Naar een coherent en structureel Belgisch Congobeleid
WSM • THEMATISCH RAPPORT AFRIKA • Nr.1
Met medewerking van: Karin Debroey, Arnaud Gorgemans, Gijs Justaert, Caroline Lesire, Tatien Musabyimana, Dieudonné Wamu Oyatambwe, Kris Van Elsen, Emiel Vervliet, Nicolas Vandenhemel.
Gedrukt op gerecycleerd papier. Een elektronische versie is beschikbaar op www.wereldsolidariteit.be en www. solmond.be
Foto’s: Wereldsolidariteit Uitgegeven door: Wereldsolidariteit – Solidarité Mondiale Haachtsesteenweg 579 1030 Schaarbeek Deze tekst is er mede gekomen dankzij de steun van de Belgische ontwikkelings samenwerking.
Lay-out: Gevaert Graphics Druk: Gevaert Printing Oktober 2014.
Naar een coherent en structureel Belgisch Congobeleid
WSM • THEMATISCH RAPPORT AFRIKA • Nr.1
Inhoud Voorwoord 5 I. Inleiding
6
2. Voorstelling van de partnerorganisaties
8
3. Waardig werk
11
4. Sociale bescherming
16
5. De mensenrechtensituatie
18
6. Natuurlijke rijkdommen: vloek of zegen?
20
7. Vrede en veiligheid
22
8. Het bevorderen van vrede en ontwikkeling door middel van regionale integratie
24
9. Het consolideren van de democratie
26
10. Gelijkheid voor vrouwen en mannen
28
11. De Belgisch-Congolese samenwerking
30
12. Besluit
32
Noten 34
4
Voorwoord Binnen beweging.net, MOC en hun partners is er heel wat bewogenheid en solidariteit met Congo. Wereldsolidariteit, ACV en CM bouwen al verschillende decennia aan duurzame partnerschappen met Congolese sociale bewegingen, vakbonden en mutualiteiten. De Belgische en Congolese partners zetten structurele ontwikkelingsprogramma’s op, elk vanuit hun expertise maar tegelijk er ook op gericht elkaar te versterken. Maar de solidariteit gaat ook verder dan dat en vertaald zich in een engagement van vele vrijwilligers overal in België, van het opzetten van partnerschappen tussen regio’s en organisaties tot kortere solidariteitsacties. De mensen achter deze initiatieven hebben vaak heel wat kennis over Congo en proberen, elk op hun manier, die kennis en bewogenheid een plaats te geven binnen een grote solidariteitsbeweging. Deze tekst is het resultaat van vele vruchtbare uitwisselingen tussen mensen uit verschillende organisaties van het netwerk beweging.net en MOC die zich met Congo bezig houden. De informatie en verschillende domeinen die besproken worden in de tekst, zijn dan ook vooral gevoed door de ervaringen en expertise van de Congolese partners op het terrein, aangevuld met literatuurstudie waarnaar verwezen wordt. Met deze tekst willen Wereldsolidariteit, beweging.net en MOC een analyse geven en een aantal heel concrete aanbevelingen rond de thema’s waarin we actief zijn, via de eigen organisaties hier in België en via de partners in Congo. Waardig werk en sociale bescherming zijn twee centrale assen van hun activiteiten en staan dan ook centraal in deze brochure. Maar daarnaast kunnen we niet om een aantal elementen heen wanneer we spreken over Congo: mensenrechten, het beheer van de natuurlijke rijkdommen, vrede en veiligheid, de moeilijke situatie van de vrouwen, de strijd voor meer democratie, enz. Het zal met vereende krachten zijn dat Congo zichzelf in handen kan nemen, en daarbij hebben vele spelers een rol: de Congolese autoriteiten in de eerste plaats, maar ook België en de internationale gemeenschap, sociale bewegingen hier en in Congo, enz. Wereldsolidariteit ondersteunt samen met ACV, CM en de andere partners van het netwerk beweging.net het Congolese middenveld in haar strijd voor een meer rechtvaardige en duurzame samenleving. Met de aanbevelingen die we in deze tekst formuleren naar de Belgische overheid, de Europese Unie en de internationale donorgemeenschap willen we ook hen aanzetten zich in te schrijven in deze strijd voor een meer rechtvaardige en duurzame Congolese samenleving.
5
I. Inleiding De eerste uitgave van deze brochure verscheen intussen al drie jaar geleden, in september 2011. Deze publicatie zag het licht in het zog van de 50ste onafhankelijkheidsverjaardag van de Democratische Republiek Congo. Een goede gelegenheid voor de Christelijke arbeidersbeweging en de MOC en hun ledenorganisaties om hun visie op papier te zetten voor een structureel en coherent Belgisch beleid tegenover Congo. De coherentie van dit beleid ging en gaat nog steeds gepaard met de opmaak van de stand van zaken van de huidige situatie, door zowel de Belgische autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de buitenlandse politiek en de ontwikkelingssamenwerking, alsook door de andere Belgische actoren op het terrein van deze ontwikkelingssamenwerking in Congo. Er is heel wat gebeurd in de vijftig jaren na de onafhankelijkheid van Congo : een dictatoriaal beleid dat het land heeft geleid naar een verval van de Staat, herhaalde oorlogen en conflicten die het land uiteindelijk op haar knieën gekregen hebben. Het is in deze omstandigheden dat het Congolese politieke landschap geleidelijk sterk veranderde met de aanwezigheid van de VN, via de MONUSCO (VN missie in Congo). In het bijzonder in het Oosten van Congo, waar rebellen onveiligheid zaaien in het land, en waar andere krachten zoals het Verenigd Koninkrijk, Japan en China, die naast de traditionele partners België en Frankrijk, zwaar wegen op de ontwikkelingssamenwerking met Congo. Zonder de Europese Unie te vergeten, via haar Europees Fonds voor Ontwikkelingssamenwerking.
De interactie tussen al deze actoren, elk met een beleid dat meer verschilt van elkaar dan gelijk loopt, op een terrein waar de nationale Congolese autoriteiten moeilijk hun plaats vinden in de pacificatie en de heropbouw van een land verkaveld door de conflicten met de buurlanden, zetten de MOC en Beweging.net aan om hun visie scherp te stellen. De stand van zaken die drie jaar geleden werd opgemaakt hebben de MOC en Beweging.net ertoe aangezet de belangrijkste sectoren te identificeren waarop zij zich zouden toespitsen, zowel inzake politieke beïnvloeding t.a.v. de Belgische autoriteiten, als inzake de betrokkenheid op het terrein in samenwerking met een aantal organisaties van het Congolese middenveld. Het gaat hierbij om arbeid, met als eis om waardig werk te promoten, om sociale bescherming, en om toegang tot gezondheidszorg. Met als doel de hele Congolese bevolking te laten genieten van de minimale standaarden van een waardig leven, met respect voor de mens en voor het leven. Dit door het herstel van de veiligheid in Congo ; de promotie van de rechten van de mens ; de promotie van de socio-economische ontwikkeling, met een beter beheer van de natuurlijke rijkdommen waar Congo zo rijk aan is maar die tegelijk de hebzucht aantrekken en mee de oorzaak zijn van oorlogen en onveiligheid ; en de promotie van de democratie met het instellen van één van haar kenmerken, namelijk vrije en eerlijke verkiezingen. Er zijn vele domeinen waarin de MOC en Beweging.net, net zoals hun Congolese partners, betrokken waren de laatste drie jaren. De samenwerking tussen hen heeft geleid tot de verbetering van de werkomstandigheden van de werknemers en werkneemsters in de publieke sector en in de privé- ondernemingen door vakbondsacties, de versterking van de bestaande en oprichting van nieuwe mutualiteiten, tot het opzetten van nieuwe socio-economische initiatieven (allerlei soorten coöperatieven, inkomensgenererende activiteiten,…). Dit alles heeft bijgedragen tot de verbetering van de levensomstandigheden en tot de kwaliteit van het leven van duizenden mensen, maar de weg is nog lang, en de inspanningen mogen dan ook niet verzwakken. Zo zullen de MOC, Beweging.net en haar ledenorganisaties hun samenwerking met de Congolese partners rond deze domeinen ook in de volgende jaren verder zetten: met de Mouvement ouvrier chrétien du Congo (MOCC) en haar vijf deelorganisaties, de Bureau des œuvres médicales de Bukavu (BDOM), de Centre de gestion des risques et d’accompagnement technique des mutuelles de santé (CGAT) en haar afdelingen in diverse provincies. Deze samenwerking is uitgebreid naar de Ecole Sociale de Lubumbashi die vorming geeft aan de verantwoordelijken en de kaders van de sociale organisaties in de Katanga-provincie als actoren van verandering in hun omgeving. Maar de samenwerking werd ook verruimd naar de Chaire de la Dynamique Sociale van de Universiteit van Kinshasa, die onder andere socio-economische studies voert inzake het dagelijks leven van de mensen. Een andere vernieuwing in deze samenwerking is ook de bijzondere aandacht voor de gender-dimensie in alle acties en tussenkomsten in het kader van de samenwerking tussen de MOC, Beweging.net en de
6
Congolese partnerorganisaties. Evenals de mensenrechten, vormen de vrouwenrechten in het perspectief van de gelijkheid tussen de mannen en de vrouwen een grote uitdaging in Congo. Een hoofdstuk van deze brochure wordt er aan gewijd. Zoals een ander hoofdstuk gewijd wordt aan de opbouw van vrede en van de ontwikkeling in Congo, maar ook in de buurlanden, doorheen de regionale integratiestrategie. Er zijn dan ook verschillende evoluties en nieuwe accenten terug te vinden in deze visie van de MOC en Beweging.net voor een structurele en coherente Belgische politiek voor Congo.
Enkele statistieken en hun evoluties gedurende de laatste drie jaren 2011
2014
Hoofdstad
Kinshasa
Kinshasa
Aantal inwoners
70.916.439
67.513.000
Oppervlakte
2.344.858 km²
2.344.858 km²
Talen
Frans (officieel), Lingala, Kiswahili, Kikongo, Tshiluba
Frans (officieel), Lingala, Kiswahili, Kikongo, Tshiluba
Godsdiensten
katholieke 50%, protestanten 20%, kimbanguisten 10%, moslims 10%, andere syncretische godsdiensten en inheemse religies 10%
katholieke 50%, protestanten 20%, kimbanguisten 10%, moslims 10%, andere syncretische godsdiensten en inheemse religies 10%
Politiek regime
Republiek
Republiek
Munt
Franc congolais
Franc congolais
BNP per capita
$300
444 $
Human Development Index (HDI)
0,389 (176ste op 182)
0,338 (186ste op 187)
Belangrijkste bronnen
koffie, caoutchouc, katoen, hout, goud, cassiteriet, colombotantaliet, koper, diamant, kobalt, etc.
koffie, caoutchouc, katoen, hout, goud, cassiteriet, colombotantaliet, koper, diamant, kobalt, etc.
Alfabetiseringsgraad
67,50% (mannen 81%, vrouwen 54%)
61,2%
Gemiddeld aantal scholingsjaren
8 jaren (mannen 9 jaren, vrouwen 7 jaren)
3,1 jaren (mannen 4,1 ; vrouwen 2,1)
Levensverwachting
55 jaar (mannen 54 jaar, vrouwen 56 jaar)
50 jaar
Bronnen: Voor 2011 : CIA Factbook 2011 Voor 2014 : Rapport UNDP 2014 (hdr.undp.org/en/countries/profiles/COD)
7
2. Voorstelling van de partnerorganisaties Al verschillende decennia hebben tal van organisaties binnen het netwerk beweging.net en de Franstalige koepel MOC relaties en partnerschappen met gelijkgezinde sociale bewegingen in Congo. Anno 2014 gaat het aantal samenwerkingsverbanden nog steeds op vooruit en evolueert de aard ervan naar steeds meer professionaliteit, een betere taakverdeling en een complementaire samenwerking die erop gericht is elkaar te versterken. Wereldsolidariteit, ACV en CM coördineren de solidariteit vanuit het Belgische netwerk naar Congo, in nauwe samenspraak met de andere organisaties.
MOCC (Mouvement Ouvrier Chrétien du Congo) De MOCC is een koepel die vijf verschillende organisaties groepeert. Ze delen allen een Christelijke visie en zijn werkzaam in talrijke sectoren van de formele en informele economie. Ze verenigen en organiseren sociale bescherming voor vrouwen, jongeren en werknemers. Ze organiseren ook opleidings-, sensibiliseringsen informatieactiviteiten en steunen sociaaleconomische initiatieven van hun leden. De MOCC werd in 1994 opgericht en maakt sinds 1998 deel uit van een samenwerkingsprogramma met Wereldsolidariteit. De deelorganisaties zijn: • De Confédération Syndicale du Congo (CSC) heeft sinds 1990 een partnerschap met het ACV (Confédération des Syndicats Chrétiens de Belgique). Ondertussen is deze vakbond de meest representatieve vakbond van Congo geworden, en is voorzitter van de Congolese “Intersyndicale”. • De Union des Mutuelles de Santé du Congo (UMUSAC) is het resultaat van een herstructurering van de UMCC (Union des Mutualités Chrétiennes du Congo) uit 2008. De leden van de UMCC waren verspreid over verschillende mutualiteiten die alle-
8
maal verschillende tussenkomsten aanboden, bij ziekte en overlijden. Sinds de herstructurering in 2008 werden de mutualiteiten van de MOCC omgevormd tot echte ziekenfondsen, op aangeven van hun leden die ziekte als het voornaamste risico beschouwen. De UMUSAC telt op dit moment 25 ziekenfondsen. • De Action Féminine Chrétienne (AFC) is in alle provincies van Congo aanwezig. De organisatie houdt zich voornamelijk bezig met het vormen en opleiden van haar leden. Het doel is om de toekomstige generaties te beschermen door te strijden tegen wat ze ‘de plagen van de onderontwikkeling’ noemen: analfabetisme, schendingen van de fundamentele rechten, allerlei ziektes, maar ook seksueel geweld, enz. Het AFC ontwikkelt samen met haar leden ook activiteiten om in een inkomen te voorzien (coöperatieve ateliers, projecten in de sociale economie) en zo de levensomstandigheden van haar leden te verbeteren. • De Jeunesse Ouvrière Chrétienne (JOC) is in de meeste provincies van het land aanwezig. De missie van de JOC Congo is om jonge werknemers te informeren en op te leiden en zo hun toekomst en levensstandaard te verbeteren volgens de methode “zien – oordelen – handelen”. De campagnes van de JOC zijn gericht op jonge werkneemsters, werknemers uit de informele sector, tijdelijke werknemers, werklozen en leerjongens en -meisjes. Net als de andere organisaties van de MOCC, ontwikkelt ook de JOC activiteiten met haar leden die hen in staat stellen een inkomen te genereren (brood bakken, naaien, tuinbouw, enz.). • De Fédération des Œuvres Coopératives du MOCC (FOCOM) is de meest recente tak van de MOCC. Ze is in de provincie Katanga het sterkst uitgebouwd maar begint ook in alle an-
dere provincies voet aan de grond te krijgen. FOCOM promoot voornamelijk spaar- en kredietcoöperaties, productie- en verkoopcoöperaties, en mijnbouwcoöperaties. De spaar- en kredietcoöperaties (COOPEC) verlenen microkredieten aan de leden om inkomstengenererende activiteiten uit te bouwen en zo armoede te bestrijden. Er zijn de laatste jaren in Kikwit, Bandundu-ville, Nioki, Boma, Mbandaka en in Kinshasa minstens acht sociale-economie activiteiten op poten gezet evenals 11 coöperaties in Katanga en in Bandundu. Naast de steun voor de Congolese bevolking via de MOCC en haar deelorganisaties steunen de organisaties van de Belgische christelijke arbeidersbeweging ook rechtstreeks andere structuren en instellingen.
Het BDOM (Bureau Diocésain des Œuvres Médicales) Via de CAMS (Cellule d’appui aux Mutuelles de Santé) bouwt het BDOM met de steun van Wereldsolidariteit sinds 1996 ziekenfondsen uit. Het BDOM is actief in de provincie Zuid-Kivu die meer dan 4,5 miljoen inwoners telt. Op dit moment heeft het BDOM er 23 ziekenfondsen.
tionele hervormingen binnen de Bondeko mutualiteit en op het levensvatbaar maken van de ziekenfondsen van Abuzi en Yakoma door hun omkadering te professionaliseren.
CGAT Het CGAT (Centre de Gestion des risques et d’Accompagnement Technique des mutuelles de santé) werd op 11 mei 2010 in Kinshasa opgericht. Het CGAT is een organisatie van het middenveld, zonder winstoogmerk, die ten dienste staat van de ziekenfondsen. Het is apolitiek, niet-religieus en autonoom. Het heeft een rechtspersoonlijkheid en opereert op twee niveaus, nationaal en provinciaal, binnen de maximale autonomie van de provinciale structuren. Het CGAT biedt onder meer de volgende essentiële diensten aan: • het professionaliseren van de ziekenfondsen: technische, organisatorische en politieke competenties (juridische documenten, afsluiten van contracten met de zorgverleners,…); • steun bij de uitbouw van de provinciale netwerken van de ziekenfondsen die als basis dienen voor een nationale federatie van mutualiteiten; • het integreren van de mutualiteiten in de nationale structuren voor zorgfinanciering en ziekteverzekering;
Het BDOM heeft een partnerschap met de Christelijke Mutualiteit van West-Henegouwen. Die biedt het BDOM technische steun via regelmatige wederzijdse bezoeken, stages en ervaringsuitwisselingen.
Het Bisdom van Béni Butembo (Diocèse de Béni Butembo) Sinds september 2009 heeft het bisdom van Butembo-Béni in Noord-Kivu een partnerschapsovereenkomst met de regionale Brusselse federatie van christelijke mutualiteiten . Het doel is om de uitbouw van ziekenfondsen in de regio te ondersteunen. De eerste inschrijvingen van MUSOSA (Mutualité de Solidarité pour la Santé) gebeurden in maart 2010, wanneer ook de eerste overeenkomsten met zorgverleners werden getekend. Sindsdien zorgt de Brusselse Mutualité St Michel voor de opvolging en ondersteuning van de activiteiten en heeft de bond ook een aantal missies op het terrein.
Congodorpen De Bondeko mutualiteit van Bwamanda werd in 1987 opgericht door Congodorpen (ex-CDI-Bwamanda) en is de mutualiteit die in Congo de meeste erkenning geniet, onder meer dankzij haar continuïteit ondanks de oorlog, het aantal leden (meer dan 100.000), haar penetratiegraad, haar specificiteit en de documentatie die over haar bestaat. Sinds 2003 is er een samenwerking tussen Congodorpen, de CM en de regionale christelijke mutualiteiten van Mechelen en Roeselaere-Tielt. Het doel is om ondersteuning te bieden aan de structuren en ziekenfondsen die door deze organisatie opgestart werden in de Noordelijke Evenaarsprovincie. Op dit moment wordt er gefocust op een aantal structurele en func-
9
• het promoten van preventieve zorgen; · het uitbouwen van een documentatiecentrum over de mutualistische beweging. Dankzij de steun van de CM, BRS (Belgische Raiffeisenstichting), WSM en andere partners (onder meer Medicus Mundi Navarra), zal men vanaf eind 2014 het werk in de provinciale CGAT-structuren kunnen versterken door duurzame ziekenfondsen in heel het land op poten te zetten. Het werk heeft daarnaast ook betrekking op het verbeteren van de zorgkwaliteit binnen de referentiestructuren, politiek lobbywerk naar de overheid, het sensibiliseren van de bevolking en werken met plaatselijke verenigingen.
De sociale school van Lubumbashi (École sociale de Lubumbashi) De sociale school van Lubumbashi opende in september 2009 de deuren onder de naam “Département des Sciences sociales et du travail” van het Institut Facultaire Théophile Reyn, opgericht in 1994 door de Aumôniers du Travail en erkend door de Congolese Staat in juli 2006. Ze organiseert een vierjarig graduaat in avondonderwijs voor werkende volwassenen die hun professionele vaardigheden in sociaal werk willen verbeteren . Met deze opleiding wil de Sociale School een bijdrage leveren aan de sociaaleconomische ontwikkeling van Katanga, met inbegrip van sociale bescherming en waardig werk. De volwassenen die er les volgen, zijn leiders en militanten uit de sociale bewegingen (mensenrechtenverenigingen, sociale beschermingsinstellingen, coöperatieven en ontwikkelings-NGO’s). Tijdens het academiejaar 20122013 volgden 69 mensen de opleiding. De eerste promotie studeerde af in 2013. Vanaf 2014 zal de school ook vrij te kiezen modulaire opleidingen aanbieden en conferenties over het recht op sociale bescherming en waardig werk organiseren.
10
De Sociale School van Lubumbashi werkt samen met ACV en de Sociale Hogescholen van Heverlee en Geel.
De CDS (Chaire de la Dynamique Sociale) De CDS (Chaire de la Dynamique Sociale) is een afdeling van de Universiteit van Kinshasa en werd in 2001 opgericht. Het gaat om een opleidings- en onderzoekscentrum dat als schakel dient tussen de Universiteit van Kinshasa en het Congolese middenveld. In die hoedanigheid publiceert de CDS een tijdschrift genaamd “Mouvements et enjeux sociaux” (70 nummers op 10 jaar) en diverse onderzoekswerken en -publicaties (32 over dezelfde periode). De CDS heeft een actieve samenwerking uitgebouwd met diverse sociale organisaties in Congo, in het bijzonder met de CSC (Confédération Syndicale du Congo) en de MOCC voor onderzoek- en actiegerichte projecten. In de loop van de komende 3 jaar zal de CDS samen met WSM, de CSC en de CM bijdragen tot de technische en thematische capaciteitsopbouw van de partners in Congo. De CDS werkt sinds jaren actief samen met het HIVA, het Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving van de KU Leuven.
Politiek lobbywerk in synergie Vanaf 2014 krijgen de acties van de partnerorganisaties van de Belgische Christelijke Arbeidersbeweging in Congo een nieuwe dimensie. Om als sociale bewegingen sterker op de politiek te kunnen wegen, hebben de verschillende partners een gemeenschappelijk platform opgezet en een actieplan om samen politiek te wegen rond het recht op sociale bescherming. Een synergie die gezamenlijk wordt ondersteund door Wereldsolidariteit, ACV en CM door het delen van expertise op thematisch en politiek vlak.
3. Waardig werk De Internationale Arbeidsorganisatie omschrijft Waardig Werk als een vrij gekozen en productieve arbeid, waarbij de internationale arbeidsrechten gerespecteerd worden, het is een werk dat toegang verschaft tot sociale bescherming en waar de werknemers gehoord worden via een sociale dialoog1. Gender en gelijkheid zijn binnen deze Waardig Werk Agenda twee transversale thema’s. Geen enkel land ter wereld realiseert voor al zijn inwoners deze doelstellingen. Maar in Congo zijn we er ver, zeer ver van verwijderd. Werk en goede arbeidsvoorwaarden, een leefbaar loon en respect voor fundamentele arbeidsnormen zijn in Congo ver te zoeken. Toch blijft Waardig Werk de inzet van de CSC, de Confédération Syndicale du Congo, de grootste vakbond in Congo en partner van ACV en Wereldsolidariteit. De cijfers, feiten en aanbevelingen in dit hoofdstuk, komen uit internationale rapporten of werden ons aangereikt door de Congolese partners.
Waardig werk anno 2014… een verre droom voor vele Congolezen Geen productief werk voor iedereen Volgens het jaarrapport van de Centrale Bank van Congo uit 2012, voorlopig het laatst beschikbare, telde Congo in 2012 ongeveer 69 miljoen inwoners2. Daarvan werden er 42,4 miljoen tot de actieve bevolking gerekend: 20,7 miljoen waren aan het werk en 23,6 miljoen waren werkloos, een werkloosheidsgraad van 53,2%. Deze cijfers moeten met de nodige omzichtigheid gelezen worden. Zo is er bijvoorbeeld bij de uitbetaling van de lonen van het overheidspersoneel via bankrekeningen gebleken dat er minder effectieve ambtenaren zijn dan de cijfers die tot nu toe altijd circuleerden.
Maar de Congolezen die wel aan het werk zijn, hebben daarom nog geen productief en volwaardig werk. Minstens 80% van de bevolking werkt in de informele economie, van de overlevingslandbouw op het platteland tot de straathandelaars, geldwisselaars, chauffeurs van taxibussen en schoenpoetsers in de steden. De activiteiten in de informele economie zijn over het algemeen kleinschalig, de bedrijven zijn niet geregistreerd zodat er geen mogelijkheid is bankleningen te bekomen, de technologie is meestal zeer rudimentair omdat er geen geld is om investeringen te doen, en ook juridische bescherming voor hen ontbreekt volledig. Sommige Congolezen die in de informele economie werken, hebben wel een behoorlijk inkomen, maar voor de meesten is het een vorm van overlevingseconomie en allesbehalve een productieve tewerkstelling. Slechts een minderheid verdient een leefbaar inkomen Volgens het Rapport over de Menselijke Ontwikkeling van 2013 leeft niet minder dan 87,7% van de Congolezen met minder dan 1,25 dollar per dag en zit dus onder de grens van de extreme armoede4. De inkomensverdeling is heel ongelijk: de 10% laagste inkomens beschikken over slechts 2,3% van het nationaal inkomen, de hoogste 10% over 34,7%. Het aandeel in het nationaal inkomen van de 20% hoogste inkomens is 9,3 keer hoger dan het inkomen van de laagste 20% (in België is dat 4,9 keer). En dan zegt dat cijfer nog heel weinig omdat in die ‘hoogste’ 20% nog veel Congolezen zitten die onder of juist boven de armoedegrens leven. Het aandeel van de hoogste ‘één procent’ is jammer genoeg niet beschikbaar.
Actieve bevolking in 2012
Aantal
Percentage
Werkenden
20.692.400
46,8%
• Publieke sector
1.210.300
2,7%
• Privé sector met aansluiting Sociale Zekerheid
352.500
0,8%
• Privé sector zonder Sociale Zekerheid
19.129.600
43,2%
“Werklozen”
23.565.000
53,2%
Totaal
44.257.400
100,0%
3
11
Het wettelijk minimumloon werd in de Nationale Arbeidsraad in 2008 vastgesteld op 3 dollar per dag. Maar omdat het bedrag niet regelmatig aan de hoge inflatie wordt aangepast, daalt de koopkracht van het minimumloon: tussen 2000 en 2011 met 10 tot 20% elk jaar. Als we de koopkracht van het minimumloon in 2000 vergelijken met dat van 2011, is die gedaald tot 6,5, zo schrijft de Congolese Centrale Bank zelf. Het gemiddeld loon in de overheidssector ligt tussen 100 en 150 dollar per maand maar de laagste lonen bedragen slechts 50 tot 60 dollar: dat is wat een onderwijzer verdient met een diploma secundair onderwijs en in een basisschool les geeft. Recent werden vooral de hoogste lonen bij de overheid aangepast: een universiteitsprofessor verdient nu 2.000 dollar, een secretaris-generaal gaat met nog meer naar huis en een parlementslid laat zich vlotjes door zijn chauffeur naar huis rijden met 6.000 dollar per maand (in 2013 was er een discussie over een verhoging tot 8.000 dollar per maand). De verschillen tussen de lage lonen voor de overgrote meerderheid en de hoogste lonen doet de frustratie bij het overheidspersoneel toenemen. Daarenboven moet dat personeel op de meeste plaatsen ook nog rekening houden met grote achterstanden in de betaling, gemiddeld drie tot zes maanden maar in extreme gevallen tot drie jaar. Volgens sommige bronnen zou daarin recent verbetering gekomen zijn: het lage loon van de leerkrachten zou nu nog maar met één maand vertraging uitbetaald worden, de betaling van de militairen zou ook stipter gebeuren. Officieel is het de bedoeling dat die lonen op een bankrekening gestort worden, om de corruptie te doen dalen en meer bepaald het verduisteren van de lonen door hogere ambtenaren of legerchefs. Maar in een land waar geen 3% van de mensen een bankrekening heeft, geeft dat heel wat problemen. In de privé-sector wordt wel beter betaald, al zijn lonen van 300 dollar per maand (zoals een arbeider bij Kamoto Copper Company in Kolwezi of bij Gécamines) toch uitzonderingen. Het gemiddeld loon komt bijna niet boven de 150 tot 200 dollar per maand uit en dat is dan nog beter dan de Chinese en Indische werkgevers, die staan bekend om hun Aziatische lonen en slechte arbeidsomstandigheden: in Kinshasa zouden ze niet meer dan 80 tot 100 dollar betalen. Over het algemeen volgen de lonen in de privé sector wel beter de inflatie, zoals blijkt uit volgende tabel, opnieuw opgesteld door de Nationale Bank van Congo. Evolutie van de koopkracht van de lonen van 2008 tot 2011 2008
2009
2010
- 15%
- 32%
+ 23% - 9%
Loon van de laagste ambte- + 35% - 27% naar in de publieke sector
+ 18% - 8%
Minimumloon
Loon van de laagste arbeider + 3% in de privé sector
+ 27% - 10%
2011
De sociale dialoog bestaat formeel wel maar levert te weinig resultaten De strijd van de vakbonden voor werk, hogere lonen en naleving van de arbeidswetten wordt bemoeilijkt door het ontbreken van een serieuze sociale dialoog. Op papier is er wel een Cadre Permanent du Dialogue Social maar dat werkt amper of niet. De overheid komt haar eigen engagementen niet na. Met het Akkoord van Mbudi uit 2004 werd beloofd de lonen van de ambtenaren in verschillende stappen te doen stijgen. De laagst betaalde ambtenaar zou 208 dollar ontvangen, de hoogste 2.080 dollar, een loonspanning van één tot tien. Maar he + 6% t akkoord werd slechts zeer gedeeltelijk uitgevoerd en dan nog enkel ten voordele van de hogere ambtenaren en professoren. De uitvoering van de akkoorden van Mbudi is dan ook een prioriteit, wil men in Congo de kwaliteit van het onderwijs, de gezondheidszorg en de overige overheidsdiensten verhogen. Maar de Congolese vakbonden moeten ook hun eigen zwakheden aanpakken. Het vakbondslandschap is uitermate versplinterd. Er zijn meer dan 400 vakbonden geregistreerd en aan de sociale verkiezingen van 2008 namen meer dan 200 vakbonden deel. De meeste vakbonden overstijgen in het beste geval niet het niveau van corporatistische bedrijfsbonden of zijn in slechtere gevallen ‘gele’ of door de werkgever gecontroleerde bonden of ‘affairistische’ initiatieven van personen die enkel het eigen geldgewin op het oog hebben. De twaalf grootste vakbonden vormen samen de Intersyndicale en zijn de officiële gesprekspartners van de regering in de sociale dialoog. Samen haalden zij in 2008 iets meer dan 82% van de stemmen en 90% van de zetels.
+ 6%
Geen respect voor fundamentele arbeidsnormen Congo neemt het niet al te nauw met de fundamentele normen van de Internationale Arbeidsorganisatie. Het land wordt in de
12
IAO regelmatig op het matje geroepen voor het niet naleven van belangrijke normen, meer bepaald het verbod op dwangarbeid en kinderarbeid. Volgens een rapport uit 2009 van de Congolese Centrale Bank is 40% van de kinderen tussen 7 en 14 jaar aan het werk. Een derde van die kinderen is nooit op school te vinden, twee derde combineert werk en (onregelmatig) school lopen. Drie kwart van de kinderen die werken, doen dat in het kader van de familiale landbouw of de informele stedelijke economie. Naar schatting 30% van de informele of artisanale arbeid in de mijnen in de provincies Kasaï of Katanga (in totaal 100.000 arbeidskrachten) wordt door kinderen verricht. In de Kivu provincies, waar de mijnactiviteiten in vele gevallen gecontroleerd worden door gewapende groepen - hetzij het Congolese leger, hetzij rebellen – is dwangarbeid van volwassenen en kinderen even vaak regel als uitzondering. Ook seksuele uitbuiting van de (kinder)arbeidsters behoort er tot de geplogenheden. Ook in 2014 werd de Congolese overheid op de Internationale Arbeidsconferentie op het matje geroepen in de Commissie voor de Toepassing van de Normen voor deze ernstige schendingen.
Met de steun van PRODIAF, een programma van de Internationale Arbeidsorganisatie met steun van België, werd de laatste jaren geïnvesteerd in het oprichten van sociale dialoogplatformen als belangrijke instellingen in het arbeidsmarktbeleid. In Katanga werd een provinciaal platform opgericht om de werkgelegenheid voor
jongeren te bevorderen en wil men via de sociale dialoog het goed bestuur in de mijnsector versterken. Ook de internationale vakbondskoepels nemen initiatieven om militanten te vormen, zodat die syndicale actie en sociale dialoog waardig werk voor de Congolezen kunnen realiseren.
Veranderen … yes, we can! Arbeidsplaatsen scheppen De eerste pijler van de Waardig Werk Agenda van de IAO is de creatie van volwaardige, productieve tewerkstelling. Hoewel de economische groei de laatste jaren gemiddeld 5 à 6 % bedraagt, heeft dit weinig effect op de werkgelegenheid en de daling van de armoede. Het Africa Progress Report 2013 ziet hiervoor drie redenen5: (i) de ongelijke verdeling van de publieke uitgaven en de verwaarlozing van regio’s en sectoren, (ii) de lage belastingopbrengsten, ondanks de sterke activiteit in de mijnsector en de relatief hoge grondstoffenprijzen, en (iii) de zwakke banden tussen de grondstoffensector en de rest van de economie. Om te komen tot een sociaal-economisch beleid dat waardige arbeidsplaatsen creëert, is het noodzakelijk dat de sociale partners en organisaties van het middenveld betrokken worden bij het uittekenen van dat beleid. Het organiseren van de activiteiten en het beschermen van de Congolezen die in de informele mijnbouw werken moet een belangrijke prioriteit in het werkgelegenheidsbeleid worden. Volgens de Wereldbank is 16% van de bevolking direct of indirect daarbij betrokken. De inkomens van deze creuseurs zijn zeer laag door: (1) het gebrek aan zekerheid en juridische bescherming (geen licenties e.d.) maakt dat er niet geïnvesteerd wordt wat op zijn beurt leidt tot een lage productiviteit en inkomen; (2) weinig onderhandelingsmacht tegenover de opkopers en a fortiori tegenover de gewapende groepen die zich hier verrijken. Investeringen aantrekken Het scheppen van werkgelegenheid veronderstelt investeringen door Congolese en buitenlandse bedrijven. Maar hier wringt het schoentje. De Congolese ondernemer parkeert zijn geld immers liever in het buitenland en buitenlandse investeerders worden afgeschrikt door het gebrek aan rechtszekerheid en het gebrek aan een goed investeringsklimaat. In de rangschikking van Transparancy International, die de perceptie van goed bestuur weergeeft, prijkt Congo achteraan in de rangschikking van 174 landen6.
privé-actoren in de Congolese economie en in de mijnsector in het bijzonder. Maar ze hebben vooral jobs in de mijnsector gekost, met massale ontslagen, zonder dat er veel werkgelegenheid in andere sectoren tot stand kwam. Een verdere hervorming van de overheidssector en van de overheidsbedrijven (SNEL voor elektriciteit, SNCC voor de spoorwegen, OCPT voor de kwaliteitscontrole en Regideso voor de watervoorziening) is zeker nodig maar zal arbeidsplaatsen kosten en mag niet ten koste gaan van de sociale en arbeidsrechten. De vakbonden willen en moeten daarom betrokken blijven bij de hervormingen willen ze hun rol van waakhond blijven spelen. Anders dreigen verdere hervormingen immers al te gemakkelijk te vervallen in een verdere uitholling van de publieke dienstverlening en de uitverkoop van het nationaal patrimonium, vooral van Gécamines, aan privé actoren van twijfelachtig allooi. In het eerder genoemde Africa Progress Report wordt melding gemaakt van vijf recente dossiers waarin tussen 2010 en 2012 activa van Gécamines en Sodimico ver onder de prijs aan twijfelachtige bedrijven met zetel in belastingparadijzen verkocht werden. Het verlies voor de overheidsbedrijven (maar misschien niet voor leidende figuren uit die bedrijven?) zou oplopen tot 1,35 miljard dollar Ondersteuning van geloofwaardige, representatieve vakbonden Geloofwaardige, representatieve Congolese vakbonden moeten verder ondersteund worden zodat ze hun onderhandelingspositie kunnen versterken en hun rol als actor voor Waardig Werk kunnen spelen. De vakbond is nog steeds de sterkste component van het ‘middenveld’ en vanuit die positie vervult ze niet alleen haar klassieke taak van verdediging van de rechten van de werknemers uit de formele en informele economie. Ze neemt voor de bevolking ook de rol van waakhond op voor goed bestuur in economie en politiek. De vakbonden worden zelf ook meer en meer actoren van duurzame ontwikkeling en nemen concrete initiatieven in de sfeer van de sociale economie (spaar-, krediet- en aankoopcoöperaties) en van de sociale bescherming (mutualiteiten).
De strijd tegen corruptie, het vereenvoudigen van de administratieve procedures en goed functionerende overheidsdiensten zijn essentiële ingrediënten van goed bestuur en een klimaat dat ondernemerschap en investeringen aanmoedigt. Het verderzetten van de hervorming van de overheid, aangedreven door het Internationaal Monetair Fonds en de Wereldbank, is dan ook meer dan noodzakelijk. Maar het is nodig uit lessen van het verleden te leren. De eerste hervormingsgolf onder invloed van het IMF en de Wereldbank begon in 2001 maar had niet de verwachte positieve effecten. Voor heel wat werknemers werd het zelfs een echte ramp. De hervormingen waren gericht op het bevorderen van
13
Aanbevelingen De elementen en voorbeelden die hierboven werden gegeven, tonen overduidelijk het belang van Waardig Werk als ontwikkelingsstrategie aan. Wie werkt, kan leven, op voorwaarde dat het een waardige job is aan een goed loon en met sociale bescherming en respect voor arbeidsrechten. België en de internationale gemeenschap kunnen hiertoe bijdragen. Beweging.net en MOC willen dan ook enkele concrete pistes aanreiken om van waardig werk een speerpunt te maken in de samenwerking tussen België en Congo: • Steun aan de Congolese sociale bewegingen in hun capaciteitsopbouw, zodat ze hun rol ten aanzien van zowel de bevolking als de overheid ten volle kunnen spelen. • Waardig Werk een centrale plaats toekennen in de samenwerking met Congo. Voor de werknemers in de overheidsdiensten en de formele economie is het van belang de akkoorden van Mbudi volledig uit te voeren. In de informele economie moeten initiatieven genomen worden voor de registratie van ondernemingen en eigendomstitels, de uitbreiding van de arbeidsinspectie op sociale wetgeving en veiligheid en hygiëne tot de informele economie en de organisatie van ondernemers en werknemers. Het Belgische beleid moet van de organisatie van de informele mijnbouw een prioriteit maken. • De Congolese overheid ondersteuning bieden in het uitbouwen van een geloofwaardig werkgelegenheidsbeleid in overleg met de sociale partners en organisaties uit het middenveld, als hoeksteen van bevordering van een waardig werk beleid en programma’s. Dat beleid moet gesteund zijn op betrouwbare gegevens over de situatie op de arbeidsmarkt de aandacht hebben voor onderwijs en opleiding, zeker voor het technisch
14
en beroepsonderwijs. Initiatieven zoals het Institut National de Préparation Professionelle en andere arbeidsmarktgerichte opleidingsvormen dienen gesteund te worden, zoals de door ACV en Wereldsolidariteit ondersteunde sociale school in Katanga. België kan een voorbeeld stellen door zelf in de bilaterale dialoog met Congo zijn eigen sociale partners en de civiele samenleving te betrekken. • Ondersteuning bieden aan de sociale dialoog en een geloofwaardige vertegenwoordiging van de werknemers in de ondernemingen en op provinciaal en nationaal vlak, als pijler van een waardig werk beleid én programma’s. Belangrijke actieterreinen zijn hier versterking van de bestaande overlegorganen, de oprichting en werking van arbeidsrechtbanken en het versterken van de capaciteiten van de diensten van de sociale en arbeidsinspectie (vorming van het personeel en ter beschikking stellen van materiële en financiële middelen voor de inspectietaken). · Er over waken dat Belgische bedrijven mét hun dochterondernemingen, onderaannemers en toeleveranciers in Congo hun verplichtingen op sociaal, fiscaal en ecologisch gebied nakomen. De OESO Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen en voor goed bestuur en de Tripartite Verklaring van de IAO moeten in Congo in acht genomen worden. De overheden moeten ook nieuwe initiatieven voor meer transparantie op het gebied van belastinginning en overheidsuitgaven zoals EITI (Extractive Industries Transparency Initiative) en het Open Budget Initiative ondersteunen. • Het opnemen van de sociale en economische verantwoordelijkheid van ondernemingen als kernonderdeel in haar sensibiliserings- en vormingsprogramma’s voor Congolese en buitenlandse werkgevers, met betrokkenheid van onze Belgische werkgeversfederaties.
Katanga’s booming mining business … maar waren blijven de duurzame jobs? Jobs in de industriële mijnbouw: geen succes story In 2003 werd een nieuwe mijnwet gestemd die een einde wilde maken aan het staatsmonopolie in exploitatie van minerale rijkdommen én die het staatsmijnbedrijf Gécamines, dat op de rand van het faillissement stond, grondig wilde hervormen. De hervorming van Gécamines, aangestuurd door de Wereldbank, bestond uit twee pijlers: het verminderen van het personeel en het aangaan van ontginningsrelaties met (buitenlandse) privé bedrijven. Van de 23.730 werknemers stemden 10.665 in met ‘vrijwillig vertrek’. Ze kregen een vertrekpremie van max. 2.500 dollar maar verloren wel de sociale bescherming voor zichzelf en hun familie. Daarnaast sloot Gécamines, op basis van de nieuwe Code minier, een aantal ontginningscontracten af met buitenlandse ondernemingen. Bedoeling van deze privatisering was nieuwe investeerders aantrekken en zo economische groei creëren. In 2014 is de mijnindustrie booming business geworden. De mijnindustrie is vandaag de motor van de economische groei van om en bij de 5 à 6 % in het voorbije jaar. In het staatsbudget brengt de ontginning van koper en kobalt ongeveer 25-30 % in. De belastingopbrengsten van de nu geprivatiseerde mijnindustrie nemen van jaar tot jaar toe, maar blijven nog steeds ver onder de bijdrage van Gécamines, dat in haar topperiode in de jaren 1980 voor 50% van het staatsbudget instond… met een koperproductie die toen amper de helft van het huidige volume bedroeg: 500.000 toen tegenover 1 miljoen ton nu…. Grosso modo, kunnen we de mijnbedrijven in Katanga vandaag wat betreft hun bijdrage aan duurzame en waardige jobs, met behoorlijke loon- en arbeidsvoorwaarden én sociale bescherming voor de werknemers, in 3 groepen verdelen. Er is vooreerst nog steeds het staatsbedrijf Gécamines, dat ondanks de hervorming van 2003, de definitieve omslag ten goede niet heeft kunnen realiseren. Er werken nog 9000 werknemers bij Gécamines, aan redelijke arbeidsvoorwaarden - maar lang niet meer zoals vroeger - én met sociale overleg op de werkvloer… maar zonder werkzekerheid. Dit jaar nog zouden er zo’n 5000 werknemers moeten afvloeien. Dan is er de groep van de zogenaamde joint ventures, waarmee de Congoleze staat contracten afsloot en waarbij Gécamines vaak minderheidsaandeelhouder blijft. Het gaat ‘m om grote zeer kapitaalkrachtige groepen zoals Tenke Fungurume Mining (Amerikaans / Canadees / Zweeds) of Kamoto Copper Company (KCC, dat voor 75% eigendom is van het Canadese Glencore) die de miljardeninvesteringen nodig voor deze grootscheepse exploitaties kunnen dragen. De productie van kobalt en koper zit in grote mate bij deze bedrijven. 27.000 werknemers zijn vandaag tewerkgesteld in de 45 grootste mijnbedrijven in Katanga. Werknemers in deze bedrijven moeten hard werken en kloppen lange uren maar hebben naar Congoleze normen behoorlijke lonen, volgens onze vakbondspartners gemiddeld 300 dollar, en ze werken in behoorlijke arbeidsomstandigheden. Maar deze bedrijven liggen niet wakker van gezondheidszorg en basisvoeding voor de werknemers en hun families, onderwijs voor de kinderen, en
huisvestiging voor het ganse gezin, zoals dat bij Gécamines het geval was. In het beste geval steunen ze een aantal “sociale, lokale projecten”, om goodwill te creëren bij de lokale gemeenschap. Na de echt grote spelers volgen de bedrijven van gemiddelde omvang, doorgaans Aziatische bedrijven zoals CHEMAF, die zich meestal laten bevoorraden uit artisanale mijnbouw en die zich niets aantrekken van sociale en ecologische regels. In deze bedrijven is er helemaal geen aandacht voor correcte verloning, arbeidsvoorwaarden of sociaal overleg met de vakbonden.
Artisanale mijnbouw: een verhaal van mens-on-waardig werk Maar naast de industriële mijnbouw die naar schatting om en bij de 50.000 werknemers tewerkstelt, met nog eens 50.000 jobs door indirecte tewerkstelling, is er nog de artisanale of informele mijnbouw, met naar alle waarschijnlijkheid een veelvoud van de 100.000 jobs in de formele economie. Artisanale mijnwerkers of creuseurs die beschikken over een belangenvereniging ECAM hebben met de staat onderhandeld voor hun erkenning en kregen kleinere concessies toebedeeld. De staat is immers meer geïnteresseerd in de grote bedrijven, omdat zij met hun belastingen bijdragen aan het staatsbudget. Artisanale mijnwerkers worden, soms met geweld, verdreven van hun concessies, om plaats te maken voor de grote industriële mijnbedrijven. Meer dan eens leidt dat tot serieuze conflicten. De Canadese goudmultinational BANRO verdreef in Zuid-Kivu meer dan 1000 creuseurs uit hun concessie zones, maar voorzag nauwelijks in vervangjobs. Tewerkstelling in de artisanale mijnbouw neemt af door de toenemende industrialisering, maar is nog sterk aanwezig in de zones waar de bedrijven nog niet aan de slag zijn vanwege de onveiligheid, vooral in de Kivu provincies . De honderdduizenden artisanale mijnwerkers leven en werken in bijzonder precaire arbeidsomstandigheden eerst en vooral op vlak van veiligheid en gezondheid , maar ook zonder enige vorm van sociale bescherming of werkzekerheid. De schendingen van fundamentele arbeidsnormen, dwangarbeid, kinderarbeid en seksuele uitbuiting zijn er schering en inslag. Ook in 2014 werd Congo hiervoor op het matje geroepen tijdens de Internationale Arbeidsconferentie.
15
4. Sociale bescherming De vier pijlers van de waardig werk agenda staan op gelijke hoogte en zijn alle vier belangrijk. Toch willen we op de pijler sociale bescherming nog wat verder in gaan, net omdat het een bijzonder doeltreffend mechanisme van herverdeling is. Sterker nog, een beleid van sociale bescherming kan de structuren van de samenleving veranderen in de richting van meer solidariteit, rechtvaardigheid en duurzaamheid7. Solidariteit binnen de hele samenleving staat daarbij centraal, want iedereen is betrokken bij de sociale bescherming: werknemer en werkgever, rijk en arm, jong en oud, ziek en gezond, iedereen draagt ertoe bij en plukt er de vruchten van. Op die manier vormt sociale bescherming het gemeenschappelijke speerpunt van de Congolese partnerorganisaties die er allemaal bij betrokken zijn vanuit hun specifieke invalshoek: vakbonden via de sociale zekerheid, mutualiteiten via de uitbouw van een ziekteverzekering, initiatieven uit de sociale economie door het opzetten van inkomensgenererende activiteiten, enz. De uitdagingen op het vlak van sociale bescherming in Congo zijn enorm: het gros van de bevolking geniet geen enkele sociale bescherming. Niet alleen de werknemers uit de informele economie, die geen enkele dekking genieten van de bestaande systemen, maar ook de meerderheid van de werknemers in de private sector, waar het systeem van sociale zekerheid de facto niet werkt. Minder dan 5% van de beroepsbevolking, werkzaam in de publieke sector of het kleine deel van de private sector dat dit wel voorziet, geniet van sociale zekerheid. Van een ziekteverzekering is voor de meesten al helemaal geen sprake: ziek vallen voor hen betekent in armoede terecht komen.
Sociale zekerheid Op papier laat de Congolese sociale zekerheid, ten dele gebaseerd op Conventie 102 betreffende Minimumnormen van Sociale Zekerheid van de IAO, zich vrij eenvoudig samenvatten. Tot op vandaag bestaan er vier systemen: • Een algemeen systeem voor werknemers uit de formele economie en hun families. Het systeem wordt meegefinancierd door bijdragen van werknemers en werkgevers (elk 3,5%) en dekt hoofdzakelijk pensioenen, arbeidsongevallen en professionele ziektes. Enkel in Katanga omvat dit systeem ook familiale uitkeringen. Het Institut National de Sécurité Sociale (INSS), waar vakbonden en werkgevers bij het beheer betrokken worden, is verantwoordelijk voor de uitvoering van het systeem. • Een aanvullend systeem, afhankelijk van de werkgever, dat enkele bijkomende diensten dekt (bijvoorbeeld inzake zwangerschap, of aanvullende pensioenen); • Een bijzonder systeem voor openbare ambtenaren, die een bijkomende dekking genieten, onder meer via kindergeld, tussenkomsten van de overheid bij huwelijk en overlijden, en pensioen. • Speciale regimes voor magistraten, voormalige parlementsleden, enz. In de praktijk staat het hele systeem bol van de tekortkomingen. Werkgevers betalen niet of laattijdig hun patronale bijdragen, en
16
slechts een zeer beperkt aantal risico’s wordt gedekt: zo omvat het systeem geen niet-professionele ziekteverzekering. Bovendien zorgen de zware administratieve procedures en het wanbeheer van de verschillende instellingen ervoor dat maar weinig werknemers genieten van de bestaande systemen. Bovendien blijft de grootste groep uitgesloten: de werknemers in de informele economie en de bevolking actief in de familiale landbouw, samen goed voor minstens 80% van de bevolking, heeft geen enkele sociale bescherming. Om hieraan tegemoet te komen, heeft de Congolese overheid recent de Aanbeveling 202 betreffende het opzetten van sociale beschermingssokkels van de IAO aangenomen8 en vertaald in een ‘Driejarenplan voor Sociale Bescherming 2014-2016’9. Concrete resultaten voor de bevolking zijn nog niet voelbaar, maar de Congolese overheid heeft zich hiermee alleszins duidelijke prioriteiten gesteld: een minimale inkomenszekerheid door de uitbreiding van de sociale zekerheid en toegang tot basisgezondheidszorg voor de hele bevolking.
Toegang tot gezondheidszorg Een belangrijke lacune in het bestaande systeem, is het niet opnemen van een ziekteverzekering in het pakket van sociale bescherming. Minder dan 5% van de beroepsbevolking geniet van een tussenkomst in medische kosten, meestal wanneer private bedrijven rechtstreekse contracten hebben met bepaalde gezondheidscentra. De gevolgen liegen er niet om, de laatste 25 jaar verbeterden de cijfers op vlak van gezondheid amper10: 15% van de kinderen sterft voor hun vijfde levensjaar, wat slechts een kleine vooruitgang is; de levensverwachting is nog steeds niet hoger dan 50 jaar voor mannen en 53 voor vrouwen – zowat 20 jaar onder het globale gemiddelde. Het aantal moeders dat in het kraambed sterft daalde dan weer wel, van 930 op 100.000 in 2005 naar 730 in 2013. Maar kijken we naar de toegang tot zuiver drinkwater, dan stellen we vast dat die niet verbeterde ten opzichte van 1990: nog steeds moet bijna 60% van de bevolking het doen zonder zuiver drinkwater. Gezondheidszorg is geen prioriteit voor de overheid, wat resulteert in een onder-investering en erbarmelijke kwaliteit van de openbare gezondheidscentra11. De bevolking, die het gros van de medische kosten zelf moet ophoesten, stelt een doktersbezoek dan ook liever uit. Het is in deze context dat alsmaar meer ziekenfondsen worden opgericht die op gemeenschapsniveau een ziekteverzekering uitbouwen op basis van solidariteit. De eerste initiatieven dateren vanuit
de jaren 1950, maar sinds 2000 wemelt het van de experimenten in het hele land, vaak op initiatief van zorgverleners (BDOM), ontwikkelingspartners (CM/WSM, Congodorpen, Memisa, enz.) of recenter, op initiatief van lokale gemeenschappen zelf die omkaderd worden door lokale partners zoals het CGAT (Centre de Gestion des risques et d’Accompagnement Technique des mutuelles de santé). De laatste gegevens hebben het over 102 mutualistische verenigingen verspreid over 54 gezondheidszones in verschillende provincies en met in totaal meer dan 500.000 begunstigden. De sterkste mutualiteiten vinden we terug in Kinshasa (een leerkrachtenmutualiteit met meer dan 130.000 begunstigden), de Evenaarsprovincie (100.000 leden), en Zuid-Kivu (met 23 gemeenschapsmutualiteiten die in totaal meer dan 120.000 begunstigden tellen). De overheid erkent in toenemende mate het belang van deze initiatieven en hun expertise in de uitbouw van een universele ziekteverzekering. Sinds 2010 werkt de Congolese overheid met een groep experten aan de uitbouw van dergelijke universele ziekteverzekering voor haar bevolking. Eén van de elementen hierbij is de wettelijke erkenning en kader van de rol die mutualiteiten spelen, die reeds werd goedgekeurd door de Congolese Senaat in 2013. Maar de mutualiteiten hebben nog een weg te gaan willen ze mee een rol spelen in de uitbouw van een ziekteverzekering. De versterking en begeleiding van mutualiteiten is onontbeerlijk, via capaciteitsopbouw en een versterking van de aangeboden diensten, professionalisering en een betere structurering, en tenslotte een noodzakelijke koppeling tussen mutualistische initiatieven en andere sociale beschermingsmechanismen, zoals initiatieven in de sociale economie en microkredietverlening.
Aanbevelingen In het kader van het perspectief van de terugkeer van de gezondheidszorg in de bilaterale samenwerking tussen België en de DRC
en van de steun die België zou moeten bieden aan het algemene bestuur van het Ministerie van Gezondheid, raden MOC en beweging.net en zijn partners aan dat: • Het deel van het overheidsbudget voor gezondheid en sociale bescherming wordt opgetrokken en de transparantie van het beheer wordt versterkt, onder meer via de consolidatie van de structurele steun aan het Ministerie van Gezondheid. Bovendien raden wij de Belgische partners aan om sterker te investeren in het nationale systeem en er zich onderling meer op af te stemmen om de bestaande fragmentering in de internationale hulp te verminderen en de overheid te ondersteunen in de lopende processen; • België de Congolese regering ondersteunt bij het implementeren van de hervorming van de financiering van de gezondheidszorg en van het nationale beleid voor sociale bescherming (conform de wettelijke bepalingen, in het bijzonder de Code de la sécurité sociale, de wet over de ziekenfondsen en de wet over de universele ziekteverzekering), met het oog op het verbeteren van de toegang van de bevolking tot kwalitatieve gezondheidszorgen en -diensten; • Na de goedkeuring door de Congolese Senaat in mei 2013 van de nieuwe wet over de ziekenfondsen, er steun geboden wordt aan het Ministerie dat bevoegd is voor de ziekenfondsen om het te helpen nieuwe normen op nationaal niveau vast te leggen om voor de ziekenfondsen een zekere financiële duurzaamheid te garanderen en voor de uitbouw van een professionele en homogene mutualistische beweging die deel zal uitmaken van een systeem van universele dekking voor gezondheidszorg en het mogelijk zal maken om de solidariteit en rechtvaardigheid van de financiering te behouden; • Het leiderschap van de overheid en de coördinatie van de interventies versterkt wordt en dat het PNPS (Programme National de Protection Sociale) begeleid en geherstructureerd wordt om de realisatie van het Driejarenplan Sociale Bescherming waar te maken.
17
5. De mensenrechtensituatie In de Democratische Republiek Congo worden de mensenrechten en de sociale en economische rechten bijna niet nageleefd. Of het nu gaat om sociale en economische rechten of om de meest fundamentele mensenrechten, de situatie is werkelijk catastrofaal. Vanuit een sociaaleconomisch standpunt is het laatste rapport van het UNDP (2013) over menselijke ontwikkeling veelzeggend: de Democratische Republiek Congo staat op de laatste plaats in de rangschikking. Alle indicatoren staan op rood voor Congo, en dat zegt veel over de situatie van de sociaal-economische en mensenrechten in het land12: de levensverwachting bij de geboorte is amper 50 jaar; het BBP per inwoner is gemiddeld $329; en de gemiddelde scholingsduur is 3,5 jaar13. Bovendien zijn het de ouders die de lonen van de leerkrachten moeten betalen, of minstens aanvullen tot het minimumloon. Het is zelfs zover gekomen dat de scholen opdraaien voor de kosten van de inspectie door het Ministerie van onderwijs, een voorwaarde voor de erkenning van de diploma’s. Het aantal alarmerende voorbeelden zoals deze is ontelbaar. Dat is de verschrikkelijke paradox van de DRC. Het land is potentieel één van de rijkste ter wereld met een vruchtbare grond en een ondergrond die talrijke natuurlijke rijkdommen bevat, terwijl het merendeel van de bevolking in schrijnende armoede leeft omdat die rijkdommen al decennialang een perverse en gevaarlijke hebzucht veroorzaken.
Het ontbreken van mensenrechten Naast de afwezigheid van economische en sociale rechten wordt het land gekenmerkt door veralgemeende en systematische mensenrechtenschendingen: willekeurige aanhoudingen, martelingen, onmenselijke en onterende behandelingen, herhaaldelijke schendingen van het recht op leven, vrijheid en meningsuiting14, enz. Globaal gezien is het land dus erg onveilig. Toch wordt er wel wat vooruitgang geboekt. Zo werd in maart 2013 een wet uitgevaardigd voor de oprichting van een Nationale Commissie voor de Mensenrechten, en ook al bestaat deze voorlopig enkel op papier, het is een stap in de goede richting. Maar dat is lang niet voldoende. De wijdverspreide martelingen en mishandelingen door de Congolese strijdkrachten en veiligheidsdiensten moeten krachtig aangeklaagd worden.15 Bovendien is de escalatie van seksueel geweld tegen vrouwen afschuwelijk: er werden tussen 2011 en 2013 niet minder dan 29.000 gevallen van seksueel geweld gerapporteerd. Het Congolese middenveld, de mensenrechtenactivisten en de Congolese burgers in het bijzonder zijn het slachtoffer van deze schendingen van hun fundamentele rechten. Zoals in een recent VN-rapport herhaald wordt “blijft de situatie van de mensenrechten, van de mensenrechtenactivisten en van de journalisten precair, omdat zij vaak het slachtoffer zijn van intimidaties, doodsbedreigingen, arbitraire aanhoudingen en andere mensenrechtenschendingen door agenten van de Staat en gewapende groepen.”16
18
Om de mensenrechten volledig te laten naleven, moeten ook de gerechtelijke instanties hun taken volkomen onafhankelijk kunnen uitoefenen. Maar in de praktijk resulteren heel weinig mensenrechtenschendingen in een onderzoek of vervolging. Het geval van de vermoorde Floribert Chebeya, een fervent mensenrechtenactivist, is veelzeggend: de opdrachtgevers voor zijn moord zijn gekend, maar werden nog niet veroordeeld omdat de beroepsprocedure die in juli 2012 opgestart werd nog altijd geen vonnis opleverde… Ondanks enkele bescheiden verbeteringen blijven de vele hierboven vermelde misdaden en mensenrechtenschendingen over het algemeen ongestraft omdat de politieke instanties zich vaak mengen in de rechtsgang van de rechtbanken. Het principe van de scheiding der machten komt in Congo regelmatig in het gedrang. Daardoor komen de daders van (soms massale) mensenrechtenschendingen er gemakkelijk vanaf en ontstaat er een cultuur van straffeloosheid. Er moet hier dringend een eind aan komen zodat de mensenrechten eindelijk vrij en volledig uitgeoefend kunnen worden.
In de recente geschiedenis illustreren de presidentsverkiezingen van 28 november 2011 goed de talrijke mistoestanden in het Congolese systeem. Tijdens die verkiezingen gingen de Congolese strijdkrachten en veiligheidsdiensten hard tekeer tegen leden van de politieke oppositie en van de civiele maatschappij. Meer dan 2 jaar na die verkiezingen, en ondanks een aantal onderzoeken door de gerechtelijke instanties, werden de vermeende daders van deze schendingen (nog?) niet voor de rechter gebracht. En er is weinig hoop dat hier op termijn verandering in komt omdat, zoals in een VN-verslag herhaald wordt, “het gerechtelijk apparaat een gebrek aan zelfstandigheid vertoont, in het bijzonder wanneer het gevallen van mensenrechtenschendingen moet behandelen waar politieke opponenten en leden van het middenveld het slachtoffer van zijn.”17
De mensenrechtentol van de oorlog Een ander fenomeen plaagt al jaren het land en veroorzaakt grootschalige mensenrechtenschendingen: het ontstaan van allerlei gewapende groeperingen die in het land een spoor van vernieling achterlaten: moorden, verkrachtingen, ontvoeringen en willekeurige aanhoudingen, afgebrande huizen en soms zelfs hele dorpen, dwangarbeid, het rekruteren van kindsoldaten, plunderingen… Uit angst om aan hun razernij ten prooi te vallen, heeft de lokale bevolking maar één uitweg: vluchten. Zo ontstaan massale uittochten en interne ontheemding. De vrouwen, kinderen en mannen die op de vlucht moeten, leven vaak in angst in de gebieden waar ze een onderkomen vinden. Meestal komen ze de meest elementaire hulp tekort en zijn ze bijzonder vatbaar voor ziektes en ondervoeding. Vandaag bestaat er geen enkele twijfel meer: het verdwijnen van de gewapende groepen is essentieel om een duurzame vrede in de regio te bereiken.
In 2012 haalde de gewapende groep “M23” de voorpagina’s door een bijzonder bittere strijd met het Congolese leger FARDC en de VN vredesoperatie MONUSCO. Dit nieuwe conflict op het Congolese grondgebied joeg 800.000 mensen op de vlucht. De leden van M23 maar ook de Congolese regeringstroepen pleegden ontelbare mensenrechtenschendingen. De VN registreerden tussen 15 november en 1 december 2012 tientallen gevallen van willekeurige executies door M23, terwijl FARDC-leden, zij het in mindere mate, gelijkaardige mensenrechtenschendingen begingen.18 In veel van de aangevallen dorpen werd op grote schaal en systematisch seksueel misbruik (verkrachtingen…) gepleegd . Zoals veel te vaak in het verleden werd seksueel geweld ook hier als oorlogswapen gebruikt19. … In deze context zijn de Christelijke Arbeidersbeweging en zijn deelorganisaties kritisch voor de recente amnestiewet die door de DRC gestemd werd. Een snelle vrede en herstel van de rechtstaat zijn inderdaad cruciaal. Maar er moet absoluut op toegezien worden dat de amnestie die toegekend werd aan bepaalde leden van de gewapende groepen geen gevoel van straffeloosheid teweegbrengt, ook al werden oorlogsmisdaden, misdaden tegen de mensheid, verkrachtingen en plunderingen deze keer gelukkig buiten het toepassingsveld van de amnestiewet gehouden. Het is dan ook primordiaal om het “DDR-proces” (désarmement, démobilisation, réinsertion sociale – ontwapening, demobilisatie, sociale reïntegratie) te promoten zodat de hele Congolese bevolking in de toekomst in vrede kan leven.
Aanbevelingen Er moet een einde komen aan de straffeloosheid van de personen die ongestoord de mensenrechten blijven schenden. De Congolese overheid moet dringend van koers veranderen opdat die rechten eindelijk gerespecteerd worden. Daarom verzoekt de Belgische arbeidersbeweging, beweging.net en MOC, België om: De Congolese overheid aan te moedigen om: • Maatregelen te treffen om de daders van ernstige mensenrechtenschendingen te identificeren en te straffen zodat er een einde komt aan de straffeloosheid; • De daders van ernstige mensenrechtenschendingen uit het leger te zetten; • Een structuur uit te bouwen om een schadevergoeding te betalen aan de slachtoffers van mensenrechtenschendingen, en te voorzien in de nodige medische en psychologische hulp voor de slachtoffers van verkrachtingen, voornamelijk vrouwen; • De nationale Commissie voor de Mensenrechten zo snel mogelijk operationeel maken; • Alle Congolese instellingen te stimuleren om samen te werken met het Internationaal Strafhof (ICC). De Internationale Gemeenschap aan te moedigen om: • De civiele bevolking constant te beschermen tegen aanvallen van soldaten en van gewapende groepen; • De oprichting van een onafhankelijk observatorium voor de mensenrechten in de DRC te faciliteren.
19
6. Natuurlijke rijkdommen: vloek of zegen? Congo is op het vlak van natuurlijke rijkdommen één van de rijkste landen van Afrika . Nergens ter wereld lijkt de ondergrond zo’n overvloed aan rijkdommen te bevatten. De voornaamste grondstoffen zijn koper, kobalt (‘s werelds grootste voorraad) en diamant. Coltan, het befaamde erts dat gebruikt wordt in elektronische apparaten zoals gsm’s en computers, is overvloedig aanwezig in de ondergrond van het oosten van het land. Maar ook goud is zijn aantrekkingskracht nog steeds niet verloren. De Congostroom genereert een immense hoeveelheid waterkrachtenergie. Zo’n 40% van alle elektriciteit in Afrika wordt geproduceerd door de waterkrachtcentrales in Congo. De aardolieprospectiecampagnes aan de noordoostelijke grens zijn erg veelbelovend. Het land beschikt ook over een enorme hoeveelheid hout. Tenslotte zijn ook uitgestrekte delen van het land, vooral rond de Congostroom, bijzonder vruchtbaar en uiterst geschikt voor de landbouw. Op deze gronden worden voornamelijk maniok, rijst, maïs en bonen geteeld. Met de inkomsten uit de ontginning van deze rijkdommen zou het land snel de extreme armoede moeten kunnen afschudden. Maar tot op vandaag lijkt het erop dat de inkomsten naar alle uithoeken van de wereld gaan, behalve naar het Congolese volk zelf. Het zijn vooralsnog een paar grote multinationals, een groot aantal gewapende groepen en hun buitenlandse sponsors, en de Congolese politieke, militaire en economische elite die zich verrijken ten koste van de Congolese bevolking.
Corruptie en geweld Het Congolese mijnlandschap is de laatste tien jaar grondig veranderd: nieuwe spelers uit Canada, Israël, de VS, China en India slaagden er in toenemende mate in mijnconcessies te verwerven, vaak in joint ventures met het Congolese staatsbedrijf Gécamines20. Maar
de toegenomen activiteit, de productie van koper in Congo bijvoorbeeld is nog nooit zo hoog geweest, vertaalt zich niet in toegenomen welvaart voor de bevolking, of meer kwaliteitsvolle banen (zie kaderstukje ‘Katanga’s booming mining business’, p.10). De nieuwe spelers hebben hun concessies verkregen door vijf schimmige deals aan een opmerkelijk lage prijs, zo publiceerde het blad MO*Magazine in een groot onderzoek in november 2013, die voor Gécamines en dus de Congolese overheid zowat 1,3 miljard dollar verlies betekenden21. Het gebrek aan transparantie bij deze mijncontracten was zo groot dat het Internationaal Muntfonds eind 2012 een aantal leningen ter waarde van 240 miljoen dollar voor de Congolese overheid opschortte. Ook over het zogenaamde Congo-China-contract, afgesloten in 2008, is het laatste woord niet gezegd. Met de deal verzekerden Chinese (overheids)bedrijven zich van ontginning van ertsen, in ruil voor infrastructuurwerken. In het contract, waarover aanvankelijk weinig duidelijk heerste en dat onder druk van het IMF herzien moest worden, engageren de Chinezen zich onder andere tot het aanleggen van verschillende belangrijke verbindingswegen en de bouw van een ziekenhuis, enz. In totaal gaat het om zes miljard dollar aan investeringen, in ruil voor mijnconcessies. Anno 2014 is de evaluatie van het contract niet onverdeeld positief: de openbare werken verlopen traag, maar ook de mijnbouw komt maar niet van de grond22. De overvloed aan rijkdommen trekt niet alleen legale bedrijven aan, maar vormen daarenboven al decennialang tegelijk de inzet én voornaamste financieringsbron van de gruwelijke oorlogen die het land teisteren. Tal van gewapende groepen strijden onderling en met het Congolese leger om de controle over de rijkdommen en, eens verworven, aarzelen beide partijen zelden om zichzelf te illegaal verrijken. De afpersing van de lokale bevolking, die door gebrek aan economische alternatieven noodgedwongen met hand en schop in de mijnen werkt, gaat gewoon door. Zolang de Congolese overheid het grondgebied niet de facto controleert, zullen de lucratieve en grootschalige grondstofplunderingen mogelijk blijven. Die dynamiek creëert een perverse situatie, waarbij alle strijdende partijen economisch belang hebben bij het in stand houden van het conflict en de chaos, en dus geen baat hebben bij een duurzame vrede. Elke strategie om het conflict te beëindigen moet dan ook rekening houden met deze economische motieven. Een duurzame oplossing zal enkel uitgewerkt kunnen worden aan de hand van een globale strategie waarbij politieke onderhandelingen centraal staan. Ook het Virungapark, tegen de grens met Oeganda en Rwanda, blijft niet gespaard. Sinds 1994 heeft het park, waar zich één van ’s werelds grootste biodiversiteiten bevindt, de status van bedreigd werelderfgoed. Maar desondanks kende de Congolese overheid concessies toe aan oliebedrijven die er startten met succesvolle proefboringen. De schade die de olieontginning teweegbrengt, samen met de illegale houtkap en het geweld dat ook in het park woedt tussen het leger en rebellengroepen, dreigt onomkeerbaar te worden. Niet alleen ’s werelds laatste berggorillapopulatie is in gevaar, maar ook zowat 50.000 gezinnen zijn afhankelijk van het in het park gelegen
20
Lake Edward voor werk, voedsel en watervoorziening en niet minder dan vier miljoen mensen leven in de buurt van het park23. Onder druk van de internationale gemeenschap, die werd opgevoerd na de aanslag op de Belgische parkdirecteur Emmanuel de Merode, stopte recentelijk de Britse oliemaatschappij Soco International met haar proefboringen. Een stap in de goede richting… die de Congolese overheid kan helpen het park op een duurzame manier te ontwikkelen: uit onderzoek blijkt dat het park de Congolese economie jaarlijks 300 miljoen euro zou kunnen opbrengen aan toerisme en visserij24. Maar dan moeten natuurbescherming, menselijke ontwikkeling en economie hand in hand gaan, zoals de Merode het stelt.
Mijnbouw en ontwikkeling De mijnbouw biedt enorme mogelijkheden voor de Congolese ontwikkeling. Volgens de Congolese Centrale Bank is de mijnbouw goed voor 39% van de economie, maar de inkomsten maken amper 16% uit van het overheidsbudget. Dat steekt de ogen uit van de bevolking, die vrachtwagens vol koper en andere rijkdommen het land ziet uitrijden. Toch zijn er de laatste jaren ook inspanningen geleverd, onder internationale druk van verschillende landen en het IMF die van meer transparantie in de mijnsector een speerpunt maken. Zo is Congo toegetreden tot het EITI, het Extractive Industry Transparency Initiative, dat ontginningsbedrijven opdraagt publiek te maken hoeveel belastingen ze betalen en die jaarlijks vergelijkt met de bedragen die volgens de verschillende belastingdiensten ontvangen werden. De rapporten van 2007, 2008 en 2009 waren totaal onvoldoende. Het rapport van 2010, met veel vertraging gepubliceerd in 2013, concludeerde dat de rekeningen in de petroleumsector kloppen, maar dat er in de mijnsector nog veel onduidelijkheid is. De rapporten over 2011 en 2012 werden in december 2013 gepubliceerd, en sinds 2 juli 2014 is Congo eindelijk volwaardig lid van het EITI25. In de Belgische en Duitse ontwikkelingsbudgetten werd geld gevonden om het EITI-proces in Congo te ondersteunen. Het is absoluut noodzakelijk om in de toekomst de druk op de Congolese overheid en administratie aan te houden en zo een correcter beeld te krijgen van de belastingontvangsten in Congo. Maar belastingen innen is één zaak, het geld op een goede manier uitgeven is een andere. Ook hier wordt gepoogd de druk op de Afrikaanse regeringen hoog te houden. De Ressource Governance Index volgt het beheer van de petroleum-, gas- en mijnsector van 58 landen en verdeelt ze in drie categorieën. Geen enkel Afrikaans land zit in de hoogste categorie, maar Congo scoort in de laagste26. Het Open Budget Initiative klasseert honderd landen volgens de mate van openheid over de nationale begrotingen27. Ook hier bengelt Congo onderaan de lijst.
Een transparante productieketen Een andere manier om het probleem aan te pakken, is via de regulering van de handel in goederen die voortkomen uit die ontgin-
ning. Alle interne tekortkomingen binnen Congo kunnen immers de internationale verantwoordelijkheid op dat vlak niet verdoezelen. Bepaalde bedrijven en staten zijn, al dan niet bewust, medeplichtig en soms zelfs mededaders van schendingen de mensen- en sociaaleconomische rechten. Een aantal landen hebben dan ook wetgevende initiatieven genomen om de handel in zogenaamde conflictmineralen tegen te gaan. In de VS werd in 2010 de Dodd Frank Act aangenomen die het Amerikaanse bedrijven verbiedt om elektronica en andere producten op de markt te brengen waar zich conflictmineralen uit Congo in bevinden. Ook de Nederlandse regering is gestart met het opzetten van een ‘conflictvrije tinketen’ in Oostelijk Congo. Het doel is de economie te stimuleren door handel op te starten die niet in verband kan worden gebracht met de financiering van conflictpartijen28. Op internationaal niveau zijn er de OESO Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen en de VN ‘Ruggie Guiding Principles’ met aanbevelingen en regels hoe bedrijven in ‘gepaste zorgvuldigheid’ (‘due diligence’) kunnen omgaan met wereldwijde productieketens, onder andere van mineralen29. Tot slot heeft de Europese Unie in maart 2014 een “Strategie voor een verantwoorde handel in mineralen uit conflictgebieden” aangenomen, naar het voorbeeld van de VS. De Europese strategie is gebaseerd op het principe van ‘zelfcertificering’, waarbij bedrijven volgens de regels van ‘due diligence’ moeten aangeven waar en hoe ze hun mineralen ontginnen, maar ook wat de sociale en maatschappelijke impact is van hun ontginningsactiviteiten30. De EU wil bovendien jaarlijks een lijst publiceren met Europese en mondiale ‘betrouwbare smelterijen en raffinaderijen’ om zo te komen tot ‘een grotere publieke verantwoordingsplicht, een grotere transparantie in de toeleveringsketen en een gemakkelijker te realiseren verantwoorde winning van mineralen’. Het verhogen van de internationale verplichtingen inzake transparantie en het traceren van conflictmineralen is dus bijzonder relevant om het gebruik van illegale ertsen zoveel mogelijk te verminderen en de controle van de overheid over deze rijkdommen te versterken.
Aanbevelingen Beweging.net en MOC en partners raden aan dat België: • In het kader van de Europese Unie, verdere technische en financiële steun biedt aan Congo voor het nakomen van haar verplichtingen in het kader van het EITI zodat haar mijn-, bosbouw- en aardoliesector voldoen aan de normen voor goed beheer op dat vlak. • Een leidende rol speelt op het niveau van de Europese instellingen zodat het EU-initiatief over de verantwoorde ontginning van ertsen uit conflictgebieden een bindende verplichting wordt voor bedrijven op de Europese markt en voor hun volledige toeleveringsketen. • De Congolese overheid steunt bij het harmoniseren van de nationale regelgeving voor de exploitatie van de natuurlijke hulpbronnen en bij de opleiding en omkadering van de agenten die op de naleving ervan moeten toezien.
21
7. Vrede en veiligheid Al bijna 20 jaar valt Congo, en in het bijzonder het oostelijk deel van het land, ten prooi aan allerlei vormen van gewapend geweld. Gewapende groepen die door de buurlanden (vooral Rwanda en Oeganda), of soms door “barons” van het bestaande regime gesponsord worden, blijven moorden, vrouwen verkrachten, kinderen rekruteren, en de bevolking terroriseren. Ook het Congolese regeringsleger FARDC is schuldig aan dit aanhoudende geweld. De oorsprong van al dat geweld en de voortdurende onveiligheid is niet ver te zoeken: de rijke ondergrond en de afwezigheid van de staat maken dat de regio steeds opnieuw ten prooi valt aan gewapende groepen en krijgsheren die hun graantje willen meepikken. Bovendien gaan ook de officiële machthebbers hier niet vrijuit: door een gebrek aan interne legitimiteit schuwen ze zelden geweld en misbruik om hun positie te handhaven.
De opstand van “M23” in de Kivu-provincies Een combinatie van al deze vormen van geweld, heeft het land de laatste jaren extreem gedestabiliseerd. De opstand van M23, Mouvement du 23 mars, die in oktober-november 2012 leidde tot de inname van Goma door de “rebellen” speelde hier een belangrijke rol. De val van Goma maakte duidelijk dat de bestaande veiligheidsstructuren tekortschieten, en bracht het besef dat de veiligheidskwestie in Congo anders benaderd moet worden, in een stroomversnelling. Bovendien bleek ook de VN vredesmacht MONUSCO, in het land aanwezig met zo’n 20.000 blauwhelmen en daarmee de grootste VN vredesmacht ter wereld, niet in staat de opmars van de M23 te stoppen. Toch leidden een aantal factoren tot een militaire overwinning van het Congolese leger op de M23. De reorganisatie van het leger die volgde op de val van Goma, gaf de troepen nieuwe moti-
22
vatie en slaagde erin de commandoketen efficiënter te maken31. Tegelijkertijd kwam de steun van Rwanda (en in mindere mate van Oeganda) aan deze opstand van de M23 aan het licht in de verslagen van verschillende VN-experten. Sindsdien werden die landen internationaal sterk onder druk gezet om hun steun aan de gewapende groepen in te trekken en kwam er een toegenomen regionale en internationale aandacht voor het conflict. Zo beval de Internationale Conferentie over het Gebied van de Grote Meren (ICGLR) meteen na de val van Goma de onmiddellijke terugtrekking van de rebellen uit hun posities. Onder de auspiciën van de Oegandese President Museveni werd een bemiddelingspoging georganiseerd om tot een vredesakkoord te komen tussen de Congolese overheid en de opstandelingen van M23. En door een Resolutie van de VN Veiligheidsraad werd het mandaat van MONUSCO versterkt met de toevoeging van een ‘Snelle Interventiebrigade’. Tot slot ontstond er ook sterke onenigheid binnen de M23 zelf, die uitmondde in een klopjacht op één van zijn voornaamste leiders, generaal Bosco Ntaganda, diens aanhouding en uiteindelijke uitlevering aan het Internationaal Gerechtshof. Met de overwinning op de M23 is de hoop op vrede in Oost-Congo opnieuw een beetje realistischer geworden. Maar de menselijk schade, de moorden, verkrachtingen en de massale vluchtelingen die het conflict teweeg heeft gebracht, zindert nog steeds na.
Onveiligheid: probleem in heel Congo De Kivu-provincies zijn niet de enige regio’s die het slachtoffer zijn van gewapend geweld. Sinds 2012 valt Katanga regelmatig ten prooi aan gewapende aanvallen, onder meer door de “Bakata-Katanga”, een beweging met vage eisen die variëren tussen separatisme en politieke oppositie. En zelfs in andere regio’s komen gewapend geweld en brutale repressie vaak voor, zoals we in de-
cember 2013 zagen met de inval van de “Disciples du pasteur Mukungumbila” die in Lubumbashi, Kindu en Kinshasa een coup trachtten te plegen. Deze tragische en repetitieve evoluties, in combinatie met stedelijk geweld in de grote steden, zoals in Kinshasa met de zogenaamde “Kulunas” bandieten die de politie maar niet kan elimineren, tonen aan hoe fragiel de vrede blijft en hoe onveilig Congo nog altijd is.
Aanbevelingen Het veiligheidsvraagstuk blijft een prioriteit voor een stabiele ontwikkeling van Congo. Uit ervaring blijkt dat een geïntegreerde benadering nodig is, met een combinatie van interne en externe druk, om concrete resultaten te behalen. Rekening houdend met het falend veiligheidsapparaat en de externe wortels van vele ordeverstorende elementen, is Congo nog niet in staat om alleen voor zijn veiligheid in te staan. Daarom pleiten MOC en beweging.net er voor dat België: • Congo blijft steunen in haar inspanningen voor de herstructurering en professionalisering van haar strijdkrachten en veilig-
•
•
•
•
•
heidsdiensten, onder meer door middel van opleidingen, uitrusting en uitwisselingen; Er op toeziet dat het versterkte mandaat van MONUSCO en zijn Interventiebrigade effectief ingezet wordt om de vrede en veiligheid in Congo te garanderen; De Congolese overheid er toe aanzet om alle elementen en factoren uit het leger en de politie te bannen die ervoor zorgen dat leger en politie nauwelijks operationeel zijn (corruptie, verduistering van lonen, integratie of promotie van “schurkenofficieren” …); Er op toeziet dat legitiem geweld, een staatsprerogatief bij uitstek, enkel toegepast wordt binnen een wettelijk kader en in strikte naleving van de mensenrechten zoals voorzien in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens; Samen met de volledige internationale gemeenschap druk blijft uitoefenen op landen die in de verleiding kunnen komen om nieuwe opstanden te ontketenen of te ondersteunen, en dat er sancties genomen worden tegen degenen die deze principes niet naleven; Bijdraagt tot de ontwapenings- en demobilisatie-inspanningen voor jonge rekruten van de gewapende groepen om hen opnieuw in het civiele leven te integreren met nieuwe perspectieven en manieren om te overleven.
23
8. Het bevorderen van vrede en ontwikkeling door middel van regionale integratie Congo grenst aan negen buurlanden. Met die centrale positie ligt ze op het kruispunt van verschillende invloedssferen en spanningshaarden maar ook in het hart van verschillende mogelijkheden op vlak van ontwikkeling of stabiliteit door middel van regionale integratie. Op historisch, cultureel en geopolitiek vlak komen rond Congo verschillende invloedssferen samen: de Franse (in het Noordwesten), Portugese (in het Zuidwesten), Britse (in het Zuidoosten) en Belgische (in het Oosten), net zoals bepaalde religieuze tegenstellingen (christenen, moslims, enz.) Momenteel Congo maakt deel uit van een hele reeks organisaties voor regionale integratie: • De Afrikaanse Unie (AU), die alle Afrikaanse landen omvat; • De Ontwikkelingsgemeenschap van Zuidelijk Afrika (SADC); • De Gemeenschappelijke Markt voor Oostelijk en Zuidelijk Afrika (COMESA); • De Economische Gemeenschap van Centraal Afrikaanse Staten (ECCAS); • De Economische Gemeenschap van de landen van de Grote Meren (ECGLC); • De Internationale Conferentie over het Gebied van de Grote Meren (ICGLR). Congo deelt deze politieke en economische sferen zowel met zijn beste bondgenoten als met zijn ergste vijanden. De ontwikkeling of stabiliteit van het land kan dus niet geconcipieerd worden zonder de regionale integratie te versterken en erbij te betrekken.
24
Binnen al deze invloedsferen onderhoudt België bijzondere historische, politieke of economische betrekkingen met de voornaamste hoofdrolspelers van de Congolese crisis. Het beschikt dus over talrijke en diverse middelen om deze regionale integratie te ondersteunen en de vrede in Congo te bevorderen door middel van de vele partnerschappen. Tegelijkertijd kent België, dankzij zijn specifieke ervaring in de Europese eenmaking, de meerwaarde van regionale integratie voor stabilisatie, vrede en economische groei, en weet het ook welke middelen ontplooid en welke moeilijkheden omzeild moeten worden om daar te raken. Enkele voorbeelden die de specifieke Belgische interventie- of ondersteuningsmogelijkheden op dat gebied illustreren:
ECGLC (DR Congo, Rwanda, Burundi) Rwanda en Burundi, die grenzen aan het Oosten van Congo en ook beide voormalige Belgische kolonies waren, spelen een belangrijke rol in de vele conflicten in het Oosten van het land. De ECGLC werd door de drie landen opgericht in 1976 met als doel veiligheid te creëren in de regio, de handel te bevorderen en gemeenschappelijke belangen te dienen. Op het hoogtepunt van de oorlog die de drie landen op het Congolese grondgebied op het einde van de jaren 1990 uitvochten, was België bijna het enige land dat middelen en diensten aanbood om ECGLC nieuw leven in te blazen. Het probeerde op die manier door middel van een regionale integratie een vreedzaam samenleven en ontwikkeling
te bevorderen. Daar de sterke bilaterale samenwerking en intense diplomatieke contacten met de drie landen, is België goed geplaatst om de regionale organisatie verder te ondersteunen en zo het proces van stabiliteit en ontwikkeling in de regio te steunen.
SADC (15 lidstaten uit Zuidelijk Afrika32) De Ontwikkelingsgemeenschap van Zuidelijk Afrika is een andere regionale organisatie die een cruciale rol speelt in de stabiliteit van Congo. Op het hoogtepunt van de oorlog van 1998-2003, stuurde de SADC troepen en voorkwam het zo dat Congo in handen viel van de Rwandese, Oegandese (en Burundese) indringers. Verschillende lidstaten van de SADC spelen nog altijd een belangrijke rol in Congo; in de eerste plaats Zuid-Afrika, Angola en Zimbabwe. Zuid-Afrika is momenteel één van de voornaamste commerciële partners van Congo (Zuid-Afrikaanse ondernemingen hebben er enorm veel geïnvesteerd) en het zet heel sterk in op de stabiliteit (Zuid-Afrikaanse troepen maken deel uit van de Snelle Interventiebrigade van MONUSCO). Angola is zonder twijfel één van de voornaamste militaire bondgenoten (training en opleiding van politiemensen, militairen, enz.). Zimbabwe, een bevoorrechte bondgenoot van het Kabila-regime, heeft een aanzienlijke invloed in Congo, onder meer dankzij talrijke investeringen in de mijnsector, overeenkomsten inzake defensie en veiligheid enz. Daarnaast zijn er Tanzania en Malawi: Tanzania heeft vaak de Congolese politie ondersteund, en levert samen met Malawi een belangrijk militair contingent voor de nieuwe Interventiebrigade binnen MONUSCO die de gewapende groepen in het oosten van het land moet verjagen. Behalve Zimbabwe onderhouden al deze landen uitstekende en soms zeer nauwe betrekkingen met België. Zo kwam tijdens een uitgebreide Belgische economische missie naar Angola en ZuidAfrika eind 2013 het conflict in Congo regelmatig aan bod. Ook hier kan België, dat meer en meer in deze twee landen van de SADC investeert, invloed uitoefenen en hen stimuleren verder te werken aan stabiliteit en ontwikkeling in Congo.
ICGLR (12 lidstaten rond het gebied van de Grote Meren33) De Internationale Conferentie over het Gebied van de Grote Meren (ICGLR) werd gecreëerd als reactie op de vele politieke conflicten die de Regio van de Grote Meren teisterden, en vooral na de Rwandese genocide van 1994 en de daarop volgende oorlogen in Congo. De oprichting van deze nieuwe organisatie was dus een rechtstreeks gevolg van de erkenning van de regionale dimensie van die conflicten en van de nood aan een gezamenlijke inspanning om duurzame vrede en ontwikkeling in de regio te promoten. De voornaamste werkterreinen van de ICGLR zijn: vrede en
veiligheid; democratie en goed bestuur; economische ontwikkeling en regionale integratie; en humanitaire en sociale kwesties. De verklaringen en akkoorden van de ICGLR hebben al verschillende keren een bijdrage geleverd aan het vredesproces in Congo. Het was onder meer onder de auspiciën van de ICGLR dat in november 2012 de terugtrekking van de troepen van M23 uit de stad Goma bevolen werd. Mits een betere werking en een minder tweeslachtige houding van sommige van de leden, zou de ICGLR zijn rol op het vlak van stabiliteit en ontwikkeling van de regio nog beter kunnen spelen. België werkt goed samen met de meeste lidstaten van de ICGLR en kan die organisatie dan ook sterk steunen om er een echt instrument voor vrede en ontwikkeling in de regio van te maken. Het gewicht en de positie van Congo binnen deze regionale organisaties kan dus zowel een bron van problemen als een mogelijke uitweg voor een oplossing zijn. Het land dat hebzucht en spanningen aanwakkert, met een uiterst zwakke staat, beschikt ook over een enorme voorraad natuurlijke rijkdommen die een effectieve bijdrage aan de economische groei en de stabiliteit van de hele regio zouden kunnen leveren.
Aanbevelingen Vanuit haar eigen expertise van regionale integratie, en haar bijzondere band met verschillende van deze landen, kan België een voorttrekkersrol spelen om de regionale integratie in het gebied van de Grote Meren te versterken ten voordele van vrede, veiligheid en stabiliteit in Congo en de regio. België kan dit doen door: • De technische en financiële steun aan de ECGLC vergroten en diens lidstaten aanmoedigen om zich sterker in de regionale dynamiek te engageren omdat de drie landen voordeel hebben bij politieke stabiliteit, democratie, good governance, goed beheer van de natuurlijke rijkdommen en ontwikkeling; • Een politieke of diplomatieke dimensie toevoegen aan de economische of commerciële betrekkingen met Angola en ZuidAfrika om de vrede en ontwikkeling in de regio, en in het bijzonder in Congo, te bevorderen; • Gekoppeld aan de ontwikkelingshulpinspanningen, sterkere en meer formele eisen stellen op het vlak van visie of tastbare inspanningen voor de versterking van de regionale dynamiek, met uniforme, wederzijds voordelige politieke voorwaarden voor de verschillende landen. • Gebruik maken van de strategische positie van België binnen de EU om akkoorden te stimuleren of via regionale integratie te versterken en hen te helpen optimaal te functioneren (opleidingen, technische ondersteuning, financiële steun).
25
9. Het consolideren van de democratie De invoering van een democratisch systeem en de versterking van de rechtsstaat blijven nog steeds de voornaamste bekommernissen in Congo. In 2006 werden de eerste democratische verkiezingen gehouden na decennialange dictaturen en onlusten. Die verkiezingen mondden uit in de overwinning van President Joseph Kabila en zijn kamp. Er was wel een zeker evenwicht aangezien de oppositie, onder leiding van het MLC van JeanPierre Bemba die in de tweede ronde van de presidentsverkiezingen de strijd met de president aanging, een belangrijk aantal zetels in het nationale parlement en in de provinciale vergaderingen veroverde. Tegelijkertijd moest het presidentiële kamp coalities aangaan met andere partijen (onder meer PALU van Gizenga en UDEMO van Nzanga Mobutu) om een meerderheid te vormen. Maar de verkiezingscyclus bleef onvoltooid, omdat de lokale en gemeentelijke verkiezingen die daarna voorzien waren nooit plaatsvonden. En vooral omdat het politieke landschap dat voortkwam uit die verkiezingen ondertussen geïmplodeerd is. Enerzijds omdat de meerderheid gebruik maakte van alle mogelijke (legale en illegale) manoeuvres om alle macht naar zich toe te trekken, onder meer door alle gouverneursposten voor de provincies op te eisen; en anderzijds omdat de oppositie, die onthoofd werd door de arrestatie van Jean-Pierre Bemba, gaandeweg bijna volkomen geëlimineerd werd. Bovendien werd de decentralisatie waarin de nieuwe Grondwet van 2006 voorzag, nooit toegepast. Deze decentralisatie omvat een territoriale opdeling van het land in 26 provincies (tegenover de huidige 11 provincies) en een grote administratieve autonomie voor die provincies, met inbegrip van de overdracht of teruggave van 40% van de belastinginkomsten. De macht en de inkomsten bleven dus hoofdzakelijk in Kinshasa en uitsluitend in de handen van de clan van President Kabila .
De terugkeer van oude demonen In november 2011 werden er nieuwe presidents- en parlementsverkiezingen georganiseerd. Die nieuwe verkiezingscyclus moest de jonge Congolese democratie versterken. Er was een nieuwe Onafhankelijke Nationale Commissie (CENI) op poten gezet onder voorzitterschap van prediker Ngoy Mulunda, een vertrouweling van President Kabila. Maar een paar maanden voor die verkiezingen begon de presidentiële meerderheid aan een krachttoer en wijzigde inderhaast de Grondwet. De bevoegdheden van de president werden onder meer uitgebreid, en er werd vooral een nieuwe presidentiele kiesmethode ingevoerd die nu in slechts één ronde zou plaatsvinden. Met een zekere hernieuwde populariteit van historisch oppositieleider Etienne Tshisekedi en een hele resem aanklachten van de mistoestanden van het regime, bovenop de oppositie van Vital Kamerhe, die na zijn belangrijke rol in de overwinning van Kabila in 2006 nu naar de oppositie was overgestapt, leken deze haastige wetswijzigingen enkel te dienen om de
26
macht van president Kabila en de voortzetting van zijn meerderheid veilig te stellen. Zoals gevreesd en ondanks de duidelijke wil van de kiezers om van deze stembusgang een succes te maken, werden de verkiezingen getekend door allerlei ongeregeldheden, zowel bij het transport en de dispatching van de kiespakketten als bij de verwerking en verzameling van de resultaten. De aankondiging van de resultaten maakte een einde aan de laatste illusies over een versterking van de democratie: miljoenen stembriefjes waren “verdwenen”, een heel aantal stemlokalen hadden ronduit absurde cijfers, enz. Na de aankondiging van die resultaten brak er overal protest uit. President Kabila, die als overwinnaar met een “overweldigende” meerderheid in de Nationale Vergadering afgekondigd werd, zag zijn legitimiteit sterk aangetast door de manier waarop CENI dit proces regisseerde. Zelfs in zijn eigen kamp kwamen er een hele resem beroepsprocedures bij het Hooggerechtshof om de aangekondigde resultaten van de parlementsverkiezingen te betwisten. Verschillende “verkozenen” werden door het Hoogegerechtshof uit hun ambt gezet. De betwisting van de resultaten en de aanklachten die daarop volgden, creëerden een giftig politiek klimaat en destabiliseerden het land. Het is in die gespannen context dat een nieuwe gewapende “opstand” plaatsvond in Kivu, na onenigheid met oude leden van het CNDP die in het regeringsleger opgenomen waren34. In november 2012 behaalde die “opstand”, M23 genaamd , met de steun van Rwanda en Oeganda een verpletterende overwinning op de FARDC en de VN-troepen en nam de stad Goma in. Pas eind 2013 kon het Congolese leger, dankzij internationale druk en steun van MONUSCO, de M23 verslaan.
Naar een nieuwe verkiezingscyclus? Na het algemene protest naar aanleiding van de verkiezingen en de heropflakkering van de oorlog in het oosten, verving het regime in juni 2013 de leiders van het CENI door een nieuw team met aan het hoofd de geestelijke Apollinaire Malu-Malu, die een comeback maakte als voorzitter van de Verkiezingscommissie. Tegelijkertijd riep President Kabila nationale overlegcommissies samen om de nationale cohesie te vergroten, waarna hij een reeks maatregelen aankondigde, onder meer de vorming van een nieuwe regering, een algemene volkstelling, en een engagement om de verkiezingscyclus verder te zetten. De uitvoering van deze maatregelen laat echter op zich wachten en lijkt de democratie nog niet te versterken. Elke dag zijn er negatieve tekens merkbaar. Enerzijds lijkt de vrijheid van de oppositie voortdurend ingeperkt te worden (zoals de vele gevallen van intimidaties, geweld, vrijheidsbeperking, aanhoudingen en dubieuze rechtszaken bewijzen). Hetzelfde geldt voor andere sociale actoren (media, verenigingen…). Anderzijds stuurt de presidentiële meerderheid regelmatig signalen dat het de Grondwet wil wijzi-
gen om een nieuw mandaat voor President Kabila mogelijk te maken, wat onder de huidige grondwet niet zou kunnen. Zelfs het stappenplan van de nieuwe CENI lijkt eerder te passen binnen een grondwetswijziging, met argumenten die verassend veel lijken op die van de presidentiële meerderheid. Tegelijkertijd werd de regering van Matata Ponyo, die een aantal opmerkelijke resultaten op macro-economisch vlak en in de strijd tegen bepaalde vormen van corruptie begon te boeken, reeds in oktober 2013 ontbonden (en is dus in lopende zaken) en we weten niet echt hoe of wanneer de nieuwe aangekondigde regering samengesteld zal worden.
Aanbevelingen Beweging.net, MOC en zijn partners wensen dat de resoluties van de nationale overlegcommissies toegepast worden en dat de nieuwe door CENI aangekondigde verkiezingscyclus bijdraagt tot het herstellen van de politieke legitimiteit die door de verkiezingen van 2011 volledig tenietgedaan werd. Ze roepen de Congolese leiders ook op om zich verantwoordelijker op te stellen en voorrang te geven aan het nationale belang in plaats van aan persoonlijke en partijbelangen en om zich hoofdzakelijk bezig te houden met de consolidering van de Rechtstaat en het welzijn van de bevolking. België moet Congo helpen om deze grote uitdagingen aan te gaan, aan de hand van verschillende specifieke prioriteiten: • De CENI ondersteunen zodat die de verkiezingscyclus kan afwerken door binnen de voorziene termijn de gemeentelijke, lokale, provinciale en senaatsverkiezingen te organiseren in transparantere en geloofwaardigere omstandigheden; • de hervormingen van de staatsstructuren ondersteunen, in het bijzonder op het gebied van goed bestuur en consolidatie van de democratie; en de internationale (gespreks)partners aanzetten om deze inspanningen te ondersteunen; • Er bij de Congolese overheid op hameren de Grondwet te respecteren en meer bepaald wat betreft het respecteren van het aantal presidentiële ambtstermijnen. • De decentralisatie helpen versnellen, zoals voorzien in de Grondwet, om de macht dichter bij de burger te brengen, met teruggave van een deel van de fiscale inkomsten voor de gedecentraliseerde entiteiten om de ontwikkeling van de basis te ondersteunen; • Er in zijn dialoog met de Congolese overheid op aandringen dat vrijheden en rechten gegarandeerd en nageleefd worden, zowel op collectief (verenigingen, media, partijen…) als individueel vlak.
27
10. Gelijkheid voor vrouwen en mannen In de Gender Development Index, ontwikkeld door de VN-organisatie UNDP als onderdeel van de Human Development Index35, bengelt Congo helemaal achteraan, als 144ste op 186 landen. Vanwaar dit slecht rapport in gendergelijkheid? Socio-economisch gezien staan vrouwen in Congo heel wat zwakker: ze hebben een belangrijk achterstelling inzake toegang tot krediet, land en vorming en opleiding;. Vrouwen met minstens een secundair onderwijsdiploma maken amper dan 12,7% van de gehele bevolking uit, voor mannen bedraagt dat aandeel 36,2%. De Gender Development Index schat het inkomen per capita van vrouwen in Congo op 57% van dat van mannen, op zich al bijzonder laag met amper $300. Nochtans hebben vrouwen een hoge arbeidsmarktparticipatie: 70% van hen is tewerkgesteld, slechts een fractie minder dan de mannen met 72%. Maar veel meer dan mannen werken vrouwen in precaire werkomstandigheden, voor het grote deel in de informele economie en in de overlevingslandbouw. In kaderposities en beter betaalde banen in de formele economie zijn vrouwen ondervertegenwoordigd. Ook hun beperktere politieke invloed of toegang tot besluitvormingsorganen, in het maatschappelijk en politiek leven en op de werkplek is een sterk element van hun achterstelling: met slechts 8% van de parlementaire zetels bezet door vrouwen zijn ze sterk ondervertegenwoordigd. En ook bij de sociale partners, vakbonden en werkgevers, betrokken bij de socio-economische besluitvorming op nationaal vlak en in de ondernemingen is de vertegenwoordiging van vrouwen nauwelijks sterker dan in de politieke partijen.
Anno 2014: gelijke rechten nog steeds een te bereiken streefdoel Ondanks het engagement van de nieuwe Congolese grondwet (2006) voor gelijkheid tussen vrouwen en mannen, bestaan er ook op rechtsvlak nog steeds belangrijke ongelijkheden tussen mannen en vrouwen. Zo berust het familierecht nog steeds op het basisprincipe dat de man het hoofd van de huishouding is en zo de handelingsbekwaamheid van de vrouw met betrekking tot de
28
kinderen en bezittingen dus sterk beperkt. In het arbeidsrecht wordt in principe geen verschil gemaakt tussen mannen en vrouwen… maar vanuit het familierecht heeft een vrouw wél toestemming van haar man nodig om betaalde arbeid te verrichten. Dat zegt immers dat de vrouw toestemming nodig heeft van haar man voor elk wettelijk bindend contract, dus ook een arbeidscontract. Daarnaast blijven in het arbeidsrecht nog bepalingen bestaan die het ‘gelijk loon voor gelijk werk’ principe in de weg staan: dat geldt wel voor salarissen, maar niet voor de talrijke premies en toelagen die voor de meeste overheidswerknemers het merendeel van hun inkomen uitmaken. Tot slot kent ook de Congolese nationaliteitswet enkele discriminerende bepalingen: zo kunnen bijvoorbeeld volgens art.30 Congoleze vrouwen die met een buitenlander huwen hun nationaliteit niet behouden.
Geweld op Vrouwen Naast de vele ongelijkheden die vandaag in Congo voor vrouwen bestaan, verdient het brute geweld op vrouwen bijzondere aandacht. In het oorlogsgeweld dat het land en vooral het Oosten al decennialang teistert, wordt verkrachting massaal en systematisch als oorlogswapen ingezet. Niet alleen door de verschillende gewapende groeperingen, maar even goed door het regeringsleger. Tussen 2011 et 2013 werden niet minder dan 29.000 gevallen van sexueel geweld geregistreerd in 7 provincies van hat land. In de Kivu provincies ligt het aantal gerapporteerde verkrachtingen op jaarbasis om en bij de 8000. Het werkelijk aantal bedraagt wellicht een veelvoud, doordat vele verkrachtingen niet worden aangegeven, uit vrees van de slachtoffers voor sociale stigmatisering en angst voor represailles. Bovendien is er ook een hoge drempel tot rechtsbedeling, door complexe en kostelijke juridische procedures, even zovele obstakels die verhinderen dat vrouwen effectief klacht indienen en dat daders van seksueel geweld ook echt worden bestraft. Hoewel het Parlement in 2006 twee wetten heeft aangenomen om seksueel geweld effectiever te bestraffen, blijft het aantal onverminderd hoog.
De grondoorzaken voor het voortdurend geweld op vrouwen zijn velerlei. De blijvende aanwezigheid van de gewapende groepen de Kivu-provincies in de eerste plaats, maar ook de cultuur van rechteloosheid gecreëerd door de illegale exploitatie van minerale rijkdommen, de zwakheid van de staat en de straffeloosheid, de armoede, en de lage waardering voor de vrouw in het algemeen zijn belangrijke factoren. Geweld op vrouwen wordt gebanaliseerd en is ook aanwezig buiten de oorlogszones. Uit een studie van de VN uitgevoerd in opdracht van de Congolese overheid (2007) blijkt dat geweld tegen vrouwen en meer bepaald seksueel geweld een zeer veel voorkomend feit en bijna normaal gegeven is geworden in de Congoleze samenleving en op de werkplek. Seksuele intimidaties op de werkplek en in de universitaire wereld komen zeer veel voor. Als factoren identificeerde de Congoleze overheid zowel een aantal socio-culturele factoren als institutionele factoren, maar ook een aantal socio-economische factoren zoals het lage niveau van opleiding en inkomen, waardoor vrouwen economisch en financieel afhankelijk zijn en blijven van mannen.
Aanbevelingen voor het Belgisch beleid bevordering gender gelijkheid en gelijke rechten in Congo Het Belgisch parlement en de Nationale Vrouwenraad hebben recent heel bijzondere aandacht besteed aan gelijkberechtiging voor mannen en vrouwen in Kongo en in het bijzonder aan de aanpak van seksueel geweld in het conflictgebied in het Oosten van het land. De resoluties van het Belgische Parlement in 2008 en het actieplan van de Nationale Vrouwenraad voor het Belgisch beleid inzake bevordering van gendergelijkheid, gelijke rechten en de strijd tegen geweld op vrouwen in Congo, blijven ook vandaag nog brandend actueel en zijn de leidraad voor onze aanbevelingen. Beweging.net en MOC bevelen aan dat België in haar Congobeleid36:
vorming van de kieswetgeving37, met verplichting voor een sterkere vertegenwoordiging van vrouwen op alle niveaus van politieke verkiezingen, en een minimum van één derde vrouwen op de kieslijsten, ondersteunt. • In de ondersteuning van het vredesproces in Congo, gendergelijkheid en respect voor de mensenrechten en vrijheid van vrouwen vooropstelt. Dit kan door de implementatie van VN resolutie 1325, voor de integratie van de genderdimensie in alle facetten van het beleid en voor een grotere rol voor vrouwen in vredesonderhandelingen en alle initiatieven met betrekking tot conflictpreventie, conflictbeheersing en post-conflict heropbouw van de samenleving. Tot slot zouden België en de internationale partners de Congolese overheid kunnen aanmoedigen om een Nationaal Actieplan ter implementatie van VN Resolutie 1325 op te zetten. • In haar samenwerkingsprogramma’s en in de beleidsdialoog met Congo, investeren in programma’s voor de heropbouw van justitie en politiediensten die een einde kunnen maken aan de straffeloosheid. Tegelijkertijd dient geïnvesteerd te worden in programma’s die de toegankelijkheid van het rechtssysteem voor slachtoffers van seksueel geweld vergroten, onder meer rechtsbijstand voor slachtoffers, vorming en sensibiliseringsprogramma’s met betrekking tot (seksueel) geweld voor rechters en politie. • Programma’s ondersteund voor de verdere uitbouw van voldoende opvangcapaciteiten voor slachtoffers van geweld, financiering en uitbouw van structuren en processen voor de uitvoering van de Congoleze wet inzake seksueel geweld, evenals steun voor programma’s die toelaten om de identiteit van verkrachte vrouwen, van slachtoffers en van getuigen te beschermen.
• Een prioriteit maakt van de verbetering van het juridisch statuut van vrouwen, met afschaffing van de discriminerende bepalingen in het familierecht, de nationaliteitswet en arbeidswetgeving. De omzetting van de IAO Conventies 100 (gelijkheid in beloning, zowel wat betreft salarissen als premies) en 111 (gelijkheid in tewerkstelling en beroepsmogelijkheden) in de Congoleze nationale arbeidswetgeving is daarbij een belangrijke stap. • Met haar samenwerkingsprogramma’s in Congo bijdraagt tot verbetering van economische positie van vrouwen en steun biedt aan programma s voor meer en betere toegang van vrouwen tot onderwijs, arbeidsmarkt, land en kredietmogelijkheden. • Prioriteit geeft aan de ondersteuning van initiatieven om vrouwen méér stem te geven, met steun aan vrouwenorganisaties, steun aan initiatieven en maatregelen voor een sterkere vertegenwoordiging in de politiek, en in parlement in het bijzonder, in justitie, en ook bij sociale partners, werkgevers en vakbonden. Belangrijk is ook dat België in haar politieke dialoog met Congo het initiatief van de vrouwenorganisaties voor de her-
29
11. De Belgisch-Congolese samenwerking Congo heeft tot op vandaag een belangrijke relatie met België op het vlak van ontwikkelingssamenwerking. Het land is de voornaamste begunstigde van de Belgische bilaterale ontwikkelingshulp, waardoor ons land één van de belangrijkste bilaterale partners van Congo blijft. Dit zowel voor de directe of gouvernementele samenwerking als voor de indirecte of niet-gouvernementele actoren.
Het kader De ontwikkelingssamenwerking is in België niet buiten de besparingen gevallen. In die zin zelfs, dat het engagement om 0,7% van het BNP aan ontwikkelingssamenwerking te besteden, zoals ingeschreven in de wet, niet snel gehaald zal worden. Desalniettemin stellen we vast dat het hulpbudget van de federale Belgische overheid aan Congo (los van de schuldkwijtschelding) op een hoog niveau is gebleven: 122,2 miljoen euro in 2009, 115,3 euro in 210, 121 miljoen euro in 2011, 104 miljoen euro in 2012 en 107,4 euro in 2013. Dit bedraagt zowat 25% van het totale federale budget ontwikkelingshulp38. Deze bedragen bevatten zowel de directe ontwikkelingshulp als de indirecte. Ze houden daarentegen geen rekening met de verschillende financiële hulpstromen vanuit de regio’s, gemeenschappen of provincies, enz.
De bilaterale directe samenwerking De Belgische ontwikkelingssamenwerking wordt in Congo uitgevoerd door de Belgische Technische Coöperatie (BTC) en door middel van gedelegeerde samenwerking, in partnerschap met de Congolese overheid. Hiervoor hebben België en Congo op 4 april 2014 een Intermediaire Samenwerkingsprogramma voor de periode 2014-2015 afgesloten, met een budget van 80 miljoen euro. Voortbouwend op het Indicatief Samenwerkingsprogramma 2010-2013 , dat niet helemaal werd uitgevoerd, voorziet dit nieuwe samenwerkingsprogramma steun aan de ontwikkeling in de sectoren van het technisch onderwijs en de professionele vorming, de landbouw, de rurale ontwikkeling en gezondheidszorg. De sector gezondheidszorg werd na het schrappen ervan in het vorige programma, opnieuw opgenomen. Bijzondere aandacht in het programma gaat ook uit naar het ondersteunen van de hervormingen en het goed bestuur. De directe bilaterale samenwerking omvat ook een programma voor beurzen , gericht op het versterken van het Congolese menselijk kapitaal en, zoals voordien, een programma voor micro-interventies gericht op ontwikkeling op lokaal niveau. Niet alleen onze federale overheid biedt steun aan Congo. Ook de Franstalige gemeenschap besteedt via het WBI, Wallonie-Bruxelles Internationale, een groot deel van haar steun en sluit regelmatig bilaterale samenwerkingsakkoorden met Congo af.
30
De indirecte bilaterale samenwerking De indirecte samenwerking met Congo wordt uitgevoerd door vele niet-gouvernementele actoren, waaronder de NGO’s, universiteiten, wetenschappelijke instellingen, vakbonden, steden en gemeenten, mutualiteiten, migrantenverenigingen, en vele andere initiatieven onder de noemer vierde pijler die in verschillende domeinen microprojecten uitvoeren. Van de 106 Belgische NGO s die geaggregeerd zijn bij de federale administratie (DGD), financieren er minstens 51 organisaties ontwikkelingsactiviteiten in Congo. In 2012 was deze cofinanciering van de NGO ’s goed voor 57.275.560 euro, dat van het land ook de grootste ontvanger van de Belgische indirecte samenwerking maakt39. Dit cijfer zegt weliswaar niets over de werkelijke omvang van de indirecte steun, gezien naast de NGO s ook talrijke andere indirecte actoren ontwikkelingsprogramma’s in Congo financieren40. Daarnaast bestaan er verschillende andere samenwerkingsvormen tussen Belgische en Congolese organisaties, onder meer in het kader van onderwijs en vormingen, politiek werk of netwerken, enz. Verschillende Congolese verenigingen en instellingen onderhouden ook partnerschappen met hun Belgische homologen, en het aantal van dergelijke uitwisselingen neemt alleen maar toe. Dit alles maakt dat Congo een belangrijke plaats inneemt in de gehele Belgische ontwikkelingssamenwerking.
Aanbevelingen Zowel via de directe als de indirecte samenwerking beschikt België over verschillende hefbomen om de levensstandaard van de Congolese bevolking te verbeteren, maar ook om bij te dragen aan een goed bestuur in Congo. In het kader van de nieuwe Wet Ontwikkelingssamenwerking die door België werd aangenomen in 2013, zijn Wereldsolidariteit (WSM), beweging.net en de MOC verheugd dat de thema s die voor haar belangrijk zijn, namelijk waardig werk en het recht op sociale bescherming, ingeschreven zijn als prioriteit van de Belgische samenwerking. Zo komt ook de heropname van de sector gezondheidszorg in het Intermediaire Samenwerkingsprogramma tussen België en Congo tegemoet aan een belangrijke bezorgdheid van de Congolese partners van WSM. We juichen deze evoluties dan ook toe, en zullen erover waken dat ze op de beste manier worden uitgevoerd. Die goede uitvoering veronderstelt weliswaar enkele voorwaarden en aanpassingen ten opzichte van het verleden. Wij bevelen dan ook aan: • Dat de Belgische overheid haar engagement nakomt om 0,7% van het BNP aan ontwikkelingssamenwerking te besteden, en
er daarbij over waakt dat een afgesproken en voorspelbaar deel van de hulp wordt toegewezen aan Congo; • Dat de thema s waardig werk en het recht op sociale bescherming ook daadwerkelijk prioriteiten zijn bij de uitvoering van de Belgisch-Congolese samenwerking, en dat sociale actoren met een bijzondere expertise op deze terreinen hierbij betrokken worden;
• Dat ondanks het streven naar synergie en complementariteit, de actoren van ontwikkelingssamenwerking elkaars specificiteit erkennen: dat de Belgische overheid steun geeft aan de Congolese overheid, en dat de Belgische sociale actoren samenwerken met het Congolese middenveld. Op die manier geven we voorrang aan duurzame en wederzijds vruchtbare vormen van samenwerking.
31
12. Besluit Dit analyse- en lobbydocument van beweging.net en MOC41 over Congo vertrekt vanuit verschillende maar complementaire intenties en gezichtspunten: • Eerst en voor al de gehechtheid van de arbeidersbeweging en haar ledenorganisaties aan de situatie van het Congolese volk. De malaise waarin die Congolezen leven, laat ons immers niet onverschillig. • Dat verklaart, ten tweede, onze solidariteit met de bewegingen, organisaties, vakbonden, mutualiteiten, hun militanten en kaders die elke dag en in moeilijke omstandigheden strijden voor de bescherming van de rechten van hun leden, en ruimer, voor de rechten van hun medeburgers. • Meer nog dan om solidariteitsbetuigingen, gaat het voor ons om het delen en meedelen in de Christelijke Arbeidersbeweging in België van onze manier van kijken die gericht is op de socio-economische inzet, de rechtspraak en de sociale bescherming, al kunnen en mogen we de andere dimensies van het conflict en de Congolese drama’s niet zomaar links laten liggen. De realisatie van een tweede editie van deze brochure staat ons ook toe de recente evoluties in de domeinen die we hebben aangeboord, zowel in positieve als in negatieve zin, in perspectief te plaatsen. Want hoewel er enkele positieve tekenen zijn, is de situatie er in algemene zin op achteruitgegaan. Alleen al de terugval van Congo in de ranglijst Human Development Index van het Ontwikkelingsprogramma van de VN (UNDP), is reden op zich tot ongerustheid. Met 87% van de bevolking onder de extreme armoededrempel, gaat het de Congolezen duidelijk steeds minder goed. Wat betreft het welzijn van de bevolking scoort het land bij de slechtste ter
32
wereld. Paradoxaal genoeg behoort het land bij de betere wat betreft de vooruitgang die gemaakt is sinds 2000. Het inkomen per inwoner is gevoelig gestegen, maar wie de cijfers beter bekijkt, merkt dat de reële koopkracht eigenlijk is afgenomen. De voortdurende onveiligheid en het gewapende geweld in het Oosten van het land, blijft dramatisch voor de bevolking, die het eerste slachtoffer is van de destabilisatie die het conflict met zich meebrengt: mensen op de vlucht, seksueel geweld en de hele resem van gezondheids-, familiale en sociale drama’s die dat met zich meebrengt. Het falen van het verkiezingsproces in 2011 en het onderbreken van de verkiezingen die hadden moeten leiden tot een vernieuwing van de Senaat en de provinciale besturen, is een fatale klap voor de geloofwaardigheid van het democratisch proces. Bovendien heeft de presidentiële meerderheid niet aan de verleiding weerstaan, waardoor een derde ambtstermijn van de huidige president het land riskeert te verzanden in een dictatuur. Er zijn ook enkele positieve signalen. Het ontwikkelen van een nationaal beleid van sociale bescherming in het bijzonder, die zich bijvoorbeeld al vertaalt heeft in een wet op de gezondheidsmutualiteiten. Of nog, de spectaculaire toename van de productie (en de productiviteit) in de mijnsector en de toetreding tot het transparantie-initiatief EITI zijn voorbeelden van de weg die Congo heeft afgelegd naar meer transparantie in de ontginningsindustrie. De toegenomen fiscale opbrengsten uit deze activiteiten tonen alleszins een verbetering aan in het beheer van deze strategische sector.
33
Noten 1
Meer info op http://www.ilo.org/global/about-the-ilo/decent-workagenda/lang--en/index.htm
2
http://www.bcc.cd/downloads/pub/rapann/Rapport_annuel_2012_ bcc_RDC.pdf
3
Met uitzondering van baby s, schoolgaande jeugd, zieke en stokoude mensen werkt iedere Congolees, zij het in de informele economie.
4
UNDP Human Development Report 2013, beschikbaar op http://hdr. undp.org/sites/default/files/reports/14/hdr2013_en_complete.pdf
5 Het Africa Progress Report 2013 werd opgesteld door een groep van 10 experten, onder leiding van voormalig VN Secretaris Generaal Kofi Anan. Beschikbaar op http://africaprogresspanel.org/wp-content/uploads/2013/08/2013_APR_Equity_in_Extractives_25062013_ENG_LR. pdf 6
http://www.transparency.org/country#COD
7
Voor een uitgebreidere analyse over sociale bescherming, zie WSM, Sociale bescherming: een kwestie van sociale verandering. De visie en strategieën van sociale bewegingen, WSM Mondiaal Thematisch Rapport, nr. 2, Brussel, 2010. Beschikbaar op http://www.wsm.be/images/ stories/publications/Sociale_bescherming._Een_ kwestie_van_sociale_verandering.pdf ; of G. Justaert en B. Verstraeten, Een keerpunt voor sociale bescherming wereldwijd? MO-Paper nr.60, november 2011. Beschikbaar op www.mo.be/papers
22 http://www.tandfonline.com/doi/abs/10.1080/03056244.2013.762167 #.VBfwyDVCTGg 23 http://w w w.demorgen.be/dm/nl/5397/M ilieu/ar ticle/de tail/1878673/2014/05/07/De-Merode-Olieboringen-Virunga-zijn-plunderingen.dhtml en http://www.mo.be/nieuws/oliemaatschappij-trektzich-terug-uit-virunga-park 24 Idem. 25 http://eiti.org/news/dr-congo-becomes-full-member-eiti 26 http://www.resourcegovernance.org/countries/africa/drc/overview 27 http://internationalbudget.org/what-we-do/open-budget-survey/ country-info/?country=cd 28 NCDO, Globaliseringsreeks 7: Grondstoffen, 2013, p.28. Beschikbaar op http://www.rmsplatform.eu/publications/nl-ncdo-globaliseringreeksgrondstoffen 29 http://www.oecd-ilibrary.org/governance/oecd-due-diligenceguidance-for-responsible-supply-chains-of-minerals-from-conflict-affected-and-high-risk-areas_9789264185050-en 30 http://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2014/march/tradoc_152227. pdf
8
http://www.ilo.org/dyn/normlex/fr/f?p=NORMLEXPUB:12100:0::NO: :P12100_INSTRUMENT_ID:3065524
31 De reorganisatie van het Congolese leger FARDC gebeurde onder leiding van de nieuw benoemde stafchef van de landmacht, François Olenga.
9
Plan triennal sur la Protection Sociale 2014-2016, gecoördineerd door het Programme Nationale d appui à la Protection Sociale (PNPS) van het Ministerie van Tewerkstelling, Arbeid en Sociale Voorziening.
32 De lidstaten van de SADC zijn: Angola, Botswana, DR Congo, Lesotho, Madagaskar, Malawi, Mauritius, Mozambique, Namibia, Seychellen, Zuid-Afrika, Swaziland, Tanzania, Zambia en Zimbabwe.
10 http://apps.who.int/gho/data/node.main.ChildMort-2?lang=en 11 Uit een studie van 2012 blijkt dat de overheid 12% van de algemene uitgaven voor gezondheid voor haar rekening neemt. 42% komt rechtsreeks van de bevolking, 36% wordt bijgelegd door de internationale gemeenschap, en 10% door de private sector. Uit Financement et Qualité de services et Soins de santé. Rapport de l atelier de capitalisation sur le financement du système de santé au RDCongo, Kinshasa, October 2012. Beschikbaar op http://www.be-causehealth.be/media/42597/rapport_atelier_kin-rdc_octobre_2012_financement__ qualit__soins_version_finale_mars_2013.pdf 12 Human Development Report 2013, The Rise of the South: Human Progress in a Diverse World , UNDP, p.159. 13 Idem. 14 Rapport de la Haut-Commissaire des Nations Unies aux droits de l homme sur la situation des droits de l homme et les activités du HautCommissariat en République démocratique du Congo, 12 juli 2013, 19 blz. 15 Ibid., p.7. 16 Ibid., p.11. 17 Ibid., p.2. 18 Report of the United Nations Joint Human Rights Office on Human Rights violations perpetrated by soldiers of the Congolese armed forces and combatants of the M23 in Goma and Sake, North Kivu Province, and in and around Minova, South Kivu Province, from 15 November to 2 December 2012, May 2013, 17 pagina,s.
34
21 http://www.mo.be/artikel/wat-oogst-congo-van-zijn-supermijnen
33 De lidstaten van de ICGLR zijn: Angola, Burundi, Centraal-Afrikaanse Republiek, Congo, DRCongo, Kenia, Oeganda, Rwanda, Zuid-Soedan, Soedan, Tanzania en Zambia. Meer informatie op http://www.icglr.org/ index.php/en/ 34 De CNDP was de gewapende militie, in 2006 opgericht door Laurent Nkunda in Kivu. Na een conflict met het Congolese leger dat drie jaar duurde en vele slachtoffers eiste, werd de CNDP in 2009 ontbonden. Nkunda werd gearresteerd door Rwanda, en de splintergroep onder leiding van Bosco Ntaganda zou opgenomen worden in het Congolese leger. 35 Zie hdr.undp.org 36 Belgische Senaat, Resolutie betreffende verkrachtingen en seksuele geweldplegingen tegen vrouwen in het Oosten van van de Democratische Republiek Kongo, 13 maart 2008 en de Belgische kamer voor Volksvertegenwoordigers, Resolutie ter bestrijding van sexueel geweld in conflictgebieden, 12 februari 2008 en Nationale Vrouwenraad. Geweld en sexueel geweld op vrouwen in Congo en Oost-Congo, 2007 37
La Loi nr 11/003 de la loi 25/06/2011 portant organisation des élections présidentielles, législatives, provinciales, urbaines, municipales et locales voir article 13
38 CNCD-11.11..11, Rapport 2014 sur l aide belge au développement, p.18 39 www.ong-livreouvert.be en www.ngo-openboek.be
19 Rapport de la Haut-Commissaire des Nations Unies aux droits de l homme sur la situation des droits de l homme et les activités du HautCommissariat en République démocratique du Congo, p.10.
40 Dat is onder meer het geval voor het Instituut voor Tropische Geneeskunde, de Vereniging van Steden en Gemeenten, het Afrikamuseum van Tervuren, de Belgische universiteiten (via VLIR en CUD), en andere organisaties zoals Afrikalia, KVS en vele andere actoren die we de 34 vierde pijler noemen (vakbonden, mutualiteiten, migrantenverenigingen, enz.)
20 In November 2013 bracht MO*Magazine een uitgebreid dossier uit rond de mijnbouw in Congo (Katanga). De verschillende artikels, die ook als bron gediend hebben voor dit hoofdstuk, zijn te raadplegen op http://www.mo.be/dossiers/congolese-mijnbouw
41 De werkgroep bestaat uit volgende leden: Karin Debroey, Eric Delecluyse, Arnaud Gorgemans, Gijs Justaert, Caroline Lesire, Tatien Musabyimana, Dieudonné Wamu Oyatambwe, Aurélie Schlesser, Eddy Temmerman, Nicolas Vandenhemel, Kris Van Elsen et Emiel Vervliet.