri
x
x
x
x
x
x
x
4
Zoogdieren
Gewone baardvleermuis
Myotis mystacinus ssp. mystacinus
x
x
x
x
x
x
x
4
x
x
x
2
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
141
Status in EU-richtlijnen (VHR)
Rivierenlandschap
Natte heide en hoogveen
Beekdalen
Heuvelland
Stedelijk gebied
Wetenschappelijke naam
Agrarisch gebied
Nederlandse naam (Vetgedrukte soorten: Europees beschermd conform Vogel- of Habitatrichtlijn)
Droge zandgronden
Soortengroep
Zoogdieren
Gewone dwergvleermuis
Pipistrellus pipistrellus
x
x
x
x
x
x
x
4
Zoogdieren
Gewone grootoorvleermuis
Plecotus auritus ssp. auritus
x
x
x
x
x
x
x
4
Zoogdieren
Grijze grootoorvleermuis
Plecotus austriacus ssp. austriacus
x
x
x
x
x
x
Zoogdieren
Grote bosmuis
Apodemus flavicollis
Zoogdieren
Grote hoefijzerneus
Rhinolophus ferrumguinum
x
x
x
2,4
Zoogdieren
Hamster
Cricetus cricetus ssp. canescens
x
x
x
4
Zoogdieren
Hazelmuis
Muscardinus avellanarius
x
x
4
x
x
x
Zoogdieren
Hermelijn
Mustela erminea
x
x
x
x
x
x
Zoogdieren
Ingekorven vleermuis
Myotis emarginatus ssp. emarginatus
x
x
x
x
x
x
Zoogdieren
Kleine hoefijzerneus
Rhinolophis hipposideros
x
x
Zoogdieren
Laatvlieger
Eptesicus serotinus ssp. serotinus
x
x
x
x
x
x
x
4
x
x
x
x
x
x
2,4
Zoogdieren
Meervleermuis
Myotis dasycneme
Zoogdieren
Mopsvleermuis
Barbastella barbastellus
Zoogdieren
Ondergrondse woelmuis
Pitymys subterraneus
Zoogdieren
Otter
Lutra lutra
x 2,4
x
2,4
x x
x x
2,4 x
x
x
x
x
x
2,4
Zoogdieren
Rosse vleermuis
Nyctalus noctula ssp. noctula
x
x
x
x
x
x
x
4
Zoogdieren
Ruige dwergvleermuis
Pipistrellus nathusii
x
x
x
x
x
x
x
4
Zoogdieren
Tweekleurige vleermuis
Vespertilio murinus ssp. murinus
x
x
x
x
x
x
x
4
x
2,4
Zoogdieren
Vale vleermuis
Myotis myotis ssp. myotis
x
x
x
x
x
Zoogdieren
Waterspitsmuis
Neomys fodiens ssp. fodiens
x
x
x
x
x
x
x
Zoogdieren
Watervleermuis
Myotis daubentonii ssp. daubentonii
x
x
x
x
x
x
x
Zoogdieren
Wezel
Mustela nivalis
Zoogdieren
Wild zwijn
Sus scrofa
x
Zoogdieren
Wilde Kat
Felis silvestris
x
142
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
x x
x x
x
x
4
BIJLAGE 10. NADERE INFORMATIE OVER DE BESCHIKBARE MIDDELEN EN INDICATIE VAN DE INZET 1.
Beschikbare middelen (indicatief)
1.1.
Voor de goudgroene natuur
Omschrijving Restant PMJP
mln €
Toelichting
5,5
Restant PMJP: 50% naar zilvergroene, bronsgroene en voor 50% naar goudgroen.
Grondvoorraden (ILG nieuw en ILG-
21,0
Uitgaande van verkoop 3/8e van de ruilgronden en
oud)
doorlevering van 3/8e van ILG-gronden die in de Herijkte EHS liggen tegen natuurwaarde.
Rijksgelden voor EHS-beheer
24,3
2013: 10,5 mln; 2014: 7,7 mln 2015: 5,8 mln
Rijksgelden voor PAS
36, 64
Extra rijksgelden voor Robuust
21, 26
Eind 2012: 4,4 mln. In 2013: 6 mln; 2014en 2015: 8,9 mln/jr.
natuurherstel en robuuste EHS Bijdragen uit POP3 voor agrarisch
Uitgaande van toedeling 6 % aan Limburg van 111 mln euro
3
In 2013: 0,-. In 2014 en 2015: ca. 40% van de
natuur- en landschapsbeheer
bestedingen tbv agrarisch natuurbeheer via de nog doorlopende oude contracten van vóór 1.1.2014.
Natuurcompensatiegelden
1,9
Uitgaande van realisatie ca. 30 ha natuurcompensatie per jaar in goudgroene EHS-nieuwe natuurzones
Eigen bijdragen beheerders
6,9
Bijdrage van 15% bij de doorlevering van de grondvoor-grond-voorraden in de jaren 2013-2015
Reserve Grondwaterheffing TOTAAL
1.2
2,0 122,5
Voor de zilvergroene natuur en bronsgroene landschapszones
Omschrijving Restant pMJP 2007-2013
mln € 5,5
Toelichting Restant PMJP is gelijkelijk verdeeld over goudgroen resp. zilvergroen+bronsgroen.
(EHS)-Impuls natuur, landschap en
13,53
stedelijk groen.
Afspraak in GS is dit te besteden aan Parkstadprojecten, Maasgaard, Corioglana en Rivierenpark Grensmaas. De rest van de in totaal beschikbare 30 mln wordt besteed aan stedelijk groen en aan andere typen projecten.
Intensiveringsmiddelen voor Natuur,
15,75
landschap en ruimte Natuurcompensatiegelden
1,88
Uitgaande van realisatie ca. 30 ha natuurcompensatie per jaar in zilvergroene EHSnieuwe natuurzones
TOTAAL
36,66
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
143
2.
Globale berekening doelbereik voor de periode 2013 t/m 2015
2.1
Voor de goudgroene natuur
Omschrijvin g
Bedrag
Aanleg goudgroene natuur
55,9
Verhoging kwaliteit goudgroene natuur via PAS-maatregelen
32,64
Aanpak verdroging en beekherstel in goudgroene zone Natuur- en landschapsbeheer in goudgroene zones
6,0
N&L-parken
2,0
N.v.t.
Recreatiegerichte investeringen
0,9
N.v.t.
Totaal goudgroen
129,24
830 ha functiewijziging, 1130 ha inrichting
144
Haalbaar doelbereik nieuwe natuur + landschaps elementen 630 ha functiewijziging; 930 ha inrichting
Overig haalbaar doelbereik
Budget deels ook in te zetten voor projecten gericht op habitatherstel en soortenbescherming in NB: Hieruit dienen bestaande natuur. Eventueel wellicht ook de ook voor ecoducten die kosten van Maaspark bijdragen aan behoud en Well en Ooijenherstel Europees belangriujke Wanssum betaald te natuurwaarden. worden (14,3 mln)
Taakstelling Herijkte EHS: 3/9 e van 1305 = 435 ha fw 3/9e van 2136 = 712 ha inr. Taakstelling Robuuste.EHS: 163 ha fw, 183 ha inr. Totale taak ’13-’15: 598 ha fw + 895 ha inr.
Ca. 10 km beekherstel (ca. 50 ha) in kader van hydrologische PASmaatregelen O.a. 30 km beekherstel (ca. 150 ha)
Uitvoering PAS-maatregelen; geen functiewijziging
Van de 32,64 mln voor PAS is ten minste 13 mln nodig voor hydrologische maatregelen (deels tevens beekherstel)
31,8 (SNL)
Aanpak verdroging in 30 natte Overige km’s beekherstel: via PASnatuurparels maatregelen en via projecten voor zilvergroene natuur (zie hieronder)
Gecertificeerd beheer ca. 23.500 ha natuurgebied en landschapselementen
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
Opmerkingen & toelichtingen
Samenwerking, projectvoorbereiding, organisatie, educatie Versterking recreatieve zonering en recreatieve aantrekkelijkheid
PAS, aanpak verdroging, soortenbescherming, natuurbeheer, N&L-parken, recreatievoorzieningen
Hierbij zit ook beheer in zilvergroene zones; is nu nog niet goed af te splitsen. Zie ook: overzicht structurele kosten.
Budget voor recreatie-gerichte maatregelen is ook bedoeld voor zilvergroene natuur. Ingeschat wordt dat het vooral inge-zet zal worden in goudgroene natuur. Oppervlakte functiewijziging die nodig is voor beekherstel is (nog) niet bekend. Maximaal: 200 ha.
2.2
Voor zilvergroene natuur en bronsgroene landschapszones
Omschrijving
Bedrag
Haalbaar doelbereik nieuwe natuur + landschaps elementen
Overig haalbaar doelbereik
Aanleg zilvergroene natuur & bronsgroen landschap
21,1
Aanleg natuurcompensatie in zilvergroene zones
1,9
Beheer landschapselementen in bronsgroene zones Soortenbescherming in zilver- & bronsgroen
5,67 (GBD)
N.v.t.
Instandhouding waardevolle groene landschapselementen
3,0
Niet op voorhand te berekenen
Totaal voor zilver- en bronsgroen
31,67
610 ha
Instandhouding prioritaire soorten d.m.v. projecten cq. inrichtingsmaatregelen Zie in kolom hierboven
Natuureducatie, IKL en Covenantleningen
3,38
N.v.t.
FES
3
N.v.t.
Totaal generaal
167,27
1740 ha
TEKORT OP
Opmerkingen & toelichtingen
Dit omvat 13,6 mln voor Maasgaard, Corioglana, Parkstad en 580 ha waaronder ca. 150 Grensmaaspark plus 4 mln voor Klavertje 4, Mooi Buggenum en IKLha beekherstel (30 km) projecten 3,5 mln: nog te verdelen over ingediende projecten . 580 ha: bij 25% cofinanciering beekherstel en bij 50% cofinanciering andere projecten door derden. 30 ha
Natuureducatie, burgerparticipatie, aanleg en beheer landschapselementen, afbetaling aankoopleningen. FES-projecten in platteland Noord- en Midden-Limburg
Oppervlakte functiewijziging die nodig is voor deze projecten is (nog) niet bekend. Maximaal: 585 ha.
Het gaat om reeds beschikte projectsubsidies waarvoor bij de ILGafrekening de dekking grotendeels is weggevallen.
15,03
GOUD-, ZILVER EN BRONSGROEN
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
145
3
Verdeling middelen tussen de 3 soorten natuur en over inrichting cq. beheer
Zone en doel Juridische basis Voor goudgroene natuurzones, SubsIdieregeling ILG, functiewijziging en inrichting onderdeel SKNL. Tevens via natuurcompensatie. Idem, voor beheer Subsidieverordening N&Lbeheer (SvNL)
Voor de zilvergroene zones, functiewijziging en inrichting
Idem, voor beheer
Subsidieregeling ILG, onderdelen SKNL en MNL. Tevens via natuurcompensatie. SvNL
Voor de bronsgroene zones, functiewijziging en inrichting
Subsidieregeling ILG, o.a. onderdelen MNL en GBD.
Idem, voor beheer
Subsidieregeling Groenblauwe diensten en SvNL (voor agrarisch landschapsbeheer en voor agrarisch weidevogel-, akkervogel- en Hamsterbeheer buiten de EHS in zogeheten “ruime jas-beheersgebieden”)
Vorm Contracten per uitvoeringspartner. In 2013: voor 1 jaar; In 2014: voor 2 jaar 2013: via beschikkingen op te stellen door DR 2014 e.v.: lumpsum-contracten voor beheerders met meer dan 75 ha Contract per uitvoeringspartner. In 2013: voor 1 jaar; In 2014: voor 2 jaar 2013: via beschikkingen op te stellen door DR 2014 e.v.: lumpsum-contracten voor beheerders met meer dan 75 ha Partnercontracten met st. IKL, WPM en WRO (in 2013: voor 1 jaar, in 2014: voor 2 jaar) en beschik-kingen voor overige aanvragers. Groenblauwe diensten: individuele beschikkingen SvNL buiten de EHS: in 2013 voor het laatst individuele beschikkingen; m.i.v. 2014 alleen nog via collectieve beheerplannen of overeenkomsten met collectieven.
Schatting bedragen 32,5 mln per jaar
Nader te bepalen. Totaal voor alle SNL-subsidies: ca. 10,6 mln per jaar SKNL/MNL: 6 mln/jr Natuurompensatie: 0,6 mln/jr
Nader te bepalen. Totaal voor alle SNL-subsidies: ca. 10,6 mln per jaar Ca. 2,1 mln/jr
Groenblauwe diensten: gemiddeld 1,9 mln per jaar Collectieve SvNL-beheerplannen: circa 0,9 mln per jaar. SNL-landschapsbeheer buiten de EHS: nader te bezien afhanelijk van besluit Rijk hierover.
Conform de voorstellen voor het vergroten van de flexibiliteit kan er in de toekomst worden geschoven tussen de verschillende potten. 4. 4.1
Toelichting ten aanzien van de structurele kosten natuur en landschap Inleiding, huidige structurele kosten
Voor een aantal natuurbeleidsonderdelen is in de provinciale programmabegroting structureel ruimte gereserveerd. Dit betreft momenteel: * Structurele exploitatiesubsidies voor Milieufederatie Limburg, Limburgs Landschap, Natuurhistorisch Genootschap Limburg en IVN-consulentschap NME Limburg. In totaal: € 1.640.181 per jaar * Provinciaal natuuronderzoek (= monitoring natuurkwaliteitsontwikkeling * Uitvoering Flora en faunawet en Natuurbeschermingswet. STRUCTURELE BEGROTINGSPOSTEN in mln. Euro’s per jaar Omschrijving
in Programma-begroting, mln/jr
A. Exploitatiesubsidies Limburgs Landschap
0,970
Milieufederatie Limburg
0,368
IVN-consulentschap NME
0,207
Natuurhistorisch Genootschap
0,094
146
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
B. Onderzoek en uitvoering groene wetten Provinciaal Natuuronderzoek
0,292
Uitvoering groene wetten
0,617
1 Uitvoering groene wetten (Flora- en faunawet en Natuurbeschermingswet.) De uitgaven hiervoor worden gedekt uit jaarlijkse stortingen van het Rijk voor de uitvoering vandeze wetten door de provincie. Gezien het gegeven dat met het Decentralisatie-akkoord Natuur de verantwoordelijkheid van de provincie voor de uitvoering van de wetten nog is toegenomen en er ook taken bijkomen met betrekking tot de toepassing van deze wetten is er geen reden om deze begrotingsposten aan te passen. Waarschijnlijk moet de omvang van deze jaarlijkse uitgave wel worden bijgesteld wanneer de integrale Natuurwet (de samenvoeging van Natuurbeschermingswet, Boswet en Flora- en Faunawet) vastgesteld is en in werking treedt. Zodra dat aan de orde is volgen nadere voorstellen met betrekking tot deze structurele begrotingspost. 4.2.
In de begroting structureel toe te voegen jaarlijkse kosten
Omschrijving
Jaarlijkse kosten in mln. euro
A. Convenantsleningen voor EHS-aankopen
0,840 (t/m 2013 gedekt uit PMJP-budget)
B. SNL-subsidies; provinciaal deel
2,10 (voorlopig gedekt uit restant PMJP-budget)
C. Exploitatiesubsidie stichting IKL
0,7 Nader te bepalen; nu uit PMJP-budget
4.2.a. De zogeheten “Convenantsleningen”. Dit zijn leningen bij het Groenfonds conform het genoemde convenant tussen Rijk en Provincies dd 1992 voor aankoopsubsidies voor de stichting Limburgs Landschap en voor Natuurmonumenten. Met het ondertekenen van het Convenant uit 1992 inzake de dekking van de kosten van het nationale Natuurbeleidsplan (waarbij de EHS als centraal beleidsitem voor het rijksnatuurbeleid werd ingevoerd) hebben de provincies op zich genomen om te zorgen voor de zogeheten Convenantsleningen. Reden daarvoor is dat zij sinds 1992 vergoedingen hiervoor kregen van het Rijk via stortingen in het Provinciefonds. In de periode 2007 t/m 2013 zijn deze kosten gedekt uit de PMJP-middelen. Aangezien dekking uit het PMJP stopt met ingang van 2014 moet de dekking opnieuw ingeregeld worden. De kosten voor rente en aflossing van deze leningen bedragen: € 839.493,- per jaar. De provincie krijgt hiervoor zoals hiervoor vermeld een jaarlijkse storting in het Provinciefonds. Aangezien wij conform het Convenant met het Rijk uit 1992 gehouden zijn onze bijdrage hiervoor te leveren tot en met 2023 is het onontkoombaar dat wij hiervoor opnieuw een begrotingspost instellen evenals in de periode vóór het PMJP 2007-2013. 4.2.b. De subsidies voor natuur- en landschapsbeheer (SNL). Met het ondertekenen van het Decentralisatie-akkoord Natuur heeft de provincie ook de verantwoordelijkheid op zich genomen om structureel hiervoor te zorgen. Jaarlijkse kosten (na doorvoeren van enkele versoberingen, met ingang van 2016): circa 10 mln/jr. Dit lagere kostenniveau zal op zíjn vroegst in 2016 bereikt worden. Kosten in de periode 2013 t/m 2015: 31,5 mln (gemiddeld 10,5 mln/jr) Dekking m.b.v. rijks-ILG-middelen te ontvangen in 2013; daarna verwachten we uit de Decentralisatiemiddelen met ingang van 2014: 10,6 mln in 2013; 7,8 mln in 2014 en 5,9 mln/jr ná 2014. Dekking van het agrarisch natuurbeheer via declaratie van kosten in het kader van de Europese POP-3 middelen voor agrarisch natuurbeheer: naar verwachting ca. € 1,5 mln in 2014 en idem in 2015. Totale dekking vanuit Rijk plus POP in de jaren 2013 t/m 2015: € 27,2 mln. Totaal tekort in 2013 t/m 2015:
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
147
4,2 mln. In de PS-nota inzake het ondertekenen van het Decentralisatieakkoord Natuur is vastgelegd dat dit gedekt zal worden uit het restant aan PMJP-middelen. Voor de jaren ná 2015 is de verwachting dat de provinciale bijdrage aan de dekking van deze subsidieregeling – na doorvoering van enkele versoberingen – beperkt kan blijven tot gemiddeld € 2 mln/jr. Deze bijdrage zal structureel in de begroting vastgelegd moeten worden door middel van opname van de nieuwe begrotingspost “Agrarisch en particulier natuurbeheer via SvNL” met ingang van de begroting 2014. 4.2.c. Structurele exploitatiesubsidie voor de stichting IKL. In aanvulling op het voorgaande is het noodzakelijk te besluiten of de provincie opnieuw – evenals in de periode vóór het PMJP (2007 t/m 2013) – een structurele exploitatiesubsidie wil geven aan de stichting Instandhouding Kleine Landschapselementen Limburg (IKL). Vóór 2007 verleende de provincie een jaarlijkse exploitatiesubsidie van ca. € 1,3 mln aan de stichting IKL. Bij de start van het PMJP is dit omgezet naar een meerjarige prestatieovereenkomst met st. IKL. Deze werd geheel betaald uit de PMJP-budgetten. Tezamen met enkele projectsubsidies en betaalde opdrachten ontving de stichting IKL jaarlijks ongeveer € 2 ml van de provincie. Nu het PMJP beëindigd wordt eind 2013 is de vraag in wat voor omvang de provincie de activiteiten van de stichting wil blijven ondersteunen. Voorgesteld wordt om – in lijn met de ondersteuning van provinciale stichtingen voor landschapsbeheer in andere provincies – alleen een structurele exploitatiesubsidie te gaan verlenen voor de kernorganisatie. Dat wil zeggen voor de formatie boven het niveau van een werkvoorbereider. Ingeschat wordt nu (op basis van gegevens data van de stichting) dat daarvoor minimaal nodig is: circa 10 fte met gemiddeld € 60.000,- salariskosten/jr en gemiddeld € 10.000,- euro/jr aan bijkomende kosten per fte (huisvestingskosten, apparatuur, reis- en verblijfkosten, bijscholingskosten, kantoorkosten). Wanneer de provincie de continuïteit van deze voor de realisatie van het natuur- en landschapsbeleid onmisbare organisatie wil garanderen - als basis is voor het binnenhalen van subsidies en opdrachten waarmee de overige werknemers aan het werkgehouden kunnen worden - is daarvoor tenminste € 0,7 mln per jaar nodig. Er zal hiervoor een separaat voorstel komen.
148
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig
Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013-2020
149
150
Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig