Naamwoordstijl of werkwoordstijl? Een experimenteel onderzoek naar beoordelingsverschillen tussen twee schrijfstijlen
Masterscriptie Faculteit Geesteswetenschappen Opleiding Communicatie- en Informatiewetenschappen Specialisatie Communicatie-design Begeleider: prof.dr. J. Renkema Tweede lezer: dr. C.H. van Wijk Hilde Bosman September 2009
The history of science suggests that we progress not by simply collecting facts but by synthesizing ideas and testing them. It also teaches us that nothing is so effective in promoting new thoughts and experiments as a theory that one can amend or even knock down. Gerard M. Edelman, Bright Air, Brilliant Fire; on the Matter of Mind
Voorwoord “Af en toe moet je gewoon iets kunnen aannemen, zonder altijd te vragen: waarom?” kreeg ik te horen tijdens mijn eerste baan na mijn HBO studie Communicatie. Die ‘waaromvraag’ vormt het uitgangspunt van deze scriptie. Toen ik een artikel las over de naamwoordstijl stond daarin dat alle stijlboeken adviseren deze schrijfstijl te vermijden. Ik vroeg me af waarom dit zo was. Het interessante was dat weinig tot niets te vinden was over het ‘waarom’ van de negatieve berichten over naamwoordstijl, maar dat wel door alle deskundigen hetzelfde geadviseerd wordt. Met dit onderwerp ben ik naar mijn begeleider toegegaan, en dit was het begin van een leerzame periode. Een half jaar lang nadenken over de naamwoordstijl: ik had vooraf niet kunnen bedenken dat ik het zo leuk zou vinden. Vooral aan het schrijven van de scriptie heb ik veel plezier beleefd; toen alle informatie samenkwam begon ik zelf dingen te ontdekken en ging ik kritisch kijken naar het werk van anderen. Tijdens het schrijven van de scriptie kreeg ik pas echt door waar ik nu naar toe wilde, en ik ben trots op het resultaat. Dit resultaat had ik niet kunnen bereiken zonder de hulp van mijn begeleider Jan Renkema. Ik wil hem bedanken voor het grote aandeel dat hij gehad heeft in het leuk en leerzaam maken van deze periode. Na elk gesprek ging ik weer enthousiast de deur uit, soms verwarder dan ik binnenkwam, maar altijd met veel nieuwe, bruikbare informatie. Ook wil ik Carel van Wijk bedanken voor alle hulp met de opzet van de methode, de verwerking van de gegevens en voor zijn flexibele opstelling tijdens mijn krappe planning in de laatste twee weken.
Hilde Bosman 27 september 2009
i
Inhoudsopgave Voorwoord ............................................................................................................................ i Inhoudsopgave..................................................................................................................... ii Samenvatting ....................................................................................................................... iv 1 Inleiding......................................................................................................................... 1 1.1 De stijl van teksten .......................................................................................... 1 1.2 Vermijd de naamwoordstijl................................................................................ 1 1.3 Doel van het onderzoek .................................................................................... 2 1.4 Wetenschappelijke relevantie ............................................................................. 2 1.5 Opbouw van de scriptie.................................................................................... 2 2 Theoretisch kader .......................................................................................................... 3 2.1 Inleiding....................................................................................................... 3 2.2 Naamwoordstijl.............................................................................................. 3 2.2.1. Naamwoordstijl en werkwoordstijl: het verschil tussen abstract en concreet.................. 4 2.2.2 Substantivering en afleiding: het verschil in abstractie.............................................. 5 2.2.3 Verschil binnen de soorten naamwoordstijl .......................................................... 6 2.3 De deskundigen over naamwoordstijl ................................................................... 7 2.3.1 De voordelen van de naamwoordstijl.................................................................10 2.4 De herschrijving van deskundigen.......................................................................10 2.5 De verschillende typen naamwoordstijl ................................................................12 2.5.1 De gradatie in abstractie van de verschillende typen...............................................12 2.6 Het effect van de naamwoordstijl .......................................................................13 2.6.1 Het effect ..................................................................................................14 2.7 Onderzoeksvraag en hypotheses.........................................................................14 3 Methode........................................................................................................................16 3.1 Materiaal .....................................................................................................16 3.2 Onderzoeksontwerp .......................................................................................16 3.3 De materiaalconstructie...................................................................................17 3.3.1 Het herschrijfproces .....................................................................................17 3.4 Instrumentatie ..............................................................................................23 3.4.1 Persoonlijke gegevens ...................................................................................23 3.4.2 Tekstwaardering..........................................................................................23 3.4.3 Vergelijking tussen varianten...........................................................................24 3.5 Opzet van het onderzoek .................................................................................24 3.5.1 Opzet van de vragenlijst ................................................................................24 3.6 Procedure....................................................................................................25 3.7 Samenstelling respondentgroep..........................................................................26 3.8 Statistische verwerking van de gegevens ...............................................................26 4 Resultaten .....................................................................................................................27 4.1 Opsporen pijnpunten stijl in context ...................................................................27 4.2 Reacties bij beoordeling in context .....................................................................27 4.3 Reacties bij beoordeling in isolement...................................................................28 4.4 Reacties bij beoordeling door vergelijking.............................................................29 ii
4.5 Beoordeling in context: een post hoc vergelijking met stijlvoorkeur .............................30 Conclusies en discussie .................................................................................................32 5.1 Conclusies ...................................................................................................32 5.2 Discussie .....................................................................................................32 5.2.1 Aantrekkelijkheid en begrijpelijkheid.................................................................33 5.2.2 De gedwongen keuze ....................................................................................34 5.2.3 De categorieën............................................................................................34 5.2.4 Voorkeur voor naamwoordstijl; de zinnen in isolement ..........................................34 5.2.5 Voorkeur voor naamwoordstijl; de gedwongen keuze ............................................36 5.2.6 Tekortkomingen..........................................................................................37 5.2.7 Wetenschappelijke consequenties .....................................................................37 5.2.8 Aanbevelingen voor vervolgonderzoek...............................................................37 6 Literatuurlijst................................................................................................................39 7 Bijlagen .........................................................................................................................41 5
iii
Samenvatting In de Nederlandse taal is van ieder werkwoord een zelfstandig naamwoord te maken. Iets uitdrukken in werkwoorden heet werkwoordstijl, iets uitdrukken in naamwoorden heet naamwoordstijl. Over het gebruik van naamwoordstijl is in stijlboeken veel gezegd. Deskundigen zijn het er in het algemeen over eens dat het beter is naamwoorden te vermijden en werkwoorden te gebruiken. De eenduidigheid in dit oordeel is opvallend omdat experimenteel onderzoek naar de naamwoordstijl ontbreekt. In deze scriptie wordt naamwoordstijl experimenteel onderzocht aan de hand van fragmenten en zinnen uit vier voorlichtingsbrieven van de gemeente Almere. De naamwoordstijl is hierbij opgedeeld in acht verschillende typen. Het onderzoek is afgenomen bij 309 inwoners van de gemeente Almere. De fragmenten en zinnen werden gemanipuleerd zodat naamwoordstijl vergeleken kon worden met werkwoordstijl. Er werd bekeken of naamwoordstijl inderdaad negatiever beoordeeld wordt dan werkwoordstijl en zo ja, wanneer dit gebeurt. Om dit te onderzoeken zijn de twee stijlen op drie verschillende manieren aangeboden: in context, in isolement en in combinatie. In context en in isolement beoordeelden de respondenten de naamwoordstijl of werkwoordstijl op een schaal van 1 tot 7. Bovendien werden in context verbeterpunten onderstreept. Bij naamwoordstijl in combinatie met werkwoordstijl gaven respondenten aan naar welke stijl de voorkeur uitging. Naamwoordstijl wordt niet negatiever beoordeeld dan werkwoordstijl in context of in isolement. Wanneer respondenten naamwoordstijl in combinatie met werkwoordstijl lezen gaat de voorkeur uit naar werkwoordstijl. Het is belangrijk dat deskundigen hun oordeel over naamwoordstijl nuanceren omdat dit eerste experimentele onderzoek aangeeft dat naamwoordstijl pas effect sorteert bij een gedwongen keuze, wat betekent dat naamwoordstijl in een natuurlijke situatie niet negatiever beoordeeld wordt dan werkwoordstijl en enkel bij een gedwongen keuze de voorkeur uitgaat naar werkwoordstijl.
iv
1
Inleiding
“Schat, valt je niets op?” “Hmmm….nee, hoezo?” “Kijk eens goed!” “Heb je nieuwe schoenen?” “Nee, mijn kapsel!” “Oh, je hebt je haar geverfd! Goh, nu je het zegt. “Vind je het een verbetering?” “ Als ik moet kiezen, dan kies ik voor je oude kleur. Maar eerlijk gezegd maakt het me niet heel veel uit, het was me in eerste instantie niet eens opgevallen”.
1.1
De stijl van teksten
Wanneer een gedachte op papier wordt gezet zijn er talloze manieren om dit te doen. Een tekst kan formeel of informeel zijn, serieus of grappig, moeilijk of makkelijk, verrassend of voor de hand liggend, statisch of beweeglijk, saai of levendig, enzovoort. Er bestaan veel boeken met stijladviezen voor het schrijven van een tekst. Soms zijn deze boeken toegespitst op een bepaald type auteur zoals een ambtenaar of jurist, maar vaak zijn het stijlboeken voor verschillende soorten auteurs. In deze boeken wordt weergegeven waar je als schrijver allemaal rekening mee moet houden en hoe je het leesgemak van een tekst kunt vergroten. Voor het vergroten van het leesgemak bestaan veel praktisch tips zoals: gebruik geen moeilijke woorden, breek lange zinnen in tweeën, ben nauwkeurig enzovoort. Een ander advies is: vermijd de naamwoordstijl. Op dit advies wordt in dit onderzoek verder ingegaan.
1.2
Vermijd de naamwoordstijl
Het advies van deskundigen om de naamwoordstijl te vermijden heeft betrekking op de mogelijkheden waarop een tekst geschreven kan worden, namelijk met naamwoorden of met werkwoorden: (1) Hij levert een inspanning om tot verbetering van zijn positie te komen (2) Hij spant zich in om zijn positie te verbeteren In de eerste zin zijn de naamwoorden inspanning en verbetering gebruikt. Deze zin is geschreven in de naamwoordstijl. In de tweede zin zijn de werkwoorden inspannen en verbeteren gebruikt. Deze zin is geschreven in de werkwoordstijl. Vrijwel alle auteurs van stijlboeken geven de voorkeur aan zin (2). Want, zo stellen ze: een zin in de naamwoordstijl is zakelijk, abstract, saai, onpersoonlijk en vaag. Tegelijkertijd geven deze stijlboeken aan dat het belangrijk is de lezer als uitgangspunt te nemen bij het schrijven van een tekst. Het is opmerkelijk dat de deskundigen negatief zijn over de naamwoordstijl maar niet aan de lezers hebben gevraagd wat zij van de naamwoordstijl vinden. Want wanneer dat wel gebeurt wordt duidelijk dat de lezer op dezelfde manier reageert op naamwoordstijl als de man op het geverfde haar van zijn vrouw: het valt hem niet op, totdat ze hem er specifiek op wijst en dan kan hij ook wel vertellen wat hij mooier vindt.
1.3
Doel van het onderzoek
Naamwoordstijl wordt door deskundigen bekritiseerd. Het oordeel van lezers is daarbij tot op heden niet meegenomen. In deze scriptie wordt het begrip naamwoordstijl onderzocht en een experimenteel onderzoek naar de naamwoordstijl uitgevoerd om erachter te komen of het oordeel van lezers over de naamwoordstijl in lijn ligt met het oordeel van de deskundigen.
1.4
Wetenschappelijke relevantie
Het lijkt erop dat deskundigen elkaar napraten wanneer het gaat over naamwoordstijl. De stijlboeken zijn eenduidig in hun oordeel: werkwoordstijl is beter dan naamwoordstijl1. Maar terwijl stijlboeken consequent adviseren de naamwoordstijl te vermijden is het niet zeker aan welke stijl de lezer de voorkeur geeft. Dit is tot op heden nog niet onderzocht en daarom is het vreemd dat alle stijlboeken toch zo eenduidig zijn in hun oordeel. Met deze scriptie wordt een eerste aanzet gegeven voor experimenteel onderzoek naar de naamwoordstijl. Er deed zich een goede gelegenheid voor om dit betrouwbaar te onderzoeken omdat de Universiteit van Tilburg (UvT) onderzoek deed naar de kwaliteit van de voorlichtingsbrieven van de gemeente Almere in opdracht van de gemeente Almere. Het onderzoek naar de naamwoordstijl kon aansluiten op het onderzoek van de UvT, wat ervoor gezorgd heeft dat het onderzoek is afgenomen bij een grote groep proefpersonen (309) en dat alle proefpersonen inwoners waren van de gemeente Almere. Bovendien zijn voor het onderzoek de originele teksten uit de voorlichtingsbrieven van de gemeente Almere als uitgangspunt genomen. Omdat de respondenten gevraagd werd de kwaliteit van deze brieven te beoordelen wisten ze niet dat het ging om naamwoordstijl en hebben ze daar bij de beoordeling geen rekening mee kunnen houden.
1.5
Opbouw van de scriptie
In hoofdstuk 2 wordt een kritische blik geworpen op alles wat tot nu toe beweerd is over de naamwoordstijl. Ook wordt een indeling gemaakt naar verschillende typen naamwoordstijl die gehanteerd gaan worden bij de herschrijving. Dit hoofdstuk wordt afgesloten met de onderzoeksvragen en hypotheses. In hoofdstuk 3 wordt de herschrijving toegelicht en het experiment beschreven. Hoofdstuk 4 geeft de bijbehorende resultaten. In hoofdstuk 5 volgen tot slot de conclusie, discussie en suggesties voor vervolgonderzoek.
1
Met uitzondering van enkele specifieke situaties waarin naamwoordstijl juist wel goed zou zijn. Deze komen terug in het theoretisch kader.
2
2
2.1
Theoretisch kader
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt gestart met een uiteenzetting van het begrip naamwoordstijl. Het oordeel van deskundigen over de naamwoordstijl wordt uitgebreid toegelicht in paragraaf 2.3. In 2.4 komt de herschrijving van naamwoordstijl naar werkwoordstijl aan bod en in paragraaf 2.5 worden verschillende typen naamwoordstijl gedefinieerd. Deze paragraaf sluit af met de onderzoeksvraag en hypothesen van dit onderzoek.
2.2
Naamwoordstijl
Welke formulering verdient de voorkeur? (1) Hij levert een inspanning om tot verbetering van zijn positie te komen (2) Hij spant zich in om zijn positie te verbeteren Volgens www.taaladvies.net, de website van de Nederlandse Taalunie waar dit voorbeeld aan ontleend is, verdient zin (2) de voorkeur. Want zo wordt gesteld: in het algemeen geldt dat het beter is om werkwoorden te gebruiken dan naamwoorden. Het verschil tussen zin (1) en (2) is dat in zin (1) de informatie wordt aangeduid in naamwoorden, namelijk een inspanning leveren en verbetering en in zin (2) in de werkwoorden inspannen en verbeteren. De naamwoordstijl wordt volgens de Nederlandse Taalunie in het algemeen beschouwd als vaag, saai, droog, zakelijk en onpersoonlijk en zij staat niet alleen in dit oordeel. In de Nederlandse taal is van ieder werkwoord een zelfstandig naamwoord te maken. Het veranderen van een werkwoord in een zelfstandig naamwoord wordt nominalisering genoemd. Iets uitdrukken in werkwoorden heet werkwoordstijl, iets uitdrukken in naamwoorden heet naamwoordstijl. In de literatuur wordt onderscheid gemaakt tussen twee soorten naamwoordstijl: een substantivering en een afleiding. De afleiding komt tot stand door middel van het achtervoegsel –ing of –atie en de substantivering komt tot stand door het gebruik van de infinitief of de stam met daarbij het lidwoord het. Voorbeelden van afleidingen zijn: - vaststellen – de vaststelling, verklaren – de verklaring - publiceren – de publicatie, maximaliseren – de maximalisatie Voorbeelden van substantiveringen zijn: - Van de stam: beheren – het beheer, verraden – het verraad - Van de infinitief: het zingen, het programmeren Naamwoordstijl wordt gezien als de abstracte stijl, terwijl werkwoordstijl als de concrete stijl bekend staat. Over de abstracte stijl zijn deskundigen niet erg positief. Strunk en White (1972) zeggen hierover: “Prefer the specific tot the general, the definite to the vague, the concrete to the abstract…. If those who have studied the art of writing are in accord on any one point; it is on this: the surest way to arouse and hold the attention of the reader is by being specific, definite and concrete”.
3
2.2.1.
Naamwoordstijl en werkwoordstijl: het verschil tussen abstract en concreet
Op basis van bovenstaande kan verondersteld worden dat een concrete zin de voorkeur verdient boven een abstracte zin2. Volgens Onrust, Verhagen en Doeve (1993) heeft het verschil tussen abstract en concreet niet zozeer te maken met eigenschappen van het naamwoord of het werkwoord zelf maar met de context waarin je ze kunt plaatsen. Werkwoorden kunnen een concreet geval van een proces of toestand aanduiden doordat ze een proces of toestand in de tijd plaatsen en aan een entiteit koppelen. Iets in de tijd plaatsen (tegenwoordige tijd of verleden tijd) en aan een entiteit koppelen zijn volgens Onrust et al de twee eigenschappen die iets concreet maken. Zij stellen dat werkwoorden van zichzelf eigenlijk nooit concreet zijn. Want: “in een eenvoudig zinnetje als Jan slaapt gaat het alleen maar om een concreet geval van slapen omdat het algemene idee van slaap in de tijd geplaatst is (in dit geval tegenwoordige tijd) en omdat het verbonden is met de entiteit (Jan) die het genoemde gedrag vertoont”.. Wanneer de agens Jan niet gekoppeld wordt aan het werkwoord slapen kunnen over slapen niet dezelfde dingen worden meegedeeld als wanneer het werkwoord gecombineerd wordt met een entiteit. Het werkwoord is op zichzelf niet concreet maar wordt volgens Onrust et al concreet door de koppeling aan een entiteit en door plaatsing in de tijd. Onrust et al spreken over ‘entiteiten’ maar dit concept is te breed. Een entiteit is alles wat aanwezig is. In dit onderzoek wordt in gesproken over de agens. De agens is de ‘handelende persoon’ in een zin. Bij een vergelijking tussen werkwoordstijl en naamwoordstijl wordt het verschil tussen zinnen met en zonder agens duidelijker. Vergelijk daarvoor de volgende zinnen waarbij N staat voor naamwoordstijl en W voor werkwoordstijl: (3) De behandeling van de patiënt vindt plaats in de ochtend (N) (4) De arts behandelt de patiënt in de ochtend (W) (5) De bereiding van de tomatensoep vindt plaats in de keuken (N) (6) Moeder bereidt de tomatensoep in de keuken (W) De agentes de arts en moeder in de zinnen (4) en (6) maken de zinnen in de werkwoordstijl concreter dan de zinnen in de naamwoordstijl. Deze concreetheid heeft minder te maken met de naamwoorden behandeling en bereiding of de werkwoorden behandelen en bereiden. Op het kenmerk ‘in de tijd plaatsen’ valt nog iets aan te merken. Dit kenmerk is bij de zinnen in de naamwoordstijl inderdaad niet toepasbaar op het naamwoord zelf, maar wel op het werkwoord dat toegevoegd wordt, in dit geval plaatsvinden3. Hierdoor kan een zin in de naamwoordstijl ook in de tijd geplaatst worden. Het kenmerk koppelen aan een agens wordt in deze scriptie daarom als belangrijkste kenmerk gezien voor het verschil tussen abstract en concreet. Ook Williams (1981) geeft aan dat de agens het belangrijkste onderdeel is voor actie in de zin: “an agent is the source, the initiator, the party or thing ultimately responsible for the action or condition that a sentence refers to”.
2
3
In sommige gevallen zal een abstracte zin de voorkeur verdienen maar dit is slechts in enkele situaties het geval. Werkwoorden als plaatsvinden komen aan bod in paragraaf 2.1.2.
4
De eerste aanname over werkwoordstijl en naamwoordstijl is als volgt: Aanname 1:
2.2.2
werkwoordstijl is concreter dan naamwoordstijl door de koppeling aan een agens. Werkwoordstijl krijgt hiermee de voorkeur boven naamwoordstijl.
Substantivering en afleiding: het verschil in abstractie
Volgens Onrust et al zit niet alleen verschil in abstractie tussen naamwoordstijl en werkwoordstijl maar in de mate van abstractie tussen de soorten naamwoordstijl. In paragraaf 2.1 zijn de twee soorten naamwoordstijl – afleiding en substantivering – nader toegelicht. Onrust et al beweren dat de substantivering abstracter is dan de afleiding: het bewerken is abstracter dan de bewerking. Dit verschil leggen zij uit aan de hand van de volgende zin: (7) De bewerking / het bewerken van het materiaal met een oplossing van zoutzuur leidde niet tot het voorspelbare resultaat. Bewerking en het bewerken vervullen hier dezelfde functie, maar, zo beweren Onrust et al: Daarnaast kan ‘bewerking’ ook een meer specifieke betekenis hebben, te weten die van een variant van een muzikaal of literair werk, d.w.z. bepaalde gevallen van wat er als resultaat van de bewerking is overgebleven. In die betekenis duidt bewerking een zaak aan waarvan je onmiddellijk diverse mogelijke relevante eigenschappen kunt voorstellen, bijvoorbeeld kort of lang, meer of minder vrij ten opzichte van het origineel, modern of niet, enzovoort; dan heb je dus niet meer met een algemene procesaanduiding te maken, maar met iets specifiekers, en treedt ook veel minder het abstraherende effect van naamwoordstijl op. (Onrust, Verhagen en Doeve, 1993, p. 117-118). Doordat een andere, specifiekere betekenis gekoppeld kan worden aan het naamwoord bewerking wordt dit naamwoord volgens Onrust et al minder abstract. Dit is echter een andere definitie van het verschil tussen abstract en concreet dan in paragraaf 2.1.1 uiteengezet is. Hier ging het om het koppelen aan een agens. Zowel de bewerking en het bewerken worden in zin (7) niet gekoppeld aan een agens. Onrust et al beweren dat bewerking meerdere relevante eigenschappen kent, maar dit heeft geen invloed op de concreetheid van bewerking. Eigenschappen die volgens Onrust et al moeten zorgen voor een minder abstraherend effect zijn ‘kort of lang, modern of niet’. Maar kort is niet concreet, evenmin is lang concreet, ook modern is niet concreet. Daarbij komt dat het discutabel is of bewerking wel meer relevante eigenschappen kent dan het bewerken. Over het bewerken kan men zich immers ook afvragen: was het moeilijk of makkelijk, ging het snel of langzaam, etcetera. Tot slot is het de vraag of ‘relevante eigenschappen’ een woord wel concreter maken. Vooralsnog wordt niet gesteld dat er geen verschil in abstractie bestaat tussen substantivering en afleiding, maar het argument dat aangedragen wordt door Onrust et al voor dit verschil wordt niet overgenomen. Burger en de Jong (1997) stellen ook dat afleidingen ‘minder schadelijk’ zijn dan substantiveringen maar geven een andere reden. “Woorden als het ontwikkelen en het privatiseren blijven altijd abstracter dan ‘echte’ zelfstandige naamwoorden als de ontwikkeling en de privatisering. De laatste maken een goede kans om in het woordenboek te komen, de eerste niet, dat worden nooit echte woorden”. Burger en de 5
Jong geven als reden van het lagere abstractieniveau van de afleiding de kans om in het woordenboek te komen. Afleidingen zijn in staat opzichzelfstaande woorden te worden, substantivering niet. Om deze reden wordt aangenomen dat afleidingen concreter zijn dan substantiveringen en daarom beter worden beoordeeld. Aanname 2:
Een afleiding wordt beter beoordeeld dan een substantivering.
Bij deze aanname zijn twee opmerkingen van belang voor dit onderzoek. Ten eerste zijn er afleidingen die reeds in het woordenboek zijn opgenomen en waarvan de betekenis anders is dan de betekenis van het werkwoord waar zij van afstammen. Een voorbeeld hiervan is de belasting. Dit soort naamwoorden worden in dit onderzoek niet meegenomen omdat de betekenis tussen het naamwoord en het werkwoord verschilt. Ten tweede zou er tussen de substantivering van de stam -het advies - en substantivering van de infinitief - het adviseren- ook een verschil in abstractie kunnen bestaan, zeker omdat de substantivering van de stam makkelijker aan een agens gekoppeld kan worden dan de substantivering van de infinitief. Dit onderscheid wordt in dit onderzoek niet meegenomen. 2.2.3
Verschil binnen de soorten naamwoordstijl
Op basis van de aan- of afwezigheid van de agens en het vastgestelde belang hiervan wordt aangenomen dat er ook verschil bestaat in de mate van abstractie binnen een bepaald soort naamwoordstijl: verwacht wordt dat een substantivering zonder agens abstracter dan een substantivering met agens en een afleiding zonder agens abstracter is dan een afleiding met agens . Op basis hiervan wordt aanname 3 toegevoegd: Aanname 3:
binnen de soorten naamwoordstijl is er verschil in de mate van abstractie: een naamwoord zonder agens is abstracter dan een naamwoord met agens van hetzelfde soort naamwoordstijl.
Kleurloze werkwoorden Een afleiding kan gekoppeld worden aan een agens wanneer er een kleurloos werkwoord wordt toegevoegd. De term ‘kleurloos’ wordt gebruikt omdat deze werkwoorden op zichzelf geen handelingen aanduiden. Omdat ze geen handeling aanduiden leidt het gebruik van deze werkwoorden volgens Burger en de Jong tot abstracte zinnen. De vraag is of het gebruik van kleurloze werkwoorden daadwerkelijk leidt tot abstractere zinnen want door de toevoeging van kleurloze werkwoorden aan het naamwoord kan vaak een agens aan de zin toegevoegd worden, wat een zin juist concreter maakt. In zin (8) en zin (9) staat de agens op dezelfde plaats en heeft een even prominente rol. Dit komt door het kleurloos werkwoord leveren. Zonder dit kleurloos werkwoord zou zin (8) in naamwoordstijl geen agens kunnen hebben. (8) (9)
Hij levert een inspanning om tot verbetering van zijn positie te komen. (N) Hij spant zich in om zijn positie te verbeteren. (W)
Met een agens als oorzaak van het verschil tussen abstract en concreet, maken kleurloze werkwoorden een zin soms juist concreter. Zin (10) is een zin in de naamwoordstijl zonder kleurloos werkwoord.
6
(10) De inspanning duurde lang. Wanneer een agens aan zin (10) wordt toegevoegd moet ook een kleurloos werkwoord toegevoegd worden: (11) Hij leverde een langdurige inspanning. Zonder de toevoeging van het kleurloos werkwoord leveren kan de agens hij niet aan de zin worden toegevoegd. De opmerking van Burger en de Jong dat kleurloze werkwoorden een zin abstracter maken is daarom nog niet zo vanzelfsprekend. Deze opmerking wordt daarom niet overgenomen in dit onderzoek. Aanname 4: de aanwezigheid van een kleurloos werkwoord maakt een zin niet abstracter.
2.3
De deskundigen over naamwoordstijl
Over het gebruik van naamwoordstijl of werkwoordstijl is in stijlboeken veel gezegd en de overkoepelende conclusie luidt: vermijd de naamwoordstijl. Een korte zoektocht op het internet levert de volgende uitspraken op: Vaag, saai, droog, zakelijk en onpersoonlijk. (www.taaladvies.net) Je hanteert hier de naamwoordstijl; de stijl verliest daardoor aan dynamiek. (www.let.ru.nl) De naamwoordstijl haalt de actie uit zin. Zinnen worden daardoor statisch en onnodig lang. (www.tekstschrijver-utrecht.nl) Naamwoordstijl maakt een tekst bloedeloos, dor, steriel. (http://taal.vrt.be) Bovenstaande uitspraken zijn afkomstig van de eerste vier links die verschijnen bij het intypen van naamwoordstijl. De lijst kan nog verder worden uitgebreid, maar de tendens is duidelijk: naamwoordstijl heeft een negatieve bijklank. De internetsites hebben deze uitspraken niet zelf verzonnen. Een gezaghebbende bron voor de naamwoordstijl is Flesch (1946). Hij zegt hierover het volgende: Use verbs. Let me repeat that: Use verbs. Nothing is as simple as a brief three-word sentence that follows the pattern: somebody does something. It is the verb that gives life to any sentence; it literally makes the sentence go. …. If you use a verb in the passive voice or make a participle or noun out of it, you have lost the most valuable part in the process: it’s like cooking vegetables and throwing away the water with all the vitamins in it. (Flesch, 1946, p. 66-67 ). 7
Flesch is duidelijk in zijn standpunt: gebruik werkwoorden. Wanneer je geen werkwoord gebruikt verlies je volgens hem het meest waardevolle. Flesch gebruikt geen bronnen om zijn standpunt kracht bij te zetten. Hij noemt het gebruik van werkwoorden “the recipe for simplicity” zonder dat ooit experimenteel getest is of werkwoorden ook echt het “recept voor eenvoud” zijn en of de lezer wel behoefte heeft aan eenvoud. Dit zal hoogstwaarschijnlijk afhankelijk zijn van het soort lezer en het tekstgenre. Williams (1981) wijkt in zijn oordeel niet af van het oordeel van Flesch: “as often as you can, use verbs to express the central action…”. Volgens Onrust (2005) doet naamwoordstijl als begrip zijn intrede in de Nederlandse stijladvisering met Veering (1969). In 1962 bespreekt hij in het kader van de stijladvisering aan ambtenaren problemen rond de ‘onbepaalde wijs als zelfstandig naamwoord’. Een daarvan is het ontbreken van persoon en actie, wat op zichzelf kan leiden tot een “kille, zakelijke onbepaaldheid in rapporten” (Veering, 1962 in Onrust, 2005). Ook de meest gebruikte Nederlandse stijlboeken, ‘Schrijfwijzer’ van Renkema (2002) en ‘Handboek Stijl’ van Burger en de Jong (1997) zijn niet positief over de naamwoordstijl. Renkema noemt het verschil tussen naamwoordstijl en werkwoordstijl “het verschil tussen saai en levendig”. Om dit toe te lichten gebruikt hij het volgende voorbeeld: (12) Onze doelstelling is het behoud en herstel van de steden (N) (13) Wij willen de steden behouden en herstellen (W) Hij zegt hierover het volgende: “lezers die een oordeel moeten geven over deze zinnen zullen waarschijnlijk bij (12) woorden als ‘saai’ en ‘zakelijk’ gebruiken, en zin (13) levendiger en concreter vinden”. Hij adviseert schrijvers die het verwijt krijgen dat ze saai schrijven om “het werkwoord zoveel mogelijk als de kern van de zin te behandelen”, want: “wilt u een levendige tekst schrijven, dan moet u uw informatie zo veel mogelijk overbrengen met werkwoorden”. Renkema gebruikt bij het geven van de argumenten geen bronnen. Hieruit kan afgeleid worden dat het zijn eigen visie is op naamwoordstijl. Opvallend is dat niet één keer bronnen gebruikt worden, ook niet bij minder gerenommeerde stijlboeken of op websites. Het lijkt erop dat auteurs elkaar napraten zonder dat ooit echt onderzoek verricht is naar het oordeel van lezers over de naamwoordstijl. Renkema gebruikt het woord ‘waarschijnlijk’ wanneer hij het heeft over het oordeel van lezers hier niet voor niets. Hij doet dat omdat niet met zekerheid gesteld kan worden dat de lezer de woorden ‘saai’ en zakelijk’ zal gebruiken om de naamwoordstijl te karakteriseren; er is immers nooit onderzoek gedaan naar het werkelijke oordeel van lezers over de naamwoordstijl. Daar komt bij dat deze woorden betrekking hebben op de aantrekkelijkheid van de zin en niet op de begrijpelijkheid. Onderzoek moet uitwijzen of naamwoordstijl inderdaad betrekking heeft op de aantrekkelijkheid en niet op de begrijpelijkheid. Hierop wordt dieper ingegaan in paragraaf 2.6. De aanname dat auteurs elkaar napraten wordt bevestigd door iets minder populaire stijlboeken geschreven voor een specifieke doelgroep zoals economen, juristen of ambtenaren. Zo zegt taaladviseur Wouter de Koning in zijn boek ‘Helder Haags, schrijftips voor ambtenaren’ het volgende over de naamwoordstijl:
8
Een vlotte tekst gebruikt vooral werkwoorden. En dan werkwoorden die werken. Helaas misvormen sommige ambtenaren werkwoorden tot termen als ‘herijking’, ‘verbreding’, ‘ontwikkeling’ of ‘sanering’. Werkwoorden worden zo zelfstandige naamwoorden. Deze alles-behalve-vlotte naamwoordstijl wordt niet gebruikt in het echte leven…. Deze stijl maakt zinnen nodeloos ingewikkeld. De schrijver in kwestie denkt wellicht sjiek bezig te zijn, maar voor de lezers is het gruwelen (de Koning, 2007, paginanummer onbekend). Verder geef hij als tip: “laat werkwoorden werken. Voorkom de onnatuurlijke, houterige naamwoordstijl en zet het onderwerp van de zin vooraan”. Wat opvalt is dat ook de Koning uitspraken doet over ‘de lezers’ zonder dat dit ooit experimenteel onderzocht is. Renkema is wat dat betreft nog iets genuanceerder in zijn uitspraak omdat hij het heeft over ‘de waarschijnlijkheid’ van het lezersoordeel. De Koning geeft zonder bron en experimenteel onderzoek aan dat naamwoordstijl voor de lezers ‘gruwelen’ is. Blom, van de Laar en Verburg (1999) schreven in Stijlgids: Leidraad voor financieel-economische teksten dat naamwoordconstructies een tekst onpersoonlijk en vaag maken: “de nadruk ligt niet op concrete personen en handelingen, maar op abstracte processen”. Verder geven ze als schrijftip: “gebruik, indien mogelijk, liever werkwoorden dan zelfstandig naamwoorden”. Ook Blom et al gebruiken geen bronnen en voegen geen nieuwe informatie toe ten opzichte andere stijlboeken. Hierdoor kan ervan uitgegaan worden dat zij de tips overgenomen hebben uit een ander stijlboek zonder zelf onderzoek te verrichten. Het is opmerkelijk dat tussen 19464 en 2009 geen experimenteel onderzoek verricht is naar de naamwoordstijl. Dit lijkt te betekenen dat deskundigen iets aannemen op enkel basis van eerdere uitspraken, want tot op heden geen experimenteel onderzoek verricht naar de naamwoordstijl. Burger en de Jong geven als stijladvies ‘verander naamwoordstijl in werkwoordstijl’. Zij beweren dat naamwoordstijl een zin abstracter maakt doordat “zinnen met deze constructie een belangrijk concreet element missen of dit op een minder prominente positie plaatsen: de handelende persoon”. Ze stellen echter dat dit altijd het geval is bij naamwoordstijl en dit is niet zo, zoals te zien was in de voorbeeldzinnen van de Nederlandse Taalunie waarin de handelende persoon even prominent in de zin aanwezig is. (1) (2)
Hij levert een inspanning om tot verbetering van zijn positie te komen. (N) Hij spant zich in om zijn positie te verbeteren. (W)
De agens hij is in beide zinnen onderwerp en staat in beide zinnen vooraan. Er is geen verschil in prominentie. Het enige verschil is het werkwoord waarop de agens hij van toepassing is: in (1) is dit het werkwoord inspannen en in (2) het kleurloos werkwoord leveren. Het kan ook mogelijk zijn dat verschillende soorten naamwoordstijlen verschillend beoordeeld worden.
4
Misschien dateert het eerste oordeel over naamwoordstijl wel van langer geleden maar dat maakt voor de strekking van het betoog niet uit.
9
2.3.1
De voordelen van de naamwoordstijl
Hoewel de nadelen wel de boventoon voeren geven de stijlboeken ook enkele voordelen van de naamwoordstijl. Volgens Renkema, Burger en de Jong, Onrust et al (1993) en Onrust (2005) kan de naamwoordstijl in sommige gevallen gewenst zijn. Zij zijn het erover eens dat dit gevallen zijn waarbij het niet gewenst is de handelende persoon te noemen. Vergelijk daarvoor het volgende voorbeeld: (14) Het gebruik van deze medicijnen kan verschillende bijwerkingen hebben (15) Wanneer u deze medicijnen gebruikt kan dit verschillende bijwerkingen hebben Zin (14) is minder direct en confronterend dan zin (15) en daarom gepaster voor een dergelijke boodschap. Renkema noemt naast dit voordeel nog drie andere voordelen van naamwoorden. Zo kunnen ze gebruikt worden wanneer en vaste herkenbare term nodig is, wanneer er verschil in betekenis is tussen werkwoord en naamwoord en het naamwoord de juiste betekenis weergeeft en wanneer een omschrijving met een naamwoord beknopter is. Van Hogen (2004) besteedt een artikel aan de ten onrechte negatieve lading van de naamwoordstijl. Volgens Van Hogen is er “geen grond om de nominalisatie categorisch te veroordelen”. “De claim dat naamwoordconstructies een tekst plechtstatig en formeel maken5, is subjectief en onhoudbaar”, zo stelt hij. Verder vraagt hij zich af waarom een tekst, zolang die niet van Veronica is, actie zou moeten bevatten. Want “met evenveel recht kan men beweren dat werkwoordsconstructies leiden tot onrust en dat werkwoorden daarom gemeden moeten worden”. Tot slot stelt hij dat “het bewijs ontbreekt voor de claim dat nominaliseringen de duidelijkheid benadelen doordat het onderwerp van de handeling achterwege kan blijven”. Volgens Van Hogen heeft naamwoordstijl een aantal voordelen, een ervan is dat ze “een tekst kan laten bewegen van abstractie naar concretisering en andersom”. Zo’n beweging is bijvoorbeeld de overgang van een wettelijke regeling naar de beschrijving van wat er in een concrete situatie het geval is. Dit kan ook in voorlichtingsteksten: de schrijver van een reclametekst kan een productkwaliteit in naamwoordstijl formuleren om daarna met ‘werkende werkwoorden’ te beschrijven wat dit voor de klant betekent. Van Hogen heeft gelijk wanneer hij stelt dat hij met evenveel recht kan zegen dat werkwoordconstructies leiden tot onrust want voor beide uitspraken is evenveel (of even weinig) bewijs is. Dit neemt niet weg dat Van Hogen zelf ook niet het goede voorbeeld geeft, want ook voor de voordelen die hij noemt van de naamwoordstijl ontbreekt het bewijs: het positieve effect van tekstbewegingen is ook nooit onderbouwd met experimenteel onderzoek. Ook hier kan met evenveel recht de andere kant op beredeneerd worden en gesteld worden dat tekstbewegingen zorgen voor verwarring en onduidelijkheid. Wat het effect van de naamwoordstijl ook mag zijn; er moet eerst onderzoek gedaan worden om uitspraken te kunnen onderbouwen.
2.4
De herschrijving van deskundigen
Om het oordeel over naamwoordstijl kracht bij te zetten gebruiken de auteurs vaak voorbeeldzinnen. Een zin in naamwoordstijl wordt herschreven naar een zin in werkwoordstijl en daarbij wordt aangegeven dat de zin in de werkwoordstijl beter is. Maar bij die herschrijving verandert veel mee en daarom kan niet zomaar gesteld worden dat de toename van begrijpelijkheid ligt aan het verwijderen van naam5
Dit oordeel is afkomstig van Henkemans (1993).
10
woordstijl6. Vergelijk bijvoorbeeld de volgende twee zinnen die gebruikt worden in Burger en de Jong waarbij zij aangeven zin (16) te herschrijven naar zin (17). (16) Het vroegtijdig openbaarmaken van het rapport door de pers leidde tot uitstel van de beslissing door de minister. (N) (17) Doordat de pers het rapport vroegtijdig openbaar maakte, stelde de minister haar beslissing uit. (W) Voor het gemak wordt aangenomen dat werkwoordstijl inderdaad begrijpelijker is dan naamwoordstijl. De vraag is nu hoe zij dit denken aan te tonen met bovenstaande zinnen? Stel zin (16) wordt begrijpelijker gevonden dan zin (17) dan is er behalve naamwoordstijl teveel mee veranderd om te kunnen concluderen dat de betere begrijpelijkheid een direct gevolg is van de werkwoordstijl. Het werkwoord leidde tot is in (17) verwijderd maar dit is een kleurloos werkwoord en daarmee een onderdeel van de nominalisering. Tot zover geen probleem. Maar in zin (17) wordt door vervangen met doordat. Het woordje van in zin (16) is verdwenen. In (16) is het geslacht van de minister niet bekend terwijl het in (17) ineens een haar betreft. Kortom: als al bewezen was dat zin (17) beter was dan nog is het bij deze zinnen onmogelijk te zeggen dat dit komt door werkwoordstijl want er verandert te veel mee. Een lastig iets van herschrijving van zinnen is dat er snel iets in de zin mee verandert zoals de toevoeging van woorden of de woordvolgorde. Opmerkelijk is dat dit bij vrijwel alle herschrijvingen uit de stijlboeken gebeurt. Ook in de Schrijfwijzer van Renkema verandert veel mee. Vergelijk hiervoor (18) en (19): (18) Onze doelstelling is het behoud en herstel van de steden. (N) (19) Wij willen de steden behouden en herstellen. (W) Het naamwoord doelstelling is verwijderd en het werkwoord willen is hiervoor in de plaats gekomen. Bij een zuivere herschrijving zou het naamwoord doelstelling herschreven moeten zijn naar het werkwoord ten doel stellen. Bovendien is de betekenis van doelstelling ander dan de betekenis van willen. Willen komt dwingender over. Ook is de woordvolgorde in de zin teveel veranderd: de steden verplaatst van het einde naar het midden van de zin en waar de naamwoorden het behoud en het herstel in zin (18) niet achteraan stonden staan de werkwoorden behouden en herstellen in zin (19) wel achteraan. Tot slot nog een voorbeeld van Onrust et al (1993) om te illustreren dat er veel verandert: (20) Het grote aanbod van voedingsstoffen veroorzaakt algengroei, waarmee een afname van het zuurstofgehalte van het water.(N) (21) Doordat er veel voedingsstoffen voorhanden zijn breiden de algen zich sterk uit, waardoor vervolgens het zuurstofgehalte van het water sterk afneemt. (W) Deze twee zinnen vertonen weinig overeenkomsten. Het grote aanbod komt in (21) niet meer terug maar is herschreven naar doordat er veel voorhanden zijn. Het werkwoord veroorzaakt is in (21) vervangen door doordat. Algengroei in (20) is in (21) breiden de algen zich sterk uit geworden. In (20) neemt het zuurstofgehal-
6
Het gegeven dat dit sowieso niet gesteld kan worden omdat geen experimenteel onderzocht verricht is wordt hier even buiten beschou-
wing gelaten.
11
te af, in (21) neemt het zuurstofgehalte sterk af. Bij dit fragment geldt het sterkst dat mocht het zo zijn dat (21) beter begrepen wordt dan (20) niet beweerd kan worden dat dit aan de naamwoordstijl ligt; daarvoor verandert er te veel.
2.5
De verschillende typen naamwoordstijl
Tot nu toe is er in de literatuur niet veel aandacht besteed aan de verschillende soorten naamwoordstijl en wordt enkel het verschil tussen afleidingen en substantiveringen aangehaald. In de voorafgaande paragrafen is vastgesteld dat hier nog twee aandachtspunten bijhoren, namelijk de aan- of afwezigheid van een agens en de aan- of afwezigheid van een kleurloos werkwoord. Samengevat is de mate van abstractie van de naamwoordstijl afhankelijk van: 1. Soort naamwoordstijl: substantivering of afleiding 2. Aan- of afwezigheid van agens 3. Aan- of afwezigheid van kleurloos werkwoord Punt 1 en 2 worden in dit onderzoek getest, punt 3 wordt in dit onderzoek buiten beschouwing gelaten omdat er niet genoeg materiaal was om alle acht de typen vaak genoeg aan bod te laten komen in het experiment. In tabel 2.2. zijn de verschillende typen naamwoordstijl uiteengezet. Tabel 2.2 type 1 2 3 4 5 6 7 8
2.5.1
De verschillende typen naamwoordstijl7
soort naamwoordstijl substantivering8 substantivering afleiding afleiding substantivering substantivering afleiding afleiding
agens
kleurloos werkwoord x x
x x x x
x x
voorbeeld het adviseren / het advies vindt plaats het adviseren / het advies de advisering vindt plaats de advisering het advies van de raad vindt plaats het advies van de raad de advisering van de raad vindt plaats de advisering van de raad
De gradatie in abstractie van de verschillende typen
De verschillende typen naamwoordstijl kunnen worden onderverdeeld in mate van abstractie. In dit onderzoek wordt aangenomen dat de agens de belangrijkste factor is voor de mate van abstractie in een tekst en vervolgens soort naamwoordstijl – substantivering of afleiding -. Aanwezigheid van agens is concreter dan afwezigheid van agens en afleiding is concreter dan substantivering. De aan- of afwezigheid van en kleurloos werkwoord heeft de minste invloed heeft op de abstractheid van een tekst. Omdat de
8 Zoals uiteengezet in het theoretisch kader kan tussen de substantivering van de stam – het advies – en substantivering van de infinitief - het adviseren –ook een verschil in abstractie bestaan, zeker omdat de substantivering van de stam aan een agens gekoppeld kan worden en de substantivering van de infinitief niet. Dit onderscheid wordt in dit onderzoek niet meegenomen.
12
invloed van het kleurloos werkwoord hier niet verder wordt onderzocht zijn de types ingedeeld in vier categorieën, waarbij categorie 1 het meest abstract is en categorie 4 het minst abstract. Categorie 1: type 1 en 2 Categorie 2: type 3 en 4 Categorie 3: type 5 en 6 Categorie 4: type 7 en 8 Deze categorieën vormen het uitgangspunt van het experimentele onderzoek naar de naamwoordstijl.
2.6
Het effect van de naamwoordstijl
Wanneer het leesgemak van een tekst verbeterd wordt is naamwoordstijl niet het enige dat belangrijk gevonden wordt; het is slechts één van de vele aspecten waar volgens deskundigen op gelet moet worden. Renkema (2002) definieert vier stijldimensies waartoe de kritiek van de lezer meestal te herleiden valt. Begrijpelijkheid en aantrekkelijkheid zijn er daar twee van. De stijldimensie begrijpelijkheid bestaat volgens hem uit de onderdelen lange zinnen, tangconstructies9, zinnen met een lange aanloop, zinnen met een opsomming, lange woorden, afkortingen en moeilijke woorden. Aantrekkelijkheid omvat volgens hem het menselijk element (persoonlijk formuleren), de lijdende vorm (passief schrijven), beeldend schrijven, variatie in zinsbouw, variatie in woordkeus, eigentijds taalgebruik en de naamwoordstijl. Gerritsen (2001) betoogt dat de eigenschap abstract de basis kan zijn voor het ontstaan van onduidelijkheid. Hij rekent naamwoordstijl, in tegenstelling tot Renkema, daarom tot dezelfde categorie als de tangconstructie en zinnen met een lange aanloop: de categorie begrijpelijkheid. Volgens Onrust (2005) werd in de jaren zeventig van de vorige eeuw naamwoordstijl vooral ingedeeld bij de stijldimensie begrijpelijkheid. Dit gebeurde met name op basis van de eigenschap abstract. Begin jaren tachtig van de vorige eeuw werd beweerd dat naamwoordstijl vooral invloed had op de aantrekkelijkheid van een tekst. Ook bij Verhoeven en Wekking (1991) heeft de naamwoordstijl op basis van eentonigheid invloed op de aantrekkelijkheid van een tekst. Steehouder et al (1999) delen naamwoordstijl in bij aantrekkelijkheid op basis van droogheid. Volgens Onrust (2005) worden de eigenschappen van de naamwoordstijl onder de stijldeugd aantrekkelijkheid vernauwd tot de eigenschappen saai en droog en in mindere mate tot abstract, zoals het geval was bij begrijpelijkheid. Volgens haar heeft de koppeling van naamwoordstijl aan begrippen als saai en droog ervoor gezorgd dat “het retorisch gebruik van de naamwoordstijl in de stijladvisering niet wordt gethematiseerd en sterk onderbelicht blijft”. Met andere woorden: door het onderbrengen van naamwoordstijl bij de stijldimensie aantrekkelijk wordt naamwoordstijl gekoppeld aan negatieve kenmerken. Volgens haar blijven de mogelijkheden van de naamwoordstijl hierdoor onderbelicht. Deskundigen zijn het niet eens over de stijldimensie waar naamwoordstijl invloed op heeft. Of naamwoordstijl een negatieve invloed heeft op de aantrekkelijkheid van een tekst, de begrijpelijkheid van een tekst of alle twee wordt onderzocht in deze scriptie. Vooralsnog wordt er vanuit gegaan dat naamwoordstijl invloed heeft op zowel de aantrekkelijkheid als begrijpelijkheid van een tekst. Aanname 5:
naamwoordstijl heeft invloed op de begrijpelijkheid en aantrekkelijkheid van een tekst.
9 Een tangconstructie heeft betrekking op het bij elkaar plaatsen van wat bij elkaar hoort. Dus niet: Hij vatte, na een skivakantie in Oostenrijk, kou. Maar: hij vatte kou na een skivakantie in Oostenrijk.
13
2.6.1
Het effect
Een effect van naamwoordstijl kan op verschillende manieren tot stand komen, net als het effect van geverfd haar uit het voorbeeld in hoofdstuk 1. Er kan effect gesorteerd worden wanneer niet gestuurd wordt– meteen wanneer de vrouw binnenkomt merkt de man op dat ze haar haar geverfd heeft -; er kan effect gesorteerd worden bij sturing – schat, valt je niets op? -; of er kan effect gesorteerd worden na een duidelijke aanwijzing – mijn kapsel! -. In het voorbeeld is het de man pas na de aanwijzing duidelijk dat het haar geverfd is. Wanneer hij gevraagd wordt te kiezen tussen de oude en nieuwe kleur spreekt hij een voorkeur uit. De sterkte van voorkeur voor naamwoordstijl of werkwoordstijl hangt af van wanneer iets wordt opgemerkt, net als bij de sterkte van voorkeur voor bruin of blond haar. Wanneer naamwoordstijl direct wordt beoordeeld als negatief zonder dat een enkele aanwijzing gegeven is zijn de gevolgen het grootst: het is dan zaak naamwoordstijl te vermijden, het stoort de lezer wanneer een tekst gelezen wordt. Wanneer de naamwoordstijl wordt opgemerkt wanneer de lezer gestuurd wordt zijn de gevolgen iets minder natuurlijk maar nog steeds negatief. Wanneer de naamwoordstijl negatiever beoordeeld wordt wanneer de lezer gedwongen wordt te kiezen is de uitkomst nog steeds negatief maar niet meer natuurlijk en is het de vraag hoe belangrijk het is naamwoordstijl te vermijden in natuurlijke situaties. Als uitgangpunt wordt genomen dat naamwoordstijl in alle situaties effect sorteert en dat het effect groter wordt naarmate de situatie waarin naamwoordstijl wordt beoordeeld onnatuurlijker wordt. Aanname 6:
2.7
naamwoordstijl sorteert effect bij gestuurde en ongestuurde taken. Hoe meer de respondent gestuurd wordt, hoe groter het effect.
Onderzoeksvraag en hypotheses
Dat naamwoordstijl beter vermeden kan worden is nooit bewezen maar wordt wel beweerd door deskundigen. Dit advies wordt gegeven zonder kwantitatieve gegevens. Het lijkt erop dat de deskundigen elkaar napraten. Ook wanneer tegen deze negatieve tendens wordt ingegaan door Van Hogen ontbreekt het aan kwantitatieve gegevens. Ook wordt door deskundigen aangegeven op welke stijldimensie – begrijpelijkheid of aantrekkelijkheid - naamwoordstijl invloed heeft en ook hiervoor ontbreekt bewijs. In het theoretisch kader zijn verschillende aannames over de naamwoordstijl aan bod gekomen. Gelet op materiaalomvang en tijd is het is niet mogelijk om in deze scriptie alle aannames te onderzoeken. Dit onderzoek richt zich daarom op vier van de zes aannames vanuit de volgende onderzoeksvraag: Beoordelen lezers de naamwoordstijl negatiever dan de werkwoordstijl? Daarbij worden de volgende hypotheses, afgeleid van de aannames, onderzocht: Hypothese 1:
naamwoordstijl wordt negatiever beoordeeld dan werkwoordstijl op de stijldimensies begrijpelijkheid en aantrekkelijkheid
Hypothese 2:
Bij een keuze tussen naamwoordstijl en werkwoordstijl wordt gekozen voor werkwoordstijl
14
Hypothese 3:
hoe abstracter de naamwoordstijl, hoe negatiever de beoordeling: categorie 1 wordt het slechtst beoordeeld, gevolgd door categorie 2 en 3. Categorie 4 wordt het best beoordeeld.
Hypothese 4:
naamwoordstijl sorteert effect bij gestuurde en ongestuurde taken. Bij gestuurde taken is het effect groter dan bij ongestuurde taken.
15
3
3.1
Methode
Materiaal
Het tekstmateriaal is ontleend aan vier voorlichtingsbrieven van de gemeente Almere. Deze brieven maakten deel uit van een herziening van het communicatiemateriaal van de gemeente Almere. De brieven waren een toelichting bij een aanslagbiljet en een naturalisatieprocedure of hadden betrekking op de aanvraag van een identiteitskaart en een bouwvergunning. Door fragmenten uit bestaande brieven te halen is de relevantie van de resultaten gewaarborgd voor de discussie over ambtelijke taal en overheidscommunicatie.
3.2
Onderzoeksontwerp
Naamwoordstijl en werkwoordstijl werden op drie manieren met elkaar vergeleken: in context, in isolement en door vergelijking. Er werd niet alleen bekeken of respondenten een verschil constateerden tussen naamwoordstijl en werkwoordstijl maar ook wanneer dit gebeurde. De situatie waarin de respondenten de teksten in twee verschillende stijlen beoordeelden ging van natuurlijk naar uitvergroot en tot slot naar afgedwongen. In de natuurlijke situatie beoordeelden respondenten naamwoordstijl of werkwoordstijl in context en werden maximaal drie pijnpunten in het fragment aangestreept. Bij de uitgelokte situatie in isolement en bij de gedwongen keuze door vergelijking werden twee stijlen tegelijkertijd aan de respondent voorgelegd. Stijl in context en stijl in isolement kenden een tussenproefpersoonsontwerp. Hier werd gekeken in hoeverre de teksten in werkwoordstijl beter beoordeeld werden op aantrekkelijkheid en begrijpelijkheid dan de teksten in naamwoordstijl. De voorkeursvraag kende een binnenproefpersoonsontwerp. Hier werd nagegaan of de voorkeur van de respondent uitging naar naamwoordstijl of werkwoordstijl bij het lezen van beide stijlvormen. In tabel 3.1 is het onderzoeksontwerp uiteengezet. Tabel 3.1
Karakterisering van experimentele taken in termen van beoordelingssituatie en lezerreactie Lezerreactie Beoordelingssituatie
in context
kenmerk is ingebed in document
spontaan en impliciete norm = natuurlijk
in isolement
kenmerk is apart gezet
uitgelokt en impliciete norm = uitvergroot
door vergelijking
kenmerk is naast alternatief gezet
uitgelokt en expliciete norm = afgedwongen
16
3.3
De materiaalconstructie
Om de twee stijlen met elkaar te vergelijken werden teksten uit de voorlichtingsbrieven herschreven. Zo kwamen teksten tot stand waarin alleen de stijl was gemanipuleerd. Het herschrijfproces kende vier uitgangspunten: 1. De teksten moesten afkomstig zijn uit de voorlichtingsbrieven van de gemeente; 2. De teksten moesten structureel kloppend blijven en alledaags klinken; 3. Er mocht bij de herschrijvingen niets of nagenoeg niets veranderen anders dan werkwoordstijl en naamwoordstijl; 4. De teksten moesten onder te brengen zijn bij één van de vier categorieën naamwoordstijl uit het theoretisch kader en de verdeling over de categorieën moest zo gelijk mogelijk zijn. In de vragenlijsten werden fragmenten in context en zinnen in isolement beoordeeld in de naamwoordstijl en in de werkwoordstijl. Voor de manipulatie van deze zinnen en fragmenten is zoveel mogelijk uitgegaan van teksten uit de voorlichtingsbrieven van de gemeente. De acht typen zoals uiteengezet in paragraaf 2.6 werden als uitgangspunt genomen bij de herschrijving. Er kon gekozen worden of de agens behouden bleef of verdween, of er wel of geen kleurloos werkwoord werd toegevoegd en of het naamwoord een afleiding of substantivering werd. Dit vergemakkelijkte het herschrijfproces; er waren immers meer opties. Aan de hand van een tekst in context afkomstig uit de brief naturalisatie wordt het herschrijfproces nader toegelicht.
3.3.1
Het herschrijfproces
Het thema van brief 3 was naturalisatie. In deze brief werd aan aanvragers van de Nederlandse nationaliteit meegedeeld dat de aanvraag gehonoreerd was en wat er vervolgens van hen verwacht werd. Vergelijk het volgende fragment om zicht te krijgen op de manipulatie. Ter verduidelijking zijn de afzonderlijke zinnen binnen het fragment genummerd en zijn de werkwoorden en naamwoorden schuin gedrukt. (W) staat voor werkwoordstijl en (N) voor naamwoordstijl.
(N)
(1) Het machtigen van iemand anders die voor u in de plaats komt mag alleen bij hoge uitzondering. (2) Bijvoorbeeld als u door psychische of lichamelijke omstandigheden echt niet zelf kunt komen. (3) Het aantonen hiervan is verplicht en kan met een verklaring van een onafhankelijke arts. (4) Wilt u precies weten hoe het indienen van een verzoek om niet persoonlijk te hoeven komen in zijn werk gaat, belt u dan met: (036)5399912.
(W)
(1) Alleen bij hoge uitzondering kunt u iemand anders machtigen voor u in de plaats te komen. (2) Bijvoorbeeld als u door psychische of lichamelijke omstandigheden echt niet zelf kunt komen. (3) Dit moet u kunnen aantonen met een verklaring van een onafhankelijke arts. (4) Wilt u precies weten hoe u een verzoek moet indienen om niet persoonlijk te hoeven komen, belt u dan met: (036)-5399912.
17
In dit fragment zitten drie naamwoordstijlen: het machtigen, het aantonen, het indienen. Uitzondering is ook een naamwoord maar wordt in deze manipulatie niet als zodanig meegenomen omdat het een naamwoord is met een zelfstandige betekenis. Dit wil zeggen dat het naamwoord niet vervangbaar is door een werkwoord zonder dat de betekenis van het woord verandert. Een voorbeeld is de uitdrukking ‘de uitzondering op de regel’. Deze zin kan onmogelijk naar werkwoordstijl worden herschreven zonder betekenisverandering. Bij zin (1) valt het verschil in volgorde op. De naamwoordzin sluit af met alleen bij hoge uitzondering en de werkwoordzin begint hier mee. Dit is een storende factor omdat dit zou kunnen zorgen voor een verschil in de beoordeling die niet afhankelijk is van naamwoordstijl of werkwoordstijl. Ook is kunnen in de werkwoordzin mogen geworden in de naamwoordzin. Verklaring in zin 3 is ook een naamwoord dat niet gemanipuleerd wordt maar is anders dan belasting en uitzondering. Verklaring kan wel vervangen worden door het werkwoord verklaren zonder dat de betekenis verandert, daarom moet dit naamwoord herschreven of verwijderd worden. In zin (2) komt ook het verschil tussen moeten en verplicht weer terug. Tot slot staat in zin (3) in de werkwoordstijl het woord moeten en in de naamwoordstijl is dit niet aanwezig. Er zijn twee zinnen uit het fragment verwijderd en is een andere zin toegevoegd voordat gestart werd met de tweede herschrijfronde. De twee zinnen die verwijderd zijn: (2) (3)
Bijvoorbeeld als u door psychische of lichamelijke omstandigheden echt niet zelf kunt komen. Dit moet u kunnen aantonen met een verklaring van een onafhankelijke arts.
Zin (2) bevat geen werkwoord of naamwoord dat herschreven werd en heeft daarom geen toegevoegde waarde. De zin was enkel opgenomen omdat anders de overgang van zin (1) naar zin (3) onlogisch was. Zin (3) is vervangen omdat de obstakels die deze zin met zich meebracht –de woorden moeten en verplicht en de aanwezigheid van het naamwoord verklaring– niet weg te werken waren zonder één van de drie uitgangspunten zoals vermeld op de vorige bladzijde te schenden. Vergelijk de volgende fragmenten om zicht te krijgen op de tweede herschrijfronde: (N)
(1) Het naturalisatiebesluit is pas definitief na het overhandigen van het betreffende uittreksel. (2) Het machtigen van iemand anders die voor u in de plaats komt mag alleen bij hoge uitzondering. (3) Wilt u precies weten hoe indiening van een verzoek om niet persoonlijk te hoeven komen moet, belt u dan met: (036)-5399912.
(W)
(1) Het naturalisatiebesluit is pas definitief nadat ik u het betreffende uittreksel heb overhandigd. (2) U mag alleen iemand anders machtigen die voor u in de plaats komt bij hoge uitzondering. (3) Wilt u precies weten hoe u een verzoek moet indienen om niet persoonlijk te hoeven komen, belt u dan met: (036)-5399912.
Aan het begin van het fragment is een zin toegevoegd (W1) zodat de andere zinnen verwijderd konden worden zonder verlies van drie keer naamwoordstijl. Tussen (W1) en (N1) treedt meteen een nieuw probleem op: zowel de agens ik als het meewerkend voorwerp u zijn in (N1) verwijderd. Dit is relatief gemakkelijk op te lossen door het meewerkend voorwerp u te verwijderen. Het volgordeverschil tussen (W2) en (N2) is nog steeds te groot. Wel is het werkwoord mogen nu in beide zinnen gebruikt. Het werkwoord moeten is nu toegevoegd in (N3) om consistent te blijven met (W3) maar dit levert een on-
18
natuurlijk verloop van (N3) op. Vergelijk de volgende fragmenten om zicht te krijgen op de derde herschrijfronde van het fragment uit de derde brief: (N)
(1) Het naturalisatiebesluit is pas definitief na het overhandigen van het betreffende uittreksel. (2) Machtiging van iemand anders die voor u in de plaats komt mag alleen bij hoge uitzondering. (3) Wilt u precies weten hoe het indienen van zo’n verzoek in zijn werk gaat, belt u dan met (036)-5399912.
(W)
(1) Het naturalisatiebesluit is pas definitief nadat ik het betreffende uittreksel heb overhandigd. (2) Iemand anders machtigen die voor u in de plaats komt mag u alleen bij hoge uitzondering. (3) Wilt u precies weten hoe u zo’n verzoek indient belt u dan met: (036)-5399912.
De gebruikte naamwoorden zijn het overhandigen, machtiging, het indienen. Zoals eerder vermeld wordt uitzondering niet gemanipuleerd. Het volgordeverschil tussen (W2) en (N2) is verkleind door het zinsdeel mag u alleen te verplaatsen. Het onnatuurlijke verloop van (N3) is opgelost door de toevoeging van het kleurloos werkwoord in zijn werk gaan. Ook zijn de woorden om niet persoonlijk te hoeven ter verduidelijking verwijderd. Het overhandigen is een substantivering waarbij de agens ik uit de zin is verwijderd. Het volgordeverschil in zin 2 is geminimaliseerd. Machtiging is een afleiding waarbij de agens u uit de zin is verwijderd. In zin 3 is het woordje moet verwijderd om de zin in de naamwoordstijl natuurlijker te laten verlopen. Het indienen is een substantivering waarbij de agens u is verwijderd in combinatie met het kleurloos werkwoord in zijn werk gaat. In deze vorm werd het fragment onderzocht. Op eenzelfde manier zijn drie fragmenten uit de andere brieven en acht zinnen – twee uit iedere brief – herschreven. De fragmenten in natuurlijke context zijn te vinden in tabel 3.2, de zinnen in isolement per categorie in tabel 3.3 en de gedwongen keuze per categorie in tabel 3.3 en 3.4. Tabel 3.2
Naamwoordstijl en werkwoordstijl in context Naamwoordstijl
Werkwoordstijl
Fragment 1
Daaraan zijn wel voorwaarden verbonden. Zo is er geen sprake van beschikking over vermogen en moet uw inkomen lager zijn dan het gestelde normbedrag. Voordat wij kwijtschelding van het te betalen bedrag verlenen, maken wij een berekening van de mate waarin u belasting zou kunnen betalen.
Daaraan zijn wel voorwaarden verbonden. Zo beschikt u niet over vermogen en moet uw inkomen lager zijn dan het gestelde normbedrag. Voordat wij het te betalen bedrag kwijtschelden, berekenen wij de mate waarin u belasting zou kunnen betalen.
Fragment 2
Het kabinet heeft het besluit genomen om jongeren die 14 jaar worden eenmalig in de gelegenheid te stellen een gratis identiteitskaart aan te vragen. Zo
Het kabinet heeft besloten om jongeren die 14 jaar worden eenmalig in de gelegenheid te stellen een gratis identiteitskaart aan te vragen. Zo helpen wij 19
helpen wij in de bestrijding van de kosten. Let op: het aanvragen van een paspoort is niet gratis maar kost € 49,60.
de kosten bestrijden. Let op: een paspoort vraag je niet gratis aan maar kost € 49,60.
Fragment 3
Het naturalisatiebesluit is pas definitief na het overhandigen van het betreffende uittreksel. Het machtigen van iemand anders die voor u in de plaats komt mag alleen bij hoge uitzondering. Wilt u precies weten hoe het indienen van zo’n verzoek in zijn werk gaat, belt u dan met (036)-5399912.
Het naturalisatiebesluit is pas definitief nadat ik het betreffende uittreksel heb overhandigd. Iemand anders machtigen die voor u in de plaats komt mag u alleen bij hoge uitzondering. Wilt u precies weten hoe u zo’n verzoek indient belt u dan met: (036)-5399912.
Fragment 4
Aanmelding vindt plaats bij de receptie in de centrale hal (ingang stadhuisplein). Wanneer u een toelichting wil geven op uw bouwplan dient u contact op te nemen met het secretariaat van de welstands-commissie, telefoon (036)-5271596. Ook kunt u een bezoek brengen aan de website van de gemeente Almere: www.almere.nl.
U meldt zich aan bij de receptie in de centrale hal (ingang stadhuisplein). Wanneer u uw bouwplan wil toelichten dient u contact op te nemen met het secretariaat van de welstandscommissie, telefoon (036)-5271596. Ook kunt u de website van de gemeente Almere bezoeken: www.almere.nl.
20
Tabel 3.3
Naamwoordstijl en werkwoordstijl in isolement Naamwoordstijl Werkwoordstijl
substantivering zonder agens
afleiding zonder agens
substantivering met agens
afleiding met agens
1. Het indienen van een bezwaar kan U kunt een bezwaar indienen op de op de volgende manieren. volgende manieren. 2. Het aanvragen van een gratis kaart kan binnen drie maanden.
Je kunt een gratis kaart aanvragen binnen drie maanden.
1. Identificatie gebeurt met een officieel bewijs zoals een paspoort of een identiteitskaart.
Je identificeert je met een officieel bewijs zoals een paspoort of een identiteitskaart.
2. In een openbare zitting vindt de behandeling van uw bouwaanvraag plaats.
In een openbare zitting behandelt de welstandscommissie uw bouwaanvraag.
1. Vanaf dat moment kunt u de aanvraag voor een Nederlands paspoort indienen.
Vanaf dat moment kunt u een Nederlands paspoort aanvragen.
2. De welstandscommissie richt het advies aan Burgemeester en Wethouders.
De welstandscommissie adviseert aan Burgemeester en Wethouders.
1. Wilt u de betaling op een andere wijze verrichten dan kunt u het bedrag overmaken naar bankrekeningnummer 28.50.42.991.
Wilt u op een andere wijze betalen dan kunt u het bedrag overmaken naar bankrekeningnummer 28.50.42.991.
2. Op deze dag vindt de uitreiking van uw paspoort plaats door de burgemeester.
Op deze dag reikt de burgemeester uw paspoort uit.
Zinnen voor beoordeling door vergelijking
Aan de zinnen in tabel 3.3 zijn er per type naamwoordstijl twee toegevoegd. Tabel 3.4 geeft hiervan een overzicht. Deze acht zinnen zijn ontleend aan de eerste twee zinnen van de fragmenten in tabel 3.2. Sommige zinnen zijn wel iets geherformuleerd. Zo is bijvoorbeeld in een geval een telefoonnummer ge21
schrapt. De tabellen 3.3 en 3.4 geven een compleet overzicht van de zinsparen die per type naamwoordstijl ter beoordeling zijn aangeboden. Tabel 3.4
Per type naamwoordstijl de zinnen uit de fragmenten die voor de beoordeling door vergelijking zijn toegevoegd aan die in tabel 3.3
Type
Naamwoordstijl
Werkwoordstijl
substantivering Het machtigen van iemand anders die voor Iemand anders machtigen die voor u in zonder agens u in de plaats komt, mag alleen bij hoge de plaats komt, mag u alleen bij hoge uituitzondering. zondering. Het naturalisatiebesluit is pas definitief na het overhandigen van het betreffende uittreksel. afleiding zonder Zo is er geen sprake van beschikking over agens vermogen en moet uw inkomen lager zijn dan het gestelde normbedrag. Aanmelding vindt plaats bij de receptie in de centrale hal (ingang stadhuisplein). substantivering Het kabinet heeft het besluit genomen om met agens jongeren die 14 jaar worden, eenmalig in de gelegenheid te stellen een gratis kaart aan te vragen.
Het naturalisatiebesluit is pas definitief nadat ik het betreffende uittreksel heb overhandigd. Zo beschikt u niet over vermogen en moet uw inkomen lager zijn dan het gestelde normbedrag. U meldt zich aan bij de receptie in de centrale hal (ingang stadhuisplein). Het kabinet heeft besloten om jongeren die 14 jaar worden, eenmalig in de gelegenheid te stellen een gratis kaart aan te vragen.
Zo helpen wij in het bestrijden van de kos- Zo helpen wij de kosten te bestrijden. ten. afleiding met agens
Voordat wij kwijtschelding van het te beta- Voordat wij het te betalen bedrag kwijtlen bedrag verlenen, nemen wij contact op schelden, nemen wij contact op met de belasting. met de belasting. Wanneer u een toelichting wilt geven op Wanneer u uw bouwplan wilt toelichten, uw bouwplan, dient u contact op te nemen dient u contact op te nemen met het semet het secretariaat van de welstandscretariaat van de welstandscommissie. commissie.
22
3.4
Instrumentatie
3.4.1
Persoonlijke gegevens
Er is gevraagd naar sekse, leeftijd, hoogst genoten opleiding en moedertaal. 3.4.2
Tekstwaardering
Er is beoordeeld op twee aspecten: aantrekkelijkheid en begrijpelijkheid. Ieder aspect is bevraagd met drie items die zijn gescoord op een zevenpuntsschaal (zeer mee oneens - zeer mee eens). De volledige lijst met items staat in tabel 3.5 (aantrekkelijk: A1-A3; begrijpelijk: B1-B3). De feitelijke samenhang van de items is nagegaan met een principale componentenanalyse onder toepassing van varimaxrotatie. Deze analyse is apart uitgevoerd voor de beoordelingen van de fragmenten (taak 1) en de zinnen (taak 2). Voor de interpretatie van de componenten is uitgegaan van de vuistregel dat alleen items met een lading van .50 of meer wezenlijk bijdragen. De items bleken te clusteren tot twee groepen die precies overeenkwamen met de apriori-indeling. De betrouwbaarheid van de schalen was goed voor begrijpelijk (fragment: Cronbach’s alpha .90; zin: Cronbach’s alpha .90) en adequaat voor aantrekkelijk (fragment: Cronbach’s alpha .69; zin: Cronbach=s alpha .75). Tabel 3.5
Ladingen van de tekstwaarderingsitems na varimax-rotatie
B1 goed te volgen B2 duidelijk B3 helder A1 saai A2 eentonig A3 vervelend Percentage verklaarde variantie
Beoordeling fragment
Beoordeling zin
begrijpelijk aantrekkelijk
begrijpelijk aantrekkelijk
.92 .88 .88
-.08 -.16 -.18
.89 .92 .89
-.16 -.07 -.14
-.13 -.00 -.39
.84 .84 .62
-.07 -.03 -.29
.87 .84 .69
42.9
30.8
42.0
33.3
Noot Wanneer de factorlading .50 of meer is, dan is de achtergrond gearceerd. Iedere term werd voorafgegaan door het fragment is ... respectievelijk de zin is ....
23
3.4.3
Vergelijking tussen varianten
Voor ieder zinspaar is gevraagd naar de gelijkheid in betekenis, de voorkeur voor een van de twee varianten en de sterkte van deze voorkeur (zie (1)). (1)
a b c
Zin 1 en 2 betekenen hetzelfde Ik heb een voorkeur voor Deze voorkeur is
3.5
Opzet van het onderzoek
0 ja 0 zin 1 0 sterk
0 nee 0 zin 2 0 zwak
Het onderzoek bestond uit vier taken voor de respondent die uiteengezet waren in een vragenlijst. De taken zijn terug te vinden in tabel 3.6. Tabel 3.6
Volgorde van de taken bij de afname van het experiment
in context
in context
in isolement
Taak 1a
Taak 1b
Taak 2
opsporen van maximaal drie pijnpunten in
scoor één fragment scoor twee zinnen uit tabel3.2 op de uit tabel 3.3 op de waarderingsitems waarderingsitems
het fragment.
door vergelijking Taak 3
Taak 4
scoor vier zinsparen uit geef voor dezelfde vier zintabel 3.4 op gelijkheid sparen aan welke variant de voorkeur heeft, en hoe van betekenis sterk die voorkeur is
In taak 1 en taak 2 kreeg de respondent de teksten in naamwoordstijl of werkwoordstijl te lezen. In taak 3 en 4 werden de twee stijlen met elkaar vergeleken en las de respondent beide stijlen. Taak 1a werd uitgevoerd om te achterhalen of naamwoordstijl vaker gezien wordt als pijnpunt dan werkwoordstijl. Met andere woorden: wordt een woord in naamwoordstijl vaker aangestreept als pijnpunt dan datzelfde woord in werkwoordstijl. Deze taak werd uitgevoerd om achteraf te bekijken of naamwoordstijl ingebed in een document spontaan wordt aangestreept door de respondent (zie tabel 3.1). Taak 1b ging eveneens over naamwoordstjil in context. Ditmaal werd bekeken of naamwoordstijl een natuurlijke lezersreactie teweeg brengt: valt naamwoordstijl negatief op wanneer deze is ingebed in het document. Taak 2 was meer gestuurd; de lezersreactie werd uitgelokt omdat naamwoordstijl uit de context werd gehaald en in isolement werd geplaatst: de respondent las enkel de zin waar naamwoordstijl in voor kwam. In taak 3 en 4 werd de reactie tot slot afgedwongen: de respondent las beide stijlen en gaf aan of er verschil in betekenis bestond en naar welke zin de voorkeur uitging. 3.5.1
Opzet van de vragenlijst
Het onderzoek werd afgenomen aan de hand van een vragenlijst. Een vragenlijst kan het beste gebruikt worden voor een grootschalig, beschrijvend onderzoek met als doel de verdeling van verschijnselen, kenmerken of opinies in een bevolking of groepering vast te stellen (’t Hart et al, 2004). Dit was in dit onderzoek de bedoeling. Bij ieder briefthema hoorde twee vragenlijsten: een versie naamwoordstijl (N) 24
en een versie werkwoordstijl (W). In versie N werd gestart met naamwoordstijl, in versie W met werkwoordstijl. In figuur 3.1 zijn de verschillende versies uiteengezet. Brief thema’s
Aanslagbiljet
Versie N
Figuur 3.1
Identiteitskaart
Versie W
Versie N
Versie W
Naturalisatie
Versie N
Versie W
Bouwvergunning
Versie N
Versie W
De versies van de vragenlijsten
De volgorde van de vragenlijsten is systematisch gevarieerd: in versie N werd het fragment gegeven in naamwoordstijl, zin 1 in werkwoordstijl en zin 2 in naamwoordstijl. In versie W gebeurde dit precies andersom. Er is bewust gekozen om versie N niet alleen uit zinnen in naamwoordstijl te laten bestaan omdat de zinnen bij de taak 3 en taak 4 vergeleken gaan worden. Wanneer voorafgaand aan taak 3 en 4 enkel zinnen in naamwoord- dan wel werkwoordstijl gelezen zouden zijn, kan dit de resultaten van taak 3 en 4 beïnvloeden. In taak 3 en 4 werden zinnen vergeleken. De zinnen die vergeken werden waren al beoordeeld in taak 1 of 2. Per zinspaar werd afwisselend met naamwoord- of werkwoordstijl gestart. Het starten met naamwoordstijl of werkwoordstijl is in alle taken systematisch gevarieerd. Ook de volgorde van zinsparen werd systematisch gevarieerd. In versie N werd gestart met de zinnen afkomstig uit taak 2. In versie N werd gestart met de zinnen afkomstig uit de fragmenten (zie tabel 3.3 en 3.4). Voor taak 3 en 4 werden dezelfde zinnen gebruikt als voor taak 1 en 2. Taak 1 en 2 betroffen de waardering van stijl, taak 3 en 4 betroffen de vergelijking van twee stijlen. Het materiaal werd één keer beoordeeld en één keer vergeleken.
3.6
Procedure
De vragenlijsten zijn in de laatste drie weken van mei 2009 afgenomen. Iedere respondent las één brief en vulde hierover één vragenlijst in. De respondent las eerst de uitleg van het onderzoek. Vervolgens werd de brief in zijn totaliteit gelezen en daarna werd gestart met de vragen. Eerst werden de persoonsgegevens ingevuld en vervolgens werd het algemene onderzoek van de UvT ingevuld. Hierop volgden de verschillende taken met de bijbehorende vragen over de naamwoordstijl. In de instructie werd verteld dat er mede namens de gemeente Almere medewerking gevraagd werd aan een onderzoek over de brieven en teksten van de gemeente Almere. Er stond niets vermeld over de naamwoordstijl. In de instructie stond verder uitgelegd hoe de vragenlijst ingevuld diende te worden en dat de vragen beantwoord moesten worden in een redelijk snel tempo. Tot slot stond vermeld dat een reactie nooit fout kon zijn omdat het ging om een persoonlijke mening. Na het lezen van de instructie vroeg de proefleider of alles duidelijk was. Vervolgens startte de respondent met het invullen van de vragen. De afname 25
duurde gemiddeld 15 minuten. Ook studenten van het college Tekstkwaliteit hebben vragenlijsten afgenomen. Hierdoor waren er verschillende proefleiders actief wat invloed van de proefleider op de gegeven antwoorden uitsluit. Alle vragenlijsten zijn afgenomen in Almere op verschillende locaties waaronder de bibliotheek, het Stadhuis, het winkelcentrum, de McDonalds en een middelbare school. Bij de afname is gestreefd naar een gelijkmatige verdeling over sekse en leeftijd.
3.7
Samenstelling respondentgroep
Aan het onderzoek namen 309 proefpersonen deel, 132 mannen en 177 vrouwen. De leeftijd varieerde van 12 tot 83 jaar, met een gemiddelde van 39.4 jaar (sd 18.4). Er is gevraagd naar leeftijd, geslacht, opleiding, woonplaats en moedertaal. Het opleidingsniveau is ingedeeld in laag, gemiddeld en hoog. Laag betekent basisonderwijs, voorbereidend beroepsonderwijs of algemeen vormend onderwijs. Gemiddeld staat voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs. Tot de categorie hoog behoren het hoger beroepsonderwijs en het wetenschappelijk onderwijs. 44% van de respondenten bevond zich in de categorie laag, 24.3% in de categorie middelbaar en 31.7 % in de categorie hoog. 94.2% van de respondenten woonde in de gemeente Almere. 92.9% van de respondenten had de Nederlandse taal als moedertaal.
3.8
Statistische verwerking van de gegevens
De uniciteit van de tekstwaarderingsschalen is geëvalueerd met een principale componentenanalyse met toepassing van varimax-rotatie, hun homogeniteit aan de hand van Cronbach’s alpha. Bij beoordeling in context zijn beide tekstwaarderingen geëvalueerd met een meerweg manova met als tussengroepsfactoren stijl (naamwoord, werkwoord), fragment (vier niveaus, zie Tabel 3.2), leeftijdscategorie (<35, 36-54, >55), sekse (man, vrouw) en opleidingscategorie (laag, middelbaar, hoog). Er is uitgegaan van een gereduceerd model met alleen de hoofdeffecten van de vijf factoren en de vier tweeweginteracties waarin stijl betrokken was. Bij beoordeling in isolement is de evaluatie voor ieder van de vier typen nominalisering afzonderlijk volgens dezelfde opzet uitgevoerd zij het dat de factor fragment vervangen was door de factor zin. Bij beoordeling door vergelijking zijn verschillen tussen proporties geëvalueerd met de Chi kwadraat toets. Met dezelfde toets is tevens per score nagegaan of de waarde afweek van .50 om te bepalen ‘of men anders had gereageerd dan op kansniveau’.
26
4
4.1
Resultaten
Opsporen pijnpunten stijl in context
In tabel 4.1 staan de verschillen voor het opsporen van pijnpunten voor naamwoordstijl en werkwoordstijl in context. Naamwoordstijl werd niet vaker gezien als pijnpunt dan werkwoordstijl (t (307) =.96, p=.34). Tabel 4.1
Opsporen pijnpunten in relatie met stijl (score is minimaal 0, maximaal 3). Aanstrepen naamwoordstijl of werkwoordstijl
Naamwoordstijl Werkwoordstijl
4.2
.44 .36
Reacties bij beoordeling in context
In Tabel 4.2 staan de scores op beide tekstwaarderingen in relatie met stijl. Bij aantrekkelijk was er geen effect van stijl (F<1) maar wel een interactie tussen stijl en opleidingsniveau (F(2,290)=3.71, p<.05, η2=.025; alle overige gevallen: F<1.14, p>.32). Bij begrijpelijk was er geen effect van stijl (F<1), ook niet in interactie met een andere factor (in alle gevallen: F<1.24, p>.29). Tabel 4.2
Bij beoordeling in context de tekstwaarderingen in relatie met stijl (score in minimaal 1, maximaal 7)
naamwoordstijl
werkwoordstijl
aantrekkelijk
4.23
4.13
begrijpelijk
5.02
5.04
De interactie bij aantrekkelijkheid tussen stijl en opleidingscategorie wordt in Figuur 4.1 weergegeven. De lager opgeleiden reageerden positiever op de werkwoordstijl, de middelbaar en hoog opgeleiden positiever op de naamwoordstijl.
27
Figuur 4.1 Bij waardering op aantrekkelijkheid de interactie tussen stijl en opleidingscategorie
4.3
Reacties bij beoordeling in isolement
In Tabel 4.3 staan, voor ieder van de vier typen naamwoordstijl, de scores op de twee tekstwaarderingen in relatie met stijl. Voor aantrekkelijk was er een effect van stijl bij substantivering met agens (F(1,135)= 10.90, p<.001, η2=.075; alle interacties: F<3.56, p>.06). Werkwoordstijl scoorde hoger. De andere drie typen naamwoordstijl lieten geen effect van stijl zien (in alle gevallen: F<1), ook niet in interactie met een van de andere factoren (in alle gevallen: F<1.61, p>.21). Voor begrijpelijk was er een effect van stijl bij afleiding zonder agens (F(1,143)=5.30, p<.025, η2=.036; alle interacties: F<1.90, p>.16) en bij substantivering met agens (F(1,135)= 4.86, p<.05, η2=.035; alle interacties: F<1). Werkwoordstijl scoorde hoger. De andere twee typen naamwoordstjil lieten geen effect van stijl zien (in alle gevallen: F<1.40, p>.24), ook niet in interactie met een van de andere factoren (in alle gevallen: F<1.18, p>.31).
28
Tabel 4.3
Bij beoordeling in isolement per type naamwoordstijl de tekstwaarderingen in relatie met stijl (score in minimaal 1, maximaal 7)
Aantrekkelijk
Begrijpelijk
naamwoordstijl
werkwoordstijl
zonder agens
substantivering afleiding
4.58 4.36
4.51 4.50
met agens
substantivering afleiding
4.05 4.81
4.74 4.65
zonder agens
substantivering afleiding
5.98 4.79
5.84 5.64
met agens
substantivering afleiding
5.43 5.64
5.94 5.90
Noot Bij een statistisch betrouwbaar verschil is de achtergrond van de hoogste score gearceerd.
4.4
Reacties bij beoordeling door vergelijking
In Tabel 4.4 staan, voor ieder van de vier typen naamwoordstijl, de scores op gelijkheid van betekenis en de mate van voorkeur in relatie met type naamwoordstijl. Bij de beoordeling op gelijkheid van betekenis varieerde de score behoorlijk: van 70. 0 tot 92.4 procent (X2 (3)=50.74, p<.001). De typen met een agens scoorden hoger dan die zonder een agens (87.0 versus 76.0%, X2 (1)=25.33, p<.001). Het toevoegen van een agens bij de werkwoordstijl maakte dat men een zin minder vaak gelijkluidend vond met de naamwoordvariant. De typen met een substantivering scoorden niet veel anders dan die met een afleiding (80.6 versus 83.8%, X2 (1)=2.14, p=.14). De wijze van woordvorming had amper invloed op de beoordeling naar betekenis. Bij de mate van voorkeur varieerde de score niet veel: van 61.9 tot 71.0 procent (X2 (3)= 7.22, p=.07). Bij tweederde van de reacties was de voorkeur sterk. De typen met respectievelijk zonder en met een agens scoorden vrijwel gelijk (66.8 versus 67.2%, X2 (1)=0.02, p=.90). De typen met een substantivering scoorden wel anders dan die met een afleiding (63.7 versus 70.4%, X2 (1)=6.07, p<.025). Bij substantivering was de voorkeur iets minder vaak sterk. Tabel 4.4
Bij beoordeling door vergelijking per type naamwoordstijl het oordeel over betekenis en de mate van voorkeur (in percentages; iedere score is gebaseerd op 309 reacties) gelijk naar betekenis
voorkeur is sterk
zonder agens
substantivering afleiding
80.4 70.0
65.6 69.3
met agens
substantivering afleiding
80.8 92.4
61.9 71.0
29
In Tabel 4.5 staat, voor ieder van de vier typen naamwoordstijl, in welke mate men de voorkeur gaf aan de werkwoordstijl in relatie met het type naamwoordstijl. Wanneer alle reacties samen worden genomen, dan wijkt ieder van de scores statistisch betrouwbaar af van de 50-50 verdeling (alle X2 >4.43, p<.05). Er is een aanwijsbare voorkeur voor de werkwoordstijl. Maar er was wel een verschil tussen de typen naamwoordstijl (X2 (3)=23.97, p<.001). De score bij substantivering zonder agens deed beduidend onder voor die van de andere drie typen (56% tegen gemiddeld 71%). Dit verschil was voor een belangrijk deel te wijten aan het zinspaar waarin een ik als agens is opgevoerd (zie Tabel 4 voor dit item). Bij opsplitsing naar het oordeel over de betekenisgelijkheid van het zinspaar blijkt de voorkeur voor de werkwoordstijl bij gelijk iets groter te zijn dan bij verschillend. Dit effect is alleen bij substantivering zonder agens statistisch betrouwbaar (X2 (1)=6.94, p<.01); in alle andere gevallen: (X2 <1.45, p>.23). Dit effect kwam grotendeels op rekening van de zin met ik. Bij gelijke betekenis weken alle scores af van de 50-50 verdeling, bij verschil in betekenis maar twee van de vier. Bij opsplitsing naar de mate van voorkeur blijkt de voorkeur voor de werkwoordstijl bij sterk groter te zijn dan bij zwak. Dit effect is statistisch betrouwbaar bij substantivering met agens (X2 1)=4.12, p<.05) en bij afleiding met agens (X2 (1)=8.43, p<.005; in alle andere gevallen: (X2 <0.08, p>.77). Bij een zwakke voorkeur verkleint de aanwezigheid van een agens blijkbaar de noodzaak om de naamwoordstijl weg te werken. Bij een sterke voorkeur weken drie van de vier scores af van de 50-50 verdeling, bij een zwakke voorkeur twee van de vier. Tabel 4.5
Bij beoordeling door vergelijking de voorkeur voor werkwoordstijl in relatie met type naamwoordstijl (in percentages) oordeel over betekenis
mate van voorkeur
over alle reacties
verschillend
gelijk
zwak
sterk
zonder agens
substantivering afleiding
56.0 73.5
41.0 68.1
59.7 75.8
54.7 72.9
56.4 73.4
met agens
substantivering afleiding
70.9 68.8
68.3 67.9
71.5 68.8
64.2 57.5
74.9 73.1
Noot de achtergrond van de score is gearceerd indien deze statistisch betrouwbaar verschilt (hoger of lager van .50, de zogenaamde reactie op kansniveau). In de eerste kolom zijn de scores steeds gebaseerd op 309 reacties; in de tweede en derde respectievelijk vierde en vijfde kolom is dit aantal gesplitst over beide kolommen (conform de verhoudingen in tabel 4.5).
4.5
Beoordeling in context: een post hoc vergelijking met stijlvoorkeur
Op basis van de laatste taak, de beoordeling door vergelijking, zijn de respondenten achteraf ingedeeld naar hun stijlvoorkeur. Wie in de vier vergelijkingen drie of vier keer de voorkeur gaf aan de werkwoordvariant, is in de groep voorkeur voor werkwoordstijl geplaatst (n=196, 63.4%). De overige respondenten kwamen in de groep voorkeur voor naamwoordstijl (n=113, 36.6%). De in context gegeven beoor30
delingen zijn opnieuw geëvalueerd met dit keer stijlvoorkeur als extra tussengroepsfactor. Tabel 4.1 geeft de resultaten van de oorspronkelijke analyse, Tabel 4.6 die van de post hoc analyse. Het patroon in de scores is conform de verwachting: scores waren het hoogst wanneer de stijl in het fragment overeenkwam met de eigen stijlvoorkeur. Deze ogenschijnlijke interactie tussen stijl en stijlvoorkeur is verre van statistisch betrouwbaar (aantrekkelijk: F(1,282)=2.04, p=.15; begrijpelijk: F<1). Hoe men spontaan reageerde, blijkt behoorlijk los te staan van de voorkeur die men zei te hebben. Tabel 4.6
Bij beoordeling in context per stijlvoorkeur de tekstwaarderingen in relatie met stijl (score in minimaal 1, maximaal 7)
naamwoordstijl
werkwoordstijl
aantrekkelijk
voorkeur voor naamwoordstijl voorkeur voor werkwoordstijl
4.39 4.13
4.00 4.21
begrijpelijk
voorkeur voor naamwoordstijl voorkeur voor werkwoordstijl
5.08 5.03
4.97 5.17
31
5
5.1
Conclusies en discussie
Conclusies
Werkwoordstijl werd, in beperkte mate, hoger gewaardeerd dan naamwoordstijl en kreeg, in bescheiden mate, de voorkeur boven naamwoordstijl. De reacties bleken af te hangen van het type beoordelingstaak en in bepaalde gevallen ook van persoonskenmerken van de beoordelaar. Het type nominalisering speelde slechts in één geval een rol: bij de substantivering zonder agens was de reactie op naamwoordstijl minder negatief. Bij de beoordeling in context verschilde de waardering tussen de stijlvarianten niet. Bij de beoordeling in isolement viel de waardering in een beperkt aantal gevallen positiever uit voor de werkwoordstijl; dit effect was bij het oordeel over begrijpelijkheid iets duidelijker dan bij dat over aantrekkelijkheid. Bij de beoordeling door vergelijking kreeg de werkwoordstijl vaker de voorkeur. Deze voorkeur werd iets frequenter wanneer men geen betekenisverschil zag tussen de stijlvarianten, en wanneer men een sterke voorkeur had voor een van de stijlvarianten. Het type naamwoordstijl speelde een kleine rol. Alleen bij de substantivering zonder agens reageerde men nogal afhoudend op de variant in werkwoordstijl. Dit effect kwam vrijwel geheel voor rekening van de zin waarin als agens een ik werd opgevoerd. Zinsparen waarin een we was toegevoegd, hadden niet zo’n reactie tot gevolg. Van de persoonskenmerken van de beoordelaar bleek het opleidingsniveau een rol te spelen bij de beoordeling in context. De lager opgeleiden vonden de werkwoordstijl aantrekkelijker, de middelbaar en hoger opgeleiden de naamwoordstijl. Een post hoc analyse liet zien dat de waardering van een stijl en de voorkeur voor een stijl nauwelijks met elkaar samenhingen.
5.2
Discussie
Dit onderzoek laat zien dat de naamwoordstijl pas effect heeft bij de gedwongen keuze tussen twee schrijfstijlen. Op dat moment kiezen de respondenten voor werkwoordstijl. Wanneer geen gedwongen keuze plaatsvindt en respondenten de tekst in natuurlijke context of in isolement lezen zijn nauwelijks beoordelingsverschillen zichtbaar. Beide stijlen worden op een schaal van 1 tot 7 hoog beoordeeld wat aangeeft dat respondenten met zowel naamwoordstijl als werkwoordstijl geen problemen hebben. De aanstreeptaak laat zien dat naamwoordstijl iets vaker wordt gezien als pijnpunt dan werkwoordstijl maar ook naamwoordstijl wordt met een gemiddelde van .44 - met een minimum van 0 en een maximum van 3 keer aanstrepen - weinig aangestreept. De problemen met naamwoordstijl in natuurlijke context en isolement zijn minimaal. De gevolgen van naamwoordstijl komen pas in zicht wanneer de respondent gedwongen wordt te kiezen. Net als bij het voorbeeld uit hoofdstuk 1 waar de man pas iets vond van de nieuwe haarkleur van de vrouw nadat ze vroeg: “wat vind je mooier?”. In het begin zag hij niet dat ze haar haar geverfd had en ook met een aanwijzing wist hij niet wat ze bedoelde. Bij naamwoordstijl is deze lijn ook zichtbaar: in context wordt niets gevonden en ook wanneer naamwoordstijl uit de context wordt gehaald en in één zin wordt aangeboden, waardoor de nadruk meer op de stijl komt te liggen, is 32
er geen resultaat. De onderzoeksvraag - beoordelen lezers de naamwoordstijl negatiever dan de werkwoordstijl - moet negatief beantwoord worden voor de beoordeling in natuurlijke context of isolement. Bij een gedwongen keuze wordt de onderzoeksvraag positief beantwoord.
5.2.1
Aantrekkelijkheid en begrijpelijkheid
Aantrekkelijkheid Het onderzoek laat geen resultaten zien voor de aantrekkelijkheid van een tekst. Bij de beoordeling van het fragment wordt naamwoordstijl iets positiever beoordeeld dan werkwoordstijl op de stijldimensie aantrekkelijkheid. Bij de zinnen worden vier van de acht zinnen in naamwoordstijl beter beoordeeld dan in werkwoordstijl. Eén keer wordt een zin in werkwoordstijl significant beter beoordeeld. De eerste hypothese - naamwoordstijl wordt negatiever beoordeeld dan werkwoordstijl op de stijldimensies begrijpelijkheid en aantrekkelijkheid - wordt hiermee voor de stijldimensie aantrekkelijkheid verworpen. Een tekst in naamwoordstijl werd niet aantrekkelijker gevonden dan een tekst in werkwoordstijl. De indeling van naamwoordstijl bij de stijldimensie aantrekkelijkheid zoals Renkema, Steehouder et al en Verhoeven en Wekking doen wordt niet ondersteund. De naamwoordstijl maakt een tekst niet saai, eentonig en vervelend (items met betrekking op de aantrekkelijkheid). Omdat naamwoordstijl geen invloed uitoefent op de aantrekkelijkheid van een tekst kan gesteld worden dat deskundigen te snel en ondoordacht negatieve termen koppelen aan de naamwoordstijl die samenhangen met de aantrekkelijkheid van een tekst. De Koning koppelt termen als ‘misvormen’, ‘gruwelen’, ‘onnatuurlijk’ en ‘houterig’ aan de naamwoordstijl. Uit dit onderzoek blijkt dat er geen draagvlak is voor het gebruik van deze termen. Eveneens bestaat geen draagvlak voor de term ‘saai’ van Renkema. Het verschil tussen concreet en abstract heeft geen invloed op de aantrekkelijkheid van een tekst. Woorden koppelen aan de naamwoordstijl die betrekking hebben op de aantrekkelijkheid -zoals saai of droog- is daarmee niet wetenschappelijk verantwoord. De uitspraak van Onrust (2005) dat de koppeling van naamwoordstijl aan termen als abstract en saai heeft geleid tot de negativiteit rondom het gebruik van de naamwoordstijl zou met deze uitkomsten kunnen worden ondersteund. Of deze termen daar daadwerkelijk toe geleid hebben kan op basis van deze resultaten niet worden bepaald. Daarvoor zou aanvullend onderzoek nodig zijn naar de specifieke gevolgen van de koppeling van deze termen aan de naamwoordstijl. Begrijpelijkheid Het onderzoek laat geen resultaten zien voor de begrijpelijkheid van een tekst. Het fragment wordt in werkwoordstijl iets beter beoordeeld op de stijldimensie begrijpelijkheid maar dit resultaat is niet statistisch betrouwbaar. Bij de beoordeling van naamwoordstijl in isolement worden zes van de acht zinnen beter beoordeeld op begrijpelijkheid in de werkwoordstijl. Eén keer is het verschil in beoordeling significant. Er is een lichte neiging om naamwoordstijl beter te beoordelen op de stijldimensie begrijpelijkheid, maar ook dit verschil is niet voldoende om hypothese 1 voor deze stijldimensie te kunnen handhaven. Ook voor de stijldimensie begrijpelijkheid wordt hypothese 1 daarom verworpen. Gerritsen beweert dat naamwoordstijl net als tangconstructies en zinnen met een lange aanloop invloed hebben op de begrijpelijkheid van een tekst. Met dit onderzoek is aangetoond dat ook voor deze uitspraak geen draagvlak bestaat.
33
5.2.2
De gedwongen keuze
De vragenlijst was opgezet in een vorm waarbij gestart werd met beoordeling van stel in context, gevolgd door beoordeling van stijl in isolement en tot slot een gedwongen keuze. Er is gekozen voor deze vorm om te achterhalen wanneer de naamwoordstijl effect sorteert. Bij de gedwongen keuze werd geen onderscheid meer gemaakt naar begrijpelijkheid en aantrekkelijkheid maar gevraagd naar de voorkeur van de respondent. Bij de gedwongen keuze werd als eerste een betrouwbaar effect gevonden: twaalf van de zestien zinnen kregen de voorkeur in werkwoordstijl. Uit deze bevinding kan geconcludeerd worden dat werkwoordstijl pas de voorkeur krijgt wanneer de respondent gedwongen wordt te kiezen. Deze situatie is echter niet natuurlijk: op deze manier wordt en tekst normaal gesproken niet gelezen. Er moet daarom nagedacht worden over het belang van dit resultaat. Net als bij het voorbeeld tussen de man en vrouw is er pas effect wanneer voldoende aanwijzingen gegeven worden. De man zal de vrouw niet negatiever beoordelen omdat hij haar nieuwe haarkleur in eerste instantie niet eens gezien had. Ditzelfde geldt voor de naamwoordstijl. De tweede hypothese – bij keuze tussen naamwoordstijl en werkwoordstijl wordt gekozen voor werkwoordstijl – kan wordt bevestigd.
5.2.3
De categorieën
Er was geen verschil zichtbaar in de beoordeling van naamwoordstijl in categorie 1 en in categorie 4. Zowel bij de zinnen in isolement als bij de gedwongen keuze was geen lijn te vinden in de beoordelingsverschillen tussen de verschillende categorieën. Ondanks het feit dat hypothese 3 - hoe abstracter de naamwoordstijl, hoe negatiever de beoordeling: categorie 1 wordt het slechtst beoordeeld, gevolgd door categorie 2 en 3. Categorie 4 wordt het best beoordeeld – verworpen moet worden wordt met dit resultaat niet meteen aangenomen dat agens en soort naamwoordstijl helemaal geen invloed uitoefenen op de beoordeling van de verschillende categorieën omdat relatief weinig materiaal gebruikt is om dit te testen. Het fragment en de aanstreeptaak zijn bij deze hypothese niet meegenomen. Bovendien is in het theoretisch kader aan de hand van theorie van Onrust et al beredeneerd dat het verschil in abstract en concreet tussen naamwoordstijl en werkwoordstijl afkomt van aan- of afwezigheid van een agens. In een onderzoek tussen enkel werkwoordstijl en naamwoordstijl categorie 1 zou bevestigd moeten worden dat aan- of afwezigheid van agens en type naamwoordstijl inderdaad geen invloed uitoefenen op de begrijpelijkheid en aantrekkelijkheid. Deze twee kenmerken worden bij de analyse van de resultaten daarom wel meegenomen als mogelijke oorzaken van afwijkende resultaten. De zinnen in isolement die positiever werden beoordeeld in naamwoordstijl en de zinnen van de gedwongen keuze waarbij de keuze uitging naar naamwoordstijl worden geanalyseerd om te kijken of er argumenten bestaan voor de keuzes van de respondenten.
5.2.4
Voorkeur voor naamwoordstijl; de zinnen in isolement
Twee zinnen worden op zowel begrijpelijkheid als aantrekkelijkheid beter beoordeeld in naamwoordstijl. De eerste zin is zin 2 uit categorie 1: (N) (W)
Het aanvragen van een gratis kaart kan binnen drie maanden. Je kunt een gratis kaart aanvragen binnen drie maanden.
34
Voor deze zin is vanuit de categorieën geen verklaring te bedenken want de zin valt in de meest abstracte categorie – substantivering zonder agens – wat volgens de theorie zou betekenen dat deze zin in naamwoordstijl negatief beoordeeld wordt. De agens je is verwijderd en het werkwoord aanvragen is herschreven naar het naamwoord het aanvragen. Een mogelijk argument voor het afwijkende resultaat is het feit dat de zin afkomstig is uit het briefthema identiteitskaart. Deze brief werd voornamelijk beoordeeld door respondenten onder de 18 jaar. De chi-kwadraattoets wees echter uit dat er geen samenhang bestond tussen leeftijd en voorkeur voor deze zin. zin. Een andere verklaring kan voor deze uitkomst niet worden gevonden. De tweede zin waar naamwoordstijl beter beoordeeld werd op stijldimensie begrijpelijkheid en aantrekkelijkheid is zin 1 uit categorie 2: (N) (W)
Identificatie gebeurt met een officieel bewijs zoals een paspoort of een identiteitskaart. Je identificeert je met een officieel bewijs zoals een paspoort of een identiteitskaart.
Dit is een naamwoordstijl in categorie 2: de agens je is verwijderd en het werkwoord identificeert is herschreven naar het naamwoord identificatie. De categorie naamwoordstijl is abstract: naamwoordstijl zou op basis hiervan minder goed beoordeeld moeten worden dan werkwoordstijl. Een argument voor de lage beoordeling van werkwoordstijl kan zijn dat je zowel als agens als wederkerend voornaamwoord gebruikt wordt. De formulering je identificeert je kan de oorzaak zijn voor voorkeur van de zin in naamwoordstijl. Twee zinnen worden op de stijldimensie aantrekkelijkheid beter beoordeeld in naamwoordstijl dan in werkwoordstijl. De eerste zin is zin 1 uit categorie 1: (N) (W)
Het indienen van een bezwaar kan op de volgende manieren. U kunt een bezwaar indienen op de volgende manieren.
In deze zin is sprake van een naamwoordstijl uit categorie 1 waarbij de agens u is verwijderd en het werkwoord indienen het naamwoord het indienen is geworden. De enige mogelijke beredenering is dat mensen ook hier de agens u uit de zin in werkwoordstijl te direct vinden omdat bezwaar een negatief woord is en zij zelf geen bezwaar in willen dienen. Het feit dat mensen in de zin in werkwoordstijl persoonlijk aangesproken worden op iets wat niet per se positief hoeft te zijn kan een reden zijn voor de lagere beoordeling in werkwoordstijl. Renkema, Burger en de Jong en Onrust noemen het gebruik van naamwoordstijl positief in gevallen dat het niet gewenst is een handelend persoon te noemen. Bovenstaande zin is een voorbeeld van zo’n geval. De volgende zin is zin 2 uit categorie 4: (N) (W)
Op deze dag vindt de uitreiking van uw paspoort plaats door de burgemeester. Op deze dag reikt de burgemeester uw paspoort uit.
De naamwoordstijl is ingedeeld in de meest concrete categorie: de agens de burgemeester is behouden gebleven. Wel is de agens in de naamwoordstijl geplaatst in de doorbepaling. Het werkwoord reikt uit is herschreven naar de afleiding de uitreiking met daarbij het kleurloos werkwoord vindt plaats. Door toevoeging van het kleurloos werkwoord kan de agens de burgemeester behouden blijven. De zin behoort 35
tot categorie 4, de meest concrete vorm van naamwoordstijl. Hierin kan de verklaring voor de beoordeling worden gevonden.
5.2.5
Voorkeur voor naamwoordstijl; de gedwongen keuze
Twaalf keer kreeg de werkwoordstijl de voorkeur bij de gedwongen keuze, vier keer gebeurde dit niet. De zinnen waarbij dit niet gebeurde worden uiteengezet met daarbij een mogelijke verklaring. De eerste zinnen waarbij geen significant verschil optrad was zin 1 uit categorie 3: (N) (W)
Zo helpen wij in de bestrijding van de kosten. Zo helpen wij de kosten te bestrijden.
Er is hier sprake van een afleiding met agens: de afleiding bestrijding met de agens wij. De aanwezigheid van de agens wordt hier als mogelijke oorzaak gezien voor het feit dat de zin in de werkwoordstijl geen statistisch betrouwbare voorkeur krijgt. De volgende zin waarbij geen significant verschil optrad was is zin 2 uit categorie 1: (N) (W)
Het aanvragen van een gratis kaart kan binnen drie maanden. Je kunt een gratis kaart aanvragen binnen drie maanden.
Het is opvallend dat deze zin beter wordt beoordeeld in naamwoordstijl omdat deze zin ook beter wordt beoordeeld op begrijpelijkheid en aantrekkelijkheid in isolement. Het argument dat gegeven werd bij zin 1 uit categorie 3 gaat hier niet op: het gaat om een substantivering waarbij de agens is verdwenen: een abstract type naamwoordstijl. Het enige argument dat kan worden aangedragen is hetzelfde als bij de beoordeling van deze zin in isolement: de zin is afkomstig uit het briefthema identiteitskaart. Deze brief werd voor voornamelijk beoordeeld door respondenten onder de 18 jaar. De chi-kwadraattoets wees echter uit dat er geen samenhang bestond tussen leeftijd en voorkeur voor deze zin. De volgende zin was zin 4 uit categorie 1. Dit is de enige keer dat de zin in naamwoordstijl een significante voorkeur krijgt ten opzichte van de werkwoordstijl, namelijk 64,9%. (N) (W)
Het naturalisatiebesluit is pas definitief na het overhandigen van het betreffende uittreksel. Het naturalisatiebesluit is pas definitief nadat ik het betreffende uittreksel heb overhandigd.
Op het eerste gezicht is de uitkomst van de voorkeur voor naamwoordstijl bij deze zinnen apart: de naamwoordstijl is abstract: een substantivering zonder agens. Uit de opmerking die respondenten hebben opgeschreven bij het beantwoorden van deze vraag blijkt al snel waar de voorkeur vandaan kwam: aan de zin in de werkwoordstijl is de agens ik toegevoegd. De brief was ondertekend door de Burgemeester, wat suggereert dat zij zelf het uittreksel overhandigd. Dit gegeven komt in de brief niet terug. De respondent heeft de agens ik dan ook omcirkeld en daarbij de opmerking “klopt niet!” geplaatst. Deze opmerking werd - in verschillende vormen maar met steeds dezelfde boodschap – een aantal keer gegeven. Wanneer de respondenten die hetzelfde gedacht hebben maar dit niet hebben opgeschreven hierbij 36
opgeteld worden is de verklaring voor het grote aantal dat de zin in naamwoordstijl als voorkeur geeft verklaard. Met dit gegeven kan meteen aangenomen worden dat de teksten door de respondenten serieus gelezen zijn en dat het belangrijk is dat de zinnen en fragmenten zonder verandering aan de inhoud worden overgenomen uit de brieven. Bij zin 4 uit categorie 4 werden naamwoordstijl en werkwoordstijl vrijwel gelijk beoordeeld: (N) (W)
Wanneer u een toelichting wil geven op uw bouwplan, dient u contact op te nemen met het secretariaat van de welstandscommissie. Wanneer u uw bouwplan wil toelichten, dient u contact op te nemen met het secretariaat van de welstandscommissie.
Er is hier sprake afleiding + agens: de afleiding toelichting met de agens u. De meest concrete vorm van naamwoordstijl is hier gebruikt. De agens u gaat niet verloren en het werkwoord toelichten is herschreven naar de afleiding toelichting. Een andere reden voor voorkeur voor naamwoordstijl is de plaatsing van u en uw achterelkaar in de werkwoordzin. Dit kan onduidelijk gevonden zijn door de respondent.
5.2.6
Tekortkomingen
Er kan een aantal kanttekeningen geplaatst worden bij dit onderzoek waar bij vervolgonderzoek rekening mee gehouden moet worden. Ten eerste zijn alleen teksten afkomstig uit voorlichtingsmateriaal van de gemeente Almere gebruikt. Om een oordeel te kunnen vormen over de naamwoordstijl ongeacht het soort tekst moeten ook andere teksten dan gemeentelijke voorlichtingsteksten gebruikt worden. Ook zijn in dit onderzoek korte fragmenten en zinnen getest. Dit kan een aandeel gehad hebben in de hoge beoordelingen voor beide stijlen en de kleine verschillen ertussen. Met name een zin zal waarschijnlijk niet snel als onduidelijk of saai gekwalificeerd worden. Dit soort termen zijn waarschijnlijk beter toepasbaar op langere teksten. Een probleem daarbij is wel dat hoe langer de tekst, hoe moeilijker het wordt de tekst te herschrijven zonder bijkomende veranderingen. Tot slot werd geen verschil in beoordeling gevonden tussen de verschillende categorieën. Dit kan te maken hebben met het gegeven dat er veel categorieën werden getest in één onderzoek waardoor het aantal zinnen per categorie klein was.
5.2.7
Wetenschappelijke consequenties
Op basis van de resultaten uit dit onderzoek kan gesteld worden dat deskundigen hun oordeel over de naamwoordstijl dienen te nuanceren. Naamwoordstijl heeft pas effect wanneer respondenten gedwongen worden te kiezen; dit is niet in lijn met alle negatieve oordelen die de naamwoordstijl krijgt. Om deze oordelen experimenteel te ondersteunen zou in de ongestuurde taken al effect gevonden moeten zijn. Alleen dan zou de naamwoordstijl in natuurlijke vorm negatiever beoordeeld worden en was er draagvlak voor het oordeel. 5.2.8
Aanbevelingen voor vervolgonderzoek
Dit onderzoek is het eerste experimentele onderzoek naar de naamwoordstijl. De uitkomsten van dit onderzoek geven veel aanknopingspunten voor vervolgonderzoek om een beter en uitgebreider beeld te 37
krijgen over de naamwoordstijl. Ten eerste kan dit onderzoek uitgevoerd worden met langere teksten waardoor de kans dat het hoge oordeel samenhangt met korte zinnen en fragmenten wordt verkleind. Ook kan er variatie worden aangebracht in het type teksten: het kan zijn dat naamwoordstijl bij voorlichtingsteksten niet veel effect sorteert maar bij persuasieve teksten juist wel. Om meer zicht te krijgen op de invloed van verschillende categorieën kan het onderzoek worden toegespitst op één verschil, zoals aan- of afwezigheid van de agens. Ook kleurloze werkwoorden zijn interessant voor vervolgonderzoek. Is het gebruik ervan nu negatief doordat ze geen concreter handeling aanduiden of is het gebruik juist positief omdat een agens aan de naamwoordstijl kan worden toegevoegd? Dit eerste experimentele onderzoek biedt interessante aanknopingspunten voor vervolgonderzoek omdat het oordeel van de lezer lijkt in te gaan tegen het oordeel van deskundigen. De discussie over naamwoordstijl kan beginnen.
38
6
Literatuurlijst
Blom, M., Laar, J. van de., & Verburg, M. (1999) Stijlgids: Leidraad voor financieel-economische teksten. Amsterdam: Het Financieele Dagblad. Burger, P., Jong, J. de (1997). Handboek stijl. Adviezen voor aantrekkelijk schrijven. Nijhoff: Groningen. Flesch, R. (1946). The art of plain talk. New York: McMillan Publishing CO,. INC. Gerritsen, S. (2001). Schrijfgids voor economen. Bussum: Coutinho Hart, R.’t, Dijk, J. van, Goede, M. de, Jansen, W., Teunissen, J. (2004). Onderzoeksmethoden. Amsterdam: Boom. Hogen, R. van. (2004). Tekstbeweging met nominalisaties. Tekstblad vol.10, nr.1. p.17. Holleman, B. (2004). Slopen of afbreken? Het formuleren van enquêtevragen. Onze Taal, 73, p. 173-175. Henkemans, S. (1993) Handleiding voor het opstellen van zakelijke teksten. Houten: Noordhoff Uitgevers B.V. Koning, W. de (2007). Helder Haags. Schrijftips voor ambtenaren. Opgehaald van http://www.denhaag.nl/smartsite.html?id=55843, januari 2009. Onrust, M., Verhagen, A., Doeve, R. (1993). Formuleren. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. Onrust, M. (2005). Vermijd de naamwoordstijl! Over stijladviezen en retorica. Tijdschrift voor Taalbeheersing, vol. 27, p.128-213. Renkema, J. (2002). Schrijfwijzer. Den Haag: Sdu uitgevers. Strunk, W., White, E. (1979) The elements of style. New York: McMillan Publishing CO,. INC. Verhoeven, G., Wekking, M. (1991). Succesvol formuleren. Een advies- en oefenboek voor professionele schrijvers. Groningen: Wolters-Noordhoff. Veering, J. (1962). Het taalgebruik in een rapport. In: Onrust, M. (2005). Vermijd de naamwoordstijl! Over stijladviezen en retorica. Tijdschrift voor Taalbeheersing, vol. 27, p.128-213. Veering, J. (1969). Het stervende werkwoord. Onze Taal 38, p. 53-59. In: Onrust, M. (2005). Vermijd de naamwoordstijl! Over stijladviezen en retorica. Tijdschrift voor Taalbeheersing, vol. 27, p.128-213.
39
Wijk, C. van en Pool, E. van der. (1990). Een werkschema voor het schrijven en herzien van teksten. Communicatief, 3, p. 218-228. Wijk, C. van (1996). Persuasieve effecten van presentatiestijl: een toepassing in overheidsvoorlichting. Tijdschrift voor Taalbeheersing, 4, p. 368-382. Wijk, C. van (2000). Toetsende statistiek: basistechnieken; een praktijkgerichte inleiding voor onderzoekers van taal, gedrag en communicatie. Bussum: Coutinho. Williams, J. (1981). Style. Ten lessons in clarity and grace. Illinois: Scott, Foresman and Company. Steehouder, M., Jansen, C., Maat, K., Staak, J. van der., Vet, M.de, Witteveen, M., Woudstra, E. (1999). Leren Communiceren, handboek voor mondelinge en schriftelijke communicatie. Groningen: WoltersNoordhoff. www.taaladvies.net Website van de Nederlandse Taalunie. Informatie opgehaald april 2009. www.let.ru.nl Website van de Radbout Universiteit Nijmegen. Informatie opgehaald april 2009. www.tekstschrijver-utrecht.nl Website van Douglas tekst en advies. Informatie opgehaald april 2009. http://taal.vrt.be Website met praktische tips over taalgebruik. Informatie opgehaald april 2009.
40
7
Bijlagen
Bijlage 1: de enquête briefthema aanslagbiljet, versie naamwoordstijl. Bijlage 2: de voorlichtingsbrieven van de gemeente Almere in originele versie.
41