Na heropening der vergadering: 12.Aan de orde zijn de algemene en financiële beschouwingen omtrent de Begroting en het Beleidsplan 1998 De voorzitter: Ik wens de gedeputeerde voor financiën geluk met zijn tiende begroting. De heer Poelmann (D66): Voorzitter! Voor de tweede keer hebben wij het experiment vormgegeven van schriftelijke algemene beschouwingen, daarna de Memorie van Antwoord en vervolgens een debat in de staten. Wij hebben het gevoel dat dit de levendigheid niet ten goede is gekomen. Het college stelt: wij zitten niet in een gezapige, saaie periode. Dat moge zo zijn, als het gaat om de provincie zelf. Wij geloven dat ook wel, maar het college heeft wel een "dipje". Het is een Memorie van Antwoord met veel teksten, maar met weinig "tekst". Op willekeurige wijze worden links en rechts wat vragen beantwoord. De meest principiële politieke stellingnames worden genegeerd en langdradig wordt het al op andere plaatsen opgeschreven collegebeleid herhaald. Op initiatief van mevrouw Smit hebben de fracties van De Groenen, D66, GroenLinks, AOV/OU55+, RPF/GPV, Lauxtermann c.s. en het onafhankelijk lid Van Wijk zich hierop beraden. Onze conclusie is dat de Memorie van Antwoord onvolledig en onevenwichtig is. De Memorie van Antwoord doet geen recht aan de schriftelijke inbreng van de fracties. Dit past niet in de geest van de afspraken die de staten op 6 oktober jongstleden hebben gemaakt. Dat keuren wij af. Wij zullen dan ook een motie van afkeuring indienen. De voorzitter: Door de heer Poelmann wordt een motie ingediend, die voldoende is ondersteund. De heer Poelmann (D66): Het college reageert op de gebruikelijke lacherige manier, maar de heer Tielrooij moet de ernst ervan niet uit het oog verliezen. Wij gaan hier op een vriendelijke manier met elkaar om, maar wij doen dit niet voor niets. De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Nu moet u even ophouden. De voorzitter zegt met een zware vorm van understatement dat de motie voldoende ondersteund is. Een portefeuillehouder moet het dan vergund zijn om daarover even te lachen. Misschien ontgaat u de humor daarvan, maar dat is uw zaak. De heer Poelmann (D66): Ik geef slechts een reactie. De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): De 17
13 november 1997
toon is gezet. Wat mij betreft, wordt het een leuke dag! De heer Poelmann (D66): Voorzitter! Hoofdpunten uit de schriftelijke beschouwingen van D66 zijn de investeringen en de infrastructuur. Wij zien de begroting en het FINH als een samenhangend geheel. Wij hebben voorgerekend dat de provincie een investeringscapaciteit heeft van 540 mln., waarvan een bedrag van 310 mln. direct gerelateerd wordt aan de infrastructuur. Vervolgens hebben wij ons een doel voor ogen gesteld: van 310 naar 930 mln.; in plaats van een grabbelton. Het college stelt in de Memorie van Antwoord dat het het eens is met de benadering van de "zeer grote projecten". Het voegt daar vervolgens meteen aan toe dat het politieke spel rond de instelling van het FINH veel kleine projecten op de lijst heeft gebracht. Dat moet dan een spel in het college zelf zijn geweest. Onze verklaring is dat de verkokering die het college via reorganisaties van het ambtelijke apparaat wil tegengaan, in het college in volle glorie is blijven bestaan: voor elke portefeuille een paar pepernoten en iedere gedeputeerde een beetje "scoren", in plaats van een integrale benadering waardoor de middelen met het meeste rendement aangewend kunnen worden. Maar het is nog niet te laat. D66 heeft een investeringscapaciteit aangegeven in het besef dat de groei van de uitkering uit het Provinciefonds een begrotingszaak is. Dat maakt ons niet uit, want het gaat ons om de gehele capaciteit. FINH-onderdelen en de begroting mogen in onze visie bij elkaar opgeteld worden. De ontwikkeling van het batig saldo in de meerjarenraming brengt onze financiële positie perfect in kaart. Je zou bijna spreken van een "droompositie". Het is nog niet aangewend geld. Wij nodigen het college uit om Noord-Holland weerbaar te maken en om van "goed" geld, "beter" geld te maken. Wij hebben nu de mogelijkheid om 310 te verhogen tot 930 mln. De prioriteiten in de infrastructuur moeten naar onze mening zijn: een bijdrage aan de verlichting van milieulasten en milieuvriendelijke economische ontwikkeling in de sfeer van openbaar vervoer, waterwegen en de omlegging van wegen. Onze keuze is de verdieping van de Zaan, die nu naar voren is gehaald in het MIT, de tweede grote zeesluis, die net is opgenomen in het MIT, de verlenging van de spoorlijn IJmuiden naar de derde haven, het masterplan ANZKG, de versnelling van de Zuidtangent en de omlegging van de N201 bij Uithoorn en Aalsmeer. Wat de kleinere projecten betreft, zal D66 niet tegen het tweede programma van het FINH stemmen, ondanks het duidelijke karakter van een grabbelton. Wij plaatsen daarbij de duidelijke kanttekening dat opname van een project in het FINH geen garantie is
voor het uitgeven van geld, zelfs niet voor de wil van het college om tot besteding te komen. Ik verwijs naar de argumentatie van het college voor het schrappen van een aantal projecten. Wij moeten voortdurend kritisch blijven, ook als de projecten in een programma zijn opgenomen. Telkenmale dient de vraag te worden beantwoord of de inzet van middelen vanuit het FINH wel nodig is. D66 geeft het college in overweging om naar analogie van de investeringsimpuls ten aanzien van het grotestedenbeleid van het Rijk, strenge eisen te formuleren voor cofinanciering door gemeenten of private partners. Daarnaast dienen, in plaats van vage reserveringen zonder direct uitzicht op plannen en realisering ervan, gewoon termijnen gesteld te worden, zowel intern als extern, dus een zakelijke benadering. Als de termijnen of de cofinancieringsnormen niet worden gehaald, dan gaat het project van de lijst. Het college stelt in de Memorie van Antwoord: eerst het plan, dan geld. D66 bepleit: eerst een "haalbaar project", dan het geld. Met dit uitgangspunt zouden wij dan ook de reikwijdte van de investeringsplannen kunnen vergroten. Die mag niet beperkt worden tot harde groene en economische projecten. Ook in de sfeer van de maatschappelijke dienstverlening kan op deze wijze worden gewerkt en kan van "goed" geld, "beter" geld worden gemaakt. Intern moet voor deze aanpak rekening worden gehouden met een maximum van 230 mln. - ik doel hiermee op de oude PENmiddelen - voor kleine projecten en kleine infrastructuur. Ik dien op dit punt geen voorstel in, omdat hierover eerst een goede discussie plaats moet vinden. Ik kan mij voorstellen dat die langer duurt dan alleen vandaag. Voorzitter! D66 heeft in de schriftelijke beschouwingen ten aanzien van het afval voorgesteld, de huishoudens in de regio waaronder de AVIAlkmaar ressorteert twee jaar te compenseren met ¦ 50,-- per jaar vanwege de uitzonderlijk hoge reinigingsrechten. Het college is in de Memorie van Antwoord hierop ingegaan. Zijn weerwoord was dat de provincie niet verantwoordelijk is voor de stijging van de tarieven en dat de oorzaak van het hoge tarief voor huisvuil, het lage tarief voor het bedrijfsafval zou zijn. Naar de mening van het college moeten gemeenten AVI's aanspreken op "extreem lage" tarieven voor bedrijfsafval. Voorzitter! Alsof het niet de provincie is geweest, mijn fractie incluis, die de Alkmaarse AVI erdoor heeft gejaagd. Om de capaciteit te kunnen benutten, moest naast extra huishoudelijk afval uit Flevoland, bedrijfsafval worden aangetrokken. Kortlopende contracten dus, tegen tarieven die in de markt iets betekenen; lage tarieven dus. Doet de AVI dit niet, dan wordt de prijs voor de gebonden huishoudens in het AVI-gebied 18
13 november 1997
nog hoger. Het college haalt oorzaak en gevolg welbewust door elkaar. D66 vindt dat kwalijk. De provincie draagt wel degelijk verantwoordelijkheid, dat heeft de voormalige milieugedeputeerde Geert de Boer mij indertijd meer dan eens voorgehouden in zijn niet aflatende pogingen om zich via mij mijn fractiegenoot Le Belle van 't lijf te houden, die een andere visie had, met name waar het ging om bedrijfsafval. Die visie bleek later overigens juist te zijn. Het college geeft in de Memorie van Antwoord een overzicht van de instrumenten op het gebied van doorzettingsmacht. Wij kennen allemaal de geschiedenis van de stadsprovincie, een onderwerp dat op de agenda is gekomen door de kwaliteit, of het ontbreken daarvan, van de provincie als instituut. D66 is van mening dat de provincie de instrumenten die zij heeft ook moet gebruiken als daar aanleiding voor is. Ik herinner hieraan in verband met uitspraken van de gedeputeerde ruimtelijke ordening over de bollen in het IJsselmeer. Voorzitter! Streekplannen hebben iets te betekenen als bestemmingsplannen daarop worden gebaseerd. Zij worden daaraan getoetst. Die bestemmingsplannen moeten dan ook wel geactualiseerd worden. In de artikelen 37 en 38 van de Wet op de ruimtelijke ordening wordt aangegeven dat, als dat niet gebeurt, de provincie dat kan opleggen of zelf kan doen. In diverse gevallen is bij de Raad van State de omzetting van gras- in bollenland, waar sommigen moeite mee hebben, afgedwongen op basis van verouderde bestemmingsplannen. Er zijn dingen gebeurd die wij op streekplanniveau niet wilden. Wij hebben dat vervolgens laten versloffen omdat bestemmingsplannen niet waren aangepast aan het streekplan. Dat is een vicieuze cirkel. De provincie moet er bovenop zitten. Wat de handhaving betreft, wat doet de provincie eigenlijk als gemeenten oogluikend activiteiten toestaan die in het streekplan verboden worden? Gaat de provincie dan handhaven? Hoeveel bollenland is eigenlijk ontstaan door min of meer gedoogde, maar in feite illegale omzetting? College, pak uw verantwoordelijkheid en zorg ervoor dat vastgesteld provinciaal beleid wordt verwezenlijkt en gehandhaafd in plaats van zeuren over draagvlak en het doen van voorstellen op persoonlijke titel over bollenteelt op een eiland in het IJsselmeer. Straks krijgt het college, als het aan Van Kemenade en Versteden ligt, er nog een pakketje doorzettingsmacht bij, maar dat gebeurt alleen als het er ook iets van maakt. Al geruime tijd vraagt de statenfractie van D66 aandacht voor de problematiek van de juridisering van de samenleving. Waar wij als provincie
lankmoedig en onduidelijk zijn, grijpt de juristerij haar kans. De VVD proclameert aan de ene kant de samenleving "van onderop" en streeft handhaving na ten aanzien van onderwerpen die deze partij goed uitkomen, zoals asielzoekers, maar aan de andere kant, als het haar niet uitkomt, zoals bij Schiphol, staat dezelfde partij vooraan om het met handhaving wat minder nauw te nemen. Als wij er iets van willen maken, zullen wij de overeengekomen afspraken allemaal moeten handhaven. Wij kunnen dan ook impopulaire maatregelen uitleggen. Wij hebben het college gevraagd, onze inbreng in het debat in mei, waarmee niets is gedaan, alsnog in het beleidsplan te belichten. Wij zijn daar wat moedeloos van geworden, want er is weer niet veel mee gedaan, behalve op het punt van de woningbehoefte. De tekst van het college is wat onbegrijpelijk: D66 zit ernaast; in de landelijke gemeenten gaat de woningbouw sneller en in de steden bouwt men te langzaam. Ik wijs erop dat de commissie Ruimtelijke Ordening een notitie met een behoorlijk wollige tekst is voorgelegd met de constatering dat de behoefte aan woningen minder wordt. Daar gaan wij weer: streekplan, fasering, overeenstemming over aantallen woningen, toch meer bouwen, en de provincie laat het allemaal gebeuren. Ik weet dat het juridisch lastig ligt, maar toch. De afspraken in het kader van het streekplan NoordHolland-noord moeten gehandhaafd worden. De gedeputeerde ruimtelijke ordening heeft getoond dat hij er iets aan wil doen. Ik heb echter in de krant gelezen dat zijn eigen fractie deze ontwikkeling tegen de afspraken in tot beleid wil maken. Volgens het Noordhollands Dagblad zal dit straks ingebracht worden. Deze kromme rechtlijnigheid van de VVD is weer zo'n geval waarin handhaving van de afspraken niet uitkomt en dan wordt de autonome ontwikkeling verheven tot beleid. Wij rekenen op de standvastigheid van de gedeputeerde ruimtelijke ordening en verklaren ons nu alvast tegen de kennelijk straks in te dienen motie. De heer Bongers (VVD): U moet eerst maar eens kennisnemen van onze inbreng. Eventueel kunt u zich daarna negatief uitlaten. De heer Poelmann (D66): U bent natuurlijk niet voor niets met uw voorstellen naar de krant gegaan. U hebt het debat al op een andere plaats gezocht. De heer Bongers (VVD): U moet, gezien dit antwoord, wel een grote dilettant zijn. De heer Poelmann (D66): Ik zal straks met belangstelling luisteren. Ik baseer mij op hetgeen de heer Roos in de krant heeft gezegd. Dat moet toch 19
13 november 1997
kunnen! Wij zijn van mening dat het college in de Memorie van Antwoord niet goed genoeg ingaat op de wijze waarop in de staten door een van de fracties over immigratie wordt gesproken. So what, als de immigratie de honderdduizend overstijgt? Moeten wij daar dan iets mee doen? In Nederland gaat het in het immigratie- en asielbeleid niet om quotering, maar om andere grootheden. D66 wil niet de aanvallen uit bekende kring verdedigen in termen van: er wordt gesuggereerd dat het aantal hoger is dan het in feite is. Daarmee wordt in feite een verdediging opgebouwd door op te merken dat het aantal eigenlijk veel lager is. Alsof dat er toe doet! Wij delen wel het standpunt van het college dat er geen sprake is van enorme problemen, ontstaan door massale immigratie. Mocht die immigratie om wat voor redenen ook toch wat toenemen, dan is het niet meer dan logisch dat de oplossingen daarvoor, zo nodig, mede door ons mogelijk worden gemaakt. Wij geven dus steun aan het standpunt van het college, maar het kan wat steviger. Pinetum Blijdestein is een nieuw onderwerp in de staten. Wij zouden het jammer vinden als Pinetum Blijdestein zou verdwijnen. Als de provincie bereid is om, onder voorwaarden, een bepaald bedrag op tafel te leggen voor deze instelling, is het zeer wel denkbaar dat andere partijen op basis van een goed businessplan worden overgehaald om eenzelfde stap te zetten. Wij zullen straks een voorstel indienen, waarin de mogelijkheid om die bijdrage te leveren, wordt opengehouden. Daarvoor zijn goede plannen nodig en andere partijen, universiteit, gemeenten enzovoorts, moeten bereid zijn een bijdrage te leveren aan deze botanische tuin. Voorzitter! Tot slot. Naar het schijnt, zijn wij indirect sponsor geworden van een kartingbaan. Een skybox in de Arena had ons zinvoller geleken, en om zo'n bedrag zal het toch wel gaan. De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Dient u een motie in op dit punt? De heer Poelmann (D66): Al toen dat ding gebouwd werd, heb ik u regelmatig gevraagd om een initiatief te nemen. Ik heb daaraan op voorhand mijn steun gegeven. Toen kostten ze 2,5 ton en nu gaan ze voor een half miljoen weg, maar goed. De gedeputeerde met Rutte in zijn portefeuille heeft ons het afgelopen jaar vaak geprobeerd, uit te leggen dat door de aankoop van Rutte er eindelijk een goed milieubeleid gevoerd kan worden. Op persoonlijke titel stel ik hem voor, de kartingbaan aan te leggen, en wel op een eiland in zee en met een skybox voor ons college.
Motie 55-1
aangenomen motie inzake directe landelijke sturing van de afvalstromen in Nederland;
Door de leden Poelmann, Onstenk, Bruystens, Kruijmer, Smit-Boerma, Van Wijk en Lauxtermann wordt de volgende motie voorgesteld: Provinciale staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 13 november 1997 ter behandeling van de begroting 1998 en het daarbij behorende beleidsplan; kennis genomen hebbende van de Memorie van Antwoord op de schriftelijke algemene beschouwingen van de statenfracties van de in provinciale staten vertegenwoordigde partijen; in aanmerking nemend dat het college van gedeputeerde staten dit jaar ruim de tijd heeft gehad om een adequate reactie voor te bereiden op de beschouwingen van de fracties; constateren dat het college in de Memorie van Antwoord op willekeurige wijze links en rechts wat vragen beantwoordt, de principiële politieke stellingnames van de fracties negeert en langdradig het al op andere plaatsen opgeschreven collegebeleid herhaalt; zijn van mening dat de Memorie van Antwoord onvolledig en onevenwichtig is en onvoldoende recht doet aan de schriftelijke inbreng van de fracties; stellen vast dat de bijna ongeïnteresseerde wijze waarop het college heeft gemeend te moeten omgaan met de inbreng van provinciale staten niet past in de geest van de besluiten inzake de werkwijze van provinciale staten van 6 oktober 1997; spreken hun afkeuring uit over deze Memorie van Antwoord, en gaan over tot de orde van de dag. Deze motie, die door een genoegzaam aantal leden is ondertekend, maakt mitsdien onderwerp van beraadslaging uit.
in de verwachting dat deze landelijke sturing in samenhang met landelijke verevening van huishoudelijke tarieven voor afvalverwerking vanaf het jaar 2000 zal worden gerealiseerd; overwegende dat gezien het landelijk gemiddelde te hoge tarieven voor reinigingsrechten voor de huishoudens in de regio van de AVI Alkmaar thans werkelijkheid zijn; besluiten, in 1998 en 1999 de huishoudens in het gebied van de AVI-Alkmaar-gemeenten met ¦ 50,-per jaar te compenseren voor de hoge reinigingsrechten teneinde voor deze huishoudens de lasten te brengen op het landelijk gemiddelde (kosten 300.000 huishoudens x ¦ 50,-- x twee jaren = 30 mln.); besluiten, ter dekking hiervan 30 mln. uit te trekken, 50% uit het FINH en 50% uit het PAF. De voorzitter: Naar mij blijkt, wordt dit amendement voldoende ondersteund. Het maakt mitsdien onderwerp van beraadslaging uit. Amendement 55-2 Door de leden Sluiter, Poelmann, Van den BergVoets, Van Maastricht-Thijssen en Berman wordt het volgende amendement voorgesteld: Provinciale staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 13 november 1997; overwegende, dat -de botanische tuin het Pinetum Blijdestein te Hilversum van uniek natuurhistorisch en groot cultuur-maatschappelijk belang is; -het Pinetum zeer binnenkort geen structurele financiering meer heeft, waardoor het voortbestaan in gevaar komt en het een ongewenste ontwikkeling is als waardevolle objecten als het Pinetum zouden verdwijnen;
Amendement 55-1 Door het lid Poelmann wordt het volgende amendement voorgesteld: Provinciale staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 13 november 1997 ter behandeling van de begroting 1998 en het daarbij behorende beleidsplan; met inachtneming van de in november 1995 door PS 20
13 november 1997
constaterende, dat -het college van GS de bovenstaande argumenten onderschrijft, blijkend uit haar beantwoording van gestelde schriftelijke vragen hieromtrent; -het college op de hoogte is van het verzoek van de Stichting Pinetum Blijdestein aan het ministerie van Onderwijs en het ministerie van LNV om een eenmalige bijdrage te leveren aan het startkapitaal van de Stichting Pinetum
Blijdestein; -het college zich in wil spannen om het Pinetum in stand te houden en toegezegd heeft een brief te sturen naar de minister van LNV waarin het college zal pleiten voor het behoud ervan; -het college in overleg met de stichting wil bekijken of de provincie als intermediair kan fungeren naar de rijksoverheid en, zo nodig, andere acties, zoals het zoeken naar sponsors, wil ondersteunen; voorts constaterende, dat -het bestuur van de Stichting Pinetum Blijdestein een verzoek heeft gedaan aan het ministerie van Onderwijs en het ministerie van LNV om een eenmalige bijdrage te leveren aan een startkapitaal voor behoud van het Pinetum; -er naar verwachting een bedrag van 2,5 mln. nodig is om het voortbestaan van het Pinetum te garanderen; -de Universiteit van Amsterdam bereid is, 0,5 mln. bij te dragen aan dit benodigde startkapitaal, als andere partijen ook financieel bijdragen; -de gemeente Amsterdam in principe bereid is om de grond in eigendom over te dragen aan de stichting en tevens de intentie heeft ook financieel bij te dragen; -de provincie door het beschikbaar stellen van een bedrag van maximaal 1 mln. de noodzakelijke stimulans geeft om andere partijen ook te laten bijdragen; besluit, het college op te dragen: 1.vanuit de begroting 1998 post onvoorzien een bedrag van maximaal 1 mln. te reserveren voor het Pinetum en als intermediair tussen het stichtingsbestuur en de medeoverheid, i.e. het ministerie van LNV, de gemeente Hilversum, de gemeente Amsterdam (als eigenaar van de grond), de Universiteit van Amsterdam en zo mogelijk nieuwe contribuanten zoals de Landbouwuniversiteit Wageningen, het benodigde stichtingskapitaal van circa 2,5 mln. te helpen vergaren en zo het voortbestaan van het Pinetum structureel veilig te stellen en hiervan verslag te doen aan de staten; 2.om bovengenoemd bedrag van maximaal 1 mln. pas daadwerkelijk beschikbaar te stellen als er een haalbaar en verantwoord businessplan ligt met een solide financiële onderbouwing. Dit amendement, dat door een genoegzaam aantal leden is ondertekend, maakt mitsdien onderwerp van beraadslaging uit.
21
13 november 1997
Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Voorzitter! De fractie van GroenLinks heeft de motie van afkeuring medeondertekend omdat ook van onze voorstellen maar een derde is voorzien van een reactie van gedeputeerde staten. Dat was niet de eerste keer. Wij willen met de motie aangeven dat het effectiever is om in te gaan op de voorstellen zodat zij niet iedere keer herhaald behoeven te worden. Ik zal dat vandaag overigens niet doen. Ik kom terug op de belangrijkste punten. Evenals vorig jaar trof ons in de schriftelijke beschouwingen de zonnige kijk van de VVD op het geluk van het volk. "In vergelijking met het verleden kent Nederland een uniek niveau van voorspoed en welzijn, vrijheid en democratie, tevredenheid en gezondheid", zo zegt de VVD. Deze passage ontlokt ons de volgende opmerkingen. Historisch mag er in ons deel van de wereld een opwaartse lijn zijn in welvaart en levensverwachting, het is dan des te meer onaanvaardbaar dat die rijkdom nog altijd zo ongelijk is verdeeld. Als het aan de landelijke VVD ligt, mag die ongelijkheid nog wat groter worden: het minimumloon omlaag, verkorting van de uitkeringsduur en strafkorting bij werkweigering. Als het om welvaart en welzijn gaat, treft ons juist een bericht dat in de gemeente Haarlem, beste winkelstad van Nederland, één op de vijf mensen zichzelf arm vindt en één op de zes huishoudens een inkomen onder het sociaal minimum heeft. In Nederland leven 900.000 huishoudens al langer dan vijf jaar van het minimuminkomen, waarvan 80.000 in Amsterdam. Eén miljoen mensen staan aan de kant wegens arbeidsongeschiktheid, terwijl een steeds groter deel van de werkenden juist lijdt onder te hoge werkdruk en stress. GroenLinks vraagt aandacht voor armoedebestrijding, voor beleid ten behoeve van daken thuisloze jongeren en voor mobiliteit voor ouderen en mindervaliden die het niet zo breed hebben. Wij stellen voor dat de provincie nagaat hoe vanuit de verschillende portefeuilles kan worden bijgedragen aan de armoedebestrijding. Omdat er tal van conferenties, publicaties en activiteiten, ook in een viertal andere provincies, aan deze problematiek zijn gewijd, kunnen wij snel te werk gaan. Wij vragen een uitspraak van de staten hierover. Wij hebben in het kader van gelijke kansen ook aandacht gevraagd voor de toegankelijkheid van het vervolgonderwijs. GroenLinks stelt voor, een studiefonds in te stellen om financiële drempels te slechten. Graag een reactie daarop van GS. Wij zijn tevreden dat de provincie er met de betrokken instellingen in is geslaagd, in de regio Kennemerland overeenstemming te bereiken over het bureau Jeugdzorg. Wij spreken de hoop uit dat dit
ook in de twee andere jeugdzorgregio's spoedig het geval zal zijn. Wij wensen dat het budget uit de projectsubsidies jeugdhulpverlening geheel ten goede komt aan het maatschappelijk initiatief op dit terrein. Zo nodig moet dit bedrag worden verhoogd, maar daarop kom ik in december terug. Wij zullen een amendement indienen op dit punt, medeondertekend door CDA, VVD en D66. Aan werk worden in de Memorie van Antwoord niet veel woorden vuil gemaakt. Wij zullen deze stilte maar interpreteren als instemming met onze stelling dat er meer aandacht moet zijn voor scholing, afstemming van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt en voor verdere herverdeling van arbeid. Dat economische groei niet automatisch leidt tot meer werk blijkt weer uit de halfjaarcijfers van de vrienden van het college, de KLM. Een recordwinst van 1 mld. ging gepaard met nul extra arbeidsplaatsen. De voorgenomen reorganisaties bij dit bedrijf gaan gewoon door. Bij andere grote bedrijven zien wij hetzelfde beeld. Het midden- en kleinbedrijf biedt vaak meer kansen op werk. Mede daarom is de GroenLinks-fractie er zo op gebrand, het kleinschalige maar succesvolle veelzijdig personeelsbeleid de ruimte te geven die nodig is. Samen met de PvdAfractie dienen wij een amendement in waarin wordt voorgesteld om in 1998 3 ton extra hiervoor vrij te maken. Onlangs heeft de Rotterdamse milieu-econoom Hafkamp in dit huis behartigenswaardige woorden gesproken over de regeringsnota Milieu en economie. Het milieubeleid kan in het huidige economische groeipatroon onvoldoende van de grond komen. Hafkamp kiest voor een model van economische groei met fysieke krimp. Om paars-politieke redenen heeft hij deze intrigerende gedachte op landelijk niveau niet mogen uitwerken voor de luchtvaart. Wij stellen voor dat Hafkamp wordt gevraagd, voor de provincie op papier te zetten wat zijn visie van gelijktijdige groei en krimp betekent voor de luchtvaartontwikkeling op en rond Schiphol. Ons geluid vinden de collegepartijen soms hinderlijker dan zes Boeings tegelijk! Voordat in de vorige statenvergadering één argument was gewisseld over ons verzoek om over geluidhinder te praten, hadden de drie partijen al uitgemaakt, dat voorlopig niet te doen. Wij stellen dat de provincie op deze manier achter de feiten aanloopt. Ruimhartig staat het college ons volgend jaar januari toe, ons zegje te doen. Geluidhinder wordt dan een extra puntje bij het debat over de natuurlijk veel grootser en meeslepender onderwerpen zoals het kabinetsbesluit over verdere groei van de luchtvaart en de avonturen van het college in het Verre Oosten. Wij concluderen dat de geest van de nieuwe werkwijze van de staten alweer terug is richting fles, nog geen maand na alle 22
13 november 1997
goede voornemens hierover. De heer Meijdam (VVD): Mevrouw Onstenk, u kijkt hierbij naar mij, maar de kern van dat betoog, was dat u zelf uw mogelijkheden schept. Op dit moment probeert u andere partijen verantwoordelijk te maken voor het feit dat u een onderwerp niet op de agenda krijgt. Alleen u kan daarop aangesproken worden en niemand anders. Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Ik kijk naar u, omdat in de preambule van het besluit van de staten is opgenomen: oppositiepartijen moeten hun geluid kunnen laten horen. Ik heb toen al gezegd dat dit niet genoeg is. Wij willen meer. Zelfs ons geluid laten horen, is al moeilijk! De heer Meijdam (VVD): U wilt uw geluid laten horen en vervolgens uw zin krijgen. Om dat te bereiken moet u voldoende kiezers ervan overtuigen dat uw argumenten voldoende zwaar zijn. Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Daar werken wij aan. Ik volsta vandaag met een tweetal opmerkingen over dit onderwerp. Voor ons is er een parallel tussen de stankoverlast van Rutte en het vlieglawaai van Schiphol, al betreft dit laatste natuurlijk een veel groter deel van de provincie. Gedeputeerde De Zeeuw verbond zijn politieke lot aan het verhelpen van de stank van Rutte. Parallel daaraan vragen wij hem, zijn voorzitterschap van de commissie Geluidhinder neer te leggen per 1 april aanstaande als, ondanks de garantie van Jorritsma dat Schiphol zich in 1998 aan de wet moet houden, de wettelijke geluidsnormen volgend jaar toch worden opgerekt. De kans is groot dat het kabinet in de integrale beleidsvisie op de toekomst van de luchtvaart besluit, Schiphol verder .... De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Houdt u er rekening mee dat ik plaatsvervangend voorzitter ben en dat, als Friso ermee stopt, ik het moet doen? Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Mijnheer De Boer, daar vinden wij wel wat op. De heer Van Ruller (CDA): Mevrouw Onstenk, misschien kan de gedeputeerde luchtafweergeschut in stelling brengen, ter verdediging van zijn politieke bestaan! Mevrouw Onstenk (GroenLinks): U kent onze pacifistische achtergrond. De kans is groot dat het kabinet in zijn visie op de uitbreiding van Schiphol, de huidige locatie laat
uitgroeien tot een capaciteit van zo'n 80 tot 90 miljoen passagiers per jaar. Wij vragen GS, in dat geval een zodanig PS-besluit over de inpassing van een dergelijke megaluchthaven in Noord-Holland aan ons voor te leggen dat een referendum mogelijk is. Het aantal van 90 miljoen passagiers per jaar vergt de daarbij behorende infrastructuur. Dat is een hele operatie. Ik kom even terug op gedeputeerde De Zeeuw. Het leek er even op dat het hem in de bol geslagen was. Uitgerekend de milieugedeputeerde stelt voor om voor een van de meest vervuilende vormen van bedrijvigheid, de bloembollenteelt, een stukje IJsselmeer in te polderen, tegen het provinciaal beleid in. GroenLinks vraagt zich af of er nog meer van dit soort dissidente geluiden van GS te verwachten zijn. Als het niet lukt met de verplaatsing van de bollenteelt en het milieuconvenant met de branche weinig oplevert, is bezinning op het provinciaal beleid in dezen nodig, bijvoorbeeld als wij over de Hollandse bloementuin spreken. Er is in het FINH-jaarprogramma voor 1998 geld voor de biologische landbouw gereserveerd in het bedrag van 29 mln. voor de meerwaarde land- en tuinbouw. Daar er tal van goede initiatieven op de plank liggen, wil GroenLinks nu van GS weten of de biolandbouw nu wel of niet past in de FINH-criteria of dat wij naar andere financieringsbronnen op zoek moeten. Het is toch van de gekke dat wij goede projecten, passend in het provinciaal beleid, nu niet alvast laten doorgaan. Wij zouden daarmee een jaar achterop raken! Wij dienen een amendement daarover in. Met de 10% ecostroom en energiebesparing geeft de provincie het goede voorbeeld. Dat heeft de provincie ook gedaan met biologische producten. Wij zien dat graag gecontinueerd en uitgebreid worden. Wij kunnen daarin nog verder gaan. Werkbezoeken van commissies, GS of welke provinciale delegatie dan ook naar bestemmingen binnen Europa, minder dan duizend km van Haarlem, kunnen voortaan per trein of per boot afgelegd worden. Wij kunnen Max Havelaar-koffie drinken. Tijdens statenvergaderingen of op andere momenten, als er flink "wild" geparkeerd wordt voor de deur, kunnen wij bedenken dat het provinciehuis met acht buslijnen goed wordt bediend. Als de milieugedeputeerde z'n werk saai begint te vinden, dan weten wij nog wel iets, zoals het stimuleren van gescheiden inzameling en verwerking van plastic. GroenLinks hoopt dat de hoge kosten, waarover GS in de Memorie van Antwoord spreken, geen verwijzing zijn naar de exploitatielasten van de verbrandingsovens die niet zonder plastic kunnen. Elders worden goede ervaringen opgedaan met gescheiden inzameling en hergebruik. De GroenLinks-fractie zal binnenkort voorstellen doen op 23
13 november 1997
dit punt. Wij hechten aan een goede bereikbaarheid in de provincie. Dankzij onze investeringen reizen er in de toekomst extra mensen naar de Noordkop. GroenLinks wil niet alleen dat die bereikbaarheid per openbaar vervoer in stand blijft, maar ook dat het gebruik ervan wordt gestimuleerd. Daarvoor is te weinig aandacht in de plannen. In verschillende regio's wordt gewerkt aan vervanging van onrendabele lijnen door vraagafhankelijk vervoer op maat. Wij vragen de gedeputeerde, erop toe te zien dat er geen lijnen worden opgeheven voordat er een goed, toegankelijk en betaalbaar alternatief is. Een volgende vraag is waar het geld vandaan moet komen als blijkt dat deze operatie met het collectief vraagafhankelijk vervoer niet budgettair neutraal kan verlopen. De wens van de gemeente Alkmaar om in het HAL-gebied de verantwoordelijkheid voor het openbaar vervoer op zich te nemen, moeten wij honoreren. Wij willen dat ondersteunen door het indienen van een motie. Om ons te verdiepen in het materieel waarmee de vertramde Zuidtangent in de toekomst moet gaan rijden, gaan wij helemaal naar Frankrijk en Duitsland. GroenLinks stelt voor, ook eisen te stellen aan de Zuidtangent in busvorm. Samen met de fracties van RPF/GPV, PvdA en D66 dienen wij hierover een motie in. Wij zijn blij met de reactie van GS op ons verzoek, verkeersproblemen in Hilversum en andere plaatsen als gevolg van doorsnijding van de rail, te helpen oplossen. In het verlengde hiervan vragen wij of GS zich willen inspannen voor de verbetering van stalling- en parkeermogelijkheden rondom verkeersknooppunten zoals de NS-stations in Hoorn, Purmerend, Zaandam en in het Gooi. GS willen ons voorstel om autodelen in NoordHolland te bevorderen nader bekijken. Dat is mooi. Het gaat ons vooral om sociaal en recreatief autoverkeer. Er zijn tal van initiatieven vanuit het Rijk en de markt om autodelen - soms spreekt met van "autodaten" - te bevorderen. De provincie kan stimulerend optreden. Wij hebben daarvoor een aantal voorstellen en komen daarop in de commissie terug. De kwalitatieve en kwantitatieve woningbouwtaakstelling van de provincie moet naar onze mening worden ingevuld met elementen zoals inbreiden, woningsplitsing, herverkaveling en meer woningen per hectare. Bovendien moet de woningbouw beter worden afgestemd op de woonbehoeften van verschillende doelgroepen. Uit de verdeling van de Stimuleringsregeling ouderenhuisvesting in 1997 blijkt dat de 3 mln. die hiervoor beschikbaar waren ruimschoots zijn opgegaan. De provincie kwam zelfs 6 ton tekort om geschikte projecten te honoreren. De evaluatie van
deze regeling heeft nog niet plaatsgevonden. Wij vinden dan ook dat het bedrag van 3 mln., zijnde het niveau van 1997, gehandhaafd dient te worden. Er zijn inhoudelijke, noch financiële redenen om dit bedrag te halveren. Wij dienen samen met de fractie van PvdA, CDA, De Groenen, D66, de heer Van Wijk, Lauxtermann c.s. en AOV/OU55+ hiervoor een amendement in. Uit het rapport "Huisvesting van ouderen op het breukvlak van twee eeuwen" blijkt dat er over ruim twintig jaar 3,5 miljoen hoofdbewoners zijn die ouder zijn dan 55 jaar. Daarvan zullen er bijna 1,5 miljoen in een voor ouderen geschikte woning willen wonen. Op dit moment zijn er 650.000 van deze woningen, terwijl 820.000 ouderen zo'n huis willen. Er is dus grotere behoefte dan waarmee nu rekening wordt gehouden. GroenLinks verzoekt het college deze cijfers, afkomstig van het ministerie van VROM, te betrekken bij de behandeling van de evaluatie van de Stimuleringsregeling ouderenhuisvesting. Het gaat goed met de zonne-energie, zeggen GS. De Stad van de zon, Heerhugowaard, gaat volgend jaar opnieuw proberen, landelijke subsidie te krijgen uit de CO2-reductiepot. Als dat niet lukt, moeten wij dan niet nu al extra middelen voor de Stad van de zon reserveren, bovenop de 9 mln. die daarvoor in het FINH zijn uitgetrokken? Het geschipper met het FINH wil GroenLinks omzetten in een eenduidige koers. Wij voelen vooralsnog het meest voor de benadering van GS: handhaving van de manier van werken die de staten vorig jaar hebben goedgekeurd. Als wij consequent zijn, dan kuisen wij de jaarprogramma's op projecten die er nu niet in thuishoren. Als de Toneelschuur er niet in thuishoort, wat doet dan de Westfrisiaweg op dat lijstje? Als wij werken volgens eerder gemaakte afspraken, kan er geen sprake zijn van een reservering van 20 mln. ineens voor de Stelling van Amsterdam. Er zal per uitvoeringsgereed project afzonderlijk een bijdrage van het FINH moeten worden aangevraagd en vervolgens wordt beoordeeld of aan de criteria wordt voldaan. GroenLinks ziet de komst van regio-TV met belangstelling tegemoet. Publiek en politiek kunnen wederzijds baat hebben bij een extra communicatiemiddel. Wij gaan er niet op voorhand mee akkoord dat geld daarvoor wordt weggehaald bij radio Noord-Holland. De evaluatie en besluitvorming daarover moeten immers nog plaatsvinden. Voorzitter! Er is in deze samenleving maar één groep te veel en dat zijn racisten, die er vooral op uit zijn om gif te zaaien. Van dit zaaien, zal geen oogsten komen. Democratie, gastvrijheid en solidariteit zijn daarvoor te sterk geworteld in Nederland. Wij sluiten ons verder aan bij de opmerkingen hierover van de fractie van D66. 24
13 november 1997
Ik sluit af. Het college gaat zijn laatste volle jaar in. Volgend jaar nemen wij het de duurzaamheidstoets af. Het is maar dat het college is gewaarschuwd. Motie 55-2 Door de leden Koetsier, Onstenk, Bozelie en Gök wordt de volgende motie voorgesteld: Provinciale staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 13 november 1997; gehoord de beraadslagingen over beleid en begroting voor 1998; constaterende, dat: -in onze samenleving sprake is van een ernstige tweedeling; -door de verarming vele duizenden, die aangewezen zijn op een minimumuitkering, niet voldoende maatschappelijk kunnen participeren; -daardoor ook de cohesie in onze samenleving onder druk komt te staan; overwegende, dat: -weliswaar de provincie geen inkomensbeleid kan voeren; -niettemin de geconstateerde tweedeling ook de provincie ter harte gaat; -de provincie integraliteit van bestuur hoog in het vaandel voert; -de provincie in haar beleid op een aantal deelterreinen kan bijdragen aan het tegengaan van tweedeling en bevordering van participatie van degenen die op een minimumbestaansniveau moeten leven; besluiten, gedeputeerde staten te verzoeken, na te gaan op welke deelterreinen van het provinciaal beleid maatregelen mogelijk zijn om de gesignaleerde tweedeling tegen te gaan en maatschappelijke participatie van hen die op een minimumuitkering zijn aangewezen, te bevorderen en hierover aan de staten begin 1998 te rapporteren, en gaan over tot de orde van de dag. Motie 55-3 Door de leden Bozelie, Onstenk, Gök en Poulie wordt de volgende motie voorgesteld: Provinciale staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 13 november 1997;
gehoord de discussie over de begroting en het beleid van 1998; gelet op de discussies met betrekking tot de verantwoordelijkheid van de provincie voor het streekvervoer per 1 januari 1998; gelet op de wens van de gemeente Alkmaar in samenwerking met Heerhugowaard en Langedijk de verantwoordelijkheid op zich te nemen voor het openbaar vervoer in het HAL-gebied; overwegende, dat: -Heerhugowaard, Alkmaar en Langedijk in toenemende mate één samenhangende stedelijke agglomeratie vormen; -de gemeente Alkmaar verantwoordelijk blijft voor de stadslijnen van het openbaar vervoer; -het gewenst is, per samenhangend vervoersgebied zoveel mogelijk één opdrachtgever voor het openbaar vervoer te hebben; verzoeken het college van gedeputeerde staten, de overdracht van het openbaar vervoer in het HALgebied aan de betrokken gemeenten als pilot-project op te nemen in het voor Noord-Holland op te stellen openbaarvervoersplan, en gaan over tot de orde van de dag. Motie 55-4 Door de leden Onstenk, Bozelie, Kruijmer, Van Schendelen en Berman wordt de volgende motie voorgesteld: Provinciale staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 13 november 1997; gehoord de beraadslagingen over beleid en begroting voor 1998; gelet op de nieuwe rol van de provincie als opdrachtgever voor het streekvervoer in de provincie vanaf 1-1-1998; gezien de mogelijkheden, vanuit dit opdrachtgeverschap eisen te stellen aan de kwaliteit van de vervoermiddelen;
verzoeken gedeputeerde staten, zodanige voorbereidingen te treffen dat tegen de tijd dat de Zuidtangent en andere lijnen worden aanbesteed aan vervoerders de eis kan worden gesteld, goed toegankelijke, schonere en stillere bussen te leveren dan het huidig materieel, en gaan over tot de orde van de dag. Deze moties, die door een genoegzaam aantal leden zijn ondertekend, maken mitsdien onderwerp van beraadslaging uit. Amendement 55-3 Door de leden Poulie, Op de Weegh, Van den BergVoets, Pluckel en Koning-Zijp wordt het volgende amendement voorgesteld: Provinciale staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 13 november 1997; overwegende, dat -in het kader van de ondersteuning van het maatschappelijk initiatief en ter uitvoering van de Nota Jeugdhulpverlening en het Vierjarenplan Jeugdhulpverlening, een provinciale bijdrage in de kosten van de regionale en provinciale activiteiten kan worden verstrekt; -in 1998 voor de subsidiëring van projecten ¦ 182.000,-- beschikbaar is (nummer 0880/93), dat conform een vast te stellen prioriteitenlijst wordt verdeeld; -naast het maatschappelijk initiatief ook gemeenten voor 1 april van ieder jaar op deze post een aanvraag kunnen indienen; -voor verbetering van de aansluiting tussen het lokale jeugdbeleid en het provinciale jeugdzorgbeleid ¦ 400.000,-- bestemd is (nummer 0880/98); besluiten om met betrekking tot post (nummer 0880/93) "Gemeenten" uit te sluiten, omdat gemeenten een beroep kunnen doen op het geraamde bedrag voor innovatie (nummer 0880/98). Dit amendement, dat door een genoegzaam aantal leden is ondertekend, maakt mitsdien onderwerp van beraadslaging uit.
gelet op de klachten van o.a. ouderen over het in- en uit de bus stappen;
Amendement 55-4
gelet op de technische mogelijkheden, de milieuhinder van autobussen (stank, herrie, emissies) te verminderen;
Door de leden Onstenk, Koetsier, Heeremans en Hofwijks wordt het volgende amendement voorgesteld:
25
13 november 1997
Provinciale staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 13 november 1997; gehoord de beraadslagingen over beleid en begroting voor 1998; overwegende, dat -met het veelzijdig personeelsbeleid, gericht op het midden- en kleinbedrijf, ook in 1997 bijzonder goede resultaten zijn geboekt op het vlak van werk voor met name werkzoekende allochtonen en vrouwen; -het beschikbare budget van ¦ 635.000,-- voor 1997 (¦ 307.684,-- minder dan in 1996) krap bemeten bleek en reeds in augustus was besteed; -er voor optimale resultaten voldoende financiële armslag moet zijn; besluiten om de begrotingspost veelzijdig personeelsbeleid (071121) te verhogen met een bedrag van ¦ 300.000,--, in mindering te brengen op de algemene reserve en de rentelasten in mindering te brengen op onvoorzien structureel. Dit amendement, dat door een genoegzaam aantal leden is ondertekend, maakt mitsdien onderwerp van beraadslaging uit. Amendement 55-5 Door de leden Koetsier, Poulie, Gök en Onstenk wordt het volgende amendement voorgesteld: Provinciale staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 13 november 1997; gehoord de beraadslagingen over begroting en beleid over 1998; overwegende, dat -de bevordering van duurzame land- en tuinbouw een belangrijke doelstelling van het agrarisch beleid van de provincie is; -daarbinnen de bevordering van de biologische landen tuinbouw een hoge prioriteit ontvangt; -gekozen is voor het bereiken van een omzetstijging voor biologische producten van één procent van de afzet van agrarische producten nu naar tien procent in zeven jaar; -weliswaar het plan van aanpak pas in december aanstaande besproken zal worden in de commissie Land- en Tuinbouw, maar dat thans reeds voldoende aanvragen bekend zijn om in 1998 een start te kunnen maken; 26
13 november 1997
-de positie van de biologische land- en tuinbouw recent in onze provincie eerder verslechterd is dan verbeterd; -het jaar 1998 verloren dreigt te gaan voor de promotie van deze sector als op de begroting voor dat jaar niet een substantieel bedrag wordt vastgelegd; -dat nu reeds duidelijk is dat een aanzienlijk deel van de aanvragen niet binnen de criteria van het FINH passen; besluiten, -een bedrag van ¦ 600.000,-- te plaatsen op de begroting voor het plan van aanpak bevordering biologische land- en tuinbouw; -dit bedrag te financieren uit de algemene reserve en de rentelasten hieruit voortvloeiende ten laste te brengen van de post onvoorzien structureel. Dit amendement, dat door een genoegzaam aantal leden is ondertekend, maakt mitsdien onderwerp van beraadslaging uit. Amendement 55-6 Door de leden Declercq, Bruijn, Op de Weegh, SmitBoerma, Berman, Van Wijk, Lauxtermann en Bruystens wordt het volgende amendement voorgesteld: Provinciale staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 13 november 1997, gehoord de discussie inzake de begroting 1998; overwegende, dat -met betrekking tot de Stimuleringsregeling ouderenhuisvesting via een motie door provinciale staten bij de begrotingsbehandeling voor 1997 een definitief bedrag van 3 mln. is vastgesteld, waaruit volgt dat dit bedrag het geldende niveau is; -de evaluatie van de Stimuleringsregeling ouderenhuisvesting nog niet heeft plaatsgevonden en er dus geen inhoudelijke argumenten zijn, deze post te verlagen van 3 mln. naar 1,5 mln.; -er in 1997 19 projecten zijn gehonoreerd ¦ 2.970.000 - en 6 projecten die aan de criteria voldeden niet zijn gehonoreerd wegens gebrek aan middelen ¦ 626.180 ---------------¦ 3.596.180 -de provincie dus bijna 6 ton tekort kwam om alle projecten die aan de criteria voldoen te
subsidiëren uitgaande van het begrotingsbedrag van 3 mln. in 1997 en er dus ook geen financiële argumenten zijn om de post te halveren; besluiten, -dat de post Stimuleringsregeling ouderenhuisvesting niet wordt gehalveerd maar wordt gecontinueerd op het niveau van 1997 zijnde 3 mln.; -dit te financieren uit de saldi-reserves, waarbij de dekking van het hierdoor ontstane rentetekort kan geschieden uit de begrotingspost "Onvoorziene Uitgaven". Dit amendement, dat door een genoegzaam aantal leden is ondertekend, maakt mitsdien onderwerp van beraadslaging uit. De heer De Lange (AOV/OU55+): Voorzitter! De gezamenlijke ouderenpartijen AOV/OU55+ hebben in hun algemene beschouwingen zo breed mogelijk aandacht besteed aan de provinciale problematiek. Het zal het college echter niet verwonderen dat de AOV/OU55+-fractie speciale aandacht heeft gevraagd voor de positie van ouderen-gehandicapten en andere verdrukten in de Noord-Hollandse samenleving. Wij ervaren de wijze waarop onze algemene beschouwingen zijn behandeld in de Memorie van Antwoord als zeer teleurstellend, hetgeen ons noodzaakt, diverse zaken opnieuw aan de orde te stellen. Het provinciaal personeelsbeleid. De provincie heeft, als arbeidsorganisatie, een personeels-, organisatie- en informatiebeleid. Er is echter nog geen sprake van een ouderenbeleid of leeftijdsbewust personeelsbeleid. Dit zou voor het komende jaar hoog op de agenda van geplande beleidsontwikkeling moeten staan en aansluiten op het rijksbeleid om ouderen zo lang mogelijk aan het arbeidsproces deel te laten nemen. In hoeverre is rekening gehouden met oudere werknemers? Hoe is het aannamebeleid? Alsnog zien wij hierover de mening van GS tegemoet. Energie. Tijdens de algemene beschouwingen hebben wij de duurzame energieopwekking, biomassavergassing, als mogelijkheid aangehaald. Na kennisname van de technische opzet voor de uitwerking van een project voor biomassavergassing stelt de fractie van AOV/OU55+ zich volledig achter dit project. Wij adviseren om de engineering in handen te geven van op deze materie gespecialiseerde ingenieursbureaus. Wij spreken onze waardering uit over dit beleid. Milieu. Ten aanzien van het beleid om de stankoverlast bij Rutte BV te bestrijden, blijven wij zeer sceptisch. De aanpak is ons inziens niet juist. 27
13 november 1997
Zorg. Ten aanzien van de ouderen is na een moeizaam verlopen proces het plan Verzorging en verpleging 1997-2000 vastgesteld. Onontkoombaar is de conclusie dat dit slechts een begin in de kwaliteitsverbetering in de zorg betekent. Gelukkig constateert het college met ons dat de 90 mln. die de Tweede Kamer heeft bestemd voor het voorkomen van de reductie van bedden in de bejaardenoorden volstrekt onvoldoende is. Als enige regeringspartij heeft de PvdA deze problemen onderkend en wil zij in de komende jaren het aantal banen in de verpleging en verzorging landelijk met 30.000 uitbreiden. Onze steun krijgt zij op voorhand. Wij betwijfelen echter of de opleidingscapaciteit voldoende is om dit in de volgende regeerperiode te realiseren. Het is wel te hopen dat dit voornemen beter gestalte krijgt dan de uitwerking van de verkiezingsleus van de VVD in 1994. Ik wijs op de 10.000 extra politiebanen die zij in deze regeerperiode zou realiseren. De wachttijden en wachtlijsten in de zorg moeten worden teruggebracht tot aanvaardbare en verantwoorde normen. Het gaat niet goed in de thuiszorg. Een derde van de cliënten - landelijk 155.000 - krijgt minder uren thuiszorg dan nodig is. Deze rantsoenering is nodig om te voorkomen dat de wachtlijsten, waarop landelijk 12.500 mensen staan, nog verder oplopen. Dergelijke wachtlijsten en verminderde dienstverlening mogen niet voorkomen. Ouderen hebben zeker recht op verzorging. Deze ontwikkeling staat ook haaks op het beleid om de ouderen langer thuis te laten wonen, dat zij ook graag zelf willen. Onze fractie wil gaarne op de hoogte gesteld worden van de actuele situatie in de provincie Noord-Holland. De Stimuleringsregeling ouderenhuisvesting. Doordat op korte termijn geen evaluatierapport gereed is gekomen, achten GS het gewenst om in afwachting van de resultaten van deze evaluatie de regeling voor 1998 op het oorspronkelijke niveau van 1997 te continueren. Via een door ons ondersteunde motie is in 1997 het oorspronkelijke bedrag opgetrokken tot 3 mln. Men kan toch niet zonder inhoudelijke onderbouwing de Stimuleringsregeling ouderenhuisvesting halveren omdat er nog geen evaluatierapport beschikbaar is, en daarmede een grote groep ouderen in een achterstandssituatie laten? Dit vinden wij een verkeerd beleid. De ruimtelijke ordening. De heer Zoon (VVD): U zegt dat er een schrijnend tekort is aan thuiszorg. Waarop baseert u dat? U stelt het college voor, een onderzoeksoverzicht te verstrekken van de provincie Noord-Holland. Wat kan de provinciale politiek met die inventarisatie doen? U stelt dat met het bedrag voor ouderenhuisvesting niet wordt beantwoord aan het
doel. Waarop baseert u die conclusie? De heer De Lange (AOV/OU55+): Die baseer ik op gegevens uit de pers. Het gaat om landelijke cijfers. Wij willen weten hoe het er in Noord-Holland voorstaat. De heer Zoon (VVD): Ik constateer dat u zich dus baseert op krantenartikelen. De heer Meijdam (VVD): Kunt u de andere vragen ook beantwoorden? De heer De Lange (AOV/OU55+): Kunt u die herhalen? De heer Zoon (VVD): U vraagt om een overzicht aan het college. Als het college dat verzoek honoreert, wat wilt u vanuit de provinciale politiek doen om het gesignaleerde probleem op te lossen? Hoe komt u tot de stelling dat, indien geen 3 mln. wordt uitgetrokken voor de Stimuleringsregeling ouderenhuisvesting, er een tekort en dus een probleem in Noord-Holland ontstaat? De heer De Lange (AOV/OU55+): Dat moet bestudeerd worden. Voorzitter! Wij vinden de reactie op de woningbouwmogelijkheden kleine kernen teleurstellend. Tot mijn vreugde hoorde ik vanmorgen op de radio dat dit punt door de gedeputeerde in heroverweging wordt genomen. De heer Poelmann (D66): Is dat waar? De heer De Lange (AOV/OU55+): Voorzitter! Ook hebben wij geen reactie gekregen op onze inbreng inzake het "zonneproject" te Heerhugowaard, de Stad van de zon, ten aanzien van de verdere financiering nu de rijksoverheid zich waarschijnlijk zal terugtrekken. Land en tuinbouw. Verbaasd waren wij de afgelopen weken door de opmerking van de gedeputeerde De Zeeuw om alsnog de inpoldering van het Enkhuizerzand in het Markermeer bespreekbaar te maken. Wij blijven van mening dat de kustlijn van het "oude land" van Medemblik tot en met Muiderberg cultureel-historisch van onschatbare waarde is en in zijn huidige vorm onaangetast moet blijven. Openbaar vervoer. Deze week vernamen wij uit de pers dat het voornemen bestaat om een aantal onrendabele buslijnen op te heffen en te investeren in deze kwaliteitssprong voor het openbaar vervoer. De vraag die hier naar voren komt, is of op het moment dat de onrendabele lijnen worden opgeheven, deze kwaliteitssprong naar het vraagafhankelijk 28
13 november 1997
vervoerssysteem operationeel is. Ten aanzien van de financiering van de Stelling van Amsterdam blijkt uit de beantwoording dat de genoemde projecten, nadat ze verder zijn uitgewerkt, te zijner tijd aan ons ter beoordeling worden voorgelegd. Dit staat echter los van onze vraag welke subsidies wij mogen verwachten van de rijksoverheid en Brussel. Media. De fractie van de samenwerkende ouderenpartijen AOV/OU55+ heeft vanaf het begin van haar aantreden in provinciale staten als eerste gepleit voor het maken van een additioneel provinciaal nieuwsprogramma. Naast de huidige programma's zal dit een grote meerwaarde voor de bewoners van Noord-Holland betekenen. Wij ondersteunen derhalve het beleid van de gedeputeerde. Voorzitter! Vorig jaar hebben wij reeds onze teleurstelling uitgesproken over de arrogantie van de macht die blijkt uit de schriftelijke beantwoording en het negeren van de door ons gestelde vragen. Voor het derde jaar in successie moeten wij teleurgesteld vaststellen dat de beantwoording via de Memorie van Antwoord in deze vorm ver beneden peil is. De door D66 ingediende motie ondersteunen wij volledig. De heer Lauxtermann (fractie-Lauxtermann c.s.): Voorzitter! Onze fractie vindt het verontrustend dat de begroting tot op de laatste cent is dichtgetimmerd, zodat er geen sprake is van enige vrije ruimte. Omdat wij van mening zijn dat het een goed democratisch gebruik is, de staten nog enige ruimte voor eigen invulling te geven, stelden wij in onze eerste termijn voor, deze ruimte te creëren, bijvoorbeeld door de dotatie in het Kranenburgfonds te verlagen. Op deze suggestie is het college in eerste termijn niet ingegaan. Bovendien geeft het college weinig concrete reacties en antwoorden op de door ons gemaakte opmerkingen, respectievelijk gestelde vragen, bijvoorbeeld over de rente van het FINH, het openbaar vervoer en monitoring van de uitvoering WVG in het kader van de toezichthoudende functie van de provincie. Ook op de positie van de ouderenbonden is het college in zijn beantwoording niet ingegaan. Op een tweetal onderwerpen kom ik in tweede termijn nader terug. De Stimuleringsregeling ouderenhuisvesting. In de beantwoording van het college in eerste termijn stelt het college dat het vooralsnog geen reden aanwezig acht, deze begrotingspost te handhaven op 3 mln. Als argument daarvoor voert het college aan, dat het niet vooruit wil lopen op de uitkomsten van een reeds eerder verwacht evaluatierapport, terwijl het college los daarvan werkt aan een verkenning naar de samenhang tussen zorg en huisvesting met betrekking tot een langere zelfstandigheid van ouderen. Derhalve wil het college het begrote bedrag van 1,5 mln.
handhaven. Ons inziens is nu juist het ontbreken van enige evaluatie en enige conclusie uit de door het college gestarte verkenning reden om juist wél de gevraagde 3 mln. te handhaven. Het behoeft daarom geen betoog dat onze fractie de door collegafracties aangekondigde amendementen op dit gebied van harte zal ondersteunen. Uiteraard mag van een serieuze fractie verwacht worden dat zij bij een bedongen voorziening ook de dekking voor de gevraagde verhoging aangeeft. Die hebben wij in onze eerste termijn reeds aangegeven doch wij willen niet nalaten nu ook plenair hierop in te gaan. Voorzitter: mevrouw Van Diepen-Oost De heer Lauxtermann (fractie-Lauxtermann c.s.): Het college stelt in de Memorie van Antwoord dat de renteopbrengst van het FINH - gegeven het geplande tijdschema van circa zeven jaar waaraan dit fonds gecommitteerd zal worden en de uitgaven voor tien jaar - reeds in het meerjarenplan is verwerkt. Dit vinden wij getuigen van een wel uitzonderlijk vooruitziende blik en daarom twijfelen wij dan ook aan de expliciete juistheid van die redenering. Een termijn van tien jaar is ons inziens - met name voor de renteontwikkeling - niet of nauwelijks te overzien; te meer, daar de rentevoet zich reeds geruime tijd op een historisch laagtepunt bevindt. Wij rekenen er daarom ook op dat binnen het door het college genoemde tijdpad zich zonder meer rentemeevallers zullen voordoen. Daarom ook menen wij dat een verhoging van het budget stimulering ouderenhuisvesting ten laste van deze renteopbrengst als reëel aan te merken is. Wij zijn benieuwd naar het antwoord van het college. Het samenwerkingsverband ouderenbonden. In onze eerste termijn merkten wij reeds op, te hopen dat het college zich ten opzichte van de subsidiëring van dit verband genereus zou opstellen, zoals dat ook het geval was bij de RPCP's, zeker nu door alle snel op elkaar volgende veranderingen en de regionale overleggen binnen de ouderenzorg extra druk op het samenwerkingsverband gelegd wordt. In de begroting 1998 is door het college een bedrag gevoteerd ter grootte van ¦ 446.000,--, een verhoging ten opzichte van het lopende begrotingsjaar van een luttele ¦ 10.000,--. Het is ons inmiddels bekend geworden dat het samenwerkingsverband ouderenbonden waarin tot onze vreugde wederom het TISBO participeert, met een subsidie van ¦ 25.000.-- - op verzoek van het college een werkplan 1998 met een daarbij behorende begroting opstelt. Uit dit werkplan zal zonneklaar blijken dat er extra gelden nodig zijn, wil het samenwerkingsverband aan de verwachtingen van het college en van degenen die zij vertegenwoordigen, voldoen. Merkwaardig genoeg en 29
13 november 1997
tot ons ongenoegen kan de bespreking van genoemd werkplan en begroting eerst na de vaststelling van de provinciale begroting 1998 plaatsvinden, reden waarom wij het college dringend verzoeken, vandaag vooralsnog een extra bedrag in de orde van grootte van ¦ 150.000,-- te voteren. Ook voor deze relatief kleine toename van de gereserveerde subsidie geldt ten aanzien van de dekking hetzelfde als eerder aangegeven bij onze opmerkingen omtrent de stimulering ouderenhuisvesting. Daarnaast merk ik op dat het begrote bedrag van 1,7 mln. voor de RPCP's ons inziens aan de wel zeer royale kant is in vergelijking met de schamele ¦ 446.000,-- plus ¦ 25.000,-- die het college voor het samenwerkingsverband ouderenbonden voteert. Dit is dan voor de behartiging van de belangen van alle ouderen in onze provincie! Ten aanzien van de opstelling van het college ten opzichte van de RPCP's herhaal ik: ouderen zijn niet per definitie patiënt en slechts een klein percentage maakt gebruik van intramurale voorzieningen. Mijnheer de voorzitter! Wij nodigen het college dringend uit, zijn verantwoordelijkheid voor het zo aanmerkelijk percentage bewoners van Noord-Holland en van het electoraat royaal te nemen. Afhankelijk van het antwoord van het college in tweede termijn overwegen wij terzake een amendement in te dienen. De heer Kruijmer (RPF/GPV): Mijnheer de voorzitter! Zoals uit de ondertekening van de ingediende motie van afkeuring over de Memorie van Antwoord blijkt, is ook de fractie-RPF/GPV niet tevreden over hetgeen het college ons daarin aanbiedt. Daarbij is het zeker niet zo dat de RPF/GPV-fractie pas tevreden is, als zij op alle zaken die in haar algemene beschouwingen aan de orde gesteld zijn, een reactie krijgt. Wat dat betreft, stellen wij ons als kleine fractie bescheiden op. In deze tweede instantie zal ik daarom nogmaals enkele zaken uit mijn algemene beschouwingen aan de orde stellen, aangevuld met enkele nieuwe punten. De provincie nieuwe stijl, de positionering van de provincie. In het IPO-jaarplan lezen wij dat het IPO in de afgelopen jaren een bijdrage heeft geleverd om de provincies "op de kaart te houden". De provincie is op de kaart gebleven en het is nu de taak van de provincie, op de kaart te blijven. Naar onze mening zijn er drie hoofdrichtingen aan te geven inzake de wijze waarop de provincie dit kan bereiken. Allereerst is daar de weg van de regio, de provincie als optelsom van de regio's. Wij kunnen eventueel met behulp van het IPO een maximum aan regiovisies bij het Rijk lospeuteren. Wij kunnen proberen, van de provincie nog meer een doorgeefluik en verdeler van gelden voor de regio te maken. Het gevaar van deze weg is, dat de regionalisatie een
zodanige voltooiing bereikt, dat er op een bepaald moment een verlicht bestuurder op staat met de uitspraak: waarom zouden wij de regio's nog optellen tot een provincie, als ze zelf in staat zijn, de zaken goed uit te voeren? En de positie van de provincie is weer in gevaar. De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Dat is dan geen verlicht bestuurder. De heer Kruijmer (RPF/GPV): In mijn visie wel. Kortom, deze weg met een voortdurende afhankelijkheid van Rijk en regio vinden wij slecht met het oog op een maximale uitbuiting. Een tweede pijler van de provincie is het wettelijk kader waarop zij rust, zoals zaken met betrekking tot milieu, ruimtelijke ordening, waterhuishouding enzovoorts. Dit is een solide pijler. Hoe meer deze uitgebreid kan worden des te beter, maar dit kan natuurlijk niet zonder het Rijk. Een derde pijler is de investerende overheid. Wij vinden dat hierin voor de provincie vele mogelijkheden liggen om zich te positioneren, maar, zoals wij meermalen gezegd hebben, dan moet de provincie zich richten op grote projecten, op projecten van provinciale schaal. Het college heeft gekozen voor fasering, kleine projecten en een enkel groot. Het FINH is op deze manier een grabbelton geworden met "voor elk wat wils". De RPF/GPV-fractie vindt het niet acceptabel dat het maatschappelijk nut van dat geld, wat in feite de burger toebehoort, die burger voor jaren wordt onthouden. Wij zijn voor een snelle omzetting in maatschappelijk nut, dat komt de burger toe. Indien het college toch niet deze weg wil inslaan, dan zijn wij ervoor om de nog vrije gelden in dat fonds te decentraliseren naar de gemeenten van geheel NoordHolland, waardoor de omzetting wel snel kan plaatsvinden. Dit is ook eerlijker. Nu krijgen bepaalde gemeenten of organisaties gelden toegewezen, omdat zij toevallig voor een belangrijk project eventueel een goede lobby hebben bij partijen en/of de provincie. In de Memorie van Antwoord schrijft het college dat een snellere uitputting van het FINH een neerwaartse invloed heeft op de renteopbrengst van dit fonds. Natuurlijk is dit zo, maar gezien het batig saldo in de meerjarenraming oplopend van bijna 11 mln. in 1999 tot ruim 35 mln. in 2002 kan dit geen probleem zijn. Wij willen naar een provincie die naast haar structurele taken in staat is, jaarlijks grote projecten aan te pakken; projecten van provinciaal niveau en met landelijke uitstraling. Wij zijn van mening dat dit de weg is voor de provincie om zich goed te nestelen op de politieke kaart. Wij willen dat bereiken door de vrije financiële bestedingsruimte in 30
13 november 1997
de begroting te vergroten tot 10% van het totale begrotingsbedrag min de rijksdoeluitkeringen, ongeveer 450 mln. Dit levert een bedrag op van 45 mln. structureel, op te bouwen in 2 jaar: 20 mln. in 1999 en dit wordt 45 mln. in 2000. Dit houdt wel in dat GS en PS de eigen organisatie naar hun hand willen en kunnen zetten. De projecten die met dit geld in uitvoering genomen worden, mogen niet langer dan 3 jaar duren en mogen voor de provincie geen exploitatielasten tot gevolg hebben. Het vrije bedrag van 45 mln. kan dus steeds opnieuw ingezet worden. Met deze financiële ruimte kan de provincie zich op haar eigen niveau naar behoren manifesteren en kan zij met nieuw elan het jaar 2000 ingaan. Wij zullen over de stap van 20 mln. vrij te besteden in 1999 een motie indienen. Bestuurlijke vernieuwing. Het is vreemd in een moderne samenleving aan het eind van de twintigste eeuw te leven met voor de overheid een hoofdstructuur van bestuur die uit de negentiende eeuw dateert. Om in een dergelijke structuur toch iets te bereiken zonder de hoofdstructuur aan te tasten, wordt moeilijk. Ik heb gisteren een perscommuniqué gelezen over het project "werken met perspectief". Het convenant is ingeruild voor een intentieverklaring. Wat is het verschil? Waarom verschijnt het perscommuniqué op dit moment, terwijl wij weten dat de uitwerking van de intentieverklaring nog enkele maanden op zich laat wachten? Met betrekking tot de andere onderdelen op dit terrein, de niet vrijblijvende samenwerking tussen gemeenten en het toetsingskader voor gemeentelijke herindeling, staat voor de RPF/GPV-fractie de vrijwillige keuze van de gemeente centraal. Wij hebben geen behoefte aan een provincie die zich ontwikkelt in de richting van een bestuurlijke dwingeland. Wij hebben geen behoefte aan een provincie waarin de gemeenten, als zij onderling praten over samenwerking, de provincie zoveel mogelijk buiten de deur proberen te houden. De autonomie van de gemeenten in het Thorbecke-model vinden wij essentieel. Kan er dan bestuurlijk niets veranderen? Zeker wel, er moet eigenlijk veel veranderen, maar de RPF/GPV-fractie vindt dat dit dan wel langs de weg van de structuurdiscussie moet. Het antwoord van het college op onze constatering dat het in de bestuurlijke ruimte tussen provincie en Rijk steeds drukker wordt, is als dat van een letterknecht, waardoor het antwoord dus omzeild wordt. Nogmaals, wij blijven bij onze constatering dat de "vijfde bestuurslaag", zoals Randstad, IPO en BCR, welig tiert en daarmee is onvermijdelijk altijd beleidsafstemming en beleidsvorming verbonden, maar dan niet democratisch gecontroleerd. Ten slotte zijn wij nog steeds zeer nieuwsgierig
naar de fundering van de opvatting dat het functioneren van de provinciale overheid wordt verbeterd door het huidig aantal PS-leden te verminderen. Ruimtelijke ordening. Met het antwoord van het college op de opmerkingen van een groot aantal fracties, waaronder ook die van de RPF/GPV-fractie, over het kleinekernenbeleid zijn wij het wederom niet eens. Er blijft niets anders over dan hiervoor een motie in te dienen. Wij verzoeken GS, een ontwikkeling in gang te zetten waardoor het op acceptabele termijn in de kleine kernen mogelijk wordt, kleine aantallen woningen te bouwen. Fluctuaties begroting. Het antwoord van het college over de vele grote fluctuaties in de begroting is volstrekt onacceptabel. In drie commissies heeft de RPF/GPV-fractie over die fluctuaties vragen gesteld, zonder een antwoord te krijgen. Als wij er daarna in de algemene beschouwingen weer naar vragen en dan het antwoord krijgen: wij zullen er bij de begroting voor 1999 rekening mee houden, dan is dat incorrect. Voor alle duidelijkheid, het gaat hier om grote fluctuaties. Laat ik een paar voorbeelden noemen bij het onderdeel ruimtelijke ordening. Voor planvorming streekplannen is in 1997 6 mln. begroot. Dit wordt in 1997 na de eerste wijziging 7 mln. en voor 1998 4,9 mln., dus 6, 7 en 5 mln. Voor overige producten is in 1997 1,9 mln. begroot. Dit wordt in 1997 na de eerste wijziging 2,4 mln. en voor 1998 0,9 mln., dus 2, 2,5 en 1 mln. En zo zijn er nog vele voorbeelden te noemen. Overigens gelden de fluctuaties in de bedragen voor het onderdeel ruimtelijke ordening ook voor de voorgaande jaren. Wat dacht men van planuitvoering streekplan? In 1996 is 4,4 mln. begroot, in 1996 na de eerste wijziging blijft dit 4,4 mln. - dat is vreemd, er moet toch iets gebeurd zijn, terwijl hetzelfde bedrag wordt genoemd - en in 1996 op rekeningbasis 1,7 mln, dus 4,4, 4,4 en 1,7 mln. Mijnheer de voorzitter! Ik heb er geen behoefte aan, deze fluctuaties in bedragen en daaraan gekoppeld in formaties te vertalen naar begrotingsdiscipline, actualiteit en realiteit van gegevens in de begroting. Wij laten dat aan GS over. De grondhouding van de RPF/GPV-fractie is, de cijfers van de begroting serieus te nemen, maar dat moet ons dan ook mogelijk gemaakt worden. Op deze manier kan dit niet. Wij zijn nu genoodzaakt een aantal bedragen met een korreltje zout te nemen. Ontwikkeling Schiphol en TNLI-discussie. Het is opvallend dat in de Memorie van Antwoord geen aandacht is besteed aan de TNLI-discussie en aan de op korte termijn te verwachten integrale beleidsvisie IBV - van het Rijk over deze materie. Hoewel de IBV van het Rijk nog niet is uitgebracht, zijn toch wel wat zaken van het Rijk maar ook van Schiphol naar 31
13 november 1997
buiten gekomen. Heel duidelijk is dat het Rijk verder wil met het huidige Schiphol, precies zoals wij op 23 juni jongstleden hebben aangegeven; optimalisering wat betreft banen, de afname van geluidgehinderde woningen en geluidsoverlast van een ongedeeld Schiphol, waardoor een verdere groei mogelijk is. Overigens is duidelijk dat het eilandidee vrijwel geheel achter de Noordzee-horizon verdwenen is. Op het terrein van die optimalisering kan de provincie een belangrijke rol spelen. Zij kan hier het initiatief nemen. Ook uit deze ontwikkelingen blijkt dat de Hongkong/Japan-excursie van het college voorbarig is geweest, ondanks het feit dat aan deze excursie de nodige positieve perscommuniqués zijn verbonden. Zelfs een reeds lang gepland bezoek van Japanners aan de provincie kan hier geen verandering in aanbrengen. Kortom, ik zeg nogmaals dat deze excursie niet had mogen plaatsvinden. Welzijn. In onze algemene beschouwingen hebben wij aan de orde gesteld dat voor het voeren van een effectief beleid, bijvoorbeeld ten aanzien van het terugdringen van het aantal risico-jongeren, naast symptoombestrijding ook een structurele aanpak nodig is. Ik zal zeker niet alles herhalen wat de RPF/GPV-fractie hierover in haar algemene beschouwingen heeft geschreven, maar als wij kiezen voor een structurele aanpak, dan komen wij op het terrein van normen en waarden. Hoe willen wij in onze maatschappij leven, hoe denken wij over het gezin? Voor alle duidelijkheid, bij het gezin denkt de RPF/GPV-fractie aan een gezin bestaande uit een vader, moeder en een of meer kinderen. Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Welke naam geeft u aan gezinnen die op een andere wijze zijn samengesteld? Voor de belastingen of de gemeenten zijn dat ook gewoon gezinnen. De heer Kruijmer (RPF/GPV): Dat zijn samenlevingsverbanden. Ik heb gelezen dat het op termijn daarbij ook kan gaan om twee mannen en een vrouw en ga zo maar door. Ik heb een duidelijke definitie gegeven. Genoemd idee kwam van de JOVD, maar ik denk dat de heer Bolkestein van dergelijke ideeën gruwt. Wanneer wij het antwoord in de Memorie van Antwoord bekijken, dan denk ik dat er twee mogelijkheden zijn. Of het college negeert gewoon hetgeen wij hierover naar voren hebben gebracht. Dat kan het doen, maar het lijkt ons niet verstandig. Wanneer wij zien dat er in totaal op welzijnsterrein rond 15 mln. omgaat, is de vraag of al dat werk effectief wordt uitgevoerd, zeker op haar plaats. Of het college tracht antwoord te geven met hetgeen wij terugvinden op pag. 22 van de Memorie van Antwoord. Wij zien dit als een technische
weergave van de uitvoering van de Welzijnsnota, echter zonder inhoudelijke aspecten. Wij kunnen dit zeker niet als een antwoord zien. Kortom, het antwoord van het college inzake deze materie is voor de RPF/GPV-fractie zeer onbevredigend. Tweede investeringsprogramma FINH. De twee projecten met allure en provinciale schaal, Stad van de zon en de Stelling van Amsterdam ondersteunen wij ten volle. Wij hebben dat vanaf het begin gedaan. Naar aanleiding van deze projecten nog een enkele opmerking. Allereerst De Stad van de zon, waarvan wij vernomen hebben dat de rijksbijdrage onzeker is geworden. Wij zijn bereid, daar extra geld voor uit te trekken. Wat ons betreft, mag het geld voor de biomassavergasser daaraan besteed worden. Misschien is het nuttig om in contact te treden met Shell Solar. Naar aanleiding van de Stelling van Amsterdam het volgende. Wanneer wij de activiteiten op het cultuurhistorische terrein bekijken, dan nemen daar de historische materiële zaken een belangrijke plaats in; zoals forten, molens, gebouwen, gemalen en archeologische vondsten. Het terrein van de historische informatie komt veel minder aan de orde. Wij zijn van mening dat er voor de provincie een prima project ligt te wachten, een project van allure en provinciale schaal. Wij denken hierbij aan de historische bevolkingsadministraties, opgeslagen bij onder andere de gemeenten en, ver terug in de historie, bij kerken en kloosters. Veel particulieren en organisaties zijn reeds jaren bezig, deze gegevens per computer te rangschikken, waardoor de informatie snel bereikbaar wordt voor een ieder. Het genereren van een complete stamboom wordt mogelijk. Een provinciaal project bij uitstek is het om de gehele historische bevolkingsadministratie van NoordHolland op de computer onder te brengen, waarbij de provincie voor de coördinatie en afstemming zorgt en wel zodanig dat die bevolkingsadministratie vanuit onze Internetsite bereikbaar is voor een ieder. De vraag "even kijken of ik nog familie ben van mijn vrouw" is dan snel beantwoord. Kunnen wij daar in de commissie eens over van gedachten wisselen? Externe werkgelegenheid. Zoals het college zeker ook vernomen zal hebben, krijgt de werkgelegenheid in de Gooi en Vechtstreek een gevoelig verlies te incasseren: 700 banen, door de sluiting van het bedrijf van Lucent Technology in Huizen met ingang van 1 januari 1999. Ruim twee weken geleden kwam deze informatie naar buiten, dus vrij recent. Ziet het college mogelijkheden om voor de werkgelegenheid in de Gooi en Vechtstreek een positieve rol te spelen? Interne werkgelegenheid. Zoals bekend, zou door de reorganisatie het personeelsbestand ruwweg met 100 formatieplaatsen afnemen en financieel zou het ongeveer 10 mln. structureel opbrengen. Wanneer 32
13 november 1997
wij de meerjarenplanning bekijken, dan zien we een constante formatie tot 1 januari 1999 van 1473 plaatsen. Kunnen wij ervan uitgaan dat eind 1999 de formatie op 1373 staat? Ik sluit af met nog een enkele opmerking over de biomassavergasser. Vanwege de Zuidtangentexcursie ben ik tot mijn spijt niet in staat, de vergadering van de commissie Middelen hierover bij te wonen. Op twee commissievergaderingen is en wordt dit onderwerp vertrouwelijk behandeld, om het daarna op de PS-agenda te plaatsen. Wij vinden dat in strijd met de openbaarheid van bestuur. Over het project zelf zijn wij zeer kritisch. Wij zijn ons er al tientallen jaren van bewust dat het gebruik van fossiele brandstoffen slecht is voor het milieu. Ook de beperktheid en eindigheid van de voorraad is reeds lang bekend. Op vele plaatsen over de gehele wereld is men al tientallen jaren bezig, het gebruik van milieuvriendelijke energie te bevorderen. En dan nu pas, aan het eind van de twintigste eeuw, wil men op een enkele plaats in de wereld de biomassavergasser gaan gebruiken voor de productie van elektriciteit. Voorzitter! Dat geeft te denken en het is daarom dat wij zeer kritisch naar dit project kijken en nog kritischer naar de deelname van de provincie aan dit project. Rest nog het groene label voor milieuvriendelijke elektriciteit. Wij vinden dat het gebruik van dit label zuiver gehouden moet worden, dus alleen bestemmen voor echt milieuvriendelijke elektriciteit, zoals die uit de wind en de zonneenergie. Wanneer wij de biomassavergasser bezien uit milieu-oogpunt, dan is het gewoon een conventionele opwekking van elektriciteit met de bekende verontreinigingen en CO2-uitstoot. De burger wordt voor de gek gehouden, als hieraan het groene label wordt verbonden en als hij daarvoor meer moet betalen. Het zal de markt van het groene label negatief beïnvloeden. Voorzitter: de heer Van Kemenade Motie 55-5 Door het lid Kruijmer wordt de volgende motie voorgesteld: Provinciale staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 13 november 1997; kennis genomen hebbend dat GS, zoals uit de MvA blijkt, wederom niet van plan zijn, het huidige kleinekernenbeleid te wijzigen; van mening dat een beperkte bouw van woningen voor die kleine kernen van essentieel belang is;
verzoeken GS, een ontwikkeling in gang te zetten waardoor het op acceptabele termijn mogelijk wordt, in de kleine kernen op kleine schaal woningen te bouwen, en gaan over tot de orde van de dag. De voorzitter: Naar mij blijkt, wordt deze motie voldoende ondersteund. Mitsdien maakt zij onderwerp van beraadslaging uit. Amendement 55-7 Door het lid Kruijmer wordt het volgende amendement voorgesteld: Provinciale staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 13 november 1997; gehoord de beraadslagingen over de positionering van de provincie op de politieke kaart en de discussie over de gewenste grootte van de projecten die de provincie in uitvoering neemt; van mening, dat het van groot belang is voor de positionering van de provincie dat zij regelmatig grote projecten met een provinciale schaal in uitvoering neemt en dat hiervoor in de begroting een vrije ruimte gecreëerd moet worden van 45 mln. structureel (10% van het totale begrotingsbedrag min de rijksdoeluitkeringen) en dat op te bouwen in twee jaar, 20 mln. in 1999 en 45 mln. in 2000; verzoeken GS, in de begroting voor 1999 een structureel vrij besteedbare ruimte aan te brengen van 20 mln. De voorzitter: Naar mij blijkt, wordt dit amendement voldoende ondersteund. Mitsdien maakt het onderwerp van beraadslaging uit. De heer Van Wijk (onafhankelijke): Voorzitter! Schiphol, chaos alom. De luchthaven, vliegtuigmaatschappijen, bedrijven, investeerders en de werknemers hebben lange tijd moeten wachten en verkeren misschien nog wel in onzekerheid over de aanleg van de vijfde baan. De minister heeft dit besluit zes maanden vervroegd. Tot welke beslissing is zij gekomen, onder druk van de belanghebbenden of van het GS-besluit "Strategische luchtvaartontwikkelingen" en van de "drie mainportsystemen" van Schiphol airport? Wordt de aanleg van de vijfde baan een zoethoudertje voor wie daar belang bij hebben? Het kan ook zijn dat het kabinet volgend jaar de beslissing neemt om toch een 33
13 november 1997
luchthaven voor de kust te realiseren. Een en ander sluit niet uit dat hierop acties zullen volgen van een aantal groeperingen. Dat is logisch, vooral omdat het gaat om de luchtvervuiling, het milieu et cetera. Voorzitter! De infrastructuur rondom Schiphol en regio blijft ons zorgen baren. Aan de oplossing van de problemen zal versneld gewerkt moeten worden. Dit kan via meer FINH-gelden. Of moet de provincie de financiële vetpot openen, zodat GS niet hoeven te wachten op de financiën van het Rijk? De delegatie die naar Japan is geweest, heeft veel kennis opgedaan over de infrastructuur rondom luchthavens, waarvan nota. Voorzitter! Het terugdringen van het autovervoer is onontkoombaar. Het fileleed wordt veelal veroorzaakt door het vrachtverkeer. De meeste vrachtrijders trekken zich niets aan van verkeersregels en wetten. Het vrachtverkeer dient dan ook tijdens de spitsuren aan banden te worden gelegd, zeker als de NS het tarief tijdens de spits 7% verhogen. Volgend jaar krijgt de provincie te maken met het openbaar vervoer, dat in Noord-Holland nog steeds een punt van zorg is, in ieder geval voor ouderen en gehandicapten. Een groot aantal gemeenten in de regio's vertikt het om de WVG-gelden te gebruiken waarvoor zij bestemd zijn. In het algemeen zijn deze gelden een welkome aanvulling voor andere gemeentelijke doeleinden. Met andere woorden: ouderen en gehandicapten worden gedupeerd door dit oneigenlijk gebruik. Ook gaan er geruchten dat beltaxi's en buurtbusjes gebruikt worden om valide mensen naar hun werk te brengen en weer op te halen. Wat de Westfrisiaweg betreft, dient er nog meer spoed betracht te worden om te komen tot een volwaardige verbinding in deze regio. De busverbinding Purmerend-Amsterdam is aanzienlijk verbeterd, waarbij ik wel blij ben met het voorlopig uitstel van de Noord-Zuidlijn. Ook de bewoners van Noord zijn daarover zeer tevreden. Het afgraven van de Afrikahaven is een zeer grote vergissing. Er worden 30.000 arbeidsplaatsen beloofd! Maar zelfs nu kunnen de havenbaronnen en hun achterban geen 300 havenarbeiders werk bieden. En GS maar wachten tot er wat gebeurt, tot het te laat is! De negatieve gevolgen van stakingen en dergelijke in het Noordzeekanaalgebied kunnen veel scheepvaartmaatschappijen doen besluiten om Amsterdam te mijden. IJmond IJzersterk? Zorg dan wel voor goede arbeidsomstandigheden. Voorzitter! Er zal een natuurramp plaatsvinden in de Houtrakpolder, zoals dat overigens ook voor IJburg geldt. Het gaat om grote stukken natuur, die in de eeuwigheid niet meer terugkomen en als verloren beschouwd dienen te worden. De Stelling van Amsterdam is, wat het ook kost, van historische en monumentale waarde. Ook
de opleiding van een paar honderd jongeren is belangrijk en de moeite waard voor hen. Of er daarna banen zijn, is nog maar de vraag. Het toerisme is groeiende, maar het kan beter als er low-budgethotels gebouwd worden met financiële hulp via het FINH. Ik denk daarbij aan de Hollandse bloementuin, Den Helder, Texel, Hoorn, stoomtreintje IJmuiden, Medemblik enzovoorts. Dit kan de uitbreiding van het toerisme bevorderen. Toerisme is er niet alleen zomers, maar het gehele jaar door. Ook is het van belang dat de toeristen wat langer op de recreatieplekken kunnen verblijven. De biologische land en tuinbouw - meer FINHgelden - zullen beter gepromoot dienen te worden. Er is nu sprake van een vermindering of achteruitgang van biologische bedrijven. De biologische gewassen zijn zeer belangrijk vanwege het terugdringen van de milieuvervuiling, maar nog meer voor de gezondheid van de burger. Voorzitter! Hebben GS al een bijdrage geleverd aan de armoedebestrijding? Dat mag niet worden afgeschoven op het Rijk en de gemeenten. De provincie kan ook hier veel aan doen. Te denken valt aan de tarieven van de waterschapsheffingen, de omroepbijdrage, het ziekenfonds, huur- en woonlasten, openbaar vervoer, recreatieparken en musea. Een vermindering van die kosten is een bijdrage aan de verbetering van het lot van de minst draagkrachtigen. Voorzitter! Externe deskundigen zijn over het algemeen vreselijk duur en als er uiteindelijk een duur rapport wordt uitgebracht, is het al achterhaald. Dan liever een aantal ambtenaren erbij, waardoor je iedere dag de informatie kan krijgen die nodig is. Zij brengen toch ook goed werk tot stand. Voorzitter! Werkgelegenheid is een utopie. Hoe kunnen werknemers hun steentje bijdragen in het arbeidsproces als de motivatie ontbreekt? De minister-president heeft onlangs kenbaar gemaakt, dat er binnenkort geen vaste banen meer tot stand mogen komen. Er wordt als het ware per dag werk aangeboden. Dit kan leiden tot vooroorlogse toestanden en doet afbreuk aan de samenleving. Voorzitter! Sinds 1 juli van dit jaar is de wet op aanpasbaar bouwen van kracht. Kan de gedeputeerde aangeven of de woningcorporaties en de gemeenten hieraan de hand houden? Hoeveel nieuwe ouderenwoningen zijn er op deze manier al gebouwd sinds l juli? Het is wenselijk dat PS rapportages krijgen over de aantallen en over de gemeenten die hier wel of niet de hand aan houden. Voorzitter! Honderdduizenden guldens subsidie zijn er door de provincie aan twee instellingen in Amsterdam verstrekt. Was dat wel nodig? Amsterdam heeft een miljoenenoverschot op de begroting en had deze subsidie dus zelf kunnen 34
13 november 1997
verstrekken. Een aantal instellingen in Noord-Holland is hiervan de dupe geworden. Veel van deze instellingen komen aan de gallemieze te liggen door het afwijzen van hun subsidieaanvrage. Zij lopen daardoor het gevaar, hun sociale werkzaamheden te moeten stopzetten. Voorzitter! Bij dezen vraag ik u om met de minister van Volksgezondheid een onderzoek te laten instellen bij verpleeg- en zorginstellingen. Het aantal gevallen van versterving van ouderen schijnt schrikbarend hoog te zijn. Veel artsen en verpleegkundigen zijn hiervan op de hoogte. Is dit het einde van 2000 jaar beschaving of moet de vergrijzing een halt worden toegeroepen? In één van de vorige kabinetten is er eens een staatssecretaris geweest die heeft geroepen dat de ouderen te oud worden. Voorzitter! Hoeveel zorg moeten wij ons maken over dit probleem? Het spreekwoord is nog steeds "de mens wikt, maar God beschikt". Voorzitter! Ik ga akkoord met de begroting 1998, maar ik zou graag zien dat er uit de vrij beschikbare ruimte middelen worden vrijgemaakt voor de armoedebestrijding. Ook uit het tweede investeringsprogramma FINH spreekt de goede wil om een aantal projecten aan te pakken. Mevrouw Smit-Boerma (De Groenen): Voorzitter! De Groenen hebben mede een motie van afkeuring ingediend inzake de Memorie van Antwoord. Dit is niet zonder reden. Onze opmerkingen en vragen in de schriftelijke reactie op begroting en beleidsplan 1998, zijn volledig genegeerd. De Groenen zouden dus nog graag antwoorden hebben op deze vragen. Wij willen ook ons geluid laten horen en wij willen in elk geval dat er naar ons wordt geluisterd. Laten wij wel zijn. Gedeputeerde staten vroegen de fracties om plannen en vroegen tevens een reactie op hun plannen. Elke commissie hield een separate bijeenkomst over de begroting en het beleidsplan. De notulen van de betreffende commissievergaderingen werden ons met spoed toegestuurd. Met grote zorg stelden de partijen een reactie samen en stelden die ter kennis aan gedeputeerde staten. Gedeputeerde staten hadden vervolgens een maand - ik herhaal: een volle maand - de tijd om antwoord te geven. Daarbij wisten zij zich gesteund door een uitmuntend functionerend ambtenarenapparaat, dat uiteraard alle details van die reacties zorgvuldig onder de loep heeft genomen. Dat bleek ons onder andere uit een telefoongesprek met die ambtenaren, waarin door ons om verduidelijking van een bepaald punt werd gevraagd. Dan komt de verrassing van het jaar, de Memorie van Antwoord behorende bij begroting en beleidsplan 1998. Ja, voorzitter, dan blijkt in werkelijkheid te zijn gebeurd wat De Groenen reeds
hebben gesteld in hun schriftelijke reactie: het college is uitgeput. Men mag het ook "opgebrand" noemen. Het is kennelijk niet meer in staat om vragen te beantwoorden. En dan vraag je je toch af hoe, als gedeputeerde staten niet in staat zijn om antwoorden te geven op vragen die fracties stellen, zo'n college verder de provincie moet besturen. Is het niet zo dat zo'n college dan maar beter kan zeggen: wij zijn doodmoe, wij kunnen niet meer, laat een ander het maar doen? Nou, voorzitter, dat gebeurt natuurlijk nooit. De voorzitter: Beluister ik dat u de door D66 ingediende en mede door u ondertekende motie een ander karakter geeft? De motie betreft de vorm van de Memorie van Antwoord. Mevrouw Smit-Boerma (De Groenen): De strekking van de motie gaat zeer diep. Ik hoop dan ook dat het college zeer diep over deze motie nadenkt. Ook de elementen die ik nu noem, zijn zeker meegenomen in de motie. De voorzitter: U spreekt in de motie dus niet alleen afkeuring uit over de Memorie van Antwoord? Mevrouw Smit-Boerma (De Groenen): Ik spreek mijn afkeuring uit over de Memorie van Antwoord. Ik trek vervolgens de conclusie dat het college kennelijk geen vragen meer kan beantwoorden. Ik neem niet aan dat het college geen antwoord wíl geven op onze vragen. De voorzitter: Ik probeer slechts helderheid te krijgen over uw bedoelingen. Mevrouw Smit-Boerma (De Groenen): Voorzitter! Wij zitten daar dus mee in onze maag, tenminste ik zit ermee in mijn maag, u misschien niet. Dus ga ik maar over tot de orde van de dag en dat is het beleid voor 1998. Ik zal niet de vragen herhalen die reeds zijn gesteld in de reactie van de fractie van De Groenen op ontwerpbegroting en -beleidsplan 1998. Als ik dat wel doe, ondermijn ik het traject zoals voorgesteld en aangenomen door provinciale staten. De bedoeling van de schriftelijke reactie was duidelijk: besparing van tijd en kans op een gedetailleerde benadering. Dat hebben wij gedaan. Hoe gedeputeerde staten daar verder mee omspringen, is hun zaak. À propos, voorzitter, ik had het net over de vermoeidheid. Op 7 oktober 1996 vroeg ik in de schriftelijke reactie van De Groenen op het beleidsplan 1997 aandacht voor een video voor scholen. Een video die gaat over de werking van de provincie en provinciale staten. In de Memorie van 35
13 november 1997
Antwoord werd op blz. 8 gesteld: "de suggestie voor een op het onderwijs gericht product willen we onderzoeken". Vervolgens gaan wij naar 11 november 1996, de begrotingsbehandeling 1997. Wij dienen geen motie in, want er ligt een toezegging nietwaar? Wel zeggen wij nog dat het onderzoek toch echt niet lang op zich zal moeten laten wachten, want de jeugd is zo weer van school af. Nou, dat was vorig jaar. En nu zijn wij een jaar later, en is het 13 november 1997, en één lichting is inmiddels van school af. Wij hadden toen geen motie ingediend, omdat er een toezegging lag. Nu hebben wij spijt dat wij dat niet hebben gedaan. Daarom willen wij graag nu antwoord hebben, specifiek, op de volgende vragen. Welk onderzoek is er verricht tussen 4 november 1996 en 4 november 1997? Wat is het resultaat van het onderzoek? Wanneer komt de video er? De Groenen constateren helaas dat wederom in het beleid veel meer aandacht wordt besteed aan de economie dan aan het milieu. Zeker, wanneer wij de woorden of de bladzijden tellen in dit beleidsplan die over het milieu gaan, dan komen wij uit op een respectabel aantal. Maar je kan je uitdrukken in een bijzondere vaagheid of grote ophef maken over een zeer kleine som geld. Als voorbeeld noem ik op één en dezelfde bladzijde dan maar twee zaken die treffend illustreren wat De Groenen bedoelen. Op blz. 30 bijvoorbeeld, bovenaan links, onder het kopje "milieu, en verkeer en vervoer", staan precies vier zinnen. In die vier zinnen wordt geklaagd dat verkeer en vervoer wel een zware belasting zijn voor het milieu. Er wordt geconstateerd dat minder verkeer en vervoer leidt tot minder milieubelasting. En verder stelt men dat maatregelen voor een goed openbaar vervoer en stimulering van het fietsgebruik reuze helpen. Voorzitter! Dat zijn allemaal geen opzienbarende conclusies. Zo schrijf ik gemakkelijk een heel beleidsplan vol. Maar wacht even, op dezelfde bladzijde komt ook nog energie ter sprake. En daar staat dat de provincie voor de eigen gebouwen 10% ecostroom aankoopt. Daarvoor hebben wij het formidabele bedrag van ¦ 100.000,-ter beschikking gesteld. Het is zelfs een prioriteitsvoorstel. Mooi hoor, zo'n prioriteit, maar wat De Groenen betreft, toch wel wat magertjes. Je kunt eerder spreken van een afkoop van het geweten dan van een adequate bijdrage aan de vermindering van de CO2-emissie. Nee, voorzitter, als die 10% nou eens 50% wordt en die ¦ 100.000,--, ¦ 500.000,--, dan zijn wij op de goede weg. De heer Poelmann (D66): Het is een begin. Mevrouw Smit-Boerma (De Groenen): Ik vind dat er krachtiger begonnen moet worden. Dit is te mager.
Voorzitter! Wanneer er, zoals in de laatste vergadering van provinciale staten, een voorstel komt zoals de Groene As, dan zijn wij daar heus wel verheugd over. Maar dat houdt nog altijd niet in dat wij uit ons dak gaan omdat de provincie het milieu als hoogste prioriteit ziet. Dat is niet zo, en dat moet nou eens een keer erkend worden. Wij zijn nog altijd bezig, hijgerig achter een toch al oververhitte economie aan te rennen. Zelfs een kind kan zien dat de economie verhit is. En de bomen groeien nu eenmaal niet tot in de hemel. Laten wij nu maar zorgen voor het vlakke land dat wij hebben. Laten wij daar nu maar zo zorgvuldig mogelijk mee omgaan. Anders zullen wij in de toekomst tussen de ene vuilnisbelt en de andere afvalhoop heen en weer racen in benzineslurpende auto's, alleen maar om zo veel mogelijk geld te verdienen, dat wij dan vervolgens zogenaamd besteden aan milieuverbetering. Voorzitter! Het wordt dus tijd voor enige dankbaarheid voor al het moois dat de natuur ons biedt; voor eerbied en respect voor de wijze waarop onze wereld een evenwicht heeft meegekregen; voor verantwoordelijkheidsbesef jegens onszelf en jegens de schepping om ons heen. Het wordt tijd, nu een aantal van ons het economisch goed hebben, veel meer te investeren in het behoud van onze planeet. En het wordt tijd voor een eerlijke verdeling tussen arm en rijk, want ook dat is volgens De Groenen een onderdeel van een leven in harmonie op deze aarde. De provincie maakt deel uit van deze aarde, en dient dus haar portie te leveren. De heer Meijdam (VVD): U spreekt enerzijds behartigenswaardige woorden over de zorg voor het milieu, maar anderzijds geeft u in een bijzin aan dat de economie de kracht dient te zijn voor het in het spoor brengen van het milieu. Hoe rijmt u dat? Nu de economie het kan dragen, is het moment gekomen om in het milieu te investeren, zo stelde u. U erkent dus dat een goede economische ontwikkeling noodzaak is voor een goed milieubeleid. Mevrouw Smit-Boerma (De Groenen): Ik heb een geheel andere maatschappijvisie dan u. De heer Meijdam (VVD): Dan moet u zich zorgvuldiger uitdrukken. Mevrouw Smit-Boerma (De Groenen): Ik leef in de realiteit van de wereld van vandaag. Ik zie dat er bij bepaalde mensen een hoop geld is. Ik zou graag een deel van dat geld willen inzetten voor de verbetering van onze leefomgeving. De toestand van het milieu is helaas mede veroorzaakt door het oververhitten van de economie. Ik zie graag dat het anders gaat. De 36
13 november 1997
maatschappijvisie van De Groenen zal ik de heer Meijdam nog eens uiteenzetten. De heer Meijdam (VVD): Algemene beschouwingen zijn nu juist bedoeld voor het uiteenzetten van die visie. Ik heb u daarover nog niet gehoord. U schetst slechts een wensbeeld zonder dat u oplossingen aandraagt. Mevrouw Smit-Boerma (De Groenen): Ik heb zeker oplossingen, maar ik denk niet dat mijn oplossingen de uwe zijn. Ik heb de afgelopen jaren op allerlei fronten en manieren aangegeven welk beeld De Groenen voor ogen hebben. Er dient meer evenwicht tussen ecologie en economie te zijn. Wij willen dat echter op een andere manier bereiken. Voorzitter! De Groenen willen nu alvast inhaken op de wens van gedeputeerde staten, het openbaar vervoer zo toegankelijk mogelijk te maken, om voldoende te kunnen concurreren met de auto. De plannen voor vertramming van de Zuidtangent beginnen al vorm te krijgen. En dan is het natuurlijk goed om een en ander op tijd te regelen. In verband daarmee dien ik een motie in, waarmee wordt beoogd, het openbaar vervoer laagdrempelig te maken. Deze motie houdt dus in dat wij bij vertramming van de Zuidtangent kiezen voor de aanschaf van trams met lage instap. Voor de goede orde, dat betekent dus een instapniveau dat op gelijke hoogte ligt met het platform waar de passagier zich bevindt. Dat sluit dus mooi aan op de "lageinstapbussen" zoals voorgesteld door GroenLinks. De Groenen besluiten deze eerste termijn met een zeer belangrijk pleidooi voor de Bibliotheca Philosophica Hermetica. Gedeputeerde staten zullen ongetwijfeld op de hoogte zijn van de bizarre situatie rondom deze schitterende bibliotheek. De verzameling hermetische literatuur, door de heer Ritman bijeengebracht, kent zijn weerga niet in deze wereld. Hij heeft, onder de rook van de Westertoren in Amsterdam, een unieke bibliotheek toegankelijk gehouden voor het publiek, zonder er overigens uitbundig reclame voor te maken. Daarom was deze historische verzameling van esoterische literatuur ook niet in grote kring bekend. De heer Broeren (VVD): Hoe kunt u dat nu zeggen? Mevrouw Smit-Boerma (De Groenen): Vele mensen hebben mij onlangs gevraagd over welke bibliotheek het gaat, maar mijnheer Broeren, misschien was u wel op de hoogte! De heer Broeren (VVD): Wie weet niet van die bibliotheek op de Bloemengracht in Amsterdam, dat weet de hele wereld! De heer Ritman heeft een
uitstekende PR. Alleen mensen die niet kunnen lezen en die geen televisie hebben, zijn daar niet van op de hoogte. Mevrouw Smit-Boerma (De Groenen): Pas bij het faillissement van het bedrijf van de heer Ritman en de bemoeienissen van de ING-bank als schuldeiser kwam de Bibliotheca in het middelpunt van de belangstelling. De benodigde 200 mln. ter aflossing van de schulden zijn er niet en ING wil geld zien. Nu dreigt deze bibliotheek spotgoedkoop van de hand gedaan te worden. De collectie is veel meer waard dan de schulden van Ritman. Er is sprake van een dreigende verkoop van een voor Nederland, maar speciaal voor Noord-Holland, ongekend zeldzame kunstcollectie. Ik citeer Kees Fens in De Volkskrant: "Wanneer de Bibliotheca Philosophica Hermetica geveild zal worden, gaat weer zo'n erfgoed verloren. Nooit zal een dergelijke collectie meer bijeen kunnen worden gebracht. Het treuren zal tot ver in de volgende eeuw duren. Terecht. Het gerinkel van geld zal maar enkele seconden hoorbaar zijn". De Groenen vragen vooralsnog geen geld aan de provincie. De Groenen dienen ook nu nog geen motie in. Wij vragen op dit moment alleen of gedeputeerde staten zo spoedig mogelijk alles in het werk zullen stellen voor een reddingsoperatie van deze werken. Men kan wellicht contact zoeken met staatssecretaris Nuis en de heer Jacobs van de ING-bank. Ik las vandaag dat de ING-bank de Bank Brussel Lambert gaat overnemen. Dat is een mooi succes. Bovendien maakte de ING-bank het afgelopen jaar een historische winst van 3 mld. De bank smeedt het ijzer als het heet is, zo las ik vandaag in de krant. Wij moeten dat doen voor deze bibliotheek. Dit is het moment, het is nu de juiste temperatuur. Motie 55-6 Door de leden mevrouw Smit-Boerma, De Lange, Van Wijk, Berman en Lauxtermann wordt de navolgende motie ingediend: Provinciale staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 13 november 1997 ter behandeling van het beleidsplan en de begroting 1998; overwegende, dat bij "vertramming" van de Zuidtangent rekening moet worden gehouden met een zeker gemak voor ouderen, invaliden en ouders met kleine kinderen; verzoeken gedeputeerde staten, al bij de voorbereiding van dat deel van het plan Zuidtangent uit te gaan van trams met een lage instap,
37
13 november 1997
en gaan over tot de orde van de dag. Deze motie, die door een genoegzaam aantal leden is ondertekend, maakt mitsdien onderwerp van beraadslaging uit. De vergadering wordt enige minuten geschorst. Mevrouw Goijert (CDA): Voorzitter! In de Memorie van Antwoord constateert het college dat uit de ondertitel "van zaaien naar oogsten" niet mag worden afgeleid dat wij in een gezapige periode zitten en dat er te weinig dynamiek is; dat het tegendeel het geval is en dat van zaaien naar oogsten een omslag is waar wij middenin zitten. "Van zaaien naar oogsten", is een mooie metafoor van plannen naar realiseren, maar het is veel meer een groeiproces dan een omslag. Je hebt niet zelf alles in de hand en soms moet je geduld hebben om te kunnen oogsten. Ik denk hierbij aan het door de overheid investeren in grote projecten, dat niet direct een grote oogst oplevert, maar na enige tijd is er wel sprake van veel vrucht. Immers, de burgers en bestuurders in deze provincie hebben recht op goed bestuur en beheer van de middelen die ons zijn toevertrouwd. Wij moeten ervoor waken, niet mee te gaan in de waan van de dag. Het CDA hecht aan de integrerende en harmoniserende rol van de provincie. Wij vinden dat het college best met enige tevredenheid mag constateren dat er reeds veel beleid in uitvoering is gebracht. Die mening wordt niet door iedereen gedeeld, zo hebben wij vanmorgen gehoord, maar ik meen oprecht dat er veel is bereikt. Ik zeg dat niet alleen omdat wij in het college zitten. Wij moeten tevreden zijn over de vele goede dingen die zijn bereikt. De reorganisatie van de provinciale organisatie is van een grote omvang en raakt de medewerkers in hun positie en hun persoonlijk functioneren. Alhoewel wij van mening zijn dat het college met dit proces zorgvuldig is omgegaan, zal moeten blijken of de directie voor voldoende draagvlak kan zorgen, opdat de zo gewenste externe gerichtheid ook wordt waargemaakt. Immers, de medewerkers zijn het "visitekaartje" van de provincie. Daarom hechten wij aan een systeem van kwaliteitsborging. Het CDA is voorlopig tevreden met het feit dat kwaliteitsbewaking onderwerp van gesprek is geweest. Wij hopen dat de directie dit punt op termijn zal oppakken, want het is ook een uitstekend sturingsinstrument. Mijnheer de voorzitter! Wij zitten ruim in onze financiële middelen, er is sprake van een gezond financieel beleid. Financieel heeft Noord-Holland "wat te makke", om met de gedeputeerde voor de financiën te spreken. Toch levert die positie een heel bijzondere
problematiek op. In de eerste plaats is er een ontspannen sfeer, iets heel bijzonders voor een politiek orgaan, waar het toch meestal gaat om een gevecht over de prioriteiten. In de tweede plaats gaat het al gauw over procedures en de provinciale plaatsbepaling, net als bij het FINH. Het antwoord lezend over de "doorzettingsmacht", waarvoor wij het college dankzeggen, vragen wij ons af of de financiële potentie daarin ook niet een passende plaats zou moeten hebben, evenals een mogelijk provinciaal grondbeleid. Ook het antwoord op onze suggestie - het college noemt dit de "zaaglijnmethode" - lazen wij met minder plezier. Het moge bewerkelijk zijn .... De heer Poelmann (D66): U verbindt financiën met doorzettingsmacht. Kunt u daarvan een voorbeeld geven? Mevrouw Goijert (CDA): In de beantwoording van onze vraag over de doorzettingsmacht werd vooral voor een juridische benadering gekozen. De provincie kan ook financiële instrumenten inzetten om een aantal zaken te regelen. Daarop is niet ingegaan. De zaaglijnmethode is bewerkelijk, maar geeft inzicht in het beleid, in hetgeen leeft bij gedeputeerde staten, het ambtelijk apparaat, in de zaken die meer of minder prioriteit hebben. Misschien zou er daardoor sprake kunnen zijn van een levendiger begrotingsbehandeling en - nog belangrijker - van meer inzicht in de politieke sturing door de staten. Mijnheer de voorzitter! Terugkomend op het door het college gegeven overzicht van beïnvloedingsmiddelen, moet het ons van het hart dat een intensief gebruik van deze middelen en het eventueel mislukken daarvan, ons een aanmerkelijk betere positie zou verschaffen bij ons pleidooi voor meer doorzettingsmacht. Een grotere provinciale macht kan een middel zijn om conflicten te beslechten in het kader van gemeentelijke herindeling. Mijnheer de voorzitter! Deze tijd van economische bloei geeft ons meer dan ooit de gelegenheid, de kwaliteit van de economie en de kwaliteit van de samenleving krachtig te stimuleren. Door nieuwe technologische ontwikkelingen, een op kennis gerichte economie en een adequaat milieubeleid, hoeft economische groei niet noodzakelijk tot hogere milieubelasting te leiden. Wij zullen dan wel minder veeleisend in het leven moeten staan en daarnaast buitengewoon inventief te werk moeten gaan. Investeringen in hoogwaardige kennis en industriële innovatie zullen onze voortdurende aandacht moeten hebben. In dat licht bezien is het CDA zeer geïnteresseerd in de uitkomsten van het "Technologieprogramma". 38
13 november 1997
Ook is het CDA tevreden over de resultaten van de verschillende stimuleringsprogramma's in de IJmond en de Noordkop. Een toename van het aantal arbeidsplaatsen in de IJmond met 1200 is een mooi resultaat. Het investeren in internationale contacten, zowel op Europees als op mondiaal niveau, ondersteunen wij van harte. Wij moeten ons goed bewust zijn van het globaliseren van de economie. Onze provincie heeft daar direct mee te maken. De ontwikkeling van de mainport bepaalt mede onze positie op de wereldmarkt. Wij zijn dan ook erg bezorgd over de bereikbaarheid van Schiphol. Hoe concreet is de indruk van het college dat het Rijk erin zal slagen, de projecten die volgend jaar van start moeten gaan, te financieren? Mevrouw Onstenk (GroenLinks): U sprak over economische groei die niet noodzakelijk tot een zwaardere belasting van het milieu hoeft te leiden. Wij hebben in dat verband voorgesteld, professor Hafkamp te laten onderzoeken wat economische groei en fysieke krimp betekenen voor de ontwikkeling van de luchtvaart. Past dat binnen uw gedachtegang? Mevrouw Goijert (CDA): In januari zullen wij over Schiphol debatteren. Deze onderwerpen zullen daarbij uitvoerig aan de orde moeten komen. Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Een studie van professor Hafkamp ten behoeve van die discussie .... Mevrouw Goijert (CDA): Mevrouw Onstenk, er zijn talloze studies verricht naar Schiphol. Er zijn al stapels rapporten. Het zal erom gaan of de politiek het lef heeft om uitspraken te doen en beslissingen te nemen waarmee wij verder kunnen. Dat is lastig. In de krant lees je enerzijds dat de Nederlandse maatschappijen waarschijnlijk minder kunnen groeien dan de buitenlandse. Anderzijds neemt het aantal geluidgehinderde woningen af. Wij hebben die luchthaven nodig. U hebt zelf een betoog gehouden over de armoede in Nederland, over het gebrek aan werkgelegenheid. Onze provincie kan Schiphol absoluut niet missen. Dat wij door moeten groeien, is een ding wat zeker is, maar over de vraag hoe, zullen wij nader moeten spreken. Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Ik heb in mijn inbreng ook naar voren gebracht dat de KLM met een superwinst van 1 mld. in een halfjaar geen enkele extra arbeidsplaats heeft geschapen. Wij willen groei van de luchtvaart en werkgelegenheid ontkoppelen, want die link is er niet. Mevrouw Goijert (CDA): Economische groei in een bepaald bedrijf genereert vaak werkgelegenheid bij de
toeleveringsbedrijven. Dat is ook uit onderzoek gebleken! Ook u hebt gezegd dat het midden- en kleinbedrijf de arbeidsplaatsen biedt. Dat geldt zeker voor Schiphol. Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Bij de bespreking van het veelzijdig personeelsbeleid komen wij elkaar weer tegen. De heer Pluckel (VVD): Kan mevrouw Onstenk voorbeelden geven van groei van de werkgelegenheid in dit gebied die niet is gerelateerd aan Schiphol? Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Voor ons is de biologische landbouw van belang en het verder ontwikkelen van duurzaam bouwen, bijvoorbeeld op de Vinex-locaties. Dat biedt arbeidsintensieve werkgelegenheid en brengt dus meer arbeidsplaatsen met zich. De heer Pluckel (VVD): U beantwoordt mijn vraag niet. De voorzitter: Dat is het recht van iedere volksvertegenwoordiger. Mevrouw Goijert (CDA): Voorzitter! Hoe hard is de oorspronkelijke begroting voor de N22 en de rijksbijdrage van 43 mln.? Wat kunnen wij verwachten van een aanvullende rijksbijdrage bij eventuele overschrijding van de oorspronkelijke begroting? Voorzitter! Ter gelegenheid van de start van de realisatie van de Vinex-locaties in Haarlemmermeer heeft de burgemeester in het kielzog van de staatssecretaris van VROM gepleit voor een bouwstop buiten de Vinex-locaties. Daardoor kunnen de Vinex-locaties van een middel ter bevrediging van de woningbehoefte een doel in zichzelf worden. De afnemende woningbehoefte wordt door deze stellingname niet beantwoord met een vermindering van de taakstelling op de Vinex-locaties door vertraging van de uitvoering of beperking van het aantal of de omvang van de locaties, maar door blokkering van de woningbouw in plattelandsgemeenten. De heer Poelmann (D66): Het gaat dan toch juist sneller? Mevrouw Goijert (CDA): Nee. Ik refereer aan de uitgesproken visies op de Vinex-locaties. Ik kom nu op de kleine kernen. Een terughoudend beleid ten aanzien van de kleine kernen is wat anders dan het voorkomen van bouwen in plattelandsgemeenten. Rekening houdend 39
13 november 1997
met rangorde en spreiding van kernen op het platteland moet elke gemeente binnen het kader van een verantwoord regionaal kernenplan kunnen bouwen. Deze visie dragen wij al jaren binnen de staten uit. Wij hebben daar nooit veel steun voor gehad. Ik ben dan ook blij verrast dat er op dit moment een motie circuleert, waarin steun wordt gegeven aan de gedachte, meer ruimte te scheppen voor bouwen in de kleine kernen. De heer Bozelie (GroenLinks): Is het CDA van plan, het streekplan daartoe tussentijds aan te passen? Mevrouw Goijert (CDA): Als dat nodig is wel. Het moet passen binnen het geformuleerde beleid. De heer Bozelie (GroenLinks): Dat beleid is anderhalf jaar geleden vastgesteld in het streekplan NoordHolland-noord. U wilt reeds op korte termijn inbreken in een plan dat door iedereen volmondig is geaccepteerd? Mevrouw Goijert (CDA): U weet best hoe wij over deze zaken denken. Daarvoor is nu veel bredere steun in de staten. De heer Bongers (VVD): Ik wil de heer Bozelie wel uit zijn angstdroom helpen. Als hij de motie straks leest, zal hij tot de ontdekking komen dat geen enkele wijziging van een streekplan in het voornemen ligt. De heer Broeren (VVD): Behalve als uit de door GS te verrichten werkzaamheden blijkt dat dit nodig is. De voorzitter: Het lijkt mij handig, de motie even af te wachten. Mevrouw Goijert (CDA): Ik kom te spreken over het platteland, want daarover gaat het bij de kleine kernen. Het is een uitdaging, een goede balans te vinden tussen economische en niet-economische functies op het platteland. De verweving van landbouw met natuur is een voorwaarde om tot een integrale plattelandsontwikkeling met een eigen perspectief te komen. De landbouw moet nog meer bij het natuurbeheer, inclusief het eindbeheer, betrokken worden. Er dient ruimte te zijn voor huisvesting van de eigen bevolking, waarbij bindingseisen voor de vestiging mogen worden gesteld. Het CDA streeft naar een voorzieningenniveau dat zo dicht mogelijk bij de burger staat en zoveel mogelijk aansluit bij gegroeide lokale gemeenschappen. Vanwege het verschil tussen de regio's is plattelandsontwikkeling maatwerk.
Het beleid van het college om de boeren in onze provincie te helpen bij de omschakeling naar duurzame landbouw wordt door het CDA krachtig ondersteund. De aandacht voor de biologische landbouw hangt daarmee samen. Dat is overigens geen eenvoudige zaak. Het vraagt om een ketenbenadering. Immers, het succes van de biologische landbouw wordt door de consument bepaald. De schoen wringt op het punt van het gebruik van deze producten. Wij moeten daaraan aandacht besteden. Wij wachten de behandeling van het plan van aanpak, dat besproken zal worden in de vergadering van februari, af maar zeggen wel bij voorbaat dat wij een positieve grondhouding hebben. Het LEI-rapport is bouwsteen voor het plan van aanpak biologische agribusiness. Wordt er in het plan voldoende aandacht besteed aan het zojuist door mij gesignaleerde probleem en aan het promoten van deze producten? Met dit betoog wil het CDA aangeven dat het uiteindelijk gaat om de kwaliteit van de leefomgeving. Daarbij streven wij naar het concept van het complete dorp, dus niet het dorp van "Het tuinpad van mijn vader". Wij willen in de volgende eeuw een leefbaar platteland, met leefbare plaatsen. De heer Poelmann (D66): En daarvoor moeten er nieuwe woningen worden gebouwd in de kleine kernen? Mevrouw Goijert CDA): Ja. Vindt u van niet? De heer Poelmann (D66): Er zijn prachtige voorbeelden in Noord-Holland, bijvoorbeeld in landelijk noord bij Amsterdam, zoals Ransdorp en Holysloot. Veel mensen in Noord-Holland waarderen dat. Die kleine kernen zijn fraai gebleven. In het college worden dus verschillende beleidsdoelstellingen nagestreefd. Uw voorstel past niet binnen het gevoerde beleid. Mevrouw Goijert (CDA): Wij vragen het college om een integrale visie op het platteland. Wij zouden die zeer op prijs stellen, want dan kunnen wij over dit soort zaken verder van gedachten wisselen. Daarbij past een land- en tuinbouwbeleid zoals het college dat wil uitvoeren. De sector land- en tuinbouw is van groot belang voor onze regionale en nationale economie. De productiewaarde van de Noord-Hollandse boeren en tuinders was in 1996 bijna 2,8 mld. Zo'n 8000 land- en tuinbouwbedrijven en ruim 2000 aanverwante bedrijven bieden werkgelegenheid aan circa 47.000 mensen. Voorzitter! In het kader van het beleid voor 1997-2000 geeft het college in de Welzijnsnota aan 40
13 november 1997
dat het de effectiviteit van het beleid wil evalueren. Welke instrumenten wil het college gebruiken voor toetsing? Worden er consequenties gekoppeld aan de uitkomst van de evaluatie? Het is goed, te vernemen dat er nu sprake is van een goed overleg met vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers van de kleine steunfunctie-instellingen. Verduidelijking van de Welzijnsnota is echter nog steeds nodig, ook met betrekking tot de projectsubsidies in de toekomst. Het gaat er nu om of de grote instellingen zo goed mogelijk inspelen op de noden in de samenleving. Ik denk aan het provinciaal WAO-overleg, dat nu geen subsidie meer krijgt. Dat is toch niet wat wij hebben bedoeld. Wij zullen een en ander goed blijven volgen. Voorzitter! Tot slot de regionale televisie. Daarover wordt verschillend gedacht in de staten. Een van de belangrijkste aandachtspunten bij de externe gerichtheid van de provinciale overheid is de communicatie met de burgers in onze provincie. Niet dat dit nu niet gebeurt, maar met een dergelijk medium kunnen veel meer mensen bereikt worden. Natuurlijk is de inzet van eigen communicatiemiddelen goed. Het weekbericht en het Noord-Hollands magazine zijn stappen in de goede richting. En natuurlijk is ook de schrijvende pers van groot belang. De elektronische media, zoals de televisie, zijn de primaire nieuwsbrengers. Ik heb de video bekeken en ik vond deze fantastisch. Er werden zaken vertoond waarvan zelfs ik als statenlid niet op de hoogte was. Ik noem het scheiden van afval. Ik doe dat wel, maar nu ik heb gezien hoe de biovergasser werkt, doe ik dat veel gemotiveerder. Vele burgers kunnen waarnemen welke zaken die hun directe leven raken door de provincie worden geregeld. Wij weten dat het college werkt aan de totstandkoming van regionale televisie. De heer Poulie (GroenLinks): Men heeft een video van 35 minuten gemaakt, waarin veel onderwerpen breed zijn belicht. Laat men eerst maar eens waarmaken dat men in kortere tijd de inwoners van de provincie kan bereiken. Mevrouw Goijert (CDA): Wij gaan toch eerst bekijken of het lukt? Zoiets moet zich ontwikkelen. Je kunt niet verwachten dat in 15 minuten hetzelfde wordt gebracht als in 35 minuten. Goede televisiemakers zullen in die tijd toch iets duidelijk kunnen neerzetten. Ik neem ook aan dat er meerdere uitzendingen per week zullen zijn. Je kunt dan toch die informatie kwijt. De heer Poelmann (D66): Bent u het ermee eens dat iedereen in Noord-Holland de zender moet kunnen ontvangen?
Mevrouw Goijert (CDA): Dat hoort natuurlijk wel zo te zijn. Het probleem met de bekabeling is inderdaad vervelend. De heer Bozelie (GroenLinks): In de commissie financiën heeft de heer Van Ruller een stellig standpunt verkondigd. Hij heeft gezegd, weinig terug te kunnen vinden in het beleidsplan van hetgeen het CDA heeft ingebracht. Ik concludeer daaruit dat het CDA misschien akkoord gaat met de motie van de oppositiepartijen. In de commissievergadering zijn door het CDA veel initiatieven naar voren gebracht. Het CDA heeft nogal scherpe kritiek geleverd ten aanzien van de rol van de provincie, zoals een initiërend optreden enzovoorts. Ik hoor nu een soort halleluja-verhaal, waarin wordt uitgesproken dat het CDA het college steunt. Ik mis de kritische noot, die de heer Van Ruller wel heeft ingebracht in de commissie. De heer Van Ruller (CDA): Voorzitter! Het betoog van mevrouw Goijert is een correcte weergave van hetgeen ik in de commissie Middelen heb ingebracht. Mevrouw Goijert (CDA): Daar kan ik dus niets aan toevoegen. De heer Neef (PvdA): Mijnheer de voorzitter! Dit is de laatste Memorie van Antwoord in deze vorm. Ook al is het de laatste, het is in ieder geval een betere Memorie van Antwoord dan die bij de begroting van 1997. Onze complimenten hiervoor. Ik moet dit gelijk weer relativeren, want de Memorie van Antwoord van vorig jaar was zo slecht, dat iedere verbetering meegenomen is. Vorig jaar had D66 met de motie van wantrouwen meer kans gehad. De heer Poelmann (D66): Het is een motie van afkeuring; een motie van wantrouwen is wel iets anders. De heer Neef (PvdA): In de motie wordt zowel de inhoud als de vorm van de Memorie van Antwoord afgekeurd. Zij zal onze steun niet krijgen. Een kinderhand is gauw gevuld. Wij zijn hier al tevreden mee. De heer Koetsier (GroenLinks): Voorzitter! Wat jammer dat de heer Neef vorig jaar zijn kans niet benut heeft. De heer Neef (PvdA): In de staten geldt een bepaalde rolverdeling. U moet daar ook van op de hoogte zijn. De staten hebben recent besloten, de begrotingsbehandeling te wijzigen en gelijktijdig een 41
13 november 1997
werkgroep ingesteld die een advies voor een betere behandeling zal uitbrengen. Als het tijdschema wordt gehaald, kan bij de behandeling van het Voorjaarsbericht 1998 een begin worden gemaakt met de nieuwe werkwijze. Algemene beschouwingen worden plenair gehouden en de afzonderlijke onderwerpen worden in de commissies behandeld. Wij hebben daar redelijk hoge verwachtingen van. Voorzitter! Ik sluit mij aan bij de opmerkingen van mevrouw Goijert over de statenbrede steun voor het voor 1998 gepresenteerde beleid en over de uitvoering van het collegeprogramma. De PvdA maakt deel uit het college en zij kan - hoewel er nog twee jaar te gaan is - nu al met redelijke tevredenheid terugkijken op hetgeen gepresteerd is. Het is een droombegroting, maar de oogst is nog niet binnen. Er is al terecht opgemerkt dat wij niet tevreden achterover kunnen leunen. Wij vragen een actieve opstelling van het college. Ik sluit mij aan bij de opmerkingen van het CDA over de posterioriteiten en de zaaglijnmethode. Het is te gemakkelijk om in een tijd van weelde niets te doen en om pas wanneer het allemaal wat krapper wordt het instrumentarium weer te voorschijn te halen. De provincie dient scherp en alert te blijven. Zij is gebaat bij taakstellende bezuinigingen en het herijken van de activiteiten, ook als er geld te veel is. Er moet echter ook geoogst worden. Aangezien zelfs de rente van het FINH niet volledig besteed wordt, verwachten wij dat de komende twee jaar - de laatste twee jaar van dit college - meer van het FINH gebruikgemaakt zal worden. De inwoners kunnen terugkrijgen wat zij hebben opgebracht. Ik bedoel dan ook echt "alle inwoners", al ligt het accent op het wingebied van het voormalige PEN. In de Memorie van Antwoord wordt een prachtige spreuk van Brecht geciteerd. Deze tekst hangt al 20 jaar bij mijn bureau en is een permanente inspiratiebron. Het college legt deze tekst uit alsof de provincie de negatieve reputatie heeft, alleen papieren plannen te hebben en deze opnieuw door papieren plannen te vervangen. Het verbindt hieraan de conclusie dat FINH-projecten alleen FINH-projecten zijn als zij voorkomen in een door de staten plenair vastgesteld provinciaal plan. De les van Brecht is overigens niet een verlangen naar vastgestelde plannen, maar een relativering van het plan als statisch product. Een provincie in beweging, daar moeten wij naar streven. De PvdA kan zich vinden in het aanwendingscriterium - artikel 3, lid 1 - van het instellingsbesluit van het FINH. Eenmalige investeringsuitgaven dienen dienstig te zijn aan de uitvoering van vastgestelde integrale beleidsvisies van de provincie. Dat is een wat ruimere interpretatie dan die het college geeft aan het begrip "plan" in de
Memorie van Antwoord. De PvdA is voorstander van dit criterium ter voorkoming van het vaak genoemde grabbeltoneffect. De PvdA verlangt dan ook van GS dat zij geen gelegenheidsargumenten zoeken om bepaalde investeringen mogelijk te maken en andere gelegenheidsargumenten zoeken om initiatieven uit de staten af te wijzen. De criteria dienen op alle projecten van toepassing te zijn. Bij de systematiek van kernprogramma's plaatst de PvdA echter grote vraagtekens. Zij is volstrekt ondergeschikt bij de behandeling van het FINH. Ik noem voor het noorden het kernprogramma "werkgelegenheid en bereikbaarheid", voor het midden "landschap en verstedelijking" en voor het zuiden "bereikbaarheid en leefmilieu". Het is maar hoe je deze programma's wilt uitleggen. In de Cultuurnota is het subsidiëren van accommodaties terecht geen beleidsuitgangspunt. Het college adviseert echter wel positief ten aanzien van het ten laste brengen van het FINH van een theater in Hoorn omdat het een congresaccommodatie betreft en dus goed is voor de werkgelegenheid in het noordelijk gebied. Waarom dan niet een theater in Alkmaar ten laste van het FINH omdat het een primaire centrumvoorziening is in het kader van de verstedelijking van het middengebied? Waarom dan niet een theater in Haarlem ten laste van het FINH omdat het een voorziening is ter verbetering van het culturele leefmilieu van het zuiden? Met de kernthema's kun je alles naar je toe trekken als je dat wilt. De heer Poelmann (D66): Dat wilt u nu ook doen? De heer Neef (PvdA): Ik vraag u, het vervolg mijn betoog af te wachten. Voorzitter! Er is geen theater dat exclusief als zodanig te exploiteren is. Commerciële activiteiten zoals het bieden van congresaccommodatie, beurzen, veilingen zijn nodig in bijna elk multifunctioneel cultureel centrum. Dit begrip is overigens bijna achterhaald en dat zegt iets over de financieringsvorm. Er hoeft derhalve geen subsidieregeling voor accommodaties opgenomen te worden in de Cultuurnota. Het bestaande integraal beleid, vastgelegd in streekplannen et cetera, geeft voldoende aanknopingspunten om eenmalig te investeren in culturele centrumvoorzieningen. De PvdA heeft al bij de behandeling van de begroting 1997 aangedrongen op meer aandacht voor de sociale en culturele infrastructuur. Een plan zoals in Hoorn valt daar nadrukkelijk ook onder. Zonder sinterklaas te willen spelen, zijn wij bereid om aan dit soort initiatieven substantieel bij te dragen uit het FINH. Om wille van de zuiverheid - wij willen niet grabbelen, heb ik al gezegd - leggen wij de staten een uitspraak voor over het FINH en de mogelijke 42
13 november 1997
financiering van culturele accommodaties. Voorzitter! Ik kom tot een verdere relativering van de kernprogramma's. De "Kop" is eraf. Er wordt nu gesproken over de regio-Noord, waar bevordering van de werkgelegenheid belangrijk is. Deze ingreep is noodzakelijk geweest om verplaatsing van de werf Jongert te rechtvaardigen. Nog los van onze wens om deze werf niet zo ver te verplaatsen, is er ook sprake van een kunstgreep als je nagaat op welke wijze met de kernthema's wordt omgegaan. Meer enthousiasme kunnen wij opbrengen voor het project havenvoorziening Enkhuizen. Ook ten aanzien hiervan menen wij dat een substantiële bijdrage vereist is omdat het project anders de gemeentelijke polstok te boven gaat. Wij zijn tevreden dat het college is afgestapt van het voorstel tot restauratie van molens in de Zijpe en West Friesland. Het stelt daarbij echter dat "deze projecten niet passen binnen de strategische accenten". Voorzitter! Dat is niet aan de orde. Deze projecten passen gewoon niet in het provinciale subsidiebeleid. Wij subsidiëren namelijk in het algemeen geen rijksmonumenten. Uitzonderingen zijn uiteraard mogelijk, maar dienen van een goed gedocumenteerde rechtvaardiging voorzien te worden, zoals in Waterland is gebeurd. Wij hebben geen behoefte aan gelegenheidsargumenten. Voorzitter! De Stelling van Amsterdam is geen plan, maar een provinciaal beschermd monument dat tevens voorkomt op de werelderfgoedlijst. Wij zijn er dan ook tegen om zonder plan een bestemmingsreservering te plegen binnen het FINH. Op grond van onze eigen restauratieregels zouden alle monumenten voor maximaal ¦ 500.000,-- subsidie in aanmerking kunnen komen, voor zover er geld beschikbaar is in het Kranenburgfonds. Er vindt een integrale afweging van de subsidieaanvragen plaats. De hier toegepaste "truc" om 20 mln. apart te zetten, zorgt voor een voorkeursbehandeling van de monumenten van de Stelling ten opzichte van andere provinciale monumenten die op het Kranenburgfonds zijn aangewezen. De PvdA is niet tegen het restaureren van forten van de Stelling - zij die deze uitleg hieraan gegeven, zijn te kwader trouw; in het eerste jaarprogramma van het FINH zijn wij met de restauratie van verschillende forten akkoord gegaan maar dan op basis van concrete projectvoorstellen die ook stuk voor stuk getoetst moeten worden aan de criteria van het FINH: publiek toegankelijk, meebetaling door belanghebbenden et cetera. Ik verwijs naar pagina 6 van de Memorie van Antwoord. Als straks onverhoopt toch een fonds in een fonds ontstaat, hoe is dan te garanderen dat de stichting Stelling van Amsterdam afziet van haar recht om subsidie te vragen via het Kranenburgfonds? Hoe is te garanderen dat eigenaren van de forten
individueel van dergelijke aanvragen afzien? Een particulier behoudt het recht om subsidie uit het Kranenburgfonds te vragen. Ter voorkoming van precedentwerking wordt er keer op keer geroepen dat alleen geld gegeven mag worden als er een plan is. Hoe verhoudt zich dit tot de toelichting op het instellingsbesluit van het FINH? In voordracht 24 van 16 april 1996 staat "precedentwerking van individuele investeringsbeslissingen is uitgesloten, aangezien investeringen die aan de definitie (art. 1 lid 2) voldoen niet concurrentievervalsend kunnen zijn". Graag een toelichting op deze discrepantie. Voorzitter! Ik kom nu te spreken over de positionering van de provincie. De bestuurlijke organisatie is wat de stadsprovincie betreft, in de ijskast gezet. Van de PvdA mag dit voornemen in de diepvries. De energie wordt nu gestoken in praktische en resultaatgerichte samenwerking. Daarbij dient de beleidsvrijheid van Amsterdam onverkort als uitgangspunt gehanteerd te worden, ook al is een rechter zich hiermee gaan bemoeien. De PvdA kan zich vinden in de voorstellen om de doorzettingsmacht van de provincie te verbeteren. Niet om de macht zelf, maar om te voorkomen dat één enkele partij zich aan een zelf gekozen gemeenschappelijk beleid zal onttrekken. De provincie moet deze doorzettingsmacht dan ook willen hanteren. Tot op heden is er om wille van de lieve vrede weinig gebruikgemaakt van het ons ten dienste staande, misschien wel beperkte instrumentarium; of dit nu op het gebied van de RO of op dat van de gemeentelijke herindeling is. De gang van zaken ten aanzien van de Binnenduinrand doet al snel de vraag rijzen of het instrumentarium van de provincie zo beperkt is dat zij zelfs daar geen vuist kan maken. De PvdA deelt de mening van de VVD dat het provinciaal bestuur de vrijheid en verantwoordelijkheid moet behouden om zelf tot initiatieven over te gaan inzake gemeentelijke herindeling als gemeenten klaarblijkelijk onvoldoende krachtig bestuur aan de dag leggen. Wij vragen de VVD dan wel haar adagium "alleen als het van onderop wordt voorgesteld" los te laten, want anders is het een holle frase. De PvdA zal tijdens de ARHI-procedure in de discussie over herindelingen de argumenten voor en tegen zorgvuldig afwegen. Vervolgens zal zij haar verantwoordelijkheid nemen. Dit geldt in het IJmond-gebied maar ook elders. Dat de minister van Binnenlandse Zaken de mogelijkheid krijgt in de wet ARHI om zelf het initiatief te nemen tot gemeentelijke herindeling, verontrust de PvdA niet. Het college is hier wat minder gelukkig mee. Als de provincie ook op dit punt haar verantwoordelijkheid 43
13 november 1997
neemt, is er voor een minister geen aanleiding om deze doorzettingsmacht zelf uit te oefenen. Wij hebben het rapport over de juridisering recent ontvangen. In onze fractie zal dit ongetwijfeld met belangstelling worden gelezen, gelet op eerdere ervaringen. Ik verzoek het college, de discussie hierover niet alleen tot het IPO te beperken, maar ook de commissie Openbaar Bestuur er met nadruk bij te betrekken. De voorzitter: De bedoeling van de voorzitter van die commissie is om dat volgende week al te doen. De heer Neef (PvdA): Dat gaat zeer snel. Dan kunnen wij het rapport niet eens meer in de fractie bespreken. Voorzitter! Met instemming hebben wij kennisgenomen van de toelichting op de onderdelen in- en externe ondersteuning en projectmatig werken. Ook de PvdA zal de vinger aan de pols houden om te zorgen dat de afdeling Projecten de integraliteit van het beleid bevordert. Uiteindelijk moet het projectmatig werken altijd de integraliteit bevorderen, ongeacht het organisatiemodel. Het reorganisatieproces is materieel nagenoeg achter de rug nu de afdelingshoofden zijn benoemd. Hetgeen de provinciale media hierover melden, roept de vraag op waarom er een interventie van GS in dit proces heeft plaatsgevonden. De feitelijke inzegening van de reorganisatie gaat nu pas plaatsvinden. Wij hopen dat de verkoop niet te veel stagneert en dat de nieuwe aanpak snel vruchten af gaat werpen. De PvdA vraagt niet om een ISO-certificering, maar wel om al werkende de ontwikkeling van kwaliteitszorg te bevorderen. De PvdA is content met de opmerking in de Memorie van Antwoord over de aansturing van de afdeling Beheer en Uitvoering in relatie tot de omvang van de directieraad. Wij zien midden of eind volgend jaar voorstellen voor de situatie na 1-1-1999 met belangstelling tegemoet. Met een al te starre uitleg van de systematiek "geen plan, geen geld" zouden wij onszelf, maar vooral de burgers van Noord-Holland, te kort doen, bijvoorbeeld op het gebied van het openbaar vervoer. Op dat gebied komen er veel taken op ons af; taken waarvoor op dit moment nog geen vastgestelde plannen bestaan. Nieuwe taken zijn: -opdrachtgeverschap collectief vervoer en collectieve vraag naar vervoer; -medeopdrachtgeverschap vervoersmanagement; -programmering kleine infrastructuur (nu GDU); -planwet Verkeer en Vervoer, met doorzettingsmacht overigens. Wij verwachten zeker dat deze nieuwe taken met voortvarendheid worden opgepakt. Een grotere inzet op dit beleidsveld, in bestuurlijke en in
personele zin, is vereist om in de toekomst bereikbaarheid te garanderen. Op het eerste gezicht doet het schrappen van project Z5.3 (zie voordracht 57), het "Sternetconcept", dan ook vreemd aan. Dit project kwam voor in de eerste jaarschijf. Wij zijn het overigens eens met de argumentatie dat, als er uitgaven nodig zijn op het gebied van het openbaar vervoer, die primair door het Rijk gedaan behoren te worden. Wij zetten dit echter af tegen de opmerkingen van het college waaruit wij concluderen dat het in principe instemt met ons voorstel om ¦ 400.000,-- vrij te maken voor de planontwikkeling in het kader van Ster/Regionet. Wellicht is het verstandiger om dit project te handhaven. Voor alle zekerheid dien ik een motie ter zake in. Hierdoor kan wellicht een derde termijn worden voorkomen. Deze motie is dus geen uiting van wantrouwen. Wij denken dat wij het goed gelezen hebben. Positief is de benadering van het college ten aanzien van de openbaarvervoer-corridor in het HALgebied. Graag zien wij voorstellen tegemoet. Eveneens positief is de benadering van het college van het PvdA-voorstel om twee "aanzienlijke" fietsbruggen in de noordelijke Gooi en Vechtstreek mede te financieren. Deze voorzieningen zullen een zekere regionale uitstraling hebben. Voorzitter! De ouderenhuisvesting. De PvdA heeft begrip voor de vertraging van de evaluatie van de Stimuleringsregeling ouderenhuisvesting gelet op de problemen en de samenhang tussen zorg en huisvesting. Als wordt gezegd dat de regeling voor 1998 wordt gecontinueerd, dan leest de PvdA: de regeling zoals deze na amendering door de Staten op 11 november 1996 is vastgesteld, ook al waren GS tegen. "Gecontinueerd" wil dus zeggen: ook voor 1998 3 mln. en niet de in eerst instantie in de ontwerpbegroting 1996 genoemde 1,5 mln. Dat is niet juist, want de staten hebben het budget uiteindelijk op 3 mln. vastgesteld. Voorzitter! Wij lezen niet alleen de aanbiedingsbrieven en de memorie antwoord, maar zelfs de begroting. Onder de post 0870-62 staat dat er salariskosten voor consulenten worden betaald. Wij verzoeken het college vriendelijk om aan te geven dat dit een drukfout is. In het kader van de behandeling van de Welzijnsnota is besloten dat de provincie het salaris van steunfunctionarissen niet meer structureel subsidieert. Voorzitter! Ik wacht de motie over de kleine kernen af. Ik neem aan dat de provincie ook op dit punt integraal beleid blijft voeren, zeker omdat pas anderhalf jaar geleden een streekplan is vastgesteld. Als de staten de kleine kernen integraal willen behandelen, moet daar zeker de visie op het platteland bij betrokken worden. Op die wijze wordt voorkomen dat er een soort grijze schimmel bij de kleine kernen 44
13 november 1997
ontstaat. Dat wil niemand. Voorzitter! Gedeputeerde De Zeeuw moet nu ook zijn hoofd in de strop steken ten aanzien van de geluidhinder van Schiphol. Of hij aan dat verzoek voldoet, zal de heer De Zeeuw zelf moeten beslissen. Ik wil graag dat de indieners van dit soort verzoeken rekening houden met de volgorde van hangen. Hij zal eerst de zaak-Rutte tot een goed einde moeten brengen voordat hij een nieuwe strop om zijn nek kan krijgen. Motie 55-7 Door de leden Bruijn, Neef, Smit, Goijert en Gök wordt de volgende motie voorgesteld: Provinciale staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 13 november 1997, gehoord de discussie met betrekking het al dan niet aanwenden van FINH-gelden ten gunste van voorzieningen in de culturele infrastructuur; verzoeken het college van GS, op korte termijn met een beleidsnotitie over dit onderwerp te komen waarin uitgangspunt is dat voorzieningen in de culturele infrastructuur, zoals bijvoorbeeld regionale theaters en musea, in principe in aanmerking kunnen komen voor financiering met FINH-gelden, indien aan de vanuit deze regeling te stellen overige criteria wordt voldaan; en gaan over tot de orde van de dag. Amendement 55-8 Door de leden Neef, Van Schendelen, Koopman-Krijt en Hofwijks wordt het volgende amendement voorgesteld: Provinciale staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 13 november 1997; gelezen de Memorie van Antwoord behorende bij begroting en beleidsplan 1998; vaststellende, dat de provincie Noord-Holland per 11-1998 verantwoordelijk wordt voor een goed functionerend openbaar vervoer in Noord-Holland; ervan uitgaande, dat dit zowel van invloed is op de personele inspanningen als ook op het tot nu toe gebruikelijke uitgavenpatroon ten behoeve van het openbaar vervoer;
er tevens vanuit gaande, dat het openbaar vervoer zowel in de stedelijke regio van het zuidelijke deel van de provincie als ook in het meer landelijke noordelijke deel een sterke kwaliteitsimpuls nodig heeft; bovendien van mening zijnde, dat het derde investeringsprogramma Fonds investeringen NoordHolland 1999 hiertoe financiële mogelijkheden biedt;
afdoend antwoord of een afdoende reactie te geven? Wellicht reikt hij ons daarmede stof aan voor een discussie in deze vergadering van hoogste bazen. Wij zien derhalve reikhalzend uit naar zijn volgende column. Hij mag - als hij dat wil - in zijn tekst opnemen dat VVD-statenleden niet onzichtbaar zijn. Wij zijn dus heel gewone, echte mensen.
verzoeken gedeputeerde staten om op de begroting van 1998 een bedrag van ¦ 400.000,-- te reserveren ten behoeve van de planvoorbereiding hiertoe.
De heer Poulie (GroenLinks): Mijnheer Bongers, daar wil ik graag aan toevoegen dat, nadat ik ambtenaren een aantal vragen had gesteld over NLO-zaken, iemand naar mijn toekwam om te zeggen dat ik de ambtenaren niet van hun werk moest houden.
Deze motie en dit amendement, die door een genoegzaam aantal leden zijn ondertekend, maken mitsdien onderwerp van beraadslaging uit.
De heer Bongers (VVD): Ik neem onmiddellijk aan dat de heer Verburg ook daaraan aandacht zal besteden in zijn column.
De heer Bongers (VVD): Mijnheer de voorzitter! Dank aan het college voor de voorzichtige poging tot beantwoording van onze inbreng in eerste instantie. Ik zeg met opzet "voorzichtige poging", omdat ik op de volledigheid van diverse antwoorden nog wel iets heb aan te merken. Ik kom daar nog op terug. Eerst wil ik iets anders vragen. Voorzitter! Bent u in staat om mij, mijn fractiegenoten en de overige statenleden in deze zaal duidelijk te zien? Zo ja, dan bent u kennelijk een bevoorrecht mens, want ik heb begrepen dat wij voor de ambtenaren in onze provincie volstrekt onzichtbaar zijn. Deze onthutsende mededeling stond in het blad Op Dreef, u weet wel de krant met het hoge "Verburg-columngehalte". Het nummer van 6 november bevat een artikel onder de kop "ik mag van mijn bureauhoofd niet met statenleden praten". Zoiets wekt meer dan je nieuwsgierigheid. De sub-kop vermeldt nadere vragen, zoals: -is er een formele relatie tussen statenlid en ambtenaar; -hoe belangrijk zijn vragen van statenleden; -wat kan ik er zelf aandoen om een statenlid, toch de hoogste baas voor wie ik werk, wat vaker te spreken? Vragen die in de workshop "ambtenaren en statenleden" niet gemakkelijk te beantwoorden waren, aldus het artikel, hoewel de workshop onder leiding stond van een ex-statenlid. Geconstateerd werd dat statenleden nog steeds onzichtbaar zijn voor ambtenaren en dat niet bekend is hoe je die onzichtbaren kunt bereiken. Men vond dat ambtenaren gewoon lef moeten hebben om met een statenlid of gedeputeerde te praten. En dan komt het: statenleden zijn immers net mensen ..... Mag ik bij dezen de gedeputeerde voor personeelsaangelegenheden uitnodigen om in zijn volgende column op al die vragen/constateringen een
De heer Poelmann (D66): Voorzitter! Via de heer Bongers wil ik het college vragen of het waar is dat ambtenaren van hun bureauhoofd niet met statenleden mogen praten.
45
13 november 1997
De voorzitter: Daarop reageert de heer Verburg in zijn column. De heer Bongers (VVD): Voorzitter! De heer Verburg kan verder in zijn column opnemen dat VVD'ers houden van mensen met lef en dat VVD-statenleden altijd toegankelijk zijn. In de inleiding op de Memorie van Antwoord memoreert het college - of moet ik zeggen "verzucht" het college - dat het ernaar uitziet dat dit de laatste Memorie van Antwoord is die deze vorm heeft. Het college deelt met ons de hoop en de verwachting dat de andere aanpak, waartoe wij eerder hebben besloten, een politieker debat over de hoofdlijnen zal bevorderen. Is dat de reden om opnieuw - vorig jaar hebben de staten zich al zeer kritisch uitgelaten over de toen gehanteerde methode - met een antwoord te komen dat meer het karakter heeft van een defensief directieverslag dan van een aanzet tot een jaarlijks, nieuwswaardig politiek debat? Het college is daarin dan amper geslaagd door de Memorie van Antwoord slechts in tweeën te knippen en de bal terug te kaatsen door erop te wijzen dat er opnieuw in eerste instantie vragen zijn gesteld met een sterk detaillistisch karakter. Voorzitter! Ik kan in onze inbreng in eerste instantie geen detailvragen ontdekken of wij moeten sterk van mening verschillen over wat onder hoofdzaken en details moet worden verstaan. Ik noem enkele voorbeelden. De heer Poelmann (D66): De methode is dus eigenlijk afkeurenswaardig.
De heer Bongers (VVD): Droomt u maar even rustig verder, mijnheer Poelmann. Voorzitter! Wij zijn zowel in de commissie NLO als in onze eerste instantie uitvoerig ingegaan op het agrarisch natuurbeheer. De reactie van het college daarop was - zie deel 1 - dat in het voorjaar van 1998 een evaluatie zal plaatsvinden. Wij hadden verwacht dat GS op zijn minst onze visie op dit zeer belangrijke beleidsveld zouden hebben onderschreven of afgekraakt. Dan zouden wij vandaag een stevige politieke discussie hebben kunnen voeren. Ook inzake de Stimuleringsregeling ouderenhuisvesting vlucht het college het evaluatiebos in. Alleen wordt, in afwijking van de voorgestelde aanpak van het agrarisch natuurbeheer - eerst evaluatie dan pas praten over verdere middelenverstrekking - ten aanzien van de ouderenhuisvesting voorgesteld, voor 1998 1,5 mln. beschikbaar te stellen, los van de voorgestane evaluatie. Wij kunnen met deze gang van zaken niet zonder meer instemmen. Als compromis stellen wij voor, die 1,5 mln. wel in de begroting op te voeren maar dan onder de conditie dat eerst tot aanwending kan worden overgegaan na behandeling van de aangekondigde evaluatie. De slotmededeling bij dit onderwerp - het breder beleid ten aanzien van de zelfstandigheid van ouderen - dat het mogelijk tot een andere inzet van middelen komt, nemen wij op dit moment voor kennisgeving aan. Eerst wachten wij de aangekondigde verkenning af. Er is een amendement over de Stimuleringsregeling ouderenhuisvesting ingediend, dat door zes fracties is ondertekend. Mijn fractie steunt dat niet. Een goede uitvoering van het plan Verzorging en verpleging, dat in mei jongstleden is vastgesteld, acht ook mijn fractie nodig. Wij vragen de gedeputeerde voor financiën om de staten helder en duidelijk uiteen te zetten, waarom het college vindt dat voor de bijdrage van 3 mln. een tussentijdse evaluatie nodig is. Mevrouw Wildekamp (lid van gedeputeerde staten): Daar kan ik meteen antwoord op geven. Door de VVD is expliciet om deze evaluatie gevraagd. Het college voert uit wat door de VVD in de commissie Middelen is gevraagd. De heer Bongers (VVD): Ik zal hierop terugkomen nadat wij fractieberaad hebben gehad. Voorzitter! Ik wil het nu hebben over de bestuurlijke organisatie. Voordat ik inga op de vragen die wij hierover gesteld hebben, kom ik nog even terug op mijn opmerking dat VVD'ers houden van mensen met lef. Die houd ik staande, maar je kunt ook te veel lef hebben. Dat had, naar het oordeel van mijn fractie, mevrouw Van de Vondervoort, onze staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, tijdens haar 46
13 november 1997
bezoek aan Best. Zij was daar zeker niet op haar best toen zij provinciebesturen uitmaakte voor slapjanussen; toen zij aangaf dat provinciebesturen niet krachtdadig genoeg zijn. Zij gaf het voorbeeld van de stadsprovincies. Als je haar ge-urm over dit onderwerp hebt gevolgd, kun je slechts de tegengestelde conclusie trekken. De provincies hebben zich krachtdadig opgesteld; zij wensen zich niet te begeven in bestuurlijk-organisatorische ontwikkelingen waarvoor geen maatschappelijk draagvlak bestaat. En dat bevalt de staatssecretaris niet. Zij zal hier wel geen excuses komen aanbieden voor haar denigrerende kwalificatie van de provincie. Dat hoeft ook niet; wij weten een en ander ook zonder dat op juiste waarde te schatten. Voorzitter! Op onze vraag of het college initiatieven wil nemen tot wijziging van de WGRgebiedsindeling in het noorden van de provincie, wordt geantwoord dat daartoe eerst initiatieven moeten komen van onderop. Wij hebben slechts bedoeld, GS aan te sporen ter zake stimulerend actief te zijn. Maar ook dat vindt het college kennelijk in strijd met het "van onderop"-principe. Prima! Maar dan hadden wij ook graag een gelijkluidende bevestiging gelezen over ons identieke uitgangspunt voor gemeentelijke herindeling. Het college bevestigt slechts - zeer selectief - onze opvattingen over de ultieme eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van de gemeenten waarin klaarblijkelijk van onvoldoende krachtig lokaal bestuur sprake is. Wij bevestigen hier nogmaals ons uitgangspunt voor gemeentelijke herindeling: van onderop. Ik zeg tegen de heer Neef dat dit geen leeg adagium is. Onze verantwoordelijkheid treedt eerst op als anderen hun verantwoordelijkheid niet kennen dan wel zichzelf in een onverantwoordelijke positie dwingen. In principe betekent dit voor ons ook dat wij - laat dit vooral duidelijk zijn - als het noodzakelijk is om tot herindeling van drie gemeenten over te gaan en twee gemeenten willen daaraan wel meewerken en de derde niet, onze verantwoordelijkheid kennen. De heer Poelmann (D66): Uit uw uitleg van het begrip "van onderop" leid ik af dat dit gemeenten en gemeenteraden omvat. Kan dit begrip ook slaan op andere delen van de samenleving die een mening hebben over de indeling van gemeenten? De heer Bongers (VVD): Primair moeten de gemeenteraden aangeven dat het moment daar is. Een buitengewoon goed voorbeeld is de procedure die door Nederhorst den Berg, 's-Graveland en Loosdrecht wordt gevolgd. Daar gaat het voortreffelijk. In andere gevallen, waar in lichte of sterkere mate van oplegging sprake is, ontbreekt elke vooruitgang.
Is het adagium "wie zwijgt, stemt toe" voor het college de reden om niet te reageren op ons uitgangspunt inzake de gemeentelijke herindeling? Slechts in dat geval - bij stilzwijgende instemming dus - bestaat er politieke duidelijkheid. Is dat niet het geval, dan was het nu de gelegenheid, daarover in deze staten een nieuwswaardig, politiek debat aan te gaan. Zelfs geen poging tot feitelijke beantwoording treffen wij aan met betrekking tot hetgeen wij gevraagd hebben ten aanzien van externe adviseurs. Ik ga om wille van de spreektijd niet citeren of herhalen. Zijn GS serieus van mening dat zij onze vragen beantwoord hebben met verwijzing naar inzet externe ondersteuning? In dat geval heeft het college niets van onze vraag begrepen; correctie kan echter nog in deze vergadering plaatsvinden. Exact hetzelfde geldt voor onze vraag over de overlegstructuur, het reizende circus. Het wordt ongetwijfeld een latertje vandaag als het college het gevraagde inzicht vandaag mondeling wil geven. Voorzitter! Bij het onderdeel sectorale zaken, deel ruimtelijke ordening, hebben wij opnieuw gepleit voor een ruimhartiger houding in het zogenaamde kleinekernenbeleid. Het antwoord - wij zien geen aanleiding, het bestaande provinciaal beleid te wijzigen - is volstrekt onvoldoende. Wellicht dat een krachtige motie ter zake kan helpen. Deze zal ik de voorzitter straks overhandigen. Met de beantwoording van onze vragen over mobiliteit, dus over verkeer en vervoer, zijn wij tevreden. Nochtans - maar dan zuiver als ondersteuning van het beleid van het college, dat wij ook voorstaan - wensen wij enkele zaken nog eens te benadrukken door middel van enkele moties. Deze zal ik eveneens zo dadelijk aanreiken. Eén motie heeft betrekking op de N9 en één op de verslechterende bereikbaarheid van het zuiden van onze provincie. Hetzelfde doel - ondersteuning van het beleid van het college, dat wij ook voorstaan - beogen wij met een motie over economische ontwikkeling, werkgelegenheid en bereikbaarheid. Wij willen ook zelf met de uitvoering van deze motie de vinger aan de pols te houden. Tot slot - maar daarom niet minder belangrijk duiken wij nog even in de jeugdzorg. Wij constateerden dat de herstructurering ingewikkeld is en veel bestuurlijke en ambtelijke inzet vergt. Wij vroegen een concreet antwoord op onze vraag of er ambtelijk voldoende capaciteit c.q. deskundigheid beschikbaar is voor deze klus. Welk antwoord krijgen wij? Voor de komende periode wordt voor de implementatie van het beleid ten aanzien van de jeugdzorg externe deskundigheid ingezet. Wij kunnen tot op zekere hoogte met dit antwoord akkoord gaan. Volgens gedeputeerde Wildekamp zijn er acht 47
13 november 1997
ambtenaren bezig met dit onderwerp, maar er schijnen veel problemen te zijn geweest in het ambtelijk apparaat. Is onze indruk juist dat het jeugdbeleid daardoor achterop is geraakt en dat daarom assistentie van buiten nodig is? Voor welke onderdelen of op welk terrein gaat dit op? Kan deze externe assistentie gedekt worden uit het beschikbare budget? Als dat niet het geval is, hoe denkt het college dit dan te financieren? Voorzitter! Hiermee rond ik onze reactie op de Memorie van Antwoord af. Specialisten in de fractie zitten klaar om het debat met het college aan te gaan, als daar aanleiding voor is. Wellicht kunnen er dan vandaag nog echte, nieuwswaardige politieke discussies gevoerd worden. Motie 55-8 Door de leden Broeren, Roos, Bongers, Pluckel en Nawijn wordt de volgende motie voorgesteld: provinciale staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 13 november 1997; verwijzende, naar de herhaalde, met argumenten onderbouwde aandacht die gevraagd wordt voor het onderwerp "woningbouwmogelijkheden in kleine kernen"; overwegende, het antwoord op deze problematiek in de Memorie van Antwoord behorend bij de begroting en het beleidsplan 1998; van oordeel zijnde, -dat het in die beantwoording slechts verwijzen naar het bestaande provinciale beleid en het daaraan verbinden van de conclusie dat het college geen aanleiding ziet dat beleid te wijzigen, vanwege zijn generalistische werking voor alle kleine kernen niet bevredigt; -dat een dergelijke benadering de mogelijkheid uitsluit van specifieke oplossingen voor bepaalde kernen, zoals kleinschalige inbreidingen of stedenbouwkundige afrondingen; -dat deze mogelijkheden van geval tot geval bezien moeten worden en afgewogen dienen te worden tegen specifieke cultuurhistorische, landschappelijke en/of natuurkundige uitgangspunten; vragen het college van gedeputeerde staten, de colleges van B&W van de gemeenten die (mede) kleine kernen omvatten schriftelijk uit te nodigen, te antwoorden op de volgende vragen:
a.welke - op basis van vigerende bestemmingsplannen - mogelijke woningbouwplannen (nog) niet in uitvoering zijn genomen en wat daarvan de reden is, b.welke inbreidingsplannen voor kleinschalige woningbouw in aanmerking zouden kunnen komen; c.welke stedenbouwkundige afrondingen - met inachtneming van de vermelde criteria voorgesteld worden; en het overzicht van deze gegevens voor 1 maart 1998 voor te leggen aan de commissie ROV ter eventuele heroverweging van het kleine kernenbeleid; en gaan over tot de orde van de dag. Motie 55-9 Door de leden Pluckel, Bongers, Broeren en Nolthenius wordt de volgende motie voorgesteld: Provinciale staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 13 november 1997; overwegende, dat de ombouw van de N9 tot autosnelweg van eminent belang is voor de bereikbaarheid en economische structuurversterking van de Noordkop en Den Helder; constaterende, -dat de trajectstudie N9 in volle gang is; -dat de keuze tussen de verschillende varianten mede gebaseerd gaat worden op de financiële gevolgen; -dat een 80km/h-weg onvoldoende positieve effecten heeft voor de bedrijven en de werkgelegenheid; dragen GS op om, -bij de keuze in het kader van de trajectstudie te blijven aandringen op een keuze voor 100km/hweg (autoweg); -indien er onverhoopt bij het Rijk in het kader van het MIT onvoldoende middelen beschikbaar zijn om een autoweg (100km/h) tijdig te realiseren, op zoek te gaan naar alternatieve financiering, eventueel privaat, en gaan over tot de orde van de dag. Motie 55-10 Door de leden Pluckel, Bongers, Broeren en Nolthenius wordt de volgende motie voorgesteld: Provinciale staten van Noord-Holland, in vergadering 48
13 november 1997
bijeen op 13 november 1997; verwijzend naar punt 28a uit het collegeprogramma "een belangrijk aandachtspunt blijf het streven naar tijdig beschikbare, goed gesitueerde en goed ontsloten bedrijfsterreinen die voldoen aan de eisen van nu en inspelen op toekomstige ontwikkelingen"; constaterende, -dat voor een verdere groei van de werkgelegenheid en de concurrentiepositie van Noord-Holland er sprake is van een te krap aanbod aan gewone bedrijfsterreinen met niet steeds voldoende kwaliteit in diverse delen van onze provincie; -dat in de Toets op het concurrentievermogen 1997 (ministerie van EZ) dit tekort in Noord- en Zuid-Holland eveneens wordt gesignaleerd, met vooral een tekort aan typen investeringsprojecten voor de sectoren voeding, assemblage/auto en metaal/intermodaal; verzoeken het college van gedeputeerde staten om in maart 1998 naar de staten met een overzicht van verwachte vraag en beschikbaar aanbod aan gewoon bedrijfsterrein te komen, aangevuld met gerealiseerde uitgifte sinds 1995, onderscheiden in nieuwe bedrijfsvestigingen en verplaatsingen, zowel op geherstructureerde als op nieuw ontwikkelde terreinen; en gaan over tot de orde van de dag. Motie 55-11 Door de leden Pluckel, Bongers, Broeren en Nolthenius wordt de volgende motie voorgesteld: Provinciale staten van Noord-Holland, in vergadering bijeen op 13 november 1997; overwegende, dat een goede bereikbaarheid voorwaarde is voor leefbaarheid, welvaart en werk; constaterende, -dat tengevolge van de toenemende congestievorming, die wordt veroorzaakt door een toenemende mobiliteit tengevolge van de groeiende economische dynamiek en het achterblijven van tijdige en proportionele uitbreiding van de infrastructuur, de bereikbaarheid in de noordelijke Randstad in versneld toenemende mate onder druk staat; -dat die congestievorming in de Randstad blijkens de recente toets op het concurrentievermogen 1997 (ministerie van EZ) in Europa reeds op de tweede plaats komt na zuid-oost Engeland;
-dat die congestievorming niet alleen plaatsvindt in de Amsterdamse regio, maar evenzeer in Gooi en Vechtstreek en Haarlem-IJmond; -dat door die toenemende congestie de leefbaarheid en de economische ontwikkeling van deze gebieden, waaronder de luchthaven Schiphol, belemmerd worden; dragen GS op om, -de problematiek van de bereikbaarheid in kaart te brengen; - daarbij accent te leggen op genoemde regio's in het zuiden van Noord-Holland, in het bijzonder de regio Schiphol; - hierover uiterlijk in april 1998 te rapporteren aan de staten, opdat overtuigende en onderbouwde claims kunnen worden ingediend bij de kabinetsinformateur; en gaan over tot de orde van de dag. Deze moties, die door een genoegzaam aantal leden zijn ondertekend, maken mitsdien onderwerp van beraadslaging uit. De voorzitter: Mij is gemeld dat de heren Zoon en Van Ruller nog enkele opmerkingen willen maken over het financieel beleidsplan en over het FINH. De heer Zoon (VVD): Voorzitter! Mijn bijdrage heeft betrekking op het financieel beleidsplan en niet op het FINH, omdat dit laatste een afzonderlijk agendapunt betreft. In het beleidsplan, ondertekend door Van Kemenade en Versteden, wordt aangegeven dat aandacht wordt gevraagd voor een zelftoets van de kwaliteit van de begroting. Ik heb geen van de andere fracties erover gehoord dat de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken heeft gezegd, bij wijze van experiment bereid te zijn om haar oordeel over de provinciale begroting te baseren op een verklaring van provinciale staten. Daaruit dient te blijken dat deze begroting voldoet aan de kwaliteitseisen die de wettelijke bepalingen voorschrijven. Het gaat met name om de structurele sluitendheid van de begroting. De staten wordt gevraagd, zich daarover expliciet uit te spreken. Om mijn betoog te bekorten, verwijs ik naar de reactie van de VVD-fractie in eerste termijn. NoordHolland komt wat de financiën betreft in aanmerking voor de titel van meest solide provincie. Onze provincie scoort hoog op de punten financiële ruimte, meerjarenperspectief en vrij aanwendbare reserves. Het meerjarenbeeld vertoont vanaf 1999 een oplopend overschot tot een totaal van 38 mln. Met andere woorden: de gevraagde zelftoets heeft naar de mening 49
13 november 1997
van de fractie van de VVD zonder meer een positief resultaat. Uit alle reacties, zowel schriftelijk als mondeling, die de VVD op het beleidsplan heeft gegeven, blijkt dat zij op enkele punten tot een afwijkend oordeel komt. Ik noem het doorvertalen van de prijscompensatie na het jaar 1999. De VVD is tegenstander van het doorvoeren van een automatische prijscompensatie voor alle sectoren. De budgetsubsidies en het wegenonderhoud moeten hiervan uitgezonderd worden. Ook kan de VVDfractie niet instemmen met het bedrag van ¦ 100.000,-- voor ecostroom. De heer Poelmann (D66): Kunt u dat ook beargumenteren? De heer Zoon (VVD): Wij willen niet vrijwillig iets betalen dat te veel in rekening wordt gebracht. Mevrouw Wildekamp interrumpeerde mijn fractievoorzitter, de heer Bongers, toen hij sprak over de beleidsevaluatie. Uit de eerste twee bladzijden van de Memorie van Antwoord valt af te leiden dat er sprake is van twee verschillende vormen van evaluatie. Ten aanzien van het agrarisch natuurbeheer wordt gesteld dat er eerst geëvalueerd moet worden en dat er daarna een beslissing over het budget wordt genomen. Dat geldt niet voor de ouderenhuisvesting. Inderdaad heeft de VVD-fractie in oktober 1995 bij de behandeling van het beleidsplan om een evaluatie van een stimuleringsregeling gevraagd. Het jaar daarna heeft die evaluatie ook plaatsgevonden. Aanvankelijk werd in het nu aan de orde zijnde beleidsplan weer een evaluatie toegezegd, maar die toezegging is later ingetrokken. De evaluatie van de Stimuleringsregeling ouderenhuisvesting wordt uitgesteld, maar toch wordt voor dit doel 1,5 mln. of, als sommige fracties hun zin krijgen, 3 mln. beschikbaar gesteld. Dit wijkt af van hetgeen voor het agrarisch natuurbeheer wordt gesteld. Ik wijs erop dat wij een gulden maar één keer uit kunnen geven. De voorzitter: Ik begrijp niet helemaal wat dit laatste gedeelte van uw betoog met de financiële beschouwingen te maken heeft. De heer Zoon (VVD): Het begrotingsdebat kan alleen over geld gevoerd worden. Een jaar of tien geleden gebeurde dit ook. Nu gaat het ook over .... De voorzitter: Dat begrijp ik heel goed, mijnheer Zoon. Uw fractievoorzitter heeft namens de VVD een bijdrage aan de algemene beschouwingen geleverd. Mij werd verzocht om u enkele minuten de tijd te geven specifiek voor financiële beschouwingen.
De heer Bongers (VVD): Wij hebben daar een andere invulling aan gegeven. De heer Zoon (VVD): Een beleidsevaluatie heeft zeker ook te maken met de besteding van middelen. Het gaat om de vraag hoe efficiënt het geld besteed wordt. De heer Bozelie (GroenLinks): Voorzitter! In de commissie Middelen hebben ook de coalitiepartijen forse kritiek geleverd op de inhoud van het beleidsplan. De heer Zoon heeft in dat verband gezegd dat die partijen dat dan ook maar waar moeten maken. In dat verband is op de tweede termijn van de begrotingsbehandeling gewezen. Ook het CDA heeft gezegd dat de beantwoording van GS te wensen overliet. Is de heer Zoon tevreden met de inbreng van de coalitiepartijen tegen de achtergrond van zijn opmerkingen in de commissie Middelen? De heer Zoon (VVD): U vraagt mij, een waardeoordeel te geven. Het is allereerst van belang, aan te geven in welke context de behandeling in de commissie Middelen heeft plaatsgevonden. Namens de VVD-fractie heb ik er bij die gelegenheid op gewezen dat zeer veel alternatieven de revue passeren, maar dat de resultaten per saldo minimaal zijn. U moet die vraag niet aan de VVD-fractie maar aan de andere fracties stellen. De heer Bozelie (GroenLinks): De andere partijen moeten zich inderdaad bezinnen op hetgeen zij eerder gezegd hebben. Dat wordt naar mijn idee niet waargemaakt. De heer Van Ruller (CDA): Voorzitter! Mijn opmerkingen in de commissie Middelen waren erop gericht, aan te geven dat wij weinig konden terugvinden van het beleidsdebat van mei jongstleden over de begrotingsnota. De gedeputeerde heeft ons bij het aanbieden daarvan aanbevolen om deze nota maar eens goed te lezen en eventuele kritiek aan hem te melden. Ik daag de heer Bozelie uit om de desbetreffende onderwerpen nu te noemen. De voorzitter: Niet nu. Het woord is aan de heer Van Ruller voor zijn betoog over het FINH. De heer Van Ruller (CDA): Voorzitter! Het verbaast ons niets dat er enig misverstand is ontstaan over het FINH. Het betoog van de heer Neef op dit punt was een schitterende illustratie daarvan. Een investering wordt gedaan om er later meestal aantoonbaar financieel profijt van te trekken. Toen tijdens een discussie in een commissie over de terminal Boekelermeer een lid van mijn fractie - afkomstig uit het bedrijfsleven - vroeg naar het beheer over het geld 50
13 november 1997
en naar de wijze waarop de winstbestemming was geregeld, had het college daarop niet direct een antwoord. Dat was ook logisch omdat het een subsidie betrof inzake investeringen van andere instellingen. Motivatie was een bijdrage aan de verbetering van het milieu. Het college gaat nu zelfs zo ver dat project Z1.4, bedrijfsterrein Schiphol, van de lijst is verwijderd omdat het rendabel dient te zijn. Het is duidelijk dat dit aanleiding kan zijn tot een misverstand. Men zal begrijpen dat mijn fractie, die zo vaak het woord "investeringen" in overdrachtelijke zin gebruikt, hier niet echt bezwaar tegen heeft. Onze kritiek op het college is dat het te weinig en verkeerd investeert in de structurele onderbouw van het NoordHollands welzijnsbeleid. Natuurlijk weten wij dat het nut van overheidsinvesteringen niet altijd direct in geld te meten is. Er kan echter wel een bijdrage worden geleverd aan verbetering van milieu, leefklimaat, mobiliteit, werkgelegenheid, welzijn et cetera. Je kunt heel goed investeren in infrastructuur ten bate van cultuur, welzijn en kennis. De genoemde programma's en projecten bewijzen dat. Het begrip "investeringsfonds" begint dan wel zijn onderscheidend vermogen ten opzichte van bijvoorbeeld de begroting en vooral van de grotere meerjarenprojecten, te verliezen. Het college stelt met nadruk dat aan de FINH-projecten een provinciaal plan ten grondslag moet liggen. Akkoord, er moet eerst nagedacht worden. De zinvolheid van een project moet in samenhang aangetoond worden, maar dat geldt voor elke openbare uitgave. De criteria zijn van elastiek. De schouwburg van Hoorn valt op dit moment onder het programma M2 HES-gebied, terwijl het project ook onder N2 Toerisme Noord had kunnen vallen. Het gebouw heeft een congresfunctie en ook een economische functie. Theaters trekken, vooral als het regent, echter ook veel watertoeristen en het gebouw ligt vlak naast een grote jachthaven. Voorzitter! Bovendien kan er met geld geschoven worden, zoals het college zelfs aanbeveelt. Er wordt namelijk voorgesteld om een FINH-project te herdefiniëren als een PAF-project of dit project te betalen uit het compensatiefonds Natuur- en landschapswaarden. Het heen en weer schuiven van projecten en het gezamenlijk financieren ervan wordt door het college aanbevolen. Het is ook mogelijk dat een project uit de begroting betaald wordt. Een FINH-project moet enigszins tastbaar en zichtbaar zijn, het moet veeljarig nut hebben, publiek toegankelijk en goed bereikbaar zijn, door derden onderhouden worden - die er dan ook aan moeten meebetalen - en duurder zijn dan 1 mln. Het ene project wordt gefinancierd uit het FINH en het andere weer via de begroting. Voorzitter! Wij zijn van mening dat in de
komende tijd het nu geformuleerde beleid ten aanzien van het fonds voor goede doelen die voldoen aan de zojuist genoemde criteria, moet worden gehandhaafd. De motie die de heer Neef heeft ingediend heeft in feite die strekking. Wij moeten ons echter met het oog op de wat langere termijn ernstig beraden op de vraag of wij wel op de goede weg zijn. In de overwegingen moeten de opmerkingen van mijn fractievoorzitter worden betrokken over de positionering van de provincie en het gebruik van het financieel instrumentarium. Daarbij moet bedacht worden dat een grondbeleid in het geheel niet mogelijk is zonder een echt investeringsfonds gebaseerd op een samenhangend provinciaal beleid. Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Voorzitter! GroenLinks heeft met verbazing naar dit betoog geluisterd. Nu blijkt voor de derde keer dit jaar dat er ook binnen de coalitie grote onvrede is over het functioneren van het FINH. Echter, de conclusie ontbreekt nog steeds. Welke conclusie verbindt de fractie van het CDA aan het niet op de gewenste wijze functioneren van het FINH? De heer Van Ruller (CDA): Dat heb ik zojuist gezegd, namelijk een herbezinning om te proberen, een andere formule te vinden. Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Vandaag wordt er voor de derde keer over gesproken. Is dan nu niet het moment van bezinning aangebroken? Moeten wij niet juist bij de algemene beschouwingen hierover een besluit nemen? De heer Van Ruller (CDA): Het is verstandig om eerst na te denken en dan besluiten te nemen. De voorzitter: Dat lijkt mij ook. Na de lunchpauze zal het college antwoorden. De vergadering wordt van 12.53 uur tot 14.00 uur geschorst. De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter! Voordat ik een aantal specifieke elementen bespreek, ga ik eerst in op een drietal algemene punten. In de eerste plaats de door de door D66 aangekaarte en tot grote ontsteltenis van het college ingediende motie van afkeuring inzake de kwalificatie van de Memorie van Antwoord. In de tweede plaats de inbreng van mevrouw Smit over de gemoedstoestand van dit college en, als uitvloeisel daarvan, de daadkracht, verwoord in de termen "uitgeblust en vermoeid". In de derde plaats het Fonds investeringen Noord-Holland en de "mer à boire" die daarover is uitgestort. 51
13 november 1997
Wat de kwaliteit van de Memorie van Antwoord betreft, is naar voren gebracht dat politieke stellingnames worden genegeerd, dat zij langdradig is en onvoldoende recht doet aan de inbreng van de fracties. Wij hebben getracht, in de Memorie van Antwoord recht te doen aan een aantal grote gemene delers uit de eerste termijn van de fracties, en om daarop een samenhangend antwoord te geven. Wij hebben de individuele vragen niet gerubriceerd voor de beantwoording, zo nodig onder verwijzing naar een eerder antwoord aan een fractie. Wij hebben de Memorie van Antwoord in twee delen gesplitst waarmee overigens geen optisch bedrog werd nagestreefd - ter uiteenrafeling van de materie. Wij hebben in het eerste deel een aantal algemene elementen geplaatst, met het in zekere mate uitdragen van de politieke filosofie van het college. In het tweede deel hebben wij geprobeerd om een aantal vragen, gegroepeerd naar beleid of een onderdeel daarvan, van een antwoord te voorzien. Deze methode impliceert dat nimmer alle individueel gestelde vragen aan bod komen. Ik neem de motie van afkeuring van de oppositie serieus en doe daar niet badinerend over. De teksten van de Memorie van Antwoord zijn gezamenlijk na overleg in het college vastgesteld. De ambtelijke staf is daarbij betrokken geweest. Een deel van deze staten - het zal mij worst zijn of dat een meerderheid of een minderheid is - is nu van mening dat het karakter van deze Memorie van Antwoord niet is wat zij voor ogen heeft. Ik ga ervan uit dat de gebruikte bewoordingen niet voortkomen uit oppositioneel gedrag, maar uit een duidelijke bewogenheid, gericht op een goed functioneren van de staten. Wij kunnen terugvallen op de oude methode, waarbij alle vragen trouwhartig worden beantwoord. Een enkeling heeft gewezen op de hoogwaardige ambtelijke ondersteuning. Wij zijn in staat om alle vragen in extenso te beantwoorden. Ik vind echter dat dit geen recht doet aan mijn beleving van een politieke discussie. Het college is dezelfde mening toegedaan. Wij zijn er naar het oordeel van een aantal fracties in de staten niet in geslaagd om de politieke discussie voldoende reliëf te geven. Wij kunnen in een vroeger stadium in het college of in de commissie Middelen discussiëren over de vraag hoe wordt aangekeken tegen de schriftelijke methode van beantwoording. Deze methode wordt overigens het volgend seizoen niet meer gehanteerd. Desalniettemin blijft de wijze van beantwoording van het college van essentieel belang voor het debat. De heer Poelmann (D66): Ik constateer dat het college, in reactie op de kritiek van de grote minderheid of wellicht wel een meerderheid - de
VVD-fractie heb ik ook stevige kritiek horen uiten op de vorm van de Memorie van Antwoord, ook al heeft zij de motie niet ondertekend - onderkent dat het niet alle vragen heeft beantwoord. Ik constateer ook dat het college toegeeft dat een aantal typisch politieke punten van fracties niet betrokken zijn in de beantwoording. Ik constateer tevens dat het college bereid is - volgend jaar zal het anders gaan, een commissie zal zich daarover buigen - om te bezien op welke wijze het in de toekomst beter kan. Ik vind het goed dat het college dit doet. Ik zal mij nog beraden op de vraag welke consequentie dit standpunt heeft voor de motie. De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Ik heb niet aangegeven dat wij het politieke debat niet aangaan. Ik heb slechts aangegeven dat wij dat kennelijk op een dusdanige wijze doen, dat de weerslag daarvan niet overkomt. Dat is toch een nuanceverschil. Hoe het verder ook zij, wij wensen juist in deze arena meer politiek debat. Kennelijk is de beantwoording niet puntig, niet gericht genoeg geweest. Wij hebben uitvoerig de inbreng in eerste termijn van de fracties bezien. Ik wil niet verhelen dat die inbreng ook niet altijd puntig is. Wij zullen gezamenlijk de politieke highlights over het voetlicht dienen te brengen waarop wij elkaar aan de tand willen voelen. Het tweede punt treft het college, zo mogelijk, nog harder. Dat betreft de mening dat wij uitgeblust en vermoeid zouden zijn. Wij zouden enigszins opzien tegen het politieke leven en met slappe tred, vermoeid door Noord-Holland gaan. Niets is minder waar. Mevrouw Smit-Boerma (De Groenen): Dan hoop ik dat u de energie vindt om antwoord te geven op de in mijn schriftelijke inbreng gestelde vragen. Dat was voor mij aanleiding voor mijn woorden op dit punt. De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Als de mate van uitgeblustheid en de energie moet worden afgemeten aan de beantwoording van vragen, zijn wij op de verkeerde weg. Die zaken kunnen worden afgemeten aan de daadkracht van dit college in relatie tot de uitgebrachte beleidsnota's. Wellicht is de brij aan nota's wat minder, maar op allerlei terreinen - de commissies zijn daar goed van op de hoogte - zoals landelijk gebied, milieu en bereikbaarheid hebben wij een inzet gepleegd, soms gebiedsgericht, soms gericht op de gemeenten en soms in het algemeen gericht op een regio. Op vele gebieden, zoals de ruimtelijke ordening, met talloze streekplannen en de uitwerking daarvan of de financiering van een weg, is een zeer energiek college actief. Wij laten het dus niet bij woorden. 52
13 november 1997
Mevrouw Goijert (CDA): Wat bedoelt u nu eigenlijk met dit betoog? Geeft u uzelf een brevet van onvermogen? U hebt zoveel begrip getoond. De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Ik heb geen begrip getoond, maar ik heb iets geconstateerd. Wij willen niet in meerderheden en minderheden denken. Niet alleen coalitiepartijen hebben een bepaald beeld van dit college. In de staten zitten partijen die bevolkingsgroepen representeren. Mevrouw Goijert (CDA): Maar met welke argumenten? Welke zaken worden niet opgepakt? Waarin schiet het college tekort? Het is zo gemakkelijk om te zeggen dat het niet deugt. De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): U sprak in uw termijn over genieten, maar ik geniet natuurlijk van deze ondersteuning van het college. Ik probeer duidelijk te maken dat naar de mening van het college in de beantwoording naar redelijkheid werd tegemoetgekomen aan hetgeen de staten hebben gevraagd, maar kennelijk is dat bij een minderheid niet zo overgekomen. Het college moet daar met een open vizier naar kijken. Wij moeten dat betrekken bij de discussie in de commissie. De heer Poelmann (D66): Ik heb de indruk dat de heer Tielrooij de boodschap beter begrijpt dan mevrouw Goijert. Mevrouw Goijert (CDA): Ik ben niet onder de indruk van hetgeen de oppositie naar voren heeft gebracht in de schriftelijke en de mondelinge beschouwingen. De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Om een misverstand te vermijden: ik heb nimmer gezegd dat het college daarvan danig onder de indruk is. Ik heb alleen gepoogd om met een open vizier de discussie aan te gaan. Ik bestrijd nogmaals dat wij uitgeblust zijn. De provincie is op zeer veel terreinen in het veld actief, om haar beleid gestalte te geven, samen met anderen. Ik accepteer de woorden die mevrouw Smit heeft uitgesproken dan ook niet. Ik kom op het FINH. Gezien de eerste termijn van de staten en de reactie op de Memorie van Antwoord, kan ik niet anders dan constateren dat dit een rijstebrij is van allerlei formuleringen, criteria en invalshoeken. Er is gesproken over willekeur. Wij zouden zaken voorbij zien komen en daar af en toe iets uitplukken, omdat zij ons wel aanstaan en andere zaken zouden wij erbuiten laten. Dat is niet het effect. De wijze waarop er nu wordt omgegaan met het FINH - inhoudelijk ten aanzien van de onderwerpen
die wij in het voorjaar van 1996 hebben voorgelegd, inclusief de begripsbepalingen en de artikelen - werkt zodanig verwarrend, zowel ten opzichte van de burger als van de staten, dat wij ons ernstig moeten beraden op de vraag of wij met dit fonds op de goede weg zijn. Het college wil zich heroriënteren op het FINH. Dat betreft zowel de donaties als de hantering van de daarbij behorende criteria. De inbreng van de PvdA inzake het onderzoek naar culturele voorzieningen wil ik in die zin oppakken dat het college zich beraadt op het FINH, met inachtneming van de ordentelijke afhandeling van de zaken die in de pijplijn zitten. Concreet houdt dit in dat hetgeen in gang is gezet in de richting van de staten door middel van een investeringsopdracht wordt afgehandeld. Vervolgens moeten wij ons beraden op het fonds. De PvdA wil op dit moment bezien in welke mate cultureel-historische zaken alsnog ondergebracht kunnen worden in het FINH en vraagt om een voorstel. Dat is dan weer een bloem die bloeit aan een bos onoverzichtelijk gekleurde bloemen. Ik stel voor om een paar stappen terug te doen.
Het FINH is een statenkwestie, dus alleen de zaken waarover feitelijk een besluit is genomen, zijn in gang gezet. Voor het overige gaat het om verlanglijstjes. Ik vind het een gotspe dat dit gebeurt, zeker omdat in de commissievergadering aan de orde is geweest dat wat ons betreft, een aantal kernthema's tegen het licht gehouden mag worden. Daarop is afhoudend gereageerd. In onze schriftelijke eerste termijn hebben wij dezelfde kritiek geuit ten aanzien van het hanteren van het FINH. Dat wordt door GS gekapitteld. Er wordt in de Memorie van Antwoord alleen gesteld dat: wat plan is, is plan. Hoe geloofwaardig is de provincie als zij, nadat zij met een aantal partijen heeft gesproken, bepaalde verwachtingen heeft gewekt en vervolgens het besluit heeft genomen, alles weer intrekt? Het college kan ook doorgaan met de tweede fase en alle nieuwe initiatieven vanuit de staten afwijzen.
De heer Kruijmer (RPF/GPV): Voorzitter! Het standpunt van mijn fractie over het FINH is zeer duidelijk: grote provinciale projecten, zo niet, dan vindt decentralisatie naar de gemeenten plaats, zodat er sprake is van een snelle omzetting naar het maatschappelijk nut. Dat is geen rijstebrij.
De heer Van der Paard (PvdA): Wat is de "pijplijn"?
De heer Poelmann (D66): Het college wil een heroverweging ten aanzien van het FINH, maar er staat nog veel meer te gebeuren op financieel gebied, zoals begroting en meerjarenraming en een toename van de uitkering uit het Provinciefonds. Kan het college de staten een voorstel voorleggen waarin wordt ingegaan op het begrip "investeringscapaciteit"? Kan het college investeringsrichtingen aangeven? Wij hebben gepleit voor een toename van de investeringen van 310 naar 930 mln. Kan het college daarop een voorschot nemen? De heer Zoon (VVD): Betekent de suggestie van de heer Tielrooij dat het volgende agendapunt niet wordt behandeld? Klaarblijkelijk is onvoldoende over dit onderwerp naar buiten getreden. Was er een betere communicatie over dit onderwerp mogelijk geweest? De heer Neef (PvdA): Ik heb een gevoel van "nu breekt mijn klomp". De retorische vraag van de gedeputeerde is: zijn wij met het fonds wel op de goede weg? Ik begrijp dat het college, gelet op de kritiek, van plan is het voorstel in te trekken. Dit geldt niet voor die onderdelen die in gang zijn gezet. 53
13 november 1997
De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Ik heb vrij zorgvuldig geformuleerd. Ik vind dat hetgeen in de pijplijn zit, ordentelijk afgehandeld moet worden.
De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Ik heb dat nader geformuleerd. Ik bedoel daarmee: overeenkomstig de richtlijnen van het instellingsbesluit reeds in gang gezet in de richting van de staten door middel van een investeringsvoordracht. Dat noem ik in de pijplijn. De staten spreken daarover een oordeel uit. De heer Neef (PvdA): Dus alleen de projecten waartoe de staten besloten hebben, zoals de Koegrastunnel? De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Ja. Ik weet niet precies welke investeringsvoordrachten er onderweg zijn naar de staten. De heer Kruijmer heeft voorgesteld, decentralisatie naar de gemeenten te doen plaatsvinden. Ik vind dat wij de boekhouding van de gemeenten en die van de provincie gescheiden moeten houden. Bovendien wordt het dan een grabbelton voor 70, 80 gemeenten in de provincie. De impliciete veronderstelling dat het dan allemaal veel beter gaat, onderschrijf ik niet op voorhand. De heer Poelmann heeft gevraagd om een relatie aan te brengen met de begroting en de toekomstige middelen, die toch al aan verandering onderhevig zijn. Ik vind dat op voorhand minder geslaagd. Ik sluit het niet uit, maar gelet op de voeding van het FINH, is het goed om onderscheid te maken tussen de algemene middelen van de begroting en het FINH.
In principe wil ik daaraan vasthouden, maar het kan zijn dat het uiteindelijk pragmatischer is om tot één geheel te komen. De heer Poelmann (D66): Het maakt mij minder uit hoe u de schotten plaatst. Het gaat mij om de investeringscapaciteit. De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): En grote projecten. Ik stel voor om ons te beraden op de werkwijze ten aanzien van het FINH. De voorstellen die de staten via een voordracht zijn gepasseerd, handelen wij af. Verder beraden wij ons op onze positie ten aanzien van dit fonds. De heer Neef (PvdA): Er worden nu twee verhalen gehouden. Of u trekt het voorstel van de tweede jaarschijf van het FINH in of u doet het niet. Het mag geen halfzacht verhaal zijn. Als het alleen gaat om Ecomare, Koegrastunnel enzovoorts, dus zaken waarover de staten een besluit hebben genomen, dan is dat duidelijk. De provincie toont op dat moment geen doorzettingsmacht, maar dan is wel duidelijk dat wij terug zijn bij het eerste investeringsfonds. De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Wij hebben het nu over 1998, want over 1997 hebben de staten een besluit genomen. Overigens moeten de staten besluiten om de voorstellen voor 1998 niet in behandeling te nemen. De heer Kruijmer (RPF/GPV): Ik ben het ermee eens dat hetgeen besloten is, ook uitgevoerd moet worden. Decentralisatie naar de gemeenten lijkt mij echter bijzonder eenvoudig. Dit kan namelijk naar evenredigheid van inwoners. Er kunnen criteria aan verbonden worden. Gemeenten kunnen dat op eigen initiatief besteden. Het lijkt mij beter om voor grote provinciale projecten te kiezen. Wij hebben dat dan nog steeds in eigen hand. De heer Van Ruller (CDA): Voorzitter! Ik heb er zojuist op gewezen dat het niet onverstandig is, eerst na te denken voordat je handelt. Ik vind het verstandig om de tijd te nemen. Wij moeten goed tot ons door laten dringen wat het betekent om een bedrag van 3 mld. in betrekkelijk korte tijd te investeren. Ik ben er dan ook voor, de jaarschijf voor dit jaar te aanvaarden, inclusief de motie die door de heer Neef is ingediend en mede door ons is ondertekend. Wij hebben dan een jaar de tijd om te bekijken wat het betekent, een investerende provincie te zijn. De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Ik 54
13 november 1997
vind het het meest helder, de cesuur te leggen op het moment dat de politieke besluitvorming heeft plaatsgevonden. Dat is voor 1997 gebeurd. De staten kunnen een besluit nemen over 1998. Dat is dan een gegeven. Ik doe de suggestie, de cesuur te leggen bij de jaarschijf 1997, als een politiek voldongen feit, en om vervolgens zo spoedig mogelijk in de staten te discussiëren, wellicht voorbereid in de commissie Middelen, over de vraag op welke wijze wij verder gaan. Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Mijn fractie is van mening dat dit het enige voorstel is wat het college kan doen. Ik had een motie in petto over de herijking van de criteria. Zij is overbodig. Ik wijs nog wel op het probleem, dat wij nu een grote spaarpot hebben. Wij moeten ons tot spoed verplichten. Wij moeten zo snel mogelijk een beslissing nemen over investeringen. In de tussentijd kunnen wij misschien een "groene" beleggingsmogelijkheid voor die gelden vinden! De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): U wilt toch ook een goed rendement hebben? U hebt gezegd, zich zorgen te maken. De heer Meijdam (VVD): Mevrouw Onstenk heeft wel gelijk. Er is niets zo verschrikkelijk als op zo'n hoop geld te moeten zitten! De heer Zoon (VVD): Door de agendering heeft de VVD-fractie geen reactie gegeven op het FINH. Mijn fractie vindt dat strak aan de criteria moet worden vastgehouden. Hetgeen in de Memorie van Antwoord staat, is uitgangspunt voor ons. Dat is ook in de commissie Middelen naar voren gebracht. Mijn fractie heeft de voorstellen van het college ondersteund. Het nadeel daarvan is dat een aantal zeer sympathiek ogende projecten, gepland voor 1998, niet uitgevoerd kan worden, inclusief het voorstel dat voor aanstaande woensdag is geagendeerd voor de commissie Middelen, de biomassavergasser. Als andere fracties criteria willen verruimen en om die reden de jaarschijf niet willen behandelen, wijs ik erop dat onze fractie het daar niet mee eens is. De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter! Ik heb het woord "verruimen" absoluut niet in de mond genomen. Ik heb gezegd dat kennelijk bij onder andere de PvdA-fractie het gevoel leeft dat er op een andere manier mee om moet worden gegaan. Ik heb mijn voorstel gedaan, gelet op de vele invalshoeken van de inbrengen zowel in eerste als tweede termijn. De heer Poelmann heeft over de actualisering van het bestemmingsplan buitengebied gesproken.
Dat is een zeer grote zorg. Ook de handhaving hangt hiermee samen. Wij kunnen niet meer doen dan onze zorg kenbaar maken bij gemeenten. Ik roep de statenleden op om in hun contacten duidelijk te maken dat handhaving en actualisering van de bestemmingsplannen buitengebied van groot belang zijn. Wij doen er vanuit het vakgebied van de ruimtelijke ordening op dit moment al het mogelijke aan. De heer Poelmann (D66): De wet biedt de provincie toch de mogelijkheid om, als een gemeente nalatig is, zelf bestemmingsplannen op te stellen? De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Gezien de regels en de omschrijvingen in de Wet op de ruimtelijke ordening, de Provinciewet en de uitwerking van een dergelijk instrument, bedenk je je wel twee keer om voor de tientallen bestemmingsplannen buitengebied actualisering aan de gemeenten op te leggen. In zeer nauw overleg met een, twee gemeenten proberen wij de actualisering en de handhaving gestalte te geven. Dat alleen al is moeilijk genoeg. Het is een kwestie van de "mug" en de "olifant". Zeker als het om een aantal "muggen" gaat, wordt het een groot probleem.
overgroot deel van de staten om het aantal fondsen zo minimaal mogelijk te houden. GroenLinks stelt voor, professor Hafkamp bij de Schipholdiscussie te betrekken. De GroenLinksfractie wil eerder dan in januari aanstaande over de geluidhinder spreken. Dat onderwerp komt inderdaad in de staten aan de orde. Collega De Zeeuw is voorzitter van de commissie Geluidhinder. De ontwikkelingen uit het oogpunt van geluidhinder, het gebruiksplan Schiphol en de te verwachten visie van het kabinet, de zogeheten "integrale beleidsvisie", hebben zodanige gevolgen dat het college in december een extra commissievergadering wil houden om de minister van Verkeer en Waterstaat tijdig een reactie te kunnen geven. De datum wordt zo snel mogelijk doorgegeven. Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Als dit de nuancering is van de toezegging van de laatste statenvergadering, herinner ik eraan dat het aankaarten van de geluidhinder betrekking heeft op een Schiphol zonder vijfde baan, dus ver verwijderd van de vorige planologische kernbeslissing over uitbreiding. U legt een verband met een nog verdere groei van de luchtvaart. Wij doen dat niet. Wij zitten nu al in de problemen.
De heer Poelmann (D66): Ik ken de problemen, zoals de Gooiboog. Ik vind dat ook een punt van zorg. Maar het college kan door een en ander af en toe aan de orde te stellen, laten zien dat het er iets mee wil. De heer Van Kemenade bedenkt dan wel weer een mooie initiatiefwet, die het circuit ingaat.
De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Dat is mij volstrekt duidelijk.
De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Wij doen dat bij ieder werkbezoek en in ieder overleg met gemeenten; bij ieder artikel 10-overleg en goededienstenoverleg wordt dit ingebracht. Dat werkt ook, maar soms onvoldoende. Dat heeft te maken met de politieke aandacht van gemeenteraden, misschien noodgedwongen, misschien door de samenstelling ervan, maar dat laat ik buiten beschouwing. De discussie over de woningbehoefte wordt landelijk gevoerd. Ik heb absoluut geen behoefte aan een lex specialis om de woningbouw buiten de Vinex-gebieden te stoppen. Overigens is de woningbouw in de kleine kernen van een andere orde dan de relatie tussen bouwen in Vinex-gebieden of daarbuiten. Er is ingegaan op de immigratie. Wij hebben geprobeerd, feiten neer te zetten tegenover de beeldvorming op dat terrein. Dat is de enige manier om onjuiste beeldvorming tegen te gaan. GroenLinks pleit voor een onderwijsfonds. Ik weet niet wat ik mij daarbij moet voorstellen, maar in het algemeen is het de uitdrukkelijke wens van een
De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Onze wens is om de huidige ontwikkelingen en de integrale beleidsvisie van het Rijk in samenhang te bespreken. U hebt daar recht op. Over de ontwikkelingen van Schiphol hebben wij op dit moment ongeveer anderhalve meter aan rapporten liggen. Er is geen behoefte aan nog weer een rapport van de heer Hafkamp. Zijn ideeën zijn overigens in de TNLI-discussie aan de orde geweest.
55
13 november 1997
Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Bespreking van dit onderwerp hangt dus niet af van de verschijning van de kabinetsnota.
Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Dat is juist niet het geval. Vandaar dat wij ernaar vragen. De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Ik ben daar geen voorstander van. Mevrouw Onstenk heeft over inbreiding, woningsplitsing, verdichting en doelgroepen gesproken. Ten aanzien van de eerste drie kan de provincie een rol spelen. Zeker in het vooroverleg over bestemmingsplannen en in het artikel 10-overleg wordt daaraan aandacht besteed. Dat geldt overigens ook voor duurzaam bouwen. Het doelgroepenbeleid is
vaak een zaak van gemeenten en corporaties. De provincie moet zich bezinnen op de vraag wat nog onder de boekhouding van de provincie valt en wat niet. De heer De Lange is van mening dat de ouderen in de provincie er maar een beetje bij hangen. Op het terrein van zorg, bereikbaarheid, wonen, onderwijs en educatie doen wij bijzonder veel voor deze doelgroep, die wij op basis van provinciaal beleid kunnen benaderen. De heer Lauxtermann is treurig gestemd over het dichttimmeren van de begroting. Ik was vorig jaar treurig gestemd, toen dat niet het geval was, want dat leidde tot een wel erg onoverzichtelijke discussie. Wij hebben geen vooruitziende blik inzake de renteontwikkelingen. Wij baseren ons op het huidige renteniveau. Dat kan ook tot meevallers leiden, maar die kunnen nu nog niet worden opgevoerd als dekking van uitgaven van de staten. De heer Kruijmer heeft een pleidooi voor de regio's gehouden. Zijn vraag was, als de regio's steeds nadrukkelijker aan de orde zijn, waar blijven de provincies dan? Als er al regio's tot stand komen, is met name het provinciaal bestuur de overkoepelende organisatie om de eventuele tegenstrijdigheden tussen de regio's "te dimmen". Het middenbestuur heeft daarin een zeer volwaardige, adequate taak. De heer Kruijmer vindt het Interprovinciaal overleg, het samenwerkingsverband van de Randstad en de Bestuurlijke commissie Randstad niet democratisch. Ik ben dat volstrekt met hem oneens. Ik vind een gemeenschappelijke regeling ook democratisch. Men kan mij, als AB-lid van het IPO en straks als voorzitter van de BCR, erop aanspreken als er sprake is van onvoldoende functioneren. De regeling is volstrekt democratisch. Dat geldt niet voor de gedeconcentreerde rijksdiensten of rijksregio's, waarbij een volledige recentralisatie van het beleid tot stand komt. Dan ontstaat "ambtenarenbeleid". De volwaardige uitoefening van het politieke mandaat is zowel in het IPO als in de BCR, als in het samenwerkingsverband Randstad gewaarborgd. De heer Kruijmer (RPF/GPV): Ik heb over democratische controle gesproken. De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Het gehalte daarvan wordt bepaald door de invulling die de staten daaraan geven. Een AB- of DB-lid kan daarop worden aangesproken. Dat is een waarborg in de wet en in de politieke democratie. De heer Poelmann (D66): Kunnen wij vooraf agenda's en achteraf verslagen inzien van de 56
13 november 1997
Bestuurlijke commissie Randstad? De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): In principe moet dat kunnen. Het is echter niet altijd mogelijk om vooraf agenda's in een commissie te bespreken. Het toesturen is geen probleem. De heer Bongers (VVD): De BCR heeft geen enkele besluitvormende bevoegdheid. Het is een overleg. De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Nadat het algemeen bestuur een uitspraak heeft gedaan. De heer Bongers (VVD): Dat algemeen bestuur zijn wij? De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Ja, dan wel een commissie. Dat hangt enigszins van het onderwerp af. Ik proefde bij een aantal sprekers zorg over Schiphol. Die heeft het college zeer zeker ook. In december zal er in een dubbele commissievergadering over Schiphol worden gesproken. Het is onjuist dat het eiland achter de horizon is verdwenen. De reis naar Japan - dit is het laatste dat ik erover zeg - heeft duidelijk beantwoord aan de verwachtingen. Er is sprake van een bijdrage aan de kennis van het college en de overige deelnemers. De heer Kruijmer (RPF/GPV): Ik heb gezegd: bijna achter de horizon. Dat is een essentieel verschil. Mevrouw Onstenk (GroenLinks): U wilt de geluidhinder en de integrale beleidsvisie op de verdere groei van de luchtvaart gezamenlijk bespreken. Wij hebben gevraagd om voor de inpassing van de "supermegamainport" in NoordHolland de staten een referendabel besluit voor te leggen. De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Besluiten over Schiphol, in welke vorm dan ook, zijn niet aan dit college en de staten, maar aan de rijksoverheid. Referendabele besluiten dienen duidelijk een provinciaal belang te hebben, als er al toe besloten moet worden. Bovendien mag de burger niet voor de mal worden gehouden met een besluit waarover een andere instantie uiteindelijk een definitief besluit neemt. Wij hebben over dat punt uitvoerig gediscussieerd. Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Ik heb dan ook uitdrukkelijk gevraagd om het besluit over de ruimtelijke inpassing van de luchthaven - het is mij bekend dat het een landelijk besluit is - in de provincie, zoals over het verkeer en het groen, aan de
staten voor te leggen en om dat referendabel te doen zijn. De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): De inpassing van omvangrijke projecten gebeurt altijd op basis van formele wetten c.q. planologische kernbeslissingen. Zij hebben een doorvertaling krachtens de Wet op de ruimtelijke ordening in streekplannen en in bestemmingsplannen. Op het niveau van een streekplanuitwerking een referendum houden, zou betekenen dat de burger voor de mal wordt gehouden, omdat het besluit in feite al door een hogere instantie is genomen. De heer Broeren (VVD): Waarom doet u mevrouw Onstenk niet de suggestie om een landelijk referendum te houden tegen de PKB? De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Ik voel mij niet geroepen om de fractie van GroenLinks suggesties te doen. Ik ga ervan uit dat deze fractie voldoende kennis van deze materie heeft om met zeer verlichte voorbeelden te komen. Overigens, naarmate GroenLinks groter wordt, heeft de partij meer invloed en kan het beleid meer in die richting worden omgebogen. De heer Kruijmer heeft gesproken over de sluiting van het bedrijf Lucent in Huizen. In een zeer vroeg stadium heeft de heer Lagrand contact gehad met de gemeente en het bedrijf. De beslissing over dit soort sluitingen wordt niet in Huizen genomen, maar op een ander niveau. In het kader van het streekplan zijn wij zeer alert op het tot stand brengen van vervangende werkgelegenheid. Een en ander is inmiddels ook in het overleg met de Kamer van Koophandel aan de orde geweest. Mevrouw Goijert ondersteunde mij bij interruptie sympathiek bij het begin van mijn betoog. Zij vond dat ik niet goed reageerde. Mevrouw Goijert en de heer Neef zijn ingegaan op de zaaglijnmethode. Eind jaren tachtig hebben wij die methode ook al eens gebruikt. Zij kent onvolkomenheden. In de staten en ook wel in het college heeft men zich afgevraagd of dit nu de echte posterioriteiten zijn. Degene die daar een klein vraagtekentje bij plaatst, kan ik niet geheel ongelijk geven. Misschien kan bij de voorbereiding van de begroting gediscussieerd worden over het gebruik van de zaaglijnmethode. Er zijn absoluut nadelen aan verbonden. Ik zal het onderwerp in de commissie Middelen aan de orde stellen. Ik begreep niet helemaal wat mevrouw Goijert met financiële doorzettingsmacht bedoelde. Zij stelde dat doorzettingsmacht zowel juridisch als financieel gestalte kan krijgen.
57
13 november 1997
De heer Van Ruller (CDA): Er zijn in oktober drie voorbeelden naar voren gebracht. Een ervan ging over een monument dat door de eigenaar was verwaarloosd. De provincie heeft het op een gegeven moment van de monumentenlijst geschrapt, omdat het verwaarloosd was. In de commissie is nadrukkelijk naar voren gebracht dat het monument ook gekocht kan worden. De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Het is mij nu duidelijk. Mevrouw Goijert heeft gevraagd hoe "hard" de begroting van het Rijk voor de N22 is. Ik meld dat dit een zeer groot probleem is. De financiering van de N22 vindt plaats op basis van oude toezeggingen van het Rijk. Het gaat om 50% van de oude investeringssom van 90 mln. De nieuwe investeringssom is door allerlei gerechtvaardigde wensen hoger geworden. De minister wenst niet verder te gaan dan 45 mln. Ook Amsterdam Airport wenst niet verder te gaan. In een overleg over de versnelde aanleg van de vijfde baan heb ik gezegd dat wij bereid zijn om daaraan mee te werken, maar dat de N22 een zodanig essentieel onderdeel is van het onderliggend wegennet dat ik uitga van de bereidheid van de minister om tot medefinanciering over te gaan, en dan niet alleen het stuk in relatie tot de vijfde baan, maar ook het noordelijk gedeelte. Wij zijn daar nog niet uit. Ik zal morgen in de stuurgroep CORUS naar voren brengen dat wij er alles aan doen. Er is geen weg in Noord-Holland waarin zoveel provinciaal geld wordt gestoken als de N22. De heer De Boer kan dat echter veel wervender vertellen. De heer Poelmann (D66): Voorzitter! Wat is de deadline van het besluit? De weg moet er zijn voor de Floriade in 2002. De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Het bestemmingsplan zal in januari 1998 in procedure worden gebracht, maar het probleem is dat dit een exploitatietekort bevat. Een bestemmingsplan moet exploitabel zijn. Op suggestie van collega De Boer en de minister wordt gewerkt aan een versobering van de N22, met name de noordelijke aantakking aan de N205. Bekeken wordt of de aanneemsom verlaagd kan worden. Vervolgens zullen wij de minister proberen te "verleiden" tot een verhoging van haar bod. Mocht dit niet lukken, dan is er echt een serieus probleem. Er is gevraagd om een integrale visie van het college op het platteland. De VVD en het CDA zijn op de kleine kernen ingegaan. Ook in de Kamer wordt het pleidooi gehouden, het platteland leefbaar te houden. De minister heeft naar voren gebracht dat de leefbaarheid van het platteland niet alleen afhangt
van het aantal woningen dat gebouwd wordt. Het gaat om een ingewikkelder samenstel van bereikbaarheid, voorzieningen, afstand tot centrumgemeenten, enzovoorts. Over het verzoek om een integrale visie wil ik even nadenken. Ik kan nu niet overzien wat dit betekent. Ik kom daarop in de commissie terug. De VVD-fractie vraagt in een motie om te onderzoeken welke plannen er bij de gemeenten zijn. De meerderheid van het college staat hier positief tegenover. De datum van 1 maart 1998 is echter niet haalbaar. De herbegrote afdeling ruimtelijke ordening heeft het bijzonder druk met twee streekplannen, drie streekplanuitwerkingen en een gebiedsuitwerking Amsterdam-Haarlem-Leiden. Ik zal de wens van de staten doorgeven en zal de staten zo snel mogelijk melden op welke termijn een en ander wel kan. De heer Broeren (VVD): Kunt u in de vergadering van de commissie Ruimtelijke Ordening op 20 november een wel haalbare datum noemen? De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Ik zal proberen, in de decembervergadering, zo nodig in de extra vergadering, een datum te noemen. De heer Broeren (VVD): Ik was enigszins verrast dat u zei, te zullen nadenken. Zeker bij zo'n hooggeacht college is dat toch een continu proces! De heer Bongers (VVD): Wij gaan akkoord met het voorstel van de heer Tielrooij, want niemand is aan het onmogelijke gehouden. Ik wil nog wel de nadruk erop leggen dat wij niet zitten te wachten op een boekwerk. In de vorige commissievergadering hebben wij geprobeerd aan te geven, af te willen van de generalistische benadering van het probleem. Wij willen maatwerk en daartoe moet eerst een inventarisatie gemaakt worden. Ik ben blij dat het college de motie ondersteunt. De heer Poelmann (D66): Ik ben in tweede termijn ingegaan op het krantenbericht waarin staat: "VVD: meer woningen voor kleine kernen". Hoe moet ik dat nu zien? De heer Broeren (VVD): Vanmorgen is reeds gevraagd of, als er aanleiding is, de streekplannen gewijzigd moeten worden. Als de conclusie uit de nadere gegevens is dat streekplannen gewijzigd moeten worden of dat wijzigingen in conceptstreekplannen aangebracht moeten worden, kan dat inderdaad het gevolg zijn. Het is mogelijk dat in kernen waar nu niet gebouwd mag worden, wellicht toch enige woningen gebouwd mogen worden. Het streekplan is een instrument en geen doel. 58
13 november 1997
De heer Neef (PvdA): Ik wijs erop dat wijzigingen alleen via aanpassing van het streekplan kunnen worden aangebracht. De heer Broeren (VVD): Dat heeft de heer Tielrooij mij geleerd. Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Het gevraagde in de motie lijkt veel op de rondvraag in de commissie. Nu blijkt dat het college ermee akkoord gaat, vraag ik de VVD-fractie de motie in te trekken. De heer Bongers (VVD): Nee. Misschien ga ik er straks nog op in. De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Wij komen daar inhoudelijk nog op terug. Ik wijs er alleen op dat het streekplan Noord-Holland-noord, vergeleken met voorgaande streekplannen, een ongekende ruimte voor het bouwen in kleine kernen bevat, namelijk 5% van de bestaande woningvoorraad. Sommigen hebben wellicht de indruk dat er op dit gebied niets is toegestaan, maar dat is onjuist. De heer Bongers heeft het college verweten in het evaluatiebos te zijn verdwaald. Voorzitter! Ten aanzien van het agrarisch natuurbeheer is er op dit moment een project gaande. Het volgend voorjaar zal duidelijk worden welke uitwerking dat heeft. Het was inderdaad de bedoeling dat de Stimuleringsregeling ouderenhuisvesting rond deze tijd geëvalueerd zou zijn. De heer Zoon heeft daar bij herhaling in de commissie Middelen op aangedrongen. Die termijn hebben wij niet gehaald. Er wordt op dit moment aan gewerkt. De resultaten van deze evaluatie verwachten wij in het vroege voorjaar van 1998. In afwachting daarvan heeft het college gemeend, het oorspronkelijke budget van 1,5 mln. voorlopig te handhaven en niet het budget van 3 mln., zoals een aantal fracties wensen. Als de evaluatie is afgerond, kunnen wij beoordelen of er een versnelling moet plaatsvinden of dat de regeling juist afgebouwd moet worden. Er is inderdaad sprake van een verschil in evaluatie tussen het agrarisch natuurbeheer en de Stimuleringsregeling ouderenhuisvesting. Ik wijs er echter op dat het agrarisch natuurbeheer gericht is op de wat langere termijn. De inkomsten van agrariërs uit natuurbeheer moeten voor een ruime periode verzekerd worden. Er is dus sprake van een andersoortig beleid. De heer Bongers (VVD): Voorzitter! Dit is nu een punt waarvan ik zeg: dit had de staten meegedeeld moeten worden op een moment dat er een uitgebreide
discussie over mogelijk was, namelijk in de Memorie van Antwoord. Ik verwijt het college niets. Ik heb alleen gezegd dat het voor ons te kort door de bocht is om te verwijzen naar een evaluatiemoment. De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Dit leidt in ieder geval tot een levendig debat. De heer Bongers (VVD): Dat is waar, maar het had nog levendiger kunnen zijn. De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter! Ik heb een interview gegeven naar aanleiding van de opmerkingen van mevrouw Van de Vondervoort in Best. Ik ben daar knap pissig over. Een dergelijke stellingname getuigt bijna van een pathologische afkeer van de provincies. Dat heb ik in het interview gezegd. Mevrouw Van Diepen-Oost (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter! Er is een amendement ingediend waarin wordt gevraagd, nu al een uitspraak te doen over een financiële ondersteuning van Pinetum. GS hebben in goed overleg met de voorzitter van de stichting die Pinetum beheert, afgesproken dat er steun gegeven zal worden bij de onderhandelingen met de ministeries van OC&W en LNV. Die gesprekken zijn nog gaande. GS hebben in dat kader hun adhesie betuigd. De vraag of er extra middelen beschikbaar moeten worden gesteld, is op dit moment absoluut nog niet aan de orde. Het amendement is prematuur. Politiek-bestuurlijk gezien is het bijzonder onverstandig dat de provincie, op het moment dat nog niet duidelijk is of het Rijk zijn taken zal continueren, op voorhand al met geld gaat wapperen. Mevrouw Sluiter (D66): Voorzitter! Ik heb een beetje moeite met de woorden "prematuur" en "onverstandig". Ik verzoek de gedeputeerde om het amendement nog eens goed te lezen. Ik ben uiteraard blij dat het college van plan is om ter zake een en ander te doen. Dit neemt niet weg dat dit een goed moment is om als provincie een signaal te geven. In het amendement wordt niet voorgesteld om nu geld ter beschikking te stellen. Het gaat erom dat de provincie het signaal geeft dat zij bereid is om boter bij de vis te leveren. Er staat ook duidelijk dat de provincie pas over de brug komt op het moment dat er sprake is van cofinanciering. Ik wijs erop dat de Universiteit van Amsterdam in dat kader bereid is om 0,5 mln. bij te dragen. Dat is een harde toezegging. Mevrouw Van Diepen-Oost (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter! Ik denk dat ik duidelijk ben geweest. Het bestuur van de stichting staat volstrekt 59
13 november 1997
achter de opstelling van de provincie. Ik blijf bij mij mening dat het amendement prematuur en onverstandig is. Mevrouw Smit heeft naar de Ritmanbibliotheek gevraagd. Als een dergelijk cultureel erfgoed in de verkoop terecht dreigt te komen, treedt de wet inzake het behoud van het cultuurbezit in werking. Naar mijn informatie heeft staatssecretaris Nuis zijn taak op grond van genoemde wet inmiddels opgepakt. De provincie heeft op dit gebied niet direct een verantwoordelijkheid. Mevrouw Smit-Boerma (De Groenen): Voorzitter! Aan het ingrijpen van de staatssecretaris is een termijn gesteld. Deze dreigt binnenkort te verlopen en dan kan de bibliotheek alsnog verkocht worden. Mevrouw Van Diepen-Oost (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter! Ik heb niets aan mijn antwoord toe te voegen. De heer De Zeeuw (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter! De fractie van D66 heeft voorgesteld om 30 mln. te verstrekken voor verlaging van de afvalheffing in Noord-Holland-noord. Ik vind dit een slecht voorstel, gelet op het doel, het middel en de daaraan ten grondslag liggende analyse. De kern van het verhaal is dat de tarieven van de HVC in Alkmaar extreem hoog zijn. Dat is echter niet waar. Vergelijking van de tarieven van alle elf verbrandingsinstallaties leert ons dat de HVC in Alkmaar op een eervolle derde plaats komt, na de AVR en de AVI-West. Uit het zojuist verschenen verslag van de HVC blijkt overigens dat het tarief nog verder omlaag kan. In afwijking van veel andere verbrandingsinstallaties is er bij de HVC sprake van een goede tendens. De heer Poelmann (D66): Dat zou fantastisch zijn, want dan kost ons voorstel minder. De heer De Zeeuw (lid van gedeputeerde staten): Ik begrijp dat ik met meer argumenten moet komen. De heer Meijdam (VVD): Mijnheer Poelmann, wanneer het meer betalen dan in de goedkoopste regio de maat is voor het verstrekken van geld, mogen de inwoners van Gooi en Vechtstreek zich dan ook verheugen over die ¦ 50,--? De heer Poelmann (D66): De afvalverbrandingsinstallatie is onder de grootst mogelijke druk van dit huis tot stand gekomen. Dat is de essentie van ons voorstel. De contracten in Gooi en Vechtstreek hebben daarmee weinig van doen. Daar heeft men zijn eigen koers gekozen.
De heer Meijdam (VVD): Uw goede doel strekt niet verder dan de regio Alkmaar. Voor de inwoners van Gooi en Vechtstreek, die per saldo meer betalen, is het "helaas pindakaas". De heer Poelmann (D66): Het gaat ons erom dat de staten een grote verantwoordelijkheid dragen voor de situatie zoals die in dat deel van Noord-Holland is ontstaan. De heer Meijdam (VVD): Ik zal proberen om dit aan de inwoners van Gooi en Vechtstreek uit te leggen. De heer De Zeeuw (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter! Het telt voor de fractie van D66 kennelijk totaal niet dat men in Gooi en Vechtstreek meer betaalt voor de verbrandingsinstallatie. De heer Poelmann (D66): Wie heeft de besluiten over de contracten aldaar genomen? De heer De Zeeuw (lid van gedeputeerde staten): De provincie heeft daar op een bepaalde wijze aan meegewerkt. Er is wel degelijk sprake van een knelpunt op het terrein van het verbranden van afval. Dit ligt echter in Gooi en Vechtstreek en helemaal niet in Noord-Holland-noord. De heer Poelmann zegt dat de HVC er door de staten is doorgedrukt. Dit blijkt in ieder geval niet uit de tarieven. De heer Poelmann (D66): Wij gaan uit van het gemiddelde dat burgers in rekening wordt gebracht. Daarop gelet, zijn de tarieven in Noord-Hollandnoord aan de hoge kant. De heer Meijdam (VVD): Geldt dat dan niet voor Gooi en Vechtstreek? De heer De Zeeuw (lid van gedeputeerde staten): De provincie heeft alleen invloed op de kosten die de afvalverwerker - in dit geval de verbrander - in rekening brengt. Dat is het enige juiste element in het verhaal van D66. De gemeenten verwerken een en ander vervolgens in hun reinigingstarief. Dat is echter een puur gemeentelijke zaak, waar de provincie zich nooit mee moet bemoeien. Wij hebben erop gewezen dat een verbetering van de samenwerking op het punt van het bedrijfsafval gewenst is. Als men daartoe overgaat, kan het tarief voor de private huishoudens nog gunstiger worden. Mijn conclusie is dat de HVC helemaal niet ongunstig draait, zowel letterlijk als figuurlijk. Voorzitter! Het is juist dat het Rijk zich terugtrekt uit het project Stad van de zon. Het college sluit niet uit dat het de staten zal voorstellen om een 60
13 november 1997
hogere bijdrage te verstrekken dan het bedrag van 9 mln. dat in de raming van het FINH is opgenomen. Hierbij kan ook het PAF in beeld komen. Het is echter niet mogelijk dat de provincie de totale veronderstelde rijksbijdrage opvangt, want dan zijn de verhoudingen zoek. Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Voorzitter! Ik weet dat men in Heerhugowaard volgend jaar opnieuw een beroep zal doen op de landelijke "pot" van 750 mln. Er is altijd kans dat de aanvraag wordt toegewezen. In een vorige vergadering heeft GroenLinks een motie ingediend waarin werd verzocht om het PAF bij het project Stad van de zon te betrekken. Het college heeft daar een negatief preadvies over uitgebracht en vervolgens is de motie door de staten verworpen. De heer De Zeeuw (lid van gedeputeerde staten): Dit is een kwestie van voortschrijdend inzicht bij het college. Ook dat is mogelijk. Wij hebben echter wel voor een wat gematigder toonzetting gekozen dan waarvan in de motie van GroenLinks sprake was. Er moet rekening mee worden gehouden dat wij in onderhandeling moeten treden met gemeenten, energiemaatschappijen en dergelijke. Over veertien dagen zal hierover gesproken worden. Voorzitter! Invalshoek voor mijn plan inzake het Enkhuizerzand is het belang van natuur en landschap. Een groot deel van de bollengronden, in het bijzonder kwetsbare gebied van de Binnenduinrand, zou verdwijnen en daarvoor moet dan compensatie worden geboden. Dan moet je ook een aantrekkelijk alternatief bieden. De betrokken boeren hebben keer op keer aangegeven dat dit het Enkhuizerzand kan zijn. Het is een plan voor de langere termijn. Wat mij betreft, kan dit alleen in uitvoering worden genomen als er sprake is van een ruil. Voor uitbreiding blijft alleen de SPAR gelden. Mevrouw Onstenk heeft mij in dit verband gevraagd wanneer ik weer een dissident geluid laat horen. Voorzitter! Mijn opvatting is niet dissident, want zij heeft betrekking op een termijn waarvoor nu geen provinciaal beleid is vastgesteld. Daarover mag je van gedachten wisselen. Overigens probeer ik voor het lanceren van ideeën een frequentie van één keer in de zes maanden aan te houden, maar niet alle collega's denken daar hetzelfde over. Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Wij hebben juist de nadruk willen leggen op het belang van het milieu, dat ook de heer De Zeeuw als invalshoek heeft gekozen. Aan het aanbieden van extra grond aan de bollensector moet door de milieugedeputeerde ten minste de voorwaarde verbonden worden dat er schone producten geleverd worden.
De heer De Zeeuw (lid van gedeputeerde staten): Het gaat ook om het ruimtegebruik. Het bevorderen van een schonere productie blijkt overigens een weerbarstige zaak te zijn. Afgezien daarvan legt de bollenteelt beslag op de beschikbare ruimte en zijn er consequenties voor de waterhuishouding van het betrokken gebied. Met het oog daarop heb ik de voorstellen inzake de Binnenduinrand gedaan. Ik kan verzekeren dat ik er een hoop nieuwe vrienden door gekregen heb, maar ik heb er ook bijna vrienden door verloren. Er is dus ook in dit opzicht sprake van een ruil. In het Enkhuizerzand is het mogelijk om met een gesloten waterhuishouding te werken. Dat kan een pluspunt voor het milieu opleveren. Mevrouw Goijert (CDA): Voorzitter! Ik heb van mevrouw Van Diepen geen antwoord gekregen op enkele vragen. U gaf de heer De Zeeuw zo snel het woord, dat ik daar zojuist niet op kon wijzen. De voorzitter: De vragen die in tweede termijn gesteld zijn, kunnen ook in commissieverband van een nader antwoord worden voorzien. Met oudstaatssecretaris Polak wil ik zeggen dat u recht heeft op een antwoord maar niet op een volledig antwoord. Mevrouw Goijert (CDA): Ik stel toch prijs op een nadere reactie. Mevrouw Van Diepen-Oost (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter! Ik neem aan dat mevrouw Goijert doelt op de evaluatie in het kader van de Welzijnsnota, waarbij vooral de nadruk ligt op effectiviteit. In de eerstvolgende commissievergadering komen wij daar uitgebreid over te spreken. Mevrouw Wildekamp (lid van gedeputeerde staten): Mijnheer de voorzitter! De fractie van de VVD heeft naar de beschikbare ambtelijke capaciteit voor de jeugdhulpverlening gevraagd. Wij hebben inderdaad problemen gekend met de inzet van personeel wegens ziekte. Ook heeft zich een droevig sterfgeval voorgedaan. De capaciteit is nu bijna weer op peil. Er is geen extern personeel ingehuurd om de gaten te vullen. Alleen ten behoeve van het opzetten van de bureaus jeugdzorg in de diverse regio's is een beroep op externe deskundigen gedaan. Een en ander valt heel goed te bekostigen vanuit de middelen die de rijksoverheid ons daartoe verschaft heeft. Voorzitter! De heren Lauxtermann en Neef hebben de begroting goed gelezen. Het blijkt dat de gezamenlijke subsidie aan de ouderenbonden, inclusief de NISBO, uitkomt op ¦ 484.000,--. Wij zullen bij de eerstvolgende begrotingswijziging deze 61
13 november 1997
correctie aanbrengen. Ook de tekst zal dienovereenkomstig worden aangepast. De heer Lauxtermann heeft opgemerkt dat de ouderenbonden meer geld moeten krijgen. Voorzitter! Daarmee loopt hij wel erg ver voor de muziek uit. Het college voert een motie uit die is aangenomen bij de behandeling van de Welzijnsnota. Ondanks dat de taken van de ouderenbonden nu beperkt zijn tot een adviesfunctie en belangenbehartiging, wordt er geen korting doorgevoerd. Hetzelfde bedrag als vorig jaar, namelijk ¦ 484.000,--, blijft beschikbaar. Ambtelijk worden de werkplannen al bestudeerd. Vervolgens zal er bestuurlijk overleg met de bonden plaatsvinden. Mijn opdracht is om de bonden erop te wijzen dat zij binnen het bedrag dienen te blijven dat de staten beschikbaar hebben gesteld. De heer Lauxtermann (fractie-Lauxtermann c.s.): Het klopt dat de ouderenbonden hun adviesfunctie en overlegfunctie behouden. Dit geldt echter ook voor de RPCP's, die wel een immense verhoging van het budget tegemoet kunnen zien. Mevrouw Wildekamp (lid van gedeputeerde staten): Dat is omdat ik een motie van de staten moet uitvoeren waarin gevraagd wordt om dit drie jaar lang te doen. Als u dat wilt veranderen, moet u de staten van de redelijkheid van uw standpunt proberen te overtuigen. Overigens deel ik uw mening niet. Naast de ouderenbonden dienen ook de patiëntenconsumentenorganisaties een rol van betekenis te spelen. De heer Lauxtermann (fractie-Lauxtermann c.s.): Dat ben ik volledig met u eens. Ik blijf echter van mening dat de ouderenbonden nog steeds achtergesteld worden. Onze opmerking was erop gericht om PS te bewegen, daarover een ander besluit te nemen. Mevrouw Wildekamp (lid van gedeputeerde staten): Dat wacht ik dan af. Ik heb de mening van GS naar voren gebracht. Voorzitter! GroenLinks heeft een amendement ingediend over projectsubsidies voor jeugdhulpverlening. Het klinkt wat flauw, maar toch moet ik erop wijzen dat dit geen amendement kan zijn, omdat in de begroting niet de tekst is opgenomen dat gemeenten hiervoor in aanmerking kunnen komen. Dit is formeel geen begrotingswijziging. Los van de techniek zal ik er echter ook inhoudelijk op ingaan. GroenLinks kan overwegen om het amendement om te zetten in een motie, maar ik raad dat niet aan. Op deze post wordt al jaren door instellingen een beroep gedaan in het kader van kwaliteitszorg. Gemeenten zijn daar nooit
voor in aanmerking gekomen en dat zal in de toekomst ook niet het geval zijn. De heer Poulie (GroenLinks): In de tekst staat dat gemeenten, uitvoerders, samenwerkingsverbanden en andere organisaties werkzaam op het terrein van de jeugdhulpverlening inzake de overige projecten voor 1 april van ieder jaar een aanvraag kunnen indienen. In het kader van de bestuurlijke vernieuwing en ondersteuning van maatschappelijk initiatief is dit natuurlijk zeer te waarderen, maar ik vind dat gemeenten daar niet bij horen. Wat kan een gemeente aan kwaliteitsverbetering op dat gebied doen? De post innovaties is speciaal voor gemeenten bestemd en daarop kunnen zij in dit geval ook een beroep doen. Omdat ik duidelijk heb gezien dat gemeenten er ook onder vallen, krijg ik graag de toezegging van de gedeputeerde dat zij, als deze post niet voldoende geld blijkt te bevatten, daartoe aanvullende voorstellen bij de voorjaarsnota zal doen. Mevrouw Wildekamp (lid van gedeputeerde staten): Ik heb zojuist de begroting erop nagelezen en daar staat dit dus niet in. De heer Poulie (GroenLinks): In de begroting gaat het alleen over overige projecten. Als ik dan vervolgens in de conceptbeleidsnotitie opzoek wat onder overige projecten verstaan moet worden, dan zie ik dat daar wel degelijk ook gemeenten een beroep op kunnen doen. Mevrouw Wildekamp (lid van gedeputeerde staten): Gemeenten komen niet in aanmerking voor projecten inzake kwaliteitszorg. Daar zijn wij het over eens. In de begroting staat dat ook niet. Over veertien dagen, bij de vaststelling van het vierjarenplan, kunnen wij hier verder over spreken. De heer Poulie (GroenLinks): De gemeente mag dus .... De voorzitter: Mijnheer Poulie, dit is bij uitstek een onderwerp voor behandeling in de commissie. Over hoofdlijnen en nieuwe werkwijze gesproken! Het woord is aan gedeputeerde De Boer. De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter! Gisteren is een eerste bijeenkomst gehouden om te komen tot een provinciaal verkeersen vervoersberaad. Dit vloeit voort uit de decentralisatie, uit het VERDI-convenant. Hierbij zijn betrokken vertegenwoordigers uit geheel NoordHolland, exclusief het ROA-gebied. Op deze eerste bijeenkomst is gesproken aan de hand van een discussiestuk en in dat kader zijn eigenlijk dezelfde 62
13 november 1997
vragen gesteld als vandaag. Als zwakke lijnen worden opgeheven, is er dan al een alternatief in de vorm van een deeltaxisysteem? Voorzitter! De bedoeling is om samen met iedereen die erbij betrokken is - het genoemde beraad, consumenten, klanten, ouderenbonden et cetera - een goed net van openbaar vervoer te ontwikkelen, aangevuld met bijvoorbeeld de deeltaxi. Dit kan betekenen dat sommige zwakke lijnen worden vervangen door een systeem van collectief vraagafhankelijk vervoer. Ik gebruik met opzet niet het woord "opgeheven". In samenspraak met alle betrokkenen moet een dekkend plan opgesteld worden. Er wordt dus voor alternatieven gezorgd als lijnen vervangen of verlegd worden. Mevrouw Onstenk (GroenLinks): U noemt nu een voorbeeld uit het ROA-gebied, terwijl onze zorg in eerste instantie uitgaat naar het noordelijke gedeelte van de provincie en naar het Gooi. De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Dan heb ik mij niet duidelijk uitgedrukt. Ik heb gezegd dat er een bijeenkomst was van de provincie met vertegenwoordigers uit geheel Noord-Holland exclusief het ROA-gebied, want daar regelt men zijn eigen zaken. Voorzitter! In de motie van GroenLinks wordt om een pilotproject in Alkmaar gevraagd. Dit moet bezien worden in het kader van de "doordecentralisatie". Dit punt is gisteren ook aan de orde geweest. Als wij er gezamenlijk in slagen om een goed plan te ontwikkelen, dan is de volgende stap dat wordt vastgesteld wie er verantwoordelijk is voor welk gebied. Op dat moment komt de doordecentralisatie naar de regio's aan de orde. Ik noem Alkmaar, Haarlem, Hilversum enzovoorts. Wij weten dan ook hoeveel geld er beschikbaar is. Ik ben het persoonlijk geheel eens met de motie van GroenLinks, maar zij is overbodig. Hetgeen erin gevraagd wordt, zal in de loop van het proces gerealiseerd worden. Ik kom hierop nog terug bij de behandeling van de motie van de PvdA inzake het reserveren van het bedrag van ¦ 400.000,--. De heer Lagrand (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter! U heeft gezegd dat GS niet op alle vragen behoeven te antwoorden, omdat er ook in commissieverband op teruggekomen kan worden. Ik dank de staten voor het enorme vertrouwen dat zij in mij hebben gesteld. Ik heb geen enkele vraag over economische zaken gehoord. De staten hebben mij ook geen aanwijzingen gegeven dat ik het anders moet doen. Ik dank de staten voor deze waardering en ik ga zo nog een jaartje door. De heer Verburg (lid van gedeputeerde staten):
Voorzitter! Ik dank de heer Bongers voor het materiaal dat hij voor mijn columns heeft aangedragen. De discussie die daarover in de staten ontstond, leverde nog meer op. Ik zal hier dankbaar gebruik van maken. Men zal hier het nodige over kunnen lezen. De heer Poelmann (D66): Vooruitlopend op die columns wil ik toch graag antwoord op mijn vraag of het waar is dat statenleden niet met ambtenaren mogen praten. De heer Verburg (lid van gedeputeerde staten): In mijn ogen is dit een volstrekt bezopen vraag. De ambtenaren zijn in dienst van het provinciaal bestuur van Noord-Holland. Statenleden, die het algemeen bestuur van deze provincie vormen, hebben dus ook het recht om met ambtenaren te praten. Zo simpel is dat. Er is ook geen enkele missive waaruit zou kunnen blijken dat dit niet het geval kan zijn. De heer Poelmann (D66): Een fractiegenoot van mij is dit van de week anders wel overkomen. Ik treed hierover verder niet in detail, maar er is door een ambtenaar tegen een statenlid gezegd: ik mag dat niet. Ik heb de woorden van de gedeputeerde echter zeer goed gehoord. De zaak is duidelijk. De heer Verburg (lid van gedeputeerde staten): Er zijn ook enkele statenleden die het niet bij een enkele vraag laten, maar een ambtenaar ongeveer vier uur per dag bezighouden om alle vragen te beantwoorden. Wellicht kan men in de fracties erop letten dat er een zeker evenwicht wordt aangebracht in het aantal vragen en in de intensiteit daarvan. De heer Pluckel (VVD): Waar komt die kop in dat blad dan vandaan? Bent u bereid, een en ander te rectificeren? De heer Verburg (lid van gedeputeerde staten): Van de journalist en van degene die de opmaak verzorgt. Dat is niet de verantwoordelijkheid van het college. Ik heb in reactie op de opmerkingen van de heer Bongers en anderen aangegeven welke lijn gevolgd wordt. Ik zal dankbaar van de suggestie gebruikmaken om deze lijn waar nodig uit te dragen. Dat lijkt mij voldoende. De heer Broeren (VVD): Voorzitter! Ik kreeg de indruk dat gedeputeerde Verburg van mening is dat de heer Poelmann zijn fractie niet in de hand heeft. Is mijn indruk juist? De heer Gök (GroenLinks): De IPO-auditcommissie heeft ongeveer een jaar geleden ook gesprekken met 63
13 november 1997
ambtenaren gevoerd. De conclusie was dat GS het niet wenselijk achtten dat ambtenaren probeerden, te communiceren met statenleden. Kan de heer Verburg die uitspraak verklaren? De heer Verburg (lid van gedeputeerde staten): Ik wil hier graag in commissieverband op terugkomen. Ik herinner mij dat in het rapport van de IPOauditcommissie individuele belevenissen van enkele statenleden aan de orde zijn gekomen. De ongeschreven gedragslijn is dat ambtenaren ook ten dienste staan van statenleden om vragen te beantwoorden. Het is gebruikelijk dat deze vragen afdoende worden beantwoord. Als het om beleidsvragen gaat, zal met het oog op een goede communicatie de betrokken portefeuillehouder of het afdelingshoofd daarover geïnformeerd worden. De heer Bongers (VVD): Laat één ding duidelijk zijn. Ik heb gereageerd op een artikel in Op Dreef. Ik heb noch afkeuring, noch goedkeuring, noch instemming getoond. Ik wil wel zeggen dat mijn ervaring is dat elke vraag die wij aan een ambtenaar in het provinciehuis voorleggen, perfect wordt beantwoord. De heer Verburg (lid van gedeputeerde staten): Dat is ook de ervaring van GS. De signalen die ik kreeg, waren voor mij aanleiding om de gedragslijn in dezen nader uiteen te zetten. Voorzitter! Er is een aantal vragen gesteld over de stand van zaken met betrekking tot het reorganisatieproces. Ik zal de commissie Middelen begin volgend jaar daarover informeren. Dit geldt ook voor het reorganisatiekrediet en externe adviseurs, met name het gebruik van interimmanagers. Ik zal inzicht geven in de aantallen en in de financiële consequenties. De heer Bongers (VVD): Ik ben heel blij dat u nu de strekking van onze vraag begrepen hebt. De heer Verburg (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter! Het amendement van GroenLinks over de biologische landbouw is prematuur. In het beleidsplan is aangegeven dat wij bezig zijn met een plan van aanpak ter zake. Wij hebben aangegeven dat dit plan van aanpak niet gereed was voor de begroting van 1998. Daarom is in het beleidsplan een passage over de financiering opgenomen, waarbij een koppeling is gelegd met het komende Voorjaarsbericht. Het genoemde plan van aanpak zal eind van dit jaar afgerond worden en kan begin volgend jaar met de staten besproken worden. Mijn beleid inzake de biologische landbouw is gebaseerd op eenvoudige economische principes. Gelet op de
Europese concurrentieverhoudingen is het niet verstandig, voor een aantal tamelijk toevallig beschikbare projecten een bedrag op de begroting op te nemen. Wij dienen het beleid ten aanzien van de biologische landbouw degelijk vorm te geven. De heer Koetsier (GroenLinks): Voorzitter! Zoals bekend is GroenLinks een groot voorstander van een beleid dat de biologische land- en tuinbouw een flinke impuls geeft. Het verbaast ons dat de gedeputeerde geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om het bedrag van ¦ 140.000,-- op de reguliere begroting - dit jaar is al gebleken dat dit veel te laag is - vooruitlopend op het plan van aanpak alvast flink te verhogen. De gedeputeerde heeft zich tot doel gesteld om in zeven jaar een groei van het marktaandeel voor biologische land- en tuinbouwproducten naar 10% van de totale agrarische afzet te verwezenlijken. Hoe denkt hij deze fraaie doelstelling te realiseren? Het plan van aanpak, dat ongetwijfeld financiële consequenties heeft, is op geen enkele wijze terug te vinden in de begroting voor volgend jaar. Hoe schat de gedeputeerde de kansen dat in het FINH een plekje voor het plan van aanpak kan worden gevonden, mede gelet op de discussies over de criteria van het FINH? De heer Verburg (lid van gedeputeerde staten): Ik vind het prematuur om op al deze vragen in te gaan. Zij zullen in de discussie over het plan van aanpak aan de orde komen. De planning is dat dit plan in december in de commissie wordt gepresenteerd. In het beleidsplan is aangegeven dat er ten aanzien van de financiering een tweesporenbeleid wordt gevolgd. Er zal bezien worden of en, zo ja, in welke mate aan de criteria van het FINH voldaan wordt. Blijkt dit niet mogelijk, dan zal hierop in het kader van het Voorjaarsbericht teruggekomen worden. Dit laatste betekent dus financiering uit de algemene middelen. Het plan van aanpak is voor een belangrijk deel gebaseerd op een rapport van het LEI, dat vorige week is verschenen. Het is nu nog te vroeg om conclusies te trekken. De heer Koetsier (GroenLinks): Denkt u de doelstelling van een marktaandeel van 10% nog te kunnen realiseren? Eigenlijk bent u het jaar 1998 hiervoor al kwijt. De heer Verburg (lid van gedeputeerde staten): Een jaar verliezen is niet erg. Ik gebruik dat jaar liever om een beleid op poten te kunnen zetten dat draagvlak heeft in de staten. Eerst de begroting verhogen en dan een plan van aanpak bespreken, is niet de juiste volgorde. Voorzitter! Ik kreeg even de indruk dat de heer 64
13 november 1997
De Zeeuw een collegestandpunt over het Enkhuizerzand verwoordde. Hij sprak echter à titre personnel. Het project Hollandse bloementuin is in voorbereiding en zal volgens de planning op 9 februari 1998 aan de staten worden voorgelegd. In het streekplan staat dat een aanzet tot uitbreiding van de bloembollenteelt gegeven moet worden. De genoemde uitspraken over het Enkhuizerzand vallen verkeerd als het gaat om de inzet die nodig is voor de Hollandse bloementuin. Daarom heb ik gezegd dat ik die uitspraken ook betreur. De heer Poelmann (D66): Komt het project van deze gedeputeerde in gevaar door de uitspraken van een ander lid van het college? De heer Verburg (lid van gedeputeerde staten): Dat heeft u verkeerd begrepen. Dat gevaar hebben wij tijdig kunnen bezweren. De voorzitter: Alvorens het woord te geven aan gedeputeerde Tielrooij voor de reactie van GS op een aantal moties en amendementen het volgende. Een aantal leden heeft opmerkingen gemaakt over de gemeentelijke herindeling. Wij hebben afgesproken dat het toetsingskader voor de herindeling uitvoerig besproken zal worden, eerst in de commissie Openbaar Bestuur en dan in de staten. Er is dus volop gelegenheid om daarop terug te komen. Er is inderdaad een intentieverklaring met betrekking tot de samenwerking in de Amsterdamse regio. Als het even kan, zal zij op 26 november in de commissie besproken worden. Verder stel ik voor, de overige vragen, zoals die van mevrouw Smit naar de schoolvideo, nader te beantwoorden in de binnenkort te houden vergadering van de commissie Openbaar Bestuur. De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter! Ik zal allereerst ingaan op de ingediende moties. De heer Poelmann (D66): Voorzitter! Na het betoog van gedeputeerde Tielrooij naar aanleiding van onze motie van afkeuring, heb ik mij met de andere ondertekenaars op deze motie beraden. Wij constateren dat de motie haar functie heeft gehad. Met waardering hebben wij kennisgenomen van de uitspraken van gedeputeerde Tielrooij namens het college. Wij vertrouwen erop dat het college een en ander echt inhoud zal geven. Ik trek de motie van afkeuring in. De voorzitter: Aangezien motie 55-1 (zie blz. 20) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.
De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Dit brengt mij dan bij motie 55-2 van GroenLinks. GS zijn van mening dat deze motie betrekking heeft op inkomensbeleid. Dit staat ook in de overwegingen. Inkomensbeleid is een zaak van de rijksoverheid en de sociale partners en daarom zijn GS tegen deze motie. Collega De Boer heeft al opgemerkt dat in motie 55-3 iets wordt gevraagd waaraan in feite al wordt voldaan. Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Wij trekken haar in. De voorzitter: Aangezien motie 55-3 (zie blz. 25) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit. De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter! In motie 55-4 wordt om stillere en schonere bussen gevraagd, hetgeen een loffelijk streven is, maar omdat deze motie de exploitatie van het openbaar vervoer betreft, zijn GS ertegen. De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Zoals de zaken nu liggen, zijn niet wij straks verantwoordelijk voor de exploitatie van de Zuidtangent, maar het ROA en de BOS-gemeente Haarlem. Formeel gezien, kunnen de staten deze motie niet aannemen. Dit neemt niet weg dat wij wel aandacht hebben voor hetgeen wordt gevraagd. Wij proberen, de ontwikkelingen wel in die richting te sturen. Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Wij weten dat de provincie niet zelf het openbaar vervoer exploiteert, maar zij wordt wel opdrachtgever. In die hoedanigheid kan de provincie kwaliteitseisen stellen aan de vervoerder. De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Wij zijn opdrachtgever voor de aanleg van de Zuidtangent. Het ROA en de gemeente Haarlem zijn opdrachtgever voor de exploitatie. De provincie kan op zichzelf geen eisen stellen. Wij proberen dat natuurlijk wel te doen in het voortraject. Wij trachten, hierover afspraken te maken, maar spijkerharde eisen kunnen wij niet stellen. Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Wat gaan wij dan in Frankrijk en in Duitsland doen? Het is toch de bedoeling dat wij ons een oordeel vormen over trams en bussen aldaar? De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Daar 65
13 november 1997
kunt u zien dat het mogelijk is om goed lopende systemen van openbaar vervoer te realiseren. Daarnaast kunt u zien welke mooie trams en bussen daar rondrijden. De bedoeling is natuurlijk dat iedereen die aan deze excursie meedoet na afloop zegt: dat is zo mooi, dat willen wij ook. De voorzitter: Handhaaft GroenLinks de motie? Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Natuurlijk. De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Wellicht ten overvloede wijs ik erop dat GS tegen motie 55-4 zijn. Onder verwijzing van hetgeen ik heb gezegd over motie 55-8, merk ik op dat GS tegen motie 55-5 zijn. Gelet op hetgeen de heer De Boer zojuist over motie 55-4 heeft gezegd, is het duidelijk dat GS ook tegen motie 55-6 zijn. Wij hebben uitvoerig over motie 55-7 over het FINH gediscussieerd. GS adviseren de indieners om deze motie boven de markt te laten hangen. Ik wijs op hetgeen ik namens het college over het FINH heb gezegd. Ik heb al aangegeven dat ik alleen wat moeilijkheden heb met de termijn die in motie 55-8 wordt genoemd. De meerderheid van het college onderschrijft echter de positieve intentie van de motie. De heer Broeren (VVD): Neemt het college deze motie over? De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): GS gaan in meerderheid akkoord met het uitvoeren van deze motie. Het zal u bekend zijn dat het college vrijwel nooit moties "overneemt". Dat is onderdeel van het spel tussen AB en DB. GS achten hetgeen in motie 55-9 wordt gevraagd een ondersteuning van hun beleid. De heer De Boer is daar zeer consequent mee bezig. GS gaan akkoord met deze motie. De heer Poelmann (D66): Van wie is de fax waarmee deze motie is verstuurd? De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Dat weet ik niet. Wellicht kunnen wij een werkgroep opdracht geven om dat uit te zoeken. De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Van mij! De heer Poelmann (D66): Oh, van mijnheer De Boer. De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Ja,
hij tikt de moties kennelijk zelf uit. De intentie van motie 55-10 is zeer positief en er wordt tegemoetgekomen aan een belangrijk aspect van de economische ontwikkeling in dit deel van Nederland. GS gaan hiermee akkoord. Ook in motie 55-11 herkent het college zijn beleid. Het is duidelijk dat GS hiermee instemmen. Voorzitter! Vervolgens kom ik te spreken over de amendementen. Het is duidelijk dat GS tegen amendement 55-1 zijn. Ik verwijs naar hetgeen gedeputeerde De Zeeuw daarover heeft gezegd. Collega Van Diepen heeft al gezegd dat amendement 55-2 voorbarig is. GS zijn hiertegen. GS adviseren om amendement 55-3 boven de markt te laten hangen, gelet op de beantwoording van gedeputeerde Wildekamp. Collega Lagrand zal nog kort ingaan op amendement 55-4. De heer Lagrand (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter! Het is op zichzelf mooi dat je via een amendement - en nog wel van de oppositie - geld krijgt waar je niet op zit te wachten. Iedereen heeft gezegd dat het veelzijdig personeelsbeleid goed verloopt. Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Voorzitter! De PvdA, die het amendement ook heeft ondertekend, is overigens collegepartij. De heer Lagrand (lid van gedeputeerde staten): Het gaat in totaal om 26 projecten. Daarvan zijn er 20 afgehandeld en 2 worden nog afgerond. Het budget is twee jaar geleden verminderd van 1 mln. tot ¦ 635.000,-- in het kader van de posterioriteiten. Vorig jaar konden wij daarmee toe en ook dit jaar zal dit het geval zijn. Ik wijs erop dat dit beleid zo goed werkt omdat wij andere betrokkenen eraan mee laten betalen. Er wordt niet zonder meer subsidie verstrekt. Eerst moet een plan zijn opgesteld waaruit duidelijk blijkt hoeveel het bedrijfsleven bijdraagt. Ik noem in dit verband de brancheorganisaties, Kamers van Koophandel et cetera. Ik garandeer dat geen enkel project dat is ingediend en dat aan alle voorwaarden voldoet, niet in uitvoering wordt genomen. Er blijven geen projecten liggen vanwege financiële redenen. Op het ogenblik is er ¦ 619.790,-- van het totaal van ¦ 635.000,-- besteed. Wij hebben nog één maand te gaan, dus komen wij dit jaar ruim uit met de geraamde middelen. Wij gaan gewoon op dezelfde weg verder, dus met cofinanciering. Ik dank de indieners van het amendement ervoor dat zij zoveel vertrouwen in mij hebben dat zij mij nog extra geld willen geven. Het is misschien ondankbaar dat ik het niet wil hebben. Voor deze 66
13 november 1997
projecten is het in ieder geval niet nodig. De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter! Van het veelzijdig personeelsbeleid gaan wij over naar de biologische landbouw, waarvoor in amendement 55-5 aandacht wordt gevraagd. Collega Verburg heeft geadviseerd, eerst het plan van aanpak af te wachten. GS stellen dan ook voor, dit amendement boven de markt te laten hangen. Het wordt daar nog druk! Amendement 55-6 betreft de ouderenhuisvesting. GS hebben in de discussie van vanmiddag gemeend het in de Memorie van Antwoord ingenomen standpunt te moeten handhaven. GS zijn unaniem tegen deze motie. In amendement 55-7 van RPF/GPV wordt een voorstel gedaan voor de begroting voor 1999. Het college vindt dit te voortvarend. Wij behandelen nu de begroting voor 1998. GS zijn er derhalve tegen. De heer De Boer zal ingaan op amendement 558. De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter! Dit is een buitengewoon sympathiek amendement. Ik heb van de heer Neef begrepen dat zijn vraag was of in het kader van het Voorjaarsbericht nu echt voorstellen ter zake zullen worden gedaan. Voorzitter! Dit is inderdaad de bedoeling. Intern hebben wij ons afgevraagd of het wellicht mogelijk is, op dit punt een startnotitie uit te brengen. Daarin wordt op een rijtje gezet wat er allemaal kan en moet gebeuren. Aan de hand van de startnotitie kan beslist worden hoeveel geld er voor de uitwerking van de plannen nodig is. Dat lijkt mij de verstandigste werkwijze. De heer Neef (PvdA): Gelet op deze toezegging, trekken wij het amendement in. De voorzitter: Aangezien amendement 55-8 (zie blz. 45) is ingetrokken, maakt het geen onderwerp van beraadslaging meer uit. De logische consequentie van de mededeling van gedeputeerde Tielrooij dat het college zich opnieuw zal bezinnen op het FINH, is dat de voordracht inzake het tweede investeringsprogramma van het FINH wordt ingetrokken. Dit punt zal zo spoedig mogelijk nadat het beraad van het college tot resultaat heeft geleid, opnieuw aan de orde komen. De vergadering wordt van 16.02 uur tot 16.35 uur geschorst. De voorzitter: Mij is gebleken dat de fractie van de VVD behoefte heeft aan een derde termijn om nog een
motie in te dienen. De heer Pluckel (VVD): Voorzitter! Naar aanleiding van het uitkomen van het gebruiksplan 1998 van de luchthaven Schiphol en de opmerkingen die vandaag in de staten over Schiphol zijn gemaakt, wil ik namens mijn fractie een motie indienen inzake het evenwicht tussen milieu en economie. Eerder is afgesproken dat de staten opnieuw over Schiphol zullen praten nadat het kabinet is "bevallen" van een besluit over de tweede nationale luchthaven. Inmiddels is er nu het gebruiksplan en de minister zal daar een standpunt over moeten innemen. De onafhankelijke commissie Geluidhinder Schiphol zal begin december daarover een advies uitbrengen. Uit de krant hebben wij begrepen dat de home carrier op Schiphol, de KLM-groep, volgend jaar ernstige schade zal leiden en dat dit nog maar het begin van een veel grotere schadepost zal zijn. Voorzitter! Dat het de KLM betreft, is niet onze eerste zorg. Het gaat ons vooral om de werkgelegenheid en de onzekerheid voor het investeringsklimaat op Schiphol en in NoordHolland. Er kan zeer ernstige schade optreden. Het lijkt ons verstandig dat het college een brief aan de minister van Verkeer en Waterstaat schrijft, waarin het aangeeft dat de kern van de PKB-Schiphol, namelijk het evenwicht tussen milieu en economie, ook kern van het beleid moet blijven. Wij pleiten niet voor het overboord zetten van de milieugrenzen. Wij vragen wel om de mogelijkheden binnen die grenzen zo creatief en innovatief mogelijk te benutten. De heer Poelmann (D66): Voorzitter! Is het normaal om in een derde termijn een geheel nieuw onderwerp te lanceren? Ik vind dit een rare vertoning. De voorzitter: Ik laat de heer Pluckel even uitspreken. Daarna zal ik het woord nemen. De heer Pluckel (VVD): Voorzitter! Wij hebben begrepen dat, als de provincie erop aandringt om de innovatieve mogelijkheden van het baangebruik nader te onderzoeken, de groeibeperking volgend jaar minder kan zijn dan nu is aangekondigd in het gebruiksplan. De fractie van de VVD vindt dit onderwerp zo belangrijk voor onze provincie en voor de werkgelegenheid dat de staten daarover nu een uitspraak moeten doen. De voorzitter: Mijnheer Pluckel, als verantwoordelijke voor de orde van deze vergadering vind ik het eigenlijk onjuist om een zo vergaande motie over een zo belangrijk onderwerp in derde termijn even aan de staten voor te leggen. De fractie van de VVD heeft de gelegenheid gehad om dit eerder 67
13 november 1997
aan de orde te stellen. Als u bij uw voornemen blijft om deze motie in te dienen, dan schors ik de vergadering en geef alle fracties de gelegenheid om daar drie kwartier tot een uur over van gedachten te wisselen. Mevrouw Klijn (VVD): Voorzitter! Ik heb met de griffier overlegd over de vraag wanneer wij nog een motie konden indienen. Daarbij is mij niet duidelijk geworden dat er beperkingen gelden ter zake van een eventueel vergaande strekking van een motie. Ik wil dat de fracties zorgvuldig worden geïnformeerd door het college. De voorzitter: Ik heb geen bezwaar gemaakt tegen het indienen van een motie. Het is altijd mogelijk om in derde termijn naar aanleiding van de gedachtewisseling een motie te wijzigen. Er kan ook een motie worden ingediend die een zekere variatie is op hetgeen eerder vandaag aan de orde is geweest. Ik zeg alleen dat ik, als over een zo zwaarwichtig onderwerp een nieuwe motie wordt ingediend, alle fracties de gelegenheid moet geven om zich daar zeer uitvoerig op te beraden. De heer Bongers (VVD): Voorzitter! Ik weet niet waarom de fracties zich "zeer uitvoerig" moeten beraden. Daarmee geeft u de mogelijkheid dat de statenleden straks een uur gaan wandelen. De voorzitter: Het gaat om een buitengewoon belangrijk onderwerp. Uit de toelichting van de heer Pluckel begrijp ik dat in de motie om een provinciaal standpunt over Schiphol wordt gevraagd. Een en ander is van grote importantie voor de positie van de provincie en voor de verhouding tot het parlement. Ik vind dit een zaak die zeer goed overwogen moet kunnen worden. Andere fracties moeten de gelegenheid hebben om zich daar grondig op te beraden. Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Voorzitter! Precies tien dagen geleden zag mijn fractie aanleiding om in de staten van gedachten te wisselen over dit onderwerp. De staten hebben toen besloten dat niet te doen. Daarbij zijn wij verwezen naar een extra vergadering van de commissie ROV in december en de daarop volgende statenvergadering in januari. De gedeputeerde heeft in zijn beantwoording vandaag gezegd dat het college onze opmerkingen ter zake het liefst betrekt bij de behandeling in december en januari. Wij hebben onze moties over Schiphol dan ook thuis gelaten. Er mag geen uitzondering voor de VVD worden gemaakt. De heer Bongers (VVD): Voorzitter! Wij zullen deze
motie tijdens een interpellatie in de volgende statenvergadering indienen. Bij die gelegenheid zal de discussie hierover gevoerd kunnen worden. De voorzitter: Dat lijkt mij juister, ervan uitgaande dat de meerderheid van de staten die interpellatie toestaat. De heer Bongers (VVD): Uiteraard, wij kennen allemaal het Reglement van orde. Dat behoeft niet iedere keer herhaald te worden. De voorzitter: Het is goed dat de voorzitter daar af en toe eens op wijst. Wenst iemand nog het woord in derde termijn? De heer Neef (PvdA): Voorzitter! Ik wil van deze termijn gebruikmaken om een agenderingsvoorstel te doen. Ik stel voor om voordracht nr. 59, het tweede investeringsprogramma FINH, weer aan de agenda toe te voegen opdat normale besluitvorming in de staten kan plaatsvinden. Noord-Holland wil een investerende provincie zijn en dat beleid moeten wij ook waar kunnen maken. Wij dienen dit niet op de lange baan te schuiven. De voorzitter: Puur formeel geredeneerd nemen de staten, als het voorstel van de heer Neef wordt aangenomen, geen besluit over een voorstel van GS, maar over een voordracht zoals die eerder door GS was voorgelegd. De heer Bongers (VVD): Wat bedoelt u daar precies mee? De voorzitter: Dit is een puur formele opmerking. De consequentie van het collegestandpunt om zich zo snel mogelijk nader in den brede te bezinnen op andersoortige criteria - wij denken daarbij aan januari/februari - impliceert dat het voorstel inzake het tweede investeringsprogramma FINH moet worden teruggenomen. Dat is dus gebeurd. De heer Neef wil toch dat in deze vergadering een besluit over deze materie wordt genomen. Dat kan, als de meerderheid van de staten hem daarin volgt. De heer Poelmann (D66): Wij dienen dus eerst te besluiten of dit punt vandaag aan de orde wordt gesteld? De voorzitter: Ik leg de staten het ordevoorstel voor om toch vandaag over het tweede investeringsprogramma van het FINH te besluiten. De heer Van Ruller (CDA): Dit is precies hetgeen ik heb voorgesteld. De projecten voor de korte termijn 68
13 november 1997
moeten doorgaan en vervolgens is het verstandig, ruim de tijd te nemen om heel goed na te denken over de wijze waarop wij met het FINH gaan manoeuvreren. Wat dat betreft, kan ik het voorstel van de heer Neef heel goed volgen. Ik heb bij interruptie erop gewezen dat wij ons de tijd moeten gunnen, maar dat niet allerlei in gang gezette procedures afgesloten moeten worden. De voorzitter: U zegt dus vrij uitvoerig dat u voor het voorstel van de heer Neef bent. De heer Van Ruller (CDA): Inderdaad. Naar mijn mening hadden de begroting en het FINH samen behandeld moeten worden, zoals ik al eerder heb gezegd. De heer Bozelie (GroenLinks): Voorzitter! Wij waren aanvankelijk van plan om een motie in te dienen waarin wordt gevraagd, de criteria van het FINH nader te bestuderen. Wij hebben die motie niet ingediend, omdat wij het voorstel van het college volgen. Wij moeten inderdaad de gelegenheid krijgen om een uitgebreide discussie over het FINH te voeren. Daarop gelet, ben ik tegen het voorstel van de heer Neef. De heer Bongers (VVD): Voorzitter! Wij volgen het voorstel van het college. De heer Poelmann (D66): Voorzitter! Ook wij zijn voor het voorstel van het college. Wij moeten de criteria eens goed tegen het licht houden. Er is geen enkele aanleiding om dit onderwerp overhaast weer op de agenda te plaatsen. Wij zijn dus tegen het voorstel van de heer Neef. De heer Neef (PvdA): Voorzitter! Er wordt nu een inhoudelijke uitleg gegeven aan een technisch voorstel. Ik stel alleen voor om de voordracht inzake het FINH op de agenda te zetten en niet om de discussie te heropenen. Dit laat onverlet hetgeen er gezegd is. In stemming komt het voorstel om voordracht nr. 59, tweede investeringsprogramma FINH, opnieuw op de agenda te zetten en daarover te besluiten. De voorzitter: Ik constateer, dat het voorstel met 23 stemmen voor is verworpen. Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen over de amendementen. De heer Poulie (GroenLinks): Voorzitter! Wij volgen het advies van het college om amendement 55-3 boven de markt te laten hangen. Wij zullen dit
betrekken bij de behandeling van het Provinciaal beleidsplan jeugdzorg.
De heer Koetsier (GroenLinks): Voorzitter! Wij willen dit amendement boven de markt laten hangen.
De voorzitter: Aangezien amendement 55-3 (zie blz. 25) van de agenda is afgevoerd, maakt het geen onderwerp van beraadslaging meer uit.
De voorzitter: Aangezien amendement 55-5 van de agenda is afgevoerd, maakt het geen onderwerp van beraadslaging meer uit.
De heer Poelmann (D66): Voorzitter! De weinig elegante wijze waarop het college op ons constructieve voorstel in amendement 55-2 heeft gereageerd, heeft ons niet overtuigd. Wij handhaven dit amendement.
In stemming komt amendement 55-6 (zie blz. 27). De voorzitter: Ik constateer, dat dit amendement met 39 stemmen voor is aangenomen. In stemming komt amendement 55-7 (zie blz. 33).
Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Met ons amendement inzake de verarming hebben wij geen inkomensbeleid voor ogen, want wij weten dat de provincie daar niet aan doet. Het gaat om aanvullende beleid, bijvoorbeeld op het gebied van participatie en mobiliteit. Ook het voorstel inzake het studiefonds kan bij het armoedebeleid betrokken worden. De voorzitter: Voor de duidelijkheid wijs ik erop dat deze verklaring betrekking heeft op motie 55-2. De heer Bongers (VVD): Voorzitter! Ter zake van amendement 55-6 volgen wij het college. Wij menen dat hier sprake is van de financiering van tekorten en daar zijn wij niet voor.
De heer Kruijmer (RPF/GPV): Voorzitter! Ik wil dit amendement aanhouden. De voorzitter: Aangezien amendement 55-7 van de agenda is afgevoerd, maakt het geen onderwerp van beraadslaging meer uit. Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen over de moties. De heer Neef (PvdA): Voorzitter! Er wordt vandaag geen besluit genomen over voordracht nr. 59, maar wij zien toch graag dat motie 55-7 over de culturele infrastructuur in stemming komt. Inhoudelijk kan zij worden betrokken bij de verdere discussie over de kernthema's, accenten en wat dies meer zij.
Stemming over de amendementen In stemming komt amendement 55-1 (zie blz. 20). De voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van D66, De Groenen en AOV/OU55+ voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen. In stemming komt amendement 55-2 (zie blz. 20). De voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van D66, GroenLinks, De Groenen en AOV/OU55+ voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.
De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Tijdens de uitvoerige discussie hierover heb ik al gezegd dat de inhoud van de motie bij de toekomstige discussie ter zake wordt betrokken. De heer Neef (PvdA): Dat klopt, maar ik reageerde op het collegeadvies om de motie aan te houden. De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Vandaar ook mijn opmerking. De heer Neef (PvdA): Ik wil haar toch graag in stemming brengen. De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Dan zal het college tegenstemmen.
In stemming komt amendement 55-4 (zie blz. 26). De voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks en De Groenen voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen. In stemming komt amendement 55-5 (zie blz. 26).
69
13 november 1997
Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Voorzitter! Over motie 55-2, over de verarming, heb ik al een opmerking gemaakt. Met motie 55-4 hebben wij bij de voorbereiding voor het traject van de Zuidtangent ook het oog op het overleg met de gemeente Haarlem en het ROA over het materieel dat ingezet zal worden. Hetgeen de gedeputeerde hierover heeft gezegd, sluit aan op de tekst van onze motie.
De heer Poelmann (D66): Wij stemmen voor motie 55-4, ook al valt er iets voor te zeggen dat het met het opdrachtgeverschap iets anders zit. De provincie heeft in ieder geval een rol op dit gebied en de intentie van de motie is duidelijk positief. Wij delen het standpunt van het college dat de motie over de culturele infrastructuur betrokken dient te worden bij de discussie over het FINH. Voorzitter! Er is een motie ingediend over de N9. Ik heb mij zojuist laten uitleggen dat er rotondes op die weg zijn aangelegd. Daarop gelet, doet het voorstel om de maximumsnelheid op de N9 tot 100km/h te verhogen, nogal vreemd aan. Wij zijn dus tegen deze motie en wij begrijpen het positieve advies van het college niet. De heer Zoon (VVD): Voorzitter! Gelet op hetgeen namens mijn fractie over motie 55-7 is gezegd, kan ik meedelen dat de VVD-fractie in haar geheel het college op dit punt zal volgen. De heer Van Ruller (CDA): Voorzitter! Wij zijn het eens met het advies van het college om motie 55-7 boven de markt te laten zweven. Als zij echter toch in stemming komt, zullen wij ervoor stemmen. Mevrouw Dekker (VVD): Voorzitter! Motie 55-6 is zeer sympathiek, maar zij is overbodig. De VVDfractie zal niet voor deze motie stemmen. Stemming over de moties In stemming komt motie 55-2 (zie blz. 24). De voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, AOV/OU55+ en De Groenen voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen. In stemming komt motie 55-4 (zie blz. 25). De voorzitter: Ik constateer, dat deze motie met 29 stemmen voor is verworpen. In stemming komt motie 55-5 (zie blz. 33). De voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, AOV/OU55+, Lauxtermann c.s. en RPF/GPV voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
van de fracties van GroenLinks, AOV/OU55+, Lauxtermann c.s. en De Groenen voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen. In stemming komt motie 55-7 (zie blz. 45). De voorzitter: Ik constateer, dat deze motie met 35 stemmen voor en 36 tegen is verworpen. In stemming komt motie 55-8 (zie blz. 48). De voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de VVD, AOV/OU55+, Lauxtermann c.s., het CDA en RPF/GPV voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen. In stemming komt motie 55-9 (zie blz. 49). De voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de VVD, de PvdA, het CDA en RPF/GPV voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen. In stemming komt motie 55-10 (zie blz. 49). De voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de VVD, D66, de PvdA, het CDA, Lauxtermann c.s., AOV/OU55+ en RPF/GPV voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen. In stemming komt motie 55-11 (zie blz. 50). De voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de VVD, de PvdA, het CDA, Lauxtermann c.s., AOV/OU55+ en RPF/GPV voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen. Vervolgens gaan wij over tot de vaststelling van de hoofdfuncties. De heer Zoon (VVD): Voorzitter! Uit de beschouwingen in tweede termijn is af te leiden dat de fractie van de VVD unaniem tegen het voorstel is om ¦ 100.000,-- uit te trekken voor ecostroom. De voorzitter: Dat is genoteerd. Hoofdfunctie 1 wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het ontwerp vastgesteld.
In stemming komt motie 55-6 (zie blz. 38). De voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden 70
13 november 1997
Hoofdfunctie 2 wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het ontwerp vastgesteld.
De voorzitter: Waarvoor dank. Hoofdfunctie 3 wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het ontwerp vastgesteld. Hoofdfunctie 4 wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het ontwerp vastgesteld. Hoofdfunctie 5 wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het ontwerp vastgesteld. Hoofdfunctie 6 wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het ontwerp vastgesteld. Hoofdfunctie 7 wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het ontwerp vastgesteld. Hoofdfunctie 8 wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het ontwerp vastgesteld. De voorzitter: Mevrouw Onstenk krijgt het woord over hoofdfunctie 9. Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Wij hebben nog geen antwoord gekregen op de vraag waarvoor het bedrag van 0,5 mln. voor de cofinanciering van Europese projecten in het kader van Interreg is gereserveerd. Op dat punt maken wij een voorbehoud. De voorzitter: Dat is genoteerd. Hoofdfunctie 9 wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het ontwerp vastgesteld. Hoofdfunctie 0 wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het ontwerp vastgesteld. Het Beleidsplan 1998 en de Memorie van Antwoord worden vervolgens zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De risicoparagraaf wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De Begroting voor 1998 wordt, met inachtneming van de tijdens de statenbehandeling aangebrachte wijzigingen, zonder hoofdelijke stemming vastgesteld, met de aantekening dat de fractie van de VVD geacht wordt tegen het voorstel te hebben gestemd om ¦ 100.000,-- uit te trekken voor ecostroom. De heer Bongers (VVD): Voorzitter! Ik feliciteer het college graag met de afloop van deze begrotingsbehandeling.
71
13 november 1997
Sluiting 17.08 uur.
Bijlage I Bij het besluit tot partiële streekplanherziening ten behoeve van de aanleg van de vijfde baan op Schiphol is in de staten afgesproken, de handhaving van de geluidszones rond de luchthaven jaarlijks te evalueren op basis van het gebruiksplan. GroenLinks ziet in de actuele problemen rond die handhaving, zelfs na herziening van het gebruiksplan, aanleiding om het onderwerp eerder te agenderen dan in april 1998, zoals voorzien op de lange-termijnagenda van de commissie Milieu, Water en Energie. De fractie heeft zonder succes om agendering van dit onderwerp verzocht in de commissie MW&E. Voorts is niet op alle door ons op 15 september jongstleden gestelde schriftelijke vragen aan GS antwoord gekomen. De fractie richt zich nu met een agenderingsinitiatiefvoorstel tot de staten (artikel 47 van het Reglement van orde). GroenLinks wil de staten een aantal vragen voorleggen: -Komt in de huidige ontwikkelingen rond Schiphol de voorwaarde van evenwicht tussen mainport en milieu die de staten hebben verbonden aan verdere groei van het vliegverkeer van en naar onze provincie nog voldoende tot zijn recht? -Indien nee, zijn de staten met GroenLinks van mening dat de provincie over meer instrumenten of bevoegdheden dient te beschikken om de beloofde verbetering van milieu en leefbaarheid rond een groeiende luchthaven in de Haarlemmermeer daadwerkelijk tot stand te brengen? -Zijn de staten bereid de medewerking van de provincie Noord-Holland aan de ontwikkeling van Schiphol tot mainport binnen milieugrenzen in heroverweging te nemen zolang geen garanties bestaan dat afspraken worden nagekomen? Toelichting Onlangs heeft de luchthaven Schiphol na een half jaar geharrewar over taken en bevoegdheden van minister Jorritsma ontheffing gekregen voor overschrijdingen van de geluidszones voor 1997. Al in april van dit jaar werd duidelijk dat Schiphol niet binnen de wettelijk vastgelegde geluidsgrenzen zou blijven. Desondanks zijn politiek en handhavingsorganen niet bij machte gebleken Schiphol binnen een redelijke termijn aan de afspraken te houden. Schiphol heeft zich niet gehouden aan de toezegging binnen het gebruiksplan te blijven en dit gedrag is niet gesanctioneerd. De "harde sancties" waar minister Jorritsma nog in april over sprak, zijn in september lucht geworden. De sancties die in de wet zijn voorzien, namelijk het sluiten van landingsbanen, stuitte uiteindelijk niet 72
13 november 1997
alleen op verzet van luchtvaartmaatschappijen maar ook van de Commissie geluidhinder Schiphol. Daarmee maakt men zichzelf vleugellam. Minister Jorritsma heeft nu "gegarandeerd" dat Schiphol zich in 1998 aan de wet zal moeten houden, maar zegt erbij dat men nog niet precies weet hoe. Dat terwijl de vluchtschema's tot volgend jaar april inmiddels vastliggen. Waarschijnlijk zitten we in het tweede kwartaal van 1998 in precies dezelfde problemen als in dit jaar. Studeren op handhaving had moeten gebeuren voordat de wet van kracht werd. Nu loopt men achter de feiten aan. Dat is laakbaar. GS leggen de verantwoordelijkheid voor handhaving geheel bij de minister. GroenLinks vindt dat de provincie een eigen verantwoordelijkheid heeft voor de leefbaarheid in Noord-Holland. De fractie vraagt van de staten bezinning op de mogelijkheden die de provincie heeft of zou moeten hebben om die verantwoordelijkheid waar te maken. Annemiek Onstenk Edmé Declercq Henk Koetsier Kees Bozelie.
Titel:PS-notulen d.d. 13-11-1997 Datum:08-01-1998 Nummer: Documenttype:PS-verslag
73
13 november 1997