Energiesprong | SEV t.a.v. dhr. J.W. van de Groep Groothandelsgebouw Stationsplein 45 - Unit A7.194 3013 AK Rotterdam
betreft Prijsvraag “De Voorsprong” onderwerp Inschrijving Leegwater
Geachte heer van de Groep, Naar aanleiding van uw uitnodiging doen wij u hierbij onze bijdrage toekomen voor de prijsvraag “De Voorsprong”.
Met vriendelijke groet,
R. Leegwater
Henry Ford verlaagde de prijs van de T-Ford in 1911 met bijna 30% door de introductie van een massa productieproces dat we tegenwoordig een ‘lean productieproces’ noemen. Het productieproces is, via het Marshall herstel programma, door het Japanse Toyota verder geperfectioneerd, TPS (Toyota Production System) introduceerde als eerste de term ‘lean’. Door deze ontwikkeling kan onder andere Nefit de arbeidskosten voor het bouwen van een verwarmingsketel beperken tot nog geen manuur. De productie van Audi’s A3 modellen in Ingolstad stokt bij 650 auto’s per dag. Toyota zou zwaar verlies leiden bij een dergelijk lage productie. Lean produceren is onlosmakelijk verbonden met conceptueel bouwen. In de jaren ’70 introduceerde Sekisui, van oorsprong een chemische industrie, het Sekisui Heim in de als zeer traditioneel bekent staande Japanse markt. Met behulp van een ‘lean’ bouwproces worden woningen geheel fabrieksmatig en conceptueel gebouwd. In 1983 produceerde Sekisui vanuit een vijftal fabrieken in Japan 40.000 woningen. De bouwtijd op locatie bedraagt 1 tot 2 weken. Het marktaandeel van prefab woningen in Japan is desondanks slechts 12%. Lean bouwen, toen nog als industrieel bouwen betitelt, werd kort na de tweede wereldoorlog in Nederland geïntroduceerd. Een opleidingstage bij Indeco Coignet, de Zaanse industriële woningbouwer die volgens een conceptuele bouwmethode in hoog tempo grote series woningen produceerde, bepaalde mijn verdere kijk op de bouwindustrie. Eind jaren zestig was het bouwproductieproces van Indeco Coignet in staat 30 tot 40 woningen per week op te leveren. Klaas Geerts was medeoprichter van INBO architecten (industrieel bouwen) en de ‘huisarchitect’ van Indeco. Geerts kreeg voor zijn ontwerpen een strakke set aan richtlijnen van Indeco. De bouwkosten van een vierkamer flat bedroegen begin jaren zeventig circa €12.000,-- Het CIAM (Congrès International d'Architecture Moderne) had in die tijd een grote invloed op de ontwerpen van Klaas Geerts. Dura, Intervam en Indeco waren de drijfveren achter het industriële bouwen dat werd ingegeven door de ‘sense of urgency’ van die tijd. Als gevolg van de tweede wereldoorlog was de bouwopgaaf gestegen van 20.000 eenheden naar 600.000 eenheden, daarnaast voorspelde het CBS een bevolkingsgroei naar 20 miljoen inwoners in het jaar 2000. De bestaande Nederlandse bouwindustrie, die ook veel andere oorlogsschade had te herstellen, was hier niet op ingericht. Het industriële bouwen werd sterk gepropageerd door de overheid en had om begrijpelijke redenen een voorliefde voor hoogbouw. Hoogbouw kende toen reeds vele tegenstanders, de strijd tussen voor- en tegenstanders speelde zich voornamelijk af rond het AUP, het algemeen uitbreidingsplan van de stad Amsterdam. Nu, aan het begin van de 21 eeuw, lijkt de ‘sense of urgency’ groot genoeg te zijn om voor de huisvesting nieuwe productietechnieken te introduceren en om de productie-organisatie te wijzigen. Het zijn andere thema’s dan in de jaren vijftig en zestig, maar de urgentie is zeker niet minder. Daar waar we nu staan, is het gevolg van keuzes in het verleden. Alleen een integrale benadering van de problematiek kan tot succes leiden. Energiebesparing is een deelaspect van een integrale oplossing. Daarnaast zijn er andere belangrijke thema’s zoals kostprijs, productkwaliteit, verlies aan geschoolde arbeidskrachten, gebruikskwaliteit, problematiek van de gebiedsinrichting, de betrokkenheid van de overheid, financiering en bureaucratische economie. Maar het belangrijkste thema van deze tijd is het ‘bouwen aan sociale samenhang’. Een thema dat wereldwijd steeds meer aandacht krijgt. Een thema dat nu nog aangegeven wordt door geesteswetenschappers, maar niet langer door de bouwindustrie kan worden genegeerd. Het bouwen van sociaal kapitaal is zowel uit sociaal- als economisch perspectief gezien een buitengewoon interessant thema. Vanuit sociaal perspectief kan men stellen dat elk individu het grondrecht heeft niet afhankelijk te
Prijsvraag “De Voorsprong” 20 oktober 2011 Pagina 2 van 15
*Bijlage 1
hoeven zijn van anderen (huur) en eigenaar zou moeten zijn van een eigen ‘shelter’. Vanuit deze positie neemt hij of zij mede verantwoordelijkheid voor een goed functionerende samenleving. Het economische perspectief is een terugtredende overheid ten faveure van privaat initiatief, het terugdringen van zorgkosten, kosten voor sociale zekerheid en arbeidsmarkt (€144,4 miljard per jaar) en als gevolg daarvan het onvermijdelijke effect op de stijging van de inkomsten uit loon- en inkomstenbelasting, premies en omzetbelasting (€182,1 miljard per jaar). De Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO) heeft ‘social inclusion’ als thema opgenomen in haar programma. In tegenstelling tot de naoorlogse periode is er een overschot aan bouwproductiecapaciteit. Het is niet de meest voor de hand liggende optie om op basis van deze innovaties nieuwe (industriële) bedrijven op te richten. Nieuwe ‘lean’ bouwproductie methoden zullen daarom als ‘on site’ productiemethoden moeten worden ontwikkeld voor bestaande bouwbedrijven. Een gericht opleidingstraject kan deze bedrijven snel up-to-date maken. Functie - vorm – materialisatie en conceptuele opbouw zijn de leidende principes. Lean productieprocessen en conceptontwikkeling kennen slechts een verantwoordelijkheid partij, namelijk de fabrikant in ons geval het bouwbedrijf. Daarom richt dit project zich primair op bestaande bouw productiebedrijven. De focus van het project is geheel gericht op de ontwikkeling van bouwconcepten de materialisatie en de organisatie van het ontwerp- en realisatieproces. Het project richt zich niet op de ontwikkeling van functioneel vormgegeven bouwwerken. Behoud van ontwerpvrijheid wordt gezien als een belangrijke factor voor de acceptatie in de markt. Lean produceren is primair gericht op het ontwikkelen van ‘value’ en het voorkomen van ‘waste’. Value is al hetgeen waar de klant voor wil betalen. Het schrijven van bestekken, het houden van bouwvergaderingen en het aanstellen van externe bouwmanagers moeten worden beoordeeld als vormen van ‘waste’ en zijn daarmee te bestempelen als ongewenst. Het conceptuele bouwproces moet een ‘open source’ worden voor de toeleverende bedrijven in de bouw. Toeleverende bedrijven zullen in de toekomst deeloplossingen moeten aanbieden die passen in de door Leegwater ontwikkelde en door fabrikanten (bouwbedrijven) toegepaste productie methodiek. Deze deeloplossingen zullen voldoende waarde moeten vertegenwoordigen om de bouwbedrijven te bewegen hun oorspronkelijke keuzes te vervangen door nieuwe oplossingen. Op deze wijze kan de bouwindustrie met behulp van externe sources succesvol blijven innoveren. Toeleveringsbedrijven zullen worden gedwongen tot samenwerking om conceptoplossingen te kunnen aanbieden. Daarmee is tevens gezegd dat de bouw niet meer gebaat is bij nog meer nieuwe componenten en materialen. Building Information Modeling (BIM) in een open source moet de toeleveringsbedrijven alle benodigde informatie gaan leveren. Leegwater ontwikkelt in samenwerking met Bartels Ingenieurs een nieuw organisatiemodel voor ‘lean’ bouwen. Visie op toekomstige ontwikkelingen In een uitgebreide literatuurstudie is gezocht naar de toekomstvisie van deskundigen op het gebied van bouwen, veiligheid, social capital, stedenbouw en organisatie. Professor Halman (proces innovatie en risico management), Jane Jacobs (stedenbouw), Ebenezer Howard (stedenbouw), Oscar Newman (defensible space) Professor Habraken (toekomstbestendige stedenbouw) en William H Wythe (Place making) zijn allen visionairs in hun vakgebied. Het werk van Professor Scott is een waardevolle analyse van de ontwikkelingen in de twintigste eeuw en met name de rol van de overheid daarin. Eliot Freidson levert met zijn werk een belangrijke
Prijsvraag “De Voorsprong” 20 oktober 2011 Pagina 3 van 15
bijdrage aan de discussie rond professionalisme als derde logica naast bureaucratie en de vrije markt. Marktanalyse De woningmarkt in Nederland, maar ook daarbuiten, kan globaal worden opgedeeld in drie segmenten, een topsegment (vrijstaande woningen in dorpen en het buitengebied), een middensegment (grondgebonden gezinswoningen en appartementen in uitbreiding (VINEX) locaties en een ondersegment (oude voorraad woningen in vroeg naoorlogse woningen). De nieuwbouw productie is de laatste decennia voornamelijk gericht op het midden- en topsegment. Naar verwachting zal er op korte termijn een belangrijke verschuiving gaan plaatsvinden naar het ondersegment. In dit segment van de woningmarkt zullen de komende decennia 2 tot 3 miljoen woningen moeten worden vervangen of moeten worden aangepast. Reeds op 8 november 1962 werd de miljoenste naoorlogse nieuwbouw woning in Zwolle opgeleverd. In het midden- en topsegment zal de bouwproductie niet tot stilstand komen maar significant afnemen. Het Planbureau voor de Leefomgeving heeft aangetoond dat er een verschuiving plaatsvindt naar de stedelijke omgeving. De Nota Ruimte van de overheid geeft daar ook aanleiding toe. Het Planbureau buigt zich momenteel over het thema krimp. Nederland heeft in het verleden aangetoond dat met gerichte stimuleringsmaatregelen krimp kan worden voorkomen. De herontwikkeling van de mijnstreek en Twente zijn hier een voorbeeld van. Het uitblijven van economische steunmaatregelen laat in Detroit zien wat de gevolgen hiervan kunnen zijn. Nederland is binnen Europa een sterke financieel economische zone met een grote aantrekkingskracht op mensen. Vooral in het middensegment heeft de kostprijsontwikkeling van woningen geen gelijke tred gehouden met de inkomensontwikkeling van de middengroep. Huursubsidies, zogenaamde scheefheid en financiering van overwaarde hebben lange tijd uitkomst geboden, maar daar lijkt een einde aan te komen. De bouwproductie komt langzaam tot stilstand. De bouwbedrijven staan voor een nieuwe opgave, nieuwe productiemethoden zijn noodzakelijk om de volkshuisvesting weer op gang te brengen en om invulling te geven aan de nieuwe opgaven zoals energieneutraal bouwen. In de stedelijke omgeving, in bestaande en nog te ontwikkelen uitbreidingslocaties zal vraag ontstaan naar kleinere series met veel meer gevarieerde functies dan tot nu toe het geval was. Technische ontwikkeling Duurzaam, economisch en energieneutraal moet niet alleen een zaak zijn van de grote bouwbedrijven, ook het midden- en kleinbedrijf moet in staat worden gesteld om, vanuit een onafhankelijke positie, ‘modern’ te gaan bouwen. Er zijn op basis van de huidige techniek geen economische modellen te bedenken om de oude woningvoorraad aan te passen of te vervangen, althans geen modellen die zonder omvangrijke ondersteuningsinvesteringen van de overheid sluitend gemaakt kunnen worden. Maar zelf dan leveren deze projecten te dure producten op, producten waar geen markt voor bestaat. De opdracht die Leegwater zichzelf in 2010 heeft meegegeven is de ontwikkeling van een toekomst bestendige lean bouwmethodiek en bouworganisatie voor deze nieuwe markten. Een on site productiemethodiek met sterk vereenvoudigde principes door het beperken van de verschillende soorten bouwmaterialen. Althans voor de gebouwstructuur, in de detailafwerking kunnen klant specifieke materialen en componenten worden toegepast.
Prijsvraag “De Voorsprong” 20 oktober 2011 Pagina 4 van 15
De belangrijkste opgave is om maatvast en met veel kleinere maattoleranties te gaan bouwen. Allereerst wordt het dan noodzakelijk om een ‘droge’ bouwmethode na te streven. Maatvoering is van belang om geprefabriceerde componenten buiten de bouwplaats te kunnen laten vervaardigen. De ontwikkeling kan in drie delen worden opgesplitst:
Een bouwmethode voor grondgebonden vrijstaande woningen, geschakelde woningen en kleine series Een economische, en oplossingsgerichte bouwmethode voor herontwikkeling van naoorlogse wijken. (Handvest van Aalborg 1994) En als afgeleide, het toekomstbestendig moderniseren van het houten gevelelement, een belangrijk onderdeel van bouwwerken met een grote invloed op bijvoorbeeld de comfort- en energieprestatie.
Er moet sprake zijn van een belangrijke mate van synergie tussen de verschillende ontwikkelingen. In een vroeg stadium van de ontwikkeling is een besluit genomen ten aanzien van de materialisatie van het casco. Duurzaamheid, ‘footprint’ en beschikbaarheid in de toekomst zijn belangrijke overwegingen. Leegwater heeft gekozen voor AAC (Aerated Autoclaved Concrete), oorspronkelijk ontwikkeld in Zweden en bekend geworden onder de naam Ytong. Bij de bouw van fundaties wordt gekozen voor een combinatie van beton en gerecycled menggranulaat. Massieve geprefabriceerde plaatvloeren worden toegepast voor verdiepingsvloeren. De milieukarakteristiek van AAC is uitstekend en het materiaal is droog, maatvast, kan worden verlijmd en biedt de mogelijkheid om monolithische constructies te ontwerpen. Monolithisch bouwen is een belangrijke stap in de richting van sterke vereenvoudiging, met name de detaillering, van het bouwwerk. Het samenstellen van een bouwwerk met een bouwmateriaal dat zowel goede isolerende- als ook constructieve eigenschappen heeft is, vooral daar waar het wordt toegepast in de klimaatscheidende onderdelen van het werk, een groot voordeel. Conceptueel bouwen houdt onlosmakelijk in dat dit soort keuzes worden gemaakt. De beperking die materialen als AAC in eerste aanleg ogenschijnlijk meedragen kunnen door studie en doorontwikkeling worden omgezet in kansen. Doorontwikkeling naar moderne stans, las en coating technieken hebben in de auto-industrie voor materiaal besparingen (gewicht), duurzaamheid en veiligheid (constructie) gezorgd. Het werken met AAC biedt de bouwbedrijven dezelfde kansen. Reeds in 1931 openbaarde Kreuger een doorontwikkeling met AAC, de ‘body infill’ methode voor het vervaardigen van vrijdragende vloeren. Kreuger legde daarmee de basis voor samengestelde constructies van AAC en HPC (High Performance Concrete) AAC voldoet aan de wens van Leegwater om, analoog aan de visie van Professor Habraken, duurzame, geïsoleerde casco’s te bouwen met een lange levensduur. Op voorwaarde dat de vochthuishouding van het bouwwerk steeds goed is verzorgd mag de levensduur worden gesteld op meer dan 200 jaar. Indien de constructie van de gevelelementen (daglicht, toegang) wordt verbeterd kan met AAC een volkomen luchtdicht casco worden gebouwd. Een luchtdicht casco is een belangrijke voorwaarde om controle te krijgen over het energieverbruik en het gebruikscomfort van de woning. De thermische inertie van de gebouwstructuur is een andere belangrijke parameter voor de beheersing van het binnenklimaat, AAC levert hieraan een heel belangrijke bijdrage. Een andere belangrijke keuze betreft de technische gebouwinstallatie. Ook hier wordt Leegwater geïnspireerd door het werk van Professor Habraken. Habraken (SAR, TUE, MIT) beschouwt de draagstructuur als een opzichzelfstaand onderdeel, geheel gescheiden van de inbouw. Draagstructuren kunnen als driedimensionale weefsels worden ontwikkeld waarin alle denkbare
Prijsvraag “De Voorsprong” 20 oktober 2011 Pagina 5 van 15
*Bijlage 2
*Bijlage 3
*Bijlage 4
functies kunnen worden ondergebracht. Een belangrijk concept dat tot nu toe nog nauwelijks navolging krijgt in de woningbouw. J.P. van Eesteren ontwikkelde begin jaren zestig op basis van deze visie de eerste tunnelbekisting. Hoewel de tunnelbekisting enorm populair is geworden in de woningbouw weerspreekt het in geen enkel opzicht de visie van Habraken. Moderne shopping malls en ook kantoorgebouwen worden reeds volgens dit concept gebouwd. Het ontwerpen van verticale tracés is in de bouw een onderwerp dat de nodige hoofdbrekens kost. Verticale tracés voor transport van mensen, vloeistoffen en energie beperken de ontwerpvrijheid. Leegwater is van mening dat deze functies kunnen worden gecombineerd met de bouw van de complete technische installatie waardoor er buiten de bouwplaats een kolom kan worden vervaardigd waarin de complete technische installatie is opgenomen. Het Fraunhofer instituut heeft deze visie eerder gelanceerd. De installatiekolom kan desgewenst tot buiten het dakvlak worden doorgetrokken, een interessante optie om verticale windturbines op een eenvoudige en esthetisch verantwoorde manier onderdeel te laten uitmaken van de technische installatie van gebouwen. Daarnaast zorgt de installatiekolom ervoor dat er een totaal gewijzigde en kostenbesparende organisatie van de bouw tot stand kan komen. De rol van de klassieke installateur wordt beperkt. Het leggen van de nodige verbindingen ‘on site’ zal binnen een werkdag kunnen worden geklaard. Leegwater vervangt de traditionele cementdekvloer door een dekvloer die is samengesteld uit AAC en een afwerkplaat. Het zware specialistische werk van de vloerenlegger wordt gesaneerd. Hierdoor kunnen door het hele gebouw heen leidingkokers langs de wanden van alle ruimtes worden geconstrueerd. Deze leidingkokers huisvesten het merendeel van de leidingen die vanuit de installatiekolom naar de afnamepunten voeren. Hak- en breekwerk in het casco is daarmee verledentijd. De AAC dekvloer kan worden voorbewerkt voor het verleggen van vloerverwarmingsleidingen, die worden afgegoten en afgedekt met een plaatmateriaal. Alle installaties en appendages in de installatiekolom zijn reeds voor aanvoer naar de bouwplaats door de leverancier afgemonteerd. Voor deze ontwikkeling werkt Leegwater samen met General Electric en Qbus. Gezamenlijk wordt gewerkt aan de introductie van het HabiteQ concept op de Nederlandse markt. Qbus verzorgt binnen dit concept de modules voor de intelligente gebouwbesturing. Hybride woninginstallaties die zoveel mogelijk energie oogsten uit natuurlijke bronnen, deze energie opslaan en op het gewenste moment weer afgeven, zullen bij de huidige stand van de techniek aanvulling nodig hebben van klassieke installaties. Leegwater richt zich bij energiesuppletie aan de gebouwde omgeving op de inzet van GTL diesel. In de transitie fase kan GTL diesel een belangrijke rol gaan spelen. Om een optimaal rendement te krijgen is een intelligente besturing noodzakelijk. HabiteQ is een conceptueel opgebouwde, computer gestuurde meterkast. Nadat het definitieve ontwerp van het gebouw is afgerond wordt het HabiteQ systeem ontworpen en fabrieksmatig vervaardigd. Het HabiteQ gebouwbesturingssysteem is modulair opgebouwd en kan door de klant worden geprogrammeerd, gewijzigd en worden uitgebreid. Opdrachtgever, ontwerper en bouwondernemer worden voor wat betreft de technische installatie geheel ontzorgd. Het HabiteQ concept wordt voortdurend verder ontwikkeld. Als daar na verloop van jaren aanleiding voor is (waarde ontwikkeling) kan de installatiekolom in zijn geheel als component worden gedemonteerd en worden gereviseerd of worden voorzien van verbeterde techniek. Zelfs de montage van een “ruilkolom” is mogelijk. Als de functionele indeling van een gebouw dat verlangt kunnen er meerdere installatiekolommen worden opgenomen. Bij seriematige bouw kunnen meerdere woningen op één of op enkele installatiekolommen worden aangesloten, het HabiteQ concept biedt elke woning een eigen
Prijsvraag “De Voorsprong” 20 oktober 2011 Pagina 6 van 15
*Bijlage 5
*Bijlage 6
*Bijlage 7
besturingsscherm en daarmee virtueel een eigen technische installatie. Per woning wordt de data verzameld waarmee een kostenverdeling kan worden opgesteld. Met HabiteQ kunnen gebruikers het energieverbruik van het gebouw volgen en hun gebruikspatroon indien gewenst aanpassen. In samenwerking met Bartels Ingenieurs is een afwijkende constructie filosofie ontwikkeld. De constructiewaarde van AAC neemt af naarmate de isolatiewaarde toeneemt. Buitenwanden worden met een hoogisolerende kwaliteit AAC vervaardigd. Maar ook samengestelde constructies zijn mogelijk. De buitengevels kunnen met alle mogelijke manieren worden afgewerkt, de belangrijkste voorwaarde is dat de afwerking damp open is. AAC wordt voornamelijk vervaardigd in grote blokken. Daarnaast kunnen verdiepingshoge, van wapeningstaal voorziene, panelen worden vervaardigd. Het ‘lean’ bouwproductieproces is gebaat bij een strakke ontwerpdiscipline. Daarom is er een driedimensionaal raster ontworpen waarbinnen het ontwerp tot stand moet komen. Deze discipline verhoogt de productiesnelheid en voorkomt onnodig afval. De constructie filosofie gaat uit van een dakconstructie opgebouwd uit sporen. Het merendeel van de krachten uit de kap worden via een constructieligger afgewikkeld naar de constructieve kern van het gebouw. Bij het ontwerp van daken moet rekening gehouden worden met de nieuwe functie van oogstveld voor zonnewarmte. De kern wordt gevormd door de binnenwanden. De binnenwanden wikkelen de krachten af op een plaatfundering. De plaatfundering kan op staal worden aangelegd, waar nodig kan ondergrond worden verbeterd of kan de draagkracht worden verbeterd met behulp van heiwerk. De plaatfundering biedt veel economische en energetische voordelen. De maatvoering bij aanleg is eenvoudig, er kan een blijvend droge fundatie worden vervaardigd. Architect Frank Lloyd Wright fundeerde zijn bouwwerken met behulp van de ‘rubble trench’ fundering. Leegwater verbetert deze techniek door menggranulaat toe te passen. Eerst wordt een gecombineerde vorstrand / bekisting aangelegd, daarna wordt de bouwput uitgegraven en wordt er een werkvloer van menggranulaat aangelegd. In de put wordt een waterdicht radonfolie aangebracht en vervolgens de plaatfundering gestort. Op de plaatfundering wordt in de afbouwfase een isolerende AAC dekvloer gelegd. De maatvoering voor de aanleg van een plaatfundering in het ruwe veld is eenvoudig en vraagt beperkte nauwkeurigheid. Op de vlakke betonvloer kan snel en zeer nauwkeurig het opgaande casco worden uitgezet. Voor opgaand werk met verlijmde AAC blokken hoeven geen profielen te worden gesteld. De plaatfundering dient als werkvloer om van binnenuit met eenvoudig steigerwerk het casco te bouwen. Pas nadat het gebouw wind en waterdicht is gemaakt en de afbouw is gestart, start de afwerking van de buitengevel.
*Bijlage 6 *Bijlage 8
*Bijlage 9
*Bijlage 10
*Bijlage 11
De fundatiemethode biedt nog meer voordelen. Variaties in de gevellijn kunnen zonder consequenties voor de fundatie eenvoudiger worden gerealiseerd. Ook toekomstige interne wijzigingen kunnen zonder grote aanpassing aan de fundatie worden gerealiseerd. Zo kan met behulp van deze fundatiemethode eenvoudig ondergronds worden gebouwd. Ruimtestrategie, koudestrategie of geluidsstrategie kan tot de conclusie leiden dat een souterrain wenselijk is. In dat geval wordt de ‘trench’ dieper aangelegd waardoor de het onderste vloerpeil tot 3 meter onder het maaiveld kan worden aangelegd. Het menggranulaat vormt een duurzame keerwand die mag worden meegenomen in de berekening van de isolatiewaarde van de wandconstructie. De souterrainwand kan uit isolerende AAC blokken worden opgetrokken. De kuip is wederom waterdicht gemaakt met een radonfolie en de ruimte tussen de AAC wand en het menggranulaat wordt duurzaam opgevuld met een samengestelde constructie van een geocomposiet en Trisoplast, een ‘mineral liner’ beiden bekend uit de infratechniek. De
Prijsvraag “De Voorsprong” 20 oktober 2011 Pagina 7 van 15
*Bijlage 11
geocomposiet aan de buitenzijde verplaatst het condensatiepunt naar de buitenzijde van de ondergrondse wand. Klassieke constructies herbergen het gevaar dat de aangevulde, geroerde, grond een verzamelplaats wordt van regenwater. De door Leegwater ontwikkelende monolithische constructie stelt de souterrainwand tot in lengte van jaren droog. Trisoplast heeft het vermogen zichzelf te herstellen ingeval van beschadiging. Als een koudestrategie noodzakelijk of gewenst is kan de plaatfundering worden uitgebreid met een gravelbed waarin luchtkanalen worden opgenomen. De constante bodemtemperatuur koelt de aangezogen lucht. Via de installatiekolom kan de gekoelde lucht worden verdeeld naar de te koelen ruimtes. Ondergrondse ruimtes zijn bekend als bewaarruimte voor voedsel maar kunnen ook worden benut als droogruimte of droogkasten. Deze energieneutrale ruimtes kunnen energie consumerende droogtrommels en koelkasten voor een belangrijk deel vervangen. Het HabiteQ systeem kan gedurende de nachtperiode duurzaam opgewekte warmte naar de droogruimte sturen. De warme vochtige lucht wordt via de installatiekolom naar buiten de woning geleid. De installatiekolom biedt vanzelfsprekend ook de mogelijkheid om op ander plaatsen in het gebouw een droogkast op te nemen. In Scandinavische- en Alpenlanden behoren droogkasten veelal tot de standaard uitvoering van woongebouwen. De ontwerpopgave om eenvoudig en economisch te bouwen is het vermijden van allerlei hulpconstructies zoals kolommen, spanten, liggers en gelijksoortige constructies om krachten af te wikkelen en meer aandacht voor de breedte van gevelopeningen. Als we terug gaan in de geschiedenis van de gevelopening zien we een lang tijdvak waarin de breedte vrijwel standaard rond de 120cm bedroeg. De sporenkap is een logische keuze in relatie tot de gewijzigde constructiefilosofie. In de huidige praktijk worden daken vrijwel standaard voorzien van geïsoleerde dakplaten. Het gevolg is enorme warmteaccumulatie in het warme jaargetijde waardoor in veel gevallen een koudestrategie noodzakelijk wordt. Maar in de meeste gevallen neemt de opdrachtgever dit gebrek voor lief. Vergeten wordt dat door warmte accumulatie controle van het binnenklimaat vrijwel onmogelijk wordt. Grote temperatuurverschillen veroorzaken luchtstromingen. De comfortzone is niet ruim bemeten, de begrenzing ligt tussen 0 en 0,2 m/s luchtsnelheid en 18 tot 23 graden Celsius. Als de waarde buiten dit gebied komt wordt snel de verwarmings- of luchtbehandelingsinstallatie ingeschakeld. Beheersing van de comfortzone is een belangrijke energiebesparende maatregel. Bouwen met AAC levert een grote bijdrage aan het beheersbaar maken van de comfortzone. Dit is een van de redenen waarom Leegwater kiest voor een sporenkap die is geïsoleerd met AAC elementen. Andere redenen zijn de vormvrijheid die ontstaat en de montage eenvoud van lichte sporen en AAC blokken. Met een sporenkap kunnen eenvoudiger overstekken worden geconstrueerd terwijl de dakrand afwerking minder maatvoering en minder materiaal vraagt. Het droog houden van gevels is een belangrijke energiebesparende maatregel terwijl de onderhoudsfrequentie sterk afneemt. Het onderwerp is ‘lean’ bouwen, strakke maatvoering is een voorwaarde, de sporenkap kan geheel als bouwpakket worden vervaardigd. Op basis van het definitief ontwerp kan er een opdracht uitgaan naar een gespecialiseerd bedrijf om de dakconstructie te prefabriceren. De Duitse fabrikant Hundegger levert CNC gestuurde ‘abbundmachinen’ waarmee houtconstructies geheel kunnen worden geprefabriceerd en als bouwpakket worden aangeleverd. Montagepersoneel vervangt de vakbekwame timmerman en het maximale kwaliteitsniveau voor
Prijsvraag “De Voorsprong” 20 oktober 2011 Pagina 8 van 15
een zeer duurzame dakconstructie is gewaarborgd. In Duitsland beschikken vele fabrikanten over deze machine en kunnen het concept gaan toeleveren. In tegenstelling tot EPS producten is de AAC / houtconstructie goed recyclebaar. AAC daken kunnen worden uitgevoerd als vegetatiedak, metaalbekleding, bitumen, kunststof of klassieke riet- en keramische dakbedekking. Tenslotte ontwikkelt Leegwater in samenwerking met een Italiaanse fabrikant een schuurmachine om de uit AAC opgetrokken wanden reeds in de ruwbouwfase vlak te schuren. De wanden worden daardoor direct behangklaar gemaakt. Leegwater gaat in samenwerking met het Amerikaanse concern Omnova proberen het product Ecore op de Nederlandse markt te introduceren. Ecore is een damp open, ‘non vinyl’ en 100% recyclebaar behangproduct om op wanden te verlijmen. Ecore vertegenwoordigt waarde (value) voor de opdrachtgever, de keuze voor een droge bouwmethode betaalt zich hier uit. Het zware en kostbare stukadoorswerk kan tot het verleden gaan behoren. Stedenbouw De hiervoor beschreven ‘lean’ bouwmethode biedt slechts gedeeltelijk een oplossing voor de herontwikkeling van de oude woningvoorraad in vroeg naoorlogse stedelijke gebieden. Herontwikkeling is noodzakelijk geworden maar uit economisch perspectief een lastige opgave. Wetenschappelijk onderzoek en de Nota Ruimte sturen aan op verdichting. Zorgen over de wijze van stedelijke ontwikkeling bestaan overal ter wereld. De zorgen zijn voornamelijk ingegeven door grote sociale problemen die zijn ontstaan door segregatie van bevolkingsgroepen. De opgave voor de Nederlandse bouwindustrie is om met nieuwe stedenbouwkundige concepten te komen die segregatie bestrijden en stedelijke economieën bevorderen. Leefbare steden bouwen. Het is niet te laat om de visie van Habraken, uit de jaren zestig, op stedelijke ontwikkeling te gaan volgen. De waarde in de meeste naoorlogse wijken wordt gevormd door de locatie, de bouwgrond met de juiste planologische bestemming en een deel van de bestaande casco’s van gebouwen. De conceptuele bouwmethode die Leegwater in samenwerking met Bartels Ingenieurs ontwikkelt gaat uit van het verkavelingsprincipe. Nederland heeft veel ervaring met dit democratische model voor herontwikkeling van gebieden. Ruilverkaveling is het antwoord op herontwikkeling van gemengd privaat en (corporatie) overheidsbezit. Ook in deze innovatie wordt het ‘open bouwen’ en ‘conceptueel bouwen’ als leidende principes nagestreefd. Het open bouwen (dragers) beoogt een stedelijk weefsel te construeren waarbij meerdere maaivelden boven elkaar liggen. Op deze wijze kan een aantrekkelijke driedimensionale stad ontstaan met grote kwalitatieve voordelen ten opzichte van alleen grondgebonden woningen of alleen hoogbouw oplossingen. Het bebouwbare oppervlak kan met behulp van deze bouwmethode minimaal met een factor drie worden vergroot. Leefbare steden zijn ‘walkable cities’ stelt onder anderen Peter Calthorpe, een Amerikaanse stedenbouwkundige die zich sinds 1980 met dit onderwerp bezighoudt. In een goed ontworpen stad liggen de dagelijkse bestemmingen op loopafstand en is het veilig genoeg om te lopen. En het is een sociaal interessante omgeving waar je het gevoel hebt dat lopen meer is dan alleen van punt A naar punt B komen. In navolging van Jane Jacobs stelt Peter Calthorpe: “We have to find our way back to some of the design principles of traditional American city, to create a hybrid between the realities of today and the need for a return to human scale community”
Prijsvraag “De Voorsprong” 20 oktober 2011 Pagina 9 van 15
De realiteit van vandaag is onder anderen de aanwezigheid en de afhankelijkheid van de gemotoriseerde voertuigen. Voertuigen vragen veel kostbare ruime en zijn daarmee kostbare elementen in de gebiedsontwikkeling. In de jaren zestig propageerde het CIAM reeds het principe om de mobiliteitsstructuur een niveau hoger te construeren dan het maaiveld en voertuigen te parkeren in collectieve garages. Met behulp van door Leegwater ontwikkelde bouwmethode kan de auto uit het wijkbeeld (stadsdeel) verdwijnen en is de belangrijkste ontwerp voorwaarde voor leefbare steden ingevuld. Leegwater is geen stedenbouwer. Leegwater levert een bouwsysteem om steden te bouwen met nieuwe dimensies. Het bouwen van dragers voor stedelijke ontwikkeling is een bijzondere opgave waarvoor niet direct een passend bouwsysteem beschikbaar is. Daarom ontwikkelde Leegwater een aangepast ‘lift slab systeem’ In de jaren vijftig werd in Amerika voor het eerst de ‘lift slab’ techniek geïntroduceerd door Youtz – Slick company. In een periode van relatief goedkope arbeid heeft de productietechniek 20 – 30% kosten te besparen ten opzichte van traditioneel bouwen. In Oost Europe is de lift slab techniek veelvuldig toegepast voor hoogbouw. Het Britse Costain ontwikkelde in de jaren zestig de ‘jack up’ productietechniek. Het idee van Costain werd door Hollandsche Betonmaatschappij verder ontwikkeld. HBG bouwde met behulp van deze productietechniek in de jaren zeventig verschillende hoogbouw kantoren.
*Bijlage 12
*Bijlage 13
De nieuwe innovatie gaat uit van geprefabriceerde betonkernen die naast een belangrijke constructieve functie tevens dienst doen om de technische installatiekolommen in onder te brengen. Ook de functies voor verticaal transport kunnen in de kernen worden gesitueerd. De kernen kunnen uit één stuk worden gegoten of worden samengesteld uit frames. De vloervelden worden vervaardigd volgens de methodiek van Kreuger, ‘body en infill’. De AAC body doet niet alleen dienst als bekisting maar vervult tevens een functie als isolatieschil en brandwerende schil. Brandveiligheid is naast constructieve veiligheid de belangrijkste ontwerp parameter voor dragers. Een belangrijke opgave bij de ontwikkeling was het elimineren van kolommen. In het traditionele lift slab systeem hebben kolommen een belangrijke constructieve en operationele functie. De hijsoperatie van de vloervelden met behulp van de kolommen houden het gevaar in van instabiliteit. Onachtzaamheid heeft in Amerika tot grote ongelukken geleid met veel dodelijke slachtoffers onder de werklieden. In de jaren tachtig is, onder druk van de Amerikaanse vakbonden, helaas afscheid genomen van deze productie techniek. Leegwater is er in geslaagd om een veilige techniek te ontwikkelen voor deze productietechniek. Ten behoeve van stedelijke ontwikkeling kunnen snel en economisch driedimensionale structuren worden gebouw met vrije overspanningen van 25 meter. Binnen deze structuren kunnen allerlei functionele ruimtes, zoals woningen, worden gerealiseerd. Verdichting van de bebouwde omgeving is een belangrijke energiebesparende factor. Clustering van de energievoorziening ten behoeve van meerdere gebouwen levert tevens een efficiëntieslag op. Het HabiteQ concept maakt het mogelijk om elk gebouw dat binnen de dragers wordt gerealiseerd virtueel een eigen installatie te geven. HabiteQ biedt ook verschillende veiligheidsfuncties. De woning kan op verschillende manieren worden beveiligd, maar ook de omgevingsveiligheid kan voortdurend worden bewaakt. Moderne communicatie middelen maken het mogelijk om de woningveiligheid op afstand te bewaken. De ‘lean’ productietechniek biedt vele mogelijkheden om verder te worden ontwikkeld. Het is bijvoorbeeld ook een geschikte productietechniek om oude industrieterreinen te herontwikkelen.
Prijsvraag “De Voorsprong” 20 oktober 2011 Pagina 10 van 15
*Bijlage 14
In de ontwikkelingsfase heeft Leegwater de productietechniek toegepast voor de bouw van stadsvilla’s. Het complex omvat 15 woningen met 140 m2 gebruiksoppervlak en 25 m2 buitenruimte, de stichtingskosten zijn geraamd op circa €150.000,-- De stadvilla biedt mogelijkheden voor een nieuwe vorm van woningfinanciering, ‘split financing’. Het casco kan los van de inbouw worden gefinancierd. Het is een gecombineerde woonvorm voor starters op de woningmarkt en senioren. Deze stadvilla is een uitwerking van het thema sociale samenhang. De stadvilla kan energieneutraal worden gebouwd, met name ook omdat de plattegrond van het gebouw het toelaat om het complex steeds ideaal te positioneren ten opzichte van de bezonning.
*Bijlage 15 *Bijlage 16
Split financing wordt op grote schaal toegepast voor winkelcentra, de detaillist investeert alleen in de winkelinrichting. Split financing is een visie van Professor Habraken en is goed toepasbaar voor stedelijke ontwikkeling. Gevelelementen In het streven naar een energie efficiënte gebouwen en een beheersbaar binnenklimaat kan het gevelelement niet onbesproken blijven. Een ‘lean’ productiemethodiek met een enkele productieverantwoordelijke fabrikant neemt verantwoordelijkheid voor alle conceptuele onderdelen van het eindproduct. Dit betekent dat de bouwbedrijven ook verantwoordelijkheid moeten gaan nemen voor de functionaliteit en de kwaliteit van gevelelementen, kozijnen, ramen en deuren. Het fusie kozijn is een toekomst bestendige ontwikkeling van het houten kozijn. Het moet een antwoord vormen op de ban van tropisch hardhout in deze sector. Steeds meer fabrikanten bieden alternatieven aan maar gaan daarbij voorbij aan de technische bezwaren van deze alternatieven. Het verduurzamen van hout met chemische middelen is geen optie meer. Daarom is het tijd om het houten kozijn in technische zin opnieuw uit te vinden. Het gevelelement wordt daarnaast steeds kritischer bekeken in het kader van thermische isolatie en onderhoud aspecten. Kozijnen zijn een belangrijk onderdeel in de esthetische vormgeving van gebouwen. Daarnaast vereist de inbouw van een kozijn constructieve hulpconstructies en vervult het belangrijke functies op het gebied van ventilatie en warmte(zon)wering. Het fusie kozijn is een antwoord op het duurzaamheids vraagstuk van naaldhout. Het biedt een oplossing voor steeds zwaardere beglazing, zoals isolatieglas met dubbele spouw. Ook biedt het fusie kozijn een uitstekend antwoord op het onderhoudsaspect. Het fusie kozijn is vergelijkbaar met de conceptuele bouwmethode van voertuigen. Het chassis vormt een duurzame en stevige basis voor de afwerking, de carrosserie en alle accessoires. In geval van onderhoud kunnen onderdelen eenvoudig worden gedemonteerd en bewerkt. Bij schade worden de onderdelen vervangen. De vervangen onderdelen kunnen worden gerepareerd en weer worden hergebruikt. Het fusie kozijn is technisch zodanig ontwikkelt dat het gevelelement voortaan luchtdicht kan functioneren. Een belangrijk element bij het verbeteren van de energieprestatie van het gebouw. Hiervoor is onder andere de houten buitendeur opnieuw ontworpen met als resultaat een deur die niet meer uitzet of krimpt en rondom luchtdicht afsluit. Het fusie kozijn maakt, net als de auto-industrie, dankbaar gebruik van de uitstekende mogelijkheden die moderne rubbertechnologie momenteel biedt. De onderdelen worden in de timmerfabriek van isolatieglas voorzien en daarna afgelakt. Het traditionele beglazing- en schilderwerk van ramen, deuren en kozijnen op de bouw behoort daarmee tot het verleden.
Prijsvraag “De Voorsprong” 20 oktober 2011 Pagina 11 van 15
*Bijlage 17
Het voordeel van het fusie kozijn is dat het chassis niet alleen kan worden benut om een van hout vervaardigd kozijn op te monteren maar ook kunststof- en metalenkozijnen kunnen op hetzelfde chassis worden gemonteerd. De ontwikkeling vraagt van de timmerfabrikant geen nieuwe investeringen. Het biedt zelfs mogelijkheid om extra toegevoegde waarde te ontwikkelen. (montage werk, afschilderwerk, meeleveren van de draagconstructie, leveren van beglazing en onderhoudscontracten) De technische installatiekolom Er bestaan in Nederland geen goede rekenmodellen om het energieverbruik van gebouwen te berekenen. De EPC berekening is een goede aanzet maar zal ingrijpend moeten worden veranderd. Op dit moment wordt daar in Europees verband aan gewerkt. Leegwater gaat in samenwerking met Bartels ingenieurs een rekenmethodiek opzetten waarmee de energiekosten van een woning in het ontwerpstadium berekend kunnen worden. In plaats van relatieve waarden zal de stap moeten worden gemaakt naar absolute (verbruik) kosten. Het uitgangspunt daarbij zal altijd een standaard gebruikspatroon en standaard weersomstandigheden zijn. Onderzoek van de TU Delft heeft aangetoond dat warmtepompen en WTW-installaties, zolang deze niet gedreven worden op duurzaam opgewekte energie, nauwelijks bijdrage leveren aan de doelstelling voor energiebesparing in woningen. Onderzoek toont aan dat de belangrijkste bijdrage komt uit isolatie van de woningschil, inclusief de gevelelementen en uit luchtdicht bouwen. Uit praktijkonderzoek van Qbus / GE blijkt dat constante monitoring door de bewoner leidt tot een positieve gedragsverandering ten aanzien van het energieverbruik. Energiebesparing mag nooit leiden tot een ongezond en oncomfortabel binnenklimaat. Hier ligt een belangrijke opgave voor de bouwindustrie. De huidige mechanische ventilatiesystemen voor woningen falen en kunnen niet langer gehandhaafd worden. Bij de ontwikkeling van de technische kolom richt Leegwater zich op vier natuurlijke energiedragers. Zon (warmte en kracht), wind warmte en kracht), bodemkoude (koeling) en organische afvalstof (brandstof). Mesis uit het oude Perzië (Bagdir, windtoren) staat model voor een nieuwe wijze van ventileren. Elke ruimte in het gebouw krijgt een gestuurd (HabiteQ) inlaatsysteem voor frisse lucht, ventilatieroosters boven de gevelelementen komen hiermee te vervallen. Met behulp van gekanaliseerde restwarmte wordt afgewerkte lucht aan het gebouw onttrokken. De restwarmte wordt opgewekt uit natuurlijke bronnen. Met behulp van het HabiteQ concept kunnen tal van ventilatieprocedures worden ingesteld. Nachtventilatie is de meest effectieve vorm van ventileren. Het verwarmingssysteem maakt onderscheid naar gebruiksfunctie van de ruimte binnen het gebouw. In verblijfruimtes waar permanent behoefte bestaat aan warmte wordt een laag temperatuur vloerverwarmingssysteem aangelegd in de droge isolerende AAC dekvloer. Andere ruimtes waar ad-hoc behoefte is aan warmte worden voorzien van een hete luchtverwarmingsunit. Elke technische installatie kolom bevat een opslagsysteem voor energie. De meest economische manier van warmte opslag is een watervat. Leegwater ontwikkelde een water opslagsysteem dat tevens functioneert als natuurlijke (onttrekking) ventilatie-unit. Het systeem heeft geen draaiende delen, is eenvoudig te besturen en produceert geen geluid. Een kleine hoeveelheid natuurlijk opgewerkte warmte energie drijft het systeem.
Prijsvraag “De Voorsprong” 20 oktober 2011 Pagina 12 van 15
Het opslagvat slaat zonnewarmte op en kan warmte uit windenergie bufferen. De ontwikkeling van een buffervat is noodzakelijk omdat er nog geen goede systemen worden aangeboden. Leegwater wil met deze ontwikkeling de installatiebranche uitdagen. De opgeslagen warmte kan multifunctioneel worden ingezet voor ruimteverwarming, ventilatie, wassen, warmwater productie, baden, douchen, afwassen en drogen. Het buffervat is een zogenaamd gelaagd buffersysteem. Het systeem verbruikt water en wordt gevoed met leidingwater. Om te kunnen voldoen aan de VEWIN voorschriften voor drinkwaterinstallaties wordt op een bepaald niveau wordt het water automatisch gescheiden in consumptiewater en grijswater. Het concept van de technische kolom moet een einde maken aan de traditionele wijze waarop technische installaties tot stand komen. Fabrikanten wordt de gelegenheid geboden om met slimme integrale concepten te komen. Leegwater probeert op deze wijze bestaande kennis te ontsluiten en de barrières naar toepassing daarvan in de bouw te slechten. Het bedrijfsplan Lean produceren betekent voortdurend verbeteren en productieroutine vertalen in een veel lagere kostprijs en een sterk verbeterde kwaliteit. Conceptueel bouwen zal routine ontwikkelen. De bouwproductiebedrijven moeten hiervoor de verantwoordelijkheid gaan nemen. Lean produceren kent slecht een verantwoordelijke partij, de producent. Het Ingenieursbureau Bartels kan servicemodules voor de bouwbedrijven ontwikkelen en daarmee als ‘back office’ gaan functioneren. Het bouwbedrijf kan de klanten vooraf laten kiezen van welke service modules zij gebruik willen maken. Vergunningaanvraag en constructieberekeningen zijn verplichte services. Maar helpdesk ontwerpfase, ontwerpcontrole, evaluatie duurzaamheid, energieberekening, kwaliteitscontrole zijn facultatieve services. Leegwater wil de Nederlandse bouwbedrijven eigenaar laten worden van deze ‘lean’ productiemethode. Om dat te kunnen realiseren zullen er twee werkgemeenschappen worden opgericht. Een werkmaatschappij voor conceptueel bouwen met AAC en een werkmaatschappij voor de ‘lift slab’ productietechniek. Voor het laatste komen vooral de grotere bouw- & ontwikkeling bedrijven in aanmerking. Deze werkmaatschappijen kunnen als maatschappen met beperkte aansprakelijkheid (LLP) worden vorm gegeven. De Nederlandse wet is dit jaar aangepast en maakt deze bedrijfsvorm nu ook in Nederland mogelijk. ‘Lean’ produceren en samenwerken kent harde spelregels. Partners zullen moeten bewijzen dat zij waarde toevoegen, als andere producenten waarde weten te ontwikkelen en met betere concepten komen mag het samenwerkingsverband geen belemmeringen opleveren om deze technieken te introduceren. Gezonde concurrentie moet zijn gewaarborgd om voortdurende innovatie (waarde) te stimuleren. Een andere belangrijke overweging is de mededingingswetgeving in Europa. Elke samenwerkingsvorm zal er op moeten toezien dat zelfs de schijn van verticale en horizontale prijsafspraken wordt voorkomen. Aangezien deelnemende bedrijven jaarlijks een bijdrage zullen moeten leveren in de kosten van de werkmaatschappijen ligt het voor de hand om een franchise formule op te zetten. De Europese gemeenschap heeft in haar regelgeving voor franchise organisaties een zogenaamde ‘block exemption regulation’ ontwikkeld. De Europese gemeenschap erkend hiermee dat samenwerking tussen bedrijven waardevol kan zijn. Het businessplan zal in samenwerking met gespecialiseerde adviseurs van GIBO Franchise & Samenwerking worden vormgegeven.
Prijsvraag “De Voorsprong” 20 oktober 2011 Pagina 13 van 15
*Bijlage 18
Bouwbedrijven betalen bij inschrijving een vergoeding en vervolgens een jaarlijkse franchisevergoeding. De werkmaatschappijen en de deelnemende bouwbedrijven gaan gezamenlijk de timmerindustrie benaderen om het fusiekozijn te laten produceren. De deelnemende timmerfabrieken betalen een jaarlijkse vergoeding. Op dezelfde wijze zullen ontwerpers en architecten worden benaderd. Ook aangesloten architecten zullen een jaarlijkse vergoeding moeten gaan betalen. Een belangrijk onderdeel van “lean produceren” en dus dit plan is de ontwikkeling van “human capital”. Leegwater rekent er op dat de open source een aantrekkingskracht heeft op ambitieuze specialisten die een bijdrage willen leveren aan de verdere ontwikkeling van de bouwproductie methode. De klant is winnaar. Kiezen voor de productiemethode betekent automatische kiezen voor een gespecialiseerd productieteam. De eisen van de klant zijn eenvoudig: waardeontwikkeling, kwaliteit, lage gebruikskosten en zorgeloos bouwen. Lean en conceptueel bouwen luidt een nieuwe fase in. Prijsvorming wordt aanzienlijk sneller en eenvoudiger, arbeidsintensieve werkvoorbereiding gaat tot het verleden behoren. Het werkboek neemt de plaats in van het traditionele bestek. Inzicht van de klant wordt vergroot door uitsluitend 3d-ontwerpen te vervaardigen. De projectrisico’s nemen sterk af. De werkgemeenschap maakt het voor alle bouwbedrijven mogelijk om in te stappen. De kosten die daar mee gemoeid zijn vormen geen belemmering om modern te gaan bouwen en het bedrijf in een nieuwe fase te brengen. Leegwater zal binnen de werkgemeenschappen gemeenschappelijke inkoop gaan bevorderen, de kostprijseffecten van gemeenschappelijk inkoop zijn aanzienlijk. De werkgemeenschap wordt daarmee voor deelnemende bedrijven al snel een verdienmodel. Deelnemende bedrijven moeten vooral blijven doen waar ze nu al goed in zijn. Ambities De innovatieve productiemethoden bieden de mogelijkheden om, met inzet van alle beschikbare kennis, in 2020 zowel nieuwbouwprojecten als renovatieprojecten energieneutraal te bouwen. Maar de ambities gaan verder, de ontwikkeling kan ervoor gaan zorgen dat er nieuwe financieringsconstructies kunnen worden ontwikkeld. De relatieve kostprijs kan met 25% worden gereduceerd maar belangrijker is dat de bouwproductiemethode voor stedelijke ontwikkeling een veel grotere variatie aan huisvestingsoplossingen kan gaan opleveren. Huisvestingsoplossingen in een ‘living city’ met een prijskaartje vanaf €50.000,-- tot €500.000,-- Leefbare steden vormen de belangrijkste voorwaarde voor het opbouwen van ‘social capital’ . Deze ambities zijn echter niet alleen afhankelijk van techniek. Bouwproductiebedrijven moeten hiervoor de ruimte krijgen van de overheid, de planners. Bestemmingsplannen moeten ‘globale’ bestemmingsplannen worden, locaties waar bouwbedrijven met hun klanten passende huisvesting kunnen bouwen. Nu bepaalt voornamelijk de ‘rooilijn’ en de ‘welstandcommissie’ de mogelijkheid om energie te winnen uit natuurlijke bronnen. Bouwproductiebedrijven moeten daarom werken aan directe klantcontacten, projectontwikkelaars en woningcorporaties zijn geen klanten maar wel opdrachtgevers. Collectief particulier opdrachtgeverschap biedt voor de bouwproductiebedrijven de mogelijkheden om klantspecifieke energieneutrale projecten te realiseren. Alleen de eigenaar of de bewoner van de woning kan zelfstandig of in collectief bepalen welke investering gewenst en verantwoord is om energieneutraal te gaan bouwen. Alleen dan kan er waarde worden ontwikkeld. Conceptuele prijs
Prijsvraag “De Voorsprong” 20 oktober 2011 Pagina 14 van 15
Leegwater is gebaat bij verdere ondersteuning op het gebied van:
De inzet van GIBO Franchise & Samenwerking; Marketing ondersteuning, tekstschrijvers en presentatie; Financiële ondersteuning / financiering van de werkgemeenschappen doorontwikkeling; Een voorbeeld project realiseren met deelnemende bouwproductiebedrijven.
voor
Professor James C. Scott, political science and antropology, Yale University. “No degree of planning or commitment to an absolute certainty about the design of the future can eliminate contingency. Planners do well, then, to consider the reality of contingency and proceed slowly, adopt plans that can be changed, expect surprises, and react to local human action.” Modern planners have ignored the reality of contingency in order to create by force what they envisioned as desirable. Beyond the economics and social failures that these plans have engendered, they have also created huge psychological harm: “high modernist designs for life and production tend to diminish the skills, agility, initiative, and morale of their intended beneficiaries.” High modernist impositions equally debilitate the systems and institutions that they created and sought to support. Their weaknesses are overcome, ironically, by individuals who break its rules in order to survive. Given that highly structured institutions that rely upon centralization rarely function efficiently and often and disastrously, it makes sense tp foster climates that accommodate innovation at the expense of simplified legibility and uniformity.
Prijsvraag “De Voorsprong” 20 oktober 2011 Pagina 15 van 15
Bijlagen bij projectbeschrijving
Prijsvraag “De Voorsprong”
Fabriek Indeco Coignet te Zaandam
1256 appartementen Molenwijk Amsterdam
Bijlage 1 Prijsvraag “De Voorsprong” 20 oktober 2011
Autoclaved Aerated Concrete [AAC] waterkerend en dampopen
ongevoelig voor schimmels en insecten
onbrandbaar
eenvoudig bewerkbaar
korte bouwtijd
milieu vriendelijk en duurzaam
thermische isolatie en warmte accumulerend
recyclebaar
geluidsisolerend
Bijlage 2 Prijsvraag “De Voorsprong” 20 oktober 2011
AAC, thermisch inert voor een beheersbaar binnenklimaat
Temperatuurontwikkeling op een zwart geschilderde AAC gevel zuid westelijk georienteerd
Bijlage 3 Prijsvraag “De Voorsprong” 20 oktober 2011
Principes Professor Habraken
Bijlage 4 Prijsvraag “De Voorsprong” 20 oktober 2011
1961 Tunnelbekisting ERA bouw, J.P. van Eesteren
Bijlage 5 Prijsvraag “De Voorsprong” 20 oktober 2011
Constructie principe: constructieve ligger en technische installatiekolom
Bijlage 6 Prijsvraag “De Voorsprong” 20 oktober 2011
Leiding in de dekvloer
Bijlage 7 Prijsvraag “De Voorsprong” 20 oktober 2011
Verschillende typen buitengevels in AAC met afwerking
Bijlage 8 Prijsvraag “De Voorsprong” 20 oktober 2011
Sporenkap met AAC elementen
Bijlage 9 Prijsvraag “De Voorsprong” 20 oktober 2011
Rubble Trench foundation A cross section view of a rubble trench foundation. The rubble trench foundation, a construction approach popularized by architect Frank Lloyd Wright, is a type of foundation that uses loose stone or rubble to minimize the use of concrete and improve drainage. It is considered more environmentally friendly than other types of foundation because cement manufacturing requires the use of enormous amounts of energy.
Bijlage 10 Prijsvraag “De Voorsprong” 20 oktober 2011
Het droge fundatieconcept
Bijlage 11 Prijsvraag “De Voorsprong” 20 oktober 2011
‘Lift slab’ bouwmethode (1950)
Bijlage 12 Prijsvraag “De Voorsprong” 20 oktober 2011
Jack- block systeem HBG
omgekeerd bouwen: 18e t/m 12e verdieping gereed!
Bijlage 13 Prijsvraag “De Voorsprong” 20 oktober 2011
Bouwconcept mega casco’s, lift slab methode
Bijlage 14 Prijsvraag “De Voorsprong” 20 oktober 2011
Conceptueel gebouwd onder geconditioneerde omstandigheden
Bijlage 15 Prijsvraag “De Voorsprong” 20 oktober 2011
Energieneutrale stadsvilla gebouwd in AAC volgens het lift slab systeem
Bijlage 16 Prijsvraag “De Voorsprong” 20 oktober 2011
Fusie kozijn: conceptueel vervaardigd, klassieke uitstraling
Bijlage 17 Prijsvraag “De Voorsprong” 20 oktober 2011
Bouwproces en -kosten analyse conceptueel bouwen Ontwerp en ontwikkeling 10 Eindkwaliteit Detailleringen 9 8 Herstelkosten Ontwerp lacunes 7 6 5 Faalrisico Materiaal diversiteit 4 3 2 1 Factor vakmanschap Bouwvoorbereiding 0
Maatvoering
Bouwplaatskosten
Weersafhankelijkheid
Bouwbegeleiding
Industrieeel Traditioneel
Bouwtempo
Uitvoering
Conceptueel
Procesbeheersing
Bijlage 18 Prijsvraag “De Voorsprong” 20 oktober 2011