Nationaal Programma Tabaksontmoediging
Actieplan 2006
Voortgangsrapportage
December 2007
Inhoudsopgave pagina 3
Inleiding Actieplan 2006 1. Basisfinanciering STIVORO 1.1 Actie 1.2 Voortgang 2. ZonMW Leefstijlcampagnes 2.1 actie 2.2 voortgang 2.2.1 stoppen met roken 2.2.2 meeroken 2.2.3 jeugd 3. Bijdrage Nederlandse Hartstichting 3.1 Actie 3.2 Voortgang 4. Bijdrage KWF Kankerbestrijding 4.1 Actie 4.2 Voortgang 5. Bijdrage Astma Fonds 9 5.1 Actie 5.2 Voortgang 6. Partnership Stop met Roken 6.1 Actie 6.2 Voortgang 7. Bijdrage VWS 7.1 Actie 7.2 Voortgang 8. Kleurenfoto’s op tabaksverpakkingen 12 8.1 Actie 8.2 Voortgang 9. Leeftijdsgrens voor de verkoop van tabaksproducten 12 9.1 Actie 9.2 Voortgang 10. Mobiele en ambulante verkoop tabaksproducten 10.1 Actie 10.2 Voortgang 11. Framework Convention on Tobacco Control (FCTC) 11.1 Actie 11.2 Voortgang 12. Draagvlak tabaksontmoedigingsbeleid 13 12.1 Actie 12.2 Voortgang
2
4 4 4 4 4 4 4 4 6 7 8 8 8 8 8 9
9 9 10 10 10 11 11 11
12 12
12 12 13 13 13 13 13 13
13 13
Inleiding De directeuren van het Astma Fonds, de Nederlandse Hartstichting, KWF Kankerbestrijding en toenmalig minister Hoogervorst hebben op 15 juni 2005 de Intentieverklaring Tabaksontmoediging ondertekend. De betrokken partijen stellen daarin vast dat samenwerking op het gebied van tabaksontmoediging van eminent belang is voor het terugdringen van de gezondheidsschade door tabaksgebruik. De gezondheidsfondsen en VWS willen in gezamenlijkheid komen tot een continuering en intensivering van het tabaksontmoedigingsbeleid in financiële en materiële zin. STIVORO is betrokken bij de uitwerking ervan. Op basis van de Intentieverklaring is het Nationaal Programma Tabaksontmoediging (NPT) 2006– 2010 tot stand gekomen. Dit Nationaal Programma is op 9 maart 2006 aan de Tweede Kamer aangeboden (TK 22894, nr 78). Het Nationaal Programma beschrijft de gevolgen van het tabaksgebruik en effectieve maatregelen om het tabaksgebruik verder te laten dalen. Het document bevat een centrale doelstelling, namelijk het streven om het percentage rokers in Nederland te laten dalen van 28% in 2005 tot 20% in 2010. Prevalentiecijfers over het percentage rokers in Nederland van 15 jaar en ouder laten zien dat dit percentage sinds 2004 niet is gedaald maar is blijven steken op 28%. Op basis van het NPT wordt jaarlijks een Actieplan gemaakt. Dat Actieplan bevat de concrete activiteiten die de partijen in de genoemde periode zullen uitvoeren. Het Actieplan 2006 is tegelijk met het NPT aan de Tweede Kamer gezonden. Toenmalig minister Hoogervorst heeft bij brief van 8 november 2006 toegezegd de Kamer te informeren over de voortgang van de actieplannen middels jaarlijkse voortgangsrapportages (TK 29894 en 27565, nr 14). In deze voortgangsrapportage wordt per actie uit het Actieplan 2006 de voort gang weergegeven.
3
Actieplan 2006
1. Basisfinanciering STIVORO 1.1 actie KWF Kankerbestrijding, de Nederlandse Hartstichting, het Astma Fonds en het ministerie van VWS continueren de basisfinanciering van STIVORO voor een rookvrije toekomst. In totaal gaat het om € 1.827.000,--, gelijkelijk verdeeld over de vier organisaties (€ 456.750,-- per organisatie). Hiermee worden de organisatiekosten gefinancierd. In aanvulling hierop betaalt het ministerie van VWS in 2006 € 545.750,-- aan STIVORO voor onder meer het Informatiepunt ‘Roken en de Wet’ en de 0900infolijnen (coördinatie alcohol, drugs en tabak). Via het Informatiepunt worden vragen van burgers, bedrijven en betrokken organisaties over bijvoorbeeld een goed rookbeleid, de Tabakswet en onderliggende regelgeving afgehandeld. Het informatienummer (0900-9390) informeert mensen over onder meer de gezondheidseffecten van roken en meeroken, de voordelen van stoppen met roken en hulp daarbij. 1.2 voortgang De basisfinanciering heeft conform bovengenoemd actiepunt door betrokken partijen plaatsgevonden.
2. ZonMW leefstijlcampagnes 2.1 actie Het ministerie van VWS draagt via ZonMW bij aan de financiering van leefstijlcampagnes op het gebied van tabaksontmoediging. Voor 2006 gaat het om een bedrag van € 2.700.000,--. Hiermee voert STIVORO (voorlichtings)activiteiten uit op het gebied van meeroken, stoppen met roken en jeugdroken. Voor wat betreft meeroken worden activiteiten uitgevoerd gericht op het terugdringen van meeroken door kinderen en het adviseren en ondersteunen van organisaties bij het invoeren en handhaven van rookbeleid. Ten aanzien van stoppen met roken zal er naast het aanbod van ondersteuning en het faciliteren van intermediairs in de zorg, een campagne worden gevoerd waarin speciale aandacht is voor de lage welstandsgroepen die bovengemiddeld roken. Bij jeugd gaat het om activiteiten gericht op een rookvrije omgeving en op het versterken van kennis, vaardigheden en intenties om niet te beginnen met roken. Voorbeelden hierbij zijn onder meer de projecten ‘de Rookvrije School’ en ‘Actie Tegengif’. 2.2 voortgang 2.2.1 stoppen met roken Campagne De stoppen-met-roken activiteiten bij de volwassen Nederlandse bevolking (15 jaar en ouder) in de periode 2005-2006 hebben in het teken gestaan van het continueren van lopende voorlichtingstrajecten, het ontwikkelen van nieuwe interventies en het voeren van campagnes met een beperkte intensiteit. De campagneactiviteiten hadden twee doelen: de intentie om te stoppen bij ongemotiveerde rokers uit de lagere welstandsgroepen te vergroten en het gebruik van ondersteuning te bevorderen. Om deze doelen te realiseren is de campagne in twee fasen gevoerd. De eerste fase bestond uit het oproepen van rokers om een gedragsexperiment te doen en 24 uur niet te roken. De deelnemers werden opgeroepen zich te registreren via internet en hun ervaringen in te vullen op een vragenlijst op internet. De deelnemer ontving vervolgens feedback op maat. Uit de pilot in 2005 bleek dat de intentie om te stoppen was toegenomen bij de doelgroep. In de tweede fase van de campagne werden de deelnemers uit de eerste fase opnieuw benaderd, nu met informatie over de beschikbare stopondersteuning. Daarnaast kende dit deel van de campagne een bredere doelgroep van rokers met intentie om te stoppen. Centraal in de tweede fase van de campagne stond de digitale hulpmiddelenwijzer die de roker adviseert bij een keus voor stopondersteuning. Mede om deze reden is de tweede fase van campagne vooral via internet gevoerd. In beide fasen van de campagne is zowel in de ontwikkeling, bij het onderzoek en in de uitvoering samengewerkt met GGD’en.
4
In 2006 is de interventie ‘24-uur niet -roken-dag’ ontwikkeld en effectief gebleken. Daarmee vormt deze interventie een belangrijke aanwinst richting rokers uit lagere welstandsgroepen (zonder of met een geringe stopintentie). Deze actie met de naam ‘Rokers verdienen ’n beloning’ verhoogt de stopintentie significant. De landelijke uitrol van de actie leidde tot een geholpen bekendheid van 44% bij de doelgroep. Hiervan heeft 8% deelgenomen aan de actie, hetgeen betekent: geprobeerd 24 uur niet te roken. Van de mensen die hebben deelgenomen heeft 20% (17.729 mensen) zich geregistreerd. De bereiksdoelstellingen richting de doelgroep zijn daarmee ruim gehaald. Kortdurend advies en H-MIS In 2004 is in overleg met het NHG besloten de Minimale Interventie Strategie Stoppen-met-roken (HMIS) vooraf te laten gaan door een kortdurend stopadvies. Onderdeel van het kortdurend advies is de verwijzing naar stopondersteuning binnen of buiten de praktijk. Binnen de praktijk kan verwezen worden naar de H-MIS, uitgevoerd door de huisarts zelf of door de praktijkondersteuner. Via mailings, nieuwsbrieven, congressen, symposia is het kortdurend advies met de verwijsmogelijkheden onder de aandacht van de huisartspraktijk gebracht. Hierin was, naast de inhoud van de interventies, aandacht voor de effecten en voor de behoefte van patiënten. De doelstelling voor de huisartsenpraktijk was het bijdragen aan de toename van het geven van een kortdurend stopadvies door de huisarts. Op twee manieren is gemeten in welke mate rokende patiënten van hun huisarts een stopadvies ontvangen: via de huisarts en via de rokende patiënt. Via het continu onderzoek rookgewoonten (TNS-NIPO, 2006) is nagegaan hoeveel rokers in het afgelopen jaar bij een huisarts zijn geweest en een stopadvies hebben ontvangen. Dit percentage is licht gestegen ten opzichte van 2004. Een verklaring voor deze beperkte toename is dat een aantal randvoorwaarden zoals een vergoeding voor stopondersteuning en de implementatie van Richtlijn Behandeling Tabaksverslaving van het CBO in de huisartspraktijk, nog niet zijn vervult. Uit onderzoek onder huisartsen bleek dat 68% van de ondervraagde huisartsen de door STIVORO voorgestelde 3 (of meer) stopadviezen per week gaf. Met een gemiddelde van 5,2 stopadviezen per week. Hiermee geven de huisartsen aan tweemaal zoveel stopadviezen te geven dan patiënten aangeven te hebben ontvangen. Ondersteuning bij stoppen Naast het bevorderen van de advisering en begeleiding in de huisartsenpraktijk, heeft STIVORO met diverse partners, waarvan de meeste lid zijn van het Partnership Stop met roken, gewerkt aan de beschikbaarheid van een gevarieerd en kwalitatief hoogwaardig aanbod van gedragsmatige stopondersteuning. STIVORO heeft rokers direct ondersteuning geleverd en intermediairs gefaciliteerd in het geven van begeleiding bij het stoppen. Dit bestond uit het aanbod van trainingen, voorlichtingsmaterialen, een consultatiemogelijkheid, en het ‘Kenniscentrum Implementatie Richtlijn Behandeling van Tabaksverslaving’. Er zijn twee nieuwe interventies ontwikkeld: een interactieve zelfhulpsite, die op effectiviteit wordt onderzocht en Persoonlijke Coaching, een intensieve begeleidingsvorm die in de afgelopen periode is ontwikkeld, onderzocht en aangeboden aan intermediairs. Belangrijke resultaten bij het aanbod van stopondersteuning bestaan uit implementatieactiviteiten rondom de Richtlijn Behandeling Tabaksverslaving die door diverse beroepsverenigingen zijn opgepakt. Daarnaast zijn veel zorgverleners getraind in het uitvoeren van de interventies. Een aantal trainingen is inmiddels geaccrediteerd. Met Persoonlijke Coaching is een nieuwe intensieve interventie beschikbaar gekomen. Uit het effectonderzoek naar de interactieve zelfhulpsite moet in 2007 blijken of deze aan rokers kan worden aangeboden. Speciale doelgroepen In de activiteiten is er speciale aandacht voor laagwelstandigen en migrantengroepen. Voor de meeste activiteiten van STIVORO ligt het accent op de laagopgeleiden. Daarnaast wordt waar mogelijk rekening gehouden met verschillende migrantengroepen. Een van de beleidslijnen is om zo veel mogelijk informatie beschikbaar te hebben in eenvoudig Nederlands. Verder zijn er voor deze aandachtsgroepen speciale interventies ontwikkeld: 24-uur niet roken dag voor laagwelstandigen en een reeks informatiebijeenkomsten via Steunpunten VETC voor migrantengroepen. Aanvullend is succesvol gewerkt aan het betrekken van migrantenorganisaties bij voorlichting over roken. Regiobenadering In het deelproject regiobenadering is gewerkt aan het bevorderen van regionale activiteiten op het terrein van Tabakspreventie met gebruikmaking van effectieve interventies. Dit doet STIVORO door de regio in tweeërlei opzicht te faciliteren: bij lokale beleidsvorming om daarin het speerpunt roken op te nemen en bij de uitvoering van lokale activiteiten. Voor lokale prioritering heeft STIVORO de
5
Richtlijn Tabakspreventie in het lokaal gezondheidsbeleid ontwikkeld. Deze is in 2006 verspreid onder GGD’en, gemeentelijke beleidsambtenaren en wethouders met volksgezondheid in hun portefeuille. Verder is gewerkt aan draagvlak voor de richtlijn bij landelijke partners. STIVORO streeft ernaar dat in minimaal 50% van de lokale nota’s gezondheidsbeleid Tabakspreventie is genoemd als beleidsdoel. In de eerste ronde was dit slechts 10%. Of deze doelstelling wordt gerealiseerd zal blijken als de tweede ronde van het maken van lokale gezondheidsplannen, die in 2007 plaatsvindt, is afgerond. Er zijn inmiddels veel resultaten bereikt die voorwaardelijk zijn voor het realiseren van deze doelstelling. Draagvlak bij landelijke partijen zoals het ministerie van VWS en de IGZ en een grote regionale/lokale bekendheid van en belangstelling voor de richtlijn. VWS heeft de systematiek overgenomen en gevraagd om met advies van STIVORO eenzelfde product te maken voor overgewicht en depressiviteit. IGZ gebruikt de richtlijn als veldnorm bij hun controleactiviteiten. 2.2.2 Meeroken Meeroken is schadelijk voor de gezondheid. Daarom is de Tabakswet ingevoerd en mag er in een groot deel van de openbare ruimte niet meer worden gerookt. Zo heeft (bijna) iedereen bijvoorbeeld recht op een rookvrije werkplek, rookvrij personenvervoer en zijn openbare gebouwen zoals scholen en ziekenhuizen rookvrij. Voor de thuissituatie geldt geen regelgeving. Het meeroken moet daar met voorlichting worden teruggedrongen. Het meerokenproject bestaat uit twee deelprojecten: terugdringen van het meeroken op de werkplek en terugdringen van het meeroken door jonge kinderen in de thuissituatie. Voorkomen van meeroken op de werkplek Sinds 1 januari 2004 hebben alle werknemers, met uitzondering van werknemers in de horeca, recht op een rookvrije werkplek. Eind 2005 is er een campagne gevoerd om de norm ‘niet-roken bij anderen/ binnen niet roken’ te versterken. Daarmee is een nieuwe impuls gegeven aan het voorkomen van meeroken op de werkplek. Daarnaast heeft STIVORO samengewerkt met de Voedsel en Waren Autoriteit om met het combineren van controles en voorlichting de naleving van de wettelijke rookvrije werkplek te bevorderen. De naleving van de wettelijke rookvrije werklek door werkgevers is toegenomen van 70% in 2004 tot rond de 80% in 2006. Bij deze metingen is de horeca buiten beschouwing gelaten. Voorkomen van meeroken door kleine kinderen: De hoofddoelstelling van dit tweede deeltraject is het verminderen van de blootstelling jonge kinderen aan tabaksrook in de thuissituatie. “Roken? Niet Waar de Kleine Bij Is" is een project dat tot doel heeft de blootstelling aan tabaksrook door kinderen tussen de 0 en 4 jaar terug te dringen. Om dit te realiseren worden de volgende twee strategieën gecombineerd ingezet: Ouders worden door kraamverzorgenden, jeugdverpleegkundigen en jeugdartsen geïnformeerd over de schadelijke effecten van meeroken en worden gestimuleerd het meeroken door kinderen (in hun thuissituatie) te voorkomen. Daarnaast worden ouders en de sociale omgeving massamediaal benaderd met de boodschap dat roken bij kleine kinderen niet sociaal is. Kinderen va n laag opgeleide ouders of van rokende ouders worden vaker blootgesteld aan tabaksrook. In de campagne ligt daarom het accent op dit deel van de doelgroep. In de totale leeftijdsgroep van kinderen van 0 tot 4 jaar is de blootstelling gedaald van 27% in 2004 naar 24% in 2005 en 16,4 % in 2006. De daling is ook goed waarneembaar bij de oudere kinderen. Wat echter opvalt is dat onder 0-1 jarigen in 2006 een stijging te zien is van 3,7% naar 17%. Deze stijging past niet in de meerjarige neergaande trend van blootstelling van 0-1 jarigen en ook niet in de trend dat ouders minder roken in het bijzijn van hun kind naarmate het kind jonger is. Het is op dit moment niet te zeggen of er sprake is van een trendbreuk of van een toevallige fluctuatie in de gegevens. Het is mogelijk dat het lagere bereik van de doelgroep via intermediairs (zie hieronder) de oorzaak is van deze stijging onder ouders van 0-1 jarigen. De cijfers van 2007 zullen meer duidelijkheid moeten verschaffen. Het percentage ouders dat in 2005 en 2006 is voorgelicht over meeroken was in 2005 55% en in 2006 52,7%. Dit is iets lager dan de doelstellingen. Het percentage ouders dat in 2005 en 2006 is voorgelicht over meeroken door een JGZ medewerker is sterk achtergebleven bij de verwachtingen. Mogelijke verklaringen hiervoor zijn dat de JGZ veel tijd heeft moeten investeren in de fusie tussen
6
Thuiszorg en GGD en dat de preventie van meeroken op lokaal niveau te weinig prioriteit heeft waardoor in de protocollering van taken voor het meeroken-voorlichtingprogramma te weinig ruimte is gereserveerd. Dit wordt bevestigd in onderzoek waaruit gebleken is dat de oorzaken voor het lage animo (voor deelname aan de training) grotendeels gelegen zijn in beperkingen op beleidsniveau (NIDAP, 2005). Een belangrijk resultaat is dat de inspanningen om het programma opgenomen te krijgen in het uniforme deel van het basistakenpakket JGZ tot resultaat hebben geleid. Daarmee zou het probleem van te weinig tijd voor de uitvoering van het programma goeddeels moeten zijn opgelost. Het aantal rokende ouders dat in de thuisomgeving van 0-4 jarigen niet rookt, is in 2005 79% en in 2006 76,8%. Dit is hoger dan de geformuleerde doelstellingen. 2.2.3 Jeugd De doelstelling van de campagne 2005 – 2006 voor het terugdringen van roken bij jeugd is bijdragen aan het verlagen van het percentage rokende jongeren. Om dit te realiseren worden met verschillende interventies de belangrijkste determinanten van beginnen met roken beïnvloed. Hiertoe werden interventies uitgevoerd om enerzijds omgevingsdeterminanten en anderzijds persoonlijke determinanten van beginnen met roken te beïnvloeden. Omgevingsfactoren Interventies die zich op de omgevingsdeterminanten richtten vonden plaats binnen de domeinen onderwijs en vrije tijd. Een rookvrije onderwijsomgeving is een belangrijke voorwaarde voor het voorkomen dat jongeren beginnen met roken. De activiteiten werden uitgezet via drie kanalen: via de GGD, direct via de school, via structurele benadering in het kader van het project ´de Gezonde School´. In de campagneperiode is het percentage scholen dat aan de Tabakswet voldoet toegenomen: in het basisonderwijs voldoet 76% van de scholen aan de Tabakswet en in het voortgezet onderwijs is dit 88%. Het schoolplein valt niet onder de Tabakswet, maar is wel belangrijk bij de preventie van roken. Het aantal rookvrije schoolpleinen is toegenomen. Er werden ook knelpunten gesignaleerd: met name het aangeven van de rookverboden door middel van verbodsborden en belemmeringen die scholen ervaren voor het rookverbod op schoolpleinen. Binnen het domein vrije tijd bleek dat sportinstellingen nog onvoldoende rookbeleid hebben ingevoerd (zelfreguleringtraject). Het gaat dan vooral om afspraken over niet roken in de kantines en op tijden dat de jeugd aanwezig is. Persoonlijke factoren Interventies gericht op de persoonlijke determinanten bestonden uit lesprogramma´s voor het basisonderwijs en voortgezet onderwijs (de Leerlijn voor roken) een het programma Actie Tegengif voor het voortgezet onderwijs. Op basis van de leerlijn voor roken die STIVORO heeft ontwikkeld, waren ook in 2005 en 2006 lesprogramma’s beschikbaar voor de groepen zeven en acht van het basisonderwijs en de eerste en tweede klas van het voortgezet onderwijs. Tussen de 70 en 90 % van de scholen geeft lessen over roken in de groepen 7 en 8 van het Basisonderwijs en in klas 1 en 2 van het Voortgezet Onderwijs. Tot slot is samen met het Trimbos-instituut een ontwikkeling ingezet om de lesprogramma´s voor roken voor het voortgezet onderwijs te integreren en gezamenlijk aan de scholen aan te gaan bieden. STIVORO is verantwoordelijk voor de landelijke coördinatie van Actie Tegengif. STIVORO heeft ook in 2005 en 2006 de regionale organisaties (GGD/IVV) gemotiveerd en in staat gesteld om Actie Tegengif in de regio’s uit te voeren. De doelstelling was dat in het schooljaar 2005 en 2006 5% meer klassen actief deelnamen aan Actie Tegengif t.o.v. het schooljaar 2004/2005 (toen deden 2.661 klassen mee). Uiteindelijk hebben in 2005/2006 2.408 klassen deelgenomen. 'Actie FF niet' is een deelproject dat samen met jongeren van 14 jaar en ouder en de GGD door STIVORO en TNO Kwaliteit van leven wordt ontwikkeld en onderzocht.
3. Bijdrage Nederlandse Hartstichting 3.1 actie
7
De Nederlandse Hartstichting stelt voor 2006 een extra bedrag van € 100.000,- beschikbaar voor de uitvoering van het actieplan 2006. Dit bedrag zal vooral worden besteed aan het stimuleren van stoppen met roken onder risicogroepen, patiënten met hart- en vaatziekten en de intermediairs die met deze doelgroepen werken. Verder draagt de Hartstichting in financiële en materiële zin bij aan ‘Wereld Niet Roken Dag 2006’. 3.2 voortgang De Nederlandse Hartstichting (NHS) heeft in 2006 bijgedragen aan de organisatie en financiering van activiteiten in het kader van Wereld Niet Roken Dag. Deze dag heeft het comité Wereld Niet Roken Dag een debat georganiseerd dat in het teken stond van lokale activiteiten op het gebied van tabaksontmoediging. De NHS heeft bijgedragen aan de kosten van een kaartenactie van Clean Air Nederland ten behoeve van een rookvrije horeca in het kader van het eerste burgerinitiatief. Ook heeft de Nederlandse Hartstichting samen met KWF Kankerbestrijding, het Astma Fonds en STIVORO een paginagrote advertentie geplaatst om Clean Air Nederland (CAN) te feliciteren met het welslagen van deze actie. De CAN is erin geslaagd om in korte tijd zo’n 65.000 handtekeningen te verzamelen van mensen die voorstander zijn van een rookvrije horeca. Voor het burgerinitiatief waren er 40.000 nodig. Voorts is de Nederlandse Hartstichting nauw betrokken bij de oprichting van het Platform Vitale Vaten. Een van de doelstellingen van dit platform is de ontwikkeling van een Zorgstandaard waarin Stoppen met roken begeleiding een prominente plek zal hebben.
4. Bijdrage KWF Kankerbestrijding 4.1 actie KWF Kankerbestrijding stelt een extra bedrag van € 425.000, - beschikbaar ten behoeve van het tabaksontmoedigingsbeleid. Van dit geld worden in 2006 de KWF-campagnes ‘Quit & Win’ en ‘Rookvrij zwanger’ gecontinueerd, die gericht zijn op stoppen met roken. Daarnaast zal onderzoek worden uitgevoerd naar de wensen en mogelijkheid ten aanzien van stoppen-met-rokeninterventies bij kankerpatiënten door zorgprofessionals in de oncologie. Verder draagt KWF Kankerbestrijding in financiële en materiële zin bij aan ‘Wereld Niet Roken Dag 2006’ en participeren we in het Partnership ‘Stop met Roken’.
4.2 voortgang ‘Quit en win’ In het voorjaar is de stoppen-met-rokenwedstrijd ‘Quit & Win’ uitgevoerd. Bij deze wedstrijd melden rokers zich aan op een website om vervolgens op 1 mei te stoppen met roken en dit minimaal één maand vol te houden teneinde kans te maken op een geldprijs. In de maand april hebben bijna 5.800 rokers zich aangemeld en geregistreerd voor deelname aan Quit & Win. De stoppers werd aangeraden om een buddy te zoeken die hen kon helpen de stoppoging voor te bereiden en vol te houden. De deelnemers kregen twintig e-mailtjes (3 voor de stoppoging en 17 daarna) om de stoppoging goed voor te bereiden én vol te houden. De buddy kreeg ook e-mailtjes met gelijksoortige informatie en de oproep deze informatie met zijn stopper te bespreken en hem daarbij te steunen. Uit onderzoek dat samen met de Universiteit Maastricht is uitgezet bleek dat 89,9% van de respondenten (43,3%) daadwerkelijk een stoppoging heeft ondernomen. Van de mensen die zijn gestopt met roken was 66,8% van de respondenten na één maand nog steeds rookvrij. Volgens een
8
conservatieve effectmeting (waarbij alle non-respondenten als roker worden beschouwd) is het stoppercentage na één maand 40%. Van de respondenten die de stoppoging niet hebben volgehouden is 44% minder gaan roken. Van de stoppers heeft 59% gebruik gemaakt van een buddy. De ondersteunende e-mailtjes en de buddy werden door de deelnemers het beste gewaardeerd. Beide kregen een 7,6. In mei 2007 is onderzocht hoeveel mensen die hebben deelgenomen aan Quit & Win 2006 na één jaar nog steeds zijn gestopt. Van de respondenten was 35,5% na één jaar nog steeds rookvrij. Worden alle non-respondenten beschouwd als roker (conservatieve effectmeting) dan is het slagingspercentage 12,6%. Rookvrij zwanger In het najaar van 2006 heeft KWF Kankerbestrijding kort aandacht besteed aan de campagne Rookvrij Zwanger. Halverwege het jaar werden de resultaten van de in 2005 gevoerde campagne bekend. Er kon niet worden aangetoond dat de campagne effect heeft gehad op de doelgroep; rokende vrouwen die net zwanger zijn geworden. Het beschikbare budget voor de campagne is daarom maar beperkt gebruikt. Via de ETOS zijn de laatste zelfhulppakketten verspreid en is gedurende drie maanden een aantal advertenties geplaatst in een aantal magazines.
5. Bijdrage Astma Fonds 5.1 actie Het Astma Fonds zal in 2006 de ondersteuning van het Partnership Stop met roken continueren en de voortzetting van de L-MIS die bijdraagt aan de implementatie van de klinische richtlijn ‘Behandeling van Tabaksverslaving’. Het Astma Fonds is voornemens ongeveer € 100.000,- ter beschikking te stellen voor programma’s gericht op de beperking van gezondheidsschade door meeroken. Verder draagt het Astma Fonds in financiële en materiële zin bij aan ‘Wereld Niet Roken Dag 2006’. 5.2 voortgang Het Astma Fonds heeft de ondersteuning van het Partnership Stop met roken gecontinueerd en de voortzetting van de L-MIS die bijdraagt aan de implementatie van de klinische richtlijn 'Behandeling van Tabaksverslaving'. Voor de beschikbare subsidie is een onderzoek gehouden onder longverpleegkundigen naar hoe zij de L-MIS in hun dagelijkse praktijk hebben opgenomen. De positieve onderzoeksresultaten zijn teruggekoppeld aan de professionals via een nieuwsbrief. De negatieve uitkomsten, zoals bijvoorbeeld het niet volledig doorlopen van de stappen van de L-MIS, zullen in de te ontwikkelen e-learning een plaats krijgen. In 2006 zijn 6 L-MIS trainingen gegeven via open inschrijving en 4 ‘in company’ trainingen. Het Astma Fonds heeft met deze subsidie verder bijgedragen aan 2 implementatieprojecten. Een daarvan was het in kaart brengen van de regionale stopondersteuning middels reeds bestaande regionale websites en netwerken. Dit overzicht zal uiteindelijk aan GGD-Nederland worden overgedragen, die dan de regierol op zich kan nemen. Daarnaast is een start gemaakt met de ontwikkeling van e-learning, waarbij de longartsen en de longverpleegkundigen de eerste doelgroep zijn. De theoretische kennis m.b.t. roken, verslaving en stoppen met roken kan via e-learning beschikbaar worden gemaakt. Middels een aanvullende vaardigheidstraining kunnen zorgverleners gesprekstechnieken t.b.v. stopondersteuning aanleren en oefenen, bijvoorbeeld door de trainingen van STIVORO. Beide projecten zijn in 2006 van start gegaan en zullen eind 2007 worden afgerond. Het Astma Fonds heeft in 2006 extra geld (€28.000,-) beschikbaar gesteld voor activiteiten gericht op de beperking van gezondheidsschade door meeroken. Deze activiteiten waren gericht op het (mee)roken in de horeca. Het Astma Fonds wilde, samen met STIVORO en de fondsen, met name de politiek overtuigen van de noodzaak van een rookvrije horeca. Het Astma Fonds heeft daarom de handtekeningenactie van Clear Air Nederland (CAN) voor het burgerinitiatief rookvrije horeca ondersteund via een oproep op
9
de website. Bij het behalen van 60.000 handtekeningen door CAN is er door STIVORO en de fondsen een advertentie in de landelijke dagbladen geplaatst waarin CAN wordt gefeliciteerd en de Tweede Kamer wordt opgeroepen te kiezen voor een rookvrije horeca. Het Astma Fonds heeft hieraan bijgedragen. Om is in 2006 een start gemaakt met de productie van een videoboodschap waarin met name experts en beleidsmakers uit landen met een rookvrije horeca aan het woord komen. De productie komt voor rekening van het Astma Fonds. Dit project is in 2007 gereed. Verder heeft het Astma Fonds in financiële en materiële zin bijgedragen aan 'Wereld Niet Roken Dag 2006’.
6. Partnership Stop met roken 6.1 actie Het ministerie van VWS financiert in 2006 het Partnership Stop met roken (€ 245.041,-). Dit Partnership richt zich op de invoering van de klinische richtlijn ‘Behandeling van Tabaksverslaving’ onder zorgverleners. KWF Kankerbestrijding, het Astma Fonds en de Nederlandse Hartstichting zullen zich actief inzetten voor de invoering van deze richtlijn bij de eigen beroepsgroepen. 6.2 voortgang Het jaar 2006 stond voor het Partnership in het teken van de implementatie van de klinische richtlijn ‘Behandeling van Tabaksverslaving’. Een aantal medisch wetenschappelijke beroepsverenigingen en instellingen, zoals de vereniging van cardiologen, huisartsen en Jellinek zijn hiermee verder gegaan, zoals afgesproken in 2005. Daarnaast is in samenwerking met STIVORO en de WOK van de universiteit Nijmegen het Kenniscentrum voor de implementatie verder uitgerold. Na een ‘pretest’ van de site door de ‘klankbordgroep’ van het Partnership, is de site gebruiksvriendelijker gemaakt, en aangevuld met theoretische achtergronden en beschrijvingen van praktijkvoorbeelden. Na 2006 zal het Partnership ondergebracht worden bij STIVORO en zullen de activiteiten worden ingebed in activiteiten van het Nationaal Programma Tabaksontmoediging.
7. Bijdrage VWS 7.1 actie Voor de uitvoering van een massamediale jongerencampagne in 2006 is het ministerie van VWS voornemens om € 1.000.000,- beschikbaar te stellen. Ook heeft het ministerie van VWS het voornemen om in 2006 € 500.000, - beschikbaar te stellen voor het stimuleren van het gebruik van ondersteuning bij stoppen met roken ter verhoging van de slaagkans van stoppogingen. 7.2 voortgang Massamediale jongerencampagne In 2006 is STIVORO weer van start gegaan met een niet-roken campagne voor jongeren in de leeftijd van 12 t/m 16 jaar. Jongeren met een lage sociaal economische status en een laag opleidingsniveau kregen speciaal de aandacht omdat deze groepen meer risico lopen om met roken te beginnen. De campagne is gebaseerd op de “Nou weten we het wel, je rookt niet” tv-commercials van de campagne die in 2004 is gevoerd. In afwijking van de vorige jongerencampagnes is in deze campagne gekozen om zowel niet-rokende als rokende jongeren te benaderen. De reden hiervoor is dat deze jongerencampagne zich specifiek richt op het beïnvloeden van de sociale norm onder jongeren met betrekking tot roken. Aangezien deze norm door rokers en niet-rokers bepaald wordt, zijn beide groepen betrokken.
10
Om de jongeren actief bij de campagne te betrekken is een competitie onder de naam ‘Mpeg-heroes battle’ aan de campagne gekoppeld waarbij de doelgroep zelf ‘Nou weten we het wel’- filmpjes konden maken. De Mpeg-heroes battle verliep via de website, waar de jongeren de zelfgemaakte filmpjes konden uploaden, filmpjes konden doorsturen naar vrienden en konden stemmen op ingezonden filmpjes. Voorafgaand aan de campagne is een kwalitatief onderzoek uitgevoerd naar de beleving van (niet)roken bij jongeren. Om inzicht te krijgen in de communicatieve werking van de campagne zijn voor-, tussen- en nameting uitgevoerd. Op dit moment zijn enkel de voorlopige gegevens bekend. De website www.mpeg-heroes.nl heeft 98.087 bezoekers met totaal 202.379 pageviews bereikt. Via de uitzendingen van TMF’s Reaction zijn 2.227.500 jongeren van 13 t/m 34 jaar bereikt. De finale van de Mpeg-Heroes Battle in TMF’s Reaction op 18 december was het best bekeken programma van TMF op die dag. Twee op de vijf jongeren van 12 tot en met 16 jaar is met de jongerencampagne bereikt. De boodschap van de campagne wordt goed begrepen. Tweederde van de jongeren die één of meer filmpjes hebben gezien zeggen dat de campagne duidelijk wil maken dat je ook stoer kunt zijn zonder te roken. Er zijn een aantal gedragsveranderingen ten aanzien van het roken geconstateerd tussen de meting in augustus en de laatste meting in december. Voor 30% van de jongeren die één of meer filmpjes hebben gezien zijn de filmpjes een gespreksonderwerp. Jongeren die de filmpjes kennen hebben vaker over (niet)roken gepraat. Hen is ook vaker roken afgeraden en zelf hebben ze ook vaker anderen roken afgeraden. Het begrip van de campagne is goed en het heeft aangezet tot communicatie over het onderwerp. Roken wordt minder verbonden met gezelligheid, men percipieert minder dat leeftijdsgenoten en iets oudere jongeren roken, en men raadt elkaar het roken vaker af. Stimuleren gebruik ondersteuning stoppen met roken In 2006 is de interventie ‘24-uur niet -roken-dag’ ontwikkeld en effectief gebleken. Daarmee vormt deze interventie een belangrijke aanwinst richting rokers uit lagere welstandsgroepen (zonder of met een geringe stopintentie). Deze actie met de naam ‘Rokers verdienen ’n beloning’ verhoogt de stopintentie significant. De actie is in 2006 gevolgd door een nieuwe meerjarige campagne ‘Stoppen kun je leren’. In deze campagne, die gericht is op het bevorderen van het gebruik van stopondersteuning, staat de digitale Hulpmiddelenwijzer centraal. Op basis van registraties van STIVORO zelf, dat er in de campagneperiode van 13 december 2006 tot 15 januari 2007 ruim 55.000 personen de Hulpmiddelenwijzer op internet hebben ingevuld. Het gebruik van de door STIVORO aangeboden ondersteuningsmethoden zijn in grotere mate afgezet dan in dezelfde periode in 2005/2006. In de actie en de campagne is samengewerkt met GGD’en. Respectievelijk 10 en 6 GGD’en hebben geparticipeerd.
8. Kleurenfoto’s op tabaksverpakkingen 8.1 actie De minister van VWS zal zich inzetten om kleurenfoto’s als onderdeel van de gezondheidswaarschuwingen op tabaksverpakkingen verplicht te stellen en zal in 2006 de hiervoor benodigde aanpassing van het Aanduidingenbesluit in procedure brengen. Bij de invoering hiervan zal nader bepaald worden welke foto’s voor dit doel worden ingezet. 8.2 voortgang Het voornemen van minister Hoogervorst om gebruik te maken van de door de Europese Commissie beschikbaar gestelde kleurenafbeeldingen of andere illustraties ter versterking van de verplichte gezondheidsteksten (zoals ‘Roken veroorzaakt dodelijke longkanker’) op tabaksverpakkingen, stuitte in de Kamer op weerstand. Dit vloeide deels voort uit twijfel aan de effectiviteit van deze beleidsmaatregel. Minister Hoogervorst heeft vervolgens toegezegd om de Kamer nader te zullen informeren over de ervaringen van andere landen met kleurenfoto’s. Onderzoeksbureau Research voor Beleid heeft de buitenlandse ervaringen met kleurenfoto’s geïnventariseerd. Het
11
onderzoeksrapport Kleurenfoto’s op tabaksverpakkingen. Ervaringen in andere landen, het resultaat van deze inventarisatie, is op 5 februari 2007 naar de Kamer verzonden. In dit rapport concludeert Research: “De onderzoeken naar de effectiviteit van gezondheidswaarschuwingen met illustraties wijzen erop dat deze waarschuwingen effectiever zijn dan alleen tekstuele waarschuwingen wanneer het gaat om het verhogen van kennis over gezondheidseffecten van roken en het verhogen van de intentie te stoppen met roken.” En: “Op basis van de beschikbare kennis over de effectiviteit van gezondheidswaarschuwingen met afbeeldingen in andere landen, is de verwachting da het toepassen van de afbeeldingen de overige onderdelen van het tabaksontmoedigingsbeleid ondersteunt.” Daarnaast heeft Research voor Beleid nog een tweede rapport geschreven, in belangrijke mate gebaseerd op de input van een viertal externe deskundigen: Kleurenfoto’s op tabaksverpakkingen. Advies over de uitvoeringsmodaliteiten. De beide rapporten van Research voor Beleid zijn te vinden op de website van Research (www.research.nl > trefwoord: kleurenfoto’s). De discussie naar aanleiding van de rapporten in het Tijdschrift voor Gezondheidswetenschappen (TSG) is te vinden op dezelfde website (www.research.nl > Nieuws > Nieuwsarchief > juni 2007: waarschuwingsafbeeldingen op tabaksverpakkingen).
9. Leeftijdsgrens voor verkoop tabaksproducten 9.1 actie De minister van VWS zal zich inzetten om de leeftijdsgrens voor de verkoop van tabaksproducten te verhogen van zestien naar achttien jaar. 9.2 voortgang Voor het verhogen van de leeftijdsgrens is een wijziging van de Tabakswet (wet in formele zin) nodig. Net als het voornemen de kleurenfoto’s op tabaksverpakkingen te verplichten vond ook het voornemen de leeftijdsgrens te verhogen geen gunstig onthaal in het parlement. Mede om deze reden is het voornemen niet geconcretiseerd in een wetsvoorstel tot wijziging van de Tabakswet. 10. Mobiele en ambulante verkoop 10.1 actie De minister van VWS heeft het voornemen om de mobiele en ambulante verkoop van tabaksproducten te verbieden. 10.2 voortgang Met betrekking tot dit onderwerp geldt min of meer hetzelfde als voor de verhoging van de leeftijdsgrens voor de verkoop van tabaksproducten.
11. Internationale dimensie van het Nederlandse beleid 11.1 actie Het Nederlandse tabaksontmoedigingsbeleid wordt deels bepaald door verdragsrechtelijke verplichtingen zoals EU richtlijnen en het WHO Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging (Framework Convention on Tobacco Control). De partijen zullen de Nederlandse bijdrage aan de internationale samenwerking op het terrein van tabaksontmoediging continueren en verder uitbouwen. 11.2 voortgang De Framework Convention on Tobacco Control (FCTC) is in 2003 onder auspiciën van de WHO tot stand gekomen en is het eerste mondiale verdrag op het terrein van de public health. De eerste Conference of the Parties (CoP) in februari 2006 had in belangrijke mate het karakter van een
12
constituerend beraad (vaststelling van de Rules of Procedure). De CoP is te beschouwen als de jaarvergadering van de Partijen. Hier komen inhoudelijke zaken aan de orde, zoals de wijze waarop de Partijen de verdragsverplichtingen nakomen (de Partijen hebben op dit punt een rapportageverplichting) en de verdere uitwerking van het verdrag: via richtlijnen (niet-bindend), protocollen (bindend) en eventueel wijzigingen van de verdragstekst. In deze eerste CoP werden belangrijke besluiten genomen over de “rules of procedure”, “financial rules”, de instelling van een “Convention Secretariat” en het eerste Werkplan en budget voor dit secretariaat. In het Werkplan zijn als prioriteit voor de werkzaamheden opgenomen het opstellen van richtlijnen over passief roken en productregulering en van protocollen over grensoverschrijdende reclame en bestrijding van illegale handel in tabak. Nederland draagt actief bij aan de totstandbrenging van richtlijnen op het terrein van productregulering (artikelen 9 en 10 van het verdrag). In 2006 heeft Nederland ook actief bijgedragen aan het tot stand brengen van een uniforme uitvoering door alle lidstaten van artikel 6 – informatie over ingrediënten in tabaksproducten – van richtlijn 2001/37/EG inzake de productie, de presentatie en de verkoop van tabaksproducten. Mede door de Nederlandse inbreng is op 31 mei 2007 door de Europese Commissie (SANCO) een ‘Practical Guide’ inzake ‘Reporting on tobacco product ingredients’ gepubliceerd.
12. Draagvlak tabaksontmoedigingsbeleid 12.1 actie Tot slot zullen de partijen zich actief inzetten voor het verder vergroten van het draagvlak voor het tabaksontmoedigingsbeleid in het algemeen en de hierboven genoemde specifieke maatregelen in het bijzonder. 12.2 voortgang Bovengenoemde actie is gedurende 2006 op meerdere momenten uitgevoerd.
13