My Lawyer Info
door Monard – D’Hulst
JE T’AIME MOI NON PLUS. DE NIEUWE EUROPESE COÖRDINATIEREGELS VOOR DE SOCIALE ZEKERHEID REVISITED VOOR BEDRIJFSLEIDERS De sociale zekerheid is per Europese lidstaat verschillend geregeld. Om te voorkomen dat een persoon onder geen enkele wetgeving of juist gelijktijdig onder verschillende wetgevingen valt, coördineert de Europese Unie de verschillende regelingen. Hiervoor gelden sinds 1 mei 2010 twee nieuwe Europese verordeningen die aangeven welke nationale socialeverzekeringswetgeving van toepassing is. Na bijna 40 jaar trouwe dienst zijn de verordeningen 1408/71 en 574/72 ingeruild voor de verordeningen 883/2004 en 987/2009. De verordening 987/2009 bepaalt hoe lidstaten de regels van de verordening 883/2004 moeten toepassen. De uitvoerige rechtspraak van het Hof van Justitie heeft zijn weerslag gekend in de vernieuwde coördinatieverordening, maar ook los van de interpretatie door het Hof van Justitie werden enkele belangrijke wijzigingen doorgevoerd. De basisregels zijn dezelfde gebleven. De voornaamste wijzigingen situeren zich in de uitzonderingen bij een gelijktijdige tewerkstelling en de detachering. Vooral de nieuwe regels bij een gelijktijdige tewerkstelling kunnen verrassend uit de hoek komen. Het werklandprincipe als basisregel Het algemeen beginsel is dat slechts één enkel socialezekerheidsstelsel op een bepaald geval van toepassing is. Dit wordt het principe van eenheid of uniciteit van wetgeving genoemd. Als hoofdregel geldt dat een werknemer of zelfstandige sociaal verzekerd is in het land waar de werkzaamheden worden verricht. De toepasselijke wetgeving is deze van het werkland. Werkzaamheden op het grondgebied van twee of meer lidstaten De verordening 883/2004 voert een aantal specifieke wijzigingen door in de aanwijsregels die gelden voor werkzaamheden op het grondgebied van verschillende lidstaten.
Brussel - Tel. 02/234 67 10
Gent - Tel. 09/224 44 28
Hasselt - Tel. 011/28 15 00
Kortrijk - Tel. 056/26 83 83
1
My Lawyer Info
door Monard – D’Hulst
De verordening introduceert het begrip ‘substantiële’ werkzaamheden in de aanwijsregels voor werknemers, zonder onderscheid voor de sector van het internationaal transport. Werknemers die op het grondgebied van verschillende lidstaten werken, zullen slechts onderworpen zijn aan de wetgeving van het woonland indien ze er ‘substantiële’ activiteiten uitoefenen. De uitvoeringsverordening 987/2009 geeft lidstaten indicatieve criteria om te beoordelen of een werknemer een substantieel gedeelte van zijn werkzaamheden in het woonland verricht. Bij minder dan 25% van de arbeidstijd en/of de bezoldiging is hiervan in beginsel geen sprake. Bij de beoordeling moeten de lidstaten in elk geval rekening houden met de verwachte situatie in de volgende twaalf kalendermaanden. Als er geen ‘substantieel’ deel van de werkzaamheden in het woonland wordt verricht, geldt het sociaalzekerheidsrecht van de lidstaat waar de zetel van de onderneming of het domicilie van de werkgever zich bevindt. De voorwaarde van ‘substantiële activiteiten’ geldt niet wanneer een werknemer werkt voor rekening van verschillende werkgevers die hun domicilie of zetel hebben in verschillende staten. Zij geldt ook niet indien de werkgever is gevestigd buiten het grondgebied van de Europese Unie. In die gevallen is het woonland sowieso bevoegd. De regel van het woonland is niet van toepassing wanneer de werkgever of werkgevers hun domicilie of zetel in één en dezelfde lidstaat hebben. Desgevallend is het socialezekerheidsstelsel toepasselijk van de lidstaat waar de zetel van die onderneming(en) of het domicilie van die werkgever(s) zich bevindt. Voor de zelfstandigen, deel van de groep ‘anders dan in loondienst’, gelden de omzet, de arbeidstijd, het aantal verleende diensten en/of het inkomen als indicatieve criteria. Opnieuw ligt de grens indicatief op 25% om de sociale zekerheid aan het woonland vast te knopen, beoordeeld over een periode van twaalf kalendermaanden. Uiteraard is wel verondersteld dat er activiteiten zijn in het woonland. Anders wordt sowieso gekeken naar het ‘centrum van belangen’ om het toepasselijke recht te bepalen wanneer tegelijk in verschillende lidstaten wordt gewerkt. Dit is ook het geval als er geen ‘substantiële’ activiteiten zijn in het woonland.
Brussel - Tel. 02/234 67 10
Gent - Tel. 09/224 44 28
Hasselt - Tel. 011/28 15 00
Kortrijk - Tel. 056/26 83 83
2
My Lawyer Info
door Monard – D’Hulst
Nieuwe salary splits voor bedrijfsleiders, werknemer of zelfstandige, kunnen er dus vanaf 1 mei 2010 anders uitzien. De tijd van toen: gesplitste sociale verzekering voor bedrijfsleiders met verschillende statuten Volgens de oude regels konden bedrijfsleiders die gelijktijdig in bijvoorbeeld België en in Frankrijk actief zijn, gesplitst sociaal verzekerd worden. Indien zij een Belgisch mandaat als zaakvoerder of bestuurder combineren met bijvoorbeeld het statuut van directeur général in Frankrijk, zijn zij in België zelfstandige en, voor wat betreft de sociale zekerheid, in Frankrijk werknemer. De aanwijsregels van ieder statuut werden in dat geval afzonderlijk toegepast. Zij werden dus in België als zelfstandige verzekerd en in Frankrijk als loontrekkende. Dit was een uitzondering op het principe van eenheid van wetgeving. Normaal is slechts één enkel socialezekerheidsstelsel op een bepaald geval van toepassing. Gedaan met de gesplitste sociale verzekering De dubbele onderwerping verdwijnt. De nieuwe verordening 883/2004 maakt tabula rasa van de uitzonderlijke regel waarbij een persoon die gelijktijdig als zelfstandige (anders dan in loondienst) en als werknemer (in loondienst) in verschillende lidstaten werkt, volgens hun statuut onderworpen is aan de socialezekerheidswetgeving van verschillende lidstaten. Sinds 1 mei 2010 primeert het statuut in loondienst boven het statuut anders dan in loondienst, in het voorbeeld het statuut van zelfstandige. De wetgeving van de lidstaat waar de werknemersactiviteiten worden uitgeoefend, vindt toepassing. Dit betekent dat een bestuurder in België die tevens directeur général is in Frankrijk, volledig onder de Franse sociale zekerheid valt. De gevolgen voor het sociaal statuut Op het eerste zicht zal de Franse overheid voor de Belgische activiteiten rekening houden met de socialezekerheidskwalificatie als zelfstandige. Met andere woorden zal de Franse overheid op het zelfstandig, Belgisch inkomen enkel bijdragen voor zelfstandigen rekenen. Zo lijkt het. Toch biedt de verordening geen uitsluitsel over de gelding van het statuut als zelfstandige. De verordening zwijgt over de doorwerking van het statuut in het nationale recht van de bevoegde lidstaat. Nergens staat dat de bevoegde lidstaat het statuut van zelfstandige moet eerbiedigen voor de toepassing van haar
Brussel - Tel. 02/234 67 10
Gent - Tel. 09/224 44 28
Hasselt - Tel. 011/28 15 00
Kortrijk - Tel. 056/26 83 83
3
My Lawyer Info
door Monard – D’Hulst
sociaalzekerheidsrecht. Integendeel behoudt elke lidstaat de bevoegdheid om de uitgeoefende beroepsactiviteiten naar zijn sociaalzekerheidsrecht, volgens de eigen regels te kwalificeren. De inrichting van de sociale zekerheid is binnen de Europese Unie een exclusieve bevoegdheid van de lidstaten. In die optiek kan de Franse overheid het Belgisch bestuurdersmandaat volgens het eigen recht kwalificeren. De rechtspraak van het Europese Hof van Justitie voedt deze stelling in de arresten De Jaeck en Hervein I uit 1997. Frankrijk kan dus, binnen de grenzen van het eigen recht, socialezekerheidsbijdragen rekenen als loontrekkende voor het Belgische bestuurdersmandaat. In dat geval is de Belgische vennootschap als ‘werkgever’ de socialezekerheidsbijdragen verschuldigd. De detachering De werknemer die op het grondgebied van een lidstaat in loondienst werkt voor een onderneming waaraan hij normaal verbonden is, blijft onderworpen aan de sociale zekerheid van die lidstaat wanneer hij tijdelijk naar een andere lidstaat wordt uitgezonden. De verordening 883/2004 verlengt de limiet van de detachering naar 24 maanden. De uitzondering van de detachering geldt niet indien de werknemer wordt uitgezonden ter vervanging van een ander persoon, ongeacht of de geldingsduur van de detachering van die andere persoon voorbij is. Detachering vereist nog steeds dat de werknemer voordien onderworpen is aan de sociaalzekerheidswetgeving van de ene lidstaat. Volgens het nieuwe besluit nr. A2 van de Administratieve Commissie is een voorafgaande onderwerping van één maand richtinggevend. Kortere periodes van onderwerping moeten geval per geval worden beoordeeld. Dezelfde regel geldt voor de zelfstandige, die volgens de verordening substantiële werkzaamheden moet verrichten in het zendland om onder het ressort van de sociale zekerheid van dat land te blijven. Bovendien moeten zij in principe de werkzaamheden al enige tijd hebben uitgeoefend vóór de datum waarop zij een beroep willen doen op de detacheringsbepaling. Het Besluit nr. A2 noemt een periode van minstens 2 maanden. Kortere periodes moeten geval per geval worden onderzocht. Tijdens de detachering moeten zij de nodige voorwaarden blijven vervullen in het zendland waar zij gevestigd zijn. De bedoeling is dat zij na afloop de draad van hun werkzaamheden in het zendland terug kunnen oppikken. De detachering van een zelfstandige is strenger in de basisverordening 883/2004. De nieuwe tekst verlangt “werkzaamheden van gelijke aard.”
Brussel - Tel. 02/234 67 10
Gent - Tel. 09/224 44 28
Hasselt - Tel. 011/28 15 00
Kortrijk - Tel. 056/26 83 83
4
My Lawyer Info
door Monard – D’Hulst
Overgangsregeling De verordening 883/2004 voorziet overgangsmaatregelen om een bruuske impact van de wijzigingen van de verordeningen 883/2004 en 987/2009 te vermijden. De verordeningen 1408/70 en 574/72, en de verordeningen 883/2004 en 987/2009 zullen nog enige tijd naast elkaar bestaan, ook omdat in eerste instantie de nieuwe verordeningen enkel toepassing vinden op onderdanen uit de lidstaten van de Europese Unie. Nog niet voor de EER-staten (Noorwegen, IJsland, Liechtenstein) en Zwitserland, of derdelandonderdanen. De nieuwe regeling voorziet een overgangsperiode van 10 jaar om de onmiddellijke impact op bestaande situaties te beperken. Werknemers en zelfstandigen blijven tot 1 mei 2020 onder de oude verordening zolang hun situatie niet wijzigt. Nieuwe of gewijzigde situaties, zoals een ander mandaat of werkgever, of een ander woon- of werkland, vallen meteen onder de nieuwe aanwijsregels. De overgangsperiode biedt de mogelijkheid om af te wachten tot er meer duidelijkheid komt over de gevolgen van de nieuwe regels. De verschillende lidstaten hanteren immers verschillende interpretaties. Zelfs binnen België doen verschillende interpretaties de ronde. Volgens het RSVZ kan de bevoegde lidstaat niet herkwalificeren; de RSZ is de andere interpretatie genegen. De uitvoeringsverordening voorziet een procedure om discussies over het toepasselijke sociaalzekerheidsrecht op te lossen. ____________________ Monard-D'Hulst
Brussel - Gent– Hasselt - Kortrijk Kurt Devos +32 56 26 83 83 Kurt Devos is auteur van het boek Detachering binnen de Europese Unie: La revancha del tango de Europa. Grensoverschrijdende arbeid en vrij verkeer van diensten, Heule, UGA, 2010, 463 p. (www.uga.be)
[email protected] on the net: www.monard-dhulst.be 08/11/2010- copyright © 2010 Monard- D'Hulst
Brussel - Tel. 02/234 67 10
Gent - Tel. 09/224 44 28
Hasselt - Tel. 011/28 15 00
Kortrijk - Tel. 056/26 83 83
5