De informatiecampagne dierlijk vet is een initiatief van het Productschap Margarine, Vetten en Oliën en de Vereniging Verwerkers Slachtbijproducten. Informatiecampagne Dierlijk Vet Postbus 3095, 2280 GB Rijswijk, tel. 070 319 51 16, fax 070 319 51 96 www.dierlijkvet.nl,
[email protected] Perswoordvoering: Sjors Beerendonk, voorzitter VVS, tel. 0499-364802
nieuwsbrief EFPRA: dierlijk vet scoort goed op duurzaamheid De European Fat Processors and Renderers Association (EFPRA), de Europese brancheorganisatie voor producenten van dierlijke vetten en eiwitten, zal zich de komende tijd blijven inzetten op onderwerpen gerelateerd aan duurzaamheid. Volgens EFPRA-voorzitter Niels Leth Nielsen staan de sector op dit gebied heel wat uitdagingen te wachten, maar gaat meer om kansen en minder om bedreigingen. De sector kan de komende jaren een bijdrage leveren aan verduurzaming van diverse sectoren.
Nummer 17, Juni 2010 EFPRA: dierlijk vet scoort goed op duurzaamheid............................................... 1 DG SANCO vol lof over samenwerking EFPRA …………………………………….3 EFSA: aanvrager moet veiligheid aantonen………………………………………….4 Dierlijke producten hebben grote voordelen…………………….…………………….4 Meer dierlijk vet in petfood en biodiesel, afzet feed stabiel.…………………………5
Nielsen deed zijn uitspraken tijdens de General Meeting van de EFPRA, die als onderdeel van het 10e EFPRA-congres – van 2 t/m 5 juni jl. in Boedapest – dit jaar vooral in het teken stond van duurzame toepassingen van vetten en eiwitten. Als eerste prioriteit voor de Executive Board van EFPRA geldt de totstandkoming van een Uitvoeringsverordening met werkbare voorschriften die wordt gekoppeld aan de nieuwe – vorig jaar reeds gepubliceerde - Kaderverordening Dierlijke Bijproducten (1069/2009). “De meeste van onze commentaren en suggesties zijn overgenomen in het huidige concept, de mogelijkheden voor wijzigingen zijn vanwege de gestelde tijdslimiet beperkt. We moeten er nu dus voor waken dat het SCOFCAH dan wel het Europees Parlement er alsnog zaken gaan inzetten die we er net met veel moeite uit hebben gekregen”, gaf Nielsen de noodzaak aan om de komende weken alert te blijven. Sommige punten zijn niet overgenomen omdat ofwel de wetenschappelijke onderbouwing onvoldoende was, ofwel omdat bepaalde EU-lidstaten er om politieke redenen niet aan wilden. Hij sprak zijn waardering uit voor de goede samenwerking met DG SANCO Als onderdeel van de informatiecampagne wordt in elke nieuwsbrief aandacht besteed aan een bedrijf dat of organisatie die actief is in de dierlijk-vetsector.
1
Van links naar rechts voorzitter Niels Leth Nielsen, secretaris-generaal Dirk Dobbelaere en de komende en gaande technisch directeur, resp. Martin Alm en Steve Woodgate. en het vertrouwen dat deze dienst van de Europese Commissie de afgelopen maanden in EFPRA heeft gesteld. Wat hem en zijn technisch directeur Martin Alm – opvolger van Steve Woodgate die de functie zes jaar vervulde – wel enigszins de wenkbrauwen laat fronsen, is dat er een totaal nieuwe bijlage over het stoken van dierlijke vetten (“combustion”) komt die door DG ENVI (Milieu) wordt opgesteld. Alm: “Dierlijk
vet is een waardevolle grondstof, maar straks lopen we weer het risico dat ons product als een afvalstof wordt behandeld.” Secretaris-generaal van de EFPRA Dirk Dobbelaere stelde hierop voor het gesprek aan te gaan met dr. Soledad Blanco, het nieuwe hoofd van DG ENVI. “Binnenkort gaan we toch al naar DG ENVI voor een gesprek over ‘organic fertilizers’ die in sommige lidstaten niet worden toegestaan in de biologische teelt.”
In augustus dient de tekst van de Uitvoeringsverordening te worden afgerond want in maart 2011 moet hij van kracht worden, samen met de Kaderverordening. Gezien de tijdsdruk en het grote aantal nog in te vullen onderdelen bestond bij enkele aanwezigen de vrees dat er straks alsnog twee uitvoeringsverordeningen komen, waardoor het oorspronkelijke doel van een vereenvoudiging van de huidige Dierlijke Bijproductenverordening (1774/2002) deels teniet zou worden gedaan. Eiwitten in veevoer prioriteit Een belangrijk punt van aandacht voor EFPRA is tevens de hernieuwde introductie van verwerkte dierlijke eiwitten (‘processed animal proteins’ oftewel PAP’s) in visvoer en mengvoeders voor varkens en kippen. Steeds meer stakeholders in de voedings-, diervoeder-, aquacultuur- en andere sectoren zijn het erover eens dat de voedsel- en diervoederketen thans een nuttige grondstof wordt onthouden. Wetenschappelijk gezien is er geen reden om de toepassing van varkenseiwitten in kippenvoer en kippeneiwitten in varkensvoer en van beide in visvoer niet toe te staan. “De laatste zes maanden zijn er vanuit andere sectoren ontmoetingen geweest met leden van het Europees Parlement, en er zal een aparte verklaring naar de Europese Commissie worden gestuurd. Volgende maand komt tevens een studie
2
gereed naar de stand van zaken van ‘dedicated’ productielijnen”, aldus Dobbelaere. “De EFPRA-verklaring inzake PAP’s zal naar de Commissie, de Raad en het EP worden gestuurd nadat de eerste met de tweede TSE Roadmap is gekomen> Dit staat voor begin juli gepland. Deze TSE Roadmap bevat het beleid dat de Commissie van 2011 tot 2015 wil voeren inzake PAP’s in feed, de SRM-lijst, de leeftijdsgrens voor het testen van runderen enzovoort.” Zeer lage Carbon Footprint Een relatief nieuwe ontwikkeling is die waarbij over enige tijd de zgn. Carbon Footprint (maatstaf voor het milieubeslag) van een product moet worden
gedeclareerd. Volgens Martin Alm betekent dit een grote uitdaging voor de sector omdat er nergens een methode vastligt voor de bepaling van de CO2– reductie (behalve voor biobrandstoffen, waar de methodiek van de Renewable Energy Directive - RED - geldt). “De methodieken kunnen niet voor elk product dezelfde zijn. Daarom kijkt de dierlijk-vetsector naar de meest logische en zuivere vertaalslag voor haar producten. Nu weten we dat simpelweg nog niet. Sterker nog: zelfs de deskundigen weten het niet, vooral niet als het om bij- en restproducten gaat.” Volgens Dirk Dobbelaere wordt dierlijk vet in de EU Communicatie over de RED beschouwd als agrarisch residu en daarom als een grondstof die mag dubbeltellen bij het vervullen van de procentuele doelstelling voor biobrandstoffen. “Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen de categorieën, dus gaat de dubbeltelling ook voor categorie 3-vet gelden.” Duurzaamheid staat volgens EFPRAvoorzitter Nielsen de komende tijd duidelijk centraal. “Onze sector wil een betrouwbare partner zijn voor andere agrarische en industriële sectoren, die goede producten levert aan food, feed, oleochemie en energie. Aangezien het om dierlijke bijproducten gaat, kunnen we wel stellen dat het om producten gaat die in hoge mate duurzaam zijn en hiermee een bijdrage leveren aan verlaging van de carbon footprint.” n i e u w s b r i e f no. 17 - juni 2010
DG SANCO vol lof over samenwerking EFPRA Dr. Alberto Laddomada, hoofd van de Unit Diergezondheid en Permanente Comités van DG SANCO (Europese Commissie), roept de EFPRA op ook de komende tijd initiatieven te nemen. Zo zal DG ENVI met goede analyseresultaten ervan moeten worden overtuigd dat dierlijk vet een schone brandstof is en moeten er ook gegevens op tafel komen als de EFPRA de ontsnappingsroutes uit de Bijproductenverordening wil dichten. Over het heikele EFPRA-punt van de terugkeer van alle dierlijke eiwitten in mengvoeders was Laddomada niet optimistisch, over de mogelijkheden voor kunstmest wel. “Het verbod op rundereiwitten in diervoeder zal nog jarenlang in de wetgeving blijven staan. Dierlijke eiwitten in meststoffen ‘als zodanig’ zijn nu al toegestaan, maar deze PAP’s zouden moeten worden gemengd met een stof om te voorkomen dat ze alsnog in mengvoeders terechtkomen.” Namens de EFPRA wees Martin Alm hier op het probleem dat de EU-lidstaten niet aangeven met welke component de PAP’s dan moeten worden gemengd. Volgens Laddomada wordt dit lastig om op te lossen omdat de EU-lidstaten met de lokale situatie rekening willen kunnen houden.
ders van dierlijke bijproducten soms mogelijk maken de voorschriften te omzeilen. Deze zgn. ‘disposal derogations’ omvatten o.m.de uitzondering voor afgelegen gebieden, voor kleine hoeveelheden, grote aantallen dode dieren bij een dierziekteuitbraak e.d. “We vrezen de vraag van sommige lidstaten voor uitzonderingen zoals die voor ‘kleine hoeveelheden’.” EFPRA ziet hier het liefst strikte regels, want die bepalingen kunnen de veiligheid van de voedselketen in gevaar brengen.
Er wordt in de burelen van de Europese Commissie (EC) gewerkt aan de TSE Roadmap, die in principe vóór het zomerreces af zou moeten zijn. Volgens Laddomada is communicatie naar het publiek toe waar het veelal om draait. “De EC wil vooruit. Wij weten dat de BSE-crisis voorbij is, maar er zijn andere spelers zoals het Europees Parlement, de EU-lidstaten en de publieke opinie. We zijn blij dat onze BSE-strategie succesvol is geweest. De maatregelen kunnen nu wat proportioneler worden, maar ik reken daarbij wel op weerstand.”
De roep om strikte regels werd door Laddomada verwelkomd. “Ik ben blij als u naar de Raad en het EP gaat en om strikte regels vraagt, want nu lijkt het steeds of de Commissie zoveel regels wil. In deze kwestie gaat het erom de balans te vinden tussen grote producenten die van de interne markt willen profiteren en kleine producenten die regionaal of landelijk werken en niet te veel regels willen. In elk geval willen we regels gebaseerd op harde feiten, dus ik wil de EFPRA voorstellen om hiervoor gegevens aan te leveren.”
Ontsnappingsroutes Een tweede heikel punt voor de EFPRA vormen de bepalingen in de Dierlijke Bijproductenverordening die het aanbie-
Diergezondheid Hij gaf aan dat de nieuwe Europese verordening diergezondheid (begin 2011) direct niet, maar indirect wel gevolgen
3
Dr. Alberto Laddomada (midden) na zijn presentatie in gesprek met EFPRAvoorzitter Nielsen (links). voor de dierlijk-vetsector zal hebben. Er wordt namelijk een systeem van regionalisering en compartimentering ingevoerd, waardoor lidstaten meer mogelijkheden hebben om bij uitbraak van een besmettelijke dierziekte slechts voor een beperkt gebied en een beperkt aantal bedrijven noodmaatregelen uit te vaardigen. Andere regio’s en bedrijven kunnen hun bedrijfsvoering dan ongestoord voortzetten. “Het concept is nog niet in de praktijk toegepast, het zal ook tijd kosten en niet eenvoudig zijn, maar we willen op dit punt koploper worden. Er komen geen hekken om slachterijen of boerderijen, het gaat om een andere wijze van werken zodat we niet meer die crises hebben die de voedselproductie in gevaar brengen, zoals MKZ en klassieke varkenspest. Voor BSE geldt dit overigens niet, want dat is geen besmettelijke ziekte.” Om internationaal een ‘level playing field’ te krijgen en de volks- en diergezondheid beter te beschermen wil hij nauwer samenwerken met de OIE. DG SANCO zou naar zijn idee meer invloed moeten hebben op de totstandkoming van de OIE-standaarden en zich tevens sneller moeten conformeren aan die standaarden.” n i e u w s b r i e f no. 17 - juni 2010
EFSA: aanvrager moet veiligheid aantonen Als een aanvraag bij de EFSA wordt ingediend tot goedkeuring van een verwerkingsprocedé voor dierlijke bijproducten, moet het bedrijf aantonen dat dit procedé een veilig product oplevert. Het grootste probleem dat de EFSA tegenkomt (en dattot een negatief advies leidt), is het gebrek aan wetenschappelijke onderbouwing, en informatie. Het BIOHAZ-panel van de European Food Safety Authority (EFSA) voert risicoanalyses uit en stelt Opinies op met betrekking tot dierlijke bijproducten. Het Wetenschappelijk Secretariaat voert een eerste check uit, vraagt eventueel extra informatie op, en stuurt de aanvraag dan door naar het Wetenschappelijke Panel (WP) dat bevoegd wordt geacht. Dit panel stelt een werkgroep in dat de aanvraag beoordeelt en met een conceptopinie naar het WP terug komt. Keurt het WP het concept goed, dan wordt het als EFSA Opinion gepubliceerd. Volgens dr. John Griffin, lid van het BIOHAZ-panel, die een toelichting gaf op het
Dr. John Griffin legde uit hoe het BIOHAZ-panel van de EFSA te werk gaat bij beoordeling van een aanvraag tot goedkeuring van een procedé. functioneren van BIOHAZ, zoekt de industrie voortdurend naar nieuwe methoden om dierlijke bijproducten te verwaarden. “Ons onderzoek betreft meestal risico’s, bijv. van toepassing van dierlijke eiwitten in feed, maar we bekijken ook methoden zoals BSE-tests. Alleen specifieke processen en methodes worden onderzocht, geen algemene principes. De aanvrager dient aan te tonen dat een
procedé effectief is in het verlagen van bepaalde parameters in het product. Als die parameters al laag zijn of als die niet zijn gemeten, kunnen wij dus niet beoordelen of het procedé effectief is. Soms kun je voor een meting dus beter zoönosen aan het product toevoegen om te laten zien hoe de concentratie dankzij het procedé vermindert.”
Dierlijke producten hebben grote voordelen De consumptie van dierlijke producten heeft duidelijke voordelen voor de menselijke gezondheid. Vervanging van dierlijke eiwitten door plantaardige eiwitten is slechts voor een deel mogelijk, terwijl bovendien ook aan de consumptie
van plantaardige producten zowel voorals nadelen kleven. De boodschap van prof. dr. Sándor György Fekete van de Faculteit van Veterinaire Wetenschappen van de Universiteit van Boedapest werd met veel humor gebracht maar liet aan duidelijkheid weinig te wensen over. Dierlijke producten zijn essentieel in de menselijke voeding. Ze bevatten ideale eiwitten, mineralen, vitaminen en vitamineachtige substanties die planten niet kunnen leveren. Toch neem je ook risico’s met je gezondheid als je te veel vlees en/of vis consumeert. Fekete: “Een strikt vegetarisch dieet leidt niet alleen tot deficiënties, het is ook een
feit dat plantaardige componenten minder goed worden verwerkt in het lichaam (van mens en dier) en dat er een grotere kans is op allergieën en op beschadigingen van lever en nieren. Synthetische aminozuren kunnen zelfs in de optimale situatie de dierlijke componenten niet vervangen. De schadelijke effecten van plantaardige componenten kunnen worden tegengegaan, maar dan nog zijn ze qua voedingswaarde minder geschikt dan dierlijke producten.” Hij pleitte ervoor dat beleidsmakers een onderscheid maken tussen natuurlijke en verworven risico’s van food en feed en dat ze het huidige verbod op dierlijke eiwitten in mengvoeders heroverwegen.
Prof. dr. Sándor György Fekete zette duidelijk uiteen waarom dierlijke producten nooit geheel door plantaardige kunnen worden vervangen.
4
n i e u w s b r i e f no. 17 - juni 2010
Meer dierlijk vet in petfood en biodiesel De productie van dierlijke vetten in 19 EU-lidstaten waar deze betrouwbaar kan worden gemeten, is van 2008 op 2009 licht gestegen van 2,69 naar 2,71 miljoen ton. In vergelijking met 2008 is in 2009 een groter deel van de totale productie naar petfood en biodiesel gegaan. Dit ging ten koste van de aandelen van de oleochemie en de zeepindustrie en vooral van de energiesector. De afleveringen aan de voedings- en mengvoederindustrie bleven vrij stabiel. De Europese cijfers van de sector dierlijke vetten en eiwitten over 2009 werden gepresenteerd door Patrick Coelenbier, voorzitter van het Franse SIFCO en lid van de Executive Board van de EFPRA. Dat deze cijfers geen betrekking hebben op de EU-27 maar op de EU-19 komt doordat sommige landen niet bij de EFPRA zijn aangesloten. Hij lichtte de ontwikkelingen rond de vleesproductie toe en sprak de verwachting uit dat de EU de komende jaren meer rund- en pluimveevlees zal moeten importeren, vooral uit Zuid-Amerika, en minder zal kunnen
SIFCO-voorzitter Patrick Coelenbier presenteerde namens de EFPRA de cijfers over 2009 voor de Europese sector van dierlijke vetten en eiwitten. exporteren. Wat de verwerkte dierlijke eiwitten (PAP’s) betreft, noteerde hij een sterk vergrote afzet aan de petfoodsector en een geringere hoeveelheid die is verbrand. “Er is 12% meer dierlijk vet naar de petfood gegaan, vooral pluimvee- en varkensvet, wat een totale afzet van 323.000 ton opleverde”, aldus Coelenbier. “Het stoken van dierlijke vetten
De verschuivingen in de afzet van dierlijke vetten in de EU-19 van 2008 op 2009 in beeld (bron: EFPRA, juni 2010).
5
(‘tallow combustion’) is iets teruggelopen - met name van categorie 3-vet – tot nog net boven de 60.000 ton, de afzet ten behoeve van de productie van biodiesel is volgens opgave van onze leden opgelopen van zo’n 130.000 ton in 2008 tot 220.000 ton in 2009. Er is vooral minder beendervet naar de oleochemie/zeepindustrie gegaan, wat tot de afzetdaling van 6% in deze sector leidde, omdat de afzet van andere vetten juist een stijging laat zien. De afleveringen aan de voedingsindustrie zijn met 7% gestegen, waarbij er minder vraag was naar rundvet en meer naar varkensvet en andere vetten. Ook de afzet van dierlijke vetten aan de mengvoedersector is licht toegenomen.” Er zijn 16,51 miljoen ton dierlijke bijproducten verwerkt tegen 15,86 miljoen ton in 2008, een stijging van 4,3% die vooral wordt veroorzaakt door de verwerking van categorie 1- en 2-materiaal (+7,1%) en in mindere mate door die van (eetbare) slachtbijproducten en categorie 3materiaal (+2,6%). In de EU-21 staan 509 units, de meeste in de vijf grote oude EU-lidstaten (Spanje, Italië, Frankrijk, Duitsland en het VK). De grootste productie hebben Frankrijk en Duitsland, Nederland komt op de zesde plaats vlak achter Italië maar ruim vóór de kleinere EU-lidstaten. n i e u w s b r i e f no. 17 - juni 2010
Technisch Symposium in teken van energie Het Technisch Symposium, traditioneel het eerste onderdeel van het meerdaagse EFPRA-congres, stond dit jaar vrijwel geheel in het teken van dierlijke vetten en energie. Er werden presentaties verzorgd over het raffineren van dierlijke vetten teneinde ze geschikt te maken voor biobrandstof, het winnen van energie uit dampen die vrijkomen bij het vetsmelten en de voordelen van het natsmelten bij het verkrijgen van een vet dat direct in een dieselmachine kan worden gestookt. Zo vertelde Steve Ripley (Haarslev) over de twee types ‘thermal oxidisers’ waarvan inmiddels samen 40 units zijn geïnstalleerd. Deze apparaten vangen dampen van het proces af op specifieke extractiepunten en zetten deze om in stoom die weer in het productieproces kan worden gebruikt. De emissie voldoet aan de IPCC-standaarden en de vloeibare reststroom aan de wettelijke eisen voor lozingen op het riool. Dr. Anthony Kerihuel van S3D vertelde over het onderzoek naar de mogelijkheden om dierlijk vet in te zetten voor verbranding. In 2005 is een patent verkregen op een biobrandstof waarbij sprake is van een dierlijkvet-emulsie. Dankzij zo’n emulsie worden bij verhitting de grote vetmoleculen als het ware opge-
blazen door de tussenliggende watermoleculen. Inzet voorkomt uitstoot van dioxines en verlaagt die van rook en NOx. Namens Coolworks zette Udo van der Meer uiteen hoe de kans op besmetting van proces en product kan worden verkleind door micro-organismen tijdig te doden. Aangezien deze organismen gedijen tussen minimum- en maximumtemperaturen - die overigens voor elk organisme verschillend zijn – biedt koeling vaak dezelfde opties als verhitting. Het systeem met het geringste energieverbruik levert dan het grootste voordeel op. Lars Linnet van Alfa Laval lichtte toe hoe rundvet (‘tallow’) betere eigenschappen en een hogere calorische waarde heeft dan diesel, en in de praktijk een 5% hogere prestatie laat zien. Als de grondstof
van goede kwaliteit is, is toepassing in een ‘high speed’ dieselmotor prima mogelijk. Eén ton vet levert ongeveer 4.500 kWh op. Het hangt af van de prijs van fossiele energie en de lokale stimuleringsregelingen of inzet rendabel is. Dat er steeds meer vetsoorten kunnen worden ingezet als grondstof voor biodiesel, liet Edgar Ahn van BDI zien. Gebruikt frituurvet en dierlijk vet worden al jaren toegepast, komend jaar komt daar in Hongkong putvet bij. Volgens hem kan het productieproces ook met een 60% geringer energieverbruik draaien. JosefWerner Schneider van Harburg-Freudenberger kondigde de nieuwe generatie schroefpersen aan, die onderhoudsvriendelijker is dan de huidige systemen, en Harald Hesse van Stord Process gaf aan hoe 20% energiebesparing kan worden gerealiseerd door met een voorverwarmer het stoomgebruik te verminderen en de vetextractie te verbeteren. Als laatste spreker gaf Christoph Wilp van GEA Westfalia Separator Process uitleg over de processtappen die moeten worden gezet om dierlijke vetten uit o.a. de rendering-industrie geschikt te maken als motorbrandstof. Het gehalte vrije vetzuren, natrium, stikstof, as en fosfor moet omlaag afhankelijk van de gezochte toepassing, en onderzoek heeft uitgewezen dat met name ontslijmen, ontzuren en ontkleuren van beslissende invloed hierop zijn.
6
n i e u w s b r i e f no. 17 - juni 2010