Muziek en het Heilige Over de spirituele dimensie van muziek. Caroline Goossens juni 2008
1 Inleiding Op 14 december 2007 bezocht ik een muziekuitvoering van de kerstvespers van Monteverdi door de Nederlandse Bachvereniging in de concertzaal van Theaters Tilburg. Het was vlak voor kerst, en het luisteren naar deze religieuze muziek zou goed zijn voor de kerststemming dacht ik. De Nederlandse Bachvereniging voerde de vespers uit, met een Italiaanse dirigent, en het merendeel Italiaanse solisten.1 De kerstvespers bleken op zich geen bekend muziekstuk van Monteverdi te zijn, maar waren gebaseerd op zijn Mariavespers. Deze vespers componeerde hij, in dienst van de kerkelijke overheid, begin 1600 voor de San Marco basiliek in Venetië, ter ere van Maria en haar verering op bijzondere feestdagen. De Mariavespers bestaan uit een aantal psalmen, met bijbehorende antifonen, Lectio, Hymne en Magnificat.2 Ik ben niet bijzonder bekend met klassieke muziek of met muziek van Monteverdi, anders dan het af en toe bezoeken van concerten. Ik wist ook niet precies wat ik kon verwachten. De zaal was uitverkocht, de reputatie van de Nederlandse Bachverenining maakte misschien dat niet alleen ik, maar meer mensen verwachtten naar mooie muziek te gaan luisteren. Ik verheugde me erop, en hoopte ook dat het feit dat de muziek zou helpen het gevoel van de nabije kerst dichterbij te brengen. Monteverdi’s muziek bleek een bijzondere mengeling van sereen en uitbundig, en als vanzelf luisterde ik ernaar, zonder al teveel gedachten. Het was mooi. Op een gegeven moment realiseerde ik me dat ik luisterde naar één grote lofzang aan God. Met alle menselijke mogelijkheden werd God lof toe gezongen, op een voor mij ongekende manier. Ik vond het ineens volkomen vanzelfsprekend om dat te doen, en verbaasde me erover dat ik dat zo weinig deed en was tegengekomen. Het horen van de muziek raakte de ervaring van een vanzelfsprekende aanwezigheid van God in en door alles. Het was duidelijk dat de muziek en het heilige iets met elkaar te maken hadden. De vraag voor mij is nu of ik iets kan begrijpen van deze relatie tussen muziek en het heilige. Ik zoek met andere woorden naar antwoord op de vraag hoe in of door muziek het heilige aanwezig kan worden. Ik zal eerst een kort historisch overzicht geven van het denken over de relatie tussen muziek en het heilige. Daarna zal ik specifieker ingaan op de mogelijkheid van de ervaring van het heilige in en door muziek.
2 Kort historisch overzicht van de relatie tussen muziek en het heilige. Historisch gezien is de relatie tussen muziek en het heilige zowel vanzelfsprekend als problematisch gevonden. De christelijke liturgie is moeilijk voor te stellen zonder muziek, zoals ook de vespers van Monteverdi gecomponeerd zijn voor Roomse liturgie.3 Toch is er ook een traditie van “muzikaal puritisme”, omdat men vreesde dat de schoonheid van de muziek zou afleiden van de werkelijke boodschap, het Woord van God.4 Deze traditie van de verdachtmaking van schoonheid is overigens breder dan alleen muziek, alle kunst werd ervan verdacht niet het goddelijke present te stellen, maar slechts de menselijke verbeelding te zijn. Sinds het concilie van Nicea II in 787 is de algemene theologie dat het is toegestaan beelden te gebruiken, zolang niet beeld zelf, maar datgene waar het naar verwijst wordt vereerd.
1 Rinaldo Alessandrini dirigent Anna Simboli sopraan Monica Piccinini sopraan Luca Dondolo tenor Gianluca Ferrarini tenor Marcel Beekman tenor/alt Sergio Foresti bas 2 Voor het programma zie bijlage 1. 3 Ze werden zelfs aan paus Paulus V opgedragen en in 1610 door Monteverdi persoonlijk aan hem overhandigd. 4 R. Viladeseau, Theology and the arts: encountering God through music, art en rhetoric, Mahwah 2000, 11-29. Voor het historisch overzicht maak ik tenzij anders vermeld, gebruik van dit artikel.
2
In de vroege kerk werd het gebruik van muziek in de eredienst beperkt, vanwege twee redenen. Ten eerste werden bepaalde vormen van muziek geassocieerd met bijgeloof en heidense godsdiensten. Ten tweede kon muziek door haar lichamelijkheid de geest afleiden waar het werkelijk om ging. Toch werd muziek niet uitgesloten. Zingen was toegestaan in de eredienst, mits de woorden goed verstaanbaar waren. Voor Augustinus was muziek verdacht, omdat de lichamelijke beleving van muziek de geest zou kunnen afhouden van de weg naar God. Door meeslepende muziek zou de mens de woorden niet meer kunnen verstaan, en daarmee niet tot het ware Goede gericht zijn. Hij plaatste muziek in de platoonse context van de strijd tussen lichaam en geest. Thomas verwerpt later de platoonse scheiding tussen lichaam en geest. Muziek en vooral zingen is voor hem een manier om de ziel te richten op God, en de mogelijkheid van misbruik van muziek is geen reden om muziek op zichzelf te verbieden. Hij zegt, anders dan Augustinus, dat muziek is toegestaan, omdat het de gerichtheid van de mens op God bewerkstelligt, ook al kan hij de woorden niet verstaan. Hij zegt in hierover: “Want ook al verstaan mensen niet wat er wordt gezongen, ze begrijpen waarom het wordt gezongen namelijk ter ere van God, en dat is genoeg om hun devotie op te wekken”.5 In de middeleeuwen wordt muziek steeds vaker gebruikt vanwege de schoonheid van de muziek op zichzelf, en steeds minder als een begeleiding van de woorden. Muziek wordt complexer en komt verderaf te staan van woorden. De reformatie in de 16e eeuw brengt hier verandering in. Het woord moet centraal staan, en zowel in de katholieke als protestantse kerken wordt het gebruik van muziek beperkt, zij het in verschillende mate. Luther bijvoorbeeld hield erg van muziek, en zag muziek als ‘spiegel van de schoonheid van God en een middel om de ziel te bereiken met een boodschap over God die niet in woorden in uit te drukken’. Zwingli verbood muziek in de eredienst. Calvijn stond alleen het zingen van psalmen toe. Toch werd, in navolging van Luther, muziek naast het woord de centrale kunstvorm in de protestantse kerk, als manier op God te prijzen.6 Samengevat werd muziek over het algemeen door de christelijke traditie verwelkomd niet alleen als verfraaiing van de liturgie, maar als symbool van goddelijke zelf en daarmee als middelaar van het bewustzijn van God. Muziek lijkt een spirituele dimensie te hebben die verder gaat dan alleen het hebben van een plezierige ervaring.
2 Muziek als weg naar God. Hoe kan muziek de geest leiden naar het heilige? Volgens Viladeseau op drie manieren. Ten eerste door het dragen van en begeleiden van heilige woorden, gebaren en handelingen. Door de muziek worden de woorden heilig in de etymologische zin van dit woord. Ze worden ‘apart gezet’ van het dagelijkse woordgebruik. Echter ook muziek zonder woorden kan het goddelijke aan het licht brengen, waarmee duidelijk wordt dat een verklaring gezocht dient te worden in de muziek zelf. Een tweede manier waarop het heilige door muziek opgevangen kan worden is volgens Viladeseau door de associatie van de ervaringen die de muziek teweeg brengt met religieuze ervaringen. Muziek symboliseert bepaalde gevoelens op een directe manier. We horen muziek, en meteen voelen we verdriet, of blijdschap. Hij haalt vervolgens een theorie van Rudolf Otto aan, waarin hij stelt dat de ervaring van het heilige die de grond vormt van religie analoog is aan de algemeen menselijke ervaring van schoonheid, waarheid en morele goedheid. De ervaring die de schoonheid van muziek oproepen lijken op en doen denken aan de ervaring die het heilige oproept. De vraag is nu of de ervaring door de muziek analoog is aan de ervaring van het heilige of dat muziek in zichzelf het heilige kan doen ervaren. Viladeseau komt zo aan de derde manier waarop muziek het heilige present kan stellen. Hij ziet het de ervaring van het heilige niet als aparte categorie die naast de schoonheidservaring, de één analoog aan de ander. De ervaring van het heilige is volgens hem meegeven in de ervaring van het schone, net als in de ervaring van het ware en goede. Het is zo de grond van de menselijke reactie op het goede, ware en schone. Muziek 5
Thomas van Aquino, Summa Theologiae, vol. 39, Religie en worship, (2a2æ. 80-91), in G.E.Thiessen (ed.), Theological Aesthetics, A Reader, Londen 2005, 124. 6 Thiessen, Theological Aesthetics, 156-157.
3
bemiddelt de ervaring van het heilige niet alleen doordat zij een ervaring opwekt die lijkt op ervaring van het heilige, maar ook doordat haar doel de ervaring van het schone is, het schone dat in zichzelf goddelijk is. Het heilige wordt daarmee de grond van de ervaring van het schone. In de ervaring van de schoonheid van de muziek komt de ervaring van het heilige als het ware mee. Hij verwerpt hiermee de idee van schoonheid dat sinds Kant’s ‘Kritiek der Urteilskraft’ (1790) algemeen wordt aanvaard, namelijk dat schoonheid subjectief is geen ander doel dient dan het menselijke genot.7 Zijn theorie vertoont gelijkenis met de esthetica van Urs von Balthasar, voor wie schoonheid voorafgaat aan alle menselijke waarneming. Schoonheid is een transcendentaal begrip, een kenmerk van alles wat is. Viladeseau’s esthetica wordt ook transcedentaaltheologische esthetica genoemd.8 De esthetica van Viladeseau stelt God als mogelijkheidsvoorwaarde voor de ervaring van schoonheid. Hij vergeet echter dat schoonheid, en ook muziek, alleen soms iets van haar heilige grond prijsgeeft. Hoe komt dat? In zijn artikel noemt hij wel als voorwaarde dat de (ongelovige) luisteraar de mogelijkheid van geloof openhoudt, maar ik denk dat dat onvoldoende is. Niet de muziek op zich is heilig, want daarmee zou de muziek zelf het object van verering zijn, maar in de betrokkenheid van de luisteraar kan het heilige zich tonen. De betrokkenheid, de ‘intentionele act’, zoals Maas dat noemt, is dus van wezenlijk belang.9 Maar ook de betrokkenheid van de mens maakt de muziek niet religieus, want het heilige toont zich zelf in de muziek. Mede door het luisteren kan de muziek iets van het heilige prijsgeven. De dichter C.O. Jellema beschrijft een vergelijkbaar proces waar niet muziek maar poëzie het medium is waarin de mens geraakt kan worden door het heilige.10 Hij refereert aan Eckhart, die de betrokkenheid ‘vereenzelvigende aandacht’ noemt. In deze manier van aandacht, kijken of luisteren, wordt de dualiteit van ik die luister hier, en de muziek die gespeeld wordt daar opgeheven. Er is de intentionele gerichtheid om echt te luisteren, je te verliezen in het luisteren. Zo luisteren dat de grens tussen mij en de muziek wordt opgeheven. In die ervaring en het besef van eenheid kan iets van God worden ervaren.
3 Terug naar het concert van de vespers van Monteverdi. Mijn ervaring tijdens het concert van de kerstvespers maakte dat ik daarna begon na te denken over wat er eigenlijk was gebeurd. Heeft deze reflectie iets toegevoegd? Niet aan de ervaring zelf, wel aan mijn bewustzijn dat de schoonheid van de muziek een beginpunt is voor spiritualiteit. Mij werd vooral duidelijk dat de intentionele gerichtheid van groot belang is. De vespers zelf maakten dat ik wist dat ik naar religieuze muziek luisterde. Muziek op religieuze teksten, die ooit ten doel had Maria te eren en de liturgie op te luisteren. Maar dat alleen was waarschijnlijk niet voldoende geweest voor mijn ervaring. Het kost immers moeite om zo te luisteren dat de grens tussen mij en de muziek wordt opgeheven. Het feit dat ik doelbewust naar de concertzaal was gekomen om naar de muziek te luisteren, en niets anders hoefde te doen, de tijd van het jaar, de naam en reputatie van het uitvoerenden van de muziek en de sfeer van de concertzaal maakten dat ik me kon openstellen voor de muziek. Ik luisterde en deed niets anders, en toen gaf de muziek iets van het goddelijke prijs. Totaal onverwacht. Het schone is, net als het ware en goede, een vindplaats van religiositeit. Nu is de muziek van Monteverdi kunst, waarmee het een bijzondere categorie is binnen de dingen die mensen maken. Kunst heeft de bijzondere kwaliteit de ervaring van schoonheid (of van lelijkheid) te kunnen opwekken. Ook de natuur heeft deze kwaliteit, maar hoe zit het met de 7
S. van Erp, Fides quaerens imaginem. Esthetica als fundamentele theologie: geloof op zoek naar beelden., in: Tijdschrift voor Theologie, 43 (2003), 18. 8 A.w., 28. 9 F. Maas, De verleiding, de kras en de tranen. Over de sacramentele dimensie van religieuze kunst, Nijmegen 2008, 13. 10 C.O. Jellema, Een wet tegen afbakeningen. Over Eckhart en het dichterlijke denken, in C.O.Jellema, E.J. van Wolde, Poezie, wijsheid en mystiek, Alfrinklezing 2000, Radboutstichting, Vught, 7.
4
dingen uit het dagelijks leven, zoals het zingen van een lied tijdens de afwas, of het slaapliedje dat een moeder zingt bij het naar bed brengen van haar kind. Is daar op dezelfde manier het goddelijke in aanwezig? Het antwoord op deze vraag is niet meteen duidelijk. Mogelijk is een aanknopingspunt te vinden in het boek ‘Gewoon Heilig’ van Linda Sexson. Zij schrijft dat er een sacraal aspect zit aan ervaring die alledaags lijkt. Het onderscheid tussen het sacrale en profane is volgens haar een bedacht onderscheid. Religie is volgens haar niet iets speciaals, het gewone is heilig, of potentieel heilig. Het verstaan van het heilige uit zich in de voorstelling dat er een relatie met het goddelijke is, door middel van een metafoor. Niet het ding of het beeld zelf, maar het binnengaan van de metafoor is de religieuze beweging.11 Uitgaande van deze theorie is niet de muziek zelf belangrijk, maar de context en het verhaal waarbinnen de muziek wordt gemaakt of gehoord.
11
L. Sexson, Gewoon Heilig. De sacraliteit van het alledaagse, Zoetermeer 1997, 6-9.
5
Bijlage 1: programma concert kerstverspers van Monteverdi Claudio Monteverdi (1567-1643) Vespera in Nativitate Domini. Versiculum: Deus in adiutorium meum intende Responsorium: Domini ad adiuvandum me festina Antifoon : Rex pacificus (Gregoriaans) Psalm 109 : Dixit Dominus (a 6) Motet : Exulta filia Sion (a voce sola) Antifoon: Magnificatus est (Gregoriaans) Psalm 110: Confitebor tibi terzo alla francese Motet: Christe adoramus te (koor) Antifoon: Completi sunt (Gregoriaans) Psalm 111: Beatus Vir (a 6 voci concertato) Motet : Cantate Domino (a 6 voci) Antifoon : Scitote (Gregoriaans) Psalm 112 : Laudate pueri (a 8 voci) Motet : O bone Jesu (a 2) Antifoon : Levate (Gregoriaans) Psalm 116 : Laudate Dominum (a 5 voci concertato) Hymne: Christe Redemptor omnium Giovanni Gabrieli (ca.1553/56-1612) Canzon VI a 7 (Venetië 1615) Claudio Monteverdi Sonata sopra Sancta Maria (a 8) Canticum: Magnificat a 8 (reconstructie Alessandrini)
6