Voorzitter De minister zei toen dat er nog geen conceptregeling is. Die zou pas na het AO gemaakt worden. Dan zou dit een verzoek kunnen impliceren om die conceptregeling alsnog te maken en die voor het debat aan de Kamer te sturen, maar dat vind ik te ver gaan. Als er echter een conceptregeling bestaat, dan zou ik het op prijs stellen als de minister die daadwerkelijk naar de Kamer stuurt. De voorzitter: Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie. De minister zal zoals gebruikelijk reageren op wat hier gezegd is. De heer De Vries (PvdA): Voorzitter. Ik kan niet anders dan mij neerleggen bij uw voorstel, maar misschien mag ik er nog wel op wijzen dat veel leden van de Kamer van mening zijn dat zij die conceptregeling nodig hebben voor hun oordeelsvorming. Het lijkt mij ondenkbaar dat die er nog niet is. Natuurlijk kan de minister die later altijd wijzigen, ook naar aanleiding van de debatten en dat zou mij overigens zeer welkom zijn. Ik vind het vervelend als de coalitie de andere partijen niet in de gelegenheid wil stellen om hun werk grondig te doen. Wij moeten immers een regeling beoordelen! De voorzitter: Ik heb nı´et voorgesteld om het stenogram nı´et door te geleiden naar het kabinet. Dat had gekund, want een meerderheid is tegen uw verzoek. Ik heb voorgesteld om het wel door te geleiden, zodat de minister kan lezen wat hierover is gezegd en daarop kan reageren. Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten. De voorzitter: Het woord is aan mevrouw Vos. Mevrouw Vos (GroenLinks): Voorzitter. De minister voor Vreemdelingenbeleid en Integratie heeft gisteren gezegd dat zij over deze eenmalige maatregel advies heeft gevraagd en ontvangen van de landsadvocaat. Er bestaat een fundamenteel verschil van mening over de procesrechtelijke gevolgen van de maatregel. Ik zou de minister dan ook willen verzoeken om ons dat
Tweede Kamer
Minister Balkenende: Voorzitter. Ik was gebleven bij het sociaaleconomisch deel en in dat verband bij de aspecten onderwijs en kennis. Gisteren heb ik brede steun gehoord voor de nadruk die het kabinet op onderwijs en kennis legt. Bij uitstek hebben wij hier te maken met een investering in de toekomst van het land, een noodzakelijke investering, want de ontwikkeling van onze welvaart en werkgelegenheid is daar mede van afhankelijk. Om mee te kunnen in de internationale concurrentiestrijd zal het Nederlandse bedrijfsleven het steeds meer moeten hebben van zijn vermogen tot innovatie. Een hoog opgeleide beroepsbevolking is hiervoor een voorwaarde. Dat geldt ook voor een hechte samenwerking tussen bedrijfsleven en kennisinfrastructuur, opdat de beschikbare kennis daar terechtkomt waar zij nodig is en kan worden omgezet in nieuwe producten en productiemethodes, dat wil zeggen in bedrijven en met een zekere nadruk op het midden- en kleinbedrijf aangezien juist daar de mogelijkheden het grootst zijn om die kennis te benutten en er meer mee te doen. Het kabinet heeft niet voor niets die investeringsenvelop voor onderwijs en kennis overeind willen houden, ondanks de zware financieel-economische tijden. Het gaat om een envelop die volgend jaar 200 mln euro bedraagt,
oplopend tot 700 mln structureel plus nog eens 100 mln euro voor fiscale stimulering van speur- en ontwikkelingswerk door de bedrijven zelf, de WBSO. Vanmorgen heb ik al enkele opmerkingen gemaakt over de financie¨le aspecten die aan het onderwijs verbonden zijn, nu wil ik doorgaan naar het Innovatieplatform. Enkele sprekers hebben aangedrongen op concrete acties. Dat is ook uitdrukkelijk onze intentie. Naar gangbare inzichten gaat ons land niet gebukt onder een tekort aan overlegcircuits. Wel heeft het behoefte aan die concrete acties, acties die aansluiten bij knelpunten in de gehele innovatieketen. Het gaat dan om de ontwikkeling van kennis, de transfer van kennis en om het commercieel aanwenden van die kennis door bestaande en nieuwe bedrijven. Wij hebben het Innovatieplatform met mensen die stuk voor stuk een actiegerichte instelling hebben. Er wordt niet alleen gesproken over het ontwikkelen van een strategie voor de langere termijn, maar nadrukkelijk ook over maatregelen die al op korte termijn tot verbetering kunnen leiden. Deels betreft het maatregelen die de overheid kan nemen, maar daar mag het niet bij blijven. Het platform zal ook een katalyserende werking moeten hebben in de richting van bedrijven en kennisinstellingen. Welke bijdrage kunnen zij leveren? Wij staan immers samen voor de opgave om het innovatievermogen te verbeteren! Een aantal maatregelen wordt momenteel door het platform met voorrang opgepakt. Zo vraagt het Innovatieplatform zich af hoe bij de verdeling van publieke onderzoeksgelden beter kan worden gelet op de geleverde prestaties en kwaliteit. Hierbij kan onder meer een deel van de nog niet bestemde gelden uit de kennisenvelop worden ingezet, dus een deel van het bedrag van 185 mln euro. Ook wordt er gekeken hoe het in ons land met de belemmeringen voor het aantrekken van buitenlands talent zit en hoe de situatie op korte termijn kan worden verbeterd. Hoe kunnen wij voorts de beroepskolom vmbo-mbo-hbo versterken? Wie de kennissamenleving wil versterken, zal ook de uitval uit het vmbo moeten tegengaan, zoals ik eerder op de dag heb gezegd. Het zijn geen nieuwe vraagstukken, maar ze vragen wel om een gezamenlijke inzet van alle
Algemene politieke beschouwingen
18 september 2003 TK 3
advies van de landsadvocaat te doen toekomen. De voorzitter: Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering toe te voegen aan het vorige stenogram dat al naar het kabinet zou worden doorgeleid. Daartoe wordt besloten. De voorzitter: Ik merk nog op dat ik vanmorgen als afwezige de heer Omtzigt heb genoemd. Dat bleek een misverstand te zijn. Zoals velen hebben kunnen merken, is hij gewoon aanwezig. Dat is dus bij dezen rechtgezet. Aan de orde is de voortzetting van: - de algemene politieke beschouwingen naar aanleiding van de Miljoenennota voor het jaar 2004 (29200, nr. 1). ©
3-98
Balkenende partijen. In het platform heb ik een groot enthousiasme en een grote dadendrang ontmoet om samen concrete resultaten te boeken. Ik verwacht er veel van. De heren Verhagen, Van Aartsen en Herben hebben vragen gesteld over de samenstelling van het platform. Zij vroegen waar de vakbeweging was. Ik kan hier kort over zijn: het gaat met nadruk niet om een extra overleg met de sociale partners, want met hen spreken wij op andere plaatsen. De leden van het platform zijn niet benoemd op basis van representatie, maar op grond van persoonlijke deskundigheid. Dit laat onverlet dat de sociale partners wel op onderdelen kunnen worden betrokken bij de implementatie van door het platform ontwikkelde plannen. Zij dragen namelijk een duidelijke verantwoordelijkheid voor bepaalde onderdelen van de innovatieagenda, zoals scholing, werknemers en private research and development. Verder is het goed om te melden dat de heer Wijffels, de voorzitter van de SER, lid is van het platform en uiteraard de visies in het veld goed kent. Tot slot kan ik de heer Herben – al is hij afwezig – geruststellen: ook de deskundigheid op het vlak van ICT is in het platform vertegenwoordigd, onder andere in de personen van de heer De Jager, zelf een ICT-ondernemer, en de heer Jouwsma, die zeer bekend is met IT in het midden- en kleinbedrijf. De heer Van Aartsen (VVD): Er is sprake van een misverstand, want ik heb niet gevraagd om aanwezigheid van de´ vakbeweging in het Innovatieplatform. Mijn gedachte was dat er een gesprek werd aangegaan over de thema’s innovatie, Lissabon en alles wat daarvoor staat met de sociale partners, werkgevers, werknemers en de overheid. Dat bedoelde ik indertijd met mijn deelakkoorden bij het debat over de regeringsverklaring. Wij moeten mijns inziens niet terugkijken naar 1982, maar in gezamenlijkheid vooruitkijken naar 2010. Minister Balkenende: Er is in protestantse kringen een gezegde dat luidt: Nog voor wij U iets vragen, verhoort Gij ons gebed. Sommigen in dit Huis begrijpen dat waarschijnlijk, anderen niet. Ik ben het eens met wat u zegt, maar het is eigenlijk al de praktijk. Juist het CNV dringt bijvoorbeeld al lange tijd aan op
Tweede Kamer
aandacht voor de innovatieagenda en de Lissabonstrategie. Gedurende het vorige politieke jaar hebben wij een gesprek over dit onderwerp gehad met de Stichting. Tijdens een Europese Raad is de Lissabonstrategie ook aan de orde geweest. Daaraan voorafgaand hebben wij contact gehad met de werkgeversen werknemersorganisaties. In algemene zin ben ik het in ieder geval roerend met u eens dat innovatie niet kan zonder werkgevers- en werknemersrepresentatie. Dat komt ook aan de orde in de contacten met de Stichting en wat mij betreft ook in de activiteiten die het platform verder organiseert. De heer Dittrich (D66): De premier sprak over het benutten van buitenlands talent. Dat is natuurlijk heel belangrijk, zeker in het kader van innovatie. Wij horen echter uit onderwijskringen en uit het bedrijfsleven dat door de legesverhoging voor verblijfsvergunningen een drempel wordt opgeworpen voor buitenlanders die hier iets in het kader van kennisinnovatie willen doen, waardoor die mensen naar de landen gaan die ook met de Lissabonagenda bezig zijn. Wat doet het kabinet eraan om de legesverhoging terug te dringen? Minister Balkenende: Over dit onderwerp is vaker gesproken. Op dit moment wil ik echter nog geen voorschot nemen op hetgeen in het platform naar voren zal komen, bijvoorbeeld door het zeggen van dingen die financie¨le consequenties hebben. Het punt van de heer Dittrich is echter wel aan orde. Bij de eerste vergadering van het innovatieplatform, die een kennismakend karakter had, was dit een van de onderwerpen die ter sprake kwam. Het lijkt mij goed om het debat eerst daar te voeren. Vervolgens kan worden bezien wat er moet worden gedaan. Ik zal dit punt goed noteren, want hierin zit inderdaad een belemmering. In deze fase ga ik echter niet voor de troepen uit lopen, want het heeft budgettaire consequenties. De heer Dittrich (D66): Ik constateer dat de minister-president niet uitsluit dat de leges naar beneden gaan, maar dat hangt samen met hetgeen in het platform wordt besproken.
Algemene politieke beschouwingen
Minister Balkenende: Ik sluit niets uit, maar de consequenties moeten eerst worden bezien. De heer Dittrich (D66): Het is wel van belang dat het snel en op een ordentelijke manier word geregeld. Kan de minister een termijn noemen? Minister Balkenende: Het platform komt vier of vijf keer per jaar bij elkaar. De eerstvolgende bijeenkomst is in november en de bedoeling is dat wij er dan over spreken. De heer Dittrich (D66): In november wordt dus over dit specifieke onderwerp gesproken. Minister Balkenende: Inderdaad. Mevrouw Halsema (GroenLinks): Het onderwijs werd in e´e´n zin afgehandeld. Ik wil verwijzen naar pagina 121 van de Macro Economische Verkenning, waar letterlijk staat: ’’Per saldo levert het Strategisch akkoord in 2003 en 2004 netto vrijwel geen extra budget op.’’ De ministerpresident blijft volhouden dat er behoorlijk wordt geı¨nvesteerd in onderwijs, maar dat is in strijd met wat het CPB zegt. Minister Balkenende: Op pagina 169 van de Macro Economische Verkenning staat bij onderwijs – het gaat om de onderwijsuitgaven naar functie – een getal van 2,5% aan volumemutaties. Dat zijn de cijfers. Mevrouw Halsema (GroenLinks): Op pagina 121 wordt die volumegroei uitgelegd. Deze heeft voornamelijk te maken met de onderliggende groei in leerlingen- en studentenaantallen, en niet met extra investeringen. Het enige wat het kabinet doet, is het repareren van de uitgaven voor een groeiend aantal studenten en leerlingen. Het investeert echter niet in het onderwijs. Minister Balkenende: Alle overheidsorganisaties en -instellingen hebben te maken met efficiencykortingen en salarismaatregelen. Het onderwijs wordt daardoor getroffen, net als andere sectoren. Dit is de algemene ontwikkeling: wij moeten wat terug omdat het slecht gaat met de overheidsfinancie¨n. Bij het bepalen van intensiveringen, kiest het kabinet ook voor onderwijs. Als al die
18 september 2003 TK 3
3-99
Balkenende effecten worden gesaldeerd, kom je uit op minder grote getallen. Dat neemt echter niet weg dat er volgend jaar 200 mln euro bijkomt, wat oploopt tot 700 mln euro structureel. Mevrouw Halsema saldeert; dat is een methode van presenteren. Mevrouw Halsema (GroenLinks): Het blijft op hetzelfde neerkomen want het gaat om volumegroei. Er wordt niet geı¨nvesteerd, terwijl dat wel steeds de boodschap is van het kabinet. In strijd met de beloftes aan D66 wordt nauwelijks tot niet gekozen voor investeringen in het onderwijs. Een recent onderzoek onder topeconomen dat is gepubliceerd in NRC Handelsblad, toont aan dat alleen investeren in de top niet werkt. Als je werkelijk iets wilt doen aan de kenniseconomie en ervoor wilt zorgen dat Nederland een innovatieve economie krijgt, moet je juist in het basisonderwijs en middelbaar onderwijs en in de positie van leraren investeren. Dat doet het kabinet dus niet. Minister Balkenende: Wij kunnen hier lang en kort over praten. Temidden van alle moeilijkheden, ombuigingen en de financie¨le opgaven waarvoor wij staan, zien wij kans om de gehele kabinetsperiode duidelijk meer uit te geven aan onderwijs. Ik heb het tijdpad daarvoor al aangegeven. Natuurlijk kan het altijd meer zijn, maar onderwijs wordt ontzien en er wordt extra geld aan uitgegeven. Voorzitter. Het kabinet heeft ervoor gekozen, de reductie van de administratieve lasten te koppelen aan het begrotingsproces. Bij de komende voorjaarsnota – de heren Verhagen en Van Aartsen hebben hiernaar verwezen – zal per departement een taakstelling worden vastgesteld. Vanzelfsprekend zal daarbij ruim aandacht worden besteed aan de door de heer Verhagen genoemde regels op het gebied van milieuvergunningen in de landbouw. Uitgangspunt is dat een toename van de administratieve lasten door het betreffende departement gecompenseerd moet worden. Alleen op die manier is het mogelijk om de overallreductie van 25% in 2007 te halen. De minister van Financie¨n zal de naleving van deze afspraken betrekken bij het begrotingsoverleg met individuele ministers. De voortgang zal jaarlijks
Tweede Kamer
worden opgenomen in de begrotingen en de verantwoordingsstukken. De CDA-fractie heeft in aanvulling op dit punt gevraagd om een bijlage bij de miljoenennota over de vorderingen van het kabinet. Ik zeg toe dat zij zelfs eerder wordt bediend dan zij heeft gevraagd. Zo zie je, er zijn altijd meevallers. Al in de voorjaarsnota maakt het kabinet per departement bekend welke reductieplannen zijn afgesproken. Over de vorderingen daarbij zal conform de VBTBsystematiek in mei worden gerapporteerd. In de Miljoenennota 2005 zullen vervolgens aanvullende maatregelen worden aangekondigd, bijvoorbeeld ter compensatie van nieuwe beleidsmaatregelen. Daarmee doe ik volgens mij recht aan het signaal van de fractie. Ik kom toe aan de tegenbegroting van GroenLinks, het 100.000banenplan. Wij kunnen zeggen dat de GroenLinksfractie de goede traditie voortzet om behalve kritiek ook alternatieve voorstellen te presenteren. De afgelopen jaren heeft zij dit namelijk ook gedaan. Ik kijk in dit verband naar de heer Vendrik, met wie ik destijds als financieel woordvoerder de degens mocht kruisen. Mevrouw Halsema (GroenLinks): Namens de heer Vendrik zeg ik dat hij altijd uw tegenbegroting heeft gemist. Minister Balkenende: Het is opvallend dat u dat zegt, nu ik zo aardig ben tegen de heer Vendrik. Wij hebben zijn inbreng altijd benut om onze visie te geven. Ik heb uiteengezet wat toen de risico’s van het beleid waren. Wij hebben er genoeglijke debatten over gevoerd. Ik geef graag toe dat de heer Vendrik een tegenbegroting had. Hij is bovendien zeer thuis op het gebied van de modellen die daarbij moeten worden benut, hoewel sommigen misschien zouden zeggen ’’gemanipuleerd’’. De heer Vendrik heeft echter altijd goed werk geleverd. Hij heeft evenmin als de leden van de PvdA-fractie zijn werk kunnen laten doorrekenen bij het CPB, hoewel zij wel een voorschot op de discussie nemen. Ik heb wel enkele opmerkingen te maken bij de aanpak van de fractie van GroenLinks. Vanochtend heb ik al iets gezegd over de bevindingen van het IMF. Ik constateer dat de groeiramingen worden benut, maar dat geldt niet
Algemene politieke beschouwingen
voor de beleidsaanbevelingen. Verder moeten wij rekening houden met een lagere groei als wij het plan van de fractie van GroenLinks uitvoeren. De lasten voor burgers en bedrijven worden fors verhoogd, activerende maatregelen in de sociale zekerheid worden teruggedraaid en er vindt een hogere loonontwikkeling plaats. Voorts loopt het tekort op tot 2,9% van het nationaal inkomen en is het perspectief op de schuldaflossing niet goed. Daar staat tegenover dat... Mevrouw Halsema (GroenLinks): Voorzitter... Minister Balkenende: Ik wilde nog een aardige opmerking maken. Mevrouw Halsema (GroenLinks): U krijgt de tijd om een aanloop te nemen, zodat er straks een mooie climax is. U zegt te snel te veel. Zoals ik al eerder heb gezegd, is het IMF niet maatgevend geweest voor onze tegenbegroting. Daarin wordt gewoon het behoedzame scenario van het CPB gevolgd. In een bijzin zegt u dat wij geen activerende maatregelen zouden nemen en de uwe zouden terugdraaien. Dat is feitelijk incorrect. Wij nemen een veel groter aantal activerende maatregelen dan u doet. Ik noem bijvoorbeeld versterking van de reı¨ntegratiebudgetten voor de WAO, terwijl u daarop bezuinigt. Minister Balkenende: De maatregelen die wij voorstellen inzake de WAO en de vervolguitkeringen, neemt u toch niet voor uw rekening? Mevrouw Halsema (GroenLinks): Dat heeft u goed geraden. Die maatregelen vallen namelijk niet onder het kopje ’’activerende maatregelen’’, maar onder het kopje ’’remmende maatregelen’’. Als wij het over activerende maatregelen hebben, dan gaat het om het begeleiden van mensen naar de arbeidsmarkt. Dat doe je niet alleen door op hun inkomen te korten – dat is uw methode – maar ook door faciliteiten te scheppen, waardoor mensen gemakkelijker aan het werk komen. Da´t is onze methode. Minister Balkenende: Op een aantal kabinetsmaatregelen wordt kritiek geleverd, bijvoorbeeld de afschaffing van de fiscale facilitering van VUT en prepensioen, en de aanscherping van
18 september 2003 TK 3
3-100
Balkenende de referte-eis in de WW. Die maatregelen worden in de plannen van GroenLinks overigens niet teruggedraaid. Het is goed om dat maar eens te markeren. De fractie van GroenLinks stimuleert vooral de vraag naar arbeid, terwijl het structurele probleem van een tekortschietend aanbod van arbeid niet wordt getackeld. Het lijkt mij goed dat na doorrekening van de tegenbegroting van de fractie van GroenLinks en de presentatie ervan, op dit plan wordt teruggekomen bij de financie¨le beschouwingen. Dat geldt ook voor de plannen van de PvdA-fractie. Dan kan het debat worden voortgezet. Mevrouw Halsema (GroenLinks): Wij zouden het zeer op prijs stellen als de regering er de komende jaren voor zorgt dat zij bijtijds klaar is met haar eigen begrotingen. Daardoor zal de oppositie in de gelegenheid zijn om haar eigen plannen volledig en bijtijds te presenteren. Minister Balkenende: Als wij dat nu eens gaan proberen! Ieder moet zijn werk goed kunnen doen. Dat geldt voor ons in de contacten met het CPB en het geldt ook voor oppositiepartijen die voorstellen willen laten doorrekenen. U heeft daar gelijk in; dat is fair. Voorzitter. Ik ben gekomen bij het onderdeel: grote steden, spreiding, integratie en kwaliteit van de leefomgeving. Misschien mag ik daarbij eerst ingaan op het punt van de spreiding. De signalen die ons momenteel vanuit Rotterdam en andere grote steden bereiken, nemen wij uitermate serieus. Het is duidelijk dat het draagvlak voor toenemende aanwezigheid van etnische minderheden die moeite hebben om geı¨ntegreerd te raken in de Nederlandse samenleving, afneemt, zeker in grote steden als Rotterdam. De leefkwaliteit in de concentratiewijken staat onder zware druk. Het kabinet onderkent de problemen die zich in de Rotterdamse wijken en ook in andere grote steden voordoen en gaat daar niet aan voorbij. Echter, een vestigingsstop of gedwongen spreiding op etnische basis is voor het kabinet niet acceptabel. Gedwongen spreiding is geen optie. Het kabinet is gaarne bereid om in overleg met Rotterdam en andere grote steden positieve maatregelen te verkennen die materieel hetzelfde effect bereiken, waarbij ook de
Tweede Kamer
woningtoewijzing zal worden betrokken. Met betrekking tot het integratiebeleid merken wij op dat het kabinet in de ontwikkelingen tot nu toe, reden ziet om het anders aan te pakken. In het integratiebeleid is van oudsher veel nadruk gelegd op de acceptatie van verschillen tussen minderheden en de autochtone bevolking. Met het cultiveren van de eigen culturele identiteiten valt echter geen afstand te overwinnen. De eenheid van onze samenleving moet juist worden gevonden in wat deelnemers met elkaar gemeen hebben en wat zij met elkaar delen. Gedeeld burgerschap voor allochtone en autochtone ingezetenen is het doel van integratiebeleid. Dat houdt in dat er Nederlands wordt gesproken en dat men zich houdt aan de basale Nederlandse normen. Burgerschap houdt ook in dat er de bereidheid is een actieve bijdrage te leveren aan de samenleving. Meedoen vanuit verscheidenheid: daar gaat het om. Integratiebeleid loopt licht het gevaar minderheden te behandelen als een zorgcategorie. Het kabinet is vastbesloten op dit punt de bakens te verzetten. Het accent wordt verlegd van het aanbieden van regelingen en voorzieningen naar het stimuleren en uitlokken van eigen initiatieven van minderheden en autochtonen. Het uitgangspunt ’’eigen verantwoordelijkheid’’ zal bijvoorbeeld duidelijk terugkomen in het nieuwe inburgeringsstelsel. Gemeenten, maatschappelijke instellingen en organisaties zullen worden aangesproken als partners in de uitvoering van het integratiebeleid van de rijksoverheid. Mevrouw Halsema heeft een vraag gesteld over de Wet SAMEN. De Wet SAMEN is als een tijdelijke wet opgesteld om de bewustwording bij de werkgever te stimuleren om etnische minderheden aan te nemen en te laten doorstromen. Deze wet loopt eind van dit jaar automatisch af. De wet is gee¨valueerd en de uitkomsten zijn besproken met alle betrokkenen: werkgevers, werknemers en minderhedenorganisaties. Het kabinetsstandpunt wordt begin oktober door staatssecretaris Rutte aan uw Kamer aangeboden. De Kamer zal deze evaluatie kunnen betrekken bij de behandeling van de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Algemene politieke beschouwingen
Mevrouw Halsema (GroenLinks): Ik neem aan dat u nu toch wel in staat bent om te zeggen of u bereid bent de Wet SAMEN te verlengen. Het kenmerk van een tijdelijke wet is ook dat je deze kunt verlengen. Minister Balkenende: Ik heb nu aangegeven dat er een evaluatie is en dat daar overleg over plaatsvindt. Er komt een standpunt van de kant van het kabinet. Staatssecretaris Rutte is hier verantwoordelijk en ik wil niet vooruitlopen op het moment dat hij dit standpunt naar buiten brengt. Voorzitter. Ik kom bij het grotestedenbeleid, waar de heer Dittrich een opmerking over heeft gemaakt. Het grotestedenbeleid van dit kabinet is gericht op een stevige ontbureaucratisering en het vergroten van de beleidsvrijheid voor steden. Dat is ook een wens van de grote steden zelf. Het dient onder andere te geschieden door het bundelen van de verschillende geldstromen van het Rijk naar de steden in maximaal vier zogenoemde brededoeluitkeringen: fysiek, economie, sociaal en veiligheid. De steden krijgen hierdoor meer beleidsvrijheid bij het realiseren van de maatregelen die voor een stad noodzakelijk zijn. Het betekent voorts dat de steden minder belast worden met voortgangsrapportages en verantwoordingsplichten. Ook het aantal doelstellingen zal fors worden teruggebracht. Kortom, minder regels. In het grotestedenbeleid wil het kabinet samen met de grote steden inzetten op de verbetering van de kwaliteit van wijken. Het is van cruciaal belang dat verloedering en onveiligheid in de wijken worden aangepakt. Veelplegers, drugsverslaafden en illegale onderverhuur geven overlast in deze wijken en veroorzaken criminaliteit. Om die reden zullen er urgentiegebieden worden aangewezen om daar met voorrang de criminaliteit te bestrijden. Buurtagenten zijn aangewezen om juist in deze wijken te werken en stadswachten worden aangetrokken. De projecten Justitie in de Buurt worden niet afgeschaft. De minister van Justitie zal na 2004 in overleg treden met de gemeenten die de JiB-projecten willen handhaven om te bezien onder welke voorwaarden Justitie een financie¨le bijdrage zal kunnen leveren aan het voortbestaan ervan.
18 september 2003 TK 3
3-101
Balkenende Zoals verschillende afgevaardigden hebben aangegeven, is een van de centrale problemen op het gebied van wonen in de steden de eenzijdige samenstelling van de woningvoorraad. Betaalbaar en goed wonen moet voor alle inkomens bereikbaar blijven. Tegelijkertijd moet de stad weer aantrekkelijk worden voor mensen met midden- en hogere inkomens. Dat vereist omvangrijke investeringen in de aanpak van verouderde wijken en nieuwbouw. De heer Bos (PvdA): U spreekt hoopgevende woorden uit over JIB. Misschien blijken nieuwe dingen toch mogelijk! Er is nog iets in de sfeer van de grote steden waarvan wij weten dat het werkt en waar ook om gevraagd wordt. Dat betreft een verdere uitbreiding van het aantal plaatsen voor heroı¨neverstrekking onder medisch toezicht. Dat is goed voor de verslaafden die van hun verslaving af kunnen komen, goed voor de buurt en goed voor de samenleving. Wilt u niet kijken of daaraan uitbreiding gegeven kan worden? Wij weten immers dat het werkt. Wethouders van alle partijen doen een beroep op Den Haag om daarvoor me´e´r plaats te maken dan nu gebeurt. Minister Balkenende: Ik stel voor dat ik de mogelijkheden bezie en hierop in tweede termijn terugkom. Dat doet meer recht aan uw vraagstelling, mijnheer Bos. Het kabinet wil de nieuwbouwproductie versnellen door ingewikkelde regelgeving te vereenvoudigen en procedures te stroomlijnen. Dat kost tijd. Aanjaagteams vanuit VROM helpen daarom nu al om besluitvormingsprocessen op lokatie te bespoedigen. Het is de verantwoordelijkheid van gemeenten en van de uitvoerende partijen in de Vinex-woningbouw om te bepalen welke woningdifferentiatie in woningbouw per lokatie wordt ingevuld. Mevrouw Halsema (GroenLinks): Ik heb een aantal heel concrete voorstellen gedaan, ook naar aanleiding van de discussie vorige week en de week daarvoor over het spreidingsbeleid. Ik vind dat er zo ontzettend eenzijdig aandacht is voor de vlucht uit de stad. Die richt zich heel sterk op het verlevendigen van de oude wijken wat absoluut noodzakelijk is, maar nauwelijks op
Tweede Kamer
het veranderen van de nieuwbouwwijken, met name in de Vinexgebieden. Wij zouden graag zien dat de toegang tot de Vinex-wijken verbeterd wordt voor mensen met lage inkomens en voor mensen die op lage huren zijn aangewezen. Minister Balkenende: U hebt de suggestie gedaan om 30% van de sociale woningbouw te benutten in de Vinex-lokaties. Het woningbouwprogramma wordt op lokaal en regionaal niveau afgesproken. Om die reden lijkt het mij niet verstandig om dit als rijksoverheid te bepalen. Ik kan dus niet met uw suggestie meegaan, mevrouw Halsema. Mevrouw Halsema (GroenLinks): Het beleid voor de woningcorporaties in het algemeen wordt landelijk vastgesteld en niet alleen lokaal en regionaal. U hebt dus wel degelijk de instrumenten om iets daaraan te doen. Het is veel meer een kwestie van politieke wil. U bent wel bereid om eisen te stellen aan gemeenten ten aanzien van de renovatie van achterstandswijken. Wij vragen u ook het omgekeerde te doen en ervoor te zorgen dat die wijken die eigenlijk alleen maar ontsloten zijn voor de midden- en hogere klasse, ook toegankelijk worden voor andere mensen. Dat grijpt echter in in andere machtsverhoudingen in ons land. U moet dan wel bereid zijn om bijvoorbeeld de blanke middenklasse een onplezierige boodschap te brengen. Minister Balkenende: Die politieke wil waarover u spreekt, hoort naar voren te komen bij degenen die relevant zijn voor de besluitvorming. Het woningbouwprogramma wordt vastgesteld op het decentrale niveau en dus moet daar gekeken worden naar de sociale woningbouw. U noemt een heel belangrijk punt maar dat is geen legitimatie voor ons om een getal van 30% voor te schrijven. Mevrouw Halsema (GroenLinks): Met die 30%-eis introduceren wij niets nieuws. Nu is het een maximum dat behoorlijk vrijblijvend wordt gehanteerd. Het is een landelijke afspraak, een landelijke eis. Wij stellen voor, er een minimum van te maken en de woningcorporaties sancties op te leggen als die eis niet nageleefd wordt.
dat ik gegeven heb, zal mevrouw Halsema niet helemaal tevredenstellen, maar op dit moment wil ik niet verdergaan. De heer Dittrich (D66): De ministerpresident zegt bereid te zijn om met de grote steden te gaan praten over de woningtoewijzing. Welke criteria worden daarbij gehanteerd? Vroeger was er de Woonruimteverdelingswet uit 1947 waarin onder andere een inkomenseis stond vermeld. Wat is de inzet van het kabinet in die besprekingen? In de Kamer leeft volgens mij breed de opvatting dat het geen criteria van etniciteit, al dan niet allochtoon en dergelijke moeten zijn. Welke criteria brengt het kabinet in bij die besprekingen? Minister Balkenende: Wij spreken over de vitaliteit in steden. Een van de belangrijke vragen van steden aan ons is: geef ons meer ruimte, stel minder regels. De filosofie moet vooral zijn om nu zoveel mogelijk beleidsruimte over te dragen aan gemeenten om met die oplossingen te komen die nodig zijn. Dat is heel wat anders dan een gesprek in te gaan met criteria. De boodschap van de grote steden aan het kabinet is: heb oog voor onze problemen, maar geef ons de ruimte. Dat doen wij. De heer Dittrich (D66): U weet dat niet alleen de grote steden voor dit probleem staan, maar ook de omliggende gemeenten, de hele regio. Het is mogelijk dat er wetgeving of een herintroductie daarvan nodig is om aan ordentelijke criteria te komen. Het is toch logisch dat u het gesprek met de grote steden niet blanco ingaat, maar dat u ook zelf ideee¨n ontwikkelt en inbrengt in dat gesprek. Minister Balkenende: Het lijkt mij goed om bij de behandeling van het desbetreffende begrotingshoofdstuk het debat verder in detail te voeren. Ik geef u de algemene lijn aan, wat past bij algemene beschouwingen: geen overdreven regelzucht. Ik zal met de betrokken bewindslieden nagaan hoe wij aan uw suggestie handen en voeten kunnen geven.
Minister Balkenende: Het antwoord
De heer Bos (PvdA): De ministerpresident heeft terecht het belang aangegeven van een grotere varie¨teit aan woningen, bevolkingsgroepen en inkomens in met name oude wijken van een aantal van onze grotere
Algemene politieke beschouwingen
18 september 2003 TK 3
3-102
Balkenende steden. Nu wil helaas de realiteit dat veel van de hogere inkomens die op dit moment al in die wijken wonen in uw termen als ’’scheefhuurders’’ gekarakteriseerd moeten worden: mensen met een hoger inkomen in een goedkopere huurwoning, juist in die wijken. U stelt voor om die mensen voor 250 mln euro zwaarder aan te slaan. Als het aan de heer Verhagen ligt, komt daar nog wat bij. Het lijkt hem beter om niet op de huursubsidie te bezuinigen, maar de scheefhuurders nog meer aan te slaan. Wij proberen te bereiken dat niet alleen mensen met lage inkomens in die wijken wonen, maar ook mensen die wat meer geld hebben en die de middenstand in leven kunnen houden. Als het resultaat van de maatregelen nu is dat juist die mensen uit die wijken weggaan, dan schieten wij onszelf toch hopeloos in de voet?
toezeggen dat het kabinet zorgdraagt voor een brief aan de hand van uw vraagstelling die wordt betrokken bij de begrotingsbehandeling? Mevrouw Halsema (GroenLinks): Dat laat ik niet gaan. Dan wil ik graag ook een toelichting van de minister van VROM erbij op het voorstel van GroenLinks.
Minister Balkenende: Zal ik u
Minister Balkenende: Laten wij goede nota nemen van hetgeen u naar voren brengt. Vervolgens zullen wij bezien wat wij in een brief aan de Kamer zullen verwoorden, waarbij ook de vraag van de heer Dittrich zal worden betrokken. Dit kabinet wil ons land zo goed mogelijk door de economisch slechtere tijden loodsen. Samen met anderen willen wij zorgen voor een duurzame kwaliteit van onze leefomgeving, ook voor toekomstige generaties, met een groei van de economie die niet leidt tot een toename van de milieuvervuiling; met sterke steden die een gevarieerd woningaanbod van voldoende kwaliteit en voor alle inkomens hebben; met een vitaal platteland waar voldoende ruimte is voor werken, wonen en recree¨ren en met een goede bereikbaarheid. De ontkoppeling van economische groei en milieudruk die de afgelopen jaren tot stand is gebracht, wil dit kabinet handhaven. Daarom heeft het voorstellen gedaan om onder andere de kosten voor milieu en natuur zwaarder te laten meewegen. Er wordt ingezet op maatregelen zoals het verhogen van de regulerende energiebelasting, het invoeren van emissiehandel in CO2 en NOx en onderzoek naar beprijzing van het vrachtverkeer. Voor de langere termijn is het perspectief afname van de milieuvervuiling terwijl de economie blijft groeien, oftewel absolute ontkoppeling, zoals mevrouw Halsema stelde. Fundamentele veranderingen zijn hiervoor nodig, transities die natuurlijk niet van de ene op de andere dag gerealiseerd kunnen worden. Het RIVM heeft het kabinetsbeleid beoordeeld op milieueffecten. De conclusie daaruit is dat er ondanks aanzienlijke bezuinigingen nauwelijks een verslechtering optreedt. Dit kabinet slaagt erin om het klimaatbeleid aanzienlijk efficie¨nter te maken. Dat betekent dat wij er nog steeds van uit mogen gaan dat wij met het uitgezette beleid onze
Tweede Kamer
Algemene politieke beschouwingen
Minister Balkenende: U heeft gelijk met uw vraagstelling, maar het lastige is dat wij het hebben over het kopen van woningen enerzijds en het huren van woningen anderzijds. In het verleden hebben wij misschien te vaak gekeken naar de sociale woningbouw, waardoor een eenzijdige samenstelling is ontstaan. Wil je het probleem van de onevenwichtige opbouw, ook in inkomens, oplossen en in ieder geval tegengaan, dan moet je de instrumenten voor de koopmarkt nemen en zorgen dat er duurdere woningen worden gebouwd. Wat de huursector betreft, mag je ook wel eens bekijken welke instrumenten kunnen worden benut om mensen met hogere inkomens erop aan te spreken dat zij misschien te goedkoop wonen. De heer Bos (PvdA): Dat begrijp ik, maar ik wijs u op het mogelijke effect op een van uw andere doelstellingen. Misschien kunnen wij een afspraak maken. Ik neem aan dat u bij de begrotingsbehandeling van Volkshuisvesting uitgebreid hierop ingaat. Ik vraag u om ervoor te zorgen dat wij voor die tijd een analyse van uw hand hebben over de mogelijke gevolgen van de voorgenomen maatregelen in de sfeer van huursubsidie en de scheefhuurders op de doelstelling van een betere menging van bevolkingsgroepen, met name in die wijken.
internationale Kyotoverplichtingen kunnen halen. Zoals de heer Bos aangaf, heeft het RIVM op een aantal punten geconstateerd dat enkele milieudoelstellingen op langere termijn nog buiten bereik liggen. Op het gebied van bodemsanering en sanering van verkeerslawaai zal de datum waarop de doelen worden gerealiseerd verschuiven. Het kabinet acht dit verantwoord. Het kabinet zal, als dat nodig en mogelijk is, maatregelen nemen om de doelen alsnog te realiseren. Zo wordt structureel geld vrijgemaakt voor het Innovatieprogramma geluidhinder en zullen vergroeningsmaatregelen voor verkeer en vervoer worden onderzocht. De heer Bos (PvdA): U zegt dat voor een aantal maatregelen geldt dat het bereiken van de doelstelling wat onzeker wordt. Dan gaat het over 16 van de 19 maatregelen! Dat is dus wel een beetje een eufemisme. Ik heb inmiddels ook het persbericht van het RIVM gelezen waar de heer Dittrich gisteren mee zwaaide. Het RIVM heeft inderdaad een opmerking gemaakt over de efficie¨ntie van het milieubeleid. Ik hoef hier toch niet uit te leggen dat er een verschil is tussen efficie¨ntie en effectiviteit? Als je weinig doet, zelfs als je te weinig doet, maar je doet dat goed, ben je inderdaad efficie¨nt. Dat zegt het RIVM. Maar je doet wel te weinig en het is dus niet effectief. Minister Balkenende: Het is goed dat wij de discussie die wij gisteren hebben gehad aan de hand van het bekende persbericht hier nog eens hebben herhaald. Op dat punt zullen wij het lang niet altijd met elkaar eens zijn. Ik heb nu nog eens aangegeven wat de bevindingen zijn van het RIVM betreffende de effecten van het kabinetsbeleid. Ik heb verder niets toe te voegen aan wat ik zojuist heb gezegd, ook op het punt van het niet helemaal binnen bereik liggen van bepaalde doelstellingen. Mevrouw Halsema (GroenLinks): In het persbericht en in de onderliggende nota, die ook zeer de moeite waard is, stelt het RIVM dat het erg onzeker is of dit kabinet aan zijn Kyotoverplichtingen gaat voldoen. De vraag is, als u dat wel van belang vindt, wat voor extra maatregelen u gaat nemen. U zei zojuist dat u andere verplichtingen wel nakomt.
18 september 2003 TK 3
3-103
Balkenende Dat geldt dan niet voor het CO2beleid. Minister Balkenende: Ik heb zo-even gezegd dat wij er nog steeds van uit mogen gaan dat wij met het uitgezette beleid onze internationale Kyotoverplichtingen kunnen halen. Dat is ook onze inzet. Wanneer dat op een gegeven moment moeilijkheden zal opleveren, zullen wij uiteraard nagaan hoe wij dan verder moeten, maar dit is de inschatting op dit moment. De heer Dittrich (D66): Het RIVM wijst in het rapport op risico’s in verband met Kyoto. Het kon allemaal geregeld worden omdat de prijs van de emissierechten is verlaagd. Wat doet het kabinet echter als die prijs weer omhoog gaat in het buitenland? Dat is het risicovolle waar het RIVM het over heeft. Minister Balkenende: U hebt gelijk dat de internationale ontwikkelingen een extra dimensie geven. Maatregelen in de sfeer van het milieu kunnen nooit genomen worden zonder te veronachtzamen wat in andere landen gebeurt. Dat is juist de internationalisering die zo nodig is. De opmerking die u maakt is relevant. Het geeft aan dat wij onze manier van denken over het milieu steeds meer op internationale leest moeten schoeien. Dat is feitelijk uw pleidooi en daar hebt u gelijk in. De heer Dittrich (D66): Ik zei dat wij een meevaller hebben gehad omdat de prijs in het buitenland lager was dan begroot. Als de prijs in het buitenland aantrekt, zal er een voorziening moeten komen om die doelstelling te halen. Hoe wil de regering dat aanpakken? Minister Balkenende: Wij moeten nog nagaan wat de precieze uitwerking daarvan is. Ik geef vandaag aan wat de doelstellingen van het kabinet zijn. Ik geef aan hoe wij aankijken tegen de Kyotodoelstelling. De zaken zijn neergelegd in het Hoofdlijnenakkoord. U vindt de zaken ook terug in de begrotingsstukken. Langs die lijn gaan wij opereren. Wij moeten ervoor oppassen niet te veel in ’’als-alssituaties’’ terecht te komen. Op dit moment zeg ik dat wij aan die verplichtingen willen voldoen. Dat is de inzet van dit kabinet. Dat lijkt mij voor dit debat voldoende.
Tweede Kamer
Mevrouw Halsema (GroenLinks): Er is wel een opvallend verschil tussen het Bourgondische gehalte van uw omgang met de Kyotonorm en de redelijk protestantse omgang met het EMU-saldo. Gaat het om het EMU-saldo, dan wilt u voldoen aan een harde norm. Gaat het om de Kyotonorm, dan wilt u onderzoeken of het haalbaar is en maakt u het afhankelijk van internationale ontwikkelingen. Graag krijg ik van u een overzicht van de extra maatregelen die dit kabinet in gedachten heeft op het moment dat de Kyotonorm in gevaar komt. Minister Balkenende: Voorzitter. Dit type debat hoort plaats te vinden bij een begrotingsbehandeling. Dat is het moment om over de doelstelling en de instrumenten te spreken. Ik heb de algemene lijn van de inzet van het kabinet aangegeven. Voor verdere uitwerkingen past het debat per begrotingshoofdstuk. Voorzitter. Ik heb vanmorgen de nodige opmerkingen gemaakt over het kwartje van Kok en de aanwending van de middelen. Ik heb gesproken over het feit dat er tot 2010 ruim 31 mld euro beschikbaar wordt gesteld voor nieuwe infrastructuur en dat wegen en spoor daarin gelijk worden behandeld. Gegeven het feit dat ik die opmerkingen vanmorgen al heb gemaakt, lijkt het mij goed nu over te gaan naar het onderdeel van de bestuurlijke en democratische vernieuwing. Mevrouw Halsema (GroenLinks): Voorzitter. Ik vind het heel vervelend om zo vaak achter elkaar te moeten interrumperen, maar een groot aantal onderwerpen wordt nu wel erg snel doorgenomen. Er wordt tot 2007 200 mln euro geı¨nvesteerd in het spoorvervoer en er wordt 200 mln euro bezuinigd op het stads- en streekvervoer. Je komt dan volgens mij uit op nul. Minister Balkenende: Voorzitter. Dan zal ik het hele verhaal maar even houden. Ik heb gezegd dat de helft van de opbrengst van het kwartje van Kok naar wegen gaat, 20% naar vaarwegen en 30% naar het openbaar vervoer. Verder moet het onderhoud in de infrastructuur de komende jaren op de eerste plaats komen. De kwaliteit van onze infrastructuur gaat over de hele linie achteruit, onder andere vanwege een steeds intensiever gebruik en het feit
Algemene politieke beschouwingen
dat moet worden voldaan aan strengere milieu- en veiligheidseisen. De betrouwbaarheid en veiligheid van de bestaande infrastructuur komen onder druk te staan. De investering in onderhoud sluit overigens goed aan bij de wensen van de gebruikers uit de transportsector die klagen over onderhoudsachterstand. Daarnaast zet het kabinet zwaar in op een betere benutting van de bestaande wegen door de aanleg van extra spitsstroken op hardnekkige fileknelpunten. Alleen voor specifieke knelpunten met een groot economisch belang is aanleg van nieuwe infrastructuur aan de orde. Hierbij kan worden gedacht aan de A4-Midden-Delfland en de bereikbaarheid van Schiphol en Almere. Over de precieze invulling gaat het kabinet nog met de regio’s overleggen. Van de regio’s en ook van andere partijen zoals het bedrijfsleven zal een grote bijdrage worden verwacht. Voor een goed beeld van de inspanningen van het kabinet voor de komende jaren is het van belang om niet alleen naar de verschuiving in de budgetten te kijken. De totale uitgaven zijn belangrijker. In de periode tussen nu en 2010 is een bedrag van ruim 31 mld euro beschikbaar voor nieuwe infrastructuur, 12 mld euro gaat naar wegen en 12 mld euro gaat naar het spoor. De uitgaven voor onderhoud aan hoofdwegen bedragen in dezelfde periode 6 mld euro, Voor onderhoud aan het spoor is in de begroting een even groot bedrag gereserveerd. De gebruiksvergoeding van circa 1 mld euro in de periode tot en met 2010 komt daar nog bij. Al met al is het kabinet van mening dat hierbij sprake is van een evenwichtig beeld voor zowel de wegen als het openbaar vervoer. Mevrouw Halsema (GroenLinks): Voorzitter. Wij hebben ook even de cijfers uit de begroting bij elkaar geveegd. Er wordt tot 2010 in wegen 1213 mln euro geı¨nvesteerd en in het spoor 200 mln euro. Dat is niet evenwichtig. Minister Balkenende: Voorzitter. Ik geef de algemene getallen van wat er de komende jaren tot 2010 gaat gebeuren. Ik vind dat er bij de cijfers die ik geef, sprake is van evenwicht. U praat over zeer concrete getallen. Laten we de specifieke vraagstelling in tweede termijn even meenemen.
18 september 2003 TK 3
3-104
Balkenende De heer Dittrich (D66): Ik hoorde dat de minister-president naar een volgend blok overgaat. Ik heb een zeer duidelijke vraag gesteld naar aanleiding van het opschonen van de financie¨le rompslomp voor bezitters van lease-auto’s. Gaat dit kabinet in deze kabinetsperiode een begin van uitvoering maken met de kilometerheffing? Ik heb daar niets over gehoord. Minister Balkenende: Voorzitter. De kilometerheffing is ook gisteren door verschillende sprekers genoemd. Het thema ’’betalen voor mobiliteit’’ is daarbij aan de orde geweest. In het Hoofdlijnenakkoord staat dat het kabinet samen met de transportsector de mogelijkheden voor een vorm van het beprijzen van goederenvervoer over de weg zal onderzoeken. Dat gaat het kabinet ook doen. Een van de eerste stappen die gezet zal worden, is het uitvoeren van een interdepartementaal beleidsonderzoek naar de gebruiksheffing in het goederenvervoer. Wat de beprijzing van het personenvervoer over de weg betreft kiest het kabinet voor de volgende hoofdlijn. Er rijden in het jaar 2020 in Nederland naar schatting ongeveer acht miljoen auto’s rond. We zullen dan ook flinke inspanningen moeten leveren om Nederland in beweging te houden. We zetten daarom nu in op onderhoud, benutting en bouwen van infrastructuur. Op de langere termijn, rond 2010, is ook beprijzen nodig. In de nota Mobiliteit zal het kabinet daar serieus aandacht aan besteden. De heer Dittrich (D66): Als u zegt: serieus aandacht aan besteden, betekent dat dan dat dit kabinet daadwerkelijk onderzoek gaat doen, gericht op een begin van uitvoering van kilometerheffing om aan de fileproblematiek een einde te maken?
de goede volgorde. In de nota over mobiliteit wordt er nader op teruggekomen. De heer Verhagen (CDA): Dat is dus niet voor personenauto’s? Minister Balkenende: Nee, maar dat kun je op termijn niet uitsluiten. Wij hebben het niet over de invoering van kilometerheffing in deze periode, maar wij weten allemaal dat beprijzen een instrument is. In die nota zal worden gekeken naar de mogelijkheid van kilometerheffing. De uitlatingen van minister Peijs daarover zijn bekend. De heer Verhagen (CDA): Los daarvan blijf ik herhalen dat de afspraak is dat er in deze kabinetsperiode geen kilometerheffing wordt ingevoerd voor personenvervoer. De heer Rouvoet (ChristenUnie): Met zijn laatste opmerking heeft de heer Verhagen antwoord gegeven op mijn vraag wat of wie het kabinet ervan weerhoudt om tot invoering over te gaan. Wat mij verbaast, is dat de regering net doet alsof wij op punt nul zitten en gaat onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om te betalen voor mobiliteit. Het kabinet stelt zich open om daarover na te denken. Wij zijn er al heel lang mee bezig en wij kennen de discussie. Wij weten uit andere landen dat het heel lang duurt, voordat je tot daadwerkelijke invoering kunt overgaan. Mijn oproep was om tot daadwerkelijke stappen te komen en niet nu pas te gaan nadenken, alsof dat niet al heel lang het geval is.
transportsector. In de nota over mobiliteit wordt de zaak verder behandeld, maar wij gaan nog niet spreken over invoering van een kilometerheffing in deze periode. De heer Rouvoet (ChristenUnie): De minister-president is vandaag in zijn beantwoording heel veel keren duidelijk en eerlijk geweest, maar dat moet hij hier ook maar zijn. Hij zegt: wij doen het niet, invoering in deze periode willen wij niet, wij zien er niets in. Wat betekent dat nadenken dan? Hij zegt: wij willen er wel over nadenken, maar wij voelen er geen klap voor om het in deze periode in te voeren, dat doen wij niet, want dat hebben wij niet afgesproken. Minister Balkenende: Waarom luistert u niet? De heer Rouvoet (ChristenUnie): Dat moet u niet de hele dag zeggen. Minister Balkenende: Wij krijgen een eindeloze herhaling. Ik heb gezegd: voor de langere termijn is rond 2010 ook beprijzen nodig. In de nota over mobiliteit zal het kabinet daar serieus aandacht aan besteden. Dan begint de discussie, omdat je op een gegeven moment de noodzaak van beprijzing wel ziet. Dat sluit aan bij wat de minister heeft gezegd. Dan denk ik dat ik helemaal helder ben geweest. De heer Rouvoet (ChristenUnie): Nee, dat bent u niet. U zegt dat u er in deze periode over na wilt denken. U gaat nadenken over iets wat een volgend kabinet misschien wenselijk vindt, maar wat u in ieder geval niet wenselijk vindt. U zit niet op punt nul. Wij hebben al heel lang over de kilometerheffing gesproken. Er was een breed draagvlak voor, ook in de samenleving. U zegt: wij gaan terug naar punt nul, wij gaan erover nadenken en misschien komt het in 2010 in beeld. Dat is toch een rare redenering?
Minister Balkenende: Ja, wij hebben altijd gezegd: eerst bewegen en dan aan de prijs. Dat is een bekende uitdrukking. In deze periode wordt de kilometerheffing niet ingevoerd. Wij praten wel over de transportsector. Wij zullen de problematiek in kaart brengen. Ik heb 2010 genoemd. De uitlating van de minister van Verkeer en Waterstaat is bekend. Er kan nog geen voorschot worden genomen op wat er dan gebeurt. Ik wees wel op het belang van het beprijzen, maar het moet in
Minister Balkenende: U wilt feitelijk iets anders horen. U wilt horen dat er in deze kabinetsperiode al een begin wordt gemaakt met de implementatie van kilometerheffing. Dat doen wij niet, want dat hebben wij niet afgesproken, maar het denken staat niet stil. Natuurlijk zullen wij kijken naar de mogelijkheden. Wanneer het hele systeem wordt ingevoerd, is dat een kostbare geschiedenis. De implementatie van het idee is niet eenvoudig. Op het moment dat je dat gaat doen, moet je heel goed weten waarom je het doet. Het tijdpad moet helder zijn. Dat betekent dat je niet even lukraak kunt zeggen dat je dat in deze periode doet. De afspraken zijn volledig helder. Er vindt een gesprek plaats over de beprijzing in de
De heer Bos (PvdA): Heb ik het goed begrepen dat de minister-president zegt dat beprijzing onvermijdelijk is
Tweede Kamer
Algemene politieke beschouwingen
18 september 2003 TK 3
Minister Balkenende: Op dit punt denken wij gewoon verschillend. U overtuigt mij niet en ik overtuig u niet. De heer Rouvoet (ChristenUnie): Dat is een conclusie die je kunt trekken.
3-105
Balkenende voor 2010? Hij zegt feitelijk dat een volgend kabinet het zal invoeren en dat dit kabinet het zal voorbereiden. Minister Balkenende: Er is sprake van interpretatie. Ik heb gezegd dat beprijzen nodig zal zijn en dat wij er in de nota over mobiliteit verder over zullen spreken. Soit.
miljarden schade lijdt. Laat de minister van Verkeer en Waterstaat eerst aan het werk gaan met de spoedwet wegverbreding en ervoor zorgen dat het verkeer in beweging komt, dan praten wij over vijf jaar wel verder.
De heer Herben (LPF): Ik was even teleurgesteld, omdat mijn zeer gewaardeerde collega Rouvoet vroeg, waarom de kilometerheffing niet gewoon wordt ingevoerd aangezien daarvoor een breed draagvlak bestaat. Hij vergeet dan te gemakkelijk de LPF. De LPF is mordicus tegen de kilometerheffing. Wij hebben ons neergelegd bij het CDA-compromis Eerst bewegen, dan beprijzen in het eerste Strategisch akkoord. Dat vinden wij fair tegenover de mensen die nu stilstaan in de file en geen alternatief hebben en het bedrijfsleven dat
Minister Balkenende: Aan wat de heer Herben zegt, heb ik niets toe te voegen. Het was een eerlijk verhaal. Hij kreeg zelfs applaus van de heer Eerdmans. Dat is ook meegenomen. Ik ben toegekomen aan het thema bestuurlijke en democratische vernieuwing. De heer Dittrich, sprekend namens een partij die daarover in het verleden veel heeft gezegd, vroeg naar de visie van het kabinet op de taken van de overheid. Hij vroeg tevens of het aangekondigde plan voor de modernisering hierop ingaat. Bij het kijken naar de overheid als organisatie is een belangrijke startvraag, wat de primaire taken van de overheid zijn. De overheid kan immers niet de oplossing voor alle problemen zijn. Pas waar de verantwoordelijkheid van de burger eindigt, heeft de overheid een taak. De overheid moet vervolgens haar kerntaken wel beter uitvoeren. Vorig najaar heeft de Wetenschappelijke raad voor het regeringsbeleid een rapport uitgebracht getiteld De toekomst van de nationale rechtsstaat. Dit rapport bevat een analyse van de vormgeving en het functioneren van de overheid vanuit de fundamentele beginselen van de rechtsstaat, bijvoorbeeld hoe de overheid onder druk van ontwikkelingen en incidenten steeds met goede bedoelingen probeert, alle problemen in de samenleving op te lossen. Vervolgens blijkt zij niet in staat dat ook te doen. Er zijn steeds meer en gedetailleerder regels bijgekomen die niet kunnen worden gehandhaafd. Meer regels, meer voorschriften, meer agenten, meer toezichthouders kunnen de maatschappelijke problemen niet oplossen. Het doorgaan op de huidige weg is niet alleen ondoenlijk, maar ondergraaft uiteindelijk ook de werking van de rechtsstaat. De overheid kan haar taken niet meer goed uitvoeren. Het maatschappelijk initiatief krijgt te weinig ruimte en het vertrouwen in het recht wordt ondergraven. Een nieuwe koers is nodig. Kortom, het kabinet streeft naar een overheid die terughoudender is
Tweede Kamer
Algemene politieke beschouwingen
De heer Bos (PvdA): U ontkent het dus niet. De heer Dittrich (D66): Het komt erop neer dat er voorbereidingen moeten worden getroffen, zodat het voor of in 2010 ingevoerd kan worden. Het kan niet zo zijn dat er een beetje wordt nagedacht en dat in of na 2007 pas wordt gekeken hoe men het doet. Dan verliezen wij jaren en staan al die mensen jarenlang in de file. Als u toezegt dat het in het mobiliteitsplan gereed wordt gemaakt, zodat het zo snel mogelijk in of na 2007 kan worden ingevoerd, zijn wij in Nederland een stap verder. Minister Balkenende: Die toezegging krijgt u niet. Ik loop niet vooruit op een debat dat wij nog zullen voeren in het kader van de nota over mobiliteit. Je moet afwegingen maken. Wij zullen op een ordentelijke manier beprijzen. Ik kondig echter niet aan dat dan en dan het rekeningrijden wordt ingevoerd. Daar peins ik niet over. De heer Dittrich (D66): U moet mensen toch het perspectief kunnen bieden dat zij niet langer in de file staan en een beetje kunnen doorrijden? Dat is nodig voor het personenvervoer. Minister Balkenende: Om de files weg te werken is meer nodig dan alleen een kilometerheffing.
in wat zij regelt, een groter beroep doet op maatschappelijke krachten, ondertussen wel voorziet in de borging van publieke belangen en rechtsstatelijke eisen en hoogwaardige prestaties levert als de behartiging van publieke taken niet bij markt of maatschappelijke instelling kan worden neergelegd. Dit streven dat ik in algemene zin heb aangeduid, zal het kabinet dit najaar verder uitwerken, onder meer in het programma modernisering overheid, waarvoor het kabinet dit jaar met een visie en een actieprogramma zal komen. Onder meer de heer Van Aartsen heeft gevraagd, reeds nu een tipje van de sluier op te lichten. Belangrijke onderdelen in het plan zijn deregulering, de relatie tussen overheid en burger, de organisatie en werkwijze van de rijksoverheid zelf en de relaties tussen overheden. Bij de modernisering van de overheid moet het resultaat voor de burger voorop staan. De burger wenst, terecht, een integere en betrouwbare overheid die toegankelijk is en efficie¨nt is georganiseerd. De inzet van ICT op een klantvriendelijke manier zal een belangrijke rol spelen bij het toegankelijk en transparant maken van de overheid. De heer Verhagen uitte de wens, te lange doorlooptijden van vergunningsprocedures te verminderen. Dat is heel uitdrukkelijk de bedoeling. Ministeries gaan daarvoor hun grote regelgevingscomplexen kritisch doorlichten op overbodige regels of regelgeving die onnodig ingewikkeld is. De ministeries van SZW, VROM en OCW hebben daartoe al initiatieven genomen. Het kabinet wil hierbij wel zorgvuldig tewerk gaan, zodanig dat uiteindelijke toetsing door een onafhankelijke rechter gewaarborgd blijft. De suggestie van de heer Verhagen om een vergunning automatisch te verlenen, als niet binnen een termijn van zes maanden op de aanvraag is gereageerd, is een onorthodox idee waarop het kabinet in het kader van het programma modernisering overheid zeker terug zal komen. Wij willen eerst weten wat de consequenties zijn. De heer Verhagen (CDA): Kan dat voor het einde van het jaar? Minister Balkenende: Het programma modernisering komt in oktober of november. Dat betekent dat wij binnen afzienbare tijd over de
18 september 2003 TK 3
3-106
Balkenende suggestie van de heer Verhagen kunnen spreken. Het kabinet zal bij de uitvoering van zijn programma modernisering overheid vanzelfsprekend regelmatig rapporteren over de voortgang en de resultaten, ondermeer ten aanzien van de vermindering van de regeldruk. De heer Dittrich pleit voor meer samenwerking tussen departementen. Enkele belangrijke acties van het kabinet zijn de volgende. In de eerste plaats de takenoperatie van de overheid. In het kader van deze operatie zullen er op korte termijn voorstellen worden gedaan over het verminderen van overlap op de belangrijkste raakvlakken tussen ministeries. In de tweede plaats de herinrichting van de rijksdienst. Deze operatie zal leiden tot het formuleren van een visie voor een nieuw reorganisatieontwerp van de rijksdienst met minder of anders ingerichte en gestuurde ministeries, opdat slagvaardiger kan worden gewerkt aan het oplossen van de maatschappelijke urgenties van deze tijd. In de derde plaats een versobering van het adviesstelsel. In de vierde plaats het daadwerkelijk inzichtelijk maken van de volumeontwikkeling. In de vijfde plaats het terugdringen van de uitgaven aan externen. Naar aanleiding van een opmerking van de heer Herben geef ik aan dat in het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken om in totaal 205 mln euro minder aan de inhuur van externen te willen uitgeven. Dat is ongeveer de helft van de 400 mln euro die nu aan externen wordt besteed. Dat is een ambitieuze doelstelling. Natuurlijk kan een dergelijke taakstelling niet gerealiseerd worden zonder naast financie¨le maatregelen inhoudelijke maatregelen te treffen. Het kabinet zal enerzijds het inhuurproces verbeteren en anderzijds alternatieven ontwikkelen voor de externeninhuur. Ook de relaties tussen de medeoverheden kunnen soms eenvoudiger worden vormgegeven. Budgetten kunnen onder minder voorwaarden worden verstrekt indien achteraf een goede verantwoording wordt gegeven over hetgeen met het geld is gebeurd. Binnen het grotestedenbeleid geschiedt dit door het bundelen van geldstromen en de maximaal vier brede doeluitkeringen. Een ander voorbeeld is het schonen van specifieke uitkeringen. Die laatste zijn uitkeringen aan gemeen-
Tweede Kamer
ten buiten het Gemeentefonds om voor een bepaald doel. Het kabinet zal dit najaar zowel de visie als het actieprogramma modernisering overheid aan de Kamer voorleggen. De heer Marijnissen (SP): Ik heb in mijn termijn gesproken over een alternatief voor de marktwerking als instrument om publieke zaken efficie¨nt te regelen. Ik maak van de gelegenheid gebruik om de minister-president uit te nodigen om in retrospectief zijn visie te geven op de marktwerking die in de afgelopen jaren is geı¨ntroduceerd. Ik heb de taxiwet genoemd. Ik kan ook nog de elektriciteitswet noemen. Is de minister-president van zins om door te gaan met introductie van marktwerking? Wil hij die misschien op sommige terreinen terugdraaien? Minister Balkenende: Ik neem die uitnodiging aan. Ik heb voor hem dan ook een verhaal. Ik begin. De heer Marijnissen heeft in zijn betoog stilgestaan bij de verschillende liberaliseringsoperaties van de afgelopen jaren. De heer Marijnissen (SP): Hij heeft het briefje klaarliggen! Minister Balkenende: Wij bereiden ons voor op dit soort debatten. Maakt u zich geen zorgen! Marktwerking is voor het kabinet geen dogma. Dat lijkt wel het geval te zijn bij de heer Marijnissen. Die lijkt per definitie tegen, ook als marktwerking voordelen heeft. Het is niet meer van deze tijd dat de consument gedwongen wordt altijd hetzelfde vervoersbedrijf, dezelfde notaris of dezelfde arts te gebruiken. Geen gedwongen winkelnering meer, maar vrijheid om te kiezen voor de prijs/kwaliteitcombinatie die eenieder voor zichzelf gewenst acht. Door de concurrentie om de klant ontstaat voor bedrijven bovendien een prikkel om efficie¨nter te werken. Zo zijn de energieprijzen voor de middenverbruikers na de liberalisering met zo’n 20% gedaald. Nogmaals, geen dogma’s. Het kabinet is bereid om in het verleden gemaakte keuzes opnieuw tegen het licht te houden. Als resultaten niet voldoen aan de verwachtingen, kan en moet er worden ingegrepen. De heer Marijnissen noemde de taximarkt. Op die markt zijn door de minister van Verkeer en Waterstaat tal van maatregelen aangekondigd. Ik noem
Algemene politieke beschouwingen
de verbetering van de zichtbaarheid van de tariefkaart, de omgang met een maximumtarief, de kwaliteit van de chauffeur door stratenkennis en beheersing van de Nederlandse taal en de oprichting door de branche van een keurmerk voor taxivervoer. De discussie hierover met de Kamer loopt volop en wordt op korte termijn voortgezet. Dat geldt ook voor belangrijke voorzieningen als gas en elektriciteit. De ruimte die ontstaat door liberalisering kan in deze sectoren natuurlijk nooit ongelimiteerd zijn. De overheid zal altijd belangrijke verantwoordelijkheden houden en die moet zij ook nakomen. Dat betekent overigens niet dat er nooit meer ergens een stroomstoring zal zijn. Die garantie kan de overheid natuurlijk niet geven, maar wel dat er wordt ingegrepen als het nodig is. Zo zullen de plannen voor noodsituaties – daar was de afgelopen zomer ook sprake van – grondig worden bekeken en zonodig worden aangepast. Dan zal ook de gewenste regievoering door de overheid in dergelijke situaties aan de orde worden gesteld. Ook de betrouwbaarheid van de gas- en elektriciteitsnetten is een zorg van de overheid en die moet hoog blijven. Om dit te waarborgen zijn wettelijke maatregelen nodig, onder meer om de onafhankelijke positie van de netbeheerders te versterken, de toezichthouder hoge boetes te kunnen laten opleggen en de mogelijkheden tot ingrijpen door de minister te vergroten. De bescherming van de consument is een derde belangrijke verantwoordelijkheid van de overheid. Recentelijk is een van de nieuwe handelsbedrijven in energie failliet gegaan. Vanwege de bijzondere verantwoordelijkheid voor kleinverbruikers wordt door de overheid een vangnet gecree¨erd. Hierdoor zullen consumenten in het geval dat hun failliete energiebedrijf niet langer stroom of gas kan leveren aan nieuwe leveranciers worden toegewezen. Zo kan niemand zonder stroom komen te zitten bij een faillissement. Ook zal het kabinet ervoor zorgen dat de klant, dus ook de particuliere consument, niet de dupe kan worden van de afwikkeling van een faillissement. Het gaat dan bijvoorbeeld om het tweemaal in rekening brengen van transportkosten.
18 september 2003 TK 3
3-107
Balkenende De productiecapaciteit van energie moet te allen tijde groot genoeg zijn. Voor de korte termijn is deze nog voldoende, voor de lange termijn echter niet. Investeringen in piekcapaciteit zijn duur en onvoldoende renderend. Het kabinet wil deze investeringen stimuleren. Op welke wijze dit precies wordt vormgegeven, is op dit moment nog niet duidelijk, maar wij hebben nog tijd om daar eens goed naar te kijken. De Kamer zal hier voor de zomer van volgend jaar een voorstel van het kabinet voor ontvangen. Kortom, van Amerikaanse toestanden is in onze visie absoluut geen sprake.
Minister Balkenende: U begon met een opmerking over marktwerking en u vroeg of de overheid zelf niet
bepaalde taken onder zich moet houden. Dat is natuurlijk een discussie die al lange tijd speelt. In de afgelopen jaren hebben wij de operatie Marktwerking, deregulering en wetgevingskwaliteit gehad. Wij weten allemaal dat er in het begin van de jaren negentig wereldwijd werd gedebatteerd over liberalisering en privatisering. De redenering was toen dat dit de methode van werken moest worden, maar wij hebben inmiddels de schaduwzijden daarvan gezien. Er is een prijsvoordeel voor de consument als er sprake is van verschillende aanbieders. Wordt daar niet aan voldaan, dan heb je een probleem. Dan moet je corrigeren. Daarom is toezicht nodig, zoals de NMa. Er is een marktmeester nodig die op een gegeven moment zegt dat het zo niet langer kan. Nu vind ik dat in de discussie over marktwerking niet zomaar kan worden gezegd dat de overheid daarvoor kan zorgen. De overheid moet je op een andere manier duiden. Je moet kijken wat de taken zijn die op het bord van de overheid behoren te liggen. Dat is eigenlijk een politieke afweging. Daar heb ik vandaag het nodige over gezegd, maar ook in het stuk van het kabinet is daar veel over te vinden. Het debat waar u nu op doelt, komt terug bij het project Modernisering overheid. Dan kunnen wij er uitgebreider op ingaan. U noemde de institutionele moraal. Ik vind dat u daarover een belangrijke opmerking hebt gemaakt. Als die institutionele moraal ontbreekt, gaat het van kwaad tot erger. Wij zien op dit moment al de uitwassen daarvan. Er zijn genoeg schandalen in Amerika geweest, wij zien scheefgroei in salarisverhoudingen en zo zijn er nog tal van voorbeelden te noemen. Als wij een samenleving willen waarin mensen verantwoordelijkheid kunnen nemen, dan moet die verantwoordelijkheid van binnen uit worden gedragen en gepaard moeten gaan met zoals u het noemt een institutionele moraal, integriteit, respectvol en zorgvuldig omgaan met wat je hebt te doen. Soms kun je dat ondersteunen met regelgeving, je kunt afspraken maken, je kunt werken aan transparantie – wat wordt afgesproken moet niet heimelijk zijn – maar het moet ook van binnen uit komen. Dat is vaak een stuk lastiger en daar zit volgens mij ook een verband met het vraagstuk van waarden en normen. Als u een pleidooi voert
Tweede Kamer
Algemene politieke beschouwingen
De heer Marijnissen (SP): Nu krijg je een leuk inkijkje in het proces van de algemene beschouwingen. Deze verhandeling lag er dus al. U had dit waarschijnlijk gewoon overgeslagen als ik niet naar voren was gekomen. Ik ben u erg erkentelijk voor het antwoord. Het maakt in ieder geval duidelijk dat het kabinet oog heeft voor de nadelen van marktwerking. Ik zal niet zo ver gaan dat ik u uitnodig om uit te leggen wat de voordelen zijn van de verzelfstandiging van de NS. Daarmee zou ik u waarschijnlijk erg in verlegenheid brengen. Misschien is het goed als u aangeeft hoe de publieke sector efficie¨nter zou kunnen werken, zodat het argument voor de introductie van marktwerking vervalt. Ik heb daarvoor een paar suggesties gedaan. Een daarvan was wat ik ’’institutionele moraal’’ heb genoemd. Ik vind dat er in de publieke sector over het algemeen te weinig oog bestaat voor de mensen die er werken. De mensen aan de top neem ik het nog het meest kwalijk dat zij te weinig oog hebben voor de bijzondere verantwoordelijkheid die zij dragen voor die publieke voorzieningen. Dat zie je onder andere bij de semi-publieke instellingen, waar de salarissen onmiddellijk fors verhoogd worden. Ik heb de cijfers genoemd. Je ziet het ook aan het ’’job hoppen’’, terwijl ik denk dat enige hechting aan een baan in de publieke sector nodig is om goed te kunnen functioneren. Ik nodig u uit om daar eens een enkel woord aan te wijden.
voor meer aandacht voor de institutionele moraal, dan doet u daarmee een belangrijke uitspraak die door velen verstaan zou moeten worden, los van verschillen in denken over de rol van de overheid en over marktwerking. Dit is eigenlijk iets wat overstijgend is. Ik vind dat u daar een goed pleidooi voor hebt gevoerd. De heer Marijnissen (SP): Dat is een pleidooi van ook maar een Kamerlid of ook maar een minister-president, de vraag is wat wij eraan kunnen doen om ervoor te zorgen dat het weer terugkomt. Misschien is dat – om de woorden van de heer Van der Vlies te gebruiken – wel ten diepste mijn kritiek op dit kabinetsbeleid. Ik denk dat heel veel mensen die in die sectoren werkzaam zijn uw kabinet en uw beleid niet als bondgenoten zien. Zij hebben niet het gevoel dat de problemen waar zij dagelijks mee geconfronteerd worden in de zorg, het onderwijs, enz. – ik heb daar voorbeelden van te over – werkelijk worden opgelost. Daardoor is op de werkvloer de laatste 20 jaar een soort cynisme ontstaan, zoiets van ’’ik kan het ook niet allemaal meer oplossen’’. Daar is dan nog bijgekomen het idee dat in de publieke sector hoge salarissen aan de top moeten worden betaald. Dat heeft een soort nieuwe chemie, dat toegenomen cynisme opgeleverd dat een groot structureel productieverlies oplevert. Overigens excuus voor het woord ’’productie’’ in dit verband maar ik kan er zo gauw geen ander woord voor bedenken. Minister Balkenende: U spreekt over cynisme en het lijkt mij goed om daarover ook iets te zeggen, want een samenleving waarin cynisme bestaat, is gewoon killing. Daardoor gaan zaken niet goed. U schetste hoe instellingen tegen dit kabinet aan kijken. De afgelopen jaren heb ik in het land de nodige werkbezoeken afgelegd. Dan hoor je verhalen van onderwijzers die voor de klas staan, van de directeur van de basisschool die zegt dat er veel te veel regelingen zijn, dat hij in korte tijd zes nota’s moet produceren wat ten koste gaat van zijn creativiteit. Ik kom in ziekenhuizen en hoor verzorgers die zeggen dat zij veel meer zouden kunnen doen, maar dat de regelingen zodanig zijn dat ze te weinig van hun creativiteit kwijt kunnen. Met al dat soort signalen
18 september 2003 TK 3
3-108
Balkenende heb je rekening gehouden en daar willen wij ook op inspelen. Als dit kabinet zich wil inzetten voor minder regels, minder bureaucratie, minder regelzucht, dan is dat een oprechte poging om dit soort geluiden op te pakken, omdat er veel meer creativiteit in de samenleving bestaat. Daarmee kunnen wij het natuurlijk niet iedereen naar de zin maken. Ik ga geen gouden bergen beloven, maar als wij ruimte kunnen bieden voor die eigen verantwoordelijkheid ook om dat cynisme te doorbreken, dan moeten wij daar alles aan doen. De heer Marijnissen (SP): Ik hoop u in de toekomst nog heel veel voorbeelden te kunnen voorhouden die volgens ons demotiverend werken en geld kunnen opleveren als het wordt afgeschaft. U kunt geen gouden bergen beloven, maar dat vragen wij natuurlijk ook niet. U gaat echter wel voorbij aan het feit dat eigenlijk al vanaf het begin van de jaren tachtig in de publieke sector het idee is ontstaan dat men in Den Haag dat gevoel van urgentie niet heeft rond de kwaliteit van het werk. Dat maakt het werk buitengewoon moeilijk. Het is buitengewoon frustrerend om een te grote klas te hebben, het is zeer frustrerend om ouderen in hun laatste dagen niet de zorg te kunnen geven die zij verdienen. Wij gaan op dit punt echt de verkeerde weg op en uw kabinet met dit beleid biedt daar geen oplossing voor. Minister Balkenende: Ik ben het niet eens met uw laatste opmerking. Wij hebben een en andermaal gezegd dat de stem van de kiezer op 15 mei vorig jaar en op 22 januari dit jaar serieus moet worden genomen; ook die stem kwam namelijk voort uit gevoelens van onbegrepen zijn en van afstand tussen de politiek en de bevolking. Die stem moet serieus worden genomen. Daarom moeten wij het ons aantrekken. Dat geldt voor ons allemaal, dus ik doe het ook vanuit mijn verantwoordelijkheid. Mevrouw Halsema (GroenLinks): Ik vind deze abstracte discussie wel belangrijk, maar zal haar niet voortzetten. Ik heb een uitermate praktische vraag naar aanleiding van het debat over de privatiseringen. Klopt het bericht dat dit kabinet de
Tweede Kamer
privatisering van Schiphol opnieuw op de agenda gaat zetten?
Minister Balkenende: Volgens de gemaakte afspraken ten aanzien van Schiphol kan er sprake zijn van privatisering en van het op de aandelenmarkt brengen van het geheel. De stukken bieden daarvoor ruimte. Het moet alleen op een verstandige manier gebeuren, dus er moet worden gekeken naar het moment waarop dat opportuun is. Dat zullen wij weloverwogen doen. Meer dan dat valt er niet over te zeggen, dus u vraagt toch enigszins naar de bekende weg. Ik vervolg mijn betoog en ga verder met de gezondheidszorg. Gezondheid heeft een grote invloed op de kwaliteit van leven van mensen. Daarom willen wij dat
iedereen in Nederland toegang heeft tot adequate gezondheidszorg ongeacht leeftijd, inkomen of gezondheid. De manier waarop de gezondheidszorg nu echter is georganiseerd, voldoet niet aan de eisen van deze tijd. Niet de vraag van de patie¨nt, maar het aanbod van de instellingen bepaalt de zorg. Ondoelmatigheid, hoge werkdruk en ontevreden patie¨nten hebben een negatieve invloed op het werk van artsen en verpleegkundigen. Het aantal wachtlijsten is wel verminderd, maar nog niet opgelost. Ten slotte dreigt, niet onbelangrijk, de zorg onbetaalbaar te worden. Onlangs nog kenschetste president Wellink van De Nederlandsche Bank de zorg als een tikkende financie¨le tijdbom. Kijkend naar de recente jaren, constateren wij dat de zorguitgaven veel en veel harder zijn gestegen dan het nationaal inkomen. Daar was ook reden toe, want de situatie rond de wachtlijsten was maatschappelijk niet meer aanvaardbaar. Deze inhaalslag kost de burger ook veel geld. Hij betaalt tenslotte alles, eerst en vooral via de premies en verder via de belastingen waarmee een deel van de zorg wordt gefinancierd. De premies zijn de afgelopen jaren extreem gestegen: in 1997 betaalde de modale werknemer € 200 per maand aan wettelijke zorgpremies; in 2003 was dat al € 467. Dat kan zo niet doorgaan. Daarom bestaat de noodzaak tot ingrijpen. Is er reden om aan te nemen dat de zorguitgaven vanzelf terugkeren naar een acceptabel lager niveau? Wie naar de overheersende trends kijkt, ziet dat het tegendeel helaas waar is. In vergelijking met de ons omringende landen staat Nederland nog maar aan het begin van de grote vergrijzingsgolf. De medische wetenschap kan steeds meer, maar de kosten van de nieuwe behandelingen zijn hoog. In de AWBZ-sector zijn er tekenen dat in toenemende mate een beroep wordt gedaan op het collectieve systeem, terwijl voorheen de eigen verantwoordelijkheid en hulp aan elkaar voorop stonden. Er zijn in het systeem van de gezondheidszorg ook onvoldoende prikkels om de doelmatigheid te vergroten. Dat brengt ons bij de vraag hoe wij tot een houdbaar stelsel kunnen komen. De centrale opdracht op het terrein van de zorg van dit kabinet is in de komende jaren het veiligstellen van een houdbaar stelsel dat niet
Algemene politieke beschouwingen
18 september 2003 TK 3
Minister Balkenende: Voorzitter. Mag ik mevrouw Halsema kortheidshalve verwijzen naar de in de afgelopen tijd gemaakte afspraken? Er wordt rekening gehouden met de mogelijkheid van beursgang; de vraag is wanneer dat opportuun is. Wij allen kennen deze discussie. Waarom moeten wij die opnieuw voeren? Mevrouw Halsema (GroenLinks): Omdat de beweging de afgelopen tijd tegengesteld was en er eigenlijk steeds minder steun was voor de privatisering van Schiphol. En terecht! U bent nog steeds politiek leider van het CDA en weet dus als geen ander dat de grootste regeringspartij altijd grote bezwaren heeft gehad tegen de privatisering van Schiphol. Het verbaast mij dus ten zeerste als dit kabinet Schiphol alsnog wil privatiseren. Minister Balkenende: Ik denk dat de ten aanzien van Schiphol gemaakte afspraken bekend zijn. Die staan in de beleidsstukken, zoals wij allen weten. Wel moet ik u zeggen dat ik iets meer heb genoten van de vragen van de heer Marijnissen dan van die van u, mevrouw Halsema. Mevrouw Halsema (GroenLinks): Ik zal maar geen kwalificatie geven van uw antwoorden en vragen... Maar ik wil wel een antwoord: gaat u de privatisering van Schiphol opnieuw overwegen? Ik snap dat het lastig is voor u, omdat uw eigen partij daar altijd tegen is geweest, maar ik wil wel gewoon een antwoord.
3-109
Balkenende alleen toegankelijk en solidair blijft, maar ook doelmatig en betaalbaar is. Zoals ook op andere terreinen van het kabinetsbeleid is een nieuwe verantwoordelijkheidsverdeling het kernbegrip. Om te beginnen wil het kabinet een grotere verantwoordelijkheid leggen bij de zorgverleners en de verzekeraars. Hun taak is het om zo efficie¨nt mogelijk te werken, de kwaliteit zo hoog mogelijk te houden en goed na te denken over de vraag hoe het beter kan. Dit betekent dus innovatie. Er valt nog een wereld te winnen. Ook moeten de prestaties van ziekenhuizen transparanter worden en meer dan nu met elkaar worden vergeleken. Zij moeten zich veel meer verantwoordelijk gaan voelen voor een goed functionerende gezondheidszorg, opdat de patie¨nt de zorg krijgt waarom hij of zij vraagt. Ik ben het dan ook met de heer Verhagen eens dat overbodige regelgeving en bureaucratie in de zorg moeten worden aangepakt. Dit pleidooi klonk overigens al in eerdere debatten. De minister van VWS zal het thema ’’minder lasten, minder regels en meer rendement’’ in de komende periode stevig aanpakken. Daarbij zal hij zich niet alleen richten op vermindering van de bureaucratie die wet- en regelgeving veroorzaakt, maar ook op de bureaucratie die door de zorgaanbieder zelf wordt veroorzaakt. In de begroting van VWS is reeds een aantal aanzetten hiertoe weergegeven. Concrete resultaten van de uitvoering van de voorstellen van het rapport Minder regels, meer zorg van de commissie-De Beer zijn of komen inmiddels in zicht.
Minister Balkenende: Over al deze zaken kom ik later nog te spreken. Alle punten die gisteren aan de orde zijn gesteld, ga ik nog na.
In het kader van deze begroting heeft het kabinet allereerst gekeken naar prijs- en tariefmaatregelen die zijn gericht op zorgaanbieders. Waar mogelijkheden zijn voor afroming van inkomens en kostenreductie, hebben wij dat vertaald in maatregelen: efficiencykorting, beperking van kortingen en bonussen van apothekers en het tarief voor de thuiszorg. Daarnaast is het belangrijk dat de burgers zich bewuster wordt van de kosten van de zorg. Deze zomer konden wij in de krant lezen dat patie¨nten soms domweg niet komen opdagen bij afspraken in het ziekenhuis omdat zij met mooi weer liever naar het strand gaan. Dit laat pijnlijk zien hoe onverschillig mensen kunnen omgaan met volledig collectief gefinancierde diensten. Daarom willen wij de burger meer laten zien dat gezondheidszorg een kostbare zaak is, waarmee je zorgvuldig moet omgaan. Het vragen van eigen bijdragen is daartoe een middel. Verder weten wij allen dat het heel wat eenvoudiger is om aanspraken toe te voegen aan het verzekerde pakket dan om er iets uit te halen. Ook daardoor stijgen de kosten van de zorg steeds verder. In dat licht hebben wij het pakket op onderdelen beperkt, daar waar het verantwoordelijk is dat burgers meer eigen verantwoordelijkheid krijgen en niet het risico ontstaat dat medisch echt noodzakelijke zorg niet meer bereikbaar is voor mensen met lage of modale inkomens. Naar aanleiding van de gestelde vragen ga ik zo dadelijk nog dieper op de maatregelen in. De maatregelen die het kabinet in voorbereiding heeft, zijn stevig; dat realiseer ik mij terdege. Diverse afgevaardigden hebben zich daarover in de eerste termijn zeer kritisch uitgelaten, waarop ik uiteraard wil reageren. Ik zal daarbij ook ingaan op de koopkrachtgevolgen voor de zwakke groepen. Natuurlijk zijn de maatregelen pijnlijk voor mensen die daardoor voor hogere kosten komen te staan; daar sluit ik mijn ogen niet voor. Kabinet en Kamer moeten echter verder kijken dan dat. Wij hebben in ons land een zeer toegankelijk en solidair systeem van gezondheidszorg. Iedereen krijgt, ongeacht inkomen of gezondheid, toegang tot dezelfde kwaliteit zorg. Van dat prachtige uitgangspunt blijft echter niets over als wij de kosten steeds verder uit de hand laten lopen. In die situatie zijn
er twee mogelijkheden. De ene mogelijkheid is het rantsoeneren van het aanbod; waartoe dat leidt weten wij uit het verleden. De andere mogelijkheid is, ervoor te zorgen dat iedereen in de zorg, burgers, zorgaanbieders en verzekeraars, zich medeverantwoordelijk gaat voelen voor het beheersen van de kosten. Daar hoort bij dat wij niet meer in het collectief verzekerde pakket opnemen dan noodzakelijk is. Wie hier bepleit om onder het mom van sociaal gevoel door te gaan met pappen en nathouden, houdt de burgers van dit land een onjuist beeld voor. Als de wal eenmaal het schip keert, dan zal onvermijdelijk juist die tweedeling in de zorg ontstaan waar de partijen die ons nu het hardst bekritiseren, altijd zo bang voor zijn. Ik kom bij de opmerkingen van mevrouw Halsema, de heren Bos, Rouvoet en Marijnissen. Zij hebben hun zorgen geuit over de inkomenseffecten van de maatregelen in de zorg, en die zorgen begrijp ik. Wat zij over deze inkomenseffecten hebben gezegd, geeft echter een verkeerd beeld van de gevolgen van de maatregelen van het kabinet. Dit doet onrecht aan de compensatiemaatregelen die het kabinet heeft genomen. Zonder de maatregelen van het kabinet zou de ziektekostenpremie fors hoger uitvallen. Alles wat wordt bezuinigd, vertaalt zich in premiedaling of minder premiestijging. Kortom, niets blijft in de schatkist hangen, alles komt terug via de premies. Dit voordeel geven wij dus aan de burgers. Verder leiden de maatregelen ter grootte van 2,3 mld euro slechts voor ongeveer de helft tot kosten voor de burger, omdat de andere helft door de zorginstellingen wordt opgebracht. Gemiddeld genomen is de premiedaling als gevolg van de maatregelen groter dan de extra last voor de burgers. Het is natuurlijk zo dat dit gemiddelde niet voor iedereen geldt. In het Hoofdlijnenakkoord stond daarom dat het kabinet rekening zou houden met de gevolgen voor zwakke groepen. Daarom zijn bij twee pakketmaatregelen, fysiotherapie en zelfzorggeneesmiddelen, de chronisch zieke gebruikers uitgezonderd. Daarnaast heeft de regering compensatiemaatregelen genomen. Er is 70 mln euro voor het zittend ziekenvervoer beschikbaar. Verder is er gerekend met een hoger gebruik van de fiscale tegemoetkomings-
Tweede Kamer
Algemene politieke beschouwingen
18 september 2003 TK 3
De heer Bos (PvdA): De ministerpresident maakt zich terecht zorgen over de bureaucratie in de zorg, maar staat wel op het punt om weer nieuwe bureaucratie in te voeren, namelijk de medicijnknaak. In het verleden hebben wij geleerd tot hoeveel bureaucratie dit leidt. De heer Verhagen heeft hier gisteren een vurig pleidooi gehouden om dat niet te doen, en de kosten die daarmee samenhangen met elkaar te dragen door middel van premies. Wat vindt de heer Balkenende van dat voorstel?
3-110
Balkenende regeling. Daarnaast is er een extra fiscale regeling voor degenen met weinig of geen fiscaal inkomen. Hierop kom ik nog terug. Met de nieuwe tegemoetkomingsregeling, die vanaf 2004 gaat gelden, zullen vooral ouderen met een laag inkomen via de Belastingdienst een tegemoetkoming kunnen krijgen die behoorlijk kan oplopen. Voor een groep van ongeveer 275.000 AOW’ers zal dit voordeel minimaal € 330 per jaar bedragen. Al met al heb ik de overtuiging dat het kabinet het pakket en de flankerende maatregelen zo heeft vormgegeven, dat de koopkrachteffecten voor kwetsbare groepen binnen aanvaardbare grenzen worden gehouden. De heer Rouvoet (ChristenUnie): Ik laat het punt van het zittend ziekenvervoer even liggen, omdat daarover is al apart gesproken. In de schriftelijke antwoorden wordt verwezen naar bijlage 15 van de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Ik doel op de cumulatie van specifieke inkomenseffecten voor bepaalde groepen, zoals minima en ouderen. Ouderen staan op vier punten in de min, zo staat in dat stuk. Alleen de tegemoetkoming buitengewone uitgaven levert voor hen een plus op. Ik schat in dat die plus niet voldoende zal zijn om de minnen bij de huursubsidie, de AWBZ en de bijzondere bijstand en de dubbele min bij de eigen bijdrage voor geneesmiddelen te compenseren. Wil de ministerpresident garanderen dat de tegemoetkomingsregeling niet zal bestaan uit een vast bedrag, maar dat zij gewoon toereikend zal zijn, zelfs als de totale uitgaven over het nu begrote bedrag heen gaan? Op die manier wordt voorkomen dat ouderen onder de grens zakken. Minister Balkenende: Ik schets eerst het algemene beeld, de bekende inkomensstaatjes. U weet wat er met de AOW is gebeurd, want dat staat allemaal in de tabel. De inkomensontwikkeling voor AOW’ers ligt tussen de 0 en -1. U spreekt terecht over de maatregelen die daarnaast staan. Over de huursubsidie zeg ik dat van elke huurder een extra bedrag wordt gevraagd. Dat is € 12 a` € 13 per maand. Die afspraak is gemaakt in het kader van het nieuwe kabinet; wij spreken de huurders aan op hun verantwoordelijkheid. Dat bedrag kan niet worden gecompen-
Tweede Kamer
seerd, want het is een extra bedrag. Wat betreft de maatregelen in de zorg zijn er twee belangrijke lijnen. Ten eerste hebben wij ons afgevraagd voor wie de zorg extra belangrijk is, zoals voor mensen met een chronische aandoening. Deze groep heeft vrijstellingen voor bijvoorbeeld fysiotherapie. Dat is een voorziening. Ten tweede hebben aan de inkomenskant gezorgd voor een tegemoetkomingsregeling die tot nu toe niet bestond. Dat hebben wij gedaan omdat degenen die gebruik maken van het belastingstelsel en kosten kunnen opvoeren, er een voordeel uit kunnen halen. Degenen die een laag inkomen hebben, kunnen dat niet. Dat is precies waarnaar de heer Verhagen heeft gevraagd in het debat over de regeringsverklaring. Wij hebben daarop willen inspelen. Daarom komen wij met de compensatie. Daarmee wordt geen garantie gegeven. Wel hebben wij gedaan wat nodig was om te komen tot tegemoetkoming en om het beeld aanvaardbaar te houden, vooral voor de meest kwetsbaren, degenen die op het minimumniveau zitten. Ik houd staande dat wij met de maatregelen het maximale hebben gedaan om voor deze groep een aanvaardbare uitkomst te verkrijgen. De heer Rouvoet (ChristenUnie): Ik vraag precies of dat het maximale is; daarover gaat het debat. Ik baseer mij niet op wat bij de behandeling van de regeringsverklaring is besproken. Wij hebben nu de feiten voor ons. Ik baseer mij daarom op tabel 15.3 op pagina 351 van de begroting Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De ouderen staan hierin twee keer in de min. Het enige waar een plus bij staat, is de tegemoetkomingsregeling. Ik vraag de regering het maximale te doen, namelijk door via de tegemoetkomingsregeling te voorkomen dat ouderen door de cumulatie van effecten onder de grens zakken. Dat bedoelde ik vanmorgen met sociale kwaliteit. Zelfs als er om dat te voorkomen meer moet worden uitgegeven dan in de begroting staat, moet de minister ermee instemmen.
en specifieke compensaties. Van de nieuwe regeling zullen onder meer 275.000 ouderen profiteren. Dat gebeurt niet voor niets. Met dit soort maatregelen werken wij aan een perspectief dat houdbaar is. De heer Rouvoet (ChristenUnie): Ik moet de volgende conclusie trekken. Op mijn heel duidelijke vraag of de minister-president ervoor wil staan dat de minnen niet overheersen ten opzichte van de ene plus, kan hij geen bevestigend antwoord geven. Minister Balkenende: Wij hebben goed op ons laten inwerken hoe de inkomenseffecten neerslaan en wij hebben nagegaan hoe je kunt zorgen dat de marges zo gering mogelijk zijn en dat er geen uitschieters bij zijn. Ik heb nu week in week uit gezegd dat u in deze tijd van mij niet zult horen dat er sprake zal zijn van een koopkrachtgarantie. Ik heb wel gezegd dat het beeld evenwichtig zal moeten zijn. Dat hebben wij geprobeerd te bewerkstelligen en u heeft daar de maatregelen voor gezien. Soms kom je ook inkomensplaatjes tegen waar nog niet alles in is begrepen. Zo kom je bijvoorbeeld de premieverlaging ziekenfonds niet overal tegen. Ook de compensatieregeling wat betreft de kosten voor de zorg kom je niet overal tegen; ook dat is een realiteit. De heer Rouvoet (ChristenUnie): Ik maak hier bezwaar tegen, want wij hadden het zo-even over de algemene inkomensplaatjes en daarvan wordt in een voetnoot gezegd dat sommige maatregelen er niet bij zitten. U verwijst mij naar bijlage 15 van de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en als ik die erbij pak, zegt u dat daar niet alles in staat. Dit zijn echter uw plaatjes en uw boodschap bij dit plaatje richting ouderen is: u staat vier keer in de min en er staat op e´e´n punt een plus, maar ik kan niet beloven dat het voor alle ouderen voldoende zal zijn. Welnu, dat is een heldere boodschap, maar ik vraag u om die extra stap te zetten en de waarborgen wel te geven met het oog op de sociale kwaliteit.
Minister Balkenende: Ik heb aangegeven langs welke lijnen wij hebben gezocht naar financie¨le maatregelen. Er is gesproken over de ouderenaftrek, het algemene beeld
Minister Balkenende: Het punt van de waarborgen vind ik buitengewoon lastig. Ik zeg u toe dat ik voor de tweede termijn nog even precies de cijfers zal bekijken, maar ik ga hier niet praten in termen van waarbor-
Algemene politieke beschouwingen
18 september 2003 TK 3
3-111
Balkenende gen. Dat heb ik de afgelopen week ook niet kunnen doen. Ik heb alleen gezegd dat het erom gaat of het beeld evenwichtig is. Dat laatste houd ik staande. De heer Marijnissen (SP): Het is onvermijdelijk dat de principie¨le vraag gesteld wordt wat deze minister-president nu eigenlijk wil met e´n de verkleining van het pakket e´n de invoering van een eigen risico e´n de invoering van een eigen bijdrage. U zegt dat u daardoor minder aanspraken van mensen op de zorg wilt bevorderen. Maar is dat uit medisch oogpunt verantwoord? Is dat als het om de financie¨n gaat – de heer Rouvoet heeft dit goed uitgelegd – rechtvaardig te noemen? Ik denk dat u op beide punten ook hier een min scoort. Wij hebben een systeem opgebouwd met een ziekenfondspakket waar wij de tandzorg, het behandelen van de tanden, uit gehaald hebben, maar nu gaat u er ook nog de controle uit halen. U bent zelfs zo bitter rond bijvoorbeeld de IVF dat u niet de zesde behandeling eruit haalt maar de eerste: u treft meteen maar iedereen. Er zijn maatregelen bij waarvan ik werkelijk denk hoe u dat nu in verband brengt – even los van al die grote verhalen, maar kijkende naar de mens – met uw eigen opvattingen over solidariteit en gerechtigheid. Wat is te dien aanzien de vooruitgang? Ik wijs er in dit verband nog op dat wij gisteren een brief hebben gekregen van de minister van Volksgezondheid, waarin bevestigd wordt dat er geen acceptatieplicht is bij verzekeraars, als mensen zich particulier moeten gaan verzekeren.
brief niet op officie¨le wijze door de griffie aan de leden is doorgezonden. Minister Balkenende: Ik wil er aan het eind van mijn verhaal nog even op ingaan, omdat wij hier praten over verwachtingen van verzekeraars. Ik stel voor dat ik daar straks nog even op terugkom. Voorzitter. Ik wil stilstaan bij een paar onderwerpen, het eerste betreft het zittend ziekenvervoer... De heer Marijnissen (SP): Gaat de minister-president nog in op mijn andere punten?
daarna geldt de eigen verantwoordelijkheid. Nu heeft men recht op een vergoeding voor de halfjaarlijkse controle plus nog enkele andere zaken. Wanneer er werkelijk handelingen moeten worden verricht, moet men die nu ook zelf bepalen. Het is goed om dat in de gaten te houden. De heer Marijnissen (SP): U hoeft niet alle maatregelen langs te lopen. Minister Balkenende: Er is gevraagd, of wij nagedacht hebben over de wijze waarop de verschillende maatregelen neerslaan. Ik probeer dat nu aan te geven. Bij de anticonceptiemiddelen was het idee om de gratis verstrekking te stoppen bij 18 jaar en dat wordt nu 21 jaar. Het zittend ziekenvervoer gaat eruit, maar daarvoor is een compensatie van 70 mln euro opgenomen. Ik geef aan dat wij wel degelijk hebben nagedacht over de uitwerking van de verschillende maatregelen. Met name is getoetst wat dit betekent voor degenen die aangewezen zijn op zorg, omdat zij bijvoorbeeld een chronische aandoening hebben. Wij presenteren een evenwichtig pakket en doen dat ook om de zaak beheersbaar te houden. Wij zouden niet kunnen verdedigen om niets aan het pakket te doen. Dat zou niet verstandig geweest zijn. Het is wat mij betreft op een evenwichtige verantwoorde manier gedaan.
De voorzitter: Laat ik van mijn kant zeggen dat ik weet over welke brief het hier gaat en dat er een bericht is binnengekomen bij de griffie van de Tweede Kamer conform hetgeen de minister-president nu zegt. Uiteraard betekent dit voor de Kamer dat de
Minister Balkenende: Pardon. U sneed twee belangrijke punten aan. Het ene was: waarom al deze maatregelen? Daarnaast ging het om de specifieke maatregelen wat betreft het pakket. Ik dacht dat ik al iets had aangegeven van de problemen die op het ogenblik in de zorg bestaan. Wij hebben te maken met een kostenexplosie en wij weten dat wij op grond van de demografische ontwikkeling en de kosten van nieuwe technologie toe moeten naar meer kostenbewustzijn om de zaak in de hand te houden. Ik heb u gewezen op een premieontwikkeling van € 200 naar € 467. Dat is een enorm bedrag en wij staan voor de vraag: hoe kunnen wij het toegankelijk en beheersbaar houden? Dat betekent dat je een samenstel van maatregelen moet hebben. Je moet praten in termen van eigen risico, eigen bijdrage en eigen betaling; je moet praten over het pakket en over een nieuw verzekeringsstelsel. Dat samenstel is nodig, met prikkels voor alle actoren. Dat is ook de weg die wij moeten gaan om de zaak niet uit de rails te laten lopen, want dat is het risico wanneer je niets zou doen. Vervolgens kom ik op uw tweede punt, wat betreft het pakket. Het kabinet heeft goed op zich laten inwerken hoe de effecten neerslaan. De fysio- en oefentherapie gaat vanaf tien behandelingen uit het pakket voor mensen boven de 18 jaar, behalve voor de chronisch zieken. Daarmee hebben wij een eerste waarborg gecree¨erd. De psychotherapie wordt beperkt tot 30 handelingen. Bij IVF wordt voor de eerste behandeling een appe`l gedaan op de eigen verantwoordelijkheid van mensen. Volgende behandelingen worden bekostigd. Voor jongeren tot 18 jaar blijft de tandarts in het pakket,
De heer Marijnissen (SP): U bagatelliseert de omvang van de ingrepen in het pakket. Het is van tweee¨n e´e´n. Óf u zegt: het is zo urgent, wij moeten ingrijpen in het pakket en dan grijpt u ook in, o´f u zegt: er zitten allerlei sociale kanten aan en dat moeten wij eigenlijk niet doen. Dat is nu precies de essentie van mijn kritiek. Waarom komt u eraan? U zegt dat de zorg te duur wordt in ons land. Laten wij wel wezen, de mensen die straks niet meer via het pakket die zorg krijgen, moeten die privaat gaan verzekeren. Wij weten uit ervaring dat private verzekeringen macro-economisch voor de mensen altijd duurder zijn dan collectief in het hele land. Mij ontgaat de ratio. Het zit niet meer in de collectieve lasten. Dat is handig in de grafieken maar in de werkelijkheid van mensen maakt het totaal geen verschil. Voor ons land kunnen wij rustig stellen dat wij op deze manier
Tweede Kamer
Algemene politieke beschouwingen
18 september 2003 TK 3
Minister Balkenende: Wat betreft dit laatste punt merk ik op dat dit een ongeautoriseerde conceptbrief van de minister was die abusievelijk aan de Kamer is verzonden. Die brief had niet verstuurd moeten worden. Het is een brief zonder officie¨le status. De heer Marijnissen (SP): Geldt dat misschien ook voor de miljoenennota?!
3-112
Balkenende duurder uit zijn in plaats van goedkoper. Minister Balkenende: Ik bagatelliseer niets. Wij zijn ervan overtuigd dat de pakketdiscussie moet worden aangegaan. Ik heb zowel in mijn algemene beschouwing vooraf als zojuist de motieven daarvoor aangeven. Mensen moeten aangesproken worden op de eigen verantwoordelijkheid met betrekking tot gezondheidszorg. Wij spreken mensen daarop aan en wij denken goed na over de gevolgen voor de gezondheidssituatie van de meest kwetsbare mensen. Ik denk dat wij daarmee de vloer leggen voor een stelsel dat in de toekomst betaalbaar en toegankelijk is en dat is nodig. Men zou het standpunt kunnen innemen dat er niets in het pakket moet gebeuren maar dat de premies omhoog moeten. Ik vind echter dat er ook een keer een rem moet zitten op het steeds maar laten oplopen van de premie. Daarvoor moeten bepaalde beheersingsinstrumenten geı¨ntroduceerd worden en dat doen wij met overtuiging. Als dat niet gebeurt, moet gevreesd worden dat de zaak onbeheersbaar wordt en dat leek de laatste jaren te gebeuren met de kostenexplosie. De heer Marijnissen (SP): De essentie van de verzekeringsgedachte is dat geprobeerd wordt samen de financie¨le problemen te verdelen die mensen kunnen ondervinden als het lot, dat iedereen kan treffen, hun treft. Wij hebben daarvoor een systeem bedacht waarvoor mensen premie betalen. Vroeger is bedacht om mensen die wat meer verdienen, wat meer te laten betalen en mensen die minder verdienen, wat minder. Ik heb de nominale premies niet bedacht. Dat is toch een geweldig uitgangspunt in een beschaafd land? Waarom moet daaraan worden getornd? Dat ontgaat mij werkelijk! Wij hebben het hier over een van de mooiste elementen van de Nederlandse samenleving: de solidariteit tussen gezonden en zieken. Ik geloof namelijk niet dat mensen voor hun plezier in het ziekenhuis gaan liggen of voor hun plezier naar de huisarts gaan. Ik geloof ook niet in solidariteit tussen de rijken en de armen. Ik merk dat dit kabinet op dit punt weer een stapje de verkeerde kant uitgaat.
gisteren een discussie gehad over de verzorgingsstaat. U weet dat er grenzen zijn aan een verzorgingsstaat. Als wij alles laten zoals het is en de premies laten oplopen, kan dat op een gegeven moment helemaal doorschieten. Natuurlijk heb je inkomensafhankelijke elementen met bijvoorbeeld de AWBZ-premie. Natuurlijk zitten er elementen van solidariteit in, bijvoorbeeld als er een compensatieregeling komt voor degenen die zijn aangewezen op onderdelen van het pakket die niet meer regulier zijn. Dat brengen wij met elkaar op. Al die zaken zijn nodig om het stelsel gecombineerd solidair, toegankelijk en houdbaar voor de toekomst te laten zijn. Dat is de mix die je nodig hebt. De lijn die in alle voorstellen zit heeft dat evenwicht bereikt. Dat is iets anders dan niet praten over het eigen risico, de eigen bijdrage of het pakket, maar dat laten weglopen voor een inkomensafhankelijke premie. Dan maak je het systeem op termijn heel kwetsbaar. De heer Bos (PvdA): De ministerpresident doet heel badinerend over degenen die beweren dat het pakket moet blijven zoals het is en dat de premies omhoog kunnen, terwijl het CDA onder zijn leiding precies dat standpunt voor de verkiezingen innam. U spreekt er in enorm algemene bewoordingen over hoe u bescherming wilt bieden aan de kwetsbaren: mensen met een lager inkomen, met name ouderen, gehandicapten en chronisch zieken. Ik waardeer het oprecht dat u dat wilt; ik geloof ook dat u dat wilt. Maar de rekensom klopt echt niet. U haalt bij de AWBZ en de ouderen- en gehandicaptenzorg 800 mln euro weg. Wij weten dat de helft van de mensen die van die regelingen gebruikmaken mensen met de laagste inkomens zijn. Dat betekent dat 400 mln euro op die groep drukt, terwijl u een compensatie van 80 mln euro aanbiedt. Dan kunt u mij toch niet wijsmaken dat u een ree¨le compensatie biedt voor de groepen die de klappen hiervan zullen ondervinden?
Minister Balkenende: U heeft gisteren naar voren gebracht dat het kabinet 2,3 mld euro ombuigt en dat er 100 mln euro aan compensatie wordt gegeven. Ik heb net aangegeven dat je fair moet zijn in de berekeningen. Van die 2,3 mld euro gaat een kleine 1 mld op aan efficiencykorting, loonmatiging en de apothekersmaatregel. Dat bedrag gaat niet ten koste van de clie¨nt, maar heeft een andere achtergrond. Dan heb je het pakket van 944 mln euro, dat de hele periode op hetzelfde niveau blijft. Je hebt ook de eigen bijdrage. De ombuiging van 2,3 mld euro moet je sowieso in een beter perspectief plaatsen. Vervolgens proberen wij met name de meest kwetsbaren te ontzien met een fiscale tegemoetkoming en een extra maatregel. Ik stel voor dat wij nog terugkomen op de 800 mln euro van de AWBZ. Ik kom daarmee op de eigen bijdrage bij de AWBZ. Er is kritiek geuit dat het bedrag dat mensen betalen omhoog gaat van 4,6 naar ruim 11. Ik merk op dat dit bedrag jarenlang laag is gebleven. Je mag jezelf afvragen of dat op lange termijn houdbaar is. Het is allemaal nodig om de zaak beheersbaar te houden. De heer Bos (PvdA): Ik heb net mijn rekensom gemaakt. Die blijft staan ondanks alles wat u daarover heeft gezegd. Als het anders is, hoor ik het graag. Alle mooie woorden over compensatie en bescherming zijn alleen echt wat waard als de bescherming die u biedt in verhouding staat tot de schade die u aanricht. Daarvan heeft u mij niet overtuigd.
Minister Balkenende: Het lijkt mij goed dat ik de rekensom die u nu presenteert nog even bekijk en dat ik er straks op terugkom.
Minister Balkenende: U moet oppassen met termen zoals ’’de schade die u aanricht’’, als je bezig bent om een stelsel op een andere leest te schoeien om het toekomstbestendig, solidair, toegankelijk en financieel deugdelijk te houden. Dat staat ons voor ogen. Wij hebben bijzondere aandacht voor de meest kwetsbaren. Hun lot gaat ons ter harte en wij hebben het nodige gedaan, ook in aansluiting op de suggestie van de heer Verhagen bij het debat over de regeringsverklaring.
Minister Balkenende: Wij hebben
De heer Bos (PvdA): Als die klopt, neemt u dan een ander standpunt in?
Mevrouw Halsema (GroenLinks): Zo langzamerhand begint er een patstelling te ontstaan tussen de
Tweede Kamer
Algemene politieke beschouwingen
18 september 2003 TK 3
3-113
Balkenende regering en de oppositie en maatschappelijke instellingen over de vraag wat de koopkrachteffecten en de maatschappelijke effecten zullen zijn van uw maatregelen in de zorg. Naar aanleiding van de vragen van de heer Rouvoet stel ik voor dat u heel precies laat doorrekenen wat de koopkrachteffecten zijn van bijvoorbeeld de pakketverkleining voor een aantal bijzondere groepen. Ik denk aan chronisch zieken, gehandicapten, vrouwen en ouderen. Dan weten wij namelijk allemaal waarover wij het hebben en kunnen wij precies nagaan of u inderdaad in staat bent de kwetsbaren te ontzien. Ik heb er grote twijfels bij.
Minister Balkenende: Ik heb aangegeven wat de algemene lijnen zijn van het kabinet. Ik zal uw suggestie nog eens met mijn collega’s bespreken en ik zal u daar nader over berichten. Voorzitter. Ik kom nu toe aan het zittend ziekenvervoer, waarover door verschillende sprekers is gesproken. Onder anderen de heer Verhagen heeft hier nadrukkelijk aandacht voor gevraagd. In dit deel van het ziekenvervoer, zo blijkt uit onderzoek van het College voor zorgverzekeringen, is er sprake van een geringe doelmatigheid. De schattingen van ondoelmatig gebruik lopen op tot 40%. Veelvuldig wordt gebruik gemaakt van vervoer naar een zorgverlener dat wordt betaald door de verzekeraar, terwijl de patie¨nt in
kwestie wel degelijk zelf of door een naaste kan worden gebracht. Daarnaast behoort de aanspraak niet direct tot de noodzakelijke zorg. Dat vormt een reden voor het kabinet om het overig ziekenvervoer uit het verplicht verzekerd pakket te schrappen. Vanzelfsprekend laat het kabinet chronische patie¨nten, die vanwege hun aandoening of therapie aangewezen zijn op vervoer door derden, niet in de kou staan. Voor deze patie¨nten wordt geld vrijgemaakt om hen niet in financie¨le problemen te brengen. Daarvoor is een bedrag van 70 mln euro gevoteerd. De heer Verhagen heeft hierop in eerste termijn gereageerd met een alternatief voorstel. Hij stelt voor om het overig ziekenvervoer niet uit het pakket te schrappen, maar om via verscherpte indicatiestelling de benodigde bezuiniging te realiseren. Het kabinet staat sympathiek tegenover dit voorstel en wil het overwegen. Het kabinet zal bezien hoe bij handhaving in het pakket de aanspraken meer toegesneden kunnen worden op degenen die het echt nodig hebben, zoals nierdialysepatie¨nten of kankerpatie¨nten die voor bestraling naar het ziekenhuis moeten en anderen die niet op eigen gelegenheid of met het openbaar vervoer naar de plek van behandeling kunnen komen. Dan kom ik bij de eigen bijdrage van € 1,50 per geneesmiddel. De heren Verhagen, Marijnissen en Dittrich hebben voorstellen gedaan over de eigen bijdrage voor de medicijnen. Ik wil in reactie op deze voorstellen het volgende opmerken. In de eerste plaats praten wij over een zeer beperkte eigen bijdrage die wel van belang is om het kostenbewustzijn van burgers die medicijnen gebruiken te vergroten. In tegenstelling tot het verleden is de maatregel goed uitvoerbaar, want de medicijnknaak moet gewoon bij de apotheek worden afgerekend. Het kabinet acht het ook verantwoord, gezien de zeer beperkte hoogte van de eigen bijdrage. In de tweede plaats is deze maatregel ook van belang voor het verminderen van de druk op de stijging van de premies. Het kabinet is van mening dat het voorstel van de heer Verhagen niet de voorkeur kan hebben om de volgende redenen die betrekking hebben op de dekking. Zijn voorstel leidt tot een verhoging van de premies, terwijl het kabinet de
Tweede Kamer
Algemene politieke beschouwingen
Minister Balkenende: Voorzitter. De koopkrachteffecten komen aan de orde in een bijlage bij de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, waarop door de heer Rouvoet is gewezen. Binnenkort beginnen de algemene en financie¨le beschouwingen en de begrotingsbehandeling van VWS. Ik stel voor dan nader in te gaan op de inkomenspolitieke kant van het geheel. Mevrouw Halsema (GroenLinks): Dat was mijn vraag niet. Ik heb gevraagd of het CPB de koopkrachteffecten door kan rekenen voor een aantal bijzondere groepen. Natuurlijk mag u erop doorgaan. U mag er eindeloos op doorgaan, maar het zou goed zijn als de mist hier eens optrekt en duidelijk wordt wat de maatschappelijke effecten en de koopkrachteffecten zijn van de maatregelen die u voorstelt, met name voor een aantal bijzondere groepen.
stijging van de ZFW- en AWBZpremies wil matigen. Het voorstel houdt in dat de uitgavenbeperking wordt vervangen door lastenverhoging. Dit acht het kabinet in strijd met begrotingsregels. Het kabinet heeft gezocht naar maatregelen in de gezondheidszorg die de eigen verantwoordelijkheid van de burger vergroten maar die de toegang tot de zorg niet belemmeren. Het niet langer vergoeden van de anticonceptiepil voor mensen van 21 jaar en ouder is een maatregel die hierin past. Met betrekking tot de bijbetaling van € 1,50 per receptregel geldt hetzelfde. De maatregel met betrekking tot de maagzuurremmers lijkt sympathiek, maar kan nooit een vervanging zijn van de voorgestelde maatregelen. Er is geen harde opbrengst. De artsen hebben een voorschrijfvrijheid en kunnen niet gedwongen worden hun gedrag aan te passen. Wel wordt er al gewerkt aan beı¨nvloeding van het voorschrijfgedrag, maar dat is iets wat pas op langere termijn effect kan sorteren. Het voorstel van de heer Dittrich verdient dus niet de voorkeur, omdat het niet in een adequate dekking voorziet. Het voorstel van de heren Dittrich en Rouvoet om de eigen bijdrage voor medicijnen aan een maximum te binden, zal, afhankelijk van de vormgeving, in meer of mindere mate tot administratieve lasten leiden. Daarom heeft het kabinet daar niet voor gekozen. De heer Verhagen (CDA): Begrijp ik goed dat het voornaamste bezwaar van het kabinet tegen mijn voorstel zich richt op de dekking? Minister Balkenende: Het zijn twee dingen. Het ene is het kostenbewustzijn. Het andere punt is de financie¨le dekking van het geheel. Ik heb de argumenten daarvoor aangedragen. De heer Verhagen (CDA): Overigens pleit ik niet voor verhoging van de premies. Ik pleit voor een minder sterke verlaging van de premies. Ik vraag mij zelfs af of het in strijd is met de begrotingsregels dat het niet mag leiden tot lastenverzwaring, want ik zorg voor een iets mindere lastenverlichting. Graag een reactie van de minister-president. Minister Balkenende: Ik heb zojuist aangegeven in de richting van de heer Verhagen dat zijn voorstel een
18 september 2003 TK 3
3-114
Balkenende uitgavenbeperking is die vervangen wordt door een lastenverhoging. Wij achten het in strijd met de begrotingsregels dat de uitgavenkaders worden overschreden. Dat is de achtergrond van mijn opmerking. De heer Verhagen (CDA): Dus als ik een andere dekking zoek, bent u bereid daarnaar te kijken? Minister Balkenende: Dat is nog wat vroeg. Het argument van het kostenbewustzijn blijft staan. Er zijn meerdere suggesties gedaan. U hebt de suggestie gedaan om de 1,50 niet te rekenen. De heer Dittrich heeft een voorstel gedaan tot maximering. Ik moet uiteraard kijken hoe het in de Kamer verder verloopt. De heer Bos (PvdA): Voorzitter. Ik wil een paar korte vragen stellen. Ik heb het toch goed gehoord dat het voorstel € 1,50 per receptregel is? Daar was gisteren verwarring over. Een aantal andere collega’s meende dat het € 1,50 per recept was. Minister Balkenende: U hebt gelijk. Het is € 1,50 per receptregel. De heer Bos (PvdA): U hebt zojuist uitgelegd waarom het kabinet niet gekozen heeft voor het voorstel dat de heer Verhagen gisteren gedaan heeft. Wij wisten al dat het kabinet daarvoor gekozen had. Mijn vraag is of u het voorstel afwijst of dat erover te praten valt. Minister Balkenende: Als wij naar de gemaakte financie¨le afspraken kijken, kan het niet. Het past niet in de gemaakte afspraken. Maar het andere punt is ook belangrijk. Ik wil daar graag de visie van de heer Verhagen op horen in tweede termijn. Wat is het antwoord van de CDA-fractie op het argument van het kostenbewustzijn? Wanneer wij het medicijngebruik in de gaten willen houden en daarbij de apothekers aanspreken, dan is het logisch dat wij vervolgens kijken wat de mensen zelf kunnen bijdragen aan een verantwoord gebruik. Dat heeft dan niet alleen een financie¨le betekenis. Het gaat er ook om hoe dat uitwerkt op het gebruik. Dat zal voor het kabinet een reden zijn om in kritische zin te reageren op het plan van de heer Verhagen. De heer Bos (PvdA): Dat betekent
Tweede Kamer
volgens mij dat u het plan van de heer Verhagen afwijst. Mijn laatste vraag is of u het niet bizar vindt dat u begrotingsregels heeft waarin u de medicijnknaak omschrijft als een zaak die met uitgaven te maken heeft, terwijl het hele land dit voelt als een last die wordt opgelegd, als iets wat men zelf moet betalen, zoals men de premies voor het ziekenfonds zelf moet betalen? Het voorstel van de heer Verhagen komt erop neer dat de rekening die door u alleen wordt neergelegd bij mensen die medicijnen nodig hebben, vervangen wordt door een rekening die bij ons allen komt te liggen. Zo voelen mensen het. Zij denken niet in begrotingsregels. Zij vragen zich af of de rekening aan een kleine groep wordt gepresenteerd of dat wij de kosten met zijn allen gaan dragen. Wat vindt u ree¨el, de begrotingsregels of de wijze waarop de mensen het zelf zullen ervaren? Minister Balkenende: Er zijn twee verschillende elementen. Het ene is de solidariteit in het systeem. Het andere is hoe je ervoor kunt zorgen dat mensen zelf op een verantwoorde manier omgaan met medicijngebruik. Daarom spreken wij over de eigen bijdrage van € 1,50. U kunt praten in termen van financiering en de plek waar wij de lasten neerleggen, maar de redenering is er een van kostenbewustzijn. Dat past bij de algemene lijn die ook in andere begrotingshoofdstukken naar voren komt van versterking van eigen verantwoordelijkheid. De heer Bos (PvdA): Als iemand u bekritiseert op het punt van de begrotingsregels, begint u over kostenbewustzijn. Als iemand u bekritiseert over kostenbewustzijn, begint u over de begrotingsregels. De begrotingsregels worden alleen hier begrepen en niet buiten de vergaderzaal. Iedereen ervaart het als een last. U dient principieel de keuze te maken of u het een last vindt die alleen gedragen moet worden door de mensen die medicijnen nodig hebben of door ons allen. Daar gaat het om. Minister Balkenende: Wanneer mensen veel medicijnen nodig hebben, is er altijd de bekende compensatieregeling. Ik heb die zojuist toegelicht. We betalen die regeling met zijn allen. Die
Algemene politieke beschouwingen
compensatieregeling wordt algemeen gedragen. Dat is een belangrijk punt. Dat neemt niet weg dat het kabinet ook naar de eigen betaling heeft willen kijken vanwege de eigen verantwoordelijkheid. Dat is de achtergrond. De een zegt dat hij deze maatregel niet wil. De heer Dittrich heeft een andere conclusie. Hij wil werken aan een maximeringsregeling. Je kunt daarover nadenken. Een dergelijke regeling heeft als consequentie weer administratieve lasten. De heer Dittrich (D66): In welke zin administratieve lasten? Het is de patie¨nt die naar de apotheek gaat, daar zijn recept inwisselt voor medicijnen en het kassabonnetje dat hij € 1,50 heeft betaald, mee naar huis neemt en opspaart. Op een gegeven moment presenteert hij dat aan zijn verzekeringsmaatschappij. Minister Balkenende: Ja, maar linksom of rechtsom gaat het om administratieve lasten voor burgers of bedrijven. Een verzekeraar krijgt dan ook weer te maken met administratieve lasten. Die lasten slaan ergens neer. De heer Dittrich (D66): Dat is bij het eigen risico ook. Op een gegeven moment vul je het eigen risico op. Dan moet je ook met bonnetjes naar de verzekeraar om te zeggen dat je zoveel euro hebt besteed en dat het boven de grens van het eigen risico is. Minister Balkenende: Wij moeten onder ogen zien wat de consequenties zijn van een systeem waarin deze zaken worden verzameld. Het effect van die maximering is dat er een verplichting is om de zaak bij te houden. Je kunt zeggen dat dit niet helemaal past bij de lijn van het kabinet. Dat is voor ons een reden om niet te kiezen voor maximering. De heer Dittrich (D66): Een ander systeem dat denkbaar is, is dat een patie¨nt een kaart koopt voor een bepaald bedrag die hij kan laten opvullen. Dat levert helemaal geen administratieve lasten op. Dat is een andere invulling, waarbij je toch de prikkel houdt dat mensen kostenbewust zijn. Minister Balkenende: Er zijn meer suggesties gekomen, zoals van de heer Verhagen. Ik denk dat het goed
18 september 2003 TK 3
3-115
Balkenende is om met mijn collega’s te bekijken hoe wij hier in tweede termijn op reageren. Ik ben ook benieuwd hoe er in de Kamer over dit onderwerp wordt gedacht, omdat er verschillende geluiden worden geventileerd. Ik zeg toe dat ik contact opneem over die suggestie en dat ik er in tweede termijn op terugkom, maar ik wil ook graag weten hoe er in de Kamer wordt gedacht over dit idee van maximering. De heer Dittrich (D66): Ik had ook nog voorgesteld om de pil in het ziekenfonds te houden voor vrouwen boven 21 jaar. U bent daar heel snel overheen gegaan. Minister Balkenende: Zo had u dat niet moeten zeggen. De heer Dittrich (D66): Hoe reageert u op serieuze geluiden uit de samenleving dat dit kan leiden tot ongewenste zwangerschappen? Dat kunt u niet onbesproken laten. Er zijn vrouwen die bijvoorbeeld niet aan hun partner vertellen dat zij de pil gebruiken. Als de pil uit het ziekenfonds wordt gehaald, kan dat leiden tot ongewenste zwangerschappen. Minister Balkenende: Wij spreken over volwassen mensen boven 21 jaar, met een eigen wil en kennis. Wij maken onderscheid voor de jonge categorie, omdat daar extra risico’s zijn, maar wij stoppen bij 21 jaar. Dan komt er een moment waarop wij anderen aanspreken op hun verantwoordelijkheid. Natuurlijk kan men dan wijzen op risico’s en gevaren, maar bij elke maatregel zijn er wel bedenkingen naar voren te brengen. Wij denken dat het verantwoord is om bij 21 jaar te stoppen.
ik een andere discussie. Ik ben graag bereid om daarover te praten.
ren dat mij dat niet snel uit de mond komt.
De heer Dittrich (D66): Daar wilt u dus een uitzondering voor maken?
Minister Balkenende: De opmerking van de heer Rouvoet is juist. Ik heb zijn naam genoemd op een moment dat ik dat niet had moeten doen.
Minister Balkenende: U noemt een voorbeeld van mensen die zich in de meest kwetsbare situatie vinden. Daar willen wij de ogen niet voor sluiten. Ik kom er graag op terug. Dat is iets anders dan de generieke discussie over deze maatregel. Dat ben ik niet met u eens. De heer Dittrich (D66): De derde maatregel die ik aan de orde had gesteld, was het zittend ziekenvervoer. Ik hoorde u reageren op het voorstel van collega Verhagen dat ik in iets andere woorden ook heb gedaan. Ik begrijp dat u serieus wilt proberen om een oplossing te vinden in de zin van een scherpere indicatiestelling. Minister Balkenende: Dit is de eerste termijn van de kant van het kabinet. Ik geef de redenen waarom wij hebben gekozen voor de voorgestelde beleidslijn. Ik luister heel graag naar de suggesties van de heer Verhagen en naar de opmerkingen over maximering. Ik ben benieuwd hoe de Kamer in tweede termijn over dit onderwerp denkt. Wij bekijken hoe wij daar verder mee zullen omgaan. Ik houd staande dat wij met elkaar financie¨le afspraken hebben gemaakt, ook over de bevordering van de eigen verantwoordelijkheid. Dat breng ik hier naar voren. Tegelijkertijd neem ik goede nota van uw opmerkingen, kritische kanttekeningen en suggesties. Wij zullen daar later vandaag verder over spreken.
Minister Balkenende: Dat soort situaties, zoals van mensen in instellingen voor zwakzinnigen, zullen wij zorgvuldig monitoren en die houden wij in de gaten. Dat vind
De heer Rouvoet (ChristenUnie): Ik merk in alle vriendelijkheid op dat de minister-president mij vanochtend lichtelijk geı¨rriteerd toevoegde dat ik eens goed moest luisteren. Ik wil hem voorhouden dat hij mij gisteren niet heeft horen pleiten voor een plafond bij de medicijnknaak. Integendeel, ik heb gisteren in mijn bijdrage gezegd dat wij dat maar niet moesten doen, mede gelet op eerdere ervaringen. Toen het voorstel van de heer Dittrich ter tafel kwam, heb ik gezegd dat ik het voorstel van de heer Verhagen voluit steun, omdat ik dat veel socialer vind. Ik kan u verzeke-
Tweede Kamer
Algemene politieke beschouwingen
De heer Dittrich (D66): Dan neemt u doelbewust het risico van ongewenste zwangerschappen bij bepaalde categoriee¨n vrouwen. Ik wil er een noemen naar aanleiding van een mailtje dat ik heb gekregen over de zwakzinnigenzorg. Daar zijn een heleboel vrouwen die ook de pil gebruiken.
De heer Van Aartsen (VVD): Dit punt is niet alleen inhoudelijk belangrijk, maar ook procedureel. Hoe gaan wij verder tussen kabinet en Kamer? Mijn fractie kan zich bij het zittend ziekenvervoer vinden in de benadering van de ministerpresident van het voorstel van de CDA-fractie. Mij lijkt dat een betere methodiek dan die wij in de stukken aantroffen. Op het punt van de medicijnknaak kan ik de minister-president niet helemaal volgen. Zijn principie¨le benadering is dat hij de medicijnknaak nodig heeft uit een oogpunt van kostenbewustwording. Om die reden heeft de VVD-fractie deze maatregel verdedigd, mede in het kader van een stelselverandering. Dat is begrijpelijk. Wij kunnen dat volgen. Vervolgens zegt de ministerpresident heel royaal het oordeel daarover min of meer aan de Kamer over te laten. Dat kunnen wij niet volgen. Minister Balkenende: Ik heb niet gezegd het oordeel aan de Kamer over te laten. Ik heb gezegd verschillende suggesties van de Kamer te horen. Ik heb aangegeven om welke redenen het kabinet heeft gekozen voor de voorgestelde maatregel. De heer Van Aartsen (VVD): Mag ik dan aannemen dat u bij die principie¨le stellingname blijft? Minister Balkenende: Ik ben hier om het kabinetsstandpunt te verdedigen, maar ik hoor ook de verschillende visies van de Kamer. Daarvoor kan ik mij niet afsluiten. Mevrouw Halsema (GroenLinks): Voorzitter. Naar aanleiding van de opmerkingen van de heer Van Aartsen wil ik iets over de orde zeggen en de heren Van Aartsen en Verhagen een vraag stellen. De discussie over de medicijnknaak is van groot belang. Wij hebben eerder aangegeven dat wij het voorstel van de CDA-fractie een vooruitgang vinden na het voorstel van de regering en dat wij het
18 september 2003 TK 3
3-116
Balkenende CDA-voorstel zullen steunen. Wij hebben vanmorgen in de krant gelezen dat de VVD-fractie de CDA-fractie onder druk heeft gezet. Het dualisme kent dus duidelijke grenzen bij de VVD-fractie die beweert dat dit voorstel ongepast is. Verder hebben wij gelezen dat er in de lunchpauze een compromis gemaakt zal worden. Kunnen beide heren mij zeggen of ik naar een spel kijk en er inmiddels een compromis is gesloten in de achterkamers of dat het nog open is? De voorzitter: Deze vraag behoort mijns inziens in de tweede termijn gesteld te worden aan de verschillende fractievoorzitters en niet midden in het antwoord van de minister-president. Ik begrijp dat het voor u op dit moment relevant is. Als er uitgebreid over gesproken wordt, hoort het in de tweede termijn thuis. Als de heren Van Aartsen en Verhagen heel kort op uw vraag reageren, is dat goed. De heer Van Aartsen (VVD): Mevrouw Halsema heeft recht op een antwoord. Wat zij ziet, is de werkelijkheid. De heer Verhagen (CDA): Ik kan mij daar volmondig bij aansluiten. De kop die mevrouw Halsema in de krant las, berust niet op waarheid. Mevrouw Halsema (GroenLinks): Dan concludeer ik hieruit dat de CDA-fractie bereid zal zijn met de oppositie een motie in te dienen over de medicijnknaak. De heer Verhagen (CDA): Ik heb in eerste termijn mijn opvattingen verwoord. Ik heb het antwoord van de minister-president gehoord en hem een aanvullende vraag gesteld. Namens de CDA-fractie kom ik met voorstellen in mijn tweede termijn. Minister Balkenende: Ik kom te spreken over de acceptatieplicht, waarover de heren Bos, Verhagen en Marijnissen hebben gesproken. Zij hebben gevraagd om een acceptatieplicht bij de verzekeraars voor de zorgvormen die uit het ziekenfonds verdwijnen. Het kabinet heeft een zorgvuldige afweging gemaakt voor welke onderdelen de zorgverzekerde verantwoordelijkheid kan dragen. De pakketsamenstelling is daarmee uitkomst van een politieke weging waarin ook de betaalbaarheid van
Tweede Kamer
het stelsel op lange termijn is betrokken. In de aanvullende verzekering zitten alleen die voorzieningen waarover het kabinet van oordeel is dat die voor rekening en verantwoording van de betreffende verzekerde kunnen komen. Aanvullende verzekeringen zijn dus particuliere verzekeringen. Pakketsamenstelling, polisvoorwaarden, acceptatiebeleid en premiestelling behoren geheel tot de eigen bevoegdheden van de verzekeraars. De overheid mag hierin niet ingrijpen. Het Europees recht staat dat niet toe. Ik kan geen acceptatieplicht opleggen. Inmiddels hebben wij van Zorgverzekeraars Nederland begrepen dat de beperkingen op het terrein van de fysiotherapie en de tandheelkunde naar verwachting worden opvangen door aanpassingen van de bestaande modules en de aanvullende verzekering. Ik ga ervan uit dat verzekeraars geen risicoselectie zullen toepassen voor hun eigen verzekerden die reeds aanvullend verzekerd zijn en die binnen een vastgestelde termijn deze uitgebreide aanvullende verzekering afsluiten. Een dergelijke gedragslijn hebben verzekeraars in het verleden ook gevolgd bij aanpassingen in de aanvullende verzekeringen. Uitzonderingen op deze acceptatie op non-selectiebasis kunnen gelden voor degenen die zich voor het eerst voor een aanvullende verzekering aanmelden en voor hen die van aanvullende verzekeraar wensen te veranderen. De heer Bos (PvdA): Dit roept veel vragen op. Beschouwt de ministerpresident alles wat uit het pakket wordt gekieperd als medisch niet noodzakelijke zorg? Minister Balkenende: Er is een weging gemaakt van wat in het pakket wordt gelaten en wat uit het pakket kan en onder welke voorwaarden dat moet gebeuren. De vraag is bij welk pakket men mensen op de eigen verantwoordelijkheid kan aanspreken. Dat is ook de reden voor het onderscheid tussen wat in het pakket zit en wat eventueel naar een aanvullende verzekering kan.
gegeven moment is alles medisch noodzakelijk. Iemand die een tandarts nodig heeft, vindt een tandarts noodzakelijke zorg. Daarmee is het echter nog niet verzekerbaar. De vraag is of het in het pakket behoort of dat het tot de verantwoordelijkheid van de clie¨nt/patie¨nt behoort. De heer Bos (PvdA): Het gaat ook om de vraag of het de verantwoordelijkheid van de heer Balkenende is. Als partijleider van het CDA en als premier heeft hij gezegd het tot zijn verantwoordelijkheid te nemen dat medisch noodzakelijke zorg toegankelijk en betaalbaar blijft voor iedereen. De heer Balkenende noemt zo-even tandheelkundige hulp als voorbeeld van medisch noodzakelijke zorg, bijvoorbeeld voor ouderen. Dat wordt echter uit het pakket gehaald. Vervolgens kan hij ook niets garanderen bij de vraag of de verzekeraar het zal oppakken, het zal verzekeren en het voor een redelijke prijs zal aanbieden. Wat maakt de heer Balkende waar van zijn verantwoordelijkheid? Minister Balkenende: Ik heb het voorbeeld genoemd van de tandheelkunde. Het halfjaarlijkse bezoek zit in het pakket. Bepaalde ingrepen, zoals kronen en bruggen, komen voor eigen rekening. Daarbij bestaat de kans dat men wel of niet verzekerd is. Voor betrokkene zelf is het noodzakelijke zorg. Is het daarmee automatisch een gegeven dat een verzekeraar een acceptatieplicht heeft? Nee. Voor het pakket geldt een volledige regeling. Voor wat buiten het pakket valt, geldt de verzekeringsmarkt. Ik heb aangegeven hoe Zorgverzekeraars Nederland omgaat met clie¨nten. Als de heer Bos zegt dat er een acceptatieplicht moet komen, past dat niet bij het element van verzekerbaarheid. Ik heb gewezen op het Europees recht en het wezen van het karakter van een verzekering.
Minister Balkenende: Op een
De heer Bos (PvdA): De ministerpresident heeft alleen te maken met de verzekeringsmarkt als hij het aan die markt overlaat. Dat is de principie¨le keuze. De heer Balkenende heeft net een boeiend debat gevoerd met de heer Marijnissen over overheid, markt en privatisering en de vraag waarvoor de politiek en de overheid nog verantwoordelijk is. De minister-president heeft vele
Algemene politieke beschouwingen
18 september 2003 TK 3
De heer Bos (PvdA): Mijn vraag is of de minister-president de zaken die uit het pakket worden gehaald medisch noodzakelijke zorg vindt.
3-117
Balkenende malen, met mijn instemming, gezegd dat wij moeten garanderen aan mensen die het niet kunnen waarmaken dat medisch noodzakelijke zorg voor iedereen in het land toegankelijk en betaalbaar blijft. Hij heeft toegegeven dat bepaalde zaken uit het pakket verdwijnen die weldegelijk medisch noodzakelijk kunnen zijn. Vervolgens geeft hij het aan de markt en kan hij geen garanties bieden over de voorwaarden waaronder de markt dit voor de mensen betaalbaar maakt. Minister Balkenende: Ik heb het voorbeeld gegeven van de tandheelkundige zorg die nu in het ziekenfondspakket zit. Niet alles wordt vergoed. Je moet zelf betalen. Uw redenering is feitelijk dat bijna alles medisch noodzakelijk wordt verklaard. Dan hoort dat in een soort pakket te zitten. Als het niet in het pakket zorgactiviteiten zit, dan vindt u dat er een verzekering moet komen. Dan is een acceptatieplicht nodig, maar dat kan niet. De heer Bos (PvdA): Mijn redenering was voor tweederde uw redenering, namelijk dat je medisch noodzakelijke zorg voor iedereen betaalbaar en toegankelijk moet houden. U hebt zelf gezegd dat er dingen uit het pakket gaan, die voor sommige mensen medisch noodzakelijk zorg zijn. Over de brief die de heer Marijnissen aanhaalde, hebt u gezegd dat wij die als niet verzonden moeten beschouwen. Dat is prima; dat zullen wij doen. Enkele dagen geleden hebben wij een brief van de heer Wiegel namens de zorgverzekeraars ontvangen, waarin staat wat zij kunnen garanderen. In de laatste regel van die brief staat dat het aan elke zorgverzekeraar blijft om op basis van de definitieve maatregelen te beoordelen of en hoe hij de aanvullende verzekering aanpast. Bent u bereid om die macht aan de zorgverzekeraar weg te geven of neemt u daar een eigen verantwoordelijkheid voor?
van het pakket. U vraagt mij om de brug over te gaan en een acceptatieplicht voor te schrijven, maar dat doe ik niet. De reden daarvoor heb ik al aangegeven. De heer Bos (PvdA): U gooit uw eigen verantwoordelijkheid dus op de markt en de mensen moeten maar afwachten wat er voor hen gebeurt. Minister Balkenende: Ik vind dat u een karikatuur maakt van onze visie. De heer Marijnissen (SP): Ik vind niet dat u kunt spreken van een karikatuur. Ik denk dat het wel klopt wat de heer Bos zei. Kent u iemand die graag naar de tandarts gaat? Minister Balkenende: Ik ken mensen die, als ze eenmaal bij de tandarts zijn, het helemaal niet nodig vinden om naar de tandarts te gaan. Dat herken ik wel. De heer Marijnissen (SP): U bedoelt dus eigenlijk dat u niemand kent die graag naar de tandarts gaat. U zegt steeds dat mensen kostenbewust gemaakt moeten worden en dat ze onnodig gebruik van dingen maken. Als er e´e´n instelling is waarvoor dat niet geldt, dan is het volgens mij de tandarts. Zorgverzekeraars Nederland zijn niet bereid om tegen de leden te zeggen dat het een kwestie van fatsoen is om iedereen te aanvaarden, omdat het de essentie van de verzekeringsgedachte is. Waarom laat u dat dan gewoon niet in het pakket? Over een aantal dingen valt te spreken en ik wil over een paar graag een boompje opzetten, maar juist de controle van tanden en kiezen, ook van volwassen, zou gestimuleerd moeten worden.
Minister Balkenende: Ik heb aangegeven hoe in het verleden werd gekeken naar de verzekeraars en naar de verzekerbaarheid van bepaalde risico’s. Ik heb op basis van contacten van de minister van VWS met het veld een inschatting gedaan. Natuurlijk zullen de verzekeraars hun ogen niet sluiten voor de nieuwe ontwikkelingen en de veranderingen
Minister Balkenende: Ik heb aangegeven waarom wij vinden dat veranderingen in het pakket noodzakelijk zijn. De zorgverzekeraars hebben de verwachting uitgesproken dat de beperkingen op het terrein van fysiotherapie en tandheelkunde kunnen worden opgevangen door aanpassing van bestaande modules. Met andere woorden, ook verzekeraars zullen niet blind zijn voor de veranderingen in het pakket. Ook nu kennen wij geen acceptatieplicht voor de tandheelkundige zorg. Ik heb
Tweede Kamer
Algemene politieke beschouwingen
aangegeven dat er Europeesrechtelijke regels zijn. Het is en blijft een verzekering. Sommigen vragen mij om de brug over te gaan en een acceptatieplicht voor te schrijven, maar dat kan niet. Ik heb ook uitgelegd waarom dat niet kan. De heer Rouvoet (ChristenUnie): Ik heb het gevoel dat u zich hier op een vrij cruciaal punt in de nesten werkt, namelijk de medisch noodzakelijke zorg. U wekt voortdurend de indruk dat medisch noodzakelijke zorg aan de persoon gebonden is. Wij kennen echter ook het begrip medisch noodzakelijke zorg in algemene zin. Ik verzoek u dringend om in tweede termijn op dit punt terug te komen. Wij moeten uitkijken dat wij door begripsverwarring dingen gaan zeggen die wij niet waar kunnen maken. Ik nodig u uit om in tweede termijn terug te komen op de volgende vraag. Kunt u de Kamer op zijn minst toezeggen dat u met verzekeraars in overleg zult treden om te voorkomen dat mensen voor medisch noodzakelijke zorg, zo staat het in de stukken van VWS, niet voor een aanvullende verzekering in aanmerking kunnen komen? U moet dat begrip niet koppelen aan een individu dat toevallig een keer naar de tandarts moet, want dan maakt u een vergissing. Minister Balkenende: Voorzitter. Het is goed dat de heer Rouvoet aandacht besteedt aan definities. Ik heb al aangegeven dat voor een individu iets noodzakelijk kan zijn en dat wij hebben bezien wat bijvoorbeeld voor chronisch zieken wel of niet in het pakket hoort. Natuurlijk kunnen wij hier in tweede termijn nog op terugkomen. De heer Herben (LPF): Voorzitter. De minister-president spreekt vaak over vroeger. Ik kan mij voorstellen dat hij versoberingen in het pakket wil aanbrengen, want inmiddels zijn er wat verfraaiingen in gekomen, zoals vullingen, kronen, enz. Als ik terugdenk aan vroeger, aan de Haagse volkswijk waar ik geboren ben, dan gaf het ziekenfondspakket recht op een kunstgebit, een volledig boven- of ondergebit. Ik weet wel dat de buurman dan ineens weer met een gebbetje liep, zoals dat toen werd genoemd. Is dat niet meer mogelijk of blijven mensen, bijvoorbeeld gepensioneerden, net
18 september 2003 TK 3
3-118
Minister Balkenende: Alvorens het over het onderwerp veiligheid te hebben, maak ik nog een enkele opmerking tegen de heer Bos over de AWBZ en over het getal van 800 mln euro. Het betreft maatregelen met een totaal van 350 mln euro, waarvan 70 mln wordt uitgetrokken voor zorgvernieuwing, 100 mln voor thuiszorgmiddelen en 180 mln voor eigen bijdragen. Van die 350 mln euro raakt de 180 mln de burgers direct. Voorwaarde voor vruchtbaar samenleven, voor doeltreffend overheidsbeleid en voor ruimte voor eenieder van ons om te realiseren wat wij echt belangrijk vinden, is een goed functionerende rechtsorde. Het
functioneren van de rechtsorde is in belangrijke mate afhankelijk van de inzet van de overheid op het terrein van de rechtspleging, de handhaving en de bestrijding van criminaliteit. Ook dit zal niet gaan zonder dat iedere burger bij de rechtstaat betrokken is en zich ervoor verantwoordelijk voelt, evenals voor de normen en waarden waarop die rust. De inzet van het kabinet voor het verbeteren van de rechtsorde is breder dan alleen de veiligheid en de rechtshandhaving. Een onderdeel van het kabinetsbeleid is in het bijzonder het wegsnijden van overbodige regelgeving of aanpassing en vernieuwing ervan om burgers meer ruimte voor verantwoordelijkheid en mogelijkheden te bieden. Dat laat onverlet dat veiligheid ook in de komende periode een centraal punt van aandacht is. Veiligheid houdt in de verbetering van rechtshandhaving, een effectievere bestrijding van criminaliteit, het aanpakken van geweld en van overlast in de publieke ruimte en bewapening tegen de dreiging van terrorisme. Op het terrein van veiligheid is al veel gebeurd. Uitvoering van het veiligheidsplan vormt de inzet van het kabinet. De Kamer wordt nauwkeurig geı¨nformeerd over de realisatie ervan. De heer Van Aartsen betwijfelt of de doelstellingen zullen worden
gerealiseerd. Ik herinner hem eraan dat ook zijn fractie heeft ingestemd met het veiligheidsplan, met de vastgestelde middelen, de doelstellingen en de wijze van aanpak. Laten wij dus eerst maar eens beginnen met het uitvoeren van het plan. In de uitvoering hebben wij aangegeven wanneer wij de plannen gerealiseerd willen hebben. In antwoord op de vraag van de heer Bos, merk ik op dat daarbij ook het overleg met het bedrijfsleven hoort over de gemeenschappelijke aanpak. De korpsbeheerders hebben zich nu ook achter de realisatie van het plan geschaard door de convenanten te tekenen en door deze te gaan uitvoeren. Zodoende zal de pakkans van veelplegers van geweldsdelicten zeker stijgen, zoals de heer Herben gisteren heeft bepleit. Bestrijding van huiselijk geweld vormt daarvan een onderdeel, zo beantwoord ik de vraag van de heer Van Aartsen. Binnenkort ontvangt de Kamer de tweede voortgangsrapportage over de uitvoering van het veiligheidsplan. Op 29 september spreekt de Kamer daarover opnieuw met de betrokken ministers. Dan kan het debat over dit onderdeel van het kabinetsbeleid dus verder worden gevoerd. Ten aanzien van de politiesterkte hebben enkelen van u, onder wie de heren Bos, Verhagen en Van Aartsen, gevraagd of het juist is dat de politiesterkte in 2004 zal dalen. De Kamer kent de brief van de minister van BZK van 16 september jl. waarin antwoord is gegeven op haar schriftelijke vragen. Bij de beantwoording van vraag 22 zien de Kamerleden de vermelding van een vermoedelijke daling van de feitelijke sterkte met 100 fte’s op een totaal, overigens, van meer dan 50.000 fte’s. Dit heeft geen effect op de stijging van de sterktedoelstelling voor 2010. Ik wil hier niet al te diep ingaan op deze kwestie, nu in deze brief uitvoerig is aangegeven hoe de sterktecijfers zijn en zich zullen ontwikkelen. De Kamerleden hebben in die brief ook kunnen lezen dat minister Remkes de aan BZK toegekende extra middelen uit de envelop wil gebruiken om de sterkte in 2004 niet te laten dalen. Hiertoe voert hij overleg met de korpsbeheerders. Zij bepalen uiteindelijk of extra mensen in opleiding worden genomen. Wel zal de minister van BZK voorwaarden verbinden aan de extra middelen die ter beschikking
Tweede Kamer
Algemene politieke beschouwingen
18 september 2003 TK 3
De heer Herben (LPF) R M. Sablerolle – Gouda
als vroeger recht houden op eens in de vijf jaar een gratis kunstgebit? Minister Balkenende: U weet net zo goed als ik dat de kunstgebitten nog in het pakket zitten! Voorzitter. Ik denk hiermee het onderdeel zorg te hebben gehad en kom ik op het onderwerp veiligheid. De voorzitter: Mede op verzoek van enkele woordvoerders wil ik de vergadering even schorsen. Ik denk dat de minister-president dat ook wel prettig zal vinden. De vergadering wordt van 16.45 uur tot 16.50 uur geschorst.
3-119
Balkenende zullen worden gesteld vanuit de veiligheidsenvelop en die erop zijn gericht om het aantal agenten te laten stijgen, ook in 2004. De inzet daarbij is om met ieder korps vooraf afspraken te maken over het aantal aspiranten dat in opleiding wordt genomen. Zo is hij ook in overleg met het korps Limburg-Zuid. Het is dus onjuist dat er de komende jaren minder mensen op straat zouden komen, integendeel. De suggestie van de heer Van Aartsen militair personeel eventueel te vragen om te solliciteren bij de politie is het onderzoeken waard. De ministers van Defensie en van BZK zullen hierover overleg voeren en de Kamer in het najaar nader informeren. De heer Van Aartsen (VVD): Mijn fractie kan zich zeer vinden in de beantwoording van de ministerpresident, maar dit antwoord is onbevredigend. Het Belgische idee om militair personeel in te zetten bij de politie wil hij slechts ’’onderzoeken’’. Ik had hem, en met hem het hele kabinet, juist gevraagd om een stap verder te zetten. Wees nou eens creatief, doe wat! De ministerpresident kan zo aan de Belgische ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie vragen hoe het daar is geregeld. Doe dat nou gewoon! Ik krijg een heel afwachtend antwoord, waarmee ik niet echt gelukkig kan zijn. Het antwoord over de dip in de politiesterkte stond ook al in de stukken en in de miljoenennota. Dat was juist de reden om op dit punt te intervenie¨ren. Als de ministerpresident niet helderder wordt, kom ik daar straks op terug. Minister Balkenende: Ik heb aangegeven hoe het zit met die 100 fte. De heer Van Aartsen wijst op stukken van het kabinet. Het overleg over zijn suggestie kan overigens op 29 september met de ministers worden voortgezet. Ik dacht dat ik in mijn beantwoording juist een positieve reactie gaf op die suggestie. Het is voor mij niet mogelijk om, nadat de heer Van Aartsen dit gisteren naar voren bracht, nu te zeggen: dat doen wij wel even. Daarvoor is overleg nodig. De ministers van Defensie en van BZK zullen, zoals ik al heb gezegd, hierover overleggen en de Kamer nader informeren. Zo ben ik toch maximaal ingegaan op zijn suggestie.
Tweede Kamer
De heer Herben (LPF): Dit punt raakt mij in een open wonde, de samenwerking tussen krijgsmacht en politie. In mei vorig jaar heeft de commissie-Ter Beek zich al gebogen over deze samenwerking. De minister-president hoeft dus niet eens naar Belgie¨ te kijken. Het vervelende tijdens de vorige formatie was dat de voorzitter van de korpsbeheerders, de heer Opstelten, en de heer De Wijkerslooth het bestaan van dit rapport ontkenden. Informatie hierover is ongetwijfeld nog te vinden in de stukken van de heer Donner over de vorige informatie. Er is dus wel degelijk informatie beschikbaar over inzet van de krijgsmacht. Een veel belangrijker punt is echter dat wij aan de vooravond staan van het ontslag van 12.000 militairen. De omscholing van die militairen naar politieagent is belangrijk en mogelijk. Verder heb ik ervoor gepleit om in dit verband ook te kijken naar douanefuncties. De heer Zalm rekende zich rijk – destijds dacht ik dat dit terecht was – met het Verdrag van Schengen, waardoor de belastingdienst 1100 douanemensen kon ontslaan. Tegenwoordig ontstaan er steeds meer problemen die door de douane kunnen worden bestreden, zoals smokkel van drugs en personen. In dat licht doe ik een klemmend beroep om ook te kijken naar de mogelijkheid om defensiepersoneel om te scholen voor de douane. Minister Balkenende: Het lijkt mij goed als de desbetreffende bewindslieden de suggestie van de heer Herben nader bezien, zodat dit kan terugkomen bij de verschillende begrotingsbehandelingen. Daarmee doe ik volgens mij het meest recht aan hetgeen de heer Herben naar voren heeft gebracht. De heer Van Aartsen (VVD): Ik ben de minister-president nog een antwoord schuldig op hetgeen hij zojuist zei. Ik heb goed geluisterd naar wat hij heeft gezegd over de Belgische variant. Uit zijn woorden spreekt echter geen gevoel van urgentie. Vanavond kom ik hier nog nader op terug, maar ik vind dat echt heel jammer.
De heer Verhagen heeft gesproken over de spoorwegpolitie. Conform het aanvalsplan openbaar vervoer zijn 51 fte spoorwegpolitie in drie teams aan het werk. Meer is ook niet toegezegd. Er zal daarom wel sprake zijn van een misverstand. De heer Verhagen (CDA): Ik meen mij te herinneren dat met name bij het debat over de regeringsverklaring is gesproken over 200 mensen in die drie teams. Vandaar dat ik op een gat van 150 kwam. Ik zoek het nog even op, maar wij hebben er absoluut over gesproken bij de regeringsverklaring. Minister Balkenende: Laten wij het allebei nog even bekijken en daar dan zonodig in tweede termijn op terugkomen. Wat betreft de begrotingsgerichte onderwerpen, zoals strafrechtelijke opvang verslaafden en het benodigde aantal inlichtingenofficieren Zuid-Amerika, lijkt mij bespreking tijdens de behandeling van de betrokken begrotingen meer op zijn plaats. Ik wil tegen de heren Rouvoet en Dittrich en mevrouw Halsema nog zeggen dat met betrekking tot de reclassering de organisatie te maken heeft met een bijstelling van taken, met aandacht voor een verbeterde uitvoering van taakstraffen, uitvoering van de afspraken van het veiligheidsplan en begeleiding van de gestraften die wel bereid zijn hun gedrag te veranderen. Dit heeft ook een financie¨le vertaling. Er is voor 2004 een taakstellende efficiencykorting opgenomen. Daarnaast zal in de komende jaren extra geld worden toegevoegd in verband met extra werk. Door deze intensiveringen zal het uitvoerend reclasseringswerk per saldo niet afnemen. Wel zal er dus een taakverschuiving plaatsvinden. De heer Dittrich (D66): Kan de regering stimuleren dat de drie naast elkaar bestaande reclasseringsorganisaties gaan samenwerken in een efficie¨nte organisatie?
Minister Balkenende: Volgens mij is er een eenheid van gevoelen, maar het is mij niet mogelijk om vandaag te regelen wat mij gisteren werd gesuggereerd. Zo gaan de zaken niet.
Minister Balkenende: Ik zal hierover nader overleggen met de betrokken bewindspersoon en u daar in tweede termijn nader antwoord op geven. Ik keer terug naar de hoofdlijnen van het veiligheidsbeleid. Twee onderwerpen vragen bijzondere aandacht. Dit betreft allereerst de omvangrijke veranderingen die
Algemene politieke beschouwingen
18 september 2003 TK 3
3-120
Balkenende aangebracht zullen worden in de met handhaving belaste organisaties, waardoor een effectieve aanpak van criminaliteit verzekerd zal zijn. Dit zal gelden voor de politie, waarbij de rol van de minister van Binnenlandse Zaken en de minister van Justitie zal worden versterkt en verantwoordingslijnen worden verhelderd. Daarmee zal de aansturing van de politie worden verbeterd, hetgeen de effectiviteit van het politieoptreden zal verhogen. Tevens wordt gekeken naar vermindering van de administratieve werkdruk. Resultaten van een onderzoek worden de Kamer binnenkort gepresenteerd. Ik kan de heer Verhagen nu al toezeggen dat het vragenformulier met betrekking tot het gebruik van pepperspray zal worden afgeschaft – dit is een van de voorbeelden van aanpassing – zodat meer agenten op straat dienst kunnen doen. In de afdoening van strafzaken zal eveneens het nodige worden veranderd. Het instrument van bestuurlijke boete zal meer worden ingezet. Dat die al voor 1 juli 2004 zal zijn gerealiseerd, lijkt mij niet waarschijnlijk. Dit zal immers voor specifieke onderwerpen wettelijk moeten worden geregeld. Het OM zal voorts meer bevoegdheden krijgen om zelf straf op te leggen. Komt de burger daartegen niet in verzet, dan kan deze ten uitvoer gelegd worden door het OM. Stil zitten door de burger loont niet meer. De gerechten zelf werken efficiencyverbetervoorstellen uit, waardoor procedures sneller en effectiever kunnen verlopen. Binnenkort zal het kabinet spreken over de voorstellen om de justitie¨le keten op orde te brengen, zodat niet langer vanwege tekorten van een van de ketenorganisaties de criminaliteitsbestrijding en slagvaardigheid worden belemmerd. Knelpunten komen dan in zicht. Dan zal blijken waar het beste de middelen van de veiligheidsenveloppe door justitie ingezet kunnen worden. Om die reden zijn deze voor de periode van 2004 nog niet verdeeld. In 2004 zal de Kamer de voorstellen hieromtrent tegemoet kunnen zien. Wij willen dit goed onderbouwd doen. De heer Herben klaagt over een onvoldoende aanpak van criminaliteit en wijst op het cellentekort. De prognoses laten een stijgende vraag naar cellen zien in de komende jaren,
Tweede Kamer
hetgeen aparte investeringen vraagt. De Kamer is hierover apart geı¨nformeerd. Daarbij merk ik op dat het een misverstand is aan te nemen dat er een tekort is in 2004 van 1500 cellen. De extra middelen van 41 mln euro, zoals opgenomen in de begroting van Justitie, zijn hier niet in verwerkt. Niet is zeker of er in 2007 nog sprake zal zijn van een tekort. Dit hangt mede af van de omvang van de knelpunten waarover ik zojuist sprak. Daarnaast is deze afhankelijk van de aanspraak van de drugssmokkel op Schiphol. Dat vraagt om een nadere toelichting. Ik merk op dat de bestrijding van drugs binnen het koninkrijk veel energie en middelen vraagt van de totale capaciteit. Dit vraagt om een aparte aanpak om de blijvende toevoer van drugs te bee¨indigen. Tot op heden lag het accent op de bestrijding ervan. In de toekomst zal het accent meer op controle bij binnenkomst in Nederland komen te liggen. Binnenkort zal de regering de Kamer voorstellen op dit terrein toezenden. De effectiviteit van deze aanpak zal mede de omvang van de vraag naar cellen bepalen. De regering vertrouwt erop dat de aanpak met zich brengt dat in 2007 niet langer sprake zal zijn van een tekort.
Minister Balkenende: Wij nemen kennis van uw suggestie. Zij zal betrokken worden bij tal van zaken die wij nog met elkaar moeten bespreken. De heren Van der Vlies en Van Aartsen hebben over terroristische dreiging gesproken. De laatste heeft
om nieuwe inzichten gevraagd. Ik wijs op de notitie inzake terrorisme die door de minister van Justitie onlangs naar de Kamer is gezonden. Hierin zijn vergaande voorstellen opgenomen om terrorisme effectief te bestrijden. Terrorisme raakt zowel de interne als de externe veiligheid. Bescherming van burgers en vitale objecten en bestrijding van terrorisme langs strafrechtelijke weg dienen in de toekomst meer onderdeel te zijn van een civiel en militair geı¨ntegreerde aanpak. De regering zal aangeven langs welke lijnen dit het best uitgewerkt kan worden. De regering is van oordeel dat hiermee in de komende periode de juiste balans gevonden moet worden tussen enerzijds een goede bescherming van de burger tegen de Staat en anderzijds een goede bescherming door de Staat van de burger tegen wangedrag en dreiging. Ik kom nu op het laatste onderdeel, het buitenland, defensie en koninkrijksrelaties. Ik sta eerst stil bij buitenland en defensie. Daarna kom ik achtereenvolgens te spreken over het terrorisme, het Midden-Oosten, Europa, het referendum, de Orions en de koninkrijksrelaties. Voor de regering berust het Nederlands buitenlands beleid op twee fundamenten: een krachtige Europese Unie en een sterke transatlantische band, dus een nadrukkelijke keuze voor beide. Beide fundamenten staan ook in functie van een derde, namelijk de noodzaak tot versterking van het multilaterale stelsel opdat het oplossingen voortbrengt voor de problemen waar de internationale gemeenschap voor staat. De VN blijven in de ogen van de regering de beste plaats om regels te stellen en draagvlak op te bouwen voor gezamenlijke, wereldwijde actie. De regering ziet dus een duidelijke samenhang en wederzijdse afhankelijkheid tussen die drie fundamenten. Ze kunnen elkaar maken of breken. Het gaat er wel degelijk om, bruggen te bouwen of ankers uit te gooien als deze fundamenten te ver uit elkaar drijven. De heer Bos heeft met nadruk gesteld dat Nederland zich vooral op Europa moet richten. Ook mevrouw Halsema heeft hierover gesproken. Ik ben het met de heer Bos eens dat Nederland Europa is, maar Europa is niet de natuurlijke tegenhanger van de VS. Het is geen counter vailing power, maar een supermacht die tot
Algemene politieke beschouwingen
18 september 2003 TK 3
De heer Herben (LPF): Deze toelichting geeft mij het idee dat wij de goede kant opgaan. Wij hadden overigens nog wel voldoende vertrouwen in de minister van Justitie om te hopen dat wij in elk geval ergens komen in deze kabinetsperiode. Alles hangt met alles samen. De minister-president heeft gesproken over de drugsproblematiek. Ik sprak over het feit dat de douane in de West 40 tot 50 mensen te kort komt. Als dat tekort wordt weggenomen, zijn veel problemen hier te voorkomen. In verband met het cellentekort heb ik opgeroepen om naar creatieve oplossingen kijken, zoals een taakstraf op de Antillen, zodat voor de betrokkenen hier geen cellen gebruikt hoeven worden.
3-121
Balkenende dezelfde waardengemeenschap behoort. Dit sluit tegenstelling van belangen op deelterreinen – handelsbelangen of politieke belangen – overigens niet uit. Daar komen de EU en ook Nederland dan ook duidelijk voor op. Een stevige transatlantische band kan dergelijke tegenstellingen ook gerust verdragen. Een sterk multilateraal stelsel is nodig om landen die de internationale regels stelselmatig aan hun laars lappen aan te pakken. Tegelijkertijd kan dit bescherming bieden aan landen met zwakke structuren en armoede. Dat moeten wij met z’n allen doen. Juist op dit punt is het zaak dat de EU en de VS samenwerken. Mevrouw Halsema en de heer Bos hebben ook vragen gesteld over de voorstellen van Kofi Annan tot hervorming van de VN. De regering steunt de plannen van Kofi Annan van harte. Die hervorming is nodig om de VN geloofwaardigheid te geven en om de VN hun plaats in het centrum van het multilaterale systeem te laten innemen. Zijn pleidooi valt nauw samen met de Nederlandse inzet op het gebied van de VN-hervormingen om het multilaterale systeem meer tanden te geven. Nederland heeft recent voorstellen gepresenteerd om de intergouvernementele machinerie van de Algemene Vergadering van de VN te verbeteren, het zogenaamde Green Treerapport. Over de hervormingen van de VN zal ik aanstaande maandag met Kofi Annan zelf spreken, wanneer ik in New York ben voor de Algemene Vergadering van de VN en een tweetal conferenties, een over terrorisme en een over aids. Sprekend over het terrorisme moeten wij zeggen dat het internationaal terrorisme krachtig moet worden aangepakt.
resolutie 1441; de interpretatie ervan, de Alleingang van de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk enz. Ziet u die spanning ook? Ziet u ook dat onder druk van de neoconservatieven in de Verenigde Staten juist de rol van de multilaterale samenwerking in het kader van de VN eerder wordt uitgehold dan bevorderd? Minister Balkenende: Ik heb het belang van de Verenigde Naties en van de multilaterale aanpak aangegeven. Ik hoef dat niet te herhalen. De heer Marijnissen (SP): Ik nodig u niet uit om iets te herhalen, maar ik vraag of u die spanning ziet. Minister Balkenende: Ik wijs op het belang van Nederland en Europa, op goede transatlantische betrekkingen tussen de EU en de Verenigde Staten en op het karakter van multilaterale samenwerking in het kader van de VN. Ik zie de spanning in die discussie ook wel. Deze discussie wordt overal gevoerd. Om die reden heb ik in het gesprek met president Bush juist over Irak gezegd dat ervoor gezorgd moet worden dat de VN een grotere rol krijgen. Ik was ook blij te horen dat dit het geval is. Omgekeerd heb ik ook gevraagd om oog te hebben voor de ontwikkelingen in Europa. Er is sprake van een steeds verder integrerend Europa. Het is van belang dat de Verenigde Staten daar op een goede manier mee omgaan. Ik zie de spanning wel. Goede contacten met de Verenigde Staten zijn van belang, want als er moeilijkheden in de wereld zijn, zoals in Afghanistan of voormalig Joegoslavie¨, dan spelen zij daarin een rol. Tegelijkertijd kun je ook niet zonder de Verenigde Naties. Ik wil echter niet dat er sprake is van of-of.
De heer Marijnissen (SP): Dat laatste ben ik geheel met u eens. U zegt eigenlijk dat wij drie poten onder onze beleidsmatige tafel hebben, te weten Europa, de Verenigde Staten – de Atlantische band – en de Verenigde Naties. Er verschijnen steeds vaker artikelen in kranten van mensen die er verstand van hebben die stellen dat er in de internationale politiek zo langzamerhand moet worden gekozen tussen de VS en de VN. Niet in de laatste plaats denkt men dan aan Irak en wat er recent is gebeurd rondom
De heer Marijnissen (SP): U bent het toch hopelijk met mij eens dat de recente ontwikkelingen in de Verenigde Staten, waarbij er ten aanzien van Irak welbewust voor is gekozen om niet de Veiligheidsraad te volgen in de interpretatie van resolutie 1441, maar om met het Verenigd Koninkrijk te kiezen voor een Alleingang, iets anders aangeven dan het erkennen van de Verenigde Naties als het gremium waar op wereldschaal over vraagstukken van oorlog en vrede gesproken en besloten wordt?
Tweede Kamer
Algemene politieke beschouwingen
De heer Balkenende: Het lijkt mij niet goed om de gehele discussie over Irak op dit moment over te doen. Toen wij vorig jaar spraken over de situatie in Irak heeft de Nederlandse regering steeds gezegd dat het spoor van de VN moet worden gevolgd, de UN-track, en dat dit tot het laatst moet worden afgelopen. Vervolgens kwam resolutie 1441. Wij kunnen over van alles van mening verschillen, maar uiteindelijk is die resolutie er gekomen en is het spoor van de VN bewandeld. In reactie op de vraag hoe ik aankijk tegen de discussie over enerzijds de Verenigde Staten en anderzijds de VN, onderlijn ik het belang van de VN ten aanzien van alle belangrijke internationale onderwerpen. Wij kunnen niet zonder de VN. Tegelijkertijd ga ik ook niet voorbij aan de rol die de Verenigde Staten in de wereld spelen. Zo ligt de situatie. De heer Marijnissen (SP): Ik zou het met u eens willen zijn dat het er niet om gaat om counter vailing powers te cree¨ren tussen Europa en de Verenigde Staten. Ik zie daar ook wel wat in, want wij moeten geen nieuwe koude oorlog hebben met de Atlantische oceaan als de nieuwe muur. Tegelijkertijd zijn er in de Verenigde Staten onder invloed van de neoconservatieve ideologie ontwikkelingen gaande, waarin Bush een belangrijke rol speelt, die de suprematie van de ideee¨n van Amerika onderlijnen. Men vindt dat de VS militair overal in de wereld mogen optreden. Dit vormt naar mijn idee een bedreiging en geen bemoediging van de VN. Ik zou willen dat u daar meer oog voor had, zodat u begrijpt dat het zaak is om daar een counter vailing power tegenover te stellen. Minister Balkenende: Wij moeten nu niet discussie¨ren over de interne politieke ontwikkelingen in de Verenigde Staten en de politieke duiding die u aan ontwikkelingen geeft. Ik heb aangegeven dat ik bij het bezoek aan Bush heb gewezen op het belang van het spoor van de VN en op de rol van de Europese Unie. Het lijkt mij vruchtbaarder om er op die manier over te spreken en om er bij de Amerikanen op aan te dringen om de VN een rol te laten spelen. Dat heb ik gedaan. De heer Bos (PvdA): Voorzitter. Wij
18 september 2003 TK 3
3-122
Balkenende moeten inderdaad het debat over Irak hier niet overdoen, maar het zou toch wel vreemd zijn als bij de algemene politieke beschouwingen niet gediscussieerd zou worden over de vraag of de regering iets heeft geleerd van wat er in het afgelopen jaar is gebeurd. Deze regering heeft de Amerikanen en de Britten gesteund bij een militaire interventie in Irak zonder steun van de Verenigde Naties. Nu zien wij hoe diezelfde Verenigde Staten niet zonder de Verenigde Naties blijken te kunnen. Wij moeten constateren dat het moeilijk is om in Irak de zaak weer op te bouwen en om iets van democratie en behoorlijk bestuur tot stand te brengen, juist omdat het draagvlak internationaal onvoldoende was. Daar leer je toch iets van! Als je terugkijkt, als je constateert hoe moeilijk het nu in Irak gaat, als je ziet dat iedereen die zo cynisch was over de Verenigde Naties, nu zegt dat wij die VN eigenlijk toch nodig hebben, moet je dan niet gewoon met elkaar zeggen: dat hadden wij ons misschien een paar maanden eerder ook moeten realiseren? Die vraag hebben wij al verscheidene malen aan dit kabinet gesteld. Minister Balkenende: Ik denk niet dat het nodig is om het hele debat over Irak hier over te doen. Wij hebben dat debat heel veel keren met elkaar gevoerd. De heer Bos (PvdA): Maar u geeft geen antwoord op deze vraag. Die is wel belangrijk. Minister Balkenende: De vraag heeft betrekking op de Verenigde Staten aan de ene kant en de Verenigde Naties aan de andere kant. Het is en-en. Wat zullen de VN kunnen zijn zonder de Verenigde Staten? Die vraag kun je ook wel eens stellen. De heer Bos (PvdA): Ik heb in mijn verhaal letterlijk gezegd dat de Verenigde Naties niet zonder de Verenigde Staten kunnen. Maar wat wij de afgelopen maanden geleerd hebben, is dat de Verenigde Staten ook niet zonder de Verenigde Naties kunnen. Dat is het punt. Wij hoeven hier niet het hele Irakdebat over te doen. Ik wil u alleen de volgende vraag stellen: wat heeft u nu eigenlijk geleerd van wat er gebeurd is?
Tweede Kamer
Minister Balkenende: Vorig jaar was het kiezen van het spoor van de VN aan de orde. Dat heeft geleid tot resolutie 1441. Er was op dat moment geen sprake van een Alleingang van de VS. Saddam Hoessein hield zich niet aan uitspraken en resoluties van de Verenigde Naties. Dat was aan de orde. Er wordt nu gesproken over het juridische kader. Ik heb het debat al eerder gevoerd. De minister van Buitenlandse Zaken heeft dat ook gedaan. Resolutie 1441 is steeds gevolgd. Er wordt gesproken over het trekken van lessen. De les die naar mijn mening getrokken moet worden uit het hele dossier ’’Saddam Hoessein’’, is de volgende. Wanneer je jaar in jaar uit een agressor de ruimte geeft om resoluties van de VN aan zijn laars te lappen, dan gaat het van kwaad tot erger. Dan worden er op een gegeven moment mensen om het leven gebracht, dan is er een dictatoriaal regime en dan krijg je ongerijmdheden. Als wij het dan toch hebben over lessen trekken: dat is ook de les als resoluties van de VN niet serieus genomen worden.
De heer Bos (PvdA): Prima! En ik hoop u met hen.
Minister Balkenende: Voorzitter. Ik was gebleven bij het internationale terrorisme. Dat moet krachtig worden aangepakt. De afgelopen periode waarin nieuwe afschuwelijke aanslagen zijn gepleegd, heeft aangetoond dat extra inspanningen en een lange adem nodig zijn. Ik zal hierover aanstaande maandag in New York met een aantal collega’s van gedachten wisselen tijdens een conferentie over de oorzaken van terrorisme. Daarbij zal gesproken worden over de structurele oorzaken en gevolgen van terrorisme. De heer Van Aartsen heeft terecht aandacht gevraagd voor het punt van de financiering van terrorisme vanuit het buitenland aan groeperingen in Nederland. In de contacten met dergelijke landen, waaronder die in de Golfregio, wordt het punt op Nederlands aandringen ook in EU-verband inmiddels altijd aan de orde gesteld. Nederland is actief betrokken bij de samenstelling van de internationale signaleringslijsten van de Europese Unie op grond waarvan bevriezing van financie¨le tegoeden moet plaatsvinden. De regering onderzoekt hoe de eigen wetgeving moet worden aangescherpt. Onze inlichtingen- en opsporingsdiensten zijn waakzaam en actief, in het bijzonder ten aanzien van fundamentalistische groeperingen. Zeer veel sprekers hebben terecht aandacht gevraagd voor de situatie in het Midden-Oosten. De roadmap kan alleen maar tot uitvoering worden gebracht door de partijen zelf. Het probleem is dat het op dit moment ontbreekt aan committering, daadkracht en leiderschap aan beide zijden. Beide zijden blijven ernstig in gebreke. Daarom zijn selectieve sancties tegen alleen Israe¨l niet aan de orde. De internationale gemeenschap moet juist beide zijden onder druk houden. De VS en de EU lopen hier met het kwartet samen op. De heer Dittrich heeft gevraagd naar de speerpunten van het Nederlands voorzitterschap van de Europese Unie. Een aantal zaken staat sowieso op de agenda in de tweede helft van 2004 en behoeft vanwege het politieke belang grote aandacht van het Nederlands voorzitterschap. De Europese Raad van december 2004 zal op basis van een rapport van de Commissie een beslissing moeten nemen over de opening van de toetredingsonderhandelingen met Turkije. Er is
Algemene politieke beschouwingen
18 september 2003 TK 3
De heer Bos (PvdA): Maar is het niet ook een les dat het een buitengewoon hachelijke, zo niet onmogelijke onderneming is gebleken om in een land hier ver vandaan door middel van een militaire interventie en met onvoldoende ondersteuning van dezelfde Verenigde Naties democratie en goed bestuur op te leggen? Minister Balkenende: Het spoor van de VN is altijd van belang. Wij hebben met elkaar geconcludeerd dat de militaire interventie succesvol was. Wij zien daarna dat er aanslagen en terroristische activiteiten plaatsvinden. Ik heb niet voor niets tijdens het contact met president Bush gesproken over het feit dat er om verschillende redenen meer landen bij betrokken zouden moeten worden. Ik heb toen gezegd: het gaat om de opbouw van de democratische structuur in Irak, het gaat om de economische mogelijkheden en om meer betrokkenheid van landen. Daarom is gezegd dat meer naar het spoor van de VN moet worden gekeken. En dat doen de Amerikanen dan ook. In die zin hebben zij dus ook hun les getrokken.
3-123
Balkenende sprake van de onderhandeling over de financie¨le perspectieven 2007-2013. Er is voorts sprake van de voorbereiding van de tenuitvoerlegging van een nieuw verdrag. De regering legt binnen het strategisch meerjarenprogramma 2004-2006 van de zes opeenvolgende voorzitterschappen en het gezamenlijke operationele meerjarenprogram 2004 van het Ierse en het Nederlandse voorzitterschap de nadruk op de volgende drie thema’s. In de eerste plaats, duurzame groei. Dat betreft de nadruk op de uitvoering van de Lissabonstrategie. In de tweede plaats, een verdere uitbouw van de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid, het formuleren van de follow-up van het zogenaamde Tampereprogramma. In de derde plaats, een actief betrokken en slagvaardig extern beleid. Wij denken dan aan de transatlantische relatie, de uitvoering van crisisbeheersings- en vredesoperaties en aandacht voor het Midden-Oosten en Afrika. De voorbereidingen liggen goed op koers,. De Kamer zal in de komende maanden nader worden geı¨nformeerd, bijvoorbeeld naar aanleiding van de totstandkoming van het door mij genoemde meerjarenprogramma 2004-2006. Mevrouw Halsema heeft gevraagd naar het standpunt van de regering inzake het referendum over de Europese grondwet. Het gaat hier om een initiatiefvoorstel van enkele leden van deze Kamer waarover de Kamer nu verslag moet uitbrengen. De Tweede Kamer is dus nu aan zet en daarna is het de beurt aan de Eerste Kamer. Het is een goed en democratisch gebruik dat de regering in beginsel positief staat tegenover bekrachtiging van een initiatiefvoorstel dat mag rekenen op brede steun van beide Kamers van de StatenGeneraal. Natuurlijk blijven de deugdelijkheid en de systematiek van zo’n voorstel daarbij altijd van belang. Uiteraard wachten wij eerst het verslag af, en hoe de initiatiefnemers daarop gaan reageren. Opmerkelijk is dat in het initiatiefvoorstel niet precies wordt aangegeven of de opkomst enige betekenis heeft voor de gevolgen die aan de uitslag moeten worden verbonden. Dat is een zaak die in het verslag aan de orde moet komen. Gedacht zou bijvoorbeeld kunnen worden aan de Tijdelijke referendumwet waarin een bepaalde uitspraak wordt gedaan. Eerlijk gezegd is het nu een zaak van
De heer Verhagen (CDA): Gelet op het feit dat het kabinet in het Hoofdlijnenakkoord heeft geaccepteerd dat de Tijdelijke referendumwet niet van tafel gaat, maar gedurende deze kabinetsperiode van kracht
De heer Van der Vlies (SGP): Dat is dus iets meer dan ’’het resultaat van de Kamer afwachten’’. Dat vond ik iets te passief. Een beetje activiteit uit Vak K kan op dit punt geen kwaad!
Tweede Kamer
Algemene politieke beschouwingen
18 september 2003 TK 3
de Kamer. Wij wachten af hoe de Kamer aankijkt tegen de criteria die aan het referendum zullen moeten worden gesteld. Wij zullen daarna als kabinet ons standpunt nader bepalen. De regering heeft daarom grote belangstelling voor de nadere vormgeving door de Tweede Kamer van het voorgestelde referendum. Mevrouw Halsema (GroenLinks): Ik heb er begrip voor dat de regering dat even wil afwachten. Mijn tweede vraag was of de regering zich zou willen neerleggen bij de uitslag van het referendum. Er is geen opkomstgrens in opgenomen, omdat het geen correctief referendum is, maar een raadgevend referendum. Dat betekent dat wij wat ons betreft alle verschillende partijen er hun eigen oordeel over kunnen vellen. Daarom is ook interessant wat de regering doet. Om die reden herhaal ik de vraag of de regering bereid is de uitkomst van een referendum te accepteren. Minister Balkenende: U zegt het heel duidelijk. De Kamer is aan zet. Er komt een verslag van de Kamer. De initiatiefnemers zullen dan hun nader standpunt bepalen. Dat is e´e´n deel van de discussie. Ik heb er alleen in vraagstellende zin over gesproken: zijn er bepaalde eisen die in de sfeer van de opkomst worden gesteld aan het referendum? Ik weet dat niet en wacht dat af. Wanneer het oordeel van de Kamer duidelijk is, is het kabinet aan zet. Ik vind eerlijk gezegd dat wij het ook in die volgorde moeten doen: nu eerst spreken over het referendum en het oordeel van uw Kamer daarover. De vraag wat je met een uitkomst doet, is van veel later orde. Ik maak er nog een andere opmerking bij. Wanneer er een referendum komt, zal het kabinet zich natuurlijk inzetten voor het eigen standpunt over de IGC. Dat zullen wij ook verdedigen. Dat is logisch. Na de procedure in de Kamer gaan wij als het zover komt het traject in en daarna komt de conclusie. Eerlijk gezegd wil ik nu volstaan met de opmerking: wij wachten nu uw stappen af.
blijft, zou je op z’n minst ten aanzien van opkomsteisen datgene moeten hebben wat in de Tijdelijke referendumwet staat. Als dat zelfs niet wordt gehaald, nog los van een theoretische discussie over correctief of raadgevend... Ik vind dat het kabinet moet aangeven dat op z’n minst mag worden verwacht dat een bepaald deel van de bevolking eraan deelneemt voordat een referendumuitslag serieus kan worden genomen. Minister Balkenende: Wij moeten de zaak scherp houden. Uw Kamer is nu aan zet. Ú praat over het initiatiefvoorstel. Zolang de Kamer bezig is met een initiatiefvoorstel is het niet de taak van een kabinet om in die discussie te intervenie¨ren. Dat zult u met mij eens zijn. Ik heb alleen in vraagstellende zin de opmerking gemaakt over welke eisen een Kamer zou kunnen verbinden aan een referendum. U wijst op het verband met de Tijdelijke referendumwet. Die kent inderdaad bepaalde criteria ook wat de ervaren geldigheid betreft in de zin van de vraag wanneer er consequenties moeten worden verbonden aan een bepaalde uitslag. Ik heb gezegd dat wij eerst afwachten wat de Kamer doet. U hebt in algemene zin gewezen op het belang van criteria die worden gesteld. Ik wacht gewoon af wat er hier in de Kamer gebeurt. Daarna is het kabinet aan zet. De heer Van der Vlies (SGP): Als de plenaire afronding van een initiatiefwetsvoorstel in de Kamer aan de orde is, is het niet ongebruikelijk dat de regering zich bij dat debat laat vertegenwoordigen door iemand uit haar midden die desgevraagd een advies aan de Kamer geeft. Begrijp ik het goed dat dit advies wordt voorbereid? Minister Balkenende: Dat klopt. Ik heb precies aangegeven hoe het gaat. Er is een voorstel, de Raad van State is aan het woord geweest en het woord is nu aan de Kamer. Wanneer hier een debat plaatsvindt, zal ook iemand van het kabinet aanwezig zijn om desgevraagd opmerkingen te maken.
3-124
Balkenende Minister Balkenende: Wij trekken ons niet terug in de Treˆveszaal om maar af te wachten. Zo is het ook weer niet. Als er een debat plaatsvindt en wij worden daarvoor uitgenodigd, zoals dat gebeurt bij initiatiefwetsvoorstellen, zullen wij uiteraard aanwezig zijn.
moeten spreken, zou ik tegen de heer Verhagen willen zeggen. Volgens mij is het raadplegend referendum evenwel niet opgenomen in het Hoofdlijnenakkoord.
De heer Van Aartsen (VVD): Natuurlijk zijn wij gebonden aan het Hoofdlijnenakkoord. Dat is duidelijk. Vanavond zullen wij daarover nader
Minister Balkenende: Voorzitter. Een aantal leden heeft vragen gesteld over de bezuinigingen op het defensieapparaat. Ik heb de meer algemene vragen over dit thema schriftelijk beantwoord, maar ik wil specifiek ingaan op de voorgenomen opheffing van de groep maritieme patrouillevliegtuigen, de P3C Orion. De onderzeebootdreiging is volgens de NAVO zodanig afgenomen dat daaraan gevolgen kunnen worden verbonden, zoals het kabinet nu doet. Verkenning en waarneming, andere belangrijke taken van de Orion, kunnen met goedkopere middelen worden uitgevoerd. Enkele Orions voeren op dit ogenblik luchtverkenningstaken boven zee uit ten behoeve van de Nederlandse kustwacht en de kustwacht van de Nederlandse Antillen en Aruba. Zij leveren in dat verband onder meer een bijdrage aan ’’search and rescueoperaties’’ en aan de bestrijding van de drugshandel. De uitvoering van luchtverkenningstaken boven zee blijft voor beide kustwachten onverminderd van belang. In interdepartementaal verband wordt gezocht naar een gelijkwaardig alternatief, dat tijdig beschikbaar zal zijn. De regering zal de Kamer daarover zo spoedig mogelijk inlichten. Ik kom te spreken over de koninkrijksrelaties. Bijna alle sprekers hebben aandacht gevraagd voor de koninkrijksrelaties, met name voor de situatie op de Nederlandse Antillen, die zij onlangs uit eigen waarneming hebben leren kennen. De Nederlandse regering wil recht doen aan de wens van de eilandgebieden om zo veel mogelijk hun eigen verantwoordelijkheid te nemen. De rol van het koninkrijk zal daarnaast helder worden ingevuld naar het volgende patroon: maximale bevoegdheden voor de eilandgebieden, minimale bevoegdheden voor het land Nederlandse Antillen en cruciale bevoegdheden voor het Rijk. Tegen de heer Dittrich, die vroeg naar terugdringing van de bestuurlijke tussenlaag van het landsbestuur, zeg ik dat het kabinet ernaar streeft om samen met de Antilliaanse regering te werken aan verbeteringen in de bestuurlijke en financie¨le structuur.
Tweede Kamer
Algemene politieke beschouwingen
Mevrouw Halsema (GroenLinks): Als ik de regering goed begrijp, is het voor haar een vrije kwestie van de Kamer. De Kamer besluit; het is initiatiefwetgeving. Geldt dat ook voor de heer Verhagen? Hij vond het namelijk nodig om gisterenavond in NRC/Handelsblad de VVD-fractie tot de orde te roepen door te zeggen dat zij zich niet aan het Hoofdlijnenakkoord houdt indien zij voor het referendum zou zijn. Ik heb dus dezelfde vraag aan de heer Verhagen. Kan wat hem betreft hierover een openlijk debat plaatsvinden? De voorzitter: Wil de heer Van Aartsen eerst aangeven of het om werkelijkheid of onwerkelijkheid gaat? Dat bespoedigt de gang van zaken. Ik zie aan de heer Van Aartsen dat het om werkelijkheid gaat. Mevrouw Halsema (GroenLinks): Het was een vraag aan de heer Verhagen, niet aan de heer Van Aartsen. De voorzitter: Dat weet ik. Ik aarzel om deze discussie nu te voeren, maar goed. Laten wij luisteren naar de werkelijkheid van de heer Verhagen. De heer Verhagen (CDA): Als er bij de onderhandelingen geen uitspraken zijn gedaan over voortzetting of uitbreiding van het referendum, ga ik ervan uit dat op zijn minst de eisen van de Tijdelijke referendumwet worden verbonden aan een eventuele stem voor een referendum. Mevrouw Halsema (GroenLinks): Met andere woorden: wat de CDA-fractie betreft, is de VVD-fractie op dit punt gebonden aan het Hoofdlijnenakkoord. De heer Verhagen (CDA): Niet alleen op dit punt, maar op alle punten.
Nederland wil uitdrukkelijk ook de eilandgebieden betrekken in de nog in te stellen werkgroep die hierover zal adviseren. De heer Bos wees er terecht op dat er verder gesaneerd moet worden op de Antillen. Hij tekent daarbij aan dat er naast pijnlijke maatregelen sprake moet zijn van investeringen en armoedebestrijding. Zoals de heer Bos al met een enkel woord in de richting van de heer De Graaf aangaf, bestaan er op dit punt geen belangrijke verschillen in benadering. Het is hoog tijd dat de Antilliaanse regering bezuinigingsmaatregelen en structurele hervormingen doorvoert. Pas als zij hieraan concreet uitvoering geeft, kan met Nederland worden gesproken over voorwaarden voor extra steun. Dan kan ook worden bezien welke zinvolle tussenstappen eventueel beloond kunnen worden. Het kabinet heeft met de heer Bos ook oog voor het belang van een effectieve armoedebestrijding op de Nederlandse Antillen. In dit kader is 9,5 mln euro beschikbaar voor een onafhankelijke financieringsorganisatie voor niet-gouvernementele organisaties. De start hiervan wacht nog op enkele voorbereidingen van de zijde van de Antilliaanse regering. Daarmee kom ik aan het slot van mijn inbreng in eerste termijn. De heer Rouvoet (ChristenUnie): In verband met de bezuinigingen op defensie heb ik een vraag gesteld over het risico dat er bijvoorbeeld via het stabiliteitsfonds bij Buitenlandse Zaken steeds vaker gelden van ontwikkelingssamenwerking naar defensietaken gaan. Kunt u mij op dat punt geruststellen? Minister Balkenende: Volgens de minister van Buitenlandse Zaken gebeurt dit niet en er lijkt dus geen sprake te zijn van een probleem waarop u in uw vraagstelling doelt. De heer Rouvoet (ChristenUnie): Als u zegt dat dit niet zal gebeuren, ben ik daarmee heel tevreden. Dan blijft wel de vraag over wat de bedoeling is van het stabiliteitsfond waarover wij door de minister voor Ontwikkelingssamenwerking in juni zijn geı¨nformeerd. Dit zou ook bedoeld zijn voor vredesmissies en andere defensietaken. Minister Balkenende: Ik zal in tweede termijn hierop dieper ingaan.
18 september 2003 TK 3
3-125
Balkenende De heer Dittrich (D66): Ik heb het antwoord gemist op mijn vraag over de drugsbestrijding richting Colombia. Ik heb daarbij twee zaken genoemd, te weten de uitbreiding van het aantal inlichtingenofficieren ter plekke, zodat drugstransporten vaker kunnen worden onderschept, alsmede een pleidooi voor Ontwikkelingssamenwerking met Colombia, zodat de boeren aldaar andere gewassen kunnen verbouwen dan de cocaplant.
overheid. In dat geval bent u heel snel klaar en hoeven er niet veel beleidsambtenaren weg bij de andere ministeries.
de baan voor de twintiger van nu en het onderwijs voor de peuter van nu. Dat is een perspectief dat verder weg ligt dan 2007, een visie die niet gebaseerd is op prachtige theoriee¨n, maar op harde lessen uit het verleden. Dit kabinet steekt zijn nek uit, zonder de garantie daar zelf de vruchten van te kunnen plukken. Wij doen dit dan ook niet voor onszelf. Het is Nederland dat ons aan het hart gaat.
De heer Herben (LPF): U begrijpt mij verkeerd en daarom zal ik mijn vraag preciseren. Met de minister van Defensie zal ik tijdens de begrotingsbehandeling ongetwijfeld nog de degens kruisen over Defensie als zodanig. Mijn vraag is of u de 12.000 functies die bij Defensie bij het militair personeel en het burgerpersoneel verdwijnen, meerekent met de algehele reductie bij de
Minister Balkenende: Elk ministerie krijgt te maken met een taakstelling. Elk ministerie loopt op tegen efficiencykortingen. Elk ministerie moet ervoor zorgen dat er efficie¨nter wordt gewerkt. In zijn totaliteit zal de personeelsomvang bij de overheid afnemen. Het is echter niet zo dat de specifieke doelstelling bij Defensie om te komen tot een vernieuwing van de organisatie als een truc wordt gebruikt om een mooi plaatje te maken. Dat is niet aan de orde. Voor alle ministeries geldt dat er sprake is van afname van het personeelsbestand op grond van de afspraken die zijn gemaakt. Voorzitter. Hiermee ben ik gekomen aan het einde van mijn inbreng in eerste termijn in dit debat. Bij het debat over de regeringsverklaring, en ook in dit debat, is er veel gezegd over vertrouwen, dat draagvlak moet bieden en dat de samenhang in de samenleving moet versterken. Kortom, dit vertrouwen moet worden verdiend en is niet op afroep beschikbaar. Dat geldt niet alleen voor het kabinet, maar voor de politiek in haar totaliteit. In de visie van het kabinet is vertrouwen geen synoniem voor: iedereen tevreden stellen. Politiek is het afwegen van belangen. Politiek is keuzes maken, ook moeilijke keuzes en pijnlijke keuzes. Dat je over de juistheid van keuzes van mening kunt verschillen, is geen probleem. Daar mag en moet het debat over gaan. Dat is inherent aan de democratie. Waar het veel meer om gaat, is eerlijkheid. U kunt het verhaal van het kabinet somber noemen. Sommigen van u hangen er misschien kwalificaties aan als onfatsoenlijk en asociaal. Naar onze stellige overtuiging is het echter wel het eerlijke verhaal dat op dit moment verteld moet worden. Maakt dat het tot een gemakkelijk verhaal? Ontkennen wij dat er pijn wordt geleden? Zit dit kabinet te wachten op stakingen en acties? Nee, natuurlijk niet. Politici worden liever toegejuicht dan uitgejouwd. Dan moet er dus wel sprake zijn van een stellige overtuiging dat dit echt nodig is, dat deze keuzes de beste garanties bieden voor de ouderenzorg voor de zestiger van nu, het pensioen voor de veertiger van nu,
De heer Bos (PvdA): Voorzitter. Ik dank de regering en de ministerpresident voor de uitgebreide wijze waarop zij vandaag schriftelijk en mondeling dit debat met ons zijn aangegaan. Ik dank de ministerpresident voor de toezeggingen die zijn gedaan op een aantal punten, over zaken waarop nog zal worden teruggekomen en over wetgeving die wij kunnen verwachten ten aanzien van de topinkomens. Ik dank hem ook voor de duidelijkheid die hij in elk geval op een aantal terreinen heeft geschapen. Er komt rekeningrijden, de privatisering van Schiphol staat weer op de agenda en de WW komt gewoon volgend jaar terug voor bezuinigen. Ik dank de minister-president voor het feit dat hij in zijn bijdrage is ingegaan op onderwerpen waar een
Tweede Kamer
Algemene politieke beschouwingen
18 september 2003 TK 3
Minister Balkenende: Ook op deze punten zal ik in tweede termijn terugkomen. De voorzitter: De minister voor Ontwikkelingssamenwerking heeft het vast ook gehoord. De heer Herben (LPF): Ik heb bij de schriftelijke beantwoording geen volledig antwoord gekregen op mijn vraag of de vermindering van het aantal banen bij defensie met 12.000 de grote verdwijntruc is waardoor het aantal ambtenaren bij de overheid in het algemeen wordt gereduceerd. Zoals u weet, zijn de Sector Rijk en de Sector Defensie gescheiden entiteiten. Ik ben er benieuwd naar of de reductie bij Defensie wordt meegeteld bij het voornemen het totale aantal ambtenaren bij de overheid te reduceren. Minister Balkenende: Ik zou niet willen spreken in termen van een ’’truc’’. Defensie heeft te maken met ombuigingen en financie¨le taakstellingen uit het verleden. Wij hebben ons in deze periode op dat punt juist gematigd opgesteld. De bewindslieden van Defensie zullen voor de gehele organisatie nog eens goed nagaan waar de prioriteiten moeten worden gelegd: wat is nodig en hoe kan de organisatie anders functioneren? Dat heeft ook personele consequenties, maar het is geen ’’truc’’.
De voorzitter: Hiermee zij wij gekomen aan het einde van de eerste termijn. Dit is tevens een goed moment om te schorsen. Ik stel voor, de schorsing voor de dinerpauze te combineren met de door de fracties gevraagde tijd voor fractieberaad voorafgaand aan de tweede termijn. Ik meen dat een schorsing tot 19.45 uur de combinatie van deze twee dingen mogelijk maakt. De heer Van der Ham (D66): Ik verzoek om een schorsing tot 20.00 uur. De voorzitter: Akkoord. De vergadering wordt van 17.40 uur tot 20.00 uur geschorst. De voorzitter: Wij gaan door met de algemene politieke beschouwingen. Wij beginnen met de tweede termijn van de Kamer. De spreektijden in tweede termijn bedragen eenderde van de officie¨le spreektijd in eerste termijn. ©
3-126
Bos aantal van mijn collega’s – ik denk met name aan de heren Van Aartsen en Verhagen – hun mond over hebben gehouden. Het was opvallend dat het buitenland soms helemaal afwezig leek in het debat van de afgelopen dagen. De minister-president heeft daar terecht wel aandacht aan besteed. Wij hebben er van de CDA-fractie en de VVD-fractie helemaal niets over gehoord. Ik vind dat jammer omdat wij wel leven in een tijd waarin de wereldhandelstop in Mexico is mislukt, waarin het Midden-Oosten in brand staat, waarin Nederlandse mannen en vrouwen in Irak aan het werk zijn en waarin wij terecht onze mond vol hebben over het bestrijden van terrorisme. Er is de afgelopen dagen echter veel te weinig gezegd over de bestrijding van de oorzaken van dat terrorisme en dat zou wel op zijn plaats zijn geweest.
persoonlijker maken dan nodig is – omdat u oud-minister van Buitenlandse Zaken bent en omdat ik weet hoe begaan u bent met een aantal zaken dat het mij zo trof dat u er niet over begon. Ik vind het prachtig dat u dit alsnog gaat doen.
De heer Bos (PvdA): Dat mag. Het was misschien juist – ik wil dit niet
De heer Bos (PvdA): Prima. Dat is dan het tweede debat dat wij te goed hebben. Voorzitter. Ik waardeer het zeer dat de minister-president erover heeft gesproken, maar het stelt mij teleur dat hij nog steeds niet kan toegeven wat de hele wereld wel constateert, namelijk dat het niet verstandig was om de militaire interventie in Irak aan te gaan zonder de steun van de Verenigde Naties. Nu zien wij dat wij terug moeten naar de Verenigde Naties om alsnog te slagen in Irak. Willen wij wat leren van wat er is gebeurd en willen wij een volgende keer niet zo onvoorbereid weer in zo’n situatie staan, dan doet het goed om dat ook tegen elkaar te zeggen en te proberen, met elkaar het debat aan te gaan wat wij een volgende keer anders kunnen doen, als wij weer in zo’n situatie zijn. Ik vind het jammer dat zelfs maar het begin van die reflectie ontbroken heeft in de bijdrage van de ministerpresident. Er liep een rode draad door het debat, niet alleen door dit debat, maar eigenlijk ook al door het debat over de regeringsverklaring en door het debat over het regeerakkoord. In de weken en dagen voorafgaand aan het debat worden allerlei verwachtingen gewekt wat voor moois er allemaal niet kan komen: beter gezegd, een aantal maatregelen dat eraan kwam was wel heel erg, maar zou worden verzacht. Het patroon dat wij zien in al die debatten, over het regeerakkoord, over de regeringsverklaring en het debat van deze dagen, is steeds weer dat die luchtballonnen langzaam leeglopen op het moment dat de daad bij het woord moet worden gevoegd. VUT,
prepensioen, verontwaardiging alom. Een sociaal overleg, dat wij nodig hebben voor het bereiken van loonmatiging en voor het weer op de rails krijgen van de economie, iedereen heeft er zijn mond vol van. De stekker moet er weer in, hoor ik Maxime Verhagen zeggen. Maar het mag niets kosten, tenzij de werknemers het zelf opbrengen. Iedereen heeft de afgelopen weken de mond vol gehad over de problemen van de grote stad. Wijken mochten niet worden afgeschreven, hoor ik de heer Hofstra nog zeggen. Wij weten precies wat er nodig is om dat te bereiken, maar het mag niets kosten. Wij hebben nu twee keer een groot debat gehad over de WAO. Ik dacht dat tamelijk breed gevoeld werd dat er toch wel een heel scherpe onrechtvaardigheid kleeft aan het idee dat je mensen die geen kant op kunnen herkeurt op basis van nieuwe criteria. Als die herkeuring verkeerd uitvalt, komen zij in de bijstand terecht. Dat willen wij niet laten gebeuren. Keer op keer werd, ook door de heer Verhagen, gesteld dat wij daar wat aan moeten doen. Vandaag hebben wij te horen gekregen dat de regeling nog strenger wordt en dat de groep die zal terugvallen naar het bijstandsniveau nog groter is. Extra compensatie voor gehandicapten, chronisch zieken en ouderen is ook zo’n luchtballon, die wij de afgelopen dagen en weken hebben zien groeien. Dezer dagen liep hij leeg. Wij hebben het Centraal Planbureau echt niet nodig om te zien dat de effecten van alle maatregelen voor die groepen bij elkaar opgeteld echt veel omvangrijker zijn dan wat voor compensatie wordt uitgetrokken. Er is nog een ballon die in de lucht hangt en waar wij vanavond klaarheid over moeten krijgen, de ballon van de medicijnknaak. Ook daar is de afgelopen dagen, met name door de fractie van het CDA, scherp positie gekozen. Dat hebben wij omarmd. Wij hebben ook steeds gezegd dat als men doet wat men heeft voorgesteld, namelijk de kosten van de medicijnen niet afwentelen op de groep die de medicijnen nodig heeft en niet anders kan, maar die kosten met zijn allen dragen, wij willen meedoen. Het CDA mag dan de eerste ondertekenaar zijn. Het zal mij allemaal worst wezen, als het maar gebeurt. Wij wachten met spanning het betoog van de heer
Tweede Kamer
Algemene politieke beschouwingen
18 september 2003 TK 3
De heer Van Aartsen (VVD): Wat beoogt de heer Bos met deze opmerking? De heer Bos (PvdA): Ik constateer dat ik noch van u noch van de heer Verhagen iets heb gehoord over het buitenland. Wij voeren hier een aantal discussies, zoals die over het terrorisme, waarvoor zaken die in het buitenland plaatsvinden enorm relevant zijn. Armoede in de wereld heeft ook iets te maken met terrorisme, al is dat langs enorm ingewikkelde relaties. Dat weet u misschien wel beter dan ik. Wat er in het Midden-Oosten en in en rond Irak is gebeurd, heeft daar ook allemaal mee te maken. Ik vind dat dit onderwerp een plaats hoort te hebben in de algemene politieke beschouwingen. Ik complimenteer de minister-president omdat hij hierop is ingegaan. De heer Van Aartsen (VVD): Ieder gaat hier uiteraard over zijn eigen bijdrage, zoals de heer Bos heel goed weet. Ik heb een aantal opmerkingen gemaakt over Saoedi-Arabie¨ en islamitische terreur. Ik zal daar straks ook nog een paar opmerkingen over maken. U maakt uw opmerking overigens tegen een oud-minister van Buitenlandse Zaken die op dit punt het nodige heeft gedaan. Ik vind dit niet zo’n sterke opmerking.
De heer Van Aartsen (VVD): In die truc trap ik niet, zeker niet na wat wij gisteren hebben beleefd. Ik zal vanavond iets zeggen over het thema islam, over problemen die wij hebben met een aantal islamitische landen en over een motie die tot op heden niet is uitgevoerd. Ik wil dolgraag in de Kamer of elders met de heer Bos over buitenlands beleid discussie¨ren.
3-127
Bos Verhagen op dit punt af. Ik zeg nu wel dat als hij de verwachtingen die hij de afgelopen dagen heeft gewekt niet waarmaakt, wij zullen zien of wij aan het eind van de tweede termijn of desnoods in een derde termijn alsnog het voorstel van de heer Verhagen concreet aan iedereen kunnen voorleggen. De heer Verhagen (CDA): Ik constateer alleen maar dat u tot op heden nog buitengewoon weinig waargemaakt hebt van met name uw tegenvoorstellen. De heer Bos (PvdA): U hebt, zonder dat u het zelf wist – ik heb het niet in de trein laten liggen – een voorstel geformuleerd dat in onze tegenvoorstellen was opgenomen. Wij doen de medicijnknaak gewoon niet. Zo simpel kan het soms zijn! Het enige dat ik u nu vraag is om nu die verwachtingen waar te maken en de daad bij het woord te voegen. Voorzitter. Ik heb al gezegd dat er af en toe sprake lijkt te zijn van een visie, maar dat het niets mag kosten. Dat werpt je dan meteen terug op een discussie over de noodzaak van bezuinigen en de mate waarin, over geld, over economie. Wij leven niet meer in de jaren tachtig. De serie Charlie’s Angels is weer op de televisie, maar het is niet meer zoals in de jaren tachtig, het is echt anders. De effecten op de economie die op de lange termijn zouden optreden, zijn niet waar te maken. En dat hebben wij niet verzonnen, het berust op materiaal dat de regering ons zelf toegezonden heeft. De minister-president zegt dan: ’’Oke´, maar het gaat ook niet alleen om bezuinigen, het gaat echt om een visie, om de verantwoordelijkheid van de mensen zelf en om de toekomst van Nederland.’’ Ik heb echt waardering voor de poging die vandaag ondernomen is om ons te overtuigen van de juistheid van dit toekomstbeeld. Maar het is niet gelukt om ons te overtuigen, omdat er zo’n schrijnend verschil is tussen de woorden en de daden; de vlag dekt de lading niet. Het kabinet heeft een visie, maar het mag niets kosten. Maar ook fatsoen heeft een prijs, net als rechtvaardigheid. De Israe¨lische filosoof Avishai Margalit heeft geprobeerd, het moeilijke begrip fatsoen op een herkenbare manier uit te diepen. Hij heeft gezegd dat in een fatsoenlijke samenleving de overheid haar eigen
Tweede Kamer
burgers niet vernedert. Iedereen over e´e´n kam scheren, iedereen die een uitkering geniet, behandelen alsof hij of zij wel kan werken, maar niet wil werken, dat is mensen vernederen. De goeden onder de kwaden laten lijden, dat is mensen vernederen. Een discussie beginnen over echte gehandicapten en niet echte gehandicapten is vernederen. Rigoureus een einde maken aan opgebouwde verwachtingen, zonder besef van wat het voor de betrokkenen betekent, werkt vernederend. Als een overheid niet betrouwbaar is als het gaat om gewekte verwachtingen, dan werkt dat vernederend. Grote woorden over keuzevrijheid, ruimte voor initiatief, eigen verantwoordelijkheid, maar het zal voor heel veel mensen een realiteit zijn dat zij minder keuzemogelijkheden hebben omdat zij geen kant op kunnen. Dat is vernederend en dat is dus onfatsoenlijk. De geloofwaardigheid van dit kabinet als een kabinet dat ook zelf verantwoordelijkheid neemt en niet alleen maar verantwoordelijkheid afschuift, een kabinet dat ook zelf verantwoordelijkheid neemt voor fatsoen en rechtvaardigheid, is niet groter geworden. Zolang CDA, VVD en D66 steeds weer verwachtingen wekken die zij niet waar kunnen maken, blijft dat zo. Ik zal drie moties indienen die met deze geloofwaardigheid te maken hebben. Bijna alle partijen hebben gezegd – en het is zelfs door de Koningin gezegd – dat wij moeten proberen om alle geledingen van de samenleving in te schakelen om ervoor te zorgen dat het beter zal gaan met Nederland. Dit betekent wat mij betreft dat ook de vakbonden en de werkgevers erbij betrokken moeten worden. Juist in de tijden waarin het het slechtst ging met Nederland, hebben wij gezien wat zo’n samenwerking kan veranderen, ten goede.
verzoekt de regering, nieuwe WAO-voorstellen te doen die aansluiten bij het akkoord tussen werkgevers en werknemers, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Bos. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 5 (29200). De heer Bos (PvdA): Voorzitter. Geloofwaardigheid heeft ook te maken met de vraag of je mooie woorden gepaard laat gaan met daden; ik zei het al. Er is in de afgelopen dagen terecht heel veel gezegd over de kenniseconomie en over het belang van scholing, innovatie en onderwijs voor de toekomst van Nederland, van iedereen die hier woont en van iedereen die nog geboren zal worden. De realiteit is dat er sprake is van een netto-ombuiging bij de gelden die daarmee te maken hebben. Dit is ook toegegeven. Motie De Kamer, gehoord de beraadslaging, van mening dat het kabinet terecht prioriteit geeft aan onderwijs, scholing en innovatie; constaterende dat deze doelstelling niet strookt met een netto-ombuiging op deze gebieden; verzoekt de regering, de voorgestelde ombuigingen ongedaan te maken en daartoe bij de algemene financie¨le beschouwingen voorstellen te doen, en gaat over tot de orde van de dag.
Motie De Kamer, gehoord de beraadslaging,
De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Bos, Halsema, Rouvoet en Marijnissen. Naar mij blijkt wordt zij voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 6 (29200).
overwegende dat het voorgenomen kabinetsbeleid over de WAO het overleg met sociale partners bemoeilijkt en dat invoering van deze maatregelen ten koste gaat van arbeidsparticipatie en inkomen van WAO’ers;
De heer Bos (PvdA): Voorzitter. Voordat iemand vraagt naar de dekking, merk ik op dat wij die vinden met hogere milieuheffingen bij het bedrijfsleven. De lasten gaan voor gezinnen met miljarden
Algemene politieke beschouwingen
18 september 2003 TK 3
3-128
Bos omhoog, maar nauwelijks voor bedrijven. Het mooie van milieuheffingen is dat zij ook een bijdrage leveren aan de kenniseconomie. Die heffingen dwingen bedrijven namelijk tot creativiteit, duurzaamheid en innovatie. Voorzitter. Mijn laatste motie betreft de zorg. Ik zal haar eerst voorlezen en er daarna iets over zeggen.
blij waren, omdat we het gevoel kregen dat de politiek iets had weggegeven wat we nooit meer zouden terugkrijgen en dat we de mensen iets hadden willen garanderen wat we niet konden garanderen, omdat we daarvoor de instrumenten hadden weggegeven. We dreigen nu precies dezelfde fout te maken. De politiek is verantwoordelijk voor publieke voorzieningen en je moet niet datgene weggeven wat je nodig hebt om die verantwoordelijkheid waar te maken. Als hier wordt gesproken over het schild voor de zwakken dan dient dat schild echt wat voor te stellen. Mensen die bepaalde zorg medisch gezien nodig hebben, dienen niet overgeleverd te zijn aan de markt, waardoor ze zouden moeten afwachten wat ze terugkrijgen. De motie over de zorg gaat dus ook over de vraag hoe de politiek zich wil opstellen in deze samenleving, over datgene wat we geleerd hebben over overheid en markt, over wat dat schild voor de zwakken echt betekent en over de vraag of dit kabinet niet alleen maar in zijn eigen wereld leeft, maar echt begrip heeft voor het feit dat sommige mensen geen enkele kant op kunnen. Tegen deze regering zeg ik: als u al uw mooie woorden bij dit onderwerp niet kunt vertalen naar zo’n simpele daad van rechtvaardigheid, blijkt uw sociale gezicht niet meer dan een wassen neus.
De heer Bos (PvdA): Voorzitter. Ter afsluiting wil ik nog iets over de laatste motie zeggen. Zij lijkt te gaan over een onderwerp, maar eigenlijk gaat zij over dit kabinet en over de manier waarop dit kabinet in de samenleving staat. Er is enorm veel gesproken over de verantwoordelijkheid die mensen moeten nemen, maar het blijft oorverdovend stil als het zou moeten gaan over de verantwoordelijkheid die de politiek moet nemen, ook als dat moeilijk is en geld kost. Tussen de heer Marijnissen en de minister-president is een debat gevoerd over institutionele moraal en over overheid en markt. We weten allemaal dat we de afgelopen tien, vijftien jaar op dat gebied een aantal dingen hebben gedaan waarmee wij achteraf niet
De heer Verhagen (CDA): Mijnheer de voorzitter. Ik wil de ministerpresident buitengewoon dankzeggen voor zijn zeer heldere beantwoording. Die was concreet en to the point. Zijn bijdrage toonde aan dat dit kabinet niet alleen een duidelijke visie heeft op de economie en de samenleving, maar dat het ook een beleid wil voeren dat perspectief biedt. Het biedt niet alleen perspectief, maar biedt mensen ook de kans om mee te doen en om in de toekomst deel uit te maken van een samenleving die de welvaart heeft behouden en waarin het welzijn is verbeterd. Duidelijk werd dat het beleid dat dit kabinet voorstaat de aanzet geeft tot structurele veranderingen in de collectieve sector. Naar mijn mening heeft het debat bijgedragen aan het cree¨ren van draagvlak voor die noodzakelijke maatregelen. Ik zei in mijn eerste termijn dat naar mijn mening de
mensen bereid zijn om een pas op de plaats te maken als zij ervan overtuigd zijn dat het beleid niet alleen kansen biedt voor herstel en perspectief voor behoud van werkgelegenheid in de toekomst, maar juist ook die problemen aanpakt waar dit kabinet zich voor in gaat zetten: een veiliger samenleving, goed onderwijs, betere gezondheidszorg en een betere integratie. Ik denk dat, als wij over tien jaar een samenleving willen hebben met een sociaal stelsel, gezondheidszorg die solidair en houdbaar is en een veiliger samenleving waarin generaties allochtonen en autochtonen met respect naast elkaar leven, wij dit beleid moeten steunen. Duidelijk is ook geworden dat het niet alleen om geld gaat, maar ook om de wijze waarop je met elkaar omgaat. Dat betekent dat wij door moeten gaan, niet alleen met het debat over herstel van waarden en normen, maar ook met de overdracht van die waarden en normen. Ik denk dat de heer Van der Vlies terecht heeft verwezen naar de kerkvader Augustinus, die zei dat de wolken voorbij gaan, maar dat de hemel blijft. Wat betreft de voorstellen onderschrijft de CDA-fractie het grote belang van het vergroten van de arbeidsparticipatie van ouderen. Het is goed om te constateren dat de regering het voornemen heeft een billijke overgangstermijn te hanteren ten aanzien van de VUT en prepensioen, waarbij de bestaande rechten worden gerespecteerd. Over de uitwerking van een aantal mogelijk specifieke fricties zullen wij bij de behandeling van het belastingplan nog spreken. Ik denk dat met name van belang is – de minister-president heeft dat ook onderstreept – dat de levensloopregeling inderdaad als een modern alternatief kan dienen om in de levensloop tijd, geld, werk en zorg te spreiden. De CDA-fractie vindt dat de burger daarbij een keuze moet hebben, ook als dat betekent dat deze rechten gebruikt worden voorafgaand aan het ouderdomspensioen. De minister-president had ook een goede toonzetting voor het komende overleg met de sociale partners. De onderhandelingen, zei hij terecht, vinden aan tafel plaats en niet hier. Tegelijkertijd onderstreept ook de minister-president de noodzaak van een akkoord en zei dat het geen
Tweede Kamer
Algemene politieke beschouwingen
18 september 2003 TK 3
Motie De Kamer, gehoord de beraadslaging, van mening dat de toegang tot noodzakelijke medische zorg gegarandeerd moet zijn; constaterende dat onderdelen uit het tot nu toe via Ziekenfondswet en AWBZ verzekerde pakket worden weggehaald; overwegende dat iedereen de mogelijkheid moet hebben zich hiervoor aanvullend te verzekeren; verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat iedereen kan kiezen voor een betaalbare aanvullende verzekering, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Bos, Rouvoet, Herben, Halsema en Marijnissen. Zij krijgt nr. 7 (29200).
©
3-129
Verhagen gesloten boek was. Ik heb dat opgevat in de zin zoals ik in eerste termijn naar voren heb gebracht. De CDA-fractie is blij met de toezegging van dit kabinet ten aanzien van de wijze waarop het zittend ziekenvervoer en de ambulance voor de nierdialysepatie¨nt en kankerpatie¨nt die voor bestraling naar het ziekenhuis moet, zullen worden ingezet.
De heer Verhagen (CDA): Voorzitter. Ik was blij met de toezegging ten aanzien van het zittend ziekenvervoer. Het kabinet staat sympathiek tegenover onze voorstellen, waardoor de taxi voor die patie¨nten die dat echt nodig hebben, behouden blijft. Graag horen wij voor de
begrotingsbehandeling van Volksgezondheid hoe de plannen precies zullen worden aangepast. Ik denk dat het ook te waarderen is dat de minister van Volksgezondheid zich in zal zetten richting verzekeraars als het gaat om het aanvullend pakket. Uiteraard horen wij graag zo spoedig mogelijk wat het resultaat daarvan is. Ik denk echter dat de minister-president helder heeft aangegeven wat de inzet is en hoe de minister van Volksgezondheid hier tegenover staat. Dat komt overeen met onze ideee¨n ter zake. Voorzitter. Ik heb bij het debat over de regeringsverklaring en ook in eerste termijn stilgestaan bij de noodzaak om het ziektekostenstelsel te moderniseren. Het verzekeringskarakter moet worden hersteld om de betaalbaarheid van de zorg op termijn te kunnen garanderen. Daarvoor is een stelselwijziging nodig, inclusief een pakketverkleining. De premies moeten de kosten dekken, maar mogen tegelijkertijd niet de pan uit rijzen. Ik heb op dit punt een ruime toezegging gezien in de voorstellen ter compensatie voor chronisch zieken en gehandicapten die hun zorgvraag niet kunnen remmen. Naast de fiscale aftrek is voorzien in een extra compensatie voor degenen met een laag inkomen die geen mogelijkheden hebben voor belastingaftrek. Dit is belangrijk voor ons omdat mensen die hun zorgvraag niet kunnen remmen, niet geconfronteerd mogen worden met onnodige kosten. Er is gekozen voor de systematiek van een pakketverkleining, aanpassing van de premie en een eigen risico. Daarop gelet, verbaasde het ons dat werd voorgesteld om een medicijnknaak in te voeren. Dat heeft forse consequenties voor de chronische patie¨nten, zeker bij een openeinderegeling. De Stichting farmaceutische kengetallen heeft becijferd dat met name ouderen – 54% van degenen die op deze wijze een hoge bijdrage moeten betalen, is ouder dan 75 jaar – € 220 a` € 300 per jaar aan de eigen bijdrage kwijt zijn, terwijl zij hun medicijngebruik niet kunnen beı¨nvloeden. Dat betekent dat de compensatie waarmee de meest kwetsbare groepen moesten worden ontzien, in e´e´n klap verdwijnt. Het eigen risico heeft een plafond. Over aanpassing daarvan valt met ons te praten, maar tevoren is duidelijk hoeveel mensen
Tweede Kamer
Algemene politieke beschouwingen
De heer Marijnissen (SP): Ik wil nog even terugkomen op de VUT en het prepensioen. Ik weet nog dat u gisteren hier zei, dat zegt u niet zo vaak: dat kun je niet maken! Weet u dat nog? De heer Verhagen (CDA): Ja. De heer Marijnissen (SP): Hoe staat het er nu voor? De heer Verhagen (CDA): De minister-president heeft heel duidelijk aangegeven dat de bestaande rechten worden gerespecteerd en dat de zaak op een nette wijze zal worden afgehandeld. De heer Marijnissen (SP): Het moest er nog eens bij komen dat hij aan bestaande rechten zou komen. Dat is helemaal niet in Frage geweest. U had het met name over de betaling van vijf jaar belasting ineens. U zei toen: dan maakt u het de facto voor iedereen onmogelijk om vervroegd uit te treden. Daarna zei u: dat kun je niet maken! Dat vond ik een stellige en goede uitspraak. U bent nu gerustgesteld omdat de ministerpresident heeft gezegd dat hij het netjes op zal lossen. Dat is toch geen uitkomst van een debat? De heer Verhagen (CDA): Ik ga ervan uit dat de minister-president met hetgeen hij hier naar voren heeft gebracht als beantwoording op mijn vragen ter zake, bedoelt dat er geen sprake zal zijn van het in een keer belasten van een uitkering vooraf. De heer Marijnissen (SP): Dat kunnen wij hem dan straks vragen.
maximaal zelf moeten bijdragen. Bij de medicijnknaak is dit niet het geval. Je kunt wel een plafond aanbrengen, maar dan krijgen wij te maken met forse administratiekosten en dergelijke. Derhalve hecht mijn fractie eraan dat de medicijnknaak niet ingevoerd wordt. Wij zijn wel gevoelig voor de redenering van het kabinet inzake de dekking die ik in eerste termijn heb voorgesteld. Er is terecht op gewezen dat een en ander leidt tot een lastenverzwaring en dat past niet in de systematiek die in het kader van het Hoofdlijnenakkoord is overeengekomen. Ik ben zeer gevoelig voor dit argument, aangezien ik eraan hecht, mij te houden aan hetgeen wij hebben afgesproken. In het Hoofdlijnenakkoord staat dat wordt gekeken naar een eigen risico en naar pakketverkleining, maar de premies zouden gehandhaafd worden. Voorzitter. Dit alles brengt mij tot de volgende motie. Motie De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat het invoeren van een eigen bijdrage van € 1,50 op iedere medicijnregel leidt tot een ongewenste lastenverzwaring voor die mensen die veel medicijnen moeten gebruiken zoals chronisch zieken; overwegende dat vanaf 2005 een eigen risico als ’’remgeld’’ wordt ingevoerd; verzoekt de regering, de eigen bijdrage per medicijnregel achterwege te laten en deze vanaf 2005 in het eigen risico op te nemen en de gemiste opbrengsten over 2004 in het eigen risico voor de daarop volgende jaren te verdisconteren, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Verhagen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 8 (29200). De heer Van Aartsen (VVD): Hoe lost u het probleem in het jaar 2004 op? Ik begrijp dat in uw voorstel het
18 september 2003 TK 3
3-130
Verhagen vervallen van de eigen bijdrage wordt verrekend met het eigen risico vanaf 2005. Is het dan niet een soort fopspeen? De heer Verhagen (CDA): Nee, want het is gemaximeerd. Wij hebben naar aanleiding van de regeringsverklaring gezegd dat wij de invoering van het eigen risico terecht vonden, maar dat voor degenen die hun zorgvraag niet kunnen beı¨nvloeden extra compensatie nodig is. Daarvoor was een fiscale compensatie voorzien. Het kabinet is ons tegemoetgekomen in onze wensen ten aanzien van degenen die geen belasting betalen, door nu met een extra compensatie te komen voor mensen met een laag inkomen of alleen AOW. Een chronisch zieke met een laag inkomen wordt daardoor ontzien. Het gaat om mensen die hun medicijngebruik niet kunnen beı¨nvloeden. Het eigen risico wordt hoger, maar dat kan niet vertaald worden in de systematiek van de ziekenfondspremie. Voor de portemonnee van betrokkenen maakt het echter in totaal niet uit. Enerzijds is er sprake van maximering, terwijl het anderzijds past in de afgesproken systematiek. De heer Dittrich (D66): Ik heb nog niet begrepen hoe u dit in 2004 wilt financieren. Het eigen risico wordt pas in 2005 ingevoerd. De heer Verhagen (CDA): Het is mij ook een lief ding waard als wij het eigen risico een jaar eerder kunnen invoeren. De gemiste opbrengst van het niet invoeren van de medicijnknaak in 2004 moet verdisconteerd worden in het eigen risico in 2005 en volgende jaren. In feite pas je een kasschuif toe, waardoor het voor de gehele periode rondloopt. De gemiste opbrengsten van het niet invoeren van de medicijnknaak worden verdisconteerd zodra het eigen risico is ingevoerd.
voorzien, dus dan wordt het € 250. Ik stelde dit overigens gisteren in eerste termijn ook al voor. Ik heb er toen voor gepleit om de verlaging van de ziekenfondspremie achterwege te laten in 2004 en om in 2005 een en ander via het eigen risico te laten lopen. Het eigen risico wordt inderdaad ietsje hoger. Naarmate dit meer gespreid wordt over een aantal jaren zal dit geringer zijn. Het wordt nu iets hoger omdat de gemiste opbrengsten van 2004 erin verdisconteerd moeten worden. Daar staat echter tegenover dat de verlaging van de ziektekostenpremie zoals voorzien door het kabinet voor het komende jaar, wordt gehandhaafd. Men betaalt dus minder ziekenfondspremie, maar vanaf volgend jaar is het eigen risico iets hoger. De heer Marijnissen (SP): Het eigen risico heeft niet zo’n belangrijke rol in dit debat gespeeld, omdat het pas later wordt ingevoerd. Ik vermoed dat een deel van de oppositie zich nog steeds koestert in de illusie dat dit misschien later nog kan worden tegengehouden. U realiseert zich toch wel dat dezelfde fundamentele bezwaren gelden ten aanzien van het eigen risico als aangaande de eigen bijdrage? Mensen met een kleine beurs maken mogelijk de verkeerde afweging op het moment dat zij afzien van een medicijn. Dat geldt echter ook in de eerste maanden van het jaar waarin zij hun eerste kosten moeten maken in het kader van het eigen risico. Als het eigen risico een vergaarbak wordt voor allerlei andere problemen in de zorg, weet ik wel wat daarmee de komende jaren zal gebeuren. Dat zal dan verder omhoog gaan. Hoe betrouwbaar is dit allemaal nog? Echt waar, uw argumentatie over de eigen bijdrage is geweldig, ik ben het er helemaal mee eens. Ik vond het idee over het niet zo snel verlagen van de ziekenfondspremie in 2004 een prima plan. U hebt inderdaad gezegd dat u dit in 2005 wilt verdisconteren in het eigen risico. Maar dat betekent concreet dat het eigen risico nog verder omhoog gaat. Uw bezwaren aangaande de eigen bijdrage, namelijk dat het oneerlijk uitwerkt voor mensen die onvrijwillig een beroep moeten doen op de zorg, gelden natuurlijk in dezelfde mate voor het eigen risico.
over de regeringsverklaring, waarin wij akkoord gingen met een eigen risico, naast een pakketverkleining en een voorstel inzake de ziekenfondspremie, gezegd: juist omdat er mensen zijn die hun zorgvraag in principe niet kunnen remmen, willen wij een compensatie. Daarvoor is 1 mld euro vrijgemaakt door middel van een verhoging van de vaste aftrek en een verlaging van het tarief in de eerste en tweede schijf, teneinde juist dat te kunnen compenseren. Toen heb ik gezegd: maar dan kunnen de mensen met het laagste inkomen niet gecompenseerd worden, omdat zij geen belasting betalen. Daarom is het kabinet mij tegemoetgekomen bij de voorstellen voor deze begroting om juist voor die groep mensen met alleen AOW, AOW en een klein pensioen of de laagste inkomens een extra compensatie te cree¨ren. Zoals de minister-president vanmiddag heeft aangegeven, kan die compensatie voor de gestegen zorgkosten oplopen tot rond de € 330. Daarmee worden de gestegen kosten gecompenseerd. Ik pak dus niet de mensen die hun zorgvraag niet kunnen remmen. Dan is het wel van belang dat je niet iedere keer weer die eigen bijdrage, die knaak, moet betalen. Vandaar dat ik dit voorstel doe. Ik vind dit een verdedigbaar voorstel, omdat je enerzijds een compensatie hebt voor de gestegen zorgkosten en anderzijds niet de mensen pakt die hun zorgvraag niet kunnen remmen en juist voor de chronisch zieken en de mensen met de laagste inkomens, een compensatie hebt.
De heer Verhagen (CDA): € 200 was
De heer Verhagen (CDA): Wij hebben niet voor niets bij dit debat
De heer Marijnissen (SP): Voorzitter. Ik geloof toch dat de heer Verhagen een denkfout maakt. Je kunt natuurlijk niet zeggen dat de mensen die hun zorgvraag niet kunnen remmen, synoniem zijn met chronisch zieken enz. Dat geldt vrijwel voor iedereen. Laat ik het voorbeeld van de tandarts maar noemen. Iedereen moet naar de tandarts. Kortom, ik denk echt dat wij toch een beetje van de regen in de drup komen. Ik ben nu een beetje in tweestrijd. Ik wil geen eigen bijdrage. Daarover zijn wij het analytisch totaal met elkaar eens. Maar de heer Verhagen wil het vervolgens dekken met een verhoging van het eigen risico. Ik vrees met grote vreze dat dit scenario in de toekomst nog wel eens door meer mensen bedacht zal
Tweede Kamer
Algemene politieke beschouwingen
18 september 2003 TK 3
De heer Marijnissen (SP): Met hoeveel gaat het eigen risico dan omhoog? De heer Verhagen (CDA): Dat zal rond de € 50 zijn. De heer Marijnissen (SP): Dus dan hebben wij het al over € 300 per gezin?
3-131
Verhagen worden als er tegenvallers zijn in de zorg of als er iets moet worden hersteld. Ik ben erg bevreesd dat dit de uitwerking zal zijn. Het is dus niet het scenario waar ik voor kies. De heer Verhagen (CDA): Dat vind ik buitengewoon jammer. Ik probeer op deze wijze enerzijds te voorkomen dat mensen die hun zorgvraag niet kunnen remmen, die dagelijks medicijnen nodig hebben, € 300 of € 400 per jaar moeten betalen. Ik probeer anderzijds een betaalbare gezondheidszorg overeind te houden. Die combinatie zit erin. Het past binnen de systematiek zoals ik die gisteren heb voorgesteld. U was gisteren zo enthousiast en u ziet het nu niet meer zitten. Ik vind dat buitengewoon jammer. De heer Marijnissen (SP): Ik ben eerlijk geweest. U bent nu ook eerlijk. Ik heb u gecomplimenteerd voor de dekking voor 2004. U viel terug op de afspraken die wij ooit in dit land hebben gemaakt: wij verdelen dat en wij doen dat door middel van premies die naar draagkracht worden geheven. Nogmaals, ik ben het helemaal een met uw inhoudelijke kritiek op de eigen bijdrage. Ik hoor graag de reactie van de minister-president daarop. Maar u kiest als dekking niet voor het niet verder verlagen van de premie, maar voor het verhogen van het eigen risico. Daar gaan onze wegen uit elkaar. De heer Verhagen (CDA): Dat komt omdat het kabinet ook heel helder heeft aangegeven dat binnen de systematiek zoals wij die hebben afgesproken, wij niet kunnen afzien van een verlaging van de ziektekostenpremie. De ziekenfondspremie gaat dus omlaag, er komt een compensatie, en wat mij betreft dus geen knaak maar wel een eigen risico. Dan heb je meteen dat plafond erop zitten. Daar hebben ook anderen over gesproken. Mevrouw Halsema (GroenLinks): Ik zal niet het debat van Jan Marijnissen overdoen, maar laat ik wel gezegd hebben dat ik het uitermate teleurstellend vind dat dit de oplossing is waar u mee komt. Daar komt nog eens bij dat de CDA-fractie welbewust het financieringstekort in 2004 laat oplopen. Ik kan mij niet voorstellen dat de heer Zalm daar zo blij mee is.
Tweede Kamer
Mijn vraag is echter een andere. Als u nu werkelijk meent wat u in eerste termijn zei, namelijk dat u die medicijnknaak niet aanvaardbaar vindt, hoe kunt u dan nu met een motie komen waarvan u weet dat zij nooit een Kamermeerderheid zal vinden, dat zij niet op steun bij rechts, bij de VVD, zal kunnen rekenen, en niet op steun bij links? Dat weet u namelijk op het moment dat u de motie indient. En dat betekent ook dat u eigenlijk de medicijnknaak gewoon aanvaardt en een wat elegante uitweg zoekt. De heer Verhagen (CDA): Dat is uw verantwoordelijkheid! En dat is de verantwoordelijkheid van de Partij van de Arbeid en de SP. Dat is uw verantwoordelijkheid. Die kunt u mij niet in de schoenen schuiven. Gisteren hebt u geen enkel bezwaar gemaakt tegen de dekking die ik voorstelde. Die dekking hield vanaf 2005 een verhoging van het eigen risico in. U lijkt steeds meer op meneer Bos die selectief gaat winkelen. U kunt mij niet in de schoenen schuiven dat als deze motie niet wordt aanvaard de medicijnenknaak wordt doorgevoerd. Ik dien een motie in om zeker te stellen dat er geen medicijnenknaak wordt ingevoerd. Wij leveren, nu u.
De heer Verhagen (CDA): Lees het gewoon eens na, mijnheer Bos. Ik heb voorts voorgesteld om aangezien er in 2004 geen eigen risico wordt ingevoerd de voorziene verlaging van de ziekenfondspremie in 2004 gedeeltelijk niet te laten doorgaan ter dekking van het niet invoeren van de medicijnenknaak. Die combinatie heb ik voorgesteld, juist omdat het dan vanaf 2005 in het eigen risico gaat. Daar heb ik u niet over gehoord. Ga alstublieft niet de vermoorde onschuld spelen! De heer Bos (PvdA): Ik speel niet de vermoorde onschuld. Ik lees kranten en heb u bijdrage goed gehoord. U hebt dagenlang rond getetterd dat u vindt dat die knaak niet mag en dat wij die met z’n allen met premies moeten gaan betalen. Dat hebt u in de kranten gezegd en dat heb u gisteren gezegd. Volgens mij bent u een van de weinigen die zich iets anders menen te herinneren. Het enige wat wij van u vragen, is te doen wat u al die mensen de afgelopen dagen hebt voorgehouden.
De heer Bos (PvdA): Wat?
De heer Verhagen (CDA): Dat doe ik. Ik lever. Als u wilt leveren, zien wij dat wel bij de stemmingen. Wat de problemen betreft die moeten worden opgelost, gaat het niet alleen om de volksgezondheid, het betaalbaar en toegankelijk en voor de toekomst gezond houden van de zorg, maar ook om een veiliger samenleving, nationaal en internationaal. Hoewel de heer Bos dat ook niet had gehoord, heb ik gisteren ten aanzien van het internationaal veiliger maken vragen gesteld over de inzet van ontwikkelingssamenwerking. Ik heb gevraagd die niet alleen te concentreren op die landen waar goed bestuur plaatsvindt, juist om te voorkomen dat internationaal terrorisme een voedingsbodem krijgt. Graag krijg ik hierop nog een reactie van het kabinet, aangezien in de miljoenennota een omineuze zin staat, namelijk dat er een verdere concentratie plaatsvindt. De suggestie wordt gewekt dat deze met name zal plaatsvinden op die landen waar reeds een goed bestuur is. Mede gelet op de opmerkingen van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking in het verleden, kan ik mij niet voorstellen dat dit het beleid zal zijn. Óf ik lees het niet goed, o´f er
Algemene politieke beschouwingen
18 september 2003 TK 3
Mevrouw Halsema (GroenLinks): Als u gisteren al zo achter deze dekking stond, zou u daarnet niet uw betoog hebben behoeven beginnen met te zeggen hoe gelijk u de regering geeft in haar reactie op de dekking waarmee u gisteren kwam, want u hebt zich net uitgebreid staan excuseren voor de verkeerde dekking waarmee u kwam. Wij zijn tegen, omdat het – en ik haat dit taalgebruik – een sigaar uit eigen doos is, zoals de heer Marijnissen al heeft uitgelegd. Immers, uiteindelijk komt het neer op dezelfde schouders. Het zijn dezelfde mensen die te maken krijgen met een lastenverzwaring. Daar gaat het om, en u biedt hen niks. De heer Verhagen (CDA): Als u dit spelletje wilt spelen, moet u dat vooral doen. Gisteren heb ik gezegd dat om het niet invoeren van de medicijnenknaak te financieren, deze vanaf 2005 moet worden verdisconteerd in het eigen risico.
3-132
Verhagen is iets fout gegaan in de miljoenennota. Nationale veiligheid staat of valt natuurlijk met handhaven in plaats van gedogen. Ik ben op dat punt blij dat het kabinet aan de bestuurlijke boetes blijft werken. Wij willen daar natuurlijk resultaat zien. Ik wil dan ook graag voor de behandeling van de begroting van Justitie een notitie ontvangen over de boetes waarmee per 1 juli 2004 een aanvang zou kunnen worden gemaakt, over het vervolgtraject en over het moment waarop de ontwerpwet op de identificatie zal zijn ingediend, want die is nodig om bestuurlijke boetes u¨berhaupt te kunnen opleggen. Dat vraagt snelheid op dat terrein. Ik ben buitengewoon blij met de toezegging van de minister-president dat overbodige bureaucratie in het werk van de politieagent wordt afgeschaft. Ik denk aan de vragenlijst voor de pepperspray. Hulde. Wat is de volgende? Ik ben blij met de toezegging over de nota Modernisering overheid waarin met name zal worden gekeken naar de mogelijkheid tot omkering van de regel dat als wij niets horen van de overheid de vergunning wordt geacht niet te zijn verleend. Dat zal in de nota worden uitgewerkt. Het gaat om de automatische vergunningverlening na zes maanden. Ik wil bij die nota dus ook concreet aangegeven zien om welke vergunningen dit naar de mening van het kabinet kan gaan. Met de fractie van de VVD maken wij ons zorgen over de dip in de politiesterkte. De heer Van Aartsen heeft bij zijn interrupties op minister Balkenende al aangekondigd dat hij daarop zal terugkomen. Wij wachten de tweede termijn op dat punt met een zeer positieve grondhouding af. De minister-president heeft duidelijk gemaakt dat dit kabinet een concreet beleid zal voeren en doelstellingen zal hebben, maar juist op het punt van minder regels, meer werk en meedoen een beleid op gang zal brengen waardoor wij onze concurrentiepositie kunnen verbeteren. Ook de problemen op het vlak van de gezondheidszorg, het onderwijs, de integratie en de veiligheid zullen dankzij dit beleid beter worden aangepakt. Ik wens dit kabinet namens de CDA-fractie buitengewoon veel succes met het uitvoeren van die doelstellingen. Wij zullen dit in de komende jaren op dezelfde dualistische wijze als tijdens
De heer Verhagen (CDA): Wij hebben in het Hoofdlijnenakkoord een aantal voorwaarden voor een eventuele privatisering opgenomen. Die voorwaarden zijn dusdanig, dat ik niet verwacht dat dit kabinet snel met voorstellen tot privatisering zal komen. Het gaat voornamelijk om
De heer Marijnissen (SP): Voorzitter. Het was vandaag een bijzondere dag en dat was het! Deze ministerpresident heeft keer op keer gezegd dat hij niet het braafste jongetje van de klas is. Dat wil ik wel geloven als het gaat over de onderhandelingen die hij namens ons land voert in het buitenland, maar die opmerking sloeg natuurlijk op het wel erg braaf
Tweede Kamer
Algemene politieke beschouwingen
18 september 2003 TK 3
deze algemene beschouwingen blijven volgen en zonodig van alternatieven blijven voorzien. De heer Bos (PvdA): De heer Verhagen heeft in zijn eerste termijn gezegd dat hij vindt dat de verzekeraars een acceptatieplicht moeten krijgen voor aanvullende verzekeringen. Daar is nu een motie over ingediend. Wat gaat hij stemmen? De heer Verhagen (CDA): Ik heb in mijn tweede termijn gezegd dat ik het door de minister van VWS geschetste pad steun ten aanzien van zijn overleg met de verzekeraars om te komen tot een aanvullende verzekering en het opnemen van patie¨nten die nu een verzekering hebben. Tegelijkertijd heb ik gezegd dat ik accepteer dat er op basis van Europese regelgeving geen sprake kan zijn van een eenmalige acceptatieplicht. Dat vind ik bijzonder spijtig, maar wij moeten het aanvaarden, juist omdat het om Europese regelgeving gaat. Ik heb wel aan het kabinet gevraagd om ervoor te zorgen dat degenen die nu verzekerd zijn, zo soepel mogelijk een aanvullende verzekering kunnen krijgen. Ik kan dus wel iets steunen of vragen, maar waar niets is, verliest de kiezer zijn recht. De heer Bos (PvdA): Als ten gevolge van de Europese reguleringen geen acceptatieplicht kan worden afgedwongen voor aanvullende verzekeringen, moet je de betreffende hulp niet in het aanvullende pakket stoppen. De heer Verhagen heeft de keuze dus wel degelijk. Met zijn standpunt maakt hij voor de tweede keer vanavond zijn belofte niet waar. Mevrouw Halsema (GroenLinks): De CDA-fractie heeft de afgelopen jaren een zeer duidelijk standpunt ingenomen over de privatisering van Schiphol, namelijk geen privatisering van Schiphol. De premier zette vanmiddag echter de deur open. Ik hoor graag het oordeel van de CDA-fractie hierover.
een enigszins profijtelijk resultaat bij de beurs, maar u weet ook hoe de situatie op de beurs op dit moment is. Mevrouw Halsema (GroenLinks): Dan gaat de CDA-fractie dus akkoord. De heer Verhagen (CDA): Nee. In het Hoofdlijnenakkoord staan daarvoor de voorwaarden vermeld. Geen enkele voorwaarde is vervuld, dus op dit moment gaan wij niet akkoord met het openzetten van deuren voor privatisering. Er is geen voorstel voor gedaan. In het Hoofdlijnenakkoord is een compromis gesloten waarbij de privatisering onder tal van voorwaarden aan de orde kan worden gesteld. Op dit moment wordt echter aan geen van die voorwaarden voldaan, dus wat ons betreft is er niets aan de hand. Wij houden het kabinet ook op dit punt aan het Hoofdlijnenakkoord. Mevrouw Halsema (GroenLinks): De enige voorwaarde die ik hoor, is dat de beurs aantrekt. Dan gaat de CDA-fractie akkoord. De heer Verhagen (CDA): Ik heb het Hoofdlijnenakkoord niet bij de hand en ik ken het ook niet uit mijn hoofd, maar er staat een aantal voorwaarden in, waaronder een goed beursklimaat. Mevrouw Halsema (GroenLinks): De CDA-fractie heeft de privatisering van Schiphol nog nooit aan voorwaarden verbonden. Zij was gewoon tegen. Ik begrijp dat de CDA-fractie dat standpunt heeft losgelaten. Bovendien is hier op dit moment volgens mij maar e´e´n partij met een acceptatieplicht. De heer Verhagen (CDA): Ik ga ervan uit dat de partijen die nu zo hard roepen dat de medicijnknaak van tafel moet, steun zullen geven aan de motie van de CDA-fractie. ©
3-133
Marijnissen naleven van de 3%-norm in het Stabiliteitspact. Ik wil het kort hebben over de waarden- en normendiscussie die ooit door deze minister-president is gee¨ntameerd, eerst als lijsttrekker en later als minister-president van het vorige kabinet. Ik moet toch vaststellen dat ik nog steeds moeite heb met de enge interpretatie die de minister-president aan deze twee begrippen geeft. Als een overheid iets wil betekenen op het gebied van waarden en normen in de samenleving, kan dat niet alleen worden gezocht in de repressieve sfeer of in investeringen in onderwijs. Een overheid heeft daarin ook zelf verantwoordelijkheid. Zeker sprekende over christelijk-sociale politiek, zeg ik uit de grond van mijn hart dat dit kabinet geen plus maar een min scoort als het gaat om betrouwbaarheid, rechtvaardigheid en barmhartigheid. Een van de voorbeelden waarbij dat op de meest prangende manier naar voren komt, is de zorg. In de discussie met de heer Verhagen van zojuist ging het daar ook weer over. Dit land heeft een systeem opgebouwd met solidariteit als uitgangspunt, Solidariteit tussen diegenen die het in hun leven hebben getroffen en diegenen die het niet hebben getroffen, of dat nu met hun lichaam, hun geest of hun portemonnee is. De laatste tien, twintig jaar is gaandeweg inbreuk op inbreuk op inbreuk gestapeld. Dat is dus ook de reden, mijnheer Verhagen, dat de dekking die u aanvoert voor het terugdraaien van het idee van € 1,50 per medicijn, voor mijn fractie niet aanvaardbaar is. Het hoge eigen risico van twee keer € 250 per jaar wordt een hobbel die mensen moeten nemen. Wij weten nog niet eens hoe het kabinet de systematiek van dat eigen risico wil gaan uitwerken. Ik heb bijvoorbeeld gevraagd of dat bedrag in de maand januari moet worden opgehoest. Dat is allemaal nog onduidelijk. De heer Verhagen kan dan wel zeggen dat het eigen risico verder moet worden verhoogd, maar ik ben het daar mee oneens, omdat ik het bedrag veel en veel te hoog vind. Daarnaast ben ik bang dat als wij hier nu niet tegen protesteren, het voor wie dan ook in de politiek altijd een mogelijkheid zal blijven om bij een probleem het eigen risico maar weer te verhogen.
toch dat deze redenering niet helemaal loopt. Het eigen risico is al breder, omdat de kosten van die knaak over iedereen worden gespreid, terwijl de mensen een eigen bijdrage elke keer zelf moeten betalen. Het bedrag van het eigen risico is aanmerkelijk geringer dan het bedrag van de eigen bijdrage. Als de heer Marijnissen het werkelijk goed voor heeft met de mensen over wie hij spreekt, dan steunt hij mij, omdat de individuele chronisch zieke of oudere met een laag inkomen dan beter uit is. De heer Marijnissen (SP): De heer Verhagen gaat te gemakkelijk aan mijn kritiek voorbij. Voor een gesprek is de bereidheid nodig om met elkaar te praten. Mijn stelling is dat met het eigen risico een drempel wordt opgeworpen die voor heel veel mensen hoog zal zijn. Nogmaals, het is nog niet bekend wat de systematiek zal zijn. De heer Verhagen heeft gelijk met zijn interruptie, dat geef ik toe. Hij gaat evenwel niet in op mijn bezwaar. Mijn bezwaar tegen het eigen risico is heel consistent. Ook bij eerdere ideee¨n van andere kabinetten om het eigen risico in te voeren heb ik dit bezwaar altijd geuit. Wat consistentie betreft, is er bij mij geen enkel probleem. De heer Verhagen (CDA): U hebt gelijk dat u altijd problemen hebt gehad met een eigen risico. Wat dat betreft bent u consequent. Wij hebben voor mensen die het eigen risico niet kunnen betalen of voor wie dit een enorme financie¨le aanslag zou betekenen, aangedrongen op extra compensatiemaatregelen. Dat is de achtergrond, niet alleen van de fiscale aftrek, maar ook van de regeling die nu wordt voorgesteld en waarin het kabinet ons naar aanleiding van de regeringsverklaring al tegemoet is gekomen. Verder is er de speciale regeling voor mensen die alleen een AOW-uitkering hebben. Deze regelingen voorzien in compensatie via een tegemoetkoming.
binnen te krijgen en wel door aan het begin van het jaar een financie¨le drempel op te werpen om naar de huisarts te gaan. Dat vind ik gevaarlijk, want als mensen om financie¨le redenen de afweging gaan maken tussen wel of niet naar de huisarts gaan, nemen wij daarmee uit medisch oogpunt een groot maatschappelijk risico. Ik wil dat niet voor mijn rekening nemen, want ik ben er niet van overtuigd dat mensen maar naar de huisarts lopen om daar te ’’consumeren’’. De heer Verhagen (CDA): Juist voor de mensen met de lagere inkomens is er voorzien in een compensatie. Deze geldt echter niet voor mensen met een hoger inkomen, die het kunnen betalen. Zij komen niet in aanmerking voor de extra compensatie of voor de fiscale aftrek. Met de fiscale aftrek is 1 mld euro gemoeid, met de niet-fiscale compensatie een bedrag van 100 mln euro. In totaal is er dus 1,1 mld euro beschikbaar voor compensatie. De heer Marijnissen (SP): Die fiscale regelingen ken ik allemaal en van de minister-president weet ik dat iedereen het komende jaar ’’in de min’’ gaat. De compensatie van 100 mln euro is voor mijn fractie veel en veel te weinig. De heer Dittrich (D66): Volgens u nemen wij met de invoering van de eigen bijdrage een heel groot risico met het oog op de volksgezondheid. In allerlei landen in Europa gelden vrij forse eigen bijdragen. Is het u bekend of er in die landen grote risico’s worden genomen met de gezondheid van mensen? De heer Marijnissen (SP): Ik heb mij met name verdiept in de situatie in Belgie¨. U moest eens weten hoe laag de eigen bijdragen daar zijn; deze zijn te verwaarlozen. Daar speelt nu ook de discussie of het niet verstandiger is de eigen bijdragen af te schaffen, omdat de bureaucratie van de inning de opbrengst overstijgt.
De heer Verhagen (CDA): Ik vind
De heer Marijnissen (SP): Dat geldt slechts voor een deel van de bevolking. De mensen die het betreft, krijgen compensatie en daarmee geeft u aan dat de eigen bijdrage voor de anderen niet wordt gecompenseerd. De achtergrond van het eigen risico is dat u daarmee probeert extra geld voor de zorg
De heer Marijnissen (SP): Ik zal het u uitleggen. Het is van tweee¨n e´e´n. De maatregel werkt, maar dan
Tweede Kamer
Algemene politieke beschouwingen
18 september 2003 TK 3
De heer Dittrich (D66): U geeft geen antwoord op mijn vraag. Het gaat mij om de gezondheidsrisico’s en niet om remgelden en dergelijke.
3-134
Marijnissen bestaat het risico dat deze werkt op de plaatsen waar je dat niet wilt, omdat mensen van een zorgvraag afzien wegens een financieel argument. Het kan ook zijn dat de maatregel niet werkt, maar dan hoef je hem ook niet in te voeren. Dat is nu juist het dilemma. Wie de kwaliteit en de toegankelijkheid van de zorg in Nederland ter harte gaan, moet niet experimenteren met eigen risico’s en eigen bijdragen. Dit idee is ooit bedacht om de vraag van mensen te remmen en wellicht de kosten in de zorg te verlagen, maar het is allemaal gebaseerd op drijfzand. De argumentatie is niet zuiver, want ik herhaal dat de invoering van remgeld het risico inhoudt dat mensen die eigenlijk naar de dokter moeten, dat niet doen wegens financie¨le problemen. Uiteindelijk zal dit veel duurder zijn voor de gezondheidszorg, omdat deze mensen dan bij een EHBO-post in het ziekenhuis terechtkomen, of nog erger. Wij moeten niet uit het oog verliezen dat de discussie over de zorg en de financie¨n niet zozeer gaat over het wegnemen van kosten in macro-economisch opzicht, maar over het verschuiven van het dragen van de kosten. Het is echt niet zo dat, als wij vanavond uit elkaar gaan en het kabinet zijn zin heeft, in dit land minder mensen ziek worden en dat er minder aanspraak op zorg zal worden gemaakt. Ik hoop althans dat dit niet het neveneffect zal zijn. De kosten moeten hoe dan ook worden gemaakt. Waarom kunnen wij het dan niet op de traditionele manier oplossen – men mag mij op dit punt conservatief noemen – waarbij gezond solidair is met ziek en rijk met arm? Met betrekking tot de eigen bijdrage dien ik de volgende motie in.
verzoekt de regering, de eigen bijdrage voor geneesmiddelen niet in te voeren, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Marijnissen, Bos en Halsema. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 9 (29200). De heer Marijnissen (SP): Voorzitter. Ik dien nog een paar moties in. De volgende betreft een zaak die mij zeer ter harte gaat, namelijk de ouderenzorg in dit land. Sprekende over morele verplichtingen en normen en waarden vind ik het ongehoord hoe de efficiencykorting afgelopen zomer met rampzalige gevolgen is doorgevoerd en dat er nu ook nog een andere korting aankomt. Motie De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat door het schrappen van zorgvernieuwing in 2004 170 mln euro wordt bezuinigd op de ouderenzorg en 100 mln euro op de thuiszorg;
overwegende dat verder bezuinigen op de ouderenzorg onverantwoord is; verzoekt de regering, af te zien van bezuinigingen op de ouderenzorg,
gehoord de beraadslaging,
De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Marijnissen, Halsema en Bos. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 10 (29200).
constaterende dat de invoering van een eigen bijdrage voor geneesmiddelen ongewenst is, omdat het leidt tot hogere kosten voor chronisch zieken, meer bureaucratie, het risico dat mensen afzien van het nemen van medisch noodzakelijke medicijnen en de solidariteit van gezond met ziek en rijk met arm uitholt;
De heer Marijnissen (SP): Voorzitter. Ik heb in mijn eerste termijn een paar voorbeelden genoemd van ontwikkelingen waartoe de kaasschaafmethode kan leiden. Wellicht zijn er mensen die zich afvragen of je bij de algemene politieke beschouwingen een motie moet indienen over een bedrag van
Tweede Kamer
Algemene politieke beschouwingen
De Kamer,
Motie De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat sport een belangrijke gezondheidsbevorderende en maatschappelijke functie heeft; constaterende dat in 2004 12 mln euro op sport wordt bezuinigd; verzoekt de regering, de plannen voor het bezuinigen van 12 mln euro op sport ongedaan te maken, en gaat over tot de orde van de dag.
constaterende dat de werkdruk binnen de ouderenzorg zal toenemen na de efficiencykorting;
en gaat over tot de orde van de dag. Motie
20 mln euro. Ik meen van ja. Als het de sport betreft, moet dat wel. Ik had er ook nog eentje voor cultuur kunnen indienen en eentje voor de reclassering, maar de bezuinigingen op sport vind ik echt een evident voorbeeld van onverstandig bezuinigen. De minister-president spreekt terecht over meedoen en maatschappelijk actief zijn. Als er een sector in de samenleving is waar veel vrijwilligers actief zijn, is het de sport wel. Ik vind dan ook dat de sportbonden niet het vel over de oren getrokken moet worden. Daarom dien ik de volgende motie in.
De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Marijnissen, Halsema en Bos. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 11 (29200). De heer Marijnissen (SP): Voorzitter. Mijn volgende motie betreft een evidente onrechtvaardigheid, namelijk de situatie rondom lease-auto’s de subsidies daaraan en de korting op hen die voor het woon-werkverkeer hun auto nodig hebben. Motie De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat de voorgestelde verlaging van de maximale kilometervergoeding van werkgevers aan werknemers van 28 eurocent ingrijpende gevolgen heeft voor
18 september 2003 TK 3
3-135
Marijnissen werknemers in de thuis- en kraamzorg en in de ambulante GGZ;
De heer Marijnissen (SP): Ik vond het slotwoord van de ministerpresident buitengewoon boeiend. Hij zegt: wij voeren ons beleid niet om geprezen te worden, wij doen het voor het land. Wij bouwen op voor alle generaties, zei de minister-
president. Hoe je verder ook over zijn beleid mag denken, het is wel moeilijk om hier te gaan staan om het te verdedigen met deze argumentatie. Toch wil ik tegen de minister-president zeggen: als het over alle generaties gaat, over de jongeren en het onderwijs, over de nu werkende generatie, over onze ouderen, geloof ik niet dat dit kabinet een plus scoort. Het spijt mij dat ik het moet zeggen. Ik heb niet het idee dat dit kabinet nu meer mensen aan het werk helpt. Natuurlijk is een ministelsel ook een vangnet en de publieke sector wordt niet geheel ontmanteld. Wij zijn echter op de verkeerde weg. Dat was niet alleen mijn stelling onder dit kabinet, maar ook onder de vorige kabinetten. Ik heb de afgelopen lange debatten die wij hebben gevoerd – wij hebben nu weer zes sessies achter elkaar gehad – gewezen op het gebrek aan vertrouwen. Dat hebben gelukkig meer sprekers gezegd. Het vertrouwen en de hoop sijpelen weg. Ik heb niet het gevoel dat het nu gepresenteerde kabinetsbeleid daar een kentering in zal brengen. De minister-president zegt dat hij twee dingen wil. Hij wil het negativisme doorbreken en hij staat een constructieve aanpak voor. Hij zegt ook dat het paternalisme weg moet en dat mensen keuzevrijheid moeten hebben. Ik zou zo achter dit spandoek aanlopen. Waarom niet? Het gaat echter natuurlijk toch over het beleid dat daar vervolgens onder ligt. Ik noem de keuzevrijheid; de heer Bos wees daar ook al op. Ik denk dat er heel veel mensen in dit land zijn die geen ree¨le keuze hebben. Zij wonen bijvoorbeeld in een achterstandswijk en hebben niet de keuze om te vertrekken. En iemand in een verpleeghuis, wat voor keuze heeft die? En wat voor keuze heeft iemand die op een school zit en toch niet kan leveren wat eigenlijk nodig is? Wat voor keuze hebben die ouders en die kinderen? Is het een keuze om wel of niet te wachten op de trein? Het is allemaal waar en het klinkt allemaal mooi, maar het gaat natuurlijk om de kerntaak van de overheid, namelijk ervoor zorgen dat de publieke sector op maat is. Ik vind de maatregelen van dit kabinet – ik loop niet voor mijn eigen woorden weg – asociaal. Ik kan het niet anders zien. Ik vind het beleid onverantwoord waar het gaat om de
Tweede Kamer
Algemene politieke beschouwingen
overwegende dat de opbrengst van de genoemde maatregel ten goede komt aan de gebruikers van lease-auto’s, terwijl het kabinet van bijna iedereen inkomensoffers vraagt; verzoekt de regering, de maximale kilometervergoeding zoveel mogelijk in stand te houden en de vereenvoudiging van de regelgeving voor het gebruik van de lease-auto op een minder budgettair belastende wijze vorm te geven, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Marijnissen, Halsema en Bos. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 12 (29200). De heer Marijnissen (SP): Ik heb nog tijd voor een kort slotwoord en ik wil nog een motie indienen. Zij heeft te maken met geloofwaardigheid en met waarden en normen. Als je aan iedereen een sollicitatieplicht oplegt, kun je moeilijk volhouden dat dit niet geldt voor ex-Kamerleden en ex-bewindslieden. Dat is niet te pruimen voor een normaal denkend mens. Daarom dien ik de volgende motie in. Motie De Kamer, gehoord de beraadslaging, spreekt als haar mening uit dat er voor Kamerleden die wachtgeld gaan genieten een sollicitatieplicht moet komen, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Marijnissen, Dittrich, Herben, Bos en Halsema. Zij krijgt nr. 13 (29200).
middellange en de lange termijn en de toewijding voor de publieke sector, die van ons allemaal is. Ik vind de houding van de ministerpresident onbegrijpelijk in het perspectief van wat hij eerder als hoogleraar en als schrijver van boeken heeft gedebiteerd. Ik zie niet hoe dit beleid als christelijk-sociaal kan worden gedefinieerd. Er is werk aan de winkel voor dit kabinet, er is werk aan de winkel voor de oppositie en dat werk zullen wij verrichten. © De heer Van Aartsen (VVD): Voorzitter. Ik constateer dat dit de algemene beschouwingen zijn of waren van Balkenende en van Bos, die weliswaar geen alternatief had, maar wel Charlie’s Angels. Ik had overigens het idee dat de Wrekers dezer dagen weer werden herhaald. Daar had de heer Bos wellicht mooi gebruik van kunnen maken. Dankzij de heer Van der Vlies waren het de algemene beschouwingen van Augustinus. Mijn collegafractievoorzitter Verhagen heeft daar ook al aan herinnerd. Door de heer Dittrich van D66 waren het de beschouwingen van Thorbecke en Marchant. De collega van D66 is zeer diep in de liberale geschiedenis gedoken in zijn betoog in eerste termijn. Ik hoop echter dat hij met zijn club niet eindigt waar Marchant eindigde. Die eindigde namelijk bij de Katholieke Volkspartij nadat hij lid was geweest van de RoomsKatholieke Staatspartij. Ik wil de heer Dittrich oproepen om gewoon in de liberale gelederen te blijven. De heer Dittrich (D66): Mijnheer Van Aartsen, soms is het heel goed om een boek niet helemaal uit te lezen. De heer Van Aartsen (VVD): Ik kan u vertellen dat het meestal verstandig is om dat wel te doen. Het waren ook de algemene politieke beschouwingen van de minister-president. Ik constateer namens mijn fractie dat hij het beleid van zijn kabinet uitstekend heeft verdedigd. Hij heeft ook een belangrijke poging gedaan om het beleid van een grondslag te voorzien. Die poging heeft ons aangesproken. Ik denk dat dit ook van belang is in deze af en toe wat schrale tijd. De politiek mag van mij best weer ideologisch worden
18 september 2003 TK 3
3-136
Van Aartsen gegrond. Ik denk dat wij daaraan toe zijn. Politieke partijen moeten meer zijn dan werkgeefsters van afgevaardigden in gemeenten, provincies of Staten-Generaal. De lijn die het kabinet heeft uiteengezet en die de minister-president vandaag heeft verdedigd, spreekt ons aan omdat die aansluit op de ideee¨n die ik in eerste termijn heb uiteengezet, over de route van de verzorgingsstaat naar de participatiestaat. In wezen trof ik in de verdediging van de minister-president dezelfde lijnen aan. Dat heeft ons aangesproken. Ik prijs de minister-president ook om de houding die hij vanochtend aannam ten aanzien van het overleg dat noodzakelijk zal zijn, en ook hoort, met de sociale partners. Het sprak mij aan dat hij het kabinetsbeleid in dat gesprek tot inzet zal maken. Ik ben blij dat de heer Verhagen zich in tweede termijn vanavond achter die gedachte schaarde. Onze positie is dat, als het tijdens dat overleg mogelijk zou kunnen zijn om tot een meerjarige nullijn te komen, en de prijs daarvoor zou zijn een zekere temporisering een vertraagd invoeren of een soort overgangsregeling voor prepensioen- en VUT-maatregelen – vooral de VUT-maatregel hakt er nogal in; dat ziet mijn fractie ook – te komen, wij de eersten zouden zijn om in deze zaal op de banken te roffelen. Juist omdat de minister-president hier zo helder was, hebben wij ons afgevraagd waarom hij ten aanzien van de medicijnknaak niet vasthield aan de ingezette lijn. De ministerpresident heeft, zoals ik vanmiddag bij interruptie trachtte te betogen, een principie¨le lijn gekozen, die ons aansprak: het stimuleren van het kostenbewustzijn. Mijn fractie staat achter die gedachte. Ik zou de regering willen vragen haar rug recht te houden. Maak hier een thema van het leiderschap van de regering van! Ik constateer – verder wil ik eigenlijk op dit moment niet gaan – dat de fractie van het CDA er een andere gedachte over heeft. Zij distantieert zich of neemt althans enige afstand van de heldere lijn die de minister-president heeft willen inzetten en met hem uiteraard het hele kabinet. Het was enigszins vreemd en bizar, maar wij blijven staan achter de principie¨le lijn die de minister-president in de stukken en hier bij de verdediging van zijn beleid heeft uiteengezet.
De heer Verhagen (CDA): De heer Van Aartsen verbaast mij nu toch enigszins. Wie hield hier nu een pleidooi over het herstel van het dualisme? Dat was hij toch? Kom op, een beetje dualistischer! Een beetje meer eigen initiatief en creativiteit!
Tweede Kamer
Algemene politieke beschouwingen
De heer Van Aartsen (VVD): Ik had natuurlijk wat op een papiertje gekrabbeld. Er staat dan ook: zoals wij een zekere ruimte als fractie – dat was dualisme – voor onszelf hebben gevraagd bij de regeringsverklaring, zo kan ik mij voorstellen dat wij dat ook gunnen aan de coalitiegenoten. Dat doen wij ook. Het heeft mij echter wel verbaasd dat de heer Verhagen in de voorstellen waarmee hij is gekomen in wezen het probleem in 2004 niet oplost. Ik heb daar ook een vraag over gesteld. Als je het wat rauw zegt, laat hij dan eigenlijk het financieringstekort oplopen. Vervolgens loopt dat in zijn systeem weg in een ophoging van het eigen risico. Dan is het toch beter om bij het oorspronkelijke idee van het kabinet, de minister-president en de minister van Volksgezondheid te blijven. Sprekend over de zorg vraag ik het kabinet, zoals ik al aan het eind van mijn eerste termijn heb gedaan, de motie-Wilders van het vorig najaar, waarin werd gevraagd om streefcijfers wat betreft de wachtlijsten in ziekenhuizen, in concreto uit te voeren. Als ik het kabinet op dit punt mocht adviseren, zou het van de inspanningsverplichting een resultaatsverplichting moeten maken, en niet alleen voor 2004, maar ook voor de jaren daarna. En hetzelfde vragen wij voor de wachtlijsten in de AWBZ, zoals ik in eerste termijn al gezegd heb. Ik reken op een reactie van het kabinet hierop. Mijn fractie heeft ook een reactie gekregen op mijn beschouwingen over de integratie. Dat waren goede antwoorden, maar naar mijn oordeel mag er wel iets meer gedrevenheid doorklinken in de aanpak die het kabinet zou moeten nastreven. Ook hierover hebben wij, zoals ik al in eerste termijn aangaf, tien jaar gediscussieerd, en het wordt nu tijd om te handelen, om te doen. Doen is het parool voor de komende periode, denk ik. Onze fractie zal in ieder geval een voorzet geven door vo´o´r de behandeling van de begroting van Justitie, die in de loop van oktober zal plaatsvinden, een concreet plan bekend te maken. Daarin zullen
ideee¨n en gedachten kunnen worden aangetroffen die ik in eerste termijn naar voren hebben gebracht. Er is op dit vlak zeer veel te doen, onder het motto ’’beperk immigratie, bevorder integratie en bestrijdt discriminatie’’. Op dit punt is het ons opgevallen dat een motie van mijn fractiegenote Hirsi Ali over huiselijk geweld, een vorm van terreur, in april door de Kamer aangenomen, nog niet is uitgevoerd. Ze bevat een aantal concrete verzoeken waaraan het kabinet vo´o´r 1 september zou hebben moeten voldaan. Ik hoop dat het kabinet deze motie alsnog uitvoert en dat ik een concreet antwoord op dit punt kan krijgen. Wij hebben gisteren ook gediscussieerd over de rol van de radicaliserende islam en over de mate waarin die een bedreiging vormt voor de Westerse samenleving, de internationale samenleving, maar uiteraard ook voor een land als Nederland. Gelukkig geldt het voor velen niet, maar tallozen zien een oplossing in de radicale islam, wat tot uitdrukking komt in een rabiate antiIsrae¨lhouding en helaas van tijd tot tijd ook in beestachtig terrorisme. Er zal in de komende jaren echt iets aan moeten worden gedaan, wij zullen iets moeten doen om degenen die beı¨nvloed worden door deze extreme vorm van de islam een concurrerende boodschap over te brengen. Ik vraag het kabinet, hierover binnenkort ideee¨n te ontvouwen. Ik heb gisteren ook concreet gevraagd, een land als Saoedi-Arabie¨ aan te pakken, om werk te maken van wat er op dat front in deze Kamer is gevraagd. Wij zijn geschokt door wat wij gisteren hebben gelezen in de New York Times; het heeft ook Nederlandse kranten gehaald. De voorzitter: Ik onderbreek u even omdat ik nu voor de vierde keer een minister zie weglopen. De ene stoel na de andere raakt leeg. Ik zie de staatssecretaris van Financie¨n tijdens het hele betoog van de heer Van Aartsen in een groepje staan praten. Ik schors de vergadering tot alle bewindslieden weer aanwezig zijn, met excuses aan de heer Van Aartsen. De vergadering wordt enige ogenblikken geschorst. De voorzitter: Ik heropen de vergadering met mijn oprechte excuses aan de heer Van Aartsen,
18 september 2003 TK 3
3-137
Van Aartsen wiens betoog ik heb moeten onderbreken. Dat spijt mij oprecht. De heer Van Aartsen (VVD): Dank u wel, mijnheer de voorzitter. U heeft de klok laten doorlopen. Ik hoop eigenlijk dat ik nu eindeloos spreektijd heb. Ik meen dat mijn betoog werd onderbroken toen ik opmerkingen over Saoedi-Arabie¨ maakte. Mijn vraag aan het kabinet, zeker aan de minister van Buitenlandse Zaken, is om nu werk te maken van het aanpakken van de financiering door Saoedi-Arabie¨ van extremistische organisaties zoals Hamas. Eenzelfde vraag betreft de tot op heden niet uitgevoerde motie van enige tijd geleden, ik meen van december vorig jaar, waarin mijn fractie vraagt iets te doen aan de financiering van gebedshuizen, ook van de kant van een land als Saoedi-Arabie¨ en een aantal andere Arabische staten, omdat via deze financiering onderwijs wordt gegeven dat haaks staat op de klassieke verworvenheden – ik zeg ook: liberale verworvenheden – van onze samenleving. We kunnen dit soort dingen niet meer op hun beloop laten. Ik vind dat op dit punt het kabinet wat actiever zou mogen zijn en zijn lakse houding zou moeten verlaten. Voorts wil ik iets zeggen over het thema veiligheid. Ik ben zeer blij met de toezegging van de kant van de regering dat projecten zoals Justitie in de buurt kunnen worden gehandhaafd, althans dat Justitie, de Rijksoverheid de succesvolle projecten – dat zijn er een aantal in Nederland – niet alleen het volgend jaar, maar ook de jaren daarna financieel zal steunen. Natuurlijk moet er dan sprake zijn van projecten met resultaat, van projecten met succes, zeker als het gaat om de veelplegers, die echt een ramp zijn voor onze samenleving en een ramp voor vele buurten in de Nederlandse maatschappij. Ik vind het jammer dat de minister-president niet zicht heeft kunnen bieden op de financiering van de justitie¨le keten na het komende begrotingsjaar. Daarachter gaat een bepaalde filosofie van de minister van Justitie schuil. Ik meen dat het verstandig is om niet vanavond, maar in ieder geval bij de behandeling van de Justitiebegroting, die naar ik meen in oktober zal plaatsvinden, hierop terug te komen. Mijn fractie zal dat in elk geval doen.
Tweede Kamer
Ten slotte wil ik iets zeggen over de beroemde dip ofte wel de afname van de politiesterkte in 2004. Wij zijn niet gelukkig met het antwoord van de zijde van het kabinet. Het is echt noodzakelijk om de tijdelijke teruggang van de politiesterkte in 2004 te repareren. Wij moeten ervoor zorgen dat de Nederlandse politie op sterkte blijft. Wij willen echt dat overtollig defensiepersoneel kan worden ingezet voor de Nederlandse politie. De heer Herben heeft in dit verband een suggestie gedaan. De minister-president zegt de mogelijkheden te onderzoeken. Er zal een studie worden uitgevoerd. Eventueel ku´nnen mensen van defensie – dat zijn dan vooral mensen van de Koninklijke Landmacht en de Marine – solliciteren, maar zoals gezegd is die toezegging ons veel te mager en onvoldoende. Uit het antwoord blijkt niet dat men de kwestie met urgentie en daadkracht wil aanpakken. Daarom wil ik mede namens de collega’s Verhagen, Dittrich en Herben op dit punt een motie indienen. Motie De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat investeren in politie en justitie een topprioriteit van dit kabinet is;
Zij krijgt nr. 14 (29200). De heer Van Aartsen (VVD): Ten slotte wil ik de minister-president, aansluitend op hetgeen hij bij zijn verdediging vandaag heeft gezegd, wijzen op het motto van Thorbecke uit de Narede in 1969: Ons doen kan den weg voor nieuwe krachten banen. Mevrouw Halsema (GroenLinks): Kunt u aangeven waar de dekking van uw motie zit? De heer Van Aartsen (VVD): Daar heb ik wel een gedachte over, maar ik ben ook zeer geı¨nteresseerd in hetgeen het kabinet er zelf aan zal doen. Er zijn mogelijkheden binnen de veiligheidsbegroting van het ministerie van Binnenlandse Zaken. Er zou gedacht kunnen worden aan de eindejaarsmarge. Bovendien zou gedacht kunnen worden aan een soort ’’stroppenpot’’ in het veiligheidsbudget van Binnenlandse Zaken. Ik reken er echter op dat het kabinet hiervoor een oplossing vindt. Het is niet de eerste keer dat ik hierover heb gesproken. Ik heb bij de regeringsverklaring hier ook een punt van gemaakt, maar ik heb toen geen bevredigend antwoord van de kant van het kabinet gekregen. Ik ga ervan uit dat het kabinet dit probleem gewoon oplost. ©
De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Van Aartsen, Dittrich, Herben en Verhagen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
De heer Herben (LPF): Voorzitter. Ik dank de minister-president voor de uitvoerige beantwoording van de vragen. In deze twee dagen zijn veel woorden gebruikt voor het omschrijven van de grotestedenproblematiek. Ik volsta met een zin uit de Haagse HP/De Tijd van vandaag. Zuidplein Rotterdam, een Surinaamse vrouw bevestigt dat autochtonen wegtrekken en somt op wie haar buren zijn: een Surinamer, een Antilliaan, een Pakistaan, nog een Surinamer en op de hoek een Nederlander, maar die ken ik niet zo goed, want hij gaat elke dag naar zijn werk. Hoeveel kansarme mensen zonder perspectief op werk kan een stad opnemen zonder onleefbaar te worden? Het gaat ons om het beperken van de toestroom. Ik ben derhalve blij met het schriftelijke antwoord dat de richtlijn gezinsvorming en hereniging zal worden aangepast met een leeftijdsgrens van 21 jaar en een inkomensgrens van 120% van het
Algemene politieke beschouwingen
18 september 2003 TK 3
voorts overwegende dat de sterkteontwikkeling van de politie in het jaar 2004 een ’’dip’’ kent; van oordeel dat ter bevordering van de veiligheid het gewenst is dat ook in het jaar 2004 de politiesterkte op peil blijft; voorts van oordeel dat het gewenst is om afvloeiend defensiepersoneel in een stroomcursus om te scholen tot politieagenten; verzoekt de regering, de tijdelijke afname van de politiesterkte in het jaar 2004 ongedaan te maken, en gaat over tot de orde van de dag.
3-138
Herben minimumloon. U weet dat wij voorstander zijn van de Deense aanpak, waar een leeftijdsgrens geldt van 24 jaar voor beide partners. Wij kennen de realiteit van het Hoofdlijnenakkoord, maar misschien kan de minister voor Vreemdelingenzaken haar licht eens opsteken in Denemarken en daarbij vooral kijken naar de mogelijkheid om de leeftijdsgrens voor de partner op 21 jaar te zetten. Dan voorkom je het uithuwelijken van jonge meisjes. Voorts vinden wij dat de Nederlandse nationaliteit pas na tien jaar verblijf kan worden verkregen. Daartoe hebben wij de volgende motie voorbereid.
De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Herben. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 15 (29200). De heer Herben (LPF): Voorzitter. Bijna in e´e´n adem dien ik een motie over de Tweede Maasvlakte in. De aanleg daarvan wordt steeds weer opgeschoven. De minister-president heeft gezegd dat hij wil kijken naar de huisvesting van de middeninkomens in de stad. Dit is zijn kans. Motie De Kamer,
Motie
gehoord de beraadslaging,
De Kamer,
constaterende dat de Rotterdamse haven ondanks de economische tegenwind nog steeds groeit en vorig jaar een groei van 2% kende en dit jaar weer op een recordjaar afstevent;
eerder te beginnen met gaswinning uit de Waddenzee, waardoor honderden miljoenen aan de schatkist kunnen worden toegevoegd. Het schriftelijk antwoord inzake de door de LPF gewenste inzet van gemengde teams van politie, marechaussee en douane bij grootschalige acties bevredigt mij niet. Ik weet ook wel dat een politieambtenaar volledige opsporingsbevoegdheid heeft, maar het gaat er juist om dat er eerst een redelijk vermoeden moet zijn voordat hij de kofferbak van een auto mag openen. De douane mag altijd controleren. Vandaar de volgende motie. Motie
gehoord de beraadslaging, constaterende dat ingevolge artikel 8, eerste lid, onder c, van de Rijkswet op het Nederlanderschap een vreemdeling het Nederlanderschap kan verkrijgen na een periode van vijf jaar van toelating of hoofdverblijf in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba; constaterende dat met de Vreemdelingenwet 2000 de termijn voor het verkrijgen van een permanente verblijfsvergunning is verlengd van drie naar vijf jaar; van mening dat het verkrijgen van een permanente verblijfsvergunning niet zou moeten kunnen samenvallen met het moment van naturalisatie tot Nederlander; van mening ook dat het Nederlanderschap alleen zou moeten kunnen worden verkregen door die vreemdeling die bewezen heeft geı¨ntegreerd te zijn in de Nederlandse samenleving; verzoekt de regering, artikel 8, eerste lid, onder c, van de Rijkswet op het Nederlanderschap zodanig aan te passen dat het Nederlanderschap kan worden verkregen door die verzoeker die voorafgaand aan het verzoek tot naturalisatie ten minste tien jaar in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba toelating of hoofdverblijf heeft gehad,
constaterende dat de Rotterdamse haven een grote bijdrage levert aan de werkgelegenheid; overwegende dat nog geen besluit is genomen over de aanleg van de Tweede Maasvlakte; overwegende dat bij de aanleg hiervan vrijkomende oude haventerreinen kunnen worden gebruikt voor de bouw van duizenden woningen, waardoor de middenklasse kan terugkeren in het hart van de stad; verzoekt de regering, snel een besluit te nemen om voldoende fondsen beschikbaar te stellen om de aanleg van de Tweede Maasvlakte mogelijk te maken,
De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat grensoverschrijdende criminaliteit een ernstig probleem vormt in zowel Nederland als op de Nederlandse Antillen; overwegende dat het tegengaan van de smokkel van drugs, wapens en personen bij uitstek de taak vormt van de douane; overwegende dat enkele duizenden overtollige militairen gedurende deze kabinetsperiode dienen te worden herplaatst; verzoekt de sterkte van de douane ten behoeve van het Mobiel Toezicht Vreemdelingen in Nederland e´n op de Nederlandse Antillen uit te breiden met ten minste 200 herplaatsers, en gaat over tot de orde van de dag.
en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Herben. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 16 (29200).
De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Herben. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 17 (29200).
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Herben (LPF): Het is bekend dat wij voor de dekking hebben gewezen op de mogelijkheid om het financieringstekort tijdelijk met 0,03% te laten oplopen. Overigens heb ik nog geen antwoord gekregen op mijn vraag of het mogelijk is om
De heer Herben (LPF): De ministerpresident hecht niet zoveel waarde aan het onderzoek van de ING inzake de beperking van de hypotheekrenteaftrek. Maar wat vindt hij van het gisteren verschenen kwartaalbericht van de Nederlandsche Bank? De bestedingen uit overwaarde
Tweede Kamer
Algemene politieke beschouwingen
18 september 2003 TK 3
3-139
Herben bedroegen in 2000 10 mld. Dit jaar zullen zij 5 mld bedragen. Het strakkere overheidsbeleid heeft volgens de Nederlandsche Bank wel degelijk effect op de consumptieve bestedingen. Wij pleiten voor een andere timing van de maatregelen en herhalen daarom ons verzoek om een schriftelijke analyse van de economische en fiscale gevolgen voor de algemene financie¨le beschouwingen. Een andere timing willen wij ook ten aanzien van het uittrekken van maar liefst 700 mln euro voor de ecologische hoofdstructuur. Waarom kan deze grondaankoop niet wachten tot de economie weer aantrekt? In de tussentijd hoeft de uitbreiding niet stil te liggen, want de Dienst landelijke gebieden beschikt over een reserve van 40.000 hectare ter waarde van 1,5 mld euro. Spreek eerst die reserve aan, zou ik zeggen. Hervorming van de zorg is noodzakelijk. Wij vinden eigen bijdragen om mensen bewust te maken van de kosten van de gezondheidszorg goed, maar alleen als mensen een echte keuze hebben. De eerstelijnsgezondheidszorg moet beter georganiseerd worden. De discussie die zojuist door de heer Verhagen werd aangezwengeld over € 1,50 receptvergoeding heeft mij een beetje in verwarring gebracht, want de oplossing om het op te vangen door een hoger eigen risico vind ik niet echt bevredigend. Wij moeten onze gedachten er nog over laten gaan. Ik kaats graag de bal terug richting CDA en de regering. Willen zij bijvoorbeeld kijken naar de IZA-regeling, het Instituut ziektekosten ambtenaren, waarin een hardheidsclausule is opgenomen? Er wordt een nominaal bedrag betaald, maar als de kosten toenemen, is de grens 1% van het onzuivere inkomen een toetssteen. Op die manier worden de minima ontzien. Daarmee omzeil je allerlei ingewikkelde constructies via de fiscus of een andere vorm van compensatie. Chronisch zieken, gehandicapten en AOW’ers met een minimaal inkomen moeten zoveel mogelijk worden ontzien. Collega Rouvoet zal aanstonds namens ons beiden een motie hierover indienen. Op het zo vitale gebied van de veiligheid volsta ik omwille van de tijd met het voorlezen van drie moties, die mogen worden gezien als een aansporing om de gewekte verwachtingen in daden om te
Tweede Kamer
zetten. Zij betreffen geweldsmisdrijven, het cellentekort en de politiesterkte. Motie De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat de regering in de Miljoenennota 2004 aangeeft dat zij zich ten doel stelt de criminaliteit in het algemeen in Nederland in 2006 met 25% te hebben teruggedrongen;
sanctiecapaciteit door de voorgestelde maatregelen van de regering niet afdoende wordt verholpen; van mening dat het voor het bevorderen van de veiligheid in Nederland noodzakelijk is dat alle veroordeelde criminelen ook daadwerkelijk kunnen worden opgesloten; verzoekt de regering, maatregelen te nemen opdat er de komende vier jaar geen tekort aan celplaatsen zal zijn, en gaat over tot de orde van de dag.
constaterende dat in Nederland in 2002 1 miljoen geweldsdelicten werden gepleegd; van mening dat geweldsdelicten een directe inbreuk maken op de fysieke integriteit van het slachtoffer en daarmee de belangrijkste bedreiging vormen van de veiligheid en het veiligheidsgevoel van de Nederlandse burger; verzoekt de regering, als onderdeel van de voornoemde bredere doelstelling, concreet het terugdringen van de geweldscriminaliteit met 25% in 2006 als doelstelling te benoemen,
De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Herben. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 19 (29200). Motie De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat de politiesterkte volgend jaar met 100 agenten daalt en dat er in 2006 ten opzichte van 2003 slechts 1000 agenten zullen bijkomen;
en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Herben. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 18 (29200). Motie De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat de regering het bestaan van een tekort aan sanctiecapaciteit signaleert als een belangrijk knelpunt in de veiligheidsketen;
constaterende dat in een aantal politiekorpsen en met name in Limburg-Zuid sprake is van een forse belasting; van mening dat het voor een goede bestrijding van de criminaliteit en voor een zichtbare inzet van politie in de buurt noodzakelijk is, de politiesterkte substantieel uit te breiden; verzoekt de regering, ervoor zorg te dragen dat in 2006 de politiesterkte ten opzichte van 2002 met ten minste 3500 agenten zal zijn toegenomen en dat al in 2004 een extra financie¨le bijdrage wordt gegeven aan het politiekorps Limburg-Zuid,
overwegende dat cellentekort volgens prognoses van het Wetenschappelijk onderzoeks- en documentatiecentrum in 2003 533 cellen zal bedragen, in 2004 1500 en dat er in 2007 bijna 1700 celplaatsen te weinig zullen zijn;
en gaat over tot de orde van de dag.
constaterende dat het tekort aan
De heer Verhagen (CDA): De heer
Algemene politieke beschouwingen
18 september 2003 TK 3
De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Herben en Bos. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 20 (29200).
3-140
Herben Herben vroeg mij om na te denken over een IZA-achtige constructie. Als men daarbij boven de 1% kwam, konden de meerkosten bij de werkgever worden geclaimd. U hebt gisteren een pleidooi gehouden voor de verbetering van het investeringsklimaat en voor het niet harder aanpakken van de werkgevers. Hoe verhoudt uw voorstel zich tot het verminderen van arbeidskosten?
hebben de motie samen ondertekend, maar mijn dekking zou ik zien in de gaswinning uit de Waddenzee.
wat de drie partijen in het Hoofdlijnenakkoord hebben vastgelegd.
De heer Van Aartsen (VVD): Voorzitter. Ik steun ’m!
Mevrouw Halsema (GroenLinks): Voorzitter. Ik laat de woorden van de heer Dittrich even op mij inwerken.
© De heer Dittrich (D66): Dat is altijd goed.
De heer Herben (LPF): Ik zou kunnen zeggen dat u op het plan van de Partij van de Arbeid moet wachten, omdat ik de motie samen met de Partij van de Arbeid heb ingediend. Dat is echter een zwaktebod. Ik heb mijn dekking aangegeven. Wij
De heer Dittrich (D66): Voorzitter. Wij zitten en hangen al ruim elf uur in deze zaal. Wat is nu het beeld dat bij mij blijft hangen van dit debat met de premier? Premier Balkenende begon het debat vanmorgen vroeg met een betoog over waarden en normen. Daarbij verwees hij veel naar beleid dat allerlei kabinetten hiervoor hebben ingezet. Ik heb hem bijvoorbeeld horen zeggen dat normen en waarden te maken hebben met onderwijs en met integratie. Dat is natuurlijk zo, maar ik vind het, eerlijk gezegd, nogal een gemeenplaats. Ik kan nog steeds niet echt helder grip krijgen op die discussie. De vraag die er voor mijn fractie toe doet in het kader van het debat over normen en waarden, luidt: hoe gaan wij om met de botsing van grondrechten in een multiculturele samenleving? Dat thema is hier aan de orde geweest nadat allerlei spanningen waren ontstaan. Ik noem imam El Moumi en andere affaires. De ministerpresident heeft dit thema schriftelijk afgedaan, terwijl dat in het kader van het debat over normen en waarden nu juist iets is wat echt absoluut zinvol is, waar iemand zich ook een voorstelling bij kan maken. Wij lezen in de schriftelijke beantwoording dat daarover een notitie zal komen. Het is overigens plezierig dat de motie wordt uitgevoerd. Ik heb begrepen dat dit begin 2004 zal gebeuren. Daar zullen wij op wachten. Toen ik luisterde naar de woorden van de premier, naar het eerste blok over de normen en waarden, had ik eigenlijk meer het gevoel dat hier de politiek leider van het CDA stond, en niet zozeer de premier van de coalitie, een coalitie waar ook D66 deel van uitmaakt. Ik vond dat de premier daarna gaandeweg beter in vorm kwam. Het is natuurlijk ook ontzettend moeilijk om allerlei maatregelen te verdedigen die op zichzelf beschouwd onsympathiek zijn, maar die hard en noodzakelijk zijn. Ik vond dat de premier de noodzaak daarvan goed uiteen heeft gezet. Hier stond de premier van de coalitie. Het kabinet voert immers uit
De heer Dittrich (D66): Ik heb gezegd dat hij mij heel sterk deed denken aan de politiek leider van het CDA zoals wij die in campagnes hebben gezien. Ik heb daarna gezegd dat de premier het goed heeft gedaan waar het ging over het beleid, hoe onsympathiek de maatregelen soms ook zijn. Echter, er is nog wel een slag te maken, want de premier moet niet alleen de premier van de coalitie willen zijn, maar ook de premier van alle Nederlanders. Dat is iets wat gemakkelijker is in een tijd waarin het economisch goed gaat. Ik zie dat de heer Zalm ineens opstaat en wegloopt. Ik weet niet of dat te
Tweede Kamer
Algemene politieke beschouwingen
18 september 2003 TK 3
De heer Herben (LPF): Ik zou het niet aan het bedrijfsleven willen laten toerekenen. Als u het ook fiscaal gaat compenseren, zou u toch ook kunnen kijken naar de mogelijkheid om het via de schatkist te compenseren voor die gevallen die ernstig geraakt worden in hun minimumbestaan. Het is u om het even, dat begrijp ik. Daarom worstel ik ook met die vraag. Ik blijf er echter mee zitten dat ik een eigen risico van € 250 erg hoog vind. Vandaar dat ik hardop nadenk over een mogelijkheid om het anders vorm te geven. De heer Verhagen (CDA): Ik vind hardop nadenken, ook in dit soort debatten, best wel nuttig. U verhoogt met uw voorstel de werkgeverslasten. Het hele beleid is er eigenlijk juist op gericht om die niet verder te verhogen. Ik heb inmiddels uit de Financie¨le bouwstenen zorg opgemaakt dat met een eigen risico van € 50 een opbrengst van 350 mln a` 400 mln euro kan worden gerealiseerd. Je hebt dat bedrag dus zelfs niet nodig. Het zal dus geringer zijn. De heer Herben (LPF): Ik zal dat straks in de schorsing zorgvuldig bestuderen. U heeft mij echt in een duivels dilemma gebracht. Ik zal erover nadenken. De heer Van Aartsen (VVD): Voorzitter. De heer Herben heeft een motie over de politiesterkte ingediend. Daarin wordt gesproken over 3500 agenten. Mevrouw Halsema heeft mij terecht gevraagd naar de dekking van mijn motie. Hoe zit het dan met de dekking van deze motie?
Mevrouw Halsema (GroenLinks): Het is soms ook echt nodig. U heeft gezegd dat het begin van het betoog van de minister-president over normen en waarden ging. Zoals ik het heb begrepen, was het begin van de beantwoording van de premier een ideologische verantwoording van het kabinetsbeleid. Nu zegt u eigenlijk dat D66, een van de drie regeringspartners, zich niet herkent in het betoog van de ministerpresident. Het lijkt mij dat u dan toch een vrij groot probleem heeft. De heer Dittrich (D66): Ik zei dat ik moeilijk grip kan krijgen op die normen- en waardendiscussie. Wat mijn fractie betreft, is het juist interessant om te praten over die botsing van grondrechten in de multiculturele samenleving. Dat was nu juist het aspect dat niet mondeling naar voren kwam. Mevrouw Halsema (GroenLinks): U zei dat u wat moeite had met de normen- en waardendiscussie en de invulling daarvan, maar u zei vooral dat hier de politiek leider van het CDA stond en dat u zich daarin niet herkende. Mijn vraag aan u is: heb ik gelijk dat de ideologische rechtvaardiging die deze minister-president geeft niet door de fractie van D66 wordt onderschreven?
3-141
Dittrich maken heeft met de inhoud van mijn verhaal. Ik neem maar aan van niet en ga dus door. Wij zitten nu in een tijd waarin het slecht gaat. Ik wil hiermee zeggen dat de ministerpresident en alle andere ministers veel uitleg moeten geven over alles wat vandaag is besproken. Ik spoor hen aan om veel te vertellen over de maatregelen die worden genomen en om dat niet alleen hier in de Tweede Kamer te doen, maar ook daarbuiten. Misschien komt het kabinet dan de heer Bos tegen die ook veel op straat bezig is om zijn verhaal uit te leggen. Wie weet, ontstaat er bij een ontmoeting op straat nog wel iets moois. Het hete hangijzer in dit debat werd gevormd door prepensioen en VUT. Ik vind het goed dat de regering heeft geluisterd naar de bezwaren tegen de uitwerking van die op zich noodzakelijke maatregel om de fiscale faciliteiten af te schaffen. Ik vind het goed dat het kabinet een opening heeft geboden en met de vakbeweging om de tafel gaat zitten. Ik hoop dat de vakbeweging serieus wil praten over twee jaar loonmatiging. Ik hoop dan ook dat men op die basis tot een goed akkoord kan komen. In elk geval is nauw aan die discussie verbonden het thema van de arbeidsparticipatie door ouderen. Ik denk dat het heel belangrijk is dat er in gesprekken met werkgevers en met name werkgeversorganisaties echt wordt gekeken naar hoe ondernemingen hun personeelsbeleid kunnen omvormen om het voor ouderen makkelijker te maken om weer in te stromen. Dat betekent dat er ook echt binnen ondernemingen nog een omslag moet komen. Ik hoop dat de debatten die de regering met werkgevers gaat voeren tot resultaten leiden. Mijn fractie is blij met de toezegging van de regering dat de Orions blijven dan wel worden vervangen door een gelijkwaardig systeem. Wij komen daarover ongetwijfeld nog te spreken. Inzake de culturele infrastructuur had ik twee punten aan de orde gesteld. Wij komen er niet in dit debat op terug, maar wel later. Bij de algemene financie¨le beschouwingen komen wij terug op de Film CV. Over het Stedelijk Museum komen wij naar aanleiding van de antwoorden die schriftelijk zijn gegeven nog te spreken bij de behandeling van de najaarsnota.
Tweede Kamer
Voordat ik over de volksgezondheid in Nederland ga praten, wil ik stilstaan bij een thema inzake volksgezondheid in het buitenland. Terwijl wij hier spreken over al die maatregelen die ontzettend veel stof tot discussie hebben opgeleverd, sterven er in Afrika elke dag 8000 mensen aan aids. De samenleving daar is ernstig ontwricht; een hele generatie is weggevaagd. Nederlandse aidsexperts van Pharm Access hebben van de Clinton Foundation opdracht gekregen om in vier Afrikaanse landen, waaronder Zuid-Afrika, de verstrekking van aidsmedicijnen te organiseren en controleren. Daarmee is meer dan 0,5 mld euro gemoeid. Honderdduizenden mensenleven zullen wellicht kunnen worden gered. De Clinton Foundation wordt medegefinancierd door allerlei Europese landen. Toen de organisatie echter in Nederland op bezoek kwam en om een bijdrage vroeg, ving zij bot. Waarom weigerde de Nederlandse regering die bijdrage te leveren? In de begrotingsstukken over ontwikkelingssamenwerking staat immers dat samenwerking met donoren wordt geı¨ntensiveerd. Ik hoop dat de premier hier nog op wil ingaan. Ik kom nu te spreken over de verschillende voorstellen van de regering. Allereerst het voorstel over de pil. De reactie van de ministerpresident hierop was duidelijk te kort door de bocht. Voor mijn fractie is het echt van belang dat de pil in het ziekenfondspakket blijft. Daarom dien ik de volgende motie in.
voorgesteld door het lid Dittrich. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 21 (29200). De heer Dittrich (D66): Voorzitter. De dekking vinden wij in de bevriezing van de ziekenfondsgrens. Nu de veelbesproken eigen bijdrage van € 1,50 per receptregel. Wij vinden het bestaan van een prikkel belangrijk, maar willen ook rekening houden met mensen die veel van medicijnen gebruik maken. Vandaar dat ik in mijn eerste termijn sprak van een plafond. Ik heb goed geluisterd naar de heer Verhagen. In zijn eerste termijn had hij het over een dekking door premieverhoging. Die spreekt de fractie van D66 absoluut niet aan. In zijn tweede termijn haalde de heer Verhagen de dekking uit een kasschuif en bovendien uit een verhoging van het eigen risico tot ongeveer € 250. De heer Verhagen (CDA): Nee, u moet wel ree¨el blijven. Er was een eigen risico voorzien van € 200. Volgens de berekeningen van VWS zou de schuif een verhoging met € 50 betekenen. Inmiddels is mij duidelijk geworden dat een eigen risico van € 100 zo’n 700 mln euro oplevert. Met andere woorden, je hebt maar € 25 tot € 30 nodig om te beginnen. Voorts stelde ik gisteren voor om vanaf 2005 de dekking te vinden in de verhoging van het eigen risico. De heer Dittrich (D66): Die verhoging spreekt ons gewoon niet aan!
Motie De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat het schrappen van de pil uit het ziekenfondspakket kan leiden tot ongewenste zwangerschappen; van mening dat het gewenst is dat vrouwen drempelloos toegang houden tot anticonceptie;
De heer Verhagen (CDA): U wilt dus een drempelloze toegang tot de pil, maar niet tot medicijnen voor chronisch zieken en mensen die het echt nodig hebben? De heer Dittrich (D66): Die verhoging van het eigen risico spreekt ons, nogmaals, niet aan. In lijn met mijn betoog in eerste termijn dien ik de volgende motie in. Motie
verzoekt de regering, de anticonceptiepil te handhaven in het ziekenfondspakket,
De Kamer, gehoord de beraadslaging,
en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is
overwegende dat de invoering van een eigen bijdrage per receptregel
Algemene politieke beschouwingen
18 september 2003 TK 3
3-142
Dittrich een maatregel is die met name chronisch zieken en gehandicapten voor hoge kosten kan stellen;
2010 moet worden ingevoerd voor personenauto’s. In deze kabinetsperiode wordt er geen werk van gemaakt, zoals is afgesproken in het Hoofdlijnenakkoord. Het is natuurlijk wel belangrijk dat er al huiswerk wordt gedaan, zodat zo snel mogelijk na 2007, en wat mijn fractie betreft voor 2010, de kilometerheffing voor personenauto’s er komt. De motie over de sollicitatieplicht van de heer Marijnissen is door veel collega’s ondertekend, onder wie mijzelf. Deze motie is volkomen logisch in dit tijdsgewricht, waarin wij van mensen in de samenleving vragen om weer te solliciteren. Mijnheer de voorzitter. Als u om u heen kijkt in de Kamer, ziet u dat er ontzettend veel talent in de bankjes zit. Dat moeten wij niet teloor laten gaan. Als deze collega’s onverhoopt niet meer in de Kamer zouden zitten, is het van groot belang dat zij niet voor de arbeidsmarkt verloren zijn. Daarom heeft mijn fractie deze motie mede ondertekend. Mijn fractie gaat ervan uit dat er met dit kabinet een omslag komt, dat er vernieuwing komt en dat door de maatregelen van dit kabinet de economie weer gaat draaien. Wij gaan ervan uit dat de aandacht voor kennis en onderwijs zich vertaalt in extra banen. Dat is toch het kloppend hart van de economie. Wij hebben grote verwachtingen van de voorstellen inzake bestuurlijke vernieuwing; wat dat betreft zullen wij het kabinetsbeleid nauwgezet volgen.
De heer Dittrich (D66): Ik vind van wel. Het gaat hier met name om de maagzuurremmers. Er kunnen goedkopere medicijnen worden voorgeschreven die dezelfde werking hebben. Volgens de berekeningen van deskundigen kan daarmee minimaal 125 mln euro worden bespaard. Voorzitter. Ik heb de premier horen zeggen dat de kilometerheffing in
Mevrouw Halsema (GroenLinks): Voorzitter. Laat ik beginnen met de minister-president te bedanken voor zijn beantwoording in eerste termijn. Ik wil van de gelegenheid gebruik maken om hem te complimenteren. Complimenten heeft hij de afgelopen debatten niet van mij ontvangen, dus nu ik het doe, wil ik het ook met nadruk doen. Ik vond het een optreden van een premier die snel groeit in zelfverzekerdheid en daarmee overtuigender wordt. Dit komt ook de openheid van het debat met de Kamer ten goede. Dat stel ik zeer op prijs. Soms kun je ontzettend tevreden zijn met je eigen gelijk. Soms kun je daar ook wat minder tevreden mee zijn. Ik ben graag erg tevreden met mijn eigen gelijk, maar ik moet vaststellen dat ik vandaag ontevre-
den ben. Op enkele punten moet ik het eigen gelijk van mijn fractie vaststellen. Het kabinet forceert inderdaad een historische breuk met het verleden van de Nederlandse verzorgingsstaat. Ik vind dat je voorzichtig moet zijn met dit soort kwalificaties. Je moet niet te snel iets historisch noemen, maar ik vind wel dat daar op dit moment sprake van is. De minister-president zegt dat men zich niet moet blindstaren op de verzorgingsstaat. Hij neemt daarmee afstand van die verzorgingsstaat en maakt er een persiflage op, door te suggereren dat het nog steeds zou gaan om de verzorging van wieg tot graf, waarbij niemand wordt geactiveerd of geprikkeld. Het is natuurlijk al jaren lang zo, meer dan een decennium, dat men in Nederland bij het nadenken en spreken over de verzorgingsstaat vooral spreekt en nadenkt over het zo veel mogelijk betrekken van mensen bij de arbeidsmarkt en bij de werkzame samenleving. Dit kabinet neemt afstand van de verzorgingsstaat zoals die de afgelopen jaren is gemoderniseerd. Het alternatief blijft vaag en wordt niet expliciet verwoord, maar wat ons betreft is het onmiskenbaar: het kabinet verruilt de verzorgingsstaat voor de neoconservatieve nachtwakersstaat. Aan de ene kant bestaat deze uit een ministelsel, aan de andere kant moet die het hebben van de retoriek van de eigen verantwoordelijkheid. In eerste termijn noemde ik dat een fatale combinatie van liberale en conservatieve opvattingen. Laat ik het simpel samenvatten. Voor gewone mensen houdt eigen verantwoordelijkheid volgens dit kabinet in: geen steun, wel sancties. Voor bedrijven en organisaties houdt dit begrip in: geen sancties, wel steun. De verschuiving naar de neoconservatieve nachtwakersstaat is niet ingegeven door economische noodzaak, zoals het kabinet eerder suggereerde en zoals het ook van de bladzijden van de miljoenennota afspringt. Eigenlijk gaf staatssecretaris Wijn dit gisteren op het journaal het meest ruiterlijk toe. De heer Wijn zei: laten wij eerlijk zijn, ook zonder de noodzaak van bezuinigingen hadden wij precies dezelfde maatregelen genomen. Die indruk had mijn fractie al. Wij denken dat het benadrukken van de economische noodzaak voornamelijk electoraal is gemotiveerd.
Tweede Kamer
Algemene politieke beschouwingen
18 september 2003 TK 3
van mening dat daarom een jaarlijkse maximering van deze eigen bijdrage gewenst is; verzoekt de regering: 1. aan de in enig jaar te betalen eigen bijdrage voor medicijnen een maximum te stellen van € 50 per hoofdverzekerde; 2. ter dekking hiervan maatregelen te nemen die leiden tot een efficie¨nter voorschrijfgedrag van geneesmiddelen, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Dittrich. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 22 (29200). De heer Dittrich (D66): Voorzitter. Over de acceptatieplicht wil ik het volgende zeggen. De fractie van D66 vindt het belangrijk dat mensen zich kunnen blijven verzekeren voor zaken die uit het pakket vallen. Ik roep het kabinet dan ook op om met verzekeraars om de tafel te gaan zitten en zich er echt voor in te spannen dat verzekeraars onomwonden zeggen dat die acceptatieplicht er komt. Ik heb ook begrepen dat er geen wettelijk instrumentarium mogelijk is; daarom is de overtuigingskracht van het kabinet in die besprekingen van groot belang. Ik hoor graag van het kabinet hoe die verlopen. De heer Van der Vlies (SGP): Ik wil een vraag stellen over de dekking van de motie inzake de bevordering van een efficie¨nter voorschrijfgedrag. Wij hebben daarover al heel vaak gesproken, maar er is heel erg weinig mee bereikt. Wat er te bereiken was, is al binnengehaald. Is genoemde dekking deugdelijk?
©
3-143
Halsema Minister Zalm: De peilingen wijzen daar niet echt op! Mevrouw Halsema (GroenLinks): Ik had het over ’’electoraal gemotiveerd’’, maar ik zal zo nog zeggen dat u een verkeerde electorale keuze maakt; daarin geven de peilingen mij op het moment inderdaad het grootste gelijk. De premier zei gisteren dat het kabinet zijn nek uitsteekt zonder de vruchten daarvan te kunnen plukken. Dat is natuurlijk niet waar. Het kabinet denkt, door alsmaar de economische noodzaak te benadrukken van al die vreselijke maatregelen, wel de vruchten te kunnen plukken. Wij weten namelijk allemaal dat de economie vanzelf, vanaf 2006, weer zal aantrekken. Berekeningen van CPB en IMF wijzen dit uit. Door zich te profileren op de harde economie, kiest de premier ervoor heel gecalculeerd na te gaan waar de meeste kansen op succes liggen. Dan blijft inderdaad de vraag over, of dit ook de juiste electorale keuze is. Ik denk dat dit uiteindelijk niet het geval is. Een zo radicale verschuiving in neoconservatieve richting is volgens mij door de bevolking niet gewenst. Volgens mij is dit ook af te leiden uit de verkiezingsuitslag en uit de duidelijke wens die de bevolking heeft uitgesproken voor een regering van PvdA en CDA. Ik denk dan ook dat dit het verkeerde antwoord is op de politieke crisis van het afgelopen jaar. De keuze voor de harde economie en het verschuiven van de ideologische opvattingen in de richting van het neoconservatisme leiden bij de premier tot selectief leiderschap. Op een aantal momenten komt dit tot uitdrukking. Allereerst is er onvoldoende aandacht voor werkgelegenheid. Alle arbeidsmarktmaatregelen van dit kabinet zijn synoniem met de verzwakking van de inkomenszekerheid en de inkomenspositie van de meest kwetsbare groepen in deze samenleving. De premier is in het kort ingegaan op de tegenbegroting van GroenLinks. Hij ging echter, volgens mij redelijk bewust, voorbij aan de kern daarvan. Dat is de welbewuste keuze om het financieringstekort op te laten lopen tot 2,9% in 2004, maar daardoor wel in staat te zijn om in het volgende jaar naar een voorzichtige schatting 50.000 banen te cree¨ren. Het CPB heeft voor ons in de begrotingsbehandeling van vorig jaar voor dit
Tweede Kamer
jaar een groei van de werkgelegenheid met 50.000 banen berekend. Onze politieke keuze om het financieringstekort iets meer te laten oplopen, levert ons dus heel veel werkgelegenheid op, waar het kabinet werkgelegenheid kwijtraakt. Daar zou ik van het kabinet graag nog een reactie op horen. Voorzitter. Ik heb met de ministerpresident gediscussieerd over de vraag hoe er moet worden omgegaan met de jeugdwerkloosheid. Het was vooral duidelijk dat de ministerpresident heel veel niet wilde. Wij vinden dat dit alle voorrang moet hebben. In heb in eerste termijn een concreet voorstel gedaan over de besteding van de OZB. Daarop heeft de minister-president niet gereageerd en ik wil er een motie over indienen.
Voorzitter. Het selectieve leiderschap komt tot uitdrukking in een gebrek aan aandacht voor de werkgelegenheid. Het komt eveneens tot uitdrukking in een volstrekt onvoldoende gevoel voor de urgentie van de dreigende scheefgroei in de inkomensverhoudingen. De minister-president blijft betogen dat de negatieve inkomenseffecten van zijn beleid meevallen, met name voor de kwetsbare groepen. Er dreigt zo langzamerhand een patstelling te ontstaan tussen aan de ene kant het kabinet en aan de andere kant maatschappelijke organisaties en een deel van de Kamer. De beste manier om dat op te lossen, is het CPB te vragen om na te rekenen wat de inkomenseffecten zijn van de maatregelen op een aantal bijzondere groepen. Daarover dien ik een motie in.
Motie Motie De Kamer, De Kamer, gehoord de beraadslaging, gehoord de beraadslaging, constaterende dat de regering een doelstelling heeft voor de vermindering van de jeugdwerkloosheid van 10% a` 15% in 2007; van mening dat deze doelstelling niet verhindert dat er op deze manier een verloren generatie van langdurig werkloze jongeren dreigt te ontstaan; overwegende dat een substantie¨le financie¨le bijdrage ter bestrijding van de jeugdwerkloosheid het overleg met de sociale partners zal vergemakkelijken; verzoekt de regering, in overleg met de sociale partners een plan van aanpak jeugdwerkloosheid op te stellen en de uitvoering hiervan te financieren uit het afzien van de generieke lastenverlichting via een verlaging van de OZB, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Halsema, Bos en Marijnissen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 23 (29200). Mevrouw Halsema (GroenLinks): Tegen de heer Van Aartsen zou ik willen zeggen: zo kom je tot dekking van een voorstel.
Algemene politieke beschouwingen
constaterende dat maatschappelijke organisaties alarmerende gegevens hebben gepubliceerd over de inkomensgevolgen van het kabinetsbeleid voor mensen op of rond het minimum; van mening dat zo snel mogelijk volledige helderheid dient te ontstaan over de inkomensgevolgen van alle maatregelen van het kabinet, in het bijzonder de gevolgen voor huurders, vrouwen, ouderen, chronisch zieken en gehandicapten; verzoekt het kabinet om het Centraal Planbureau te vragen op de kortst mogelijke termijn inzicht te verschaffen in de effecten van alle maatregelen voor mensen met een inkomen op of rond het minimum, in het bijzonder de genoemde groepen, en daarbij de gegevens van de maatschappelijke organisaties te betrekken, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Halsema, Bos en Marijnissen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 24 (29200). Mevrouw Halsema (GroenLinks):
18 september 2003 TK 3
3-144
Halsema Selectief leiderschap blijkt ook uit het feit dat het betoog van de ministerpresident over de internationale verhoudingen een minuut of zeven in beslag heeft genomen, wat in strijd is met de urenlange debatten die daaraan voorafgingen over bijvoorbeeld het binnenlandse financieeleconomische beleid. Ik zei aan het begin van mijn eerste termijn dat de algemene politieke beschouwingen ook het moment zijn waarop Nederland kleiner wordt. Het is akelig om te zeggen, maar het debat heeft dat natuurlijk ook wel gedemonstreerd. De net mislukte WTO-top, die wereldwijd grote gevolgen heeft, die vele landen en vele mensen diep teleurstelt en die de tegenstelling tussen arm en rijk ook voor de komende jaren niet verkleint, wordt door dit kabinet schriftelijk afgedaan. Dat vind ik zeer teleurstellend. Evenzeer teleurstellend is dat de minister-president niet de moeite neemt daar in zijn eerste termijn eens goed bij stil te staan. Ik zou hem willen verzoeken om dat alsnog te doen. Ik heb aandacht gevraagd voor het conflict tussen Palestina en Israe¨l. Het is een van de gruwelijkste conflicten van dit moment en het wordt elke dag uitzichtlozer. Wij hebben geen van allen een oplossing voor dat conflict. Ik heb echter gevraagd om een zelfbewuste Europese opstelling met daarin de bereidheid om sancties op te leggen aan Israe¨l. Ik heb de regering gevraagd om de bereidheid te tonen om daarvoor in Europa een voortrekkersrol te spelen. Ik vraag aan de minister-president om dat alsnog te doen. In mijn eerste termijn haalde ik het WRR-rapport aan waarin stond dat er vooral behoefte is aan politiek leiderschap op het terrein van milieu. Het betoog van de minister-president was eerlijk gezegd een illustratie van de stelling dat er geen politiek leiderschap is op dat terrein. Ik kom terug op de cijfers rond verkeer en vervoer. Er ontstond grote consternatie in vak K bij de dames Peijs en Schulz nadat wij de cijfers hadden gepresenteerd over de achterblijvende investeringen in het openbaar vervoer. Wij hebben deze cijfers onder elkaar gezet en ik vraag de voorzitter of dit overzicht kan worden gekopieerd en rondgedeeld aan het kabinet en aan mijn collega’s, in het bijzonder aan de heer Dittrich.
Tweede Kamer
De voorzitter: Ik zou het graag persoonlijk voor u kopie¨ren, maar ik mag niet uit deze stoel. Het wordt gekopieerd en rondgedeeld. Mevrouw Halsema (GroenLinks): Ik zit krap in mijn tijd. Wij hebben een voorstel gedaan voor de oprichting van een ’’Willem-Alexander Waterfonds’’. Ik hoor daar graag een reactie op van het kabinet. Ik wil als afsluiting nog een kwalificatie geven van het debat. Er verschenen al koppen in de krant waarin stond dat de polarisatie terug is. Wij hebben ons daar geen van allen aan kunnen onttrekken. Het is inmiddels waarschijnlijk een waarheid als een koe. Ik kan daar niet verheugd over zijn. De Partij van de Arbeid wenste in de jaren zeventig nog wel eens polarisatie, maar het lijkt mij geen doel op zich. Ik vind het niet wenselijk, al is het maar omdat wij dan ook treurig moeten vaststellen dat wij het CDA en D66 bij rechts moeten indelen. Ik heb en houd de hoop dat met name het sociaal christelijke deel van de CDA-fractie af en toe is aan te spreken op andere voorstellen dan die van het kabinet. Ik moet vaststellen dat polarisatie het effect is van het regeringsprogramma van dit kabinet. Het is een rechtstreekse provocatie van een groot deel van de Kamer en het lijkt er ook op alsof dit kabinet polarisatie wel degelijk als een doel op zich ervaart.
vraag of men de effecten van het beleid wel of niet voor zijn rekening durft te nemen. Als het aankomt op een keuze tussen onnodig strikte toepassing van Europese afspraken en het waarborgen van de sociale kwaliteit van onze samenleving, dan kiest de fractie van de ChristenUnie met overtuiging en uit overtuiging voor het laatste. De ministerpresident zei terecht dat de overheid te allen tijde een schild voor de zwakkeren is. Dat verplicht, zeg ik erbij, bijvoorbeeld ten aanzien van chronisch zieken, gehandicapten en ouderen. Ik heb de minister-president geconfronteerd met de specifieke inkomenseffecten van allerlei maatregelen: premieverhogingen, pakketbeperkingen, de medicijnknaak, zoals aangegeven in de stukken bij de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Hij heeft mij beloofd om daar in tweede termijn op terug te komen. Ik wacht dat vanzelfsprekend af. Hij heeft al wel aangegeven dat hij niet wilde of kon beloven dat hoe dan ook voorkomen zal worden, dat deze kwetsbare groepen als gevolg van een opeenstapeling van maatregelen door de bodem zakken. Dat kan in onze ogen eenvoudig worden voorkomen, door de tegemoetkomingsregeling zo nodig uit te breiden. Ik heb de eer daarover de volgende motie aan de Kamer voor te leggen.
©
Motie
De heer Rouvoet (ChristenUnie): Voorzitter. Ik wil mijn waardering uitspreken voor de wijze waarop de minister-president vandaag het beleid en de plannen van dit kabinet heeft verdedigd. Hij heeft met beslistheid en open vizier gesproken over de achterliggende visie en hij heeft zich ook eerlijk rekenschap gegeven van de schaduwzijde van het beleid zoals dat is uiteengezet. Daarbij heeft hij ook aangegeven dat hij de confrontatie met de samenleving niet zoekt, maar ook niet schuwt. Die lijn vind ik een betere dan de provocerende bravoure die wij van andere ministers hebben gezien in de afgelopen weken. Dit wil echter niet zeggen dat de fractie van de ChristenUnie die visie in alle opzichten kan delen, laat staan de uitwerking van de plannen. Ik doel in het bijzonder op de concrete keuzes die worden gemaakt en op de
De Kamer,
Algemene politieke beschouwingen
gehoord de beraadslaging, constaterende dat uit de begrotingsstukken blijkt dat het onzeker is of de negatieve inkomenseffecten voor gehandicapten en chronisch zieken, waaronder veel ouderen, als gevolg van niet-generieke maatregelen, zoals de verhoging eigen bijdrage AWBZ, de invoering van de eigen bijdrage geneesmiddelen en de bezuiniging op de huursubsidie en de bijzondere bijstand, adequaat worden gecompenseerd; overwegende dat het tot de kerntaken van de overheid behoort om te voorkomen dat deze kwetsbare groepen onder het sociaal minimum terechtkomen; verzoekt de regering, te garanderen
18 september 2003 TK 3
3-145
Rouvoet dat, wanneer de tegemoetkomingsregeling voor buitengewone uitgaven onvoldoende soelaas blijkt te bieden, deze zal worden uitgebreid, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Rouvoet, Herben, Marijnissen, Bos, Halsema en Van der Vlies. Zij krijgt nr. 28 (29200). De heer Rouvoet (ChristenUnie): Ik maak een enkele opmerking over de medicijnknaak. Ik heb in eerste termijn duidelijk aangegeven dat de ChristenUnie die medicijnknaak niet wil. Daarom zal zij de motie van de Socialistische Partij steunen. De motie-Verhagen is en blijft in onze ogen beter of minder erg dan het voorstel van de heer Dittrich. Liever een eigen risico dan een eigen bijdrage, zeg ik in die afweging. Een verhoging van het eigen risico spreekt mij weer veel minder aan dan het minder verlagen van de ziekenfondspremie, de dekking die collega Verhagen gisteren voor 2004 met zoveel woorden heeft aangegeven, met een argument dat ook bij mij is blijven hangen, namelijk dat de kosten dan door een grotere groep worden gedragen, in plaats van afgewenteld op een kleine groep. Daar staat tegenover dat het voorstel van het CDA wel weer aantrekkelijker is dan het voorstel van het kabinet, een medicijnknaak, zelfs zonder plafond. Dat kan heel snel in de papieren, in de honderden euro’s, lopen. Ik wil nog in mijn fractie overleggen welke van de moties die zijn ingediend wij eventueel kunnen steunen. Onze lijn zal, waar het om het principe gaat, heel duidelijk zijn. In eerste termijn ben ik ook ingegaan op een andere onbillijkheid in de koopkrachtontwikkeling, namelijk die van grotere huishoudens van eenverdieners. Het is goed dat het kabinet het programma van de ChristenUnie tegemoetkomt met de verhoging van de kinderkorting met € 68. Dat was ons ook niet ontgaan. Het gaat ons om twee dingen, namelijk de ongelijke ontwikkeling in koopkracht tussen alleenverdieners en tweeverdieners en de manier waarop de arbeidsparticipatie wordt bevorderd. Wat het eerste betreft, hebben wij de stellige indruk dat het verschil in koopkrachtontwikkeling tussen twee-
Tweede Kamer
en alleenverdieners, dat evident blijkt uit de tabellen in de MEV, wordt veroorzaakt door de verhoging van de combinatiekorting met het forse bedrag van € 290. Dat is vier a` vijf keer zoveel als de verhoging van de kinderkorting. Dat willen wij ongedaan maken door het bedrag van 250 mln euro om te zetten in een verhoging van de kinderkorting. Het argument van de minister-president dat tweeverdieners ook extra kosten hebben vond ik niet zijn sterkste opmerking in dit debat. Wat het argument van de arbeidsparticipatie betreft, stellen wij dat er veel ontslagen vallen, zodat het aantal alleenverdieners toeneemt. Ook wij vinden het belangrijk om de arbeidsparticipatie te verhogen, maar dan vooral door mensen uit huishoudens die helemaal geen inkomen uit werk hebben aan het werk te helpen. Wij vinden dat dit voorrang verdient boven een prikkel om partners aan het werk te helpen in een huishouden waar nog wel een inkomen uit werk is. Daarom dien ik de volgende motie in.
De heer Rouvoet (ChristenUnie): Voorzitter. Bij een sociaal gezinsbeleid, een van onze speerpunten, zoals ik in eerste termijn uiteengezet heb, behoort wat onze fractie betreft dus ook afschaffing van het lesgeld – dit is overigens niet alleen van onze fractie een oude wens – en het eindelijk eens goed regelen van bedrijfsovernames in de landbouw. Wij komen op beide thema’s binnenkort zeker terug. De boodschap van de ministerpresident op het punt van de mobiliteit en met name de kilometerheffing was: wij willen na vele jaren van discussie en talloze rapporten gaan nadenken over het beprijzen van de mobiliteit; daar voelen wij zelf niet voor, maar na 2010 zal een kabinet er misschien iets mee willen doen. Ik vond dit geen sterke boodschap. Net als de heer Dittrich willen wij nu eindelijk concreet zicht op invoering van een kilometerheffing bij de bespreking van de Mobiliteitsnota, die deze maatregel liefst al zou moeten bevatten. Motie
Motie
De Kamer,
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat: - het Hoofdlijnenakkoord de mogelijkheid van beprijzen van de transportsector expliciet openhoudt; - verschillende Europese landen reeds ver gevorderd zijn bij het ontwikkelen en invoeren van een kilometerheffing; - uit ervaringen in andere landen tot op heden blijkt dat er veel tijd gemoeid is met het bedenken van, het nemen van besluiten over en het daadwerkelijk introduceren van een kilometerheffing;
constaterende dat gezinnen met e´e´n kostwinner ondanks de verhoging van de kinderkorting met € 68 in 2004 er in koopkracht op achteruitgaan, terwijl tweeverdieners er als enige inkomensgroep op vooruitgaan; overwegende dat het verschil in koopkrachtontwikkeling tussen tweeen alleenverdieners met name wordt veroorzaakt door de verhoging van de combinatiekorting met € 290; verzoekt de regering om het bedrag van 250 mln euro dat is gereserveerd voor de verhoging van de combinatiekorting over te hevelen naar een algemene verhoging van de kinderkorting, en gaat over tot de orde van de dag.
verzoekt de regering, voorbereidingen te treffen voor het invoeren van een kilometerheffing, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Rouvoet en Van der Vlies. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 26 (29200).
De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Rouvoet. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 27 (29200).
De heer Rouvoet (ChristenUnie): Voorzitter. Dan het thema defensie, internationale gerechtigheid en
Algemene politieke beschouwingen
18 september 2003 TK 3
3-146
Rouvoet buitenlands beleid. Ik heb nog een antwoord tegoed van de ministerpresident over de bijdrage van Ontwikkelingssamenwerking aan Defensie en aan taken van Defensie als er tekorten zouden ontstaan, met name via het Stabiliteitsfonds. Een andere vraag betrof de omvang van de bezuinigingsoperatie in relatie tot de uitdagingen van de internationale situatie op het gebied van vrede en veiligheid. Ee´n punt wil ik er nog uit lichten. De indruk bestaat dat er bij de sluiting van vliegbasis Twente te weinig rekening wordt gehouden met andere relevante belangen, zoals de impact op de regionale economie en werkgelegenheid. Wil de regering een nader onderzoek instellen naar mogelijkheden om deze vliegbasis open te houden? Mijn laatste onderwerp, het debat over waarden en normen. De minister-president zei, sprekend over het kabinet zelf, dat dit thema onder andere ’’doen wat je belooft’’ inhoudt. Ik heb in dit verband gevraagd naar een concrete invulling van de paragraaf in het Hoofdlijnenakkoord over immaterie¨le thema’s. De heer Balkenende verwees indertijd als woordvoerder naar de behandeling van deze miljoenennota en deze begrotingen. Hij zei toen dat de uitwerking van de extra aandacht die in die paragraaf is beloofd, bij deze algemene beschouwingen en bij deze begrotingsbehandeling aan de orde zou kunnen komen. Een bescheiden impuls aan hulpverlening, voorlichting en begeleiding bij de in die paragraaf genoemde onderwerpen, zoals abortus provocatus en euthanasie, maar ook thema’s als vrouwen die het slachtoffer zijn van vrouwenhandel en prostitutie, is toch niet te veel gevraagd? Daarvoor stel je toch je eigen geloofwaardigheid bij het spreken over waarden en normen niet in de waagschaal? Heus, met het bedrag waarom wij daarvoor vragen – 20 mln euro – zal het kabinet geen problemen met Brussel krijgen. Ik dien hierover een motie in en ik doe een klemmend beroep op de CDA-fractie om de woorden hierover uit het Hoofdlijnenakkoord een concrete inhoud te geven.
constaterende dat het Hoofdlijnenakkoord voornemens bevat over enkele aspecten van immaterie¨le aard, namelijk meer aandacht voor alternatieven voor zwangerschapsafbreking, voor palliatieve zorg en de opleiding daarvoor, en voorts intensivering van de bestrijding van mensenhandel, gedwongen prostitutie en jeugdprostitutie; spreekt uit dat het gewenst is, extra middelen ten bedrage van 20 mln euro te reserveren voor noodopvang en begeleiding van ongewenst zwangere vrouwen, voor pijnbestrijding en verlichting van het lijden bij mensen in de eindfase van hun leven, voor hulp aan slachtoffers van vrouwenhandel en seksuele uitbuiting en voor bestrijding van prostitutie door minderjarigen, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Rouvoet en Van der Vlies. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 25 (29200). De heer Rouvoet (ChristenUnie): Voorzitter. Ten slotte wil ik een opmerking maken over het waardenen normendebat. De heer Dittrich zei: ik kan op dat debat maar geen greep krijgen. Die indruk had ik al een poosje. Ik wil hem graag helpen en daartoe een boekje aanbieden dat daarover gaat. Het heet: Politiek met een hart. Ik bied het evenwel aan op e´e´n voorwaarde, namelijk dat de heer Dittrich het boekje helemaal uitleest. De heer Dittrich (D66): Bij de verschijning van Politiek met een hart was ik aanwezig. Ik heb zelfs een exemplaar meegekregen en dat gelezen. Het was heel boeiend, ook het slot. De heer Rouvoet (ChristenUnie): Ik ben een genereus mens. U krijgt toch het boekje. Geeft u het maar aan een fractiegenoot die het nog niet heeft gelezen. ©
gehoord de beraadslaging,
De heer Van der Vlies (SGP): Mijnheer de voorzitter. Ik wil de minister-president hartelijk dankzeggen voor zijn beantwoording. Hij was duidelijk. Er moest een moeilijke boodschap voor het voetlicht worden
Tweede Kamer
Algemene politieke beschouwingen
Motie De Kamer,
gebracht. De minister-president heeft die boodschap niet verhuld, maar wel naar vermogen perspectief geboden. Ik heb in eerste termijn laten merken dat ook de SGP-fractie niet voornemens is om daar zonder meer voor weg te lopen. Zij zal een constructieve bijdrage leveren. Uiteraard zullen wij elk voorstel op zijn eigen merites beoordelen. Iets anders zal niet worden verwacht. Voorzitter. In mijn eerste termijn heb ik drie hoofdpunten aan de orde gesteld en wat meer praktische aangelegenheden besproken. Ik noem mijn verwijzing naar en oproep om te gehoorzamen aan de decaloog, de wet van de tien geboden. Ik heb ook gevraagd om daadkracht als het gaat om het waarden- en normendebat. Verder heb ik een poging gedaan om aan te geven dat er eigenlijk een morele fijngevoeligheid nodig is voor de consequenties, vooral op het individuele niveau, van de, overigens noodzakelijke, ombuigingen. Kortom, die fijngevoeligheid is nodig als het gaat om de menselijke maat in het geheel. De minister-president is ingegaan op mijn opmerkingen over het waarden- en normendebat, waarvoor dank. Natuurlijk, er is een verscheidenheid aan orie¨ntaties en uitgangspunten. Allereerst en allermeest wordt uiteraard een beroep gedaan op de eigen verantwoordelijkheid van mensen en instituties, zeker, maar dan is er in die opsomming toch ook de normerende overheid. Zij kan geen toeschouwer zijn. Ik suggereer niet dat dat door de minister-president is aangegeven. De overheid is een verantwoordelijk betrokkene. Daarom moet daadkracht worden getoond, dient er sturing te zijn en correctie waar nodig, verder overreding, opvoeding en vorming en desnoods de harde hand om te corrigeren bij bepaalde gebeurtenissen die velen in de bevolking verbouwereerd achterlaten. Hoe vaak hoor je niet: kan dit allemaal in ons land en waarom laat de overheid dat toe? Heel vaak wordt te gemakkelijk iets toegelaten, misschien zelfs ten onrechte. Er is daarom de oproep aan de overheid om haar verantwoordelijkheid wel degelijk te nemen. Dit is ook een kwestie van doorzetten, zoals ik in mijn eerste termijn zei. Op dit punt heb ik gistermiddag enkele aanbevelingen geformuleerd.
18 september 2003 TK 3
3-147
Van der Vlies Wat de immaterie¨le punten betreft heeft collega Rouvoet mede namens mij een motie ingediend. Daar ga ik niet meer op in. De heer Rouvoet heeft daarover al het nodige gezegd. Een tweede hoofdmoment in het debat tot nu toe betrof het bezuinigingspakket. De effecten van de straffe maatregelen zijn niet gering. Zij moeten overigens hier en daar nog wel worden uitgeschreven en de vraag is natuurlijk: wat gebeurt er echt? Er is ook de vrees dat zich hier en daar effecten zullen ophopen. Waar en bij wie zal zich dat voordoen en om hoeveel gaat het dan echt? Wij hadden de neiging om de concrete voorstellen af te wachten en daarom heb ik in dit debat een afwachtende houding aangenomen, maar ik wil nogmaals herinneren aan mijn eis, namens de SGP-fractie geformuleerd, dat bij het resultaat sprake moet zijn van wat ik heb genoemd: morele fijngevoeligheid. Ik refereer toch even aan de belofte – zo heb ik het gelezen – in het voorwoord van de minister-president op het beleidsprogramma 2004-2007 waar staat: ons uitgangspunt is dat de gevraagde offers de draagkracht van mensen niet te boven mogen gaan. Dat uitgangspunt zou idealiter ook het eindresultaat moeten zijn. Nu is niet alles met een schaartje te knippen, maar daar moet je toch wel heel dicht bij terecht proberen te komen. Zo heb ik het opgevat. Daar wens ik dit kabinet ook aan te houden. Als dat dan niet lukt, ligt er de morele verplichting om, na toepassing van de al voorziene compensatieregelingen, tot reparatie over te gaan. Daarop is de motieRouvoet gericht, die ik mede heb ondertekend. Een belangrijk punt dat er nog ligt in deze Kamer, naast allerlei wensen die op zichzelf heel begrijpelijk en zeer te honoreren zijn en hier en daar wat geld kosten – straks als er gestemd wordt, zal blijken of wij dat er voor over hebben of niet – en dat de Kamer ernstig verdeelt, betreft de medicijnknaak. Een meerderheid in de Kamer wil daar eigenlijk vanaf. Er liggen echter drie moties die, als ik het goed zie, conflicteren. Sommigen hebben al gezegd een bepaalde motie absoluut nooit te zullen steunen. Als dat zo doorgaat, is er straks wel een groot probleem. Als een meerderheid in deze Kamer een probleem ziet in de effecten voor chronisch zieken, ouderen enz., zouden wij toch uit moeten stijgen
boven de politiek met een kleine p. Dan zouden wij in beweging moeten komen. Dat kan op twee manieren. Dat kan zich in de Kamer voltrekken, maar ook vak K zou in beweging kunnen komen, vaststellende dat er een meerderheid in deze Kamer is die die medicijnknaak niet wil. Ik constateer dat en wacht af hoe het verder zal gaan. Het kan echter niet zo zijn dat wij straks de voorzitter de hamer op zijn tafelblad laten vallen en dat de betrokkenen dan het nakijken hebben. Dat is namelijk de consequentie. Ik wil nog enkele thema’s langslopen. Op het rapport van het Bouwcollege kom ik bij de behandeling van de begroting van VWS terug. Over de bedrijfsovernames in de landbouw komt volgens de schriftelijke antwoorden binnenkort een beleidsconclusie. Dat wacht ik af. Over de nuloptie voor gemeenten in het kader van de opheffing van het bordeelverbod heb ik geen antwoord gekregen. Zo zijn er nog enkele punten die de belangstelling hebben van de SGP-fractie, zoals de politiesterkte, geweld, criminaliteit enz. Ik was oprecht verheugd van enkelen uit de Kamer reacties te hebben gekregen op hetgeen ik heb geciteerd van Augustinus. Dat deed mij goed, want het is een wijze man, waar wij veel van kunnen leren. Zo is er natuurlijk nog heel veel meer te citeren uit de christelijke traditie. Daar liggen mijn ankers namelijk, collega Van Aartsen. Er was iemand uit vak K die mij erop wees dat ik ook een ander citaat had kunnen gebruiken. Dat had ik inderdaad kunnen doen, ware het niet dat ik die woorden al een keertje of dertien, veertien terug bij de algemene beschouwingen al ten overstaan van minister-president Lubbers heb gebezigd. De heer Lubbers was toen overigens ook blij verrast. In deze zaal heeft dat citaat echter nog niet geklonken. Daarom neem ik de vrijheid – ik heb daarvoor geen toestemming gevraagd van degene die mij het citaat aanreikte – om het toch te geven: ’’Neem de gerechtigheid weg, wat zijn overheden dan anders dan roverij in het groot.’’ Die gerechtigheid moeten wij dus maar niet wegnemen, anders loopt het hier minnetjes af. Als het om gerechtigheid gaat, denk ik aan mijn eerste speerpunt, namelijk het waarden- en normendebat, maar dat heeft ook te maken met de wijze
Tweede Kamer
Algemene politieke beschouwingen
waarop wij kansen, mogelijkheden etc. verdelen over de mensen. De heer Marijnissen (SP): Voorzitter. Ik bid, smeek de heer Van der Vlies om de naam van dat lid van vak K toch bekend te maken. De heer Van der Vlies (SGP): Is dat nu nodig? Laten wij het citaat ter harte nemen. Dat is veel beter. Maar goed, ik moet even vragen of ik die naam kan noemen. De voorzitter: Wellicht kunt u hiervoor een derde termijn vragen. Hiermee zijn wij gekomen aan het eind van de tweede termijn van de Kamer. Alvorens ik de ministerpresident het woord geef voor de beantwoording schors ik de vergadering. De vergadering wordt van 22.40 uur tot 23.25 uur geschorst. De voorzitter: Niet geheel ten onrechte is mij door een aantal ministers verzocht, ook de Kamerleden te verzoeken in de zaal aanwezig te zijn tijdens de algemene politieke beschouwingen. Ik doe dat verzoek bij dezen. © Minister Balkenende: Voorzitter. Ik dank de fractievoorzitters voor hun inbreng in tweede termijn. Op dit vergevorderde uur lijkt het mij goed om eerst afzonderlijk stil te staan bij de sprekers, vervolgens in te gaan op de ingediende moties en daarna nog een enkele afrondende opmerking te maken. De heer Bos heeft gewezen op het belang van het spreken over buitenlandse vraagstukken. Hij heeft gezegd dat wij moeten blijven werken aan het wegnemen van de bedreigingen van het internationaal terrorisme. Hij weet dat ik dat doe. Zoals ik al in eerste termijn heb aangekondigd, zal ik maandag in New York met een flink aantal regeringsleiders discussie¨ren over de structurele oorzaken van terrorisme. Daarbij zijn collega’s uit alle continenten, de secretaris-generaal van de VN, de secretaris-generaal van de Arabische Liga, met Chirac, secretary of state Powell, president Obasanja, president Mussaraf en enkele tientallen anderen. Wij moeten de structurele oorzaken van terrorisme in gezamenlijkheid
18 september 2003 TK 3
3-148
De heer Balkenende, minister-president R M. Sablerolle – Gouda
ondervangen, mondiaal en met inzet van alle middelen: politiek, economisch, financieel, diplomatiek en, indien nodig, ook militair. Wij dienen daarbij aandacht te hebben voor alle sectoren, zeker ook voor armoedebestrijding. Ik zeg tegen de heer Bos dat deze regering daarmee onvermoeibaar door zal gaan, zoals zij dat de afgelopen maanden heeft gedaan in VN-kader, via de EU en multilateraal, bijvoorbeeld via het proleferation security initiative. De heer Bos heeft ook over de medisch noodzakelijke zorg gesproken. In eerste termijn ben ik ingegaan op de vraag wanneer iets nu wel en wanneer niet uit ziekenfondspakket kan. Die discussies zijn in het verleden vaak gevoerd. Men herinnert zich de trechter van Dunning. Wij moeten twee zaken goed onderscheiden: medisch noodzakelijke zorg – zorg waar iedereen een beroep op moet kunnen doen – en de al dan niet aanwezige noodzaak tot collectieve financiering. Het is een politieke afweging of je iets collectief wilt financieren of dat een bepaalde zorg ook voor rekening van het individu kan komen. Ik wijs erop dat wij bijvoorbeeld voor de tandartszorg kennelijk in het verleden al de afweging hebben gemaakt dat deze zorg, met uitzondering van de periodieke controle en extracties, uit het pakket kon. Dat was overigens in
een tijd dat de PvdA regeringsverantwoordelijkheid droeg. Het gaat mij echt te ver om het voorstel van het kabinet om de resterende tandartszorg ook voor rekening van het individu te brengen, nu te bestempelen als een onaanvaardbare ontwikkeling. De heer Verhagen heeft met instemming gereageerd op de bereidheid van het kabinet om een andere vormgeving te kiezen voor de maatregel ten aanzien van het zittend ziekenvervoer. Hij vroeg om een nader voorstel voor de begrotingsbehandeling VWS en dat zeg ik hem graag toe. In eerste termijn heb ik aangegeven dat het kabinet goed naar de Kamer heeft geluisterd toen het ging over de eenmalige belastingheffing in het kader van de VUT. Daarna zullen wij het gesprek met sociale partners voeren. Vervolgens zullen wij nader contact met de Kamer hebben. Ik heb al eerder aangegeven dat ik op dit moment geen concrete toezegging kan doen. Men weet langs welke route wij opereren. De heer Verhagen heeft een vraag gesteld over ontwikkelingssamenwerking en goed bestuur. Het beleid voor ontwikkelingssamenwerking staat in het teken van continuı¨teit en vernieuwing. Duurzame armoedebestrijding blijft de hoofddoelstelling. Goed bestuur is daarvan een essentieel onderdeel en een
Tweede Kamer
Algemene politieke beschouwingen
belangrijk thema in de bilaterale relatie. Dat is en blijft zo. Partnerschap is in dat kader de overkoepelende attitude. Hierbij gelden wederzijdse verantwoordelijkheden. Dat betekent dat in de bilaterale dialoog met partnerlanden ook zo nodig kritische noten zullen worden gekraakt, bijvoorbeeld over mensenrechten. Bilaterale ontwikkelingssamenwerking zal zich toespitsen op e´e´n, meer beperkte lijst van partnerlanden. Uw Kamer ontvangt daarover eerdaags een notitie, waarover tijdens de begrotingsbehandeling met collega Van Ardenne nader van gedachten kan worden gewisseld. De heer Marijnissen heeft het onder andere gehad over de discussie inzake de waarden en normen. Ik bestrijd dat het kabinet een enge interpretatie van waarden en normen hanteert. Kijk maar eens naar de uiteenlopende beleidsterreinen, zoals onderwijs, jeugdbeleid, integratie en veiligheid. Dat is juist een brede aanpak. De overheid neemt hiermee haar verantwoordelijkheid in aanvulling op de eigen verantwoordelijkheid van de burgers in dit land om normen na te leven, hun kinderen goed gedrag bij te brengen en naar elkaar om te zien. De heer Van Aartsen heeft verschillende vragen gesteld. Zijn eerste vraag had betrekking op de sterkte bij de politie en de instroom van militairen bij de politie. Hij stelt terecht dat met grote zorg gekeken moet worden naar de mogelijkheid om militairen onder te brengen bij de politie. Ook de heer Herben vroeg in dit verband aandacht voor de douane. Ik wil enkele zaken even op een rij zetten. De minister van Defensie spant zich in om het extra personeel bij andere sectoren onder te brengen, waaronder de politie. De minister van BZK ondersteunt dit vanuit zijn verantwoordelijkheid voor het overheidspersoneelsbeleid in het algemeen en verder vanuit zijn verantwoordelijkheid voor de sector politie. Laat dit duidelijk zijn! Ik gaf reeds aan dat het kabinet positief staat tegenover het voorstel van de heer Van Aartsen. Ik herinner mij hoe hij in het debat met betrekking tot de regeringsverklaring al nadrukkelijk aandacht heeft gevraagd voor een absolute stijging van de politiesterkte. En dat is terecht. De extra 4000 fte zullen er ook moeten komen.
18 september 2003 TK 3
3-149
Balkenende Ik sprak over het feit dat enkele zaken worden uitgezocht. Zo zullen de korpsen hierbij worden betrokken. Daarna moet dit personeel via een zo kort mogelijk specifiek scholingstraject, waarbij zoveel mogelijk maatwerk wordt toegepast, geschikt worden gemaakt om een functie bij de politie te kunnen vervullen. Ik zeg hem toe dat de minister van Defensie en de minister van BZK via een projectmatige aanpak zullen bezien hoe de overgang van extra defensiepersoneel naar de politie kan plaatsvinden. Beide bewindslieden zetten zich in om volgend jaar personeel bij de politie te doen instromen, hetgeen een positief effect zal hebben op de sterkteontwikkeling in 2004 en verder. Beide ministers zullen de Kamer dit najaar over deze aanpak informeren. De financie¨le consequenties zullen bij de najaarsnota worden betrokken. De heer Van Aartsen heeft voorts gevraagd naar de uitvoering van de motie-Wilders en de inspanningen op het gebied van de wachtlijsten en de AWBZ. Vanwege het belang van het onderwerp en hetgeen daarover is gewisseld in het debat over de regeringsverklaring, is in de beleidsagenda van de begroting VWS veel aandacht besteed aan het terugdringen van wachttijden en een toename van de zorgproductie. Zo zijn er streefcijfers opgenomen voor wachttijden bij ziekten met levensbedreigende risico’s. Voor de AWBZ zijn er productieprognoses gepresenteerd. Ik verzoek de heer Van Aartsen daarvan kennis te nemen en, indien gewenst, daarop terug te komen bij de behandeling van de VWSbegroting. Ook heeft de heer Van Aartsen een vraag gesteld over terroristische organisaties en de financiering ervan. Een eerste vraag betrof de financiering van internationale terroristische organisaties als zodanig. Ik heb in eerste termijn al gezegd dat Nederland in de EU vooroploopt in de strijd tegen de financiering van deze organisaties. Ik zeg de heer Van Aartsen graag toe dat de regering onverminderd actief blijft, zowel in nationaal als in internationaal kader. Een tweede vraag van de heer Van Aartsen betrof de buitenlandse financiering van scholen en gebedshuizen in Nederland. Hij verwees daarbij naar een motie van de heren Wilders en Eurlings. De minister van Justitie heeft als antwoord op deze motie op
24 juni jl. een notitie naar de Kamer gestuurd met de titel Terrorisme en de bescherming van de samenleving. Hierin wordt ondermeer ingegaan op de strafbaarstelling van rekrutering, het verbieden van terroristische organisaties en de buitenlandse financiering van scholen en gebedshuizen. Zoals bekend, vindt op 30 september a.s. een belangrijk algemeen overleg plaats in aanwezigheid van de meest betrokken bewindslieden. Ik zeg de heer Van Aartsen nu al toe dat wij ook op deze punten zeer actief blijven. De heer Van Aartsen heeft verder nog een vraag gesteld over de toegezegde voortgangsrapportage huiselijk geweld. Wordt de motie van zijn fractiegenote Hirsi Ali inzake een plan van aanpak huiselijk geweld en geweld tegen vrouwen binnenkort uitgevoerd? De regering zal de Kamer in de tweede helft van oktober de voortgangsrapportage huiselijk geweld toesturen. Dan zal de Kamer tevens nader worden geı¨nformeerd over de motie van het lid Hirsi Ali voor zover deze nog niet aan de orde is geweest in de voortgangsrapportage en het plan van aanpak Prive´-geweld, publieke zaak. De heer Herben heeft een vraag gesteld over het verhogen van de leeftijdsgrens voor gezinsvorming naar 24 jaar in plaats van de grens van 21 jaar die wij nu kennen. Het kabinet heeft gekozen voor een grens van 21 jaar en een inkomenseis van 120% van het wettelijk minimumloon voor gezinsvorming. Dat wordt nu in regelgeving omgezet. Zoals men zal begrijpen, geeft het kabinet er de voorkeur aan om eerst de effecten van deze nieuwe regelgeving af te wachten. De heer Herben suggereert voorts om in plaats van de tegemoetkoming voor chronisch zieken en gehandicapten de mogelijkheid te bezien van de IZA-regeling. Ik moet erop wijzen dat de IZA-regeling een inkomensafhankelijke regeling is als onderdeel van de arbeidsvoorwaarden voor gemeenteambtenaren. De werkgever, de gemeente, kent het inkomen van alle IZA-deelnemers en kan gemakkelijk eigen bijdragen compenseren die uitgaan boven een bepaald percentage van het inkomen. Bij IZA is dat 1%. Het ziekenfonds kent het inkomen van de verzekerde niet en is ook niet toegerust op inkomensafhankelijk compenseren. Daarom wordt een
Minister Balkenende: Nu kom ik bij de heer Dittrich. Hij triggerde mij een beetje, omdat hij een opmerking maakte over de hoedanigheid waarin ik sprak toen ik het had over waarden en normen. Ik wil er geen misverstand over laten bestaan dat ik wanneer ik hier spreek als ministerpresident, de premier van alle Nederlanders ben. Ik heb ook om die reden gesproken over gedeelde waarden, maar wanneer de heren Van der Vlies en Rouvoet indringende opmerkingen maken, dan acht ik het wel op mijn weg liggen om daarop op een goede manier in te gaan. Dat is iets anders dan het spreken in een bepaalde hoedanigheid. Ik heb nadrukkelijk gewezen op het feit dat de waarden gedeeld moeten worden. In die zin zal ik vaker het debat aangaan. De heer Dittrich beluisterde in mijn betoog over waarden en normen
Tweede Kamer
Algemene politieke beschouwingen
18 september 2003 TK 3
IZA-achtige regeling binnen het ziekenfonds vanzelf veel ingewikkelder dan de tegemoetkomingsregeling via de fiscaliteit zoals die nu door het kabinet wordt beoogd. Een volgende vraag van de heer Herben was wat het kabinet vindt van het voorstel tot instelling van een onafhankelijke commissie die het euro-effect op de inflatie onderzoekt. Het kabinet acht instelling van een dergelijke commissie niet nodig. Er is al veel onderzoek gedaan naar het euro-effect op de inflatie en er is geen reden om nog meer onderzoek op dit gebied te doen. Voor zover sommige sectoren de invoering van de euro hebben misbruikt om de prijzen extra te verhogen, lijkt het er overigens op dat het marktmechanisme voor een correctie heeft gezorgd. Dit geldt bijvoorbeeld voor de horeca; zie het desbetreffende onderzoek van het CPB. Overigens, de inflatie is in Nederland sterk afgenomen en zal naar verwachting volgend jaar niet hoger zijn dan de gemiddelde inflatie in het eurogebied. De inflatie zakt in Europa onder andere af dankzij de harde euro. Tot slot merk ik wat dit betreft op, dat het kabinet de inhuur van externen wil beperken en dat het personeelsvolume moet inkrimpen. Een dergelijk onderzoek heeft dan geen prioriteit. Wij zijn uiteraard bereid de heer Herben het bestaande onderzoeksmateriaal te doen toekomen als hij daar prijs op stelt. De heer Herben (LPF): Altijd.
3-150
Balkenende vooral gemeenplaatsen en oud beleid. Daarover ben ik een beetje verbaasd. Ik heb gemeld dat waarden en normen een herkenbare plaats krijgen in het onderwijs. Ik heb de maatschappelijke stage genoemd, de schakelklassen, het voornemen om ouders te laten betalen voor hun ontspoorde spruit, een term van minister Donner. Is dit oud beleid? Zijn dit gemeenplaatsen? Uit de belevingsmonitor blijkt dat de burgers het thema waarden en normen van belang achten Het kabinetsbeleid sluit daar goed bij aan. De heer Dittrich stelde een vraag over de reclassering. Op dit moment worden in het kader van de reclassering taken vervuld door de stichting Reclassering Nederland, het Leger des Heils en de stichting Verslavingsreclassering, een onderdeel van GGZ Nederland. Het betreft private organisaties die niet door de regering kunnen worden samengevoegd. Gelet op het heterogene karakter van de betrokken organisaties ligt dat ook niet voor de hand. In het kader van de reorganisatie van de reclassering zal de samenwerking, met name de verbetering daarvan, een belangrijk onderdeel zijn, maar dat vergt niet dat de reclassering wordt gemonopoliseerd. De heer Dittrich stelde voorts een vraag over Colombia. Uit de eerste termijn was ik hem nog een antwoord schuldig op zijn vraag naar de wenselijkheid van uitbreiding van het aantal liaison officers in Colombia en de alternatieven voor Colombiaanse boeren voor de cocateelt. Op dit moment zijn er drie Nederlandse liaison officers geplaatst in Bogota´ hetgeen volgens de Nederlandse regering een voldoende aantal is. De regering is wel bereid, te bezien of versterking in de regio wenselijk is. Daarbij zal ook aandacht worden gegeven aan mogelijke versterking van de Nederlandse liaison op Curac¸ao. Met de heer Dittrich is de regering van mening dat projecten waarbij Colombiaanse boeren een alternatief voor de cocateelt krijgen aangeleverd ondersteuning behoeven. Binnen de randvoorwaarden die daarvoor zijn afgesproken, is de regering bereid om via multilaterale organisaties als UNDCP, waarvan Nederland een van de belangrijkste donateurs is, crop substitution programs te ondersteunen en te stimuleren dat
programma’s worden ontwikkeld die daadwerkelijk leiden tot een afname van de cocateelt. De heer Dittrich heeft voorts een vraag gesteld over aidsbestrijding en de Clinton Foundation. De Clinton Foundation is bij de regering goed bekend. In Tanzania en Mozambique werkt Nederland samen met de lokale overheid, andere donoren en organisaties als de Foundation in de strijd tegen hiv en aids. Met de Foundation is besproken dat deze financieringsvorm op landenniveau in de ogen van de regering het meest effectief is. De regering heeft dus voor haar eigen kanalen gekozen, waarvan er, zoals bekend, zeer vele zijn. Waar het om gaat, is het resultaat. Nederland doet als vierde donor op het gebied van aidsbestrijding in Afrika zijn uiterste best. Ik weet dat ook dat de waardering heeft van de heer Dittrich. Verder vroeg de heer Dittrich of de kilometerheffing in 2010 zal worden ingevoerd. Ik zeg niet toe dat het kabinet de kilometerheffing vo´o´r 2010 zal invoeren. Die toezegging lijkt mij nu niet verstandig, maar het denken staat natuurlijk niet stil. Ik verzoek hem nogmaals om de nota over mobiliteit af te wachten; daarin staan de eerste resultaten. Mevrouw Halsema maakte een aardige opmerking in mijn richting, waarvoor dank. Het debat was vaak scherp, maar dat hoort nu eenmaal bij een volwassen democratie. Ik heb haar inbreng zeer op prijs gesteld. Zij vroeg hoeveel het kabinet aan openbaar vervoer en aan wegen besteedt en diende een overzicht in van in- en extensiveringen. Het klopt dat van de mutaties als gevolg van het Hoofdlijnenakkoord het merendeel naar wegen gaat, maar dat was vanwege het kwartje van Kok ook de bedoeling. Omdat dit in het Hoofdlijnenakkoord staat, kan dat voor niemand een verrassing zijn geweest. Nogmaals, er is zeker sprake van een evenwichtige verhouding tussen beheer en onderhoud. De totaalbedragen die ik in eerste termijn noemde, spreken voor zich. Het lijkt me niet vruchtbaar om nu uitgebreid in te gaan op de verschillende staatjes. Ik stel voor dat de Kamer hierop terugkomt bij de behandeling van de begroting van Verkeer en Waterstaat. Verder vroeg mevrouw Halsema naar een mondelinge reactie van de regering op het mislukken van de
WTO-top in Cancu´n. Laat ik vooropstellen dat uit het feit dat haar vraag schriftelijk is beantwoord, niet mag worden afgeleid dat de regering de WTO-ronde niet belangrijk zou vinden. Integendeel, deze was voor ons zeer belangrijk en ik betreur de jongste ontwikkelingen dan ook. Het mislukken van de top is vooral schrijnend voor de mensen in de minst ontwikkelde landen. Ik heb geschreven dat de regering, en met name de ministers Brinkhorst en Van Ardenne en staatssecretaris Van Gennip zich de komende maanden extra zullen inspannen om het onderhandelingsproces weer op gang te brengen. Natuurlijk geldt dit ook voor de overige leden van het kabinet. Mevrouw Halsema stelde verder een vraag over sancties tegen Israe¨l. In mijn eerste termijn ben ik daar al op ingegaan. Ik zei toen dat de Nederlandse regering een evenwichtige benadering voorstaat. Beide zijden blijven in gebreke en daarom zijn selectieve sancties tegen alleen Israe¨l niet aan de orde. Druk op beide partijen is van groot belang. Nederland zal zowel bilateraal als in EU-kader werken aan de zo bitter noodzakelijke vrede in het MiddenOosten. Nu de vraag van mevrouw Halsema over het Prins WillemAlexander Waterfonds. De achterliggende vraag daarbij was of water hoog genoeg op de politieke agenda staat. Het antwoord is volmondig: ’’ja’’. Zie wat wij in het verleden hebben gedaan en wat wij nu nog doen: een Nationaal bestuursakkoord water, 100 mln euro, ruimte voor de rivier, de inzet van het kwartje van Kok voor waterkeringen, discussie over noodoverloopgebieden. Kortom, er is voldoende politieke aandacht en wij denken dan ook dat een extra fonds niet nodig is. Vandaag hebben wij uitgebreid gesproken over de tegenbegroting van GroenLinks en de effecten ervan op de werkgelegenheid. Het lijkt mij goed dat de verdere discussie hierover tijdens de financie¨le beschouwingen wordt voortgezet. In eerste termijn vroeg de heer Rouvoet of de beloofde extra aandacht voor immaterie¨le kwesties een financie¨le vertaling krijgt. Bij het debat over de regeringsverklaring verwees ik naar de begroting voor 2004. Zoals bekend zijn extra inspanningen op het gebied van immaterie¨le kwesties niet altijd te
Tweede Kamer
Algemene politieke beschouwingen
18 september 2003 TK 3
3-151
Balkenende vertalen in extra geld. Dit betekent niet dat er geen geld beschikbaar is. Het kabinet hecht veel waarde aan medisch-ethische vraagstukken. In eerste termijn verwees ik reeds naar de Agenda ethiek en gezondheid. De ethische agenda is gekoppeld aan het NWO-programma Ethiek, onderzoek en bestuur. Dit programma bevat een thema Ethiek van zorg en gezondheid. VWS is medefinancier van dit onderzoeksthema en zal voor de jaren 2005-2009 in totaal € 700.000 bijdragen. Wellicht ten overvloede merk ik op dat voor de in de agenda genoemde onderwerpen gelden ter beschikking zijn; denk hierbij bijvoorbeeld aan de evaluatie van wetgeving. Op het terrein van VWS komt geleidelijk meer geld beschikbaar voor enkele zaken die met normen en waarden en immaterie¨le kwesties te maken hebben. Zo is er een bedrag van 1,2 mln euro in 2004, oplopend tot 4 mln euro in 2007 voor vrouwenopvang en het tegengaan van huiselijk geweld. Voor palliatieve zorg komt binnen de AWBZ-uitgaven steeds meer ruimte doordat zelfstandige hospices en bijna-thuishuizen sinds 1 april jl. voor financiering van functies in aanmerking kunnen komen. Het is wellicht het beste om bij verdere vragen stil te staan tijdens de behandeling van de begroting van het ministerie van VWS. De heer Rouvoet heeft gesproken over het belang van arbeidsparticipatie van ouderen. Zijn vraag was of de ouderenparticipatie niet kon worden gestimuleerd door middel van een ouderenkorting. De arbeidsparticipatie van ouderen wordt al fiscaal wordt gestimuleerd door middel van een getrapte verhoging van de arbeidskorting voor werknemers vanaf 58 jaar. Volgens die staffel is dat voor mensen tussen de 58 en 60 een bedrag van € 235, oplopend tot een bedrag van € 705 voor mensen ouder dan 62. Daarnaast ontvangen werkgevers voor werknemers vanaf 58 jaar een korting op de WAObasispremie van 2 procentpunt. Ook deze premiekorting is in 2002 ingevoerd. De fractie van de ChristenUnie heeft tijdens een interruptie gevraagd om een andere verdeling tussen de verschillende kinderkortingen. In de fiscale sfeer kennen wij verschillende kortingen voor gezinnen met kinderen: de kinderkorting, de aanvullende kinderkorting,
de combinatiekorting en vanaf 2004 de gerichte combinatiekorting. Elke korting dient een ander doel en kent zijn eigen bestaansrecht. Met de voorgestelde mix van maatregelen is het kabinet van mening een goed evenwicht te hebben gevonden tussen inkomensondersteuning en bevordering van de arbeidsparticipatie. De kinderkorting en de aanvullende kinderkorting geven een inkomensondersteuning aan gezinnen met kinderen en een laag inkomen. Het kabinet vindt bevordering van de arbeidsparticipatie een belangrijke doelstelling. Mede in het licht van de vergrijzing is het niet wenselijk dat ouders zich volledig uit de arbeidsmarkt terugtrekken. Daarom is ook de combinatiekorting ingevoerd voor werkende ouders. Voor de minst verdienende partner van tweeverdieners en voor alleenstaande ouders bestaat dan nog een aanvullende combinatiekorting, omdat het voor hen juist moeilijk is om zorg en arbeid te combineren. De heer Rouvoet heeft ook een opmerking gemaakt over de financiering van vredesoperaties uit een nieuw te vormen stabiliteitsfonds. Vredesoperaties worden niet gefinancierd uit zo’n fonds, maar separaat uit de HGIS-fondsen. In de brief die binnenkort naar de Kamer wordt gestuurd, zullen de minister van Buitenlandse Zaken en de minister voor Ontwikkelingssamenwerking de oprichting en de criteria van een stabiliteitsfonds nader toelichten. Uit dat fonds zullen bijvoorbeeld ontmijningsactiviteiten en demobilisatieprojecten worden gefinancierd. Met dit fonds zal het mogelijk zijn, de verschillende instrumenten en middelen van Nederlands buitenlands beleid coherenter en meer geı¨ntegreerd in te zetten. Een andere vraag van de heer Rouvoet had betrekking op de bezuinigingen op de defensiebegroting en de vliegbasis Twente. Ik heb al gezegd dat het niet alleen gaat om bezuinigingen, maar ook om omvangrijke interne herschikkingen die moeten leiden tot handhaving van de geloofwaardigheid van onze militaire capaciteiten. De krijgsmacht zal veel meer expeditionair worden. Wij zullen blijven voldoen aan onze internationale verplichtingen. Een keuze dus voor kwaliteit boven kwantiteit. De specifieke keuzes die zijn gemaakt, vallen niet uit de lucht.
Voor Twente geldt bijvoorbeeld dat deze basis ligt ingeklemd tussen stedelijke agglomeraties en industrie¨le complexen en er vergeleken met de andere bases minder uitbreidingsmogelijkheden zijn. Er spelen natuurlijk ook andere factoren een rol; het gaat te ver om daar nu uitgebreid op in te gaan. De minister van Defensie zal hierop uitgebreid ingaan tijdens de behandeling van de begroting van zijn departement. Ten slotte geef ik een reactie op het betoog van de heer Van der Vlies. Ik waardeer het dat hij aangaf zich te herkennen in een aantal van mijn opmerkingen over waarden en normen, met name over de verscheidenheid van de bevolking en over de eigen verantwoordelijkheid van burgers. Ik op mijn beurt kan mij goed herkennen in zijn stelling dat ook de overheid een eigen verantwoordelijkheid heeft. Ik meen dat wij die op het gebied van waarden en normen ook goed oppakken. Vervolgens kom ik toe aan het bespreken van de ingediende moties. Ik zal ze behandelen in de volgorde waarin zij zijn ingediend. De eerste motie, van de heer Bos, heeft betrekking op het doen van andere WAO-voorstellen. Het kabinet ontraadt deze motie. De regering behoeft geen nieuwe voorstellen te doen; haar voorstellen sluiten reeds aan bij het SER-akkoord. Uiteraard zijn er verschilpunten, maar op hoofdlijnen is een en ander conform het SER-akkoord. Ik noem de verlenging van de loondoorbetaling, de regeling voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten en de loonaanvulling voor gedeeltelijk arbeidsongeschikten. Het gehele stelsel is, evenals in het SERakkoord, gericht op het activeren en aan het werk helpen van mensen. Werk is altijd meer lonend in onze voorstellen. In de motie op stuk nr. 6 wordt de regering verzocht de voorgestelde ombuigingen op onderwijs ongedaan te maken en daarvoor bij de algemene financie¨le beschouwingen voorstellen te doen. Wij ontraden het aannemen van deze motie, omdat een aantal elementen daaruit niet past in het beleid dat ons voor ogen staat. In de eerste plaats betreft dit het ongedaan maken van bezuinigingen. In eerste termijn ben ik uitgebreid ingegaan op het feit dat er wel degelijk veel extra geld beschikbaar komt voor nieuwe
Tweede Kamer
Algemene politieke beschouwingen
18 september 2003 TK 3
3-152
Balkenende speerpunten. Wij moeten dit niet salderen met een bijdrage voor de onderwijssector, een generieke efficiencymaatregel die voor de gehele collectieve sector geldt en een bijdrage van werkenden in het onderwijs aan de inkomensmatiging die voor alle werknemers in de collectieve sector geldt. In de tweede plaats wijzen wij dekking door verhoging van de milieuheffingen van bedrijven af. Juist met het oog op het Europese level playing field moeten wij ervoor zorgen dat milieumaatregelen in Europees verband worden genomen. Wij zijn tegen een ’’Alleingang’’ op dit gebied, omdat wij zorg willen dragen voor een sterke internationale concurrentiepositie van het bedrijfsleven. In de motie op stuk nr. 7 wordt de regering ertoe opgeroepen om ervoor te zorgen dat iedereen kan kiezen voor een betaalbare aanvullende verzekering. Het gaat daarbij om de acceptatieplicht waarover wij vandaag lang met elkaar hebben gesproken. Het kabinet ontraadt het aannemen van deze motie. De toegang tot noodzakelijke medische zorg moet gegarandeerd zijn en iedereen moet kunnen kiezen voor een betaalbare aanvullende verzekering. Het kabinet neemt op dat punt de volgende positie in. Het kabinet heeft zorgvuldig afgewogen welke onderdelen van het ziekenfondspakket, gelet op hun aard en de bijbehorende kosten, voor rekening en verantwoording van de verzekerden zelf kunnen komen. Of iemand daarvoor een aanvullende verzekering wil nemen, is een persoonlijke afweging. Wij hebben redenen om te verwachten dat zorgverzekeraars hun eigen verzekerden die reeds aanvullend verzekerd zijn, een uitgebreidere aanvullende verzekering zullen aanbieden, zonder in het begin aan risicoselectie te doen. Laat hierover geen misverstand bestaan: wij kunnen dit niet afspreken of zelfs afdwingen; aanvullende verzekeringen zijn nu eenmaal particuliere verzekeringen, waarin de overheid niet mag ingrijpen. Ziekenfondsen zijn maatschappelijke ondernemingen. Ik ga ervan uit dat zij vandaag goed hebben geluisterd naar de discussie in de Kamer. Het kabinet kan de motie dus niet uitvoeren en ik heb zojuist een verwachting uitgesproken. Ik ontraad derhalve het aannemen van de motie. De heer Dittrich kan ervan verzekerd zijn dat
Tweede Kamer
de regering de opvatting van de Kamer nadrukkelijk onder de aandacht zal brengen van de verzekeraars. De motie-Verhagen op stuk nr. 8, de motie-Marijnissen op stuk nr. 9 en de motie-Dittrich op stuk nr. 22 hebben betrekking op de eigen bijdrage voor geneesmiddelen, hier vaak aangeduid als de ’’medicijnknaak’’. Wij hebben goed geluisterd naar de mening van de Kamer over dit onderwerp. Een belangrijk aanknopingspunt voor de discussie was de overweging die is neergelegd in de motie-Verhagen, waarin wordt gesproken in termen van de ongewenste lastenverzwaring voor mensen die veel medicijnen moeten gebruiken, zoals chronisch zieken. Het voorstel van de CDA-fractie levert problemen op in 2004, waarin wij al grote problemen hebben. De dekking van de motie van de fractie van D66 is ondeugdelijk, want nu al wordt gewerkt aan het doelmatiger voorschrijven van medicijnen. Veel extra geld levert de uitvoering van de motie dus niet op. Bovendien brengt een bovengrens van € 50 grote administratieve lasten met zich. Het voorstel van de heer Marijnissen kent geheel geen dekking. Het kabinet wil bezien of het op budgettair neutrale wijze kan komen tot een maximering, zonder dat er sprake is van te zware administratieve lasten. Dit zou kunnen betekenen een maximering van rond de € 100, een lichte verhoging van het bedrag per medicijn en een soepele administratieve oplossing. Op die manier kan de chronisch zieke extra worden ontzien. Wij stellen voor dat wij het debat op ons laten inwerken en dan zo snel mogelijk concrete voorstellen aanreiken. Met de maximering wordt in elk geval een rem gezet op de te grote druk die zou kunnen komen te liggen bij mensen die zijn aangewezen op medicijnen, zoals chronisch zieken. Wij laten het oordeel over de moties op de stukken nrs. 8, 9 en 22 aan de Kamer, wij doen een poging om te komen tot oplossingen. De heer Dittrich (D66): Ik begrijp dat het kabinet denkt langs de door mij aangegeven lijnen van maximering. U had het daarbij over € 100 per hoofdverzekerde. Ik zie dit als een handreiking aan de Kamer en dat betekent dat ik mijn motie op dit punt aanhoud.
De voorzitter: Op verzoek van de heer Dittrich stel ik voor, zijn motie (29200, nr. 22) van de agenda af te voeren. De heer Marijnissen (SP): Voorzitter. Ée´n motie is ingetrokken, dan liggen er nu drie voorstellen. De voorzitter: De motie is aangehouden. De heer Marijnissen (SP): Ja, dat weet ik. Er liggen twee voorstellen uit de Kamer en er ligt een voorstel van het kabinet. Dat zijn er drie. Er ligt een voorstel-Verhagen, een voorstel-Marijnissen en het voorstel van het kabinet. Ik denk dat het voor de overzichtelijkheid en ook voor het publiek dat dit allemaal volgt, beter is om de voorliggende moties in te trekken en de nieuwe voorstellen van het kabinet af te wachten. Daar kunnen wij dan bij de financie¨le beschouwingen of bij de behandeling van de VWS-begroting nader op ingaan. Het belangrijkste politieke gegeven van vandaag is toch – en dat onderkent de minister-president – dat een meerderheid in de Kamer grote problemen hiermee heeft. Ik vind het onzinnig om die meerderheid te verspelen omdat de tegenstand verdeeld is over een aantal moties en een aantal standpunten van het kabinet. Daarom wil ik mijn motie graag aanhouden. De voorzitter: Op verzoek van de heer Marijnissen stel ik voor, zijn motie (29200, nr. 9) van de agenda af te voeren. Daartoe wordt besloten. De heer Verhagen (CDA): Voorzitter. Het gaat hier om een toezegging aan mensen die hun zorgvraag niet kunnen remmen, namelijk chronisch zieken en mensen die medicijnen moeten gebruiken. Het belangrijkste is daarom dat wij eruit komen. Daar wij hier geen politieke spelletjes spelen, houd ik mijn motie eveneens aan. De voorzitter: Op verzoek van de heer Verhagen stel ik voor, zijn motie (29200, nr. 8) van de agenda af te voeren. Daartoe wordt besloten. Minister Balkenende: Dan ben ik bij
Algemene politieke beschouwingen
18 september 2003 TK 3
3-153
Balkenende de motie op stuk nr. 10 van de heer Marijnissen, waarin de regering wordt verzocht af te zien van bezuinigingen op de ouderenzorg. Wij moeten aanneming van deze motie ontraden, omdat er ook geen dekking voor is aangegeven. In de motie op stuk nr. 11 van de heer Marijnissen wordt de regering verzocht om de plannen voor de bezuinigingen van 12 mln euro op sport ongedaan te maken. Ook aanneming van deze motie moeten wij ontraden op grond van het ontbreken van financie¨le dekking. De motie op stuk nr. 12 van de heer Marijnissen heeft betrekking op de maximale kilometervergoeding en dat in relatie tot het gebruik van de lease-auto. Wij ontraden het aannemen van deze motie en ik zal ook aangeven waarom. Het zogenaamde autodossier verloopt budgettair neutraal. Zoals in de schriftelijke antwoorden al is aangegeven zijn de inkomenseffecten divers. Dat geldt voor de aandachtsgroepen die de heer Marijnissen noemt evenals voor de leaserijders. Vrijwilligers worden door dit voorstel niet getroffen. Met het kabinetsvoorstel wordt op een evenwichtige wijze budgettair neutraal een grote vereenvoudiging bereikt en wordt er een hoop ergernis bij de burgers en bedrijven weggenomen. Wijzigingen in het voorstel zouden afbreuk doen aan de vereenvoudiging of budgettaire gevolgen hebben. Voorzitter. De motie op stuk nr. 13 van de heer Marijnissen betreft het wachtgeld van Kamerleden. Het lijkt mij goed dat dit aan de Kamer zelf wordt overgelaten. De motie op stuk nr. 14 is ingediend door de heer Van Aartsen. Zij betreft de tijdelijke afname van de politiesterkte in het jaar 2004. Ik heb daar zojuist opmerkingen over gemaakt. Wij zouden kunnen zeggen dat het kabinet deze motie overbodig acht vanwege de toezegging die ik in eerste termijn heb gedaan: er behoeft geen dip te zijn in 2004 en met de instroom van militairen bij de politie gaan wij aan de slag zoals ik zojuist uiteengezet heb. De motie op stuk nr. 15 is ingediend door de heer Herben en heeft betrekking op het verkrijgen van het Nederlanderschap. Het kabinet ontraadt aanvaarding van deze motie. Nederland is gebonden aan het Europees nationaliteitsverdrag. Dit verdrag bepaalt dat naturalisatie mogelijk moet zijn na
Tweede Kamer
een redelijke verblijfstermijn. Het verdrag verbiedt het hanteren van een termijn die langer is dan tien jaar. Ik zie geen aanleiding om de uiterste termijn te hanteren die het verdrag toelaat. In de Nederlandse nationaliteitswetgeving is nimmer een termijn van langer dan vijf jaar gehanteerd. Ook de huidige Rijkswet op het Nederlanderschap, die zeer recent, per 1 april 2003 in werking is getreden, gaat daarom als hoofdregel uit van deze termijn. Bovendien steekt Nederland met een termijn van vijf jaar niet scherp af bij de ons omringende landen. Ook Frankrijk en Engeland hanteren deze termijn. De motie op stuk nr. 16 van de heer Herben betreft de Tweede Maasvlakte. Het kabinet ontraadt aanneming van deze motie. Het kabinet neemt hierover nu geen besluit. De dekking die de heer Herben aangeeft, is niet solide en extra gasbaten uit de Waddenzee zijn geen optie, gezien het streven van het kabinet naar een moratorium.
het verstandig om deze motie aan te houden tot de bespreking van de brief over dit onderwerp. In deze brief is een voorspelling aangegeven die is gemaakt op basis van trends in het verleden en een schatting van de effecten van het beleid. Die brief moet nog worden besproken met de Kamer. Daarom wil ik de heer Herben in overweging geven om deze motie tot de bespreking van die brief aan te houden. De heer Herben (LPF): Ik zie dat als een inspanningsverplichting en daarom wil ik de motie graag aanhouden. De voorzitter: Op verzoek van de heer Herben stel ik voor, zijn motie (29200, nr. 19) van de agenda af te voeren. Daartoe wordt besloten.
Minister Balkenende: De motie op stuk nr. 17 heeft betrekking op de uitbreiding van het Mobiel Toezicht Vreemdelingen in Nederland en op de Nederlandse Antillen. Ik ontraad het aannemen van deze motie omdat een dekking ontbreekt. De motie op stuk nr. 18 van de heer Herben betreft het terugdringen van de geweldscriminaliteit met 25% in 2006 als doelstelling. Wij ontraden het aannemen van deze motie. Wij begrijpen dat de heer Herben in het bijzonder aandacht wil voor het terugdringen van geweldsdelicten en inbraken. Wij hebben daar ook aandacht voor. In de motie wordt echter alleen gesproken over geweldsdelicten en bovendien wordt de doelstelling van 20 tot 25% vanaf 2006 verscherpt naar voren gehaald. Dat is niet uitvoerbaar. De motie op stuk nr. 19 van de heer Herben heeft betrekking op het tekort aan celplaatsen. Misschien is
Minister Balkenende: De motie op stuk nr. 20 heeft betrekking op de toename van de politiesterkte in 2006 ten opzichte van 2002 met ten minste 3500 agenten. Wij ontraden het aannemen van deze motie omdat een dekking ontbreekt. De motie op stuk nr. 21 van de heer Dittrich betreft het handhaven van de anticonceptiepil in het ziekenfondspakket. Wij ontraden het aannemen van deze motie. De heer Dittrich verzoekt de regering om af te zien van het uit het pakket halen van de pil. Het kabinet ontraadt het aannemen van de motie omdat de maatregel past in het geheel van aanpassingen die erop zijn gericht om de verantwoordelijkheid van de burger te vergroten. De kosten van de pil zijn beperkt en de voorgestelde financie¨le dekking is onvoldoende. De motie op stuk nr. 23 van mevrouw Halsema betreft het opstellen van een plan van aanpak voor jeugdwerkloosheid. Wij ontraden het aannemen van deze motie. Er wordt volop gesproken met de sociale partners over dit onderwerp ter uitvoering van het plan van aanpak. Het kabinet wil de onderhandelingspositie met de sociale partners niet bediscussie¨ren. De voorgestelde dekking past niet binnen het financie¨le beleid van het kabinet en derhalve ontraden wij het aannemen van deze motie. De motie op stuk nr. 24 heeft betrekking op het inschakelen van het Centraal Planbureau om
Algemene politieke beschouwingen
18 september 2003 TK 3
De heer Herben (LPF): In verband met de dekking wil ik deze motie aanhouden tot de behandeling van de begroting van Verkeer en Waterstaat. De voorzitter: Op verzoek van de heer Herben stel ik voor, zijn motie (29200, nr. 16) van de agenda af te voeren. Daartoe wordt besloten.
3-154
Balkenende inkomenseffecten te berekenen zoals is aangegeven in de motie. Wij ontraden het aannemen van deze motie. In het kader van de begrotingsvoorbereiding kunnen alle vragen op dit terrein aan het kabinet worden gesteld. Die zullen zo goed mogelijk worden beantwoord. De motie op stuk nr. 25 van de heren Rouvoet en Van der Vlies heeft betrekking op extra middelen ten behoeve van noodopvang en begeleiding van ongewenst zwangere vrouwen en voor pijnbestrijding en lijdensverlichting van mensen in de eindfase van hun leven. Wij ontraden het aannemen van deze motie omdat de dekking niet solide is. Het kabinet neemt op dit terrein een aantal maatregelen die reeds in de begroting zijn verwerkt. Ik stel voor om over dit onderwerp verder te spreken bij de behandeling van de begrotingen van Justitie en VWS. De motie op stuk nr. 26 van de heer Rouvoet roept op om te komen tot voorbereidingen voor het invoeren van de kilometerheffing. Wij ontraden het aannemen van deze motie. Ik denk dat ik in mijn reactie op het betoog van de heer Dittrich duidelijk ben geweest. Ik doe nu geen toezeggingen. U moet eerst de nota Mobiliteit afwachten. In de motie op stuk nr. 27 van de heer Rouvoet wordt voorgesteld om een bedrag van 25 mln euro dat is gereserveerd voor het verhogen van de combinatiekorting, over te hevelen naar de algemene kinderkorting. Het argument van de heer Rouvoet betreft het inkomensbeeld van alleenverdieners ten opzichte van tweeverdieners. Ik heb al verschillende malen aangegeven dat wij het inkomensbeeld evenwichtig achten. De combinatiekorting heeft in het hele lastenbeeld een belangrijke functie om arbeidsparticipatie te bevorderen. Alleen werkenden met kinderen krijgen immers deze korting. Wij ontraden derhalve het aannemen van deze motie. De motie op stuk nr. 28 van de heer Rouvoet heeft betrekking op de tegemoetkomingsregeling voor buitengewone uitgaven. Het betreft hier een bijzondere tegemoetkoming voor buitengewone lasten. Het kabinet kan nooit garanties geven voor de koopkracht van mensen in individuele gevallen. Het kabinet heeft wel aangegeven dat men het inkomensbeeld voor 2004 evenwichtig vindt. De regeling biedt vol-
doende mogelijkheden voor de buitengewone lasten. Dat betreft zowel de bestaande buitengewone lasten als de nieuwe. De regeling wordt naar analogie van de belastingwetgeving uitgevoerd. Daarmee is de regeling een openeinderegeling. Voor mensen die daadwerkelijk in de problemen komen, is er bijzondere bijstand. Die wordt uitgevoerd door de gemeenten. Op grond van deze argumenten ontraden wij het aannemen van deze motie. Voorzitter. Hiermee ben ik gekomen aan het eind van mijn inbreng in tweede termijn, wellicht ook de laatste termijn van dit debat. Vandaar dat ik graag enkele woorden ter afsluiting spreek. De heer Marijnissen heeft dit een derde debat van dezelfde orde genoemd, na het debat over de formatie en het debat over de regeringsverklaring. Toch mogen wij constateren, denk ik, dat dit debat van een andere orde was. Nee, de visie van het kabinet is in al deze debatten niet veranderd. Wel zijn er concrete maatregelen bij gekomen, en bovenal de doelen die wij ons voor deze kabinetsperiode stellen. Wij kunnen constateren dat het stellen van deze concrete doelen op brede steun in de Kamer kan rekenen. Wij stellen doelen om de samenleving te veranderen en te verbeteren, maar ze kunnen daarnaast een bijdrage leveren aan duidelijkheid in de politiek. Ook op dat punt wil dit kabinet zijn nek uit steken. Duidelijkheid in de politiek was er ook in dit debat. Het was bij vlagen fel, maar het ging ook ergens over. De inhoud, het vormgeven aan de toekomst van de samenleving, heeft nadrukkelijk centraal gestaan. Het kabinet hoopt dat dit een goede opmaat is voor de debatten over de afzonderlijke begrotingen. De discussie over visies heeft een groot deel van het debat bepaald, visies die uiteen lopen, verschillen die niet zijn overbrugd. Wat ons echter bindt, is de inzet in tijd en energie voor een in alle opzichten gezond Nederland, voor de samenhang in onze samenleving. Wij streven allemaal naar een stabiel en verdraagzaam Nederland; als politici hebben wij daarbij een voorbeeldfunctie. Integriteit en eerlijkheid zijn doeleinden uit een kamerbreed beleidsprogramma. Het kabinet spreekt de wens uit dat het komende politieke jaar een gezamenlijke
Tweede Kamer
Stemmingen
inspanning te zien zal geven om het vertrouwen in de politiek te vergroten. De politiek, dat zijn wij. De beraadslaging wordt gesloten. De vergadering wordt van 0.11 uur tot 0.27 uur geschorst. De voorzitter: Ik geef gelegenheid tot het houden van een derde termijn. De beraadslaging wordt hervat. © De heer Rouvoet (ChristenUnie): Voorzitter. Gehoord de ministerpresident wil ik, met enige tegenzin, de motie op stuk nr. 25 over extra financie¨n voor immaterie¨le thema’s aanhouden. Op die motie komen wij zeker bij de financie¨le beschouwingen terug en, zo nodig, bij de behandeling van de begrotingen. Hetzelfde geldt voor de motie op stuk nr. 26 over de invoering van de kilometerheffing. Die willen wij dus ook aanhouden. Deze motie kunnen wij betrekken bij de discussie over de mobiliteitsnota en eventueel bij de behandeling van de begroting van Verkeer en Waterstaat. © De voorzitter: Op verzoek van de heer Rouvoet stel ik voor, zijn moties (29200, nrs. 25 en 26) van de agenda af te voeren. Daartoe wordt besloten. De beraadslaging wordt gesloten. In stemming komt de motie-Bos (29200, nr. 5). De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, GroenLinks en de PvdA voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen. In stemming komt de motie-Bos c.s. (29200, nr. 6). De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, GroenLinks, de PvdA en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en die van de
18 september 2003 TK 3
3-155