Naar een duurzaam (ondernemend) Tilburg
John Dagevos (Telos) Gerard Evers (OSA) Tilburg, 10 november 2008
Documentnummer: 08.010 Warandelaan 2 5037 AB Tilburg Postbus 90153 5000 LE Tilburg T 013 - 466 87 12 F 013 - 466 34 99
[email protected] www.telos.nl
Inhoudsopgave
1
Inleiding
5
2
Wat is duurzame ontwikkeling?
7
3
Wat is duurzaam en maatschappelijk verantwoord ondernemen?
13
4 4.1 4.2 4.2.1 4.2.2
Gemeentelijk handelen: kapstokken voor beleid Planet-profit People-profit Bestaande ondernemingen Nieuwe ondernemingen
19 19 23 23 25
5
Beleidsopties, attentiepunten en aanbevelingen
27
Literatuur
33
Bijlage 1 MVO als kernactiviteit van de onderneming
35
4
Naar een duurzaam (ondernemend) Tilburg
1 Inleiding
Tilburg presteert goed, zo staat te lezen in de nota “Vooropgesteld: Tilburg werkt”. De groei van de werkgelegenheid in de afgelopen 2 jaar bevestigt deze uitspraak. In de periode 2007-2008 is de werkgelegenheid in Tilburg met ruim 5300 arbeidsplaatsen gegroeid. Deze toename betekent dat de doelstelling van 4600 extra banen zoals geformuleerd in de nota 'Vooropgesteld: Tilburg Werkt!' al ruimschoots is gehaald. De groei ligt ook substantieel hoger dan in de andere steden van Brabantstad. Tilburg kenmerkt zich in toenemende mate als een stedelijke economie die minder conjunctuurgevoelig is dan voorheen, een hoge banengroei realiseert, en een lage werkloosheid kent. Stuk voor stuk pareltjes in vergelijkende zin. Maar juist daarom is het van belang alert te blijven op een structurele inbedding van dit succes. Zelfgenoegzaamheid ligt op de loer. Veel aandacht voor een gestage en duurzame economische ontwikkeling, waarbij ook rekening gehouden wordt met de belangen van burgers en omgeving/milieu blijft noodzakelijk. Voortdurende aandacht dus voor het koppelen van profit aan people en planet. De gemeente Tilburg profileert zich daarbij nadrukkelijk als duurzame gemeente en als een gemeente die verantwoord ondernemerschap wil stimuleren (begroting 2009, pag. 11) Dat Tilburg succesvol is in haar duurzaamheidambities blijkt o.a. uit het feit dat Tilburg al drie jaar de meest duurzame inkopende stad in Nederland is, getuige de resultaten van de landelijke benchmark Duurzaam Inkopen die door het COS Nederland wordt georganiseerd. Tilburg was zowel in 2005, 2006 als 2007 de winnaar. Verder kreeg Tilburg in 2005 de 2-jaarlijkse MOLO duurzaamheidprijs uitgereikt. Ook op het terrein van Duurzaam Bouwen is Tilburg een voorloper. In haar ambitie om zichzelf verder te profileren als duurzame gemeente stelt de gemeente Tilburg zichzelf de volgende vragen: • Op welke wijze kan (maatschappelijke verantwoord) ondernemen een bijdrage leveren aan het verwezenlijken van de Tilburgse duurzaamheidambities? • Op welke wijze (met welke beleidsinstrumenten) kan de gemeente (startend en bestaand) ondernemerschap stimuleren en ondersteunen om de bijdrage aan een duurzame stedelijke ontwikkeling van Tilburg te optimaliseren? In dit position paper zullen we een eerste antwoord (trachten te) formuleren op de bovenstaande vragen. We kiezen daarbij de volgende aanpak. Eerst zal kort stil
5
gestaan worden bij het begrip duurzame ontwikkeling. Wat verstaan we daar in abstracto onder en hoe kunnen we het operationaliseren zodat we er in de praktijk mee kunnen werken. Bij deze operationaliseringvraag sluiten we aan bij het gedachtegoed zoals dit door Telos, het Brabants Centrum voor Duurzaamheidvraagstukken is ontwikkeld. Vervolgens verbinden we het vraagstuk van duurzame ontwikkeling en dat van stedelijke ontwikkeling met elkaar. Welke zijn de ontwikkelingsopgaven vanuit duurzaamheidperspectief op stedelijk niveau of anders geformuleerd: wat is een duurzame stad? Zijn deze ontwikkelingsopgaven eenmaal gedefinieerd dan kan vervolgens de vraag gesteld worden op welke wijze (maatschappelijk verantwoord) ondernemerschap een bijdrage kan leveren aan het oplossen van deze opgaven. Daartoe geven we eerst een antwoord op de vraag wat te verstaan onder MVO waarna we kijkend vanuit een ketenperspectief een verbinding leggen tussen de stedelijke duurzaamheidopgaven en de rol die ondernemers kunnen spelen bij het oplossen van deze opgaven. Wanneer we inzoomen op de rol van het ondernemerschap maken we een onderscheid tussen bestaand en nieuw ondernemerschap. Vervolgens wordt de link gelegd met de rol die de gemeente beleidsmatig kan spelen om ondernemers te ondersteunen in hun zoektocht naar maatschappelijk verantwoord ondernemen. Daarbij wordt wederom een onderscheid gemaakt naar bestaand en nieuw ondernemerschap. Dit position paper heeft een duidelijke focus. Het paper is nadrukkelijk bedoeld als een paper voor de gemeente Tilburg, niet een paper van de gemeente. De meningen, overwegingen en aanbevelingen rond de rol van ondernemerschap zijn die van de twee auteurs, en dienen ter “verleiding” van de gemeente Tilburg als het gaat om aanscherpen en bijstellen van het huidige beleid. Het paper is daarmee vooral bedoeld als een spiegel en dient ter reflectie. Op basis hiervan kan de gemeente beter in staat worden gesteld relevante keuzen te maken en een actualisering van haar beleidsagenda mogelijk te maken.
6
Naar een duurzaam (ondernemend) Tilburg
2 Wat is duurzame ontwikkeling?
Over wat duurzame ontwikkeling precies is zijn diverse boeken geschreven. Zowel in de wetenschappelijke literatuur als in politiek en beleid doen uiteenlopende opvattingen de ronde. Als we op de website van de gemeente Tilburg kijken treffen we 2 omschrijvingen aan:
Definitie van Gro Harlem Brundtland (1987) "Duurzame ontwikkeling is de ontwikkeling die aansluit op de behoeften van het heden, zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen."
Definitie duurzaam inkopen van SenterNovem "Het toepassen van milieuaspecten en sociale aspecten in alle fasen van het inkoopproces zodat dit uiteindelijk leidt tot de daadwerkelijke levering van een product, dienst of werk dat aan deze milieuaspecten en sociale aspecten voldoet." Beide definities zijn breed maar uiteindelijk weinig geoperationaliseerd. Die van Brundtland kan gezien worden als een brede kapstok waaraan in principe veel kan worden gehangen. Belangrijk daarin is dat de menselijke behoeften centraal staan en dat de vervulling daarvan in een toekomstperspectief geplaatst wordt. Onze behoeftebevrediging mag, in populaire termen, die van onze kinderen en kleinkinderen niet in gevaar brengen. De definitie van SenterNovem probeert een bijdrage te leveren aan het structureren van het inkoopproces. Aangegeven wordt dat in het inkoopproces van goederen en diensten ook naar de milieuaspecten en de sociale aspecten gekeken moet worden. Voor de operationaliseringvraag van het begrip duurzame ontwikkeling zal nog een slag gemaakt moeten worden. Om dit te kunnen doen wordt aangesloten bij het denkkader zoals dat door Telos, het Brabants Centrum voor Duurzaamheidvraagstukken, is ontwikkeld. In het navolgende wordt dieper ingegaan op dit denkkader.
7
De Telos-aanpak Telos, het Brabants Centrum voor Duurzame Ontwikkeling, is opgericht om de provincie Noord-Brabant te helpen bij de zoektocht naar een duurzaam Brabant. Telos sluit in haar visie op duurzame ontwikkeling aan bij het brede ontwikkelingsperspectief zoals dat met name door de commissie Brundtland is ontwikkeld. Om dit zeer algemene perspectief verder te operationaliseren is het zogenaamde driekapitalen-model ontwikkeld. Dit model wordt gevisualiseerd met behulp van de Telos-driehoek.
De drie kapitalen of domeinen in dit denkmodel zijn het economische, sociaalculturele en ecologische. Duurzame ontwikkeling moet in de ogen van Telos worden opgevat als een ontwikkelingsproces gericht op het bevorderen van een evenwichtige groei (in balans) van de veerkracht en kwaliteit van de natuur (ecologisch kapitaal), van het lichamelijke en geestelijke welzijn van mensen (het sociaal culturele kapitaal) en een gezonde economische ontwikkeling (het economische kapitaal). Daarbij zijn, en dat is zeer belangrijk, de drie kapitalen even belangrijk. Er is niet voor niets gekozen voor een gelijkzijdige driehoek als beeldmerk.
Het belang van interactie: de inbreng van stakeholders om te komen tot gezamenlijk bepaalde duurzaamheideisen Om het begrip duurzame ontwikkeling verder te kunnen operationaliseren zijn de drie kapitalen opgedeeld in zogenaamde voorraden. Dit zijn de essentiële elementen die samen de kwantiteit en kwaliteit van een kapitaal bepalen. Om te kunnen bepalen uit welke voorraden ieder van de drie kapitalen bestaat is de wetenschap ons behulpzaam geweest. De notie van kapitaalvoorraden houdt verband met de idee van de levensvatbaarheid van economieën maar gaat ook terug tot het systeemtheoretische denken over natuur en milieu. Centraal daarin staat het vermogen van natuurlijke systemen zichzelf in stand te houden of te
8
Naar een duurzaam (ondernemend) Tilburg
regenereren (vergelijk de betekenis van het Latijnse sus-tenere). Ook in de economische en sociologische theorievorming bestaan verwante vormen van systeemdenken. In lijn met het ecologische gedachtegoed is ook hier het regenererende vermogen van systemen het primaire aanhaakpunt. Tabel 1 De voorraden uit het Telos-model per kapitaal
Ecologie Sturend principe Veerkracht Voorraden Natuur Bodem Grondwater Oppervlakte water Lucht
Sociaal-cultureel
Economie
Rechtvaardigheid
Efficiency
Solidariteit Burgerschap/participatie Identiteit en diversiteit Veiligheid Woonomgeving
Delfstoffen Landschap
Gezondheid Onderwijs Kunst en cultureel erfgoed
Arbeid Kapitaal Kennis Grond- en Hulpstoffen Ruimtelijke vestigingsvoorwaarden Economische structuur
Duurzame ontwikkeling gaat over een gewenste samenleving en betreft derhalve een expliciet normatief begrip. De invulling daarvan is niet voorbehouden aan de wetenschap, maar dient in samenspraak met de samenleving tot stand te komen. In de Telos-aanpak werkt dit als volgt. Aan de onderscheiden voorraden in het model worden lange termijneisen gesteld. Met behulp van die lange termijneisen kunnen de contouren van de gewenste samenleving geschetst worden. Het vaststellen van die eisen is op interactieve wijze gebeurd. Via bijeenkomsten en interviews met stakeholders, raadplegen van burgers via panels etc. is een beeld gevormd hoe een duurzame samenleving er in abstracto uit zou kunnen zien. De op bovenstaande wijze geformuleerde duurzaamheideisen liggen ten grondslag aan de duurzaamheidbalans van Telos (zie o.a. Telos 2006). Ze zijn ook gebruikt om projecten als de beoogde Mega Mall ex-ante te toetsen op hun mogelijke bijdrage (in positieve of negatieve zin) aan de verduurzaming van de stad Tilburg en de regio Midden-Brabant. In onderstaand overzicht wordt in beeld gebracht welke duurzaamheideisen in de Telos aanpak per voorraad gehanteerd worden.
9
Tabel 2 De Telos-duurzaamheideisen per kapitaal en voorraad
Voorraden Eisen/ambities Ecologisch Kapitaal Vergroting oppervlakte (verbonden) natuurgebied. Vergroting biodiversiteit (soortenrijkdom van planten en dieren) Bodem Verbetering bodemkwaliteit (Schoner). Behoud van de productieve kwaliteit (landbouw) Verbetering van de luchtkwaliteit (Schoner). Vermindering geuroverlast Lucht Vermindering geluidshinder. Geen beïnvloeding van het klimaat o.a. door vermindering van de uitstoot van broeikasgassen. Tegengaan lichtoverlast Instandhouding c.q. vergroting van het areaal Oppervlaktewater oppervlaktewater Verbetering van de waterkwaliteit (schoner) Verbetering van de kwaliteit van het grondwater Grondwater (Schoner). Niet meer grondwater onttrekken dan natuurlijk aangevuld kan worden. Vermindering van de winning en gebruik van nietGrond- en herwinbare delfstoffen. Delfstoffen Bevordering van het hergebruik van grondstoffen. Vermindering van energieverbruik door bedrijven en burgers Bevordering van de productie en consumptie van duurzame energie Bijdragen aan de verbetering van de landschappelijke Landschap kwaliteit en aantrekkelijkheid. Bescherming en versterking van erkende natuur- en cultuurlandschappen. Zuinig omgaan met schaarse ruimte Sociaal-cultureel kapitaal Bevorderen van sociale samenhang. Solidariteit Voorkomen van armoede. Voorkomen van uitsluiting. Bewoners mogen hun identiteit uitdragen mits dit anderen niet beperkt dit ook te doen. Bevorderen van de betrokkenheid (actief en passief) van Burgerschap burgers bij de politiek en samenleving Verbetering van de kwaliteit van de informatievoorziening richting burgers zodat deze in staat zijn de besluitvorming te beïnvloeden. Natuur
10
Naar een duurzaam (ondernemend) Tilburg
Gezondheid
Onderwijs
Woonomgeving
Veiligheid
Kunst en cultureel erfgoed
Bijdragen aan de verbetering van de lichamelijke en geestelijke gezondheid van de bevolking. Verbetering van de kwaliteit en toegankelijkheid van de gezondheidszorg Verbetering van de kwaliteit en toegankelijkheid van het onderwijs op alle niveaus. Verbetering van de aansluiting van het onderwijs op de maatschappelijke vraag. Vermindering van uitval van jongeren uit het onderwijs Verbetering van kwaliteit en omvang van het woningaanbod. Verbetering van de kwaliteit van de woonomgeving ( bereikbare en toegankelijke publieke en dagelijkse voorzieningen) Vermindering van de kans om slachtoffer te worden van geweld, misdaad, ongelukken en rampen. Verhoging van de sociale veiligheid Vergroting van het kwantitatieve en kwalitatieve culturele aanbod. Bevorderen van het actieve dan wel passieve gebruik van het culturele aanbod. Bescherming en versterking van het cultureel erfgoed.
Economisch kapitaal Arbeid
Kapitaal(goederen) Kennis
Ruimtelijke vestigingsvoorwaar den
Economische structuur
Vergroting van de werkgelegenheid Vermindering werkloosheid Verhoging opleidingsniveau van de beroepsbevolking Verbetering arbeidsomstandigheden Bevorderen investeringsniveau bedrijfsleven. Versterking van het innovatieve en creatieve vermogen van bedrijven, organisaties en mensen. Bevordering van de samenwerking tussen de kennisinstellingen en het bedrijfsleven. Verbetering van de bereikbaarheid (via weg, water, spoor, lucht, rail en ICT) van bedrijven, voorzieningen en economische centra. Zorgen dat er voldoende ruimte beschikbaar is voor bedrijvigheid. Zorgen voor goed beheer van de beschikbare bedrijventerreinen. Tegengaan van veroudering, bevordering meervoudig en multifunctioneel ruimtegebruik. Vergroting veerkracht en aanpassingsvermogen van de economische structuur. Bevordering van de komst van nieuwe ondernemingen: starters en zich nieuw vestigende ondernemingen
11
Tot slot Aan het begin van de paragraaf zijn we gestart met de definities die de gemeente Tilburg hanteert van het begrip duurzame ontwikkeling. Geconstateerd werd dat beide definities, zowel die van Brundtland als die van SenterNovem breed zijn en weinig geoperationaliseerd. De uitwerking die Telos heeft gegeven aan de Brundtland benadering met behulp van het systeem van duurzaamheideisen per voorraad maakt het mogelijk om het brede begrip duurzaamheid veel praktischer te maken en daarmee toetsbaar en meetbaar. Met het formuleren van de duurzaamheidambities hebben we tegelijkertijd als het ware een soort programma van eisen geformuleerd voor wat een duurzame stad zou moeten zijn. In abstracto gaat het om een stad die binnen haar gemeentegrenzen het stedelijk ecologisch, economisch en sociale kapitaal zoveel mogelijk met elkaar in evenwicht brengt dan wel zoekt naar oplossingen om dit evenwicht te herstellen en die buiten haar grenzen zoekt naar evenwicht met haar omgeving. Een duurzame stad dient, naast het feit dat ze mensen de bestaansmogelijkheden biedt, in ieder geval de volgende ingrediënten te bevatten.
The sustainable city The sustainable city is: A Just City, where justice, food shelter, education, health and hope are fairly distributed; A Beautiful City, where art, architecture, and landscape spark with imagination and move the spirit; A Creative City, where open-mindedness and experimentation mobilise the full potential of its human resources and allows the fast response to change; An Ecological City, which minimises its ecological impact, where landscape and built form are balanced and where buildings and infrastructures are safe and resource efficient; A City of Easy Contact and Mobility, where information is exchanged both faceto-face and electronically; A Compact and Polycentric City, which protects the countryside, focuses and integrates communities within neighbourhoods and maximises proximity; A Diverse City, where a broad range of overlapping activities create animation, inspiration and foster a vital public life.
Bron: Richard Rogers, Cities for a Small Planet, Faber and Faber, 1998 geciteerd in Girardet H., Creating sustainable cities, voor de Schumacher Society gepubliceerd door Green Books Ltd, 1999, pag. 72
In het volgende hoofdstuk zullen we ingaan op de vraag hoe het Telos-denkkader te koppelen is aan het vraagstuk van duurzaam of zo men wil maatschappelijk verantwoord ondernemerschap en in het verlengde daarvan op welke wijze ondernemerschap een bijdrage kan leveren aan de totstandkoming van een duurzame stad.
12
Naar een duurzaam (ondernemend) Tilburg
3 Wat is duurzaam en maatschappelijk verantwoord ondernemen? 1
De gemeente Tilburg maakt in haar beleidsvoorbereiding voor het programma Economie o.a. gebruik van een vitaliteitweb. Dit “spinnenweb” omvat 6 dimensies die elk een specifieke bijdrage leveren aan het bevorderen van een vitale stad. De zes dimensies zijn: a. economie (financiën, algemene welvaart) b. arbeidsmarkt ( werkgelegenheid, kwantitatief en kwalitatief) c. ondernemerschap en innovatie d. voldoende fysieke ruimte voor bedrijven e. samenwerking tussen stakeholders en profilering van de stad f. kwaliteit van de stad, tevredenheid van de burger In dit position paper focussen we ons op het onderdeel ondernemerschap. Wat kan en moet een gemeente doen om deze pijler in het vitaliteitweb te versterken? Hoe moet dat worden gedaan? In welke mate is dat verschillend voor bestaande en nieuwe ondernemingen? Belangrijke vragen die in dit hoofdstuk in algemene zin aan bod komen. In de volgende hoofdstukken zullen we dit concreter doorvertalen naar een mogelijke beleidsagenda. Met het verder operationaliseren van het begrip duurzame ontwikkeling in het vorige hoofdstuk hebben we als het ware een pakket van eisen gedefinieerd dat niet alleen leidend kan zijn voor het (beleidsmatig) handelen van de gemeente Tilburg maar dat ook kan zijn voor het handelen van ondernemers. Daarbij kunnen de geformuleerde eisen zowel gezien worden als randvoorwaarden voor het inrichten van bedrijfsprocessen, als ook als kansen voor het ontwikkelen van nieuwe economische activiteiten. Voor een dergelijke manier van ondernemen worden in de literatuur verschillende begrippen gebruikt. Naast elkaar worden begrippen als duurzaam en maatschappelijk verantwoord ondernemen gebruikt. Onduidelijk is of het om hetzelfde gaat of dat er een verschil is tussen deze twee begrippen. Is duurzaam ondernemen onderdeel van maatschappelijk verantwoord ondernemen? Heeft duurzame ontwikkeling hoofdzakelijk betrekking op _______________________________________________________________________________________________ 1
Zie http://www.maatschappelijkverantwoordondernemen.net.
13
milieuaspecten? In de rapportage ‘Verder met markt, milieu, mens’ van VNO2 NCW wordt een poging ondernomen deze begrippen uit elkaar te trekken. In het maken van het onderscheid tussen deze begrippen wordt gebruik gemaakt van onderstaande figuur:
• Duurzaam ondernemen speelt zich af op de overlapping tussen milieu en
economie. • Maatschappelijk verantwoord ondernemen bevindt zich op het grensvlak van
economie en sociale aspecten. • Duurzame ontwikkeling of echt maatschappelijk verantwoord ondernemen
bevindt zich in het middelpunt, waar de drie cirkels elkaar overlappen. Definiëring De Sociaal Economische Raad definieert in haar advies “De winst van waarden” 3 uit 2000 MVO als volgt: “het bewust richten van ondernemingsactiviteiten op waardecreatie op langere termijn in drie dimensies – Profit, People, Planet - en daarmee op de bijdrage aan maatschappelijke welvaart op langere termijn (waarbij bedrijven) een relatie met de verschillende belanghebbenden onderhouden op basis van doorzichtigheid en dialoog, waarbij antwoord wordt gegeven op gerechtvaardigde vragen uit de samenleving.“ Vertaald naar de Telos operationalisering van duurzame ontwikkeling zou MVO dus gedefinieerd kunnen worden als de mate waarin ondernemerschap een bijdrage levert aan het realiseren van de duurzaamheidambities zoals die ten grondslag liggen aan de Telos duurzaamheidbalans (tabel 2 vorige hoofdstuk).
_______________________________________________________________________________________________ 2 3
http://www.vno-ncw.nl Sociaal Economische Raad (2000), De winst van waarden, SDU.
14
Naar een duurzaam (ondernemend) Tilburg
Een nadere beschouwing van deze definitie laat zien dat volgens de SER het noodzakelijk is om samenhang en evenwicht aan te brengen tussen de drie dimensies van MVO. Het vraagt aldus de SER (2000: 87) van ondernemingen dat zij uit zichzelf alle processen binnen de onderneming doordenken op hun externe en lange termijneffecten en vervolgens –individueel dan wel in sectorale, lokale of regionale verbanden – zoveel mogelijk de negatieve externe effecten van het eigen handelen beperken en de (mogelijke) positieve externe effecten ruimte geven en versterken. (Tabel 2 uit het vorige hoofdstuk kan hierbij als een eenvoudige leidraad gebruikt worden om deze effecten op te sporen.) Een en 4 ander betekent dat: • MVO tot de core business van bedrijven hoort. De notitie van ‘corporate citizenship’. • MVO een vrijwillige activiteit is van bedrijven die verder gaat dan wat wet- en regelgeving voorschrijft. • De lange-termijn waardecreatie op de 3 P’s centraal staat: het gaat om het creëren van meerwaarde voor bedrijf én samenleving. Er is sprake van een sterke wederzijdse afhankelijkheid van het instituut bedrijfsleven en de omgeving (lees samenleving). • MVO een containerbegrip is. Zoveel bedrijven, zoveel opvattingen over MVO. Waar het om gaat is het zoeken en vinden van een bedrijfseigene invulling van MVO, afhankelijk van zaken als ambities en motivaties, de interne bedrijfswaarden, de markten waarop de bedrijven opereren, de producten en diensten die zij aanbieden, de aard van het voortbrengingsproces en de belangen, eisen en verwachtingen van de relevante stakeholders. Anders geformuleerd: ieder bedrijf heeft zijn eigen MVO profiel. MVO is een kernactiviteit van de onderneming. In bijlage 1 geven we uitvoerig aan hoe deze problematiek van concurrentiële voordelen wordt geanalyseerd in 5 een recent artikel van Porter en Kramer. De kern van hun betoog is dat als ondernemingen MVO op dezelfde wijze zouden benaderen als hun kernactiviteiten ze zouden ontdekken dat MVO een bron van kansen, innovatiemogelijkheden en concurrentiële voordelen zou kunnen zijn (MVO als winstbron). Bedrijven hebben een gezonde samenleving nodig, en evenzo andersom. Niet de spanning tussen bedrijfsleven en samenleving moet derhalve centraal staan maar de wederzijdse afhankelijkheid, de gedeelde waarden en daarmee dus ook de mogelijkheid om win-win situaties te creëren. De agenda van MVO-bedrijven bestaat uit een mix van responsieve (richting samenleving) en strategische (het zoeken naar unieke posities op de markt) elementen (zie ook bijlage 1). In de praktijk van het ondernemen komt het er op neer dat een individuele ondernemer in ieder geval antwoorden probeert te vinden op de volgende vragen (voor zover relevant).
_______________________________________________________________________________________________ 4
Zie Lars Moratis en Marc van der Veen (2006), Basisboek MVO, Uitgeverij Van Gorcum. Michael E. Porter en Mark R. Kramer (2006), Strategy & Society. The Link Between Competitive Advantage and Corporate Social Responsibility, Harvard Business Review, HBR.ORG. 5
15
Bij de inkoop van materialen en producten • Gaat het om uitputbare bronnen? Wordt gezocht naar alternatieven? Wordt geïnvesteerd in het ontwikkelen van nieuwe producten met hernieuwbare bronnen? • Wordt gebruik gemaakt van bijzondere materialen zoals bijv. bont? • Hoe zit het met de ketenverantwoordelijkheid? Denk aan kwesties als corruptie, kinderarbeid, fair trade. • Transportreductie. Worden producten eindeloos over de wereld gesleept of wordt gezocht naar regionale alternatieven? Indien niet voorradig, wordt dan nagedacht aan slimme transportmethoden zodat de emissies per product als gevolg van transport geminimaliseerd worden? • Wordt gebruik gemaakt van gerecyclede materialen? • Is bij de ontwikkeling van materialen en producten gebruik gemaakt van dierproeven, genetisch gemanipuleerde stoffen etc.? Bij inrichting van bedrijf • Hoe worden emissies, afval en lozingen beperkt? Invloed op water-, bodem- en luchtkwaliteit? • Hoe zit het met de effecten van het bedrijf op de biodiversiteit? • Beperking energie- en waterverbruik. • Zuinig ruimtegebruik. • Inpassing in het landschap opdat landschappelijke kwaliteit niet achteruitgaat, maar zelfs verbetert. • Bij bouw van het bedrijf: wordt gebruik gemaakt van duurzaam bouwen principes of cradle to cradle filosofie? • Toegankelijkheid van het gebouw. • Omgang met gevaarlijke stoffen en materialen. • Arbeidsveiligheid en arbeidsomstandigheden. • Hoeveel werkgelegenheid wordt gecreëerd? Wervingsbeleid? Worden bepaalde groepen uitgesloten of is er sprake van positief actiebeleid. • Hoe zit het met opleidingsbeleid? • Arbeidsvoorwaardenbeleid: primair en secundair. Worden Cao’s nageleefd? Bij de verkoop van het product • Hoe zit het met het product zelf? Vervuilend? Verbruikt het veel energie en water? Is het recyclebaar? Gezond? • Hoe zit het met verpakkingsmaterialen? • Transporteffecten minimaliseren. • Marketing en promotie: waarheidsgetrouw, denk aan rol kinderen etc. • Prijsbeleid (prijsdiscriminatie, dumppraktijken en kartelvorming). • Betrouwbare consumenteninformatie? Privacybescherming. • Educatieve aspecten van de producten en diensten.
16
Naar een duurzaam (ondernemend) Tilburg
Omgang met de maatschappelijke omgeving • Transparantie. • Omgang met shareholders en overheden.
17
18
Naar een duurzaam (ondernemend) Tilburg
4 Gemeentelijk handelen: kapstokken voor beleid
In het voorgaande hebben we eerst geprobeerd een beeld te geven wat in onze ogen in abstracto de gemeentelijke duurzaamheidopgave is. Vervolgens hebben we inhoud gegeven aan het begrip MVO en hebben we, redenerend vanuit ketenperspectief een aantal vragen geformuleerd voor de MVO-ondernemer waarmee hij/zij, gegeven de duurzaamheidopgave, bij de bedrijfsvoering rekening zou moeten houden. De vraag is vervolgens hoe de gemeente daarop beleidsmatig kan inspelen. Op welke wijze (met welke beleidsinstrumenten) kan de gemeente (startend en bestaand) ondernemerschap stimuleren en ondersteunen om de bijdrage aan een duurzame stedelijke ontwikkeling van Tilburg te optimaliseren? Bij de beantwoording van deze vraag maken we in de eerste plaats een onderscheid tussen ondersteuning richting bestaand ondernemerschap en het stimuleren van nieuw ondernemerschap. Bestaande ondernemingen worden gedefinieerd als ondernemingen die reeds gedurende enige tijd op de betreffende locatie gevestigd zijn. Nieuwe ondernemingen worden gedefinieerd als ondernemingen die zojuist zijn opgestart (starters), nieuwe bedrijven die hebben gekozen voor een locatie in Tilburg, en evenzo bestaande Tilburgse bedrijven die kiezen voor een nieuwe locatie. Inhoudelijk kan vervolgens een onderscheid gemaakt worden tussen beleid gericht op vooral de relaties: • tussen planet en profit, • tussen people en profit. In het navolgende geven we voor ieder van die relaties aan waar aangrijpingspunten liggen voor gemeentelijk handelen. 4.1
Planet-profit In hoofdstuk 3 hebben we een reeks van vragen/onderwerpen genoemd die op de MVO-agenda staan. Een groot aantal daarvan heeft betrekking op de relatie tussen planet en profit.
19
In onderstaand schema worden deze op een rij gezet: Tabel 3 Input , throughput en output in MVO-perspectief
Input Uitputbare bronnen? Wordt gezocht naar alternatieven? Wordt geïnvesteerd in het ontwikkelen van nieuwe producten met hernieuwbare bronnen? Wordt gebruik gemaakt van bijzondere materialen zoals bijv. bont? Transportreductie. Worden producten eindeloos over de wereld gesleept of wordt gezocht naar regionale alternatieven? Indien niet voorradig, wordt dan nagedacht aan slimme transportmethoden zodat de emissies per product als gevolg van transport geminimaliseerd worden? Wordt gebruik gemaakt van gerecyclede materialen? Is bij de ontwikkeling van materialen en producten gebruik gemaakt van dierproeven, genetisch gemanipuleerde stoffen etc.?
Fase in de keten Throughput Hoe worden emissies, afval en lozingen beperkt? Invloed op water-, bodemen luchtkwaliteit?
Hoe zit het met de effecten van het bedrijf op de biodiversiteit? Beperking energie- en waterverbruik.
Hoe zit het met verpakkingsmaterialen?
Zuinig ruimtegebruik
Demontabel, hergebruik
Transporteffecten minimaliseren
Inpassing in het landschap opdat landschappelijke kwaliteit niet achteruitgaat, maar zelfs verbetert. Bij bouw van het bedrijf: wordt gebruik gemaakt van duurzaam bouwen principes of cradle to cradle filosofie? Omgang met gevaarlijke stoffen en materialen
20
Output Hoe zit het met het product zelf? Vervuilend? Verbruikt het veel energie en water? Is het recyclebaar? Gezond?
Terugname
Naar een duurzaam (ondernemend) Tilburg
Kijkend naar bovenstaande onderwerpen en onszelf de vraag stellend waar mogelijke aangrijpingspunten voor de gemeentelijke overheid liggen lijken deze eerst en vooral te liggen op het terrein van het scheppen van voorwaarden voor het bedrijfsleven. Een rol die de gemeente klassiek heeft. Het gaat daarbij om zaken als vergunningverlening, aanleg bedrijventerreinen, voorlichting/accountmanagement, inkoopbeleid etc. Het feit dat het hier om klassieke taken gaat wil niet zeggen dat er geen mogelijkheden liggen voor vernieuwend c.q. nieuw beleid. Het gaat met andere woorden vooral ook om de vraag hoe klassiek beleid een moderne invulling te geven die past bij de ambitie van de gemeente Tilburg om gedrag van ondernemers in de sfeer van maatschappelijk verantwoord ondernemen uit te lokken. Zeker bij nieuwvestiging van ondernemingen heeft de gemeente mogelijkheden om bijv. via een vestigingsstatuut invloed uit te oefenen op de inrichting van een onderneming. In dit vestigingsstatuut kunnen allerlei eisen geformuleerd zijn waaraan de onderneming moet voldoen wil deze zich in Tilburg (op een bedrijfsterrein) kunnen vestigen. Dit kunnen eisen zijn op het terrein van milieu, ruimtegebruik (zuinig, meervoudig), inpassing van het bedrijf in het landschap. Ze kunnen ook betrekking hebben op zaken als aannamebeleid ten aanzien van kwetsbare groepen (gehandicapten, vrouwen, allochtonen/asielzoekers, werkloze jongeren). Een dergelijk vestigingsstatuut kan gezien worden als de gemeentelijke invulling van het begrip maatschappelijk verantwoord ondernemen. Niet alleen in het vestigingsbeleid liggen er voor de gemeente verschillende aanknopingspunten. Dat geldt ook bij de ontwikkeling van nieuwe en de herstructurering van bestaande bedrijventerreinen. De druk op de ruimte in Brabant is groot. Vandaar dat er terughoudendheid wordt betracht met de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen. In het streekplan Brabant in Balans maakt de provincie Noord-Brabant zich hard om 2000 van de geplande 7000 ha bedrijventerreinen op een andere wijze te realiseren bijvoorbeeld door inbreiden, herstructureren en intensiveren van bestaande terreinen. Om dit proces te begeleiden is een voor Nederland uniek initiatief ontwikkeld. De Brabantse Ontwikkelingsmaatschappij heeft in opdracht van de provincie Noord-Brabant een herstructureringsmaatschappij voor bedrijventerreinen (BHB) opgericht die als doel heeft ruimtewinst te boeken door de revitalisering van bestaande terreinen. De activiteiten van de BHB zijn er opgericht gemeenten te ondersteunen bij hun 6 herstructureringsactiviteiten en het bevorderen van publiekprivate samenwerking. De gemeente Oss heeft een eigen weg gekozen. Ze heeft onlangs een gronduitgifteprotocol opgesteld. In dit protocol is vastgelegd wanneer een bedrijf in aanmerking komt voor een nieuwe kavel. Men wil leegstand en verpaupering van bestaande terreinen voorkomen door bedrijven te bewegen op bestaande locaties te zoeken naar mogelijkheden voor uitbreiding. Bedrijven krijgen alleen toegang tot een nieuw terrein als ze hebben aangetoond dat ze alles in het werk hebben gesteld om de uitbreiding op het eigen terrein te realiseren. De gemeente _______________________________________________________________________________________________ 6
Saillant detail. Van alle grote Brabantse gemeenten is Tilburg de enige gemeente die geen herstructureringsproject heeft in samenwerking met de BOM.
21
Oss probeert een zekere mate van schaarste te creëren waardoor ondernemers 7 uitgedaagd worden creatief te zijn. Door een actieve herstructureringspolitiek te voeren wordt in de eerste plaats gewerkt aan het zuinig omgaan met schaarse ruimte en wordt het verduurzamen van bedrijventerreinen bevorderd. Door dit te doen in een actieve discussie en samenwerking met het bedrijfsleven wordt tegelijkertijd ook gewerkt aan gedragsverandering van ondernemingen in de richting van meer duurzaam/maatschappelijk verantwoord ondernemen. De ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen biedt tal van mogelijkheden om te komen, niet alleen tot een meer duurzame inrichting van terreinen, maar tegelijkertijd ook om het gedrag van ondernemingen in de richting van een meer duurzame bedrijfsinrichting te bevorderen. Bij de ontwikkeling van die nieuwe terreinen gaat het om zaken als de inpassing van het terrein in het landschap en van de onderneming in het terrein, het zoeken van (economische) samenhang tussen ondernemingen en van het bevorderen van allerlei vormen van symbiose tussen ondernemingen op het terrein van energie, stoffenstromen etc., het bevorderen van facility-sharing waardoor ruimtewinst geboekt kan worden, actief parkmanagement, bevorderen van duurzaam bouwen, hanteren van de cradle to cradle filosofie, ontsluiting van terreinen voor OV en fietsverkeer etc. Daarnaast zouden bedrijventerreinen ontwikkeld c.q. initiatieven bevorderd kunnen worden speciaal voor ondernemers die zich laten voorstaan op het maatschappelijk verantwoorden van hun ondernemen. In dit verband kan o.a. gewezen worden op het initiatief De Groene Kamer (www.degroenekamer.nl). Het eigen inkoopbeleid van de gemeente is een krachtig instrument om nieuw maatschappelijk verantwoord ondernemerschap te bevorderen op het terrein van de relatie tussen profit en planet zowel binnen bestaande ondernemingen alsook het ontstaan van nieuwe ondernemingen te bevorderen. Bij de aanbestedingsvoorwaarden zou nadrukkelijk aandacht gevraagd kunnen worden voor de verschillende planet-issues. Daarbij gaat het om productiespecificaties (hoe is een product of dienst tot stand gekomen), productspecificaties (de kenmerken van een product in de praktijk: energieverbruik, recycleerbaar etc.) maar ook om zaken als ketenverantwoordelijkheid. Door deze ook mee te laten wegen in de uiteindelijke aanbesteding maakt de gemeente niet alleen duidelijk dat het haar ernst is als het gaat om duurzaamheid maar worden ondernemingen ook uitgedaagd om niet alleen te concurreren op prijs maar ook allerlei andere performance aspecten. Tilburg scoort goed op dit punt getuige het feit dat ze in de landelijke benchmark van COS Nederland (www.duurzaamheidmeter.nl) al drie jaar als de meest duurzaam inkopende gemeente van Nederland wordt betiteld. Op de klimaatkaart van Milieudefensie (www.klimaatkaart.nl) komt Tilburg ook hoog uit de bus.
_______________________________________________________________________________________________ 7
Zie ook Joks Janssen en John Dagevos (2006), Van industriepark naar werklandschap, in het themanummer van S&RO 03/2006 over Bedrijventerreinen.
22
Naar een duurzaam (ondernemend) Tilburg
Bevordering van de productie en koop van streekproducten kan niet alleen een bijdrage leveren aan de profilering van de streek in het kader van regiobranding, het kan ook bijdragen aan het terugdringen van transport van goederen en diensten over grote afstanden. We zien overal in Europa, maar ook in Nederland een toenemende aandacht voor streekproducten zowel vanuit brandingoverwegingen alsook vanuit duurzaamheidoverwegingen. De gemeente zou een beleid kunnen ontwikkelen waarbij de productie van dergelijke streekproducten bevorderd wordt. Ook in het kader van het Nieuwe Markten Brabant project dat mede op initiatief van Agro & Co en de provincie NoordBrabant door Telos wordt uitgevoerd wordt hiervoor aandacht gevraagd. Tilburg kent een groot aantal onderwijsinstellingen voor beroepsonderwijs op zowel HBO als MBO niveau die een rol zouden kunnen spelen bij het ontwikkelen van duurzame innovaties in de richting van het lokale en regionale MKB. De gemeenten zou samen met deze instellingen en het regionale bedrijfsleven projecten kunnen ontwikkelen en (financieel) ondersteunen op het terrein van bijv. duurzame bedrijfsvoering (Avans in Tilburg bijvoorbeeld kent een lectoraat duurzame bedrijfsvoering). Daarmee worden twee vliegen in een klap geslagen. Niet alleen komt het bedrijfsleven in aanraking met nieuwe (duurzame) bedrijfsvoeringconcepten ook wordt een brug geslagen tussen het lokale en regionale (beroeps) onderwijs en het bedrijfsleven. 4.2 4.2.1
People-profit Bestaande ondernemingen
Zoals de nota “Tilburg werkt” al stelt: ondernemen is een vak apart en ondernemers maken banen, omzet en winst. Op het snijvlak van People en Profit geldt dat goede en duurzame economische resultaten alleen gehaald kunnen worden door een continue focus op de motivatie en betrokkenheid van mensen (werknemers). In de wetenschappelijke literatuur is al veel geschreven over de samenhang van goed HRM-beleid in organisaties en de economische prestaties van ondernemingen (organisaties). Een recent overzicht van veel veldwerk in binnen- en buitenland wordt o.a. gegeven in Paauwe (2005). Duurzaam HRMbeleid schept daarbij de condities om via gerichte instrumenten deze intrinsieke en extrinsieke motivatie van werknemers te bevorderen en daarmee te komen tot hogere productiviteit, minder verzuim en meer loyaliteit (lager verloop), zodat investeringen in menselijk kapitaal (bedrijfsspecifieke en generieke opleidingen) voor een langere tijd lonend zijn voor zowel ondernemer als werknemer. Goed HRM-beleid is natuurlijk primair een zaak van de betreffende ondernemers. Immers, zij zijn het die dit beleid in overeenstemming brengen met de strategische bedrijfsdoelstellingen, en mede door hun deskundigheid hiermee concurrentievoordelen weten te bereiken. Voor een gemeente is er geen directe reden op dit beleid te sturen. Wel is het denkbaar dat waar mogelijk en wenselijk, gemeentelijk beleid in lijn wordt gebracht met dit ondernemingsbeleid. Dat geldt in elk geval op een aantal deelterreinen. We noemen er drie.
23
a. arbeidsmarkttoeleiding en personeelsvoorziening Elke organisatie heeft met regelmaat behoefte aan nieuw, en vaak gekwalificeerd personeel. Vanwege vrijwillig verloop en door vergrijzing ontstaat er een 8 vervangingsvraag, en door economische groei ook een uitbreidingsvraag . Deze nieuwe vraag naar arbeid wordt doorgaans ingevuld met schoolverlaters en met overige werkzoekenden. Op beide groepen heeft een gemeente in beperkte mate invloed. In de groep schoolverlaters betreft het dan met name de gewenste en aanwezige startkwalificaties. De gemeente besteedt in dit verband al veel aandacht aan het monitoren en opsporen van voortijdige schoolverlaters, en het terugdringen van de omvang daarvan. Zoals we uit de Jaarstukken 2007 en de Programmabegroting 2008 kunnen afleiden, zijn het sluiten van convenanten met scholen, een regievoerende rol van de gemeente en het opzetten van een jongerenloket (Blink!) reeds de eerste aanzetten hiertoe. De gemeente heeft ook een stagebeleid om studerenden een stageplek te bieden, waardoor de arbeidsmarkttoeleiding nadien gemakkelijker kan verlopen. b. faciliteren van infrastructuur en bereikbaarheid Tot de minder expliciete maar wel degelijk relevante kenmerken van HR-beleid behoren zaken als bereikbaarheid en goede infrastructuur. Bedrijfslocaties en bedrijfsterreinen die een moeizame bereikbaarheid kennen per openbaar vervoer of per auto, en daarmee een forse woon-werk afstand kennen (in termen van reistijd) zijn evident minder gewenst vanuit werknemersperspectief. Zeker waar deze moeizame bereikbaarheid structureel van aard is, kan dit ertoe leiden dat het verloop van werknemers hoger ligt dan gewenst. Dat geldt ook voor parkeerfaciliteiten. Goed gemeentelijk beleid kan een bijdrage leveren aan deze “stille” arbeidsvoorwaarden en daarmee de kwaliteit van het mogelijke HR-beleid. Het terugdringen van congestie, en het verkleinen van verdere overlast (bv. geluid) kan daarbij worden gezien als een hygiënefactor. c. faciliteren van operational efficiency In een flexibele economie zal het concept van 24/7 steeds meer als een vanzelfsprekendheid worden gezien. Dat betekent dat economische activiteiten op 7 dagen per week en 24 uur per dag mogelijk moeten kunnen zijn als dat vanwege concurrentieverhoudingen noodzakelijk of gewenst is. Deze operational efficiency is primair een zaak van de bedrijven zelf. Tegelijkertijd kan een gemeente inventariseren welke problemen zich op dit punt voordoen en daar waar mogelijk faciliteiten creëren om deze barrières weg te werken. Dat geldt dan met name administratieve en juridische regels die een volcontinue economie vooralsnog blokkeren. Openingstijden, werktijden, et cetera. _______________________________________________________________________________________________ 8
In een recente studie van het onderzoeksinstituut NICIS wordt een analyse gemaakt over de effecten van demografische veranderingen voor de leefbaarheid en economische ontwikkeling van steden. Daarbij wordt o.a. gebruik gemaakt van een vergrijzings- en ontgroeningsdiagram voor de periode 2006-2015. De positie van Tilburg is daarbinnen niet zichtbaar. Het zou interessant zijn deze te (laten) bepalen en vanuit dat demografische perspectief het gemeentelijk beleid nader in te kleuren. Daarbij kan worden gebruik gemaakt van het concept van de Silver Economy als een van de belangrijke groeisectoren. Zie NICIS (2006). De krimpende stad. SDU, Den Haag. Deze publicatie is ook te downloaden vanaf de website van Nicis.
24
Naar een duurzaam (ondernemend) Tilburg
De gemeente Tilburg scoort al redelijk goed als het gaat om de waardering van het algemene ondernemingsklimaat (Jaarstukken, pp. 60). Het bevorderen van innovatieve vermogens, het verbeteren van infrastructuur en de uitgifte van bedrijventerreinen zijn goede voorbeelden. Het vergroten van de duurzaamheid van ondernemingen in meer brede zin, door het aanstellen van een coördinator MVO (Jaarstukken, pp. 63) is daarbij een welkome aanvulling. 4.2.2
Nieuwe ondernemingen
Naast aandacht voor het behouden en bevorderen van bestaande ondernemingen is er ook volop aandacht nodig voor het duurzaam bevorderen van nieuwe, startende ondernemingen. Ondernemerschap is een van de belangrijke pilaren in de Lissabon-accoorden die enige tijd in EU-verband zijn afgesproken. Eigen verantwoordelijkheid, snel inspelen op marktkansen en het creëren van een dynamische economie zijn daarbij sleutelbegrippen. Uit de registers van de Kamers van Koophandel blijkt dat de laatste jaren sprake is van een grote toename van nieuwe inschrijvingen (starters), vooral in de zakelijke dienstverlening. Vanwege de relatief lage instapdrempels en het geringe benodigde startkapitaal is deze stap voor veel burgers een meer vanzelfsprekende geworden. We zien soortgelijke tendensen ook in de bouwsector. Voor een gemeente is deze dynamiek van evident belang. Meestal zal dit nieuwe ondernemerschap leiden tot een verdere diversificatie van economische activiteiten, en daarmee een robuustere, minder conjunctuurafhankelijke basis verschaffen voor de stedelijke economie. Bovendien is de groei in de werkgelegenheid in Nederland vooral geconcentreerd in het midden- en kleinbedrijf. Gemeentelijk beleid kan gericht zijn op het bevorderen van de ondernemersspirit, door gerichte voorlichtingscampagnes, bijvoorbeeld op scholen. Zo zijn er goede ervaringen met simulatiegames (XLX). De inmiddels operationeel geworden incubatorprogramma’s rond universiteit en HBO’s kunnen ook een rol spelen, evenals de bestaande advisering van starters. Ook blijft van belang de bestaande wet- en regelgeving transparant te maken en te blijven streven naar het terugdringen van administratieve lasten. De een-loket gedachte en herkenbare aanspreekpunten/personen zijn hierbij goede ondersteuningselementen. Daarnaast kan gemeentelijk beleid zich ook richten op het bevorderen van ondernemerschap voor bijzondere groepen, die zonder extra steun waarschijnlijk niet tot een dergelijke stap zullen komen. Deze ondersteuningstrajecten kunnen worden gericht op jongeren (bv. zonder startkwalificatie, zoals jeugdwerkcorporaties) en op oudere werkzoekenden (zie project Duurzaam van Start). Uit divers onderzoek rond Klussenbussen en Jeugdwerkcorporaties (JWC’s) is gebleken dat het bevorderen van technische en commerciële kennis daarbij hand-in-hand gaan met het vergroten van self-esteem en self-efficacy, zeg maar: zelfvertrouwen. (Evers en Borghouts, 2007, 2008). Het lijkt overigens
25
gewenst voor deze groep startende ondernemers de aandacht voor duurzaamheidaspecten al in een vroeg stadium aan de orde te stellen. Daar waar de stap naar eigen ondernemerschap mogelijk er een teveel is, kan in een gerichte aanpak ook worden ingestoken op het bevorderen van arbeidsmarktreïntegratie. In dit verband valt te denken aan het introduceren van een “rotondemodel” waarbij deelnemers na verloop van tijd zelf kiezen welke afslag (werknemer, franchisehouder/entrepreneur, zelfstandig ondernemer) het best aansluit bij hun competenties en verwachtingen. Aan de gemeente kan ook worden gevraagd de procesbegeleiding bij deze vormen van arbeidsmarktreïntegratie ter hand te nemen. In dat geval wordt gedacht aan passend beleid, zoals het uitzeven van de benodigde vergunningen en het versnellen van procedures hierbij, aan het inschatten en toekennen van mogelijke fiscale voordelen, aan mogelijk prijsbeleid bij het verschaffen van grond of andere investeringen, aan het geven van ondersteuning via een gemeentelijke MVO coördinator, en aan (wederom) het overgaan tot een 1-loket gedachte, de bekende one-stop voor starters. Als bijzondere loot kan aandacht worden besteed aan maatschappelijk ondernemen. In dat geval is sprake van het opstarten van economische activiteiten waarvoor in reguliere zin niet of moeizaam een initiële markt aanwezig is. We denken dan met name aan projecten in de sfeer van milieuverbeteringen, het recyclen van afval en reststoffen, het bevorderen van veiligheid, en het zorgdragen voor meer sociale cohesie in een diversificerende samenleving, zowel qua leeftijd als etniciteit. Dergelijke activiteiten kennen geen natuurlijke marktvraag, en moeten vanuit een collectief draagvlak worden geïnitieerd. Tegelijkertijd lenen een aantal van deze thema’s zich prima als insteek voor zelfstandig ondernemerschap.
26
Naar een duurzaam (ondernemend) Tilburg
5 Beleidsopties, attentiepunten en aanbevelingen
Leefbare steden en duurzame stedelijke ontwikkeling vereisen een uitgesproken visie op de relaties binnen de driehoek people-planet-profit. Elk van deze relaties in de driehoek heeft onderscheiden kenmerken. Leefbaarheid en duurzaamheid kunnen alleen worden bereikt als met deze drie relaties expliciet rekening gehouden wordt. Het vraagt om het zoeken van balans, van evenwicht tussen economische, sociale en ecologische belangen. Voor een stad als Tilburg betekent dit een duidelijke aandacht voor de economische factor en daarbinnen het belang van ondernemerschap. Dit ondernemerschap, zowel binnen bestaande als bij startende ondernemingen, biedt de duurzame kurk waarop de verdere ontwikkeling kan drijven. De gemeente moet in dit verband willen initiëren, faciliteren en regisseren. Initiëren betekent in dit verband het proactief insteken op nieuwe mogelijkheden en het zo mogelijk verlagen van toegangsdrempels voor economische ontwikkeling, bijvoorbeeld rond startende ondernemers. Faciliteren betekent het verschaffen van goede condities om deze activiteiten mogelijk te maken Regisseren vraagt om een duidelijke en herkenbare rol van de gemeente bij het totstandbrengen van evenwichten tussen de onderscheiden assen. Duurzaamheid impliceert daarbij ook voldoende aandacht voor de belangen van diverse stakeholders. Uiteindelijk zijn het meestal eigenstandige stakeholders (bestaande of nieuwe ondernemers) die het initiatief moeten nemen. Uiteraard is daarbij primair relevant het behouden van bestaande werkgelegenheid en het uitbreiden daarvan, in de zin dat daarmee de duurzame kurk van stedelijke welvaart kan worden geborgd. Dit behoud en verder uitbreiden moet dan wel in het licht worden gezien van gewenste ontwikkelingen ten aanzien van duurzaamheid in bredere zin. Zoals we hierboven al opmerkten, kan de gemeente hierin selectief beleid gaan voeren. We hebben ook gepleit voor het versterken van de focus op nieuwe activiteiten en nieuw ondernemerschap. De gemeente kan daarbij insteken op een aantal
27
terreinen waarvan mag worden verwacht dat ze een impuls kunnen geven aan een verdere duurzame stedelijke ontwikkeling. We denken dan met name aan het identificeren van markten en producten die meer dan gemiddeld een bijdrage leveren aan het bevorderen van evenwicht tussen en synergie van de onderscheiden 3P’s. Het gaat dan ook om maatschappelijke en sociale innovatie: niet meer, maar vooral beter werk. De samenstelling van de stedelijke economie laat zien dat in Tilburg het belang van de sector gezondheidszorg en welzijn het grootst is (19 % van de banen), en dat van de industrie (bijna 16 %), handel en reparatie 16 %) en de zakelijke dienstverlening (15,5%) ook groot is. Daarnaast is de omvang van de onderwijssector in Tilburg relatief groot. In de nota “Tilburg werkt” zijn een aantal kansrijke clusters geïdentificeerd voor het versterken van de economische structuur. Het profileren van Tilburg als onderwijsstad en het valoriseren van deze kennis kan leiden tot nieuwe activiteiten die relatief gemakkelijk kunnen worden ingepast in het concept van duurzaamheid. Kennisintensieve sectoren in de sfeer van zakelijke dienstverlening hebben doorgaans een minder belastend effect voor de Planet-dimensie, en zijn ook op langere termijn potentieel beter beschermd voor buitenlandse concurrentie (Profit), terwijl tegelijkertijd het gemiddelde opleidingsniveau hoger is en daarmee meer recht gedaan kan worden aan de People-dimensie, omdat mogelijke wrijving in de regel gemakkelijker is op te sporen en te vermijden. Deze sector/cluster leent zich daarnaast bij uitstek als kweekvijver voor nieuwe, startende ondernemers. Ook het versterken van de creatieve sector past binnen dit bestek. In grote lijnen gelden hiervoor dezelfde afwegingen als voor de zakelijke dienstverlening. Crossovers, smeltkroes, bruisend klimaat. Ook hier is kleinschalig ondernemerschap heel wel mogelijk. Zorg en vrije tijd zijn ook belangrijke sectoren. Mede gelet op vergrijzing en ontgroening en het toenemen van vrije tijd in combinatie met toename van welvaart ontstaan hier goede mogelijkheden. Nieuwe producten en markten liggen voor de hand. Het concept van de Silver Economy, door specifiek nadruk te leggen op behoeften van (kapitaalkrachtige) ouderen, en het bieden van verantwoorde vormen van vrijetijdsbesteding kunnen mede worden vormgegeven door nieuwe, startende ondernemers. De markt is hier nog diffuus, het potentiële productenaanbod aan hulp en services schier eindeloos, en de drempels relatief laag. Het aansluiten bij consumentenpreferenties en het vermarkten hiervan (profit) kan hier hand-in-hand gaan met het vergroten van de kwaliteit van leven (planet) en een vergroting van de sociale cohesie (people). Ook aan de onderkant van de arbeidsmarkt (als het om opleidingsniveau gaat) zijn er goede kansen te identificeren. Het bevorderen van arbeidsmarktreïntegratie door vroegtijdig in te spelen op voortijdige schoolverlaters, het bevorderen van duale wegen rond werken en leren, het inspelen op mogelijke interesses rond zelfstandig ondernemerschap en het aanbrengen van commerciële en technische competenties via gerichte her-, om- en bijscholing kan ook aan de onderkant van
28
Naar een duurzaam (ondernemend) Tilburg
de arbeidsmarkt tot goede resultaten leiden. Het investeren in deze kennis is zowel individueel als maatschappelijk verantwoord. Het vergroten van de weerbaarheid van lager opgeleiden, het versterken van hun employability en het opkrikken van hun eigenwaarde (self-esteem) zijn belangrijke assets in een duurzame ontwikkeling voor deze groep. Op deze wijze zijn zij sneller inpasbaar in de verwachte vervangingsvraag en mogelijke uitbreidingsvraag bij bestaande organisaties. Ook mag worden verwacht dat zij in specifieke sectoren (handel, reparatie, niet-medische zorg aan ouderen, creatieve sector) uitstekend in staat zijn om economisch waardevolle activiteiten te ontwikkelen. Niet alle banen vereisen rocket-science, gelukkig maar. In de vorige paragraaf is al kort ingegaan op maatschappelijke ondernemers. In dat verband kan ook een relatie worden gelegd naar opleidingsniveau. In een duurzame stedelijke ontwikkeling passen initiatieven die een versterking bieden op die terreinen die niet noodzakelijk door commerciële markten worden geïnitieerd, bijvoorbeeld omdat daarvoor te weinig economische marktvraag op microschaal (personen) ontwikkeld is. In die gevallen moet er voldoende kritieke massa zijn, zoals een gemeente, die als partij dergelijke initiatieven kan omarmen en van de grond trekken. Dat kan op alle opleidingsniveaus. Van het counselen van ouderen tot het verzamelen van restafval zoals oud papier en schillen en het recyclen van materialen. In die gevallen kan wel worden gestreefd naar het vergroten van de kansen voor duurzame (zelfstandige) organisatievormen, bijvoorbeeld door het geleidelijk ontwikkelen van marktperspectieven en marktvraag. In die gevallen is maatschappelijk ondernemerschap op zijn plaats en vertoont het niet de kenmerken van structureel kasplantje. Uit de analyses blijkt dat het gewenst is een onderscheid aan te brengen in beleid dat gericht is op bestaande ondernemingen en beleid dat is gericht op nieuwe ondernemingen. Gelet op de huidige samenstelling en dynamiek moet daarbij meteen worden aangetekend dat het grootste deel van het beleid zich expliciet moet richten op bestaande ondernemingen. Immers, hier zal ook de komende tijd het gros van de people, planet en profit aspecten zichtbaar zijn. Wanneer we de kapstokken samenvatten, dan ontstaat het volgende beeld (zie tabel 4). Dit beeld is niet limitatief bedoeld, en moet vooral worden gezien als een samenvatting van de inzichten en aandachtspunten die vanuit de auteurs naar voren kunnen worden gebracht. In de tabel is steeds aangegeven op welke algemene terreinen beleid aan de orde kan zijn, en vervolgens zijn mogelijkheden aangedragen om dit beleid te verbijzonderen naar bestaande ondernemingen en naar starters.
29
Tabel 4 Mogelijkheden voor gemeentelijk beleid inzake duurzaam ondernemerschap
Algemeen Communicatie en vergunningverlening
Bestaande ondernemingen Accountmanagement (1 loket) Kwaliteit en inhoud van bedrijfsbezoeken vergroten: trainingsprogramma’s voor accountmanagers opzetten Flexibilisering bedrijfsvoering vergroten (24/7) Duurzaamheidcoördinator die vestigingsplannen beoordeelt op basis van PPP
Aanleg bedrijventerreinen
Speciale economische zones (regelgeving) voor MVO ondernemers Goed migratiebeleid voor bestaande Tilburgse ondernemingen Voorkeursbeleid bij goede PPP-balans
Herstructurering bestaande bedrijventerreinen
Inkoopbeleid gemeente
Ondersteuning
30
Speciale economische zones (terreinen) voor MVOondernemers Aandacht voor inpasbaarheid van bedrijven in stedelijke omgeving in termen van bodem, lucht en water, veiligheid en bereikbaarheid;
Specifiek afnamebeleid, voorkeursbehandeling, certificering Bevordering streekproducten Specifieke aandacht voor MKB: ondersteunen bedrijven
Starters Vestigingsstatuut Aantrekkelijk maken van Tilburg als stad voor nieuw ondernemerschap Flexibilisering bedrijfsvoering vergroten (24/7) Duurzaamheidcoördinator die vestigingsplannen beoordeelt op basis van PPP Speciale economische zones (regelgeving) voor MVO ondernemers
Microkrediet, borgstellingen Aangepaste gemeentelijke belastingen, vrijstellingen Speciale economische zones (terreinen) voor MVOondernemers
Infrastructuur en bereikbaarheid verbeteren, aansluiting openbaar vervoer, meervoudig en multifunctioneel ruimtegebruik, versterken onderlinge afhankelijkheden (input-throughput-output) Specifiek afnamebeleid, voorkeursbehandeling, certificering Stimuleren streekproducten Voorlichtingscampagnes
Naar een duurzaam (ondernemend) Tilburg
Innovatie/onderwijs
bij o.a. HR-beleid Goede arbeidsmarkttoeleiding Incubatorprogramma’s rond onderwijsinstellingen
One-stop loket voor starters Incubatorprogramma’s rond onderwijsinstellingen Re-integratie via jeugdwerkcorporaties en duurzaam van start voor oudere werklozen
Dit alles overziend, worden klassieke en nieuwe instrumenten zichtbaar. Klassieke recepten, zoals het aanleggen van bedrijventerreinen, zijn hun geldigheid en kracht uiteraard niet verloren. Ook in het toekomstige gemeentelijke beleid zullen deze een belangrijke rol blijven spelen. We signaleren ook enkele nieuwe instrumenten. Het expliciet vergroten van flexibiliteit in de bedrijfsvoering, het introduceren van speciale zones voor MVO ondernemers en het inrichten van een vestigingsstatuut zouden hierbij kunnen worden genoemd. Kortom, de gemeente Tilburg heeft meerdere kapstokken voor beleid tot haar beschikking. Van relatief eenvoudig te realiseren trajecten tot zeer gecompliceerde en politiekgevoelige. Uiteraard is het niet aan ons enige prioritering of afweging daaromtrent te maken. Uit het overzicht dat we presenteren kan eenieder afgewogen keuzen maken. Het propageren van duurzame ontwikkeling betekent in onze ogen wel het maken van keuzes en van integrale afwegingen. Duurzaamheid betekent geen eenzijdige keuzen uit de gepresenteerde staalkaart van mogelijkheden en opties. Duurzaamheid kan juist wel worden bereikt wanneer een meer afgewogen keuze wordt gemaakt waarbij planet, people en profit in een goede verhouding worden meegenomen.
31
32
Naar een duurzaam (ondernemend) Tilburg
Literatuur
Dagevos, John en Yolanda te Poel (2004), Balans, kwaliteit en competentieontwikkeling. Sleutels voor duurzame ontwikkeling. KDS, Eindhoven. Evers, G.H.M. en I. Borghouts v.d.Pas (2007), Risicohouding van startende ondernemers. OSA, Tilburg. Evers, G.H.M. en I. Borghouts v.d. Pas (2008), Evaluatie ondernemerschapscompetenties van deelnemers Klussenbus Eindhoven. OSA, Tilburg. Gemeente Tilburg Jaarstukken 2007. Gemeente Tilburg Programmabegroting 2008. Gemeente Tilburg Programmabegroting 2009. Hermans, Frans en John Dagevos (red.) (2006), De duurzaamheidbalans van Brabant 2006, Telos, Tilburg. Hermans, Frans, Luuk Knippenberg, Wim Haarmann en John Dagevos (2006), De Telosmethode en de duurzaamheiddriehoek, in Telos (2006), Duurzaamheidbalans van Brabant 2006. De verantwoording, Telos, Tilburg. Janssen, Joks en John Dagevos (2006), Van industriepark naar werklandschap, in het themanummer van S&RO 03/2006 over Bedrijventerreinen. Knippenberg, Luuk, Kees Nauta en Hans Horsten (eindredactie) (2005), Zoeken naar nieuwe wegen: kansen voor een duurzaam Brabant. Telos, Tilburg. Moratis, Lars en Marc van der Veen (2006), Basisboek MVO, Uitgeverij Van Gorcum, Assen. NICIS (2006). De krimpende stad. SDU, Den Haag.
33
Porter, Michael E. and Mark R. Kramer (2006), Strategy & Society. The Link Between Competitive Advantage and Corporate Social Responsibility, Harvard Business Review, HBR.ORG. Rogers, Richards, Cities for a Small Planet, Faber and Faber, 1998 geciteerd in Girardet H., Creating sustainable cities, voor de Schumacher Society gepubliceerd door Green Books Ltd, 1999, pag. 72. Sociaal Economische Raad (2000), De winst van waarden, SDU, Den Haag. Interessante websites: http://www.maatschappelijkverantwoordondernemen.net http://www.vno-ncw.nl www.betrokken.nu www.tilburg.nl
34
Naar een duurzaam (ondernemend) Tilburg
Bijlage 1
MVO als kernactiviteit van de onderneming
In een recent artikel getiteld “ Strategy & Society. The Link Between Competitive Advantage and Corporate Social Responsibility” gaan Michael Porter en Mark Kramer in op de vraag hoe ondernemingen, gebruikmakend van concurrentiële voordelen, kunnen bijdragen aan de samenleving of anders geformuleerd 9 maatschappelijk verantwoord kunnen ondernemen. De kern van hun betoog is dat als ondernemingen MVO op dezelfde wijze zouden benaderen als hun kernactiviteiten ze zouden ontdekken dat MVO een bron van kansen, innovatiemogelijkheden en concurrentiële voordelen zou kunnen zijn (MVO als winstbron). Hoewel bedrijven vaak al forse inspanningen leveren en hebben geleverd om de sociale en ecologische (negatieve) effecten te beteugelen zijn deze inspanningen in de ogen van Porter en Kramer niet altijd even succesvol. Dit heeft te maken met het feit dat bedrijven vaak tegenover de samenleving worden geplaatst terwijl het evident is dat deze twee van elkaar afhankelijk zijn. In het debat over duurzame ontwikkeling is vaak sprake van een defensieve toonzetting, wordt duurzame ontwikkeling gezien als begrenzer van groei. Uiteraard gaat duurzame ontwikkeling gepaard met wrijving. Echter duurzame ontwikkeling heeft ook nadrukkelijk een positieve kant, gaat gepaard met een roep om nieuwe, vernieuwende initiatieven, om het aangaan van nieuwe 10 coalities/samenwerkingsverbanden. Daarnaast speelt een belangrijke rol dat bedrijven vaak in generieke termen over MVO denken in plaats van MVO te verbinden met de eigen bedrijfsstrategie en de vraag te stellen op welke wijze MVO een bijdrage kan leveren aan het realiseren van de bedrijfsdoelstellingen. In de ogen van Porter en Kramer worden in de discussie over de noodzaak van MVO 4 argumenten gehanteerd: • Morele verplichting (goed burgerschap); • Duurzaamheid • ‘License to operate’ • Reputatie Zonder het belang van deze argumenten te willen ontkennen, integendeel ze zijn van grote betekenis voor de ontwikkeling van het denken over MVO, zijn Porter en Kramer van mening dat ze vaak onvoldoende sturing kunnen geven aan de praktische concrete afwegingen die een ondernemer moet maken. Dat hangt samen het feit dat ze de nadruk leggen op de spanning tussen bedrijfsleven en samenleving in plaats van te wijzen op de onderlinge afhankelijkheid. Iedere benaderingswijze ontwikkelt zijn eigen rationaliteit die niet direct verbonden is met de strategie en de werkwijze van een specifiek bedrijf en/of de specifieke locatie waar dat bedrijf haar werkzaamheden verricht. Het gevolg is dat intern binnen een onderneming de MVO-activiteiten vaak geïsoleerd zijn van de operationele, terwijl _______________________________________________________________________________________________ 9
Michael E. Porter en Mark R. Kramer (2006), Strategy & Society. The Link Between Competitive Advantage and Corporate Social Responsibility, Harvard Business Review, HBR.ORG. 10 Zie Telos (2005), Zoeken naar nieuwe wegen: kansen voor een duurzaam Brabant, Tilburg: met name hoofdstuk 1.
35
extern er sprake is van een diffuus beeld doordat de verschillende inspanningen niet met elkaar verbonden worden. In de ogen van Porter en Kramer moet, om MVO op een hoger niveau te brengen, het aan de ene kant geworteld worden in een breed begrip van de relatie tussen bedrijfsleven en samenleving en tegelijkertijd verankerd worden in de bedrijfsstrategieën. Succesvolle bedrijven hebben behoefte aan een gezonde samenleving. Onderwijs, gezondheidszorg, gelijke rechten zijn essentieel voor de kwaliteit van de beroepsbevolking. Veilige producten en arbeidsomstandigheden trekken niet alleen consumenten aan, ze zorgen er ook voor dat de interne kosten voor bedrijfsongelukken dalen. Efficiënt gebruik van land, energie, water en andere natuurlijke hulpbronnen zorgen er voor dat de productiviteit stijgt. Goed openbaar bestuur, wetgeving en bescherming van eigendomsrechten zijn essentieel voor de efficiency van bedrijven en voor innovaties. Een gezonde samenleving creëert een toenemende vraag naar bedrijvigheid als er menselijke behoeften worden vervuld en de menselijke aspiraties groeien. Tegelijkertijd heeft de samenleving succesvolle bedrijven nodig om te voorzien in die groeiende behoeften. Niet de spanning tussen bedrijfsleven en samenleving moet derhalve centraal staan maar de wederzijdse afhankelijkheid, de gedeelde waarden en daarmee dus ook de mogelijkheid om win-win situaties te creëren. Deze wederzijdse afhankelijkheid neemt twee gedaanten aan: • Inside-out linkages: de relaties tussen bedrijfsleven en samenleving als gevolg van het normale dagdagelijkse functioneren van bedrijven. Deze relaties zijn uiteraard afhankelijk van de aard van de bedrijvigheid en de specifieke locatie van een bedrijf. Het gaat ook om relaties die in de tijd veranderen onder invloed van veranderende kennis en wetenschap en veranderende normen en waarden. (zie schema 1 met betrekking tot de relatie tussen waardeketen en samenleving). • Outside-in linkages: het geheel van externe maatschappelijke condities (de competitieve context) die het functioneren van een onderneming beïnvloedt. De competitieve context kan grofweg in vier gebieden onderverdeeld worden: • de kwantiteit en kwaliteit van de beschikbare inputs voor het bedrijfsleven zoals de beroepsbevolking of de infrastructuur; • overheidsregels en –prikkels die van invloed zijn op de concurrentieverhoudingen; • omvang en samenstelling van de lokale vraag; • de lokaal aanwezige bedrijvigheid en de onderlinge verbindingen tussen de bedrijven. Zie schema 2 waarin de ‘outside in’ relaties ofwel de maatschappelijke invloeden op de concurrentieverhoudingen worden weergegeven.
36
Naar een duurzaam (ondernemend) Tilburg
Schema 1 Mogelijkheden voor gemeentelijk beleid inzake duurzaam ondernemerschap •
Relatie met universiteiten en
• •
onderzoeksinstellingen Productveiligheid Ethisch onderzoek (bijv.
• •
dierproeven) Grondstoffen Terugwinning (hergebruik en recycling)
•
Werkgelegenheid
• • • •
Kernactiviteiten en –doelen Stakeholders & shareholders Jaarverslaglegging Omgang met overheden
• • • •
Relatie werknemer - werkgever Gezondheid en veiligheid Diversiteit, discriminatie en kansen Opleiding en onderwijs
• •
Transparantie Lobbypraktijken
•
Primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden Afwentelingpolitiek
•
• • •
Ketenverantwoordelijkheid (bijv. corruptie, kinderarbeid, fairtrade) Gebruik van bijzondere materialen (bijv. bont) Gebruik van natuurlijke hulpbronnen
Bedrijfsbeleid en karakteristiek (bijv. financiering, planning en investeringsrelaties)
Ondersteunende
Arbeidsomstandigheden en volwaardig werk (bijv. werving, training, arbeidsvoorwaarden) Technologische ontwikkeling (bijv. productontwerp, testen, procesontwerp, materiaalresearch, marktonderzoek) Voorzieningen (bijv. componenten, machines, adverteren en service)
Primaire activiteiten
Input (bijv. inkomend
Throughput (bijv. proces, componentfabricage)
opslag,
g, opslag, Overslagvoorber
verzameling,
eiding)
•
Emissies, afval en lozingen
•
emissies, brandstofverbruik, • congestie) • hoeveelheid gebruikte materialen • % teruggewonnen materialen
Broeikasgassen Ozonlaagaantastende stoffen Effect op biodiversiteit en
• • •
Orderafhandelin
gegevens-
Transporteffecten (bijv.
ecologie (milieu) Energie- en watergebruik Arbeidsveiligheid en werkomstandigheden
Marketing &
Nazorg en service
verkoop (bijv.
(bijv. installatie, klantenondersteuning , klachtenbehandeling , reparatie
(bijv.
materiaal
•
•
Output
verkoopkracht, promotie, adverteren, projectvoorstellen website)
•
Verpakking gebruik en
• • •
verwijdering Transporteffecten Milieueffect product, diensten • % terugwinning na
(waarheidsgetrouw adverteren, rol van kinderen) Prijsbeleid (prijsdiscriminatie tussen klanten,
eindgebruik Niet-naleving (inter)nationale wet- en regelgeving
dumppraktijken, kartelvorming) Consumenteninformatie Privacy
•
•
• •
Marketing en promotie
• •
•
verwijdering verouderde producten Behandeling verbruiksgoederen (bijv. motorolie, printinkt) Privacy klanten
Gevaarlijke stoffen en materialen
37
Schema 2 De bedrijfsomgeving: van buiten naar binnen: de maatschappelijke condities en de sociale invloed die het functioneren (het concurrerend vermogen) van het bedrijf beïnvloeden
Beschikbaar arbeidspotentieel Toegang tot onderwijs- en onderzoeksinstellingen Efficiënte fysieke infrastructuur Efficiënte administratieve infrastructuur Beschikbare wetenschappelijk en technische infrastructuur Duurzame natuurlijke grondstof- en energiebronnen Eenvoudige toegang tot kapitaal
• • • • • • •
Context voor de bedrijfsstrategie en concurrentie De Overheidsregels en prikkels die concurrentieverhoudin gen beïnvloeden
Locatie en omgeving Kwaliteit en kwantiteit beschikbare input
•
• • • •
Eerlijke en open competentie (bijv. de afwezigheid van handelsbarrières, eerlijke handel regeling) Bescherming Intellectuele eigendom Transparantie Wet en regelgeving Sociale status en kansen samenleving (bijv. antidiscriminatie)
Locale vraag en condities Omvang en samenstelling van de behoefte van locale gebruikers Bedrijfskolom
• • •
Beschikbare locale toeleveranciers Toegang tot gerelateerde bedrijven Aanwezigheid clusters of ketens in plaats van geïsoleerde bedrijven
aanverwante bedrijven De locale aanwezigheid van toeleveranciers en
38
• • •
Bevrediging van de locale vraag Opvragen standaard regelgeving Ongewone locale behoefte met voorbeeldwerking
Naar een duurzaam (ondernemend) Tilburg
Omdat een onderneming niet ieder maatschappelijk probleem kan oplossen of de kosten daarvoor kan dragen maken Porter en Kramer een onderscheid in drie soorten vraagstukken: • Algemene maatschappelijke vraagstukken: vraagstukken die niet beïnvloed worden door het operationele functioneren van een bedrijf en die geen invloed hebben op de lange termijn concurrentiekracht van de onderneming. • Maatschappelijke kwesties direct gerelateerd aan de waardeketen: met andere woorden vraagstukken die voortvloeien uit het normale functioneren van een onderneming. • Maatschappelijke kwesties/dimensies die van grote invloed zijn op het concurrerend vermogen van een onderneming Hoe te ordenen en te prioriteren is afhankelijk van plaats, tijd, soort bedrijf etc. Uiteindelijk moet dit leiden tot een sociale agenda voor een bedrijf. Een dergelijke agenda moet responsief zijn in de richting van de maatschappelijke stakeholders, maar kan daar niet stoppen. Een fors deel van de inspanningen van een onderneming moet gestoken worden in strategisch MVO. Waar het gaat om het responsieve MVO onderscheiden Porter en Kramer twee elementen: 1. gedrag van een onderneming als een goed burger die gevoelig is voor de 11 groeiende sociale bezorgdheid van stakeholders; 2. beperken van bestaande of te verwachten negatieve effecten van bedrijfsactiviteiten. Om deze effecten op te sporen kan gebruikgemaakt worden van de waardeketen als een instrument om op systematische wijze de maatschappelijke effecten van bedrijfsactiviteiten op te sporen. In het zoeken van oplossingen kan aangesloten worden bij reeds bestaande ‘best practices’. De insteek is niet om langs deze weg reeds een concurrentieel voordeel te behalen. Waar het strategisch MVO betreft gaat het er juist om wel dat voordeel, die unieke positie te zoeken. Een positie die vooral gevonden kan worden door het combineren, verbinden van ‘outside-in’ en ‘inside-out’ elementen. De MVO agenda: een mix van responsief en strategisch gedrag De agenda van MVO-bedrijven bestaat uit een mix van responsieve en strategische elementen. Soms is het moeilijk daartussen een onderscheid te maken. Immers (investerings)activiteiten van ondernemingen gericht bijv. op het terugdringen van het gebruik van fossiele brandstoffen komen tegemoet aan de wens van de samenleving om zuinig om te gaan met het gebruik van deze eindige voorraad (responsief), maar hebben tegelijkertijd ook een strategisch karakter. Immers ze moeten er ook toe bijdragen dat de afhankelijkheid van de onderneming van deze inputs afneemt en dat daarmee de continuïteit van de productie op wat langere termijn meer verzekerd is. Of het nu om responsief of strategisch MVO gedrag gaat in ieder geval moet dit gedrag er uiteindelijk toe _______________________________________________________________________________________________ 11
We zien in relatie tot dat goede burgerschap dat een groeiend aantal ondernemers zich manifesteert als maatschappelijk betrokken ondernemers (MBO). Daarmee wordt bedoeld dat een bedrijf zijn competenties, middelen en/of menskracht vrijwillig inzet voor de lokale samenleving. Op www.betrokken.nu wordt uitvoerig ingegaan op dit fenomeen.
39
leiden dat de onderneming een bijdrage levert aan het realiseren van de duurzaamheidambities zoals die in hoofdstuk 2 geformuleerd zijn.
40