MIGRANTENSTUDIES, 2011, NR. 2
Nationale identiteit, nationale geschiedenis en de acceptatie van nieuwkomers in Nederland
Anouk Smeekes*
Introductie Onlangs bracht de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) De Nederlandse wetenschapsagenda uit, waarin zij de grote vragen van de wetenschap anno 2011 bespreekt en de rol die daarbij weggelegd is voor Nederlandse onderzoekers. Binnen het thema ‘Cultuur en identiteit in het heden en verleden’ van deze agenda wordt een aantal relevante en onderbelichte vraagstukken voor migratiewetenschappers besproken. Volgens de KNAW liggen er interessante vragen voor Nederlandse onderzoekers op het gebied van de ‘diachrone’ dimensie van nationale identiteit (i.e. de ontwikkeling van cultureel geheugen) en de invloed die migratie hierop heeft uitgeoefend (KNAW, 2011). In de onderzoeksprogramma’s die de KNAW daartoe voorstelt ziet zij echter vooral een rol weggelegd voor Nederlandse onderzoekers binnen de geesteswetenschappen. In deze bijdrage aan een waardig afscheid van Migrantenstudies zal ik uiteenzetten waarom het bestuderen van een ‘temporele’ dimensie van nationale identiteit ook relevant is voor toekomstig sociaalwetenschappelijk empirisch migratieonderzoek in Nederland. Waar geesteswetenschappers zich vooral kunnen richten op het inzichtelijk maken van de ontwikkeling van nationale identiteit en cultureel besef door de tijden heen (bijv. de ‘diachrone’ dimensie), zijn er voor sociale wetenschappers veelal interessante en onbeantwoorde onderzoeksvragen te vinden op het gebied van hedendaagse percepties van het nationale verleden in het definie¨ren van de Nederlandse identiteit als mogelijke verklaring voor houdingen ten aanzien van etnische en religieuze minderheden. Om de relevantie van bovenstaande vragen voor sociaalwetenschappelijk migratieonderzoek in Nederland aan te duiden zal ik in deze bijdrage als eerste een korte schets geven van het huidige maatschappelijke en wetenschappelijke debat over nationale identiteit en historisch besef in Nederland. Daarna zal ik ingaan op het belang van sociaalwetenschappelijk (migratie)onderzoek in Nederland naar: (1) percepties van collectieve continuı¨ teit – het voortleven als groep door de tijd – en (2) het strategisch gebruik van historische representaties van nationale identiteit en continuı¨ teit voor politieke doeleinden, als mogelijke verklaringen voor hedendaagse houdingen van de autochtone Ne-
165
MIGRANTENSTUDIES, 2011, NR. 2
derlandse bevolking ten aanzien van etnische en religieuze minderheden. Ook zal ik in dit tweede deel kort ingaan op het belang van onderzoek naar historische representaties van nationale identiteit en de attituden van minderheidsgroepen ten aanzien van integratie. In deze bijdrage combineer ik bestaand Nederlands onderzoek op dit gebied met inzichten uit internationale studies.
De discussie over historisch besef en nationale identiteit in Nederland In de laatste jaren zien we een toenemende aandacht voor de Nederlandse nationale identiteit en het thema ‘nationale verbondenheid’, zowel in het publieke en politieke debat, als binnen de wetenschap. Niet alleen in Nederland, maar ook in andere West-Europese landen, wordt er gesproken over een crisis van de nationale identiteit. De toegenomen pluriformiteit in leefstijlen en opvattingen van deze maatschappijen – aangewakkerd door ontwikkelingen als globalisering, Europese eenwording, individualisering en toenemende culturele diversiteit – zou tot gevolg hebben dat inwoners minder ‘collectief bewustzijn’ hebben en minder verbondenheid met elkaar voelen (WRR, 2007). Als belangrijke oorzaak voor deze crisis van de nationale identiteit wordt vaak een gebrek aan kennis van de nationale cultuur en geschiedenis aangewezen. In Nederland is het belang van historisch besef een belangrijk onderdeel geworden van het debat over de multiculturele samenleving en de zoektocht naar nationale identiteit. Een van de aanleidingen hiervan is het bekende essay (en de discussies die hierop volgden) ‘Het multiculturele drama’ van Paul Scheffer uit 2000, waarin hij stelde dat de integratie van migranten in Nederland moeilijk verliep, omdat er geen duidelijke definitie bestond van de Nederlandse identiteit en zijn geschiedenis en tradities (Scheffer, 2000). Nederland zou volgens Scheffer meer zijn best moeten doen om duidelijk uit te dragen ‘wie wij zijn’ en ‘waar wij vandaan komen’. Het idee dat een nationale gemeenschap beter functioneert als er kennis is van de cultuur en geschiedenis heeft in Nederland gezorgd voor de nodige veranderingen in het overheidsbeleid. Er is gepleit voor een vergroting van het historisch besef in de onderwijs- en cultuursector. Zo maakt sinds 2010 de canon van Nederland – een beschrijving van de ontwikkeling van de Nederlandse cultuur en geschiedenis – onderdeel uit van de kerndoelen voor het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs. Ook het Nederlandse inburgeringsbeleid is veranderd. Migranten moeten voortaan verplichte cursussen doen om de Nederlandse cultuur, tradities en kernwaarden te leren kennen en over te nemen (Spijkerboer, 2007). In de wetenschappelijke literatuur is er evenzeer een groeiende belangstelling ontstaan voor de relatie tussen nationale verbondenheid en houdingen ten aanzien van nieuwkomers en de multiculturele samenleving (e.g. Meeus, Duriez, Vanbeselaere & Boen, 2010; Pehrson, Brown & Zagefka, 2009; Sindic, 2008, 2011; WRR, 2007). Zo heeft veel onderzoek, waaronder in Nederland, aangetoond dat autochtonen die zich sterk verbonden voelen met hun natio-
166
ANOUK SMEEKES: Nationale identiteit, nationale geschiedenis en de acceptatie van nieuwkomers in Nederland
nale identiteit meer culturele dreiging van etnische of religieuze minderheden waarnemen en ook negatievere attituden hebben ten aanzien van deze groepen en de multiculturele samenleving (Jaspers, Van Londen & Lubbers, 2009; Sniderman & Hagendoorn, 2007; Verkuyten, 2009; Velasco Gonza´lez, Verkuyten, Weesie & Poppe, 2008). Tot op heden is echter onderbelicht gebleven in hoeverre historische percepties en representaties van nationale identiteit een rol spelen in het verklaren van houdingen ten aanzien van nieuwkomers (Liu & Hilton, 2005; Reicher & Hopkins, 2001). Mijn visie is dat deze historische percepties ook in Nederland een belangrijke verklaring vormen voor attituden ten aanzien van etnisch en religieuze minderheden. Om de inhoud van nationale identiteit te bepalen richten mensen zich namelijk tot het verleden. Door middel van deze historische percepties van nationale identiteit proberen mensen te ontdekken ‘wie wij zijn’ en hoe ‘wij’ ons verhouden ten opzichte van afwijkende anderen (Liu & Hilton, 2005). Nederlandse historici hebben deze relatie in de laatste jaren al meerdere malen beschreven en onderzocht (e.g. Grever, Jonker, Ribbens & Stuurman, 2006; Grever & Ribbens, 2007; Ribbens, 2004). Maar waar deze historici nationaal identiteitsbesef en de invulling en gevolgen hiervan door de eeuwen heen trachten te analyseren, kunnen vooral sociaalpsychologische inzichten worden gebruikt om hedendaagse percepties van het nationale verleden en het effect daarvan op attituden ten aanzien van etnische en religieuze minderheden te onderzoeken. In Nederland is hier pas recentelijk voor het eerst sociaalwetenschappelijk onderzoek naar gedaan (Smeekes & Verkuyten, 2011a, 2011b; Smeekes, Verkuyten & Poppe, 2011a, 2011b).
Percepties van collectieve continuı¨ teit – het voortleven als nationale gemeenschap door de tijd History provides us with narratives that tell us who we are, where we came from and where we should be going. It defines a trajectory which helps construct the essence of a group’s identity, how it relates to other groups, and ascertains what its options are for facing present challenges (Liu & Hilton, 2005: 537)
Het belang van het verleden voor identiteiten in het heden is veelvuldig beschreven door historici. Zo stellen Lu¨bbe (1977) en Lorenz (1987) dat mensen en groepen hun identiteit vormen ‘in een reconstructie van het verleden vanuit hun visie op het heden en met het oog op de toekomst’ (Lu¨bbe, 1977: 147; Lorenz, 1987: 255-262). Zowel psychologen als historici wijzen op het belang van het gevoel van oorsprong en continuı¨ teit voor het welzijn van individuen en groepen (Grever, 2004; Grever & Ribbens, 2007; Sani, Bowe & Hererra, 2008; Sani, 2008). Psychologisch onderzoek heeft aangetoond dat mensen sterk hechten aan een gevoel van persoonlijke continuı¨ teit in hun leven, omdat het ze zekerheid en betekenis verschaft (e.g. Landau, Greenberg
167
MIGRANTENSTUDIES, 2011, NR. 2
& Solomon, 2008). Recent onderzoek laat zien dat dit niet alleen geldt voor individuen, maar ook voor groepen (Sani et al., 2008; Vignoles, Regalia, Manzi, Golledge & Scabini, 2006). Een gevoel van collectieve continuı¨ teit verwijst naar het idee dat belangrijke aspecten van mensen hun sociale identiteit stabiel blijven door de tijd en tussen verschillende situaties (Vignoles et al., 2006). Sociaalpsychologisch onderzoek heeft laten zien dat mensen eerder zullen investeren in een sociale identiteit die gezien wordt als voortlevend in de tijd (Sani et al., 2008). Andere studies wijzen uit dat naast een gevoel van collectieve continuı¨ teit, deel uitmaken van een groep mensen ook het gevoel kan geven dat ze bijzonder zijn, efficie¨nter zijn, ergens thuishoren of dat ze ergens trots op kunnen zijn (Vignoles et al., 2006). Uit een recente studie in Nederland blijkt nationale identiteit voor autochtone Nederlanders vooral een behoefte aan thuishoren, zelfvertrouwen en continuı¨ teit te vervullen (Smeekes & Verkuyten, 2011). Het idee dat een nationale gemeenschap mensen een gevoel van thuishoren (sense of belonging) en zelfvertrouwen (collective self-esteem) geeft is al eerder aangetoond (Vignoles & Moncaster, 2007). Tot op heden is echter nog niet vaak bevestigd en onderzocht dat, onafhankelijk van de behoeften aan thuishoren en zelfvertrouwen, nationale identiteit ook de behoefte aan collectieve continuı¨ teit verschaft. Collectieve continuı¨ teit is een belangrijk aspect van nationale identiteit, omdat een natie vaak gedefinieerd wordt als een gemeenschap die samen voortleeft door de tijd (e.g. Anderson, 1983; Bhabha, 1990), of, zoals Nico Wilterdink en Ton Zwaan (1991: 253-271, 253-258) het omschrijven: ‘‘een zich historisch continuerende collectiviteit’’. Zoals de quote van Liu en Hilton (2005) hierboven illustreert helpt nationale geschiedenis mensen om hun nationale identiteit te definie¨ren en te begrijpen. Nationale identiteit is verankerd in historisch besef en traditie en het is de verwijzing naar het verleden dat een nationale gemeenschap een gevoel van oorsprong en continuı¨ teit verschaft. Sociaalpsychologisch onderzoek laat zien dat ontwikkelingen die een breuk met het collectieve verleden veroorzaken mensen het gevoel geven dat het voortbestaan van hun sociale identiteit bedreigd wordt, omdat deze sociale veranderingen de historische eigenheid van deze identiteit ondermijnen (Iyer, Jetten & Tsivrikos, 2008; Van Knippenberg, Van Knippenberg & Bobbio, 2008). Dit heeft als gevolg dat mensen negatiever staan ten aanzien van deze veranderingen (Jetten & Hutchison, 2011). In een zeer recente verkennende studie, onder autochtone Nederlandse studenten en scholieren, hebben Smeekes & Verkuyten (2011a) bijvoorbeeld aangetoond dat naarmate hun perceptie van nationale culturele continuı¨ teit toeneemt (i.e. het idee dat nationale gebruiken en tradities voortleven door de tijd), zij sterker het idee hebben dat moslims het voortbestaan van de Nederlandse cultuur en identiteit bedreigen. Dezelfde studie laat zien dat percepties van nationale continuı¨ teit negatief gerelateerd zijn aan acceptatie van expressieve rechten voor moslims, zoals het dragen van een hoofddoek of het bouwen van een Moskee. Waar sociaalwetenschappelijk onderzoek, zowel internationaal als in Nederland, herhaaldelijk heeft gekeken naar de relatie tussen percepties van culturele dreiging (symbolic threat) en reacties ten aanzien van migranten
168
ANOUK SMEEKES: Nationale identiteit, nationale geschiedenis en de acceptatie van nieuwkomers in Nederland
(Gijberts & Lubbers, 2009; Sniderman & Hagendoorn, 2007; Stephan & Stephan, 1993, 1996; Velasco Gonza´lez et al., 2008), bestaat er tot op heden nog weinig onderzoek naar waarin mensen zich precies bedreigd voelen als ze culturele dreiging waarnemen. Met andere woorden: is het zo dat sociale veranderingen, zoals toenemende culturele diversiteit, het collectieve gevoel van thuishoren, zelfvertrouwen en continuı¨teit verstoren? En welke van deze gevoelens bepaalt het sterkst of mensen culturele dreiging ervaren en hoe negatief ze zijn over deze sociale veranderingen? Voor toekomstig onderzoek op dit gebied is het relevant om meer inzicht te krijgen in welke collectieve behoeften en gevoelens er precies bedreigd worden in tijden van sociale verandering en welke rol dit speelt in het verklaren van negatieve houdingen van de autochtone Nederlandse bevolking ten aanzien van etnische en religieuze minderheden.
De zoektocht naar collectieve continuı¨ teit, historische ankers en strategisch gebruik De zoektocht naar collectieve continuı¨ teit in tijden van verandering wordt door historici ook wel omschreven als de compensatiethese: mensen cree¨ren historische ankers om zo de effecten van ingrijpende maatschappelijke veranderingen te minimaliseren (Lu¨bbe, 1977). Volgens Lowenthal (1985) roept het gevoel dat men afgesloten wordt van het verleden nostalgische verlangens op, waardoor men de neiging krijgt om het verleden te objectiveren. Door de toenemende pluriformiteit in opvattingen en levensstijlen in multiculturele samenlevingen ontstaat er een behoefte onder autochtone inwoners naar historische ankers die ze vertellen ‘wie wij zijn’ en daarmee wat ‘onze’ positie is ten aanzien van ‘de afwijkende ander’ (Liu & Hilton, 2005). Het streven van de Nederlandse overheid om historisch besef en kennis te vergroten en te behouden door middel van de Nederlandse canon is een voorbeeld van een historisch anker in de zoektocht naar collectieve continuı¨ teit; het biedt mensen houvast, omdat het de ‘eigen’ nationale identiteit ijkt en bevestigt (Grever, 2006). De historici Hobsbawm en Ranger (1984) beschrijven dit fenomeen ook wel als the invention of tradition: het opnieuw uitvinden en representeren van tradities om zo de continuı¨ teit van collectieve identiteit te waarborgen. De Nederlandse canon is echter een dominante representatie van de autochtone versie van traditie en geschiedenis, waarin geen elementen zijn opgenomen die de versie van allochtone inwoners vertegenwoordigen (Ribbens, 2004). Dergelijke representaties van nationale geschiedenis om de positie van de autochtone groep te versterken zijn door sociaalpsychologen ook wel omschreven als charters (Hilton, Erb, McDermott & Molian, 1996). Charters zijn sociale representaties van geschiedenis die een normatieve functie hebben; ze rechtvaardigen en legitimeren hoe dingen horen te zijn in het heden door te refereren naar hoe ze ooit tot stand gekomen zijn (Liu & La´zslo´, 2007). Wat historici (Grever et al., 2006; Hobsbawm & Ranger, 1984) en politici al langer weten, maar wat sociale wetenschappers pas meer recentelijk zijn gaan onderzoeken, is dat zulke charters selectief gebruikt kunnen worden als strate-
169
MIGRANTENSTUDIES, 2011, NR. 2
gisch vehikel om invulling te geven aan nationale identiteit en dat dit gevolgen heeft voor attituden ten aanzien van minderheidsgroepen in een multiculturele samenleving (Reicher, 2008; Sibley, Liu, Duckitt & Khan, 2008; Smeekes et al., 2011a). Een aantal recente sociaalpsychologische studies laat bijvoorbeeld zien dat representaties van nationale geschiedenis strategisch gerepresenteerd kunnen worden om uitsluiting of acceptatie van immigranten en etnische minderheden te verhogen (Sibley et al., 2008; Smeekes et al., 2011a). In het hedendaagse West-Europese debat over toenemende culturele diversiteit en nationale identiteit verwijzen politici vaak strategisch naar het nationale verleden om invulling te geven aan nationale identiteit en zo te legitimeren hoe we met deze diversiteit om moeten gaan in het heden. Dit zien we ook vaak terugkomen in de Nederlandse discussie over de multiculturele samenleving. Zo zei voormalig Minister President Balkenende in een Kamerdebat in 2007: ‘‘Nederland is van oorsprong een land van tolerantie en respect. Mensen verdienen daarom alle respect voor hun overtuigingen, geloof en identiteit.’’ Geert Wilders refereert in zijn toespraken vaak naar de oorspronkelijk ‘joodschristelijke Nederlandse cultuur’ die bedreigd zou worden door de verdergaande ‘islamisering’ van de Nederlandse samenleving. Zowel Wilders als Balkenende verwijzen naar de historische wortels en continuı¨ teit van de Nederlandse cultuur, maar de inhoud van hun representaties heeft hele andere implicaties voor hun visie en beleidsadviezen betreffende culturele en religieuze diversiteit. Waar Balkenende collectieve continuı¨ teit van de Nederlandse traditie van tolerantie gebruikt als argument voor acceptatie van andersdenkenden in het heden, posteert Wilders dat verdergaande ‘islamisering’ de continuı¨ teit van de joods-christelijke Nederlandse cultuur bedreigt. Verschillende internationale studies hebben aangetoond dat het succes van politieke leiders afhankelijk is van hun gave als entrepreneurs of identity (Reicher & Hopkins, 2001, Reicher, Haslam & Hopkins, 2006); zij proberen strategisch te definie¨ren wat de inhoud is van nationale identiteit en wie zich tot deze groep mag rekenen om zo mensen te mobiliseren voor hun beleid. Er bestaan in een maatschappij echter meerdere versies van ‘de’ nationale identiteit en politici concurreren en debatteren met elkaar om het publiek ervan te overtuigen welke versie van ‘de’ nationale identiteit de juiste is. Een nieuw onderzoeksonderwerp binnen dit veld is leaders as agents of continuity (e.g. Van Knippenberg et al., 2008; Reicher, 2008). Om te zorgen dat hun invulling van nationale identiteit geloofwaardig is maken politici veelvuldig strategisch gebruik van het concept van collectieve continuı¨ teit (Reicher, 2008); ze verwijzen herhaaldelijk naar het nationale verleden om te laten zien dat hun representatie van nationale identiteit heeft voortbestaan door de eeuwen heen en dus historisch verankerd is. Als entrepreneurs of identity zijn politici dus bij uitstek agents of continuity. In Nederland is er tot op heden nog weinig onderzoek gedaan naar het strategisch gebruik van historische invullingen van nationale identiteit en de mogelijke gevolgen die dit kan hebben voor attituden ten aanzien van de multiculturele samenleving. Een uitzondering is een zeer recent experimenteel onderzoek, onder autochtone Nederlandse jongeren, waarin Smeekes, Verkuyten en Poppe (2011a) laten zien dat jongeren die zich niet sterk identifi-
170
ANOUK SMEEKES: Nationale identiteit, nationale geschiedenis en de acceptatie van nieuwkomers in Nederland
ceren met Nederland negatiever worden over expressieve rechten voor moslims (e.g. dragen van een hoofddoek, bouwen van moskeee¨n) als ze daarvoor een feitelijke tekst hebben gelezen over de christelijke grondslagen van de Nederlandse identiteit (in vergelijking met een controleconditie). Dezelfde studie laat zien dat dergelijke manipulaties van historische invullingen van de Nederlandse identiteit geen verschil maken voor attituden ten aanzien van moslims voor jongeren die zich sterk identificeren met Nederland: zij zijn over het algemeen negatiever dan jongeren die zich niet sterk identificeren, behalve in de christelijke conditie. Deze resultaten vormen een eerste indicatie voor het zogenoemde ‘mobilisatie-effect’ (Sniderman, Hagendoorn & Prior, 2004) van historische representaties van nationale identiteit in Nederland; ook mensen die zich niet sterk verbonden voelen met de Nederlandse identiteit kunnen negatiever worden over moslims als er een historisch christelijke representatie van nationale identiteit naar de voorgrond treedt. Invullingen van nationale geschiedenis kunnen echter ook gebruikt worden om acceptatie van etnische en religieuze minderheidsgroepen in het heden te rechtvaardigen (e.g. Sibley et al., 2008). Zoals blijkt uit de bovenstaande quote van Balkenende bestaat er in Nederland ook een representatie van de nationale geschiedenis als een van religieuze openheid en tolerantie. Een recent onderzoek in Nederland heeft aangetoond dat hoe meer autochtone Nederlanders denken dat Nederland van oorsprong religieus tolerant is, hoe positiever ze zijn over expressieve rechten voor moslims (Smeekes et al., 2011b). De belangrijkste bevinding van ditzelfde onderzoek is dat dit positieve effect van het hebben van een historisch tolerante invulling van de Nederlandse identiteit (op houdingen ten aanzien van moslims) enkel opgaat voor autochtonen die zich sterk met Nederland identificeren. In lijn met de bevindingen van Smeekes et al. (2011a) laat dit onderzoek zien dat er geen inherente negatieve relatie bestaat tussen de mate van verbondenheid die autochtonen met Nederland voelen (i.e. nationale identificatie) en hun acceptatie van etnisch of religieuze minderheden, zoals moslims, maar dat deze relatie afhankelijk is van de historische inhoud die mensen gebruiken om hun nationale identiteit te definie¨ren. Zo zien we bijvoorbeeld ook dat sommige politici, zoals Wilders, de Nederlandse traditie van tolerantie juist gebruiken om uitsluiting van moslims te rechtvaardigen. Volgens Wilders moet de Nederlandse traditie van tolerantie en vrijheid beschermd worden tegen intolerante moslims die deze traditie ondermijnen (Staal & Stokmans, 2008). Naar de aanwezigheid en het gebruik van historische representaties van nationale identiteit en continuı¨ teit en de effecten hiervan op hoe mensen denken over culturele en religieuze diversiteit is tot op heden in Nederland nog weinig sociaalwetenschappelijk onderzoek verricht. Interessante vragen voor migratiewetenschappers zijn bijvoorbeeld: Welke historische representaties maken autochtone Nederlanders positiever of negatiever over minderheidsgroepen? En: Hoe maken Nederlandse politici strategisch gebruik van historische representaties en collectieve continuı¨teit om hun positie ten aanzien van de multiculturele samenleving te rechtvaardigen? Welke historische representaties kunnen mensen mobiliseren? Een andere relevante en verwante vraag voor migratiewetenschappers be-
171
MIGRANTENSTUDIES, 2011, NR. 2
treft de relatie tussen historische representaties en gevoelens van nationale verbondenheid en sociaal-culturele integratie onder etnische en religieuze minderheidsgroepen. In de Nederlandse zoektocht naar verankering van de nationale identiteit wordt kennis van de Nederlandse cultuur en geschiedenis vooral gebruikt om nieuwkomers te onderwijzen zodat zij beter kunnen integreren. Het is echter de vraag in hoeverre nieuwkomers zich kunnen identificeren met een versie van de Nederlandse geschiedenis die bovenal het verleden van autochtone inwoners benadrukt en waarin voorbij wordt gegaan aan de geschiedenis en herinneringen van nieuwkomers (Ribbens, 2004). Toekomstig empirisch onderzoek vanuit het minderheidsperspectief zou bijvoorbeeld kunnen kijken in hoeverre de Nederlandse canon deze groepen helpt om zich met Nederland verbonden te voelen en te integreren? Of naar welke historische representaties van nationale identiteit allochtonen een gevoel van verbondenheid met Nederland geven.
Conclusie en discussie In deze bijdrage aan een waardig afscheid voor Migrantenstudies heb ik uiteengezet waarom de ‘temporele’ dimensie van nationale identiteit relevant is voor toekomstig sociaalwetenschappelijk migratieonderzoek in Nederland. In het nog steeds actuele Nederlandse debat over nationale identiteit en de multiculturele samenleving zien we een toenemende nadruk op historische ‘wortels’, continuı¨ teit en overdracht van nationale waarden (Grever & Ribbens, 2007), met als doel nationaal besef, nationale cohesie en integratie te bevorderen. Toch heeft zowel Nederlands als internationaal sociaalwetenschappelijk onderzoek tot voor kort nog nauwelijks gekeken naar hoe nationale meerderheidsgroepen zich positioneren ten aanzien van het verleden, welke gevoelens dit oproept en de mogelijke gevolgen die dit kan hebben voor hoe zij kijken naar sociale veranderingen, zoals culturele diversiteit, in het heden. Ook is tot op heden in sociaalwetenschappelijk onderzoek onderbelicht gebleven welke representaties van de Nederlandse identiteit en geschiedenis er zijn, hoe zij strategisch gebruikt kunnen worden door politici en in welke mate dit beı¨ nvloedt hoe autochtone en allochtone Nederlanders naar de multiculturele samenleving kijken. Om de relatie tussen de ‘temporele’ dimensie van nationale identiteit en hedendaagse houdingen ten aanzien van de multiculturele samenleving inzichtelijker te maken zou het voor toekomstig migratieonderzoek op dit gebied wenselijk zijn een interdisciplinaire aanpak toe te passen, waarin sociaalwetenschappelijke en historische theoriee¨n en bevindingen gecombineerd worden. Daarnaast is er in Nederland behoefte aan een grootschalige en representatieve datacollectie over deze dimensie van nationale identiteit, gezien er tot op heden in de Nederlandse context over dit onderwerp enkel data verzameld is onder jongeren en studenten (e.g., Smeekes et al., 2011a, 2011b, Smeekes & Verkuyten, 2011a, 2011b; Grever & Ribbens, 2007). Gegeven de actualiteit en relevantie van dit onderwerp in de hedendaagse
172
ANOUK SMEEKES: Nationale identiteit, nationale geschiedenis en de acceptatie van nieuwkomers in Nederland
Nederlandse context is het jammer dat Migrantenstudies niet langer een platform kan bieden voor toekomstige studies op dit gebied.
Noten *
Anouk Smeekes is als promovenda verbonden aan ERCOMER aan de Universiteit Utrecht. Correspondentie:
[email protected]
Literatuur Anderson, B. (1983). Imagined communities. London: Verso. Bhabha, H. (Ed.) (1990). Nation and narration. London: Routledge. Grever, M. (2004). Visualisering en collectieve herinneringen: ‘Volendams meisje’ als icoon van de nationale identiteit. Tijdschrift voor geschiedenis, 117(2), 207-229. Grever, M. (2006). Nationale identiteit en historisch besef: De risico’s van een canon in de postmoderne samenleving. In M. Grever, E. Jonker, K. Ribbens, & S. Stuurman (Red.), Controverses rond de canon (pp. 29-58). Assen: Koninklijke Van Gorcum. Grever, M., Jonker, E., Ribbens, K., & Stuurman, S. (2006) Controverses rond de canon. Assen: Koninklijke Van Gorcum. Grever, M., & Ribbens, K. (2007). Nationale identiteit en meervoudig verleden. Verkennende studies in opdracht van de WRR, Amsterdam: Amsterdam University Press. Hilton, D.J., Erb, H.P., McDermott, M., & Molian, D.J. (1996). Social representations of history and attitudes to European unification in Britain, France and Germany. In G. Breakwell & E. Lyons (Eds.), Changing European identities: Social psychological analyses of social change (pp. 275-295). Oxford: Butterworth-Heinemann. Hobsbawm, E., & Ranger, T. (1983). The invention of tradition. Cambridge: Cambridge University Press. Iyer, A., Jetten, J., & Tsivrikos, D. (2008). Torn between identities: Predictors of adjustment to identity. In F. Sani (Ed.), Self continuity: Individual and collective perspectives (pp. 187-198). Hove: Psychology Press. Jaspers, E., Van Londen, M., & Lubbers, M. (2009). Een longitudinale studie naar veranderende etnocentrische reacties in Nederland. Migrantenstudies, 18(2), 106-127. Jetten, J., & Hutchison, P. (2011). When groups have a lot to lose: Historical continuity enhances resistance to a merger. European Journal of Social Psychology, 44(3), 335-343. Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (2011). De Nederlandse wetenschapsagenda. Amsterdam: Amsterdam University Press. Landau, M., Greenberg, J., & Solomon, S. (2008). The never-ending story: A terror management perspective on the psychological function of self-continuity. In F. Sani (Ed.), Self continuity: Individual and collective perspectives (pp. 87-100). Hove: Psychology Press. Liu, J.H., & Hilton, D.J. (2005). How the past weighs on the present: Social representations of history and their role in identity politics. British Journal of Social Psychology, 44(4), 537-556. Liu, J.H., & La´szlo´, J. (2007). A narrative theory of history and identity: Social identity, social representations, society and the individual. In G. Moloney, & I. Walker (Eds.) Social representations and identity: Content, process and power (pp. 85-107). London: Palgrave MacMillan. Lorenz, C. (1987). De constructie van het verleden. Een inleiding in de theorie van de geschiedenis. Amsterdam: Boom. Lowenthal, D. (1985). The past is a foreign country. Cambridge: Cambridge University Press. Lu¨bbe, H. (1977). Geschichtsbegriff und Geschichtsinteresse. Analytik und Pragmatik der Historie. Basel/Stuttgart: Schwabe. Meeus, J., Duriez, B., Vanbeselaere, N., & Boen, F. (2010). The role of national identity representation in the relation between in-group identification and out-group derogation: Ethnic versus civic representation. British Journal of Social Psychology, 49(2), 305-320.
173
MIGRANTENSTUDIES, 2011, NR. 2
Pehrson, S., Brown, R., & Zagefka, H. (2009). When does national identification lead to the rejection of immigrants? Cross-sectional and longitudinal evidence for the role of essentialist ingroup definitions. British Journal of Social Psychology, 48(1), 61-76. Reicher, S. (2008). Making a past fit for the future: The political and ontological dimensions of historical continuity. In F. Sani (Ed.), Self continuity: Individual and collective perspectives (pp. 145-158). Hove: Psychology Press. Reicher, S., Haslam, A., & Hopkins, N. (2006). Social identity and the dynamics of leadership: Leaders and followers as collaborative agents in the transformation of social reality. The Leadership Quarterly, 16(4), pp. 547-568. Reicher, S., & Hopkins, N. (2001). Self and nation. London: Sage. Ribbens, K. (2004) De vaderlandse canon voorbij? Een multiculturele historische cultuur in wording. Tijdschrift voor geschiedenis, 117(4), 500-521. Sani, F. (Ed.) (2008). Self continuity: Individual and collective perspectives. New York: Psychology Press. Sani, F., Bowe, M., & Herrera, M. (2008). Perceived collective continuity: Seeing groups as temporally enduring entities. In F. Sani (Ed.), Self continuity: Individual and collective perspectives (pp. 159-172). Hove: Psychology Press. Scheffer, P. (2000). Het multiculturele drama. In NRC Handelsblad, 29 januari 2000, p. 6. Sibley, C.G., Liu, J.H., Duckitt, J., & Khan, S.S. (2008). Social representations of history and the legitimation of social inequality: The form and function of historical negation. European Journal of Social Psychology, 38(3), 542-565. Sindic, D. (2008). National identities: Are they declining? Futurelab: UK Department for Children, Schools and Families’ Beyond Current Horizons Project. Available at: http:// www.beyondcurrenthorizons.org.uk/national-identities-are-they-declining/ [Retrieved on 10 August 2011]. Sindic, D. (2011). Psychological citizenship and national identity. Journal of Community and Applied Psychology, 21(3), 202-214. Smeekes, A., & Verkuyten, M. (2011a). Perceived collective continuity and attitudes towards social change (Working paper ERCOMER). Smeekes, A., & Verkuyten, M. (2011b). Determinants and consequences of collective continuity (Working paper ERCOMER). Smeekes, A., Verkuyten, M., & Poppe, E. (2011a). Mobilising opposition towards Muslim immigrants: National identification and the representation of national history, British Journal of Social Psychology, 50(2), 265-285. Smeekes, A., Verkuyten, M., & Poppe, E. (2011b). How the past affects the present: Historical tolerance and the acceptance of Muslim expressive rights. Manuscript under revision. Sniderman, P.M., & Hagendoorn, L. (2007). When ways of life collide: Multiculturalism and its discontents in the Netherlands. Princeton, NJ: Princeton University Press. Sniderman, P.M., & Hagendoorn, L., & Prior, M. (2004). Predisposing factors and situational triggers: exclusionary reactions to immigrant minorities. American Political Science Review, 98(1), 35-49. Spijkerboer, T. (2007). Zeker weten. Inburgering en de fundamenten van het Nederlandse politieke bestel. Den Haag: Sdu. Staal, H., & Stokmans, D. (2008). We staan pas aan het begin van ons avontuur: Geert Wilders en zijn PVV na Fitna. In NRC Handelsblad, 24 mei 2008, p. 6. Stephan, W.G., & Stephan, C.W. (1993). Cognition and affect in stereotyping: Parallel interactive networks. In D.M. Mackie & D.L. Hamilton (Eds.), Affect, cognition, and stereotyping: Interactive processes in group perception (pp. 111-136). Orlando: Academic Press. Stephan, W.G., & Stephan, C.W. (1996). Predicting prejudice. International Journal of Intercultural Relations, 20(3-4), 409-426. Van Knippenberg, D., Van Knippenberg, B., & Bobbio, A. (2008). Leaders as agents of continuity: Self continuity and resistance to collective change. In F. Sani (Red.), Self continuity: Individual and collective perspectives (pp. 175-186). Hove: Psychology Press. Velasco Gonza´lez, K.V., Verkuyten, M., Weesie, J., & Poppe, E. (2008). Prejudice towards Muslims in the Netherlands: Testing integrated threat theory. British Journal of Social Psychology, 47(4), 667-685.
174
ANOUK SMEEKES: Nationale identiteit, nationale geschiedenis en de acceptatie van nieuwkomers in Nederland
Verkuyten, M. (2009). Support for multiculturalism and minority rights: The role of national identification and out-group threat. Social Justice Research, 22(1), 31-52. Vignoles, V.L., & Moncaster, N.J. (2007). Identity motives and in-group favouritism: A new approach to individual differences in intergroup discrimination. British Journal of Social Psychology, 46(1), 91-113. Vignoles, V.L., Regalia, C., Manzi, C., Golledge, J., & Scabini, E. (2006). Beyond self-esteem: Influence of multiple motives on identity construction. Journal of Personality and Social Psychology, 90(2), 308-333. Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (2007). Identificatie met Nederland. Amsterdam: Amsterdam University Press. Wilterdink, N., & Zwaan, T. (1991). Nationalisme, natievorming en modernisering. Een slotbeschouwing. In T. Zwaan, N. Wilterdink, H. Kleijer & C. Ruson (red.), Het Europees labyrint. Nationalisme en natievorming in Europa (pp. 253-271). Amsterdam: Boom.
175