‘n Hoesbreef Nr.3 2010
‘n Hoesbreef Nr.3 2010
Activiteiten DDM tweede helft 2010 Zondag 26 september Loakgang Markegrens We volgen de oude markegrens tussen de Rossummerstraat en de Bentheimerstraat. Voor deze tocht deels door weiland en bos kunt u het best oude schoenen dragen (of laarzen bij nat weer). Vertrek 13.30 uur vanaf het Kerkplein in De Lutte. Donderdag 16 december Lezing Mariakapellen met Kerstverhaal Pastor Cor van der Wiel uit Losser komt ons vertellen over hoe Maria, de moeder van Jezus, in de geschiedenis van de Kerk op verschillende wijzen geëerd wordt. Het verhaal wordt ondersteund door prachtige dia’s. Harrie Booijink uit Beuningen laat een Kerstverhaal horen. Aanvang 19.30 uur Erve Boerrigter. Iedereen van harte welkom. Donderdag 6 januari 2011 Nieuwjaarsreceptie Aanvang19.30 uur Erve Boerrigter.
Werkgroep Aktiviteiten: Frans Broekhuis 0541-552331* Ida Gunneman 053-5382370 Hennie Lesscher 0541-551449 Werkgroep Archief: Mirjam Nijhuis Paul Smellink Ben Nijmeijer Frans Broekhuis
0541-551610 0541-511366* 0541-516970 0541-552331
Werkgroep Boerderijen: Toni Ankone 06-25194301* Frans Scholten 055-3671281 Paul Smellink 0541-511366 Werkgroep Genealogie: Toni Ankone 06-25194301* Werkgroep Fotoboek De Dree Marken: Frans Broekhuis 0541-552331* Jan Tijman op Smeijers 0541-551796 Gerard Zwijnenberg 0541-551452 Werkgroep ‘n Hoesbreef: Miep Koekenberg 0541-513877 Gerda Maseland 0541-552852* Jan Olde Kalter 0541-513283 Jan Swennenhuis 0541-513737 Hennie Kok 0541-552441 Hans Lenderink 0541-530226
Historische Vereniging “De Dree Marken” Postadres: IJsvogelstraat 3 7587 BJ De Lutte
Veurwoord
2
Opgericht op 8 maart 1976
Beschrijving foto’s omslag
3
Rabobank nr. 13.03.35.282 Giro nr. 31.83.016 K.v.K. Hengelo nr. 40074302
Notities van Joh. Grunder (1)
6
Bestuursleden: Ria Nijhuis Jan Tijman op Smeijers Gerard Huttenhuis Jan Oude Nijhuis
De drama’s van de 1e klas in de 30-er joaren
8
De vereniging beschikt over een eigen documentatie- en vergaderruimte in erve Boerrigter, Plechelmusstraat 14 te De Lutte.
Stoeterij Het Beernink
10
Het archief is opengesteld op vrijdag van 14.00 tot 16.30 en van 18.30 tot 21.00 uur in de maanden oktober tot en met mei.
Het Zandhuuske
15
0541-552027 0541-551796 0541-522091 053-5384475
Contributie. De contributie voor de leden is vastgesteld op e 12,50 p.p. per jaar. Indien ook de echtgeno(o)t(e) lid is, betaalt hij/zij e 2,50 per jaar. Bij aanmelding na 1 juli wordt voor dat jaar het halve contributiebedrag gerekend.
Verhalen uit Zuid-Berghuizen (20) 20 Joh. Grobben, een anti-held uit Tubbergen
24
Reactie van Frans Nijhuis
31
Geschonken door Jan en Riet Sweerts
31
Sagen en legenden (15)
32
Een oud versje
33
E-mailadres van de redactie ‘n Hoesbreef:
[email protected]
Bericht uit het archief
35
WWW.DEDREEMARKEN.NL
Activiteiten
36
Werkgroep Veldnamenonderzoek: Jan Oude Nijhuis 053-5384475* Jan Tijman op Smeijers 0541-551796 Werkgroep grensstenen: Jan Oude Nijhuis 053-5384475* Hennie Kok 0541-552441 Tonnie Bekke 0541-551538 Henk Stobbe 053-5360187 Gerard Zwijnenberg 0541-551452 Frans Broekhuis 0541-552331 * = contactpersoon
Uiterste inleverdatum materiaal Hoesbreef nr. 4 - 2010:
Inhoudsopgave:
COLOFON:
Contactorgaan ‘n Hoesbreef. Alle leden ontvangen doorgaans 4x per jaar ons contactorgaan: ‘n Hoesbreef. Copy voor ‘n Hoesbreef moet uiterlijk 2 maanden vóór de verschijningsdatum worden gezonden aan: Hist. Ver. De Dree Marken, t.a.v. Redactie ‘n Hoesbreef, Bentheimerstraat 33, 7587 ND De Lutte. Emailadres redactie ‘n Hoesbreef:
[email protected] Copyright: Bij eventuele overname uit een of meer artikelen van ons contactorgaan stellen wij het op prijs dat u ‘n Hoesbreef van De Dree Marken als bron vermeldt. ISSN: 1382-7502
1 oktober 2010
36
1
‘n Hoesbreef Nr.3 2010
‘n Hoesbreef Nr.3 2010 Veurwoord
Bericht uit het Archief
Mangs gebeurt der iets woar as ie nich direct op hadden rekkend. Dat oawerkwam oons bie de redactie ok. En dat nog wa in de vekaansietied. Bie de bieëenkomst van de redactieleden zat doar ineens Hans Lenderink oet Oldenzel. Het was bekeand, dat in dizzen Hoesbreef ’n mooi artikel stun van Hans, n.l. oawer het Zaandhuuske c.q. ’n zaandsnieder. Het is ’n oetgebreid verhaal met verrassende foto’s en ok heel wat ni’js denk wie, veur völ leu in en um het Lutterzaand. Dat verhaal keanden wie al en wie waren luk jaloers op zunnen verteller! Zollen wie den kunnen inlieven in de redactie van ’n Hoesbreef? En ja wa, ’n paar hadden hem al direct rekkend töt lid van de redactie. En op de vroag - rechtan en rechtoet - of hee der wat in zag um oonze redactie te verstearken, kwam ’n volmeundig: joa! Doar bi’w naa blier met; fris blood! Ieleu hebt het al lang kunnen mearken: iederen Hoesbreef begint met dree foto’s met verhalen der umhen oet alle dree de marken. Doar heb wie vaste leu veur, dee doar veur zoargt, iederen Hoesbreef wier wat anders. En Johan Grunder z.g. zien weark druppelt nog deur; hee was nog lang nich kloar met wat hem in ’n kop kwam, mer helaas. Gelukkig bent ziene notities bie Christien in goie haan. Drama’s van de eerste klas, Stoeterij “Het Beernink”, Johannes Grobben as anti-held en nog ne sage maakt oonzen Hoesbreef wier vol en leazensweardig. En dan nog dit: in het verhaal van Hans Lenderink koomp nen Herman veur, nen zwearver, dee in het Lutterzaand ooit nen vaak gezenen kearl was. Van den kearl is nich völ bekeand en Hans gif dat ok an. En Hans is ni’jsgierig - ’n good kenteken van nen historisch geïnteresseerde - en dee wil gearn hoar van de hoond hemmen. Wee kan oons helpen? Is der nog een dee Herman hef keand of dee iets van hem hef heurd? Wie wocht of!
Hierbij de lijst van boeken en diversen, die zijn aangeschaft of geschonken t.b.v. het archief van de DDM. • • • • • • • • • •
Vijf weken in krijgsgevangenschap in 1940, dagboek Ottenhof Emslandkampen in Duitsland 1933-1945 Hotel Dolce Denekamp Wonen aan de Strokappenweg in Losser, vroeger en nu Kippenhokken in de Achterhoek Joods leven in Denekamp diverse periodieken en blaadjes van verenigingen Overijsselse windmolens van toen en nu, door Gerard Verwijk Thuis in Twente, door Flip van Doorn De Hof te Borne, 800 jaar Borne 1206-2006
Ordner met gegevens van 1832 van diverse boerderijen uit De Lutte geschonken door Henk Woolderink
- - - -
Parochie H. Plechelmus De Lutte heeft 100 bidprentjes geschonken. Ook Mevr. Meyerink heeft het archief 30 bidprentjes geschonken. Doos met diaprojector met 600 dia ’s van De Lutte en omgeving, gemaakt door Hermie Egberink. Geschonken door de familie Egberink. Foto’s en bidprentjes van priesters van De Lutte o.a. Miltenburg, Olthuis, Ruding. Geschonken door R. oude Elberink-Poort
Hiervoor hartelijk dank. Als U een familiefeestje geeft en U wilt oude voorwerpen of wat anders uit het archief van de DDM gebruiken voor dit feestje, dan is dit mogelijk. De mensen van het archief zullen U hierbij graag helpen. Kom gerust langs en kijk eens wat er allemaal te zien is.
De redactie
Paul Smellink
34 2
[email protected]
35 3
‘n Hoesbreef Nr.3 2010
‘n Hoesbreef Nr.3 2010 Beschrijving van de foto’s op het omslag
Toen is hij ja terstond gegaan Al naar de buren ras gegaan Zeg buren kom toch gauw hier ervoor Geertruida is door iemand vermoord De buren kwamen ras helaas Ze dachten dat het niet de waarheid was Zij hebben haar terstond ontkleed De booswicht heeft daar hulp aan besteed Maar toen het lijk ter aard werd gebracht Was er een boer die anders dacht Ik neem het lijk op mijn wagentje niet Voordat de rechter het eerst beziet De rechter bracht een dokter mee Die bevond al op die stee Aldat het meisje was vermoord Door de moordenaar die het zelf aanhoort Toen dat was geconstateerd Is hij ter plekke gearresteerd En dan naar Zwolle getransporteerd En daar ter dood veroordeeld
De inzender vraagt of lezers van ’n Hoesbreef dit herkennen en misschien weten wanneer het geschreven is. Reacties naar de redactie van ’n Hoesbreef.
Foto 1 Het erf Engbers aan de Foksweg. De oudst bekende Engbers is Hermen Engbers van rond 1625. Hiervan is de zoon Jan Engbers van rond 1655 de opvolger. Hij trouwt in 1682 met Fenne Hermssen. Hun zoon Arend Janssen Engbers trouwt in 1723 met Geese Lambertsen Krabbe. Arend is vroeg overleden en dan trouwt Geese met Berend Splinter. Een zoon van de buurman aan de Foksweg. Maar ook hij leeft niet lang en dan trouwt Geese met Jan Snijders uit Meppen. Uit dit laatste huwelijk wordt nog een dochter geboren die in Meppen wordt gedoopt. Uit het eerste huwelijk was Berend Jan geboren in 1754. Hij trouwt in 1784 met Joanna Steunebrink. In 1792 wordt Lambertus/Albertus geboren. Zijn vader overlijdt in 1795 en dan trouwt zijn moeder Joanna Steunebrink met Albertus Slinge. Lambertus trouwt in 1819 met Aleida Dierselhuis. Normaal wordt de eerste zoon erfopvolger maar nu wordt de jongste zoon Jan Hendrik van 1839 de boer op het erf. Hij trouwt in 1869 met Gertrudis Brakink van Broakman. Hiervan is maar 1 kind bekend: Lambertus/ Albertus Engbers van 1876. Hij trouwt in 1908 met Susanna Hermelink uit Weerselo. Ze is 12 jaar jonger dan haar man. Uit dit gezin worden 9 kinderen geboren: 1. 2. 3. 4.
Hendrikus Albertus 1909, die rond 1939 trouwt met Tinselboer. Albertus Hendrikus Bernardus Marinus Johannes Antonius
5. 6. 7. 8. 9.
Maria Josephina Wilhelmina G. Hermanus Antonius Geertruida Aleida Aleida Theresia.
De oude boerderij met bijgebouwen is verdwenen. In 1982 is Hendrikus Albertus overleden en woont de weduwe met 2 zoons op het erf aan de Foksweg 1 en 1a.
34 2
35 3
‘n Hoesbreef Nr.3 2010
‘n Hoesbreef Nr.3 2010
Foto 2 Nen oawerweg oawer ‘t spoor Dow ik biegoande foto in de haand kreeg, kwamen der nen helen hoop beelden van vroger op mie of. Op de foto is de spoorwegoawergaank an de Lossersestroat in De Lutt te zeen, vlak bie het Arboretum Poort-Bulten. Op de achtergroond - achter dee zealwagen - is het hoes van Ruegs-Jehannes met ’n schöpke der achter en wieder nog ’n hoonderhok. Bie dizze ster - woar wie as schooljongs elken dag tweemoal passeerden heurt nen helen hoap verhalen van vroger, mer doar goa’w vendaag nich wieder op in. Ik kan mie (dunkt mie zoo) nog herinnern dat der hele spoarböam waren. Mer het grappige is, dat ik nich meer weet, dat doar vlak bie ok ’n hoes van ’n baanwachter mot hemmen stoan. De familie Besselink wonde doar as ik het good heb. In oonze schooltied waren der inderdoad knipperlichten zoo as op de foto te zeen is: greun of rood of oranje. Greun as alles veilig was. Rood as der nen trein in antocht was. Dat oranje licht as greun en rood nich in wearking waren? Dan mos ie good oetkieken, want dan was ’n oawergang onbeveiligd. In ’n loop van ‘n oorlog is doar rechts - net achter dat schrikhek - ne bom vallen, dee nen enormen krater hef doan ontstoan. Wie hebt dee bom nog zeen vallen en gungen doarnoa rap kieken wat der ammoal kapot was. Mientje Segerink is doar vlak bie in nen sloot goan liggen bie den anval, op nog gin honderd meter. Zee hef van het vallen van den bom - met nen onwiezen knal - niks vernömmen. Dee geloedsgolf zal wa oawer hear hen goan wedden. Op de ster van het hoes van Ruegs-Jehannes lop noe de A1. De schooljongs van de Hengelerheurne en van de Poortstad kwamen hier alle dagen langs. Mangs gungen de jongs oet de Wewwelstad ok hier langs um …..ne ruzie oet te vechten! Bie de school kregen ze de kaans nich van de meesters! Noe zoargt ahobs veur de beveiliging (automatische halve overwegbomen). En nemt het getal van de treinen alleen mer too.
4 32
en hee veurde wierum. Op dee ster, woar het gebeurd was, vun hee gin goalden möantkes mer peardeköttels, dee ammoal plat waren drukt! ‘s Anderendaags zag Hendrik van ‘n Iemschenboer dat de vear hoofiezers van zien peard met grote, kromme neggel an de niendeur waren houwen. Was dat ‘n teken, dat de wiefkes later nog wier zollen kommen um of te rekkenen? Hendrik is doar nooit achterkommen. Jan Swennenhuis.
Een oud versje Vrienden hoort naar dit verhaal Het is geschied bij Oldenzaal Alwaar toen woonde ene weduwvrouw Die door haar knecht kwam in grote rouw Een weduwe van de boerenstand Die hield hare knecht al voor het land Tot sterk en steun van haar boerderij Verwekt haar dit in groot geschrei De moeder moest eens naar de kerk Hare dochter bleef thuis en deed het werk De knecht zou ook naar de kerke toe gaan Maar hij bleef achter een bosje staan En toen het volk was van de weg Keerde hij naar huis met overleg En pleegde daar zo gruwelijk moord Het jonge meisje werd het hart doorboord
5 33
‘n Hoesbreef Nr.3 2010
‘n Hoesbreef Nr.3 2010 Sagen en Legenden (15) Hoalt en goald Hendrik van ‘n Iemschenboer wus nich anders of hee mos in ‘t noajoar aait ne störtkoar vol klöafhoalt noar ‘n Rowen Bult achter de Mös brengen. Dat was bestemd veur de Witte Wieven, nich allenig um ‘n weenter deur te kommen, mer ok umdat de wiefkes heel deskundig waren in ‘t bakken van brood en het brouwen van bier. Dee witte wieven hadden hear onderkommen in de buurt van ‘n Rowen Bult. Dat hoalt brengen was nog ne traditie oet de tied, dat de Wiefkes hölpen bie het slachten. In ‘t begin hadden zee aait luk van ‘t geslacht kreggen, zo as bloodkook en leaverworst en misschien ok wa nen panhest of pothest. Dat leste was zoo onderhaand oet ‘t gebroek raakt, mer hoalt mos nog alle joaren leaverd wörden en dat döar Hendrik of zienen knecht trouw. Op ‘n moal - dow Hendrik eagenlijk gin hoalt genog had veur zichzölm - stuurde hee ‘n knecht Hearm te peard noar ‘n Rowen Bult um de wiefkes te zeggen, dat d’r dit joar gin hoalt was. De wiefkes, woarvan bekeand was, dat zee nogal gauw op ‘n biester waren, wörden onmöandig hellig en dow ‘n knecht op zien peard in vollen galop votveurde, vlöagen zee d’r achteran. Onder het rieden zag Hearm, dat het wa veertig of vieftig wiefkes waren, woarvan een ‘n broadspit in de haand har. Zee kwamen hoo langer hoo dichter bie het peard en grepen - veur zo wied Hearm dat kon zeen - noar ‘n stet en noar de hoofiezers van het peard. Met heel völ geweld zag Hearm kaans um met peard en al deur de losstoande niendeur noar binnen te veuren en direct de deur dicht te doan. Met nen onwiezen klap kwam het broadspit in ‘n stiepel van de niendeur terecht. Hearm ontdekken, dat zien peard zölfs alle vear hoofiezers mis-sen; dee hadden de wiefkes nog kunnen griepen. Hiermet was het verhaal nog nich oet. Nen noaber - Bearnd van ‘t Gröalke - dee getuge was west van dat drama, bracht zoo rap as ‘t kon ne koar vol hoalt noar de wiefkes. Op ‘n terugweg wör Bearnd opwocht deur ‘n wiefke, dat millen op ‘n weg stun. Zee stak de haand op, woar Bearnd oet kon ofleazen, dat hee efkes mos stoppen. Het wiefke had nen groten, witten schollook veur en doar zweaide zee luk met hen en wier. Oet ‘n pöant van den schollook schudden zee doarnoa ne stapel goalden möanten, dee daal völlen op ‘n weg. Direct doarop was het wiefke ineens vot. Bearnd döarfden dee goalden möanten nich op te gardern en hee veurde rap verdan. Efkes later had hee doar al wier spiet van
4 32
Foto 3 Een nostalgische foto uit Zuid-Berghuizen Rechts zien we een graafmachine die bezig is om het plan GeldermanstraatEekhoutstraat bouwrijp te maken. Het blok woningen stond aan wat nu Burg. Peeze Binkhorststraat heet. Het was toentertijd een “zwarten weg” die liep van de Burg. Wallerstraat naar de Enschedesestraat. Tussen de graafmachine en het blok woningen zijn de huizen aan de Enschedesestraat nog te zien. Het blok woningen roept bij veel Berghuizenaren mooie herinneringen op. Oorspronkelijk was het de boerderij van Kok (Roosboer), welke later gesplitst werd in vier woongedeeltes, twee grote en twee kleinere eenheden. De middelste woningen waren klein en hadden geen eigen toilet. Diverse kleurrijke bewoners hebben in een der wooneenheden gewoond, die genummerd waren ZB 83, ZB 84, ZB 85 en ZB 86. In het linkergedeelte woonden de broers en zuster Kok, Gerard, Jens, Bets en Hanna. Alle vier waren ongetrouwd en sliepen nog in een bedstee op stro. Op nummer ZB 84 woonden achtereenvolgens van Brummelen, Kremer, Aarninkhof (zand Teun) en Veldhuizen. Op nummer ZB 85 woonden o.a. Brand, die met een fruitkar aan straat stond en Eduard Meisz. Na Knol en Gorter kwam in 1948 Louis van Voorst na een woningruil vanuit Enschede naar Berghuizen. Louis van Voorst was getrouwd met Jantina Teeseink en ze waren de ouders van een groot gezin. Vijf zoons en vier dochters. Een dochter Mini trouwde met Huub Jurka en ging bij haar ouders inwonen.
5 33
‘n Hoesbreef Nr.3 2010
‘n Hoesbreef Nr.3 2010
Notities van Johan Grunder (1)
Reactie van Frans Nijhuis uit Haaksbergen, broer van Herman, op het artikel “Arbeitseinsatz” uit nr. 2 - 2010.
Het oet de tied kommen van Johan van Poort-Jens (Johan Grunder) is nen geveuligen klap veur de Hist. Ver. De Dree Marken mer veural veur de redactie van ’n Hoesbreef. Johan was oonzen vroagbaak, hee wus bienoa alle familierelaties van De Lutt en had ’n geweldig geheugen. Hee hef oons mennigmoal oet ’n dreum hölpen as wie es ’n moal wier vast waren lopen. Wie möt noe zonder Johan verdan, mer toch nich himmoal! Dow ik lessen nog ’n moal bie Christien op bezeuk was, dow kwam zee met ’n stuk of tien bleadkes anzetten, woarop Johan - in zien nog aait sierlijke haandschrift de namen van vrogere winkeliers en ambachtsleu had noteerd. Hee is nich meer an de oetwearking doarvan tookommen. Zoo good as zeker had hee van iedere notitie wa ne oetvoerige beschrieving kunnen gewwen, mer dat mis wie noe. Toch probeer wie - net as toondertied met Gerrit Kamphuis de gegevens van Johan oet te wearken, woarbie wie oons der degelijk van bewust bent, dat wie het nooit zoo good en mooi kunt brengen as Johan had kund. Mer as eerbetoon an Johan wil wie ne poging doan. Historisch is het belangriek, dat wie de veranderingen bie de middenstaand - weenkels en ambachtsleu - in beeld brengt. De tied, dat Jan op ’n Tip de belangen van de Boerenleenbaank behartigde of dat Oal-Haanter nog wagenraar maken mos veur ne keesbrik of dat Smoors-Lena de grutterswaren nog verkochen, enz enz, dee tied is veurbie. En doar had Johan mooie stukskes oawer willen maken. Wie doot ne poging, mer stelt het op pries a’j oons op ne gezoonde manier verbettert: wie wilt de woarheed gearn op papier hemmen. Jan op ’n Tip De Lossersestroat en de Essenweg komt onder nen hook van zunne dertig groaden bie mekaar op de ster woar vroger de wonning stun van Jan Oosterbroek: Jan op ’n Tip! En in dee wonning was de Boerenleenbaank vestigd, al was dat in ’n klean keamerke
6 30
Herman staat helemaal rechts. Aan zijn rechter kant staat waarschijnlijk iemand uit Oldenzaal. Die is een keer bij ons in De Lutte geweest, maar zijn naam kan ik me niet herinneren. De foto is waarschijnlijk genomen in het opleidingscentrum bij Balk Gaasterland (Friesland). De mensen op de voorgrond met pet en glimmende laarzen zijn volgens mij Duits gezinde Nederlanders (landwacht ?) die een wit voetje dachten te halen bij de bezetter. Zeg maar landverraders. De arbeidsdienst zoals het toen heette, was bedoeld om grip te krijgen op de jonge mannen, zodat deze geen kwaad konden doen tegen de bezetter. Na Herman is volgens mij alleen Jan Gevers zoon van politieagent Gevers ook in de arbeidsdienst geweest. Herman is na thuiskomst ondergedoken bij de fam. Weusthof (Osterbrook). Op de foto op bldz. 47 Hoesbreef 2-2010 zit hij op de hurken links, staande tweede van links is Bernard Oude Nijweme en helemaal rechts Gerard Grashof. Van Riet en Jan Sweerts uit Oldenzaal ontvingen we twee fotoalbums uit de nalatenschap van Pastoor C.B.W. van Boxtel en zijn zus, mejuffr. To van Boxtel: • 150 jarig jubileum 1803-1953 Parochiefeest • 40 jarig priesterfeest C.B.W. van Boxtel 15 aug. 1961 T.z.t. zal hieraan aandacht worden besteed.
7 31
‘n Hoesbreef Nr.3 2010
‘n Hoesbreef Nr.3 2010 2 septembris baptus est ... filius est Joannes Grobbe et Euphemia Schöppers. Inderdaad zonder naam. Als enige in het boek! Het is niet nodig dat Tubbergen naast Schaapman een tweede standbeeld moet oprichten, maar wat extra aandacht voor Ruslandgangers als Johannes Grobbe lijkt zinvol. 1 Schout was in die tijd de benaming voor Burgermeester zoals Maire dat was tijdens de Napoleontische tijd. 2 Gemeentearchief Tubbergen 3 4 B.H. Bentinck van Buckhorst - Willem I, 3-5-1815, copie. AHRA, FAS, nr. 315. B.H. Bentinck van Buckhorst - Willem I, 1-6-1818, copie. RAU, ARU, nr. 39. Stukken betreffende verzoeken aan de koning tot teruggave van goederen aan de ridderschap ontnomen. 5 Pas na in 1851 nieuwe Gemeentewet 6 RAO Toegangsnr. 227.4 H.F.R. de France Inventaris van de archieven afkomstig uit het bezit van de familie Dikkers 1465-1890, Fragment-archief van de gemeente Weerselo 1808-1817 (1829) Inv.Nr 8 Minuten van uitgaande stukken, 1812-1814. 7 Johannes Wilhelmus Peterink was op 23 juni 1783 geboren als zoon van Willem Peterink en Aleida ten Berge. Hij trouwt op 25 october 1825 in Delden met Anna Maria Beerkotte en overlijdt er op 19 maart 1858. Willem was in zijn actieve leven katoenspinnerbaas. 8 Johannes Bernardus Wolsink was op 10 april 1784 geboren als zoon van Lucas Wolsink en Geertgen Steenbekke. Deze landbouwer trouwt op 12 oktober 1833 met Zwenne Bruinink en overlijdt op 25 februari 1853 in De Lutte. 9 Brief burgemeester {…} 10 Lukas Bruggink geboren 17-05-1791 zoon van Jan Bruggink, boekhouder en Hendrika Schouten 11 Slag bij Goldberg 23 augustus 1813 tussen Fransen enerzijds en Pruisen en Russen anderzijds. 12 ARA Nummer Toegang: 2.13.09, inv.nr. 200, Stamboeknummer 3009 Johannes Grobben 13 Ibidem 14 Daar er geloot werd binnen de leeftijdsgroep tussen 17 en 50 jaar was de Raad van Recruitering niet erg geïnteresseerd in precise geboortedata en andere gegevens. De stamboeken zitten dan ook vol met fouten. 15 Zie Kokhuis, 16 L.A. Stroink, Stad en land van Twente, (Enschede, 1962) 405.
an ’t eand van nen gaank. Met oonze spoarceanten gungen wie op nen vri’jdagoavend doarhen, want dan had de baank “zitting”! Aanvankelijk döar Jan dat zölf noast ziene baan bie de Twentsche Bank in Oldenzel; doarum dus ok aait ’s oavends. Dee Twentsche Bank is ooit start as “de baank van Baurichter” in het gebouw woar later Apotheek Bloemen zat. Doarnoa bent zee noar ’n ni’j gebouw an de Markt goan en doar hef Jan oawerdag wearkt. Noa verloop van tied hef Marietje Oosterbroek dat kassiëre-baantje oawernömmen. In de kökken, ko’j wochten tötdat ie an de beurt waren: privacy, nich woar? De ceanten, döaten en stuvers wörden deur Marietje good noateld en dan in het beukske bieschrewwen. Dat beukske nam ie aait met noar hoes en an het begin van ’t voalgend joar wör de rente bieschrewwen. Het was behelpen, ok veur de familie Oosterbroek. Later is de baank verhuusd noar GrunderJens en nóg wier later noar het baankgebouw teggenoawer de Plechelmuskeark, mer dat is al ’n moal beschrewwen. Dit gegeven van de boerenleenbaak is nog es wat anders as “geld oet de muur halen”, nich woar? Ne biezunderheed - volgens zegsman Jan Lentfert, schoonzön van Jan Oosterbroek - is het gegeven, dat het hoes van Jan op ’n Tip oorspronkelijk bewoond wör deur de Rijksveldwachter Oolbekkink, alom bekeand bie oalde leu oet De Lutt. Den veldwachter had ok nen sik - veur de melk in plaats van ne koo - en den sik stun in dee ruumte van het hoes, woar later de boerenleenbank zitting höl!
17 Zie
Johan Grunder † (oetwearkt: Jan Swennenhuis)
Hennie Kok
6 3030
7 31
‘n Hoesbreef Nr.3 2010
‘n Hoesbreef Nr.3 2010
De drama’s van de eerste klas in de dertiger joaren. Der was ne bewaarschool in De Lutt bie de zusters van het St. Jozefklooster. Lang nich alle kinder hebt de bewaarschool metmaakt. Misschien zat dat vast op het gebrek an geld - of was het gratis? - of op de onmöggelijkheed um de kleuters te brengen en op te halen, want de moders hadden wa wat anders te doan! Zoodöanig kwamen völ kinder pas in de eerste klas van de leagere school in anraking met “de grote boetenweareld”. Wat bedoel ik doar met? ’n Paar veurbeelden: Bie oons hadden wie op de del “het huuske” veur de “grote bosschop”. Veur ne plas stunden de jongs in de zommer boeten bie nen boam of bie ’n mesthoap en in de weenterdag tusken de beest in ’n stal. Dat kaan’k mie nog good herinnern. Dat huuske van oons was ne plaank met ’n gat der in en doar passen ’n deksel op. An de kaant hungen an nen neggel stukskes kraant um de bips met óf te veagen. Echt toiletpapier kenden wie nich. En noe den oawergang noar de school. Ik kan mie nog herinnern, dat juffrouw Nijhuis - van Boawel - oons ’n eersten dag metnam noar de toiletgroep. Eerst de wichter, want dat was dudelijk gescheiden van de jongs. Doarnoa de jongs en dee kregen twee keer oetleg: eerst oawer wat wie noe de “urinoirs” neumt en doarnoa de WC’s veur de grote bosschop. Heel dudelijk gaf de juffrouw an, dat ie in de klas mossen vroagen: “Mag ik naar achteren, juffrouw?”, veur de grote bosschop en: “Mag ik naar de WC, juffrouw?” veur nen plas. Noe gebeurde het direct ’n eersten dag, dat één van de jongs ziene grote bosschop had doan in ‘n urinoir! Ik stoa mie nóg of te vroagen hoo dat jungske zien gat zóó hoog hef kreggen!
8
Nabestaanden waren er niet meer. Grobben zelf beweerde dat zijn militaire paspoortgegevens tijdens de bestorming bij Wittenberg verbrand waren. De burgermeester vond nog een nicht van moederszijde. Dat was alles. Op 4 oktober 1815 besloot de gouverneur om hem naar het depot van het militiedistrict Coevorden te sturen. Zijn argument was dat hij niet aan de loting van 1814 had deelgenomen. Hij werd opgenomen in het Bataljon nationale militie nr. 4. Op 15 maart 1816 verdween hij; sindsdien ontbreekt elk spoor.13 Conclusies De ‘bevrijding’, einde 1813, van het Franse regime werd door een groot gedeelte van de Twentse bevolking niet gedeeld. Vooral de vorming van het nieuwe leger was intenser, slordiger14 en omvangrijker dan in de Napoleontische tijd. Het was dan ook niet verwonderlijk dat er rellen ontstonden in Albergen en Weerselo. Ook de talrijke deserties en remplaçanten getuigden ervan. De Restauratie was vooral in Overijssel een succes. De innige vriendschap tussen koning Willem I en Bentinck zorgde ervoor dat de laatste veel gedaan kon krijgen. De adel kreeg weer sterke greep op het platteland ten koste van de steden. De Twentse geschiedschrijvers waren hierover weinig kritisch.15 Zo stelde Stroink eenvoudig dat de reden van reorganisatie van de gemeenten in 1818 was omdat die van 1811 kennelijk niet had voldaan.16 Algemeen kenmerk van die schrijvers was dat ze niet geïntereseerd waren in de positieve kanten van de Patriottische Beweging, de Verlichting en de onvrede binnen de gewone bevolking. Huidige schrijvers zorgen gelukkig voor een betere balans.17 De behandeling van Johannes Grobben is een zeer duidelijk voorbeeld. Een verwarde, aan beide benen gewonde militair die 3 jaar intens oorlogsgeweld heeft beleefd zou nu gelukkig anders behandeld worden. Dit te meer wanneer 3 maand opsluiting en opzending als kanonnenvlees verder ook nog in beschouwing wordt genomen. Tubbergen wilde eigenlijk Johannes al vanaf het beginne niet kennen. In het doopboek staat hij als volgt vermeld:
9 29
‘n Hoesbreef Nr.3 2010
‘n Hoesbreef Nr.3 2010 worden van criminele activiteiten.9 De vader schijnt rond 1800 en de moeder omstreeks 1805 overleden te zijn. De twintigjarige wees Johannes heeft zich toen als vrijwilliger bij het leger gemeld. Militaire Loopbaan De 1,65 meter lange Grobben was van 1808 tot 1810 in Hollandse dienst geweest onder het 9de Regiment infanterie van linie. Zijn profiel was: aangezicht rond, voorhoofd rond, ogen lichtblauw, neus spits, mond ordinair, kin rond, haar donkerbruin, wenkbrauwen donkerbruin. Hij verkreeg er een paspoort. Na de annexatie in 1810 werd hij opgenomen in het 11de Regiment Huzaren en vervolgens in het 11de Regiment Cuirassiers. Terug in Nederland verving hij als remplaçant Lukas Bruggink10 uit Almelo en trad hij in dienst van het 123ste Regiment. Bij de veldtocht tegen Rusland en Pruisen raakte hij bij Goldberg gewond.11 Aan beide benen kreeg hij kwetsuren.12 Op 13 oktober zou hij tijdens de gevechten bij Leipzig door de Kozakken zijn gevangengenomen. Hoe hij sindsdien in Overijssel is gekomen moet aan de verbeelding overgelaten worden.
Slag bij Goldberg 23 augustus 1813 Aanhouding en opzending Zoals in het begin gememoreerd de schout van Tubbergen stuurde Johannes naar de gevangenis in Almelo. De officier van justitie Warnaars en de burgermeester van Tubbergen zochten naar meer informatie.
28 8
Mer woar is woar, wie mossen ammoal mét um te kieken wat der fout was goan! Het wonder van het deurtrekken bie de WC’s - ne ketten met nen haandgreep der an - en dan vlöag het water noar ondern. In het begin was ik doar luk bang veur. Het tweede veurbeeld koomp oet de leasbeukskes van klas twee of dree. Ik zee dat plaatje der nóg bie: ne mevrouw (oet ne stad natuurlijk) was de vloer an het stofzugen met nen stofzuger. Op de vloer lag ’n vloerkleed. Juffrouw Leus mos oons oetleggen, wat nen stofzuger was, woar ’n vloerkleed veur nöadig was enz. Bie oons in de beste kamer (de grote kökken) waren roade en grieze tegels en dee mossen wie oetkearen met ’n bezzem en doarnoa - teggen zundag - zaand streijen. Oons mama kon dat heel mooi, met figuren! Achterof kaan’k mie veurstellen, dat oonze kennismaking met de “beschaafde wereld” toch wa héél biezunder was!
Dat de leenkshaandige jongs en wichter direct mossen oawerschakeln op de rechterhaand was an de orde van ’n dag. Zult heel wat frustraties deur veroorzaakt wean. Zoodöanig neum ik dat de “drama’s van de eerste klas”! Jan Swennenhuis
9
‘n Hoesbreef Nr.3 2010
‘n Hoesbreef Nr.3 2010 Stoeterij “Het Beernink” aan de Farwickweg Over Heren, knechten en paarden Op een van zijn zwerftochten liet “Meester” Frederik Leus de toerist in 1956 kennismaken met manege “Het Beernink”op de flanken van de Tankenberg. Zijn letterlijke tekst op bladzijde 11 en 12 van het boekje “Zwerftochten door het mooie Lutter Landschap” luidde als volgt : ………Links in hoog geboomte verscholen ligt erve “Het Beernink” bewoond door de heer Lentfert. Een pracht boerderij in welvaart gedijend door ’t deskundig agrarisch beleid van landbouwer Lentfert. Het schenkt hem genoegen belangstelling te tonen bovenal voor zijn “horses”= paarden. We zijn het witte hek genaderd. “Het Beernink” is een stoeterij, waar de fijnste paardenliefhebbers van Europa hun paardenhart komen ophalen. Zijn Engelse knechts (ladies) spreken Engels met de dieren, zoals ik in 1920 van de Engelse jockey’s het Engels voor het eerst hoorde te Elden op de beroemde Engelse stoeterij. Ook hier beroemde raszuivere Hackneys en Gelderse volbloeden. Edele voorname dieren. Het is hier volop paardensport en paardenliefhebberij. Het beste paard struikelt wel eens, zag ik hier nooit bewaarheid. Met jaloerse blik zien we de Engelse amazone in de stijgbeugel. Het zadel, het rijkostuum, het gepoetste paard, het flatteert zowel de Engelse als de Friese amazone, als de Twentse amazone. De heerlijke bolle hoed met de rijzweep van de ridderruiter voltooit de landelijke harmonie rondom deze Twentse stoeterijen. Behalve de keurig verzorgde stallen, het vee, de landerijen, ziet u de prachtige boomgaard waar Twents ooft geplukt wordt, dat wedijvert met ’t fijnste Betuwse of Zeeuwse fruit. In ’t voorjaar is “Het Beernink” het bruidsbouquet van de Tankenberg ……. Tot zover meester Leus in 1956.
26 10
Peterink en Wolsink Ik nodig u uit niets onbeproefds te laten, ten einde deze misdadigers welke nog aan de schandelijke misdaad van desertie hebben schuldig gemaakt, bovenal onwaardigende afkeuring van elk weldenkende verdiende in de tegenwoordige omstandigheden worden geapprehendeerd en niets onbeproefd gelaten ter hunner ontdekking terwijl de aanbrengers de daartoe gestelde premie zullen kunnen ontvangen. Deze oproep werd uitgevaardigd door de Gouverneur van Overijssel, B.H Bentinck op 6 mei 1815 aan de Burgermeester van Oldenzaal om twee deserteurs te weten Johannes Wilhelmus Peterink7 uit Berghuizen en Johannes Bernardus Wolsink8 uit De Lutte in de kraag te vatten. Deze ruim dertigjarige kanonniers hadden zich in de buurt van Nijmegen uit de voeten gemaakt. Ze behoorden tot het in 1814 opgericht als Bataljon Artillerie landmilitie nr. 3. en waren op weg naar het slagveld rond Waterloo. Ze slaagden erin om heelhuids terug te keren in voerden sindsdien een normaal dagelijks leven. De wijze waarop Bentinck het karakter van deze deserteurs beschrijft is tekenend. Hij wil ze als kanonnenvlees en niets anders en zo beziet hij ook de rol van Johannes Grobben. Johannes Grobben Jeugd Wanneer getracht wordt om de doopceel te lichten van kinderen van dagloners geboren in Twente voor 1800 dan wordt de genealoog veelal geconfronteerd met een aantal verschillende namen. Dat komt vooral doordat de dagloner vaak verhuist van lijftocht naar lijftocht en dan de naam van dat huis aanneemt. Zo was dat ook bij Johannes Grobben het geval; behalve Grobben wordt ook genoemd Grobbe, Grubbe, Nijhuis, Oude Nihuys, Wind en Winthuis. De ouders van Johannes: vader Johannes en zijn moeder de weduwe Euphemia Schophuis trouwden op 19 september 1766 in Tubbergen. Ze krijgen een vijftal kinderen waarvan Johannes de jongste is. Hij wordt op 2 september 1784 geboren. Bij de volkstelling in 1795 blijkt dat het gezin, gememoreerd als Winthuis nog slechts 3 personen kent. Johannes senior wordt aangeduid als bedelaar. Ze zijn de enigen die zo betiteld werden. Het gezin stond niet al te best bekend hoewel ze niet beticht konden
2727 11
‘n Hoesbreef Nr.3 2010
‘n Hoesbreef Nr.3 2010
in het buitenland geen zin meer, als ambteloos burger keerde hij op zijn landgoed in Zalk terug. Bij de omwenteling in november 1813 greep hij zijn kans. De Kozakken prins Narishkin benoemde hem op 14 november tot provisioneel gouverneur van het departement van de Monden van den IJssel .Een maand later werd hij de (eerste) minister van Oorlog, maar na een half jaar werd hij benoemd tot Gouverneur van Overijssel. Dat bleef hij vijftien jaar, tot zijn dood in 1830. Tijdens zijn bewind wist hij in de provincie waar juist het Patriottisme als eerste voet aan de grond had gekregen vele ontwikkelingen terug te draaien. Zo verheerlijkte hij in een brief aan Koning Willem I het Ridderschap van Overijssel als volgt: Het is hart voor een lichaam dat voorheen zulke uitsteekende voorregten genoot, dat in het bezit was van zulke aanzienlijke goederen, en uit wiens midden than nog de eerste stand der regeringe van deze provincie word verkoren, over geen enkele penning to kunnen beschikken.4 De invloed die burgers van buiten de grote steden in de Bataafs-Franse tijd hadden gehad werd weer teruggedraaid. De Ridderschap en de drie grote steden keerden als lichamen in het provinciebestuur terug, met als derde groep de landeigenaren. Tekenend was dat de in I811 samengevoegde gemeenten als Almelo, Ootmarsum, Delden en Oldenzaal in 1818 weer gesplitst werden.5 Zoals gezegd de ‘geest’ van Bentinck was de gewone man niet ontgaan. Toen begin 1814 er bij de keuring in Weerselo en Albergen rellen ontstonden verwoordden de ‘raddraaiers’ dit als volgt: Al roepende en schreeuwende moest ik [i.c burgemeester Dikkers van Weerselo] hooren dat ze voor geene geuzigen Prins wilden loten of vechten, maar aan de Franschen liever alle ondersteuningen wilden toebrengen.6 Voor de dienstplichtigen die niet wilden dienen stonden er maar twee wegen open, ofwel een remplaçant contracteren ofwel niet opkomen c.q deserteren. Talrijk waren inderdaad de vervangingscontracten maar mannen als Johannes Wilhelmus Peterink en Johannes Bernardus Wolsink behoefden als dertigjarigen in de Napoleontische tijd nooit bevreesd te zijn dat ze als kanonniers naar het slagveld moesten. Nu wel en ze deserteerden en dat wekte uiteraard de woede van de Gouverneur Bentink.
26 10
Landgoed Het Beernink hoorde sinds 1933 (aankoop van de familie Gelderman in crisistijd) tot het bezit van familie Poerink uit Enschede. Ze waren familie van de bekende textielfamilie Van Heek. Meneer Poerink was directeur van textielfabiek Het Schuttersveld en tevens eigenaar van stal Poerink. Hij was dus in zijn vrije tijd een fervent paardenliefhebber. Ook op zijn nieuw verworven bezittingen in De Lutte kwamen daarom al vlot de eerste luxe paarden. Zijn paardenvriend en adviseur Herman Beunk uit Enschede kwam er in de zomer twee middagen in de week trainen. Het standsverschil en de gezagsverhouding tussen baas en knecht was in die jaren erg groot. “Het Heerken”, een benaming die hij aan zijn altijd onberispelijke outfit en accuratesse te danken had, had in de dertiger jaren acht paarden op stal. Drie keer in de week, op woensdag- en zaterdagmiddag en zondagmorgen was het vaste prik dat meneer op bezoek kwam. Meestal alleen, maar ook soms vergezeld door zijn vrouw of zijn zuster, kwam zijn donkerblauwe “Buick” voorgereden door zijn particulier chauffeur. Na het witte landhek gepasseerd te hebben, stopte de wagen voor de tussen de bomen gelegen theekoepel tegenover de stal. Vaste gewoonte was dat er dan door de meid of de boerin thee geserveerd werd en dat met vereende krachten door Bets Lentfert, zijn broers en een knecht alles in gereedheid werd gebracht voor een rijtoer. Als meneer de boerderij wilde inspecteren, was het heel normaal dat de deur voor hem werd opengehouden door de boer of boerin. Na de thee werd er dan op aanwijzingen van Poerink gereden, gelongeerd en gemonsterd.
27 11
‘n Hoesbreef Nr.3 2010
‘n Hoesbreef Nr.3 2010
Ook het paard, dat tijdelijk in een wat verder van het erf gelegen schuur was ondergebracht, om besmettingsgevaar bij verkoudheid te voorkomen, moest voor die gelegenheid speciaal worden opgehaald en bekeken. Om de honger te stillen diende de boerin of meid te zorgen voor een gebakken ei in de theekoepel.Voor hij na afloop weer in zijn auto stapte, zette hij zijn voeten op de treeplank van de auto en kwam de chauffeur met een schoenborstel om van zijn schoeisel eventuele vuiligheid te verwijderen. Meestal verliep alles zonder al te veel problemen. Het was anders als hij op een ongebruikelijke dag of tijd kwam…. Dan was er iets mis op de fabriek of thuis! Dan stond zijn gezicht op onweer en kwam hij zich afreageren in De Lutte. Als dan ook nog rimpels in zijn neus te zien waren, wist de knecht dat hem het nodige te wachten stond…. Alles wat benen had, werd van zijn werk gehaald. Onder de nodige stress werden de paarden even later voorgeleid. Bertus Lentfert en Gerard Kuipers (Snieders-Gerrat) wisten wat hun te doen stond. Achtereenvolgens mochten de bekende roodschimmels met namen als Donald, Viking, Nubertus, Wetzon, Harras, Fleetwood Juliet e.a. hun beste
krachtigste woordvoerders was de latere Gouverneur van Overijssel: Berend Hendrik baron Bentinck tot Buckhorst, heer van Zalk en Veecaten. Onder zijn leiding werd het Staande Leger (beroeps), de Nationale Militie en de Landstorm georganiseerd. De laatste twee bestonden uit vrijwilligers en dienstplichtigen in de leeftijd tussen 17 en 50 jaar. In sommige delen van Twente leidde deze aanpak tot grote onrust. Dat werd enerzijds veroorzaakt doordat er nu dienstplichtigen afhankelijk van hun getrokken lot massaal gerekruteerd werden uit vele jaargangen en anderzijds dat vooral de katholieke bevolking duidelijk werd dat er Orangisten aan het bewind kwamen die de politieke constitutie wilden terugdraaien tot voor 1795. Een duidelijke opponent hierin was de zojuist gememoreerde gouverneur Bentinck. B.H. Bentink Berend Hendrik Buckhorst, geboren op Schoonheten onder Raalte, in 1753, werd als jongeling van aanleg en geboorte, aan het Hof van Willem V, Prins van Oranje, opgeleid. Vervolgens was hij Officier bij en Commandant van het Regiment ruiters van Stavenisse Pous. Toen de Patriotten rond 1787 in opstand kwamen ondersteunde hij met dit Regiment de te hulp gesnelde Pruisische troepen. Bij de komst van de Fransen week hij net als de stadhouder uit naar het buitenland. Eind augustus 1799 vielen de Engelsen en de Russen in Noord-Holland de Bataafse Republiek binnen. Samen met de latere koning Willem I organiseerde Bentink vanuit Lingen een inval in het Oosten van het land om de geallieerde troepen te ondersteunen. In plaatsen als Enschede en Oldenzaal lieten ze een pamflet voorlezen waarin ze stelden dat ze het oude regime in alle glorie zouden herstellen.3 Als die opstand zou slagen zou Bentink de bestuurder van Overijssel worden. De opstand mislukte maar de Twentse bevolking was zich toen al bewust uit welk hout Bentink gesneden was.
kunnen laten zien. Meneer zelf zat dan meestal halverwege de oprijlaan op een, voor die tijd nog onbekende, Engelse zitstok. Op zo’n middag was een driftbui niet van de lucht. Paarden voelen die spanning en maakten het door
12 24
De stadhouder had na de vrede van Amiens in 1802 afstand gedaan van al zijn pretenties betreffende de Nederlanden. Voor Bentinck had een verblijf
13 25
‘n Hoesbreef Nr.3 2010
‘n Hoesbreef Nr.3 2010 Johannes Grobben een antiheld uit Tubbergen Inleiding Ruim een week voor de Slag bij Waterloo, op 8 juni 1815, trof de veldwachter van Vriezenveen een verdwaasde landloper aan. Onze nijvere dienstklopper vermoedde dat hier sprake kon zijn van een deserteur want vele vooral dienstplichtigen hadden op weg naar het slagveld een goed heenkomen gezocht. Hij bracht de man, die zich Johannes Grobbe noemde, naar zijn schout: G. Engels1 Johannes legde aan deze schout van Vriezenveen de volgende verklaring af: Ik heet Johannes Grobbe, ben 31 jaar oud en ben geboren in Tubbergen. Heb gediend in het 124ste Bataljon in Rusland en ben na de slag bij Leipzig gedeserteerd in Duitsland. Op het moment van arrestatie was ik op zoek naar verdwaalde schapen van een boer die in de buurt van Holten woonde.2 Johannes kon echter de naam van de boer niet noemen en had zich in 1814 niet gemeld voor de keuring van de Nationale Militie. De burgemeester informeerde de Commissaris van de Koningin (toen Gouverneur geheten); B.H. Bentinck en liet daar er geen Militair Garnizoen in de buurt was hem opsluiten in de gevangenis van Almelo. Nadat de Gouverneur nadere inlichtingen had ingewonnen waaruit bleek dat Johannes een indrukwekkende militaire loopbaan achter de rug had besloot hij toch om hem op 4 oktober, dus na ruim 3 maanden detentie, op te sturen naar het Depot Infanterie te Coevorden. Voordat we nader ingaan op het leven van Johannes Grobben is het nuttig om te bezien hoe de vorming van het leger na de komst van de Kozakken in november 1813 in Twente zijn beslag kreeg. De conscriptie in 1814 en 1815 Toen de woeste paardrijders uit Rusland in november 1813 het huidige Nederland binnentrokken was het de Nederlandse gezagsdragers duidelijk dat ze moesten tonen dat ze met de Geallieerden mee wilden vechten. Zo niet dan vreesden ze dat ze als deel van Frankrijk beschouwd zouden worden. Hoe groter hun participatie hoe meer eisen ze konden stellen betreffende een toekomstig groot Nederland inclusief mogelijke koloniën. Een van de
12 24
hun reactie alleen maar erger. Als het dan plotseling opeens onverwacht goed ging, maakte dat de hele week weer goed. Op concoursen stonden de paarden van stal Poerink vaak aan kop. Het aantal paarden op het erf nam toe tot zeker wel vijftien! Het was de tijd dat ook Bernard Nijhuis (Punthöfte) en Theo Heebing solliciteerden op een advertentie in de Boer en Tuinder en aangenomen werden. Theo kwam toentertijd helemaal op zijn fiets van Beek (Gelderland) naar De Lutte (1942 op houten banden!) Hij kwam in kost op erve Het Beernink en werd daar op 17-jarige leeftijd als eigen kind beschouwd. Hier leerde hij ook dochter Dinie kennen. Ondertussen begon Theo met een trekker en grasmaaier al enig loonwerk te verrichten voor de buren. Bij een oom en tante van Dinie aan de Postweg kregen zij de kans om een schuur te bouwen en kon het loonwerk zich daar gedurende ruim acht jaar uitbreiden door ook een dorsmolen en een pers aan te schaffen. Op Koninginnedag, als iedereen vrij was, kon die pers worden omgebouwd om er ook hooi voor de boeren mee te persen. Ondertussen vroeg Theo Dinie ten huwelijk in 1955. In 1963 werd aan de Lossersestraat een stuk grond gekocht om daar een woning te bouwen en een eigen loonwerkersbedrijf te starten. Aldus schakelde Theo Heebing van 1 PK over tot meer dan 100 PK….. Theo begon in een tijd van “Petje af voor meneer” en “Ja meneer, nee meneer”. Ook Schnieders-Gerrat (Gerard Kuipers) hielp in die tijd twee dagen bij de verzorging en training van al die paarden. De rest van de week werkte hij op de fabriek van Schuttersveld te Enschede. Samen met Bertus Lentfert sleepte hij menige prijs in de wacht met de tweespannen op concoursen in Utrecht en Zwolle,maar ook op de kleinere concoursen van o.a. Denekamp, Lattrop of Oldenzaal. Meneer Poerink was niet gemakkelijk, maar toch niet de beroerdste, want hij waardeerde het ook wel, als iemand tegengas durfde te geven. In De Lutte waren Gerard en Bertus geregeld van de partij, bijvoorbeeld als er met de koets een priester moest worden ingehaald (o.a. Jan Olde Rikkert en Hendrik Molthof).
13 25
‘n Hoesbreef Nr.3 2010
‘n Hoesbreef Nr.3 2010 illegale stokerij voortgezet. De boerderij werd het “Brandershoes” genoemd en de naam “Brandert” bleef tot in onze tijd gehandhaafd, niet in het minst in de naamgeving van het gezellige bruine cafe ‘de Brandert” Het “Brandershoes” werd afgebroken en weer opgebouwd als schuur op het nabij gelegen erve Oosterik aan de Wiggersbosweg.
Het “Brandershoes”dat thans dienst doet als schuur op het erve Oosterik
Foto: Café Verzicht In de jaren die volgden bracht “het Heerken” ook vaak de middag door in café Verzicht, nabij de Preekstoel, dat intussen ook zijn eigendom geworden was. Ook hier werd het gebruikelijke gebakken ei voor meneer geserveerd door uitbater Veldhuis en kon meneer heerlijk genieten van een wijds uitzicht over zijn landerijen. De Theekoepel, gebouwd rond 1900 door de vorige eigenaar Gelderman, werd intensief gebruikt tot in de jaren zeventig van de vorige eeuw. In de jaren daarna raakte hij steeds meer in onbruik. Ik hoop dat deze theekoepel nog vele jaren het fraaie erf “Het Beernink” mag sieren, ter herinnering aan de stoeterij van Stal Poerink in een tijd van Heren, knechten en paarden.
Situatie “Brandershoes” 1. Brandershoes 2. Oosterik 3. Hampsink (Kesboer) 4. “Oelenkot”
Frans Broekhuis In de volgende uitgave zal ik verder ingaan op diverse namen uit de marke. Jan Olde Kalter
22 14
23 15
‘n Hoesbreef Nr.3 2010
‘n Hoesbreef Nr.3 2010
Aust-Gosenshuis Gerard Gosenshuis was in zijn jonge jaren een uitstekende klootschieter bij “de Leemsteeg”. In Berghuizen kende men hem als Gerard van de “Aust”. Zijn voorouders kwamen uit De Lutte en woonden nabij de Dinkel. In het woord Aust zit het Latijnse woord “aqua” (water) verborgen. Vanuit De Lutte vertrok de familie Gosenshuis naar de boerderij “Old Haarman”, de lijftucht van het erve Haarman. Deze boerderij was gelegen tussen het erve Haarman en het erve Peterink (nu ter Linde) op de Boerskotten. In 1907 werden het “Haarman” en het “Old Haarman” verkocht aan Albert-Jan Blijdenstein. Om het hele gebied dat tot het erve Haarman Gerard Gosenshuis, de laatste boer behoorde te kunnen ontginnen wilde op het erve Blijdenstein het boerderijtje “Old Haarman” afbreken. Zo vertrok Auste Jens naar het erve van Johan Damink (Hinnenboer) gelegen op het Hoge Venterink, dat door Helmich Blijdenstein was gekocht. Boerderij en omliggende gronden zijn thans in eigendom bij Natuurmonumenten. De geheel in oude staat gerestaureerde boerderij wordt nu bewoond door Robert Kötter (visgilde). Brandert-Olde Weghuis Olde Weghuis was echter niet alleen bedreven in het smokkelen, maar tevens had hij het illegaal stoken van jenever onder de knie. Na de afbraak van het erve Hoge Venterink vertrok de familie Olde Weghuis naar een boerderij gelegen in de marke Lonneker in het Zuidbroek. Daar werd de
14 22
Het Zandhuuske Toen ik de in de zomer van 2009 de Hellehondsdagen bezocht viel in de stand van de Dree Marken mijn oog op een foto. Een foto van een Twents boerderijtje dat ik onmiddellijk herkende. Boven de foto stond ”t Zandhuuske”, doorgehaald en vervangen door “de Zandsnieder”. De mensen in de stand Het zandhuuske/de zandsnieder heb ik verteld dat ’t Zandhuuske wel juist was en de Zandsnieder de man was die er destijds woonde. Die Zandsnieder was mijn overgrootvader. Omdat ik de verhalen uit het Lutterzand omtrent de bewoners ken en over foto’s uit die periode beschik, bracht me dat op het idee om er een stukje in de Hoesbreef aan te wijden.
“De Zandsnieder” schilt aardappels
Wie was de Zandsnieder? Hij heette Gerardus Oude Bekke en werd geboren te Rossum op 7 juli 1861. Het gezin Oude Bekke woonde aan de weg naar Oldenzaal in het pand waar jaren geleden nog het Rossumse postkantoor was gevestigd. Van beroep was hij kleermaker. In Oldenzaal leerde hij Maria Regina de Haan, zijn vrouw, kennen. Ze werd op 19 juni 1865 te Amsterdam geboren als dochter van een ongehuwde moeder. Door omstandigheden werd ze bij familie in
15 23
‘n Hoesbreef Nr.3 2010
‘n Hoesbreef Nr.3 2010
Oldenzaal grootgebracht. Op 22 mei 1889 trouwden ze in Oldenzaal. In Rossum werd hun eerste kind geboren, Cato. Ze verkasten naar De Lutte en woonden een tijdje in een woning aan de tegenwoordige Middelkampsweg. Daar werd op 18 augustus 1894 hun tweede kind Frans geboren. Dochter Cato trouwde met Jans Ankone uit Oldenzaal en ging met hem wonen aan de Kortestraat. Jans Ankone was timmerman bij Reef aan de Hengelosestraat. De echtgenoten begonnen daarbij een winkel in woningtextiel. Hun zoon Ton Ankone heeft de winkel later voortgezet. De woningtextiel verdween met de jaren en Ton legde zich alleen nog toe op zijn hobby, het maken van schilderijen. Hij heeft vele schilderijen gemaakt van het Lutterzand, maar ook van boerderijen in en om de Lutte. Naar het Zandhuuske Omstreeks 1920 verhuisde kleermaker Oude Bekke met vrouw en zoon Frans naar het Lutterzand. Van boer Rolink werd het Zandhuuske gehuurd. Op die ver van de bewoonde wereld gelegen plek maakte en verstelde Oude Bekke voor boeren uit de omgeving kleding. Hierdoor kreeg hij als gauw de bijnaam van “Zandsnieder”. Hij ontgon een stukje heide naast de boerderij en hield een koe, een paar varkens en kippen. Voor zoon Frans, die nog thuis woonde en een echte vrijbuiter was, bleek die plek een eldorado. Hij bekwaamde zich in het stropen van wild. Ondanks de armoede van die jaren was er altijd vlees op tafel in de vorm van konijn. Frans hield zich in die jaren ook bezig met smokkelen. Het was een bezigheid die veel grensbewoners er in die tijd op na Mevr. Oude Bekke neemt afscheid van hielden.
Venterink, dan kon iedereen je vertellen waar zijn boerderij stond. Herman had zijn bijnaam te danken aan de locatie waar hij woonde, de Eekte. Op de gronden in de Eekte werden eikentelgen gepoot die na verloop van tijd werden geoogst en van hun schors werden ontdaan. Uit deze schors werd “run”gewonnen, een product dat bestemd was voor de leerlooierij. Leerlooien is de werkwijze om van huiden van dieren leer te maken. De “run” bracht hierbij een proces op gang om de eiwitten in de huiden oplosbaar te maken. Aan de Enschedesestraat naast de Stakenbeek stond de leerlooierij van Mina Palthe. Hinnenboer-de Plet-Damink Johan Damink had twee bijnamen, waaronder zijn nazaten nog steeds bekend zijn. “De Plet” en “Hinnenboer”. De oorsprong van deze bijnamen gaat terug tot een akte uit 1920 waarin over een bepaald stuk grond belasting wordt geheven. Als eigenaresse van dit stuk grond wordt genoemd ”weduwe van Hendrikus Damink ook Plett’n Hinne geheten”. In 1872 kocht hij een boerderij met omliggende gronden van Johannes en Jan Hendrik Wiggers. De boerderij was gelegen op het Hoge Venterink. Johan Damink vond een lucratieve bron van inkomsten in het smokkelen van “Grafschafter jenever”. Op zijn smokkeltochten werd hij steevast vergezeld door Berend Olde Weghuis die op het nu verdwenen erve “Hoge Venterink” woonde. Johan Damink was twee keer getrouwd. Uit zijn 1e huwelijk met Aleida Breuker werden vijf kinderen geboren, uit zijn 2e huwelijk met Johanna Olde Weghuis werden negen kinderen geboren. De meeste van deze kinderen zijn in Berghuizen blijven wonen. In 1920 overlijdt Johan Damink op 81 jarige leeftijd. Zijn zoon Hennik was de beoogde opvolger op de boerderij. De boedelscheiding onder de 13 kinderen (twee kinderen waren inmiddels overleden) verliep echter niet volgens wens. Ze konden het niet eens worden, reden om de boerderij te verkopen. In de loop van 1920 worden boerderij met omliggende gronden verkocht aan Helmich Blijdenstein.
dokter Faber.
16 20
17 21
‘n Hoesbreef Nr.3 2010
‘n Hoesbreef Nr.3 2010 Verhalen uit Zuid-Berghuizen (20) Het kwam in het verleden nogal eens voor dat vreemdelingen die de weg vroegen naar een bepaalde familie met grote vragende ogen werden aangekeken. Van die naam hadden ze nooit gehoord en die mensen woonden ook niet in Berghuizen. Zoals op zo veel plaatsen in Twente had bijna iedereen een bijnaam. Geen scheldnaam zoals men wel eens dacht maar een naam ontleend aan beroep, boerderijnaam, omgeving of een bepaalde gebeurtenis uit het verleden. Een aantal van deze namen zal ik in deze “hoesbreef” nader toelichten. Eekboer-Lage Venterink Als je zou vragen naar Herman lage Venterink zou je waarschijnlijk als antwoord krijgen: “nooit van gehoord”. Als je zou vragen naar Herman van de Eekboer, die in de burgerlijke stand stond ingeschreven als Herman lage
Het gezin ontving in de zomermaanden kampeerders die ze voorzagen van fris water uit de put, maar ook van melk en eieren. Gasten die er eens geweest waren kwamen ook weer terug. Elk jaar kon men rekenen op de vaste gasten. Zo ook padvinders uit Amsterdam die met hun hopman dokter Faber elk jaar een paar keer in het Lutterzand kampeerden. Mevr. Oude Bekke had een zwak hart maar kwam bijna nooit bij een dokter. Ze las veel over kruiden en gebruikte die ook voor haar kwalen. Dokter Faber, die hartspecialist was, onderzocht haar bij zijn bezoeken en bracht de nodige medicijnen voor haar mee. Uit de verhalen blijkt dat het er altijd gezellig was, iedereen was welkom. Ondanks de afgelegen plek kwamen er geregeld mensen over de vloer. Boeren uit de omgeving kwamen om kleding te laten maken of te laten verstellen. In het voorjaar en de zomer waren het de kampeerders die voor de nodige afwisseling zorgden. Vooral met die kampeerders hadden de Oude Bekke’s een hechte band. Zoon Frans, bij oude Lutternaren beter bekend als Frans Oale Bek, verliet in 1929 het ouderlijk huis en verhuisde naar Oldenzaal. Hij woonde eerst aan de Prossinkhof en verhuisde later naar de Dr. Nolensstraat. Hij was fietsenmaker van beroep, maar bij een baas werken lag hem niet. Hij was een vrije vogel en begon als zelfstandig taxichauffeur. Bij het station had hij jarenlang een vaste standplaats.
De fabriek van Mina Palthe was gelegen aan de Enschedesestraat naast de Stakenbeek. De Stakenbeek trad bij hevige regenval herhaaldelijk buiten haar oevers.
16 20
“De Zandsnieder” met vrouw en gasten
17 21
Naar het Kampeerhuis Omstreeks 1935 verhuisde Oude Bekke naar een plek dichter bij de bewoonde wereld. Achter Florilympha werd een boerderijtje gebouwd, het Kampeerhuis genaamd en bekend als Noord Lutte 144. Omdat de Oude Bekke’s op leeftijd kwamen werd geen vee meer gehouden. Maar
‘n Hoesbreef Nr.3 2010
‘n Hoesbreef Nr.3 2010
Oude Bekke bleef kleding maken en verstellen en met zijn vrouw bleven ze kampeerders ontvangen. Daarnaast trok Oude Bekke in de zomermaanden met een trekkar naar de oevers van de Dinkel. Daar had hij een keetje waaruit hij aan de toeristen limonade, chocola en ander zoetwaren verkocht. Maar ook aan dit gelukzalige leven in eenvoud kwam een einde. Op 19 maart 1941 overleed Maria Regina Oude Bekkede Haan in het ziekenhuis te Losser. De Zandsnieder zelf hield het niet lang meer vol in het Lutterzand. Op 30 oktober 1941 werd hij opgenomen in het Sint Bernardusgesticht te Losser, waar hij 6 december 1946 overleed. Beiden werden begraven op het parochiekerkhof in De Lutte. Oorlog Toen in de tweede wereldoorlog het Zandhuuske geen vaste bewoners meer had hebben er vele onderduikers gezeten. Onderweg naar de Dinkel om Ton Ankone, de latere kunstschilder uit limonade en snoep te verkopen. Oldenzaal en kleinzoon van de Zandsnieder was er ondergedoken om aan de Arbeitseinsatz te ontkomen. Maar door verraad van de Denekamper landwachter, Jantje B. moesten ze in allerijl het Lutterzand verlaten. Midden in de nacht zijn ze door Ton´s vader via binnenwegen naar een nieuw onderduikadres in Saasveld gebracht,
Herman In de tijd dat de familie Oude Bekke in het Lutterzand woonde zwierf daar ene Herman. Er werd verteld dat hij geboren was achter in het Lutterzand, misschien, vertelde men, wel aan de Duitse kant. Hij woonde er alleen met z’n moeder in een plaggenhut. Herman is nooit naar school geweest. Zijn moeder
heeft hem niets geleerd of kunnen leren. Hij kon dan ook niet praten. Wel stootte hij onverstaanbare geluiden uit. Toen zijn moeder overleden was zwierf Herman door het Lutterzand en de Mekkelhorst. Van boerenerf naar boerenerf. De boeren bekommerden zich om hem en gaven hem ook vaak te eten. In hooibergen en schuren had hij een slaapplaats. Nu hier en dan weer daar! Van de boeren kreeg hij afgedankte pakken om zich te kleden. In het zomerseizoen was hij veelal te vinden in de buurt van de Kribbenbrug. Daar waren de kampeerders en dagjesmensen. Voor Herman een afleiding in zijn sobere bestaan. Hij kreeg hier geregeld wat toegestopt. Herman was gek op chocola. De Herman Zandsnieder vertelde dat Herman voor een stuk chocola in de hoogste dennenboom klom en dan bovenin, tot groot vermaak van de toeristen, allerlei geluiden uitstootte. Maar wie hij was, hoe hij verder heette, waar hij gebleven is, gestorven en later is begraven… Ik ben er nooit verder mee gekomen. Een foto is het enige wat me van hem rest ! Wie kan me meer vertellen over deze Herman ? Hans Lenderink
Kampeerhuis achter Florilympha.
18
19