muze Driemaandelijks JUNI 2011
het medisch magazine van het UZ Brussel
In dit
.
r o.m mme
nu
Ziektebeeld: sportletsels
13 17
Met dienstenfiches : Psychiatrie en Kinderpsychiatrie Communicatie arts-patiënt beïnvloedt het internetgedrag
WIN
een exemplaar van ‘ HET BOEK VAN LEVEN EN DOOD ’ Zie p. 20
Kantoor van Afgifte: Brussel X • Erkenningsnummer P2 06218
ord
o Voorw
Brussel Bruxelles Brussels Je kan er niet meer omheen: bijna een jaar lang al, vergaderen onze
Brussel is bovendien, tot spijt van wie het benijdt, de enige echte
verkozenen over de politieke toekomst van ons land. Meer en meer
stad met internationale allure en uitstraling in ons land. Zetel van
merk ik in mijn omgeving een toenemende moedeloosheid, onver-
Europa, NAVO, vele internationale hoofdkwartieren, wordt haar
schilligheid, ja zelfs afkeer over dit immobilisme. Ludieke friet- en
‘brand value’ geschat op zo’n 350 miljard dollar. ‘Brussels’ staat in de
andere acties (dikwijls in gang gezet door studenten, ook van de
top-20 van de wereldwijd meest herkende ‘merknamen’ , naast de
VUB) brengen geen aarde aan de dijk. Ik heb soms het gevoel dat de
Coca-Cola’s, Washingtons, Google’s en Microsofts van deze wereld.
dames en heren politici het zelf ook niet meer zo goed weten. Tegen alle regels van gezond onderhandelings-verstand in, wordt er
Los van het feit of dit gebied nu een gewest, een regio, een stad
gespind, gelekt, uitgedaagd, geriposteerd … en de media gaan hier
of een district moet worden genoemd, zou het getuigen van een
graag op in. Vandaag hoorde ik dat de Vlaamse Minister-President
verregaande domheid om dit als Vlaming op te geven.
vindt dat Brussel nooit een volwaardig gewest zal zijn, prompt gevolgd door de uitroeping van la Fédération Wallo-Brux door de
Brussel is, met àl zijn problemen, een onwaarschijnlijke troefkaart.
Franstalige tegenhangers …
En een stad waar ik van heb leren houden, bovendien.
Ik bekijk dit schouwspel met lede ogen. Want voor ons ziekenhuis
Brussel loslaten, beste Vlamingen, geachte minister-president,
is dit alles niet zonder belang. Het UZ Brussel is immers het enige
is niet minder dan politieke, economische en strategische zelf-
unicommunautaire Vlaamse ziekenhuis in Brussel, de hoofdstad
moord. En zal de medische opvang van de Nederlandstalige patiënt
van Europa, België en Vlaanderen. Nederlands is nog maar de derde
NIET verbeteren, wel integendeel.
of vierde voertaal in onze hoofdstad, maar vele honderdduizenden Vlamingen werken er wel. Tienduizenden wonen er wel. Terecht wordt geklaagd dat Nederlandstaligen dikwijls niet worden opgevangen in hun eigen taal in hun eigen hoofdstad. Dames en heren politici, het UZ Brussel garandeert dat elke Vlaming, elke Brusselaar, elke Waal, elke eurocraat, er in zijn/ haar eigen taal wordt opgevangen. Ik vind dit een elementaire
Prof. dr. Marc Noppen Gedelegeerd bestuurder
vorm van beleefdheid en respect, èn een garantie op betere medische verzorging (alles begint bij luisteren naar, en spreken met de patiënt, en dat kan alléén als men elkaar begrijpt) en ik ben dààr fier op.
en ?
er Reag
Mail naar
[email protected] Inhoudelijke reacties worden gepubliceerd in mUZe, uiteraard na akkoord van de auteur.
4
Ziektebeeld Sportletsels
In dit nummer PAGINA 2
Voorwoord Brussel / Bruxelles / Brussels PAGINA 4
Ziektebeeld Sportletsels PAGINA 6
Huisarts Martine Huybrechts: “Je creëert een verbondenheid met de patiënt” PAGINA 9
Ethische reflectie Voorkomen slechter dan genezen? PAGINA 10
Over ziekenhuisafval: enkel als iedereen zijn bijdrage levert, kan de logistieke afvalstroom optimaal zijn. PAGINA 12
6 Huisarts Martine Huybrechts: “Je creëert een verbondenheid met de patiënt”
Column van Jean Paul Van Bendegem Met de seizoenen mee PAGINA 13
Dienstfiche Dienst psychiatrie PAGINA 15
Dienstenfiche PAika – Psychiatrische Afdeling infants, kinderen en adolescenten PAGINA 17
Communicatie arts-patiënt beïnvloedt het internetgedrag
Communicatie arts-patiënt beïnvloedt het internetgedrag PAGINA 19
Het boek van leven en dood Win een exemplaar! PAGINA 21
Academisch en ander nieuws PAGINA 28
17
Colofon PAGINA 28
Wie steunt ons?
3
muze
Ziektebeeld
Sportletsels De prestaties van Stefan Engels, alias de marathonman, spreken tot de verbeelding. Hij is erin geslaagd om gedurende één jaar elke dag een marathon (42,195 km) te lopen en kreeg hiermee veel mediaaandacht met het oog op bewustmaking van de positieve effecten van sporten. Elke medaille heeft echter ook haar keerzijde. Dit is niet anders met sporten. Wie zeer geregeld aan sport doet, heeft een verhoogd risico om een blessure op te lopen. Het merendeel van de sportletsels zijn niet de acute letsels ten gevolge van een trauma, maar de chronisch aanslepende blessures ter hoogte van een spier, pees of gewricht. Deze chronische sportletsels beginnen meestal erg onschuldig. Het gaat vaak over een initieel onaangenaam gevoel of een beperkt knagende pijn, die progressief toeneemt en uiteindelijk na enkele weken of maanden uitmondt in het stopzetten van de sportactiviteiten. Het betreft hier overbelastingsletsels ten gevolge van ongepast sporten. Zoals de term het al aangeeft, gaat het over een onevenwicht tussen de belasting op en de belastbaarheid van de desbetreffende spier, pees of gewricht.
Tendiose of tendinitis Tot op heden bestaan er nog steeds een aantal misvattingen over de onderlig-
4
gende pathofysiologie van deze overbelastingsletsels. Pijnlijke peesproblemen in de sport hebben een niet-inflammatoire pathologie en daarom spreekt men van tendinose en niet van tendinitis. Bij tendinose gaat het over een beschadiging van de pees op cellulair niveau, een chronische degeneratie van de pees zonder dat daarmee klassieke ontstekingsreactie gepaard gaat zoals in geval van tendinitis. Repetitieve overdreven stress zorgt voor microscheurtjes van het collageen in en rond de pees met vorming van littekenweefsel en op langere termijn een voortschrijdende degeneratie van het bindweefsel met ondermeer oedeem, cystevorming, macroscheuren, calcificaties en neovascularisatie. Dit brengt uiteraard een sterk verhoogd risico op uiteindelijke ruptuur van de pees of peesinsertie met zich mee. Het voorschrijven van niet-steroidale anti-
inflammatoire medicatie zal bijgevolg ook weinig zinvol zijn bij dit soort letsels en is enkel zinvol bij duidelijke tekens van acute ontstekingsreactie. De behandeling van een tendinose moet erop gericht zijn om de belastbaarheid van de aangedane pees aanzienlijk te verhogen. Zeer gericht gaan trainen, waarbij progressief opbouwende excentrische krachttraining de sleutel vormt. Vaak is een ondersteunende behandeling, zoals extra corporele shockwave therapie, en het bijsturen van bijvoorbeeld biomechanisch-functionele afwijkingen hierbij ook noodzakelijk. Ook wat kraakbeen betreft bestaat er nog heel wat misvatting. Het is een mythe dat kraakbeen slijt door het te veel te gebruiken; het slijt door het verkeerd te gebruiken. Veel beweging of sport is net goed voor het kraakbeen. Het probleem
muze
Ziektebeeld
schuilt vaak achter de grilligheid waarmee sporters hun lichaam belasten. De meeste mensen hebben een zittend beroep en bewegen overdag nauwelijks, maar gaan dan ’s avonds intensief sporten. Dit zorgt voor heel wat piekbelasting ter hoogte van gewrichten zoals knie, heup, enkel en wervelkolom. Topsporters die goed begeleid worden, hebben minder kraakbeenproblemen dan de rest van bevolking, juist omdat ze hun lichaam tot in detail voorbereiden op deze piekbelastingen en zo blijvende
latie worden gebracht met de groei en ontwikkeling van het lichaam van deze jonge sporters en is dan ook een meer specifieke behandeling nodig. Concreet gaat het hier vaak over irritatie ter hoogte van de groeischijven, die een andere aanpak vereisen in vergelijking met de overbelastingsletsels bij volwassenen. Sporten is en blijft gezond, zolang je het maar op een verstandige en verantwoorde manier doet.
Het is een mythe dat kraakbeen slijt door het te veel te gebruiken. schade vermijden ter hoogte van hun kraakbeen. De sleutel in de behandeling van deze overbelastingsletsels is het herstel in het evenwicht tussen belasting en belastbaarheid. Door het voorschrijven van relatieve rust kan de piekbelasting tijdelijk teruggeschroefd worden, waarmee het gewricht, de spier of pees de nodige tijd krijgt om te herstellen. Daarnaast moet men op zoek gaan naar de onderliggende oorzaken en moeten de risicofactoren steeds op individuele basis in kaart worden gebracht. Enerzijds heb je de sportgerelateerde oorzaken, zoals slechte sportkeuze of verkeerde trainingsmethoden, te snelle opbouw, onaangepaste sportschoenen en/of -kledij, geen goede techniek, enz. Anderzijds zijn er de medisch en paramedisch gerelateerde oorzaken zoals biomechanische en anatomische afwijkingen, spieronevenwicht, spierdisfunctie, functionele instabiliteit, slechte voedingsgewoonten en mentaal gerelateerde problemen. Wat kinderen en adolescenten betreft moeten overbelastingsletsels steeds in re-
Consultaties sportgeneeskunde in UZ Brussel De consultaties sportgeneeskunde focussen zich enerzijds op het stellen van een correcte diagnose en anderzijds op het zoeken naar de onderliggende oorzaken van het ontstaan van deze sportletsels. Zoals reeds hoger gesteld, zijn vaak (discrete) biomechanische of anatomische afwijkingen, spieronevenwichten, specifieke spierdysfuncties en functionele instabiliteit het onderhoudend probleem. Naast een grondige anamnese en uitgebreid klinisch onderzoek zal er ter verfijning van de diagnose ook een beroep gedaan worden op andere diensten van het ziekenhuis, zoals radiologie, isotopen, orthopedie en revalidatie. Er bestaat ook samenwerking met andere diensten van de VUB, waaronder BLITS (Brussels Labo voor Inspanning en Topsport), CEBES (centrum voor gangen loopanalyses), enz. De consultaties sportgeneeskunde vinden plaats op de dienst Hart- en Vaatziekten, Tielemans paviljoen, eerste verdieping. Het secretariaat is te bereiken via 02 477 60 09.
Mensen die regelmatig intensieve inspanningen leveren, hebben een verhoogd risico op plotse dood. In de literatuur treft men geregeld de zogenaamde ‘sport-gezondheidsparadox’ aan. Het is meermaals wetenschappelijk bewezen dat regelmatige fysieke inspanning gezondheidswinst oplevert, door een verbetering van de algemene fitheid en conditie, een vermindering van cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit en een positieve invloed op heel wat chronische aandoeningen. Mensen die regelmatig intensieve inspanningen leveren, hebben daarentegen een verhoogd risico op plotse dood. De positieve effecten van sport worden soms overschaduwd door enorme media-aandacht bij plotse dood van jonge ‘gezonde’ atleten. Een gerichte aanpak op basis van de leeftijd en het risicoprofiel van de sporter kan heel wat ellende voorkomen. Plotse dood tijdens sporten bij mensen jonger dan 35 jaar is meestal te wijten aan afwijkingen ten gevolge van erfelijke aandoeningen, zoals hypertrofische cardiomyopathie, rechter ventrikel dysplasie, Brugada syndroom, WPW-syndroom, enz. Bij sporters boven de 35 jaar is de oorzaak hoofdzakelijk ischemisch coronair lijden. In het UZ Brussel bestaat er een intensieve samenwerking tussen de Sportgeneeskunde en de dienst hart- en vaatziekten in het kader van de aanpak van bovenstaande problematiek. Dr. Frank Pauwels, sportgeneeskunde Dr. Frank Pauwels werkt als klinisch staflid sportgeneeskunde nauw samen met de afdelingen cardiologie en Hearth Rhythm Management Centre voor de hartgerelateerde aandoeningen en met de afdelingen radiologie, isotopen, orthopedie en kinesitherapie voor de chronische overbelastingblessures.
muze
Huisarts Martine Huybrechts - Wemmel
“Je creëert een verbondenheid met de patiënt” Huisarts Martine Huybrechts heeft het gesprek goed voorbereid en haar gedachten overzichtelijk op papier gezet. Het typeert haar zin voor precisie. Het doet haar raar aan om nu zelf even in de schijnwerpers te staan omdat ze door haar job gewoon is geraakt om vooral te luisteren. Een verhaal over een bijzonder gemotiveerde huisarts met praktijk in Wemmel. Hoe een dubbeltje rollen kan... Huisarts in Wemmel Martine Huybrechts: “Het verhaal wordt voor mij gemaakt door de meerderheid van de patiënten waarmee je een zeer goede relatie hebt en waarvan je dankbaarheid en erkentelijkheid krijgt.”
Hoe is ze in het huisartsenvak gerold? “Ik kom uit ‘the middle of nowhere’. We hadden het thuis niet breed en mijn ouders wilden dat ik verder geraakte dan zij. Hard studeren was daarvoor de enige weg….” Zo werd studeren voor haar een hobby en misschien is het daardoor dat ze zonder veel moeilijkheden als eerste in haar familie universitaire studies deed, en mét succes.
Door het virus gebeten Martine Huybrechts: “Ze zeggen soms dat geneeskunde een ‘roeping’ is. Dat roepen heb ik nooit gehoord en ik zou ook niet weten wie mij geroepen zou hebben. Mijn liefde voor de studie en mijn zucht naar kennis – eerder dan een doelbewuste keuze - mondden uit in mijn keuze om geneeskunde te gaan studeren. Zonder echt te beseffen waaraan ik begon, werd geneeskunde jaar na jaar interessan-
6
ter en kreeg ik het gevoel door een virus gebeten te zijn. Arts worden leek mij een uitdagende job, een job om met je hersenen, maar ook met handen en voeten te bedrijven.” Het laatste jaar geneeskunde combineerde ze met een prespecialisatie pediatrie want het liefst was ze na haar studies in de kindergeneeskunde terechtgekomen. Door omstandigheden is dit niet kunnen doorgaan maar, achteraf bekeken, was dit “het beste wat mij kon overkomen. Indien ik nu opnieuw zou moeten kiezen, dan zou ik voluit voor huisartsgeneeskunde kiezen”. Onmiddellijk na haar afstuderen in juni 1983 werd zij in de succesvolle praktijk van haar toenmalige huisarts gedropt, toen deze laatste een infarct maakte en haar hulp ter vervanging inriep. Vervolgens begon zij als studentenarts aan de VUB en deed daarnaast nog bloedtransfusies, kankeropsporingen, … kwestie van toch je boterham te verdienen. In 1984 startte
ze ‘van scratch’ een huisartsenpraktijk. Ze huurde het kabinet van een jong overleden veearts in Wemmel. Martine: “In het begin zaten vaak nog mensen met hun kat, hond of vogel in de wachtzaal. Dat leidde dan vaak tot heel grappige situaties en een prettige babbel, maar stilaan kreeg ik meer en meer ‘echte’ patiënten over de vloer. Op vier jaar tijd was de praktijk zo uitgegroeid dat mijn man en ik beslist hebben om ons definitief in Wemmel te vestigen. Als huisarts sta je op de eerste lijn in de gezondheidszorg. Je bent gemakkelijk bereikbaar en betaalbaar voor iedereen. Je kent de patiënt op lichamelijk, mentaal, sociaal, familiaal en professioneel vlak. In de eerste fase van zijn ‘ziekte’ heeft de patiënt soms vage, moeilijk te omschrijven klachten. Het is dan uiterst belangrijk als huisarts om te luisteren naar de patiënt om te weten wat hem/haar bij de huisarts brengt (en dat heeft lang niet altijd met gezondheid
muze
Huisarts Martine Huybrechts - Wemmel
te maken). Je vervult daarbij tevens als het ware een soort filterfunctie waarbij je als huisarts heel veel problemen van allerhande aard zelf kan oplossen, maar waarbij je ook je grenzen moet kennen. Communicatie, enerzijds naar de patiënt toe en anderzijds naar de collegae huisartsen en specialisten toe, is essentieel. Tijdens onze praktijkjaren bouwen wij contacten op met verschillende specialisten, die liefst op dezelfde golflengte zitten, d.w.z. specialisten die ‘de mens in de patiënt’ zien en niet enkel ‘een ziek orgaan’, die voldoende informatie en richtlijnen geven, die de patiënt terugverwijzen voor gezamenlijke behandeling en die beschikbaar zijn voor een telefonisch advies.”
Een uitstervend ras? Dr. Huybrechts: “Ik werk van maandagmorgen tot zaterdagmiddag. Ik heb elke ochtend vrije ‘open raadplegingen’. Daarna doe ik huisbezoeken. Tegen 16 uur ben ik thuis
samen te eten en even na te praten over de voorbije dag. Ik heb dit half uurtje nodig om te ontstressen. Nadien moet ik nog wat paperassenwerk afwerken (post lezen, e-mails, …). Je begrijpt dat ik nooit voor 1 u - 1.30 uur mijn bed zie. Op deze manier dag in dag uit werken, kan je natuurlijk alleen maar als je je job zeer graag doet. Rekening houdend met het aantal uren dat ik werk en met de weinige vrije tijd die ik heb, sta ik verbaasd dat mijn twee kinderen ook voor geneeskundestudies gekozen hebben. Maar ik vrees dat ze met hetzelfde virus besmet geraakt zijn als mijn echtgenoot en ik. Gelukkig zijn er, naast het patientenwerk nog andere activiteiten: ik ben voorzitter van de huisartsenkring Wemmel en zetel in de raad van bestuur van de overkoepelende huisartsenkring HARNO (HuisARtsenNOordrand). Binnen Harno ben ik verantwoordelijke voor de wachtactiviteit en fungeer als aanspreekpersoon in de contacten met het UZ Brussel. In Wemmel zijn we met acht huisartsen
“Er is zeker nood aan een betere structurering van de huisartsgeneeskunde.” om even op adem te komen en vervolgens om 17 uur opnieuw met de consultaties te starten. Naast raadplegingen op afspraak, hanteer ik voor de ‘open consultatie’ een soort semi-afspraken-systeem (met kaartjes waarop het uur van de afspraak vermeld staat). Dit voorkomt nodeloos lang wachten voor de patiënt en ik ben er rustiger door vermits er nooit meer een volle wachtzaal zit. Na 20 uur bereikt het telefoonverkeer zijn hoogtepunt, voor resultaten, en andere inlichtingen. Meestal komt de telefoon tot rust na 23 uur, en loopt de raadpleging dan ook ten einde. Dan vinden mijn man en ik (en de kinderen) de tijd om
Huybrechts een uitstervend ras? Martine: “Deze tendens, die voor een deel het gevolg is van de vervrouwelijking van het beroep (maar ook maar al te graag gevolgd wordt door onze mannelijke collegae) begrijp ik heel goed. Er is zeker nood aan een betere structurering van de huisartsgeneeskunde waardoor de solopraktijk vermoedelijk stilaan zal verdwijnen. De (overigens door de overheid gesubsidieerde) groepspraktijken zullen dus zeker een steeds belangrijkere plaats krijgen, maar onder het mom van professionalisering worden bureaucratische structuren in het leven geroepen die het intermenselijk contact tussen de patiënt en de arts (hetgeen juist de huisartsgeneeskunde van ‘weleer’ zo typeert) steeds meer teniet doen. Men werkt met een secretaresse, een verpleegkundige, een telesecretariaat, een soort virtuele wachtkamer, een antwoordapparaat, … en dat is niet altijd in het voordeel van de patiënt. Het luidt dan: ‘voor Nederlands: druk één, voor Frans: druk twee, voor inlichtingen: druk drie, voor afspraken druk vier,….’
De patiënt is veranderd
(plus één HAIO en een acupuncturist) wat maakt dat we ongeveer om de twee maanden een heel weekend van wacht zijn en om de twee weken een nacht weekwacht hebben. De onderlinge verstandhouding is goed en mijn collegae zijn in de loop der jaren eerder vrienden geworden. Een solopraktijk als vrouw vraagt veel organisatie: ik heb een poetsvrouw, een strijkhulp, een kookhulp en een man die ook af en toe de handen uit de mouwen steekt.”
“Er is op relatief korte tijd heel veel veranderd: toen ik startte, volgde je bijvoorbeeld de patiënte gedurende het ganse verloop van haar zwangerschap. Je gaf ook morele steun en deelde het geluk van de ouders. Daarna volgde je het kind tot het volwassen was, eventueel zelf zwanger werd, en ga zo maar door…. Nu zitten er ‘kapers op de kust’ in de eerste lijn: de zwangere gaat zonder meer rechtstreeks naar de gynaecoloog en dan zie je ze niet meer, de kinderen of baby’s worden onmiddellijk doorverwezen naar de pediater, ook als ze kerngezond zijn. Wij zien ze bijna enkel nog in het weekend als je van wacht bent.”
Vandaag zijn er steeds meer groepspraktijken en wordt er gestreefd naar een beter evenwicht tussen werk en privé. Is Martine
De patiënt is zelf ook veranderd. “Ja inderdaad, en vooral zijn gedrag is veranderd: ik heb het heel moeilijk met het gebrek aan
7
muze
Huisarts Martine Huybrechts - Wemmel
Martine Huybrechts: “Ik heb drie liefdes in mijn leven: mijn man (uiteraard), mijn kinderen (uiteraard) en mijn job als huisarts.”
respect, het gebrek aan elementaire beleefdheid, met de verbale agressiviteit, de ongeduldigheid en de veeleisendheid van sommige patiënten (men vraagt niet meer, men ‘wil’; men ‘eist’ beschikbaarheid: ‘ik wil nu gezien worden’,…). De patiënt is mondiger geworden en gaat meer zelf (op het internet) zoeken. Ik stel mij toch vragen over hoe de patiënt het onderscheid kan maken tussen wat wetenschappelijk is en wat kletskoek is… De ‘moderne patiënt’ pretendeert zelf zijn diagnose te stellen, ‘eist’ vervolgens (soms zinloze) onderzoeken en dicteert als het ware zijn behandeling. De ervaring zorgt er echter voor dat je je als huisarts assertiever gaat opstellen. Het is echter niet zo leuk om elk woord en elke handeling telkens te moeten verantwoorden tegenover de patiënt. Het is ook een gevaarlijker beroep geworden, ik werd al een keer overvallen en heb reeds enkele malen de hulp van de politie moeten inroepen voor schermutselingen op de raadpleging. Dat zijn zaken die allemaal
8
heel negatief klinken, maar toch ontmoedigt mij dat niet. Het verhaal wordt voor mij namelijk gemaakt door de overgrote meerderheid van de patiënten waarmee je een zeer goede relatie hebt en waarvan je dankbaarheid en erkentelijkheid krijgt. Je mag je niet blijven blindstaren op de paar lastigaards die je dag zouden verpesten, je moet je blijven richten op de ‘correcte’ patiënten.”
De patiënt in zijn totaliteit “Gezondheid is voor de meeste mensen een vanzelfsprekendheid, iets waar ze ‘recht op hebben’. Meestal beseffen ze pas als ze ziek zijn dat ze ook zelf iets moeten doen om gezond te zijn en te blijven. Preventie een plaats geven in de huisartsenpraktijk is dan ook primordiaal. Slechts een kleine minderheid van patiënten komt naar de huisarts met de vraag ‘hoe kan ik gezond blijven ?’ Het is dan ook een uitdaging voor de huisarts om ook bij de patiënt die raad-
pleegt wegens “ik ben ziek”, “genees mij”, telkens weer het aspect preventie aan te kaarten. Geen kans laten voorbij gaan om aan te dringen op rookstop, lichaamsbeweging, gezonde voeding, enz. en de patient daarbij te coachen. In deze economisch onzekere tijden speelt mee dat preventie meestal de gunstigste kosten/baten analyse van het medisch handelen kan voorleggen. Naast het luik ‘preventie’ maakt de diversiteit van de pathologieën in de huisartsgeneeskunde van elke dag een nieuwe ontdekking en ‘zoeken’ wat een patiënt heeft wordt een passie – ‘iets voor iemand betekenen’ nog veel meer. Het is een boeiende job die ik niet zou kunnen missen. Ik ben blij te mogen zeggen dat ik niet één maar drie liefdes heb in mijn leven: mijn man (uiteraard), mijn kinderen (uiteraard) en mijn job. Als je, zoals ik, 28 jaar lang huisarts bent en je doet het nog altijd even graag, dan mag je toch wel zeggen dat je een gelukkig mens bent”.
muze
Ethische reflectie
Patrick Lacor is internist en voorzitter van de reflectiegroep voor biomedische ethiek van het UZ Brussel
door Patrick Lacor
Voorkomen slechter dan genezen? Het recht op individuele vrijheid is een sterk bepleite waarde in de huidige westerse samenleving. Maar, de regels en wetten die van die maatschappij een veilig en leefbaar geheel willen maken, begrenzen tezelfdertijd ook die individuele vrijheid. De individuele vrijheid eindigt dus daar waar de maatschappelijke plicht begint.
In het domein van de gezondheid komen de individuele vrijheid en de maatschappelijke plicht wel eens met elkaar in botsing. Een typisch voorbeeld is dat van de al lang aanslepende discussie over roken. Sinds kort trekt ook een ander debat de aandacht, namelijk dat over de toediening van vaccins. Inderdaad werd recentelijk in België melding gemaakt van uitbraken van virale ziekten met epidemisch karakter, voornamelijk onder kinderen, waarvan de oorzaak deels wordt toegeschreven aan de weigering van ouders om hun kind(eren) tegen deze ziekten te laten inenten. Onder de verstrekkers van medische zorg wekt dit verontwaardiging op, gebaseerd op de overtuiging dat het niet aanvaardbaar is om een kind (preventieve) zorg te ontzeggen en dat vaccinatie van individuen op grote schaal ook beschermend kan zijn voor de hele gemeenschap. De weigerende ouders voeren ook argumenten aan om hun standpunt te verdedigen (angst voor neveneffecten, religieuze overwegingen of andere) en zij beroepen zich daarbij op hun individuele vrijheid om te beslissen ‘wat goed is’ voor het kind dat zal opgroeien onder hun verantwoordelijkheid. Het is een moeilijke discussie. De keuze van de ouders wordt gesteund door de wet op de patiëntenrechten, die bepaalt dat zij de rechten van hun kind als patiënt uitoefenen, en een patiënt heeft het recht een behandeling te weigeren, ook als die levensreddend is. Toch kan de zorgverlener deze beslissing naast zich neerleggen wanneer het gaat om een behandeling waarvan het niet uitvoeren
het leven of de gezondheid van het kind ernstig bedreigt. Maar vaccineren is uiteraard een preventieve akte, niet gericht op het behandelen van een ziekte maar wel op het voorkomen ervan. In die zin is vaccinatie een gezondheidsaanbeveling, net zoals aanmoediging tot rookstop of afraden van te veel fast food dat ook zijn. Maar toch is er een verschil. Levensstijladvies raadt ‘slechte gewoonten’ af. Vaccinatie daarentegen is een actieve ingreep op het afweersysteem van een (gezond) iemand. Als dit tot een verwikkeling (en dus een ziektetoestand) zou leiden, dan verliest de zorgverstrekker het debat met die persoon, ook al was de kans op zo’n verwikkeling vooraf zeer klein. Er lijken maar twee oplossingen voorhanden. Ofwel de omstreden vaccinaties wettelijk verplicht maken, en dus de individuele vrijheid wat strenger begrenzen. Ofwel de keuzevrijheid bewaren maar ervoor ijveren die te stofferen met betrouwbare wetenschappelijke informatie met het doel angst door onwetendheid te milderen en vooroordelen weg te nemen. Het is een dilemma dat het oeroude medische adagium ‘primum non nocere’ - in de eerste plaats geen schade berokkenen - in vraag stelt en dat aansluit bij het visionaire citaat van Aldous Huxley die zei dat “de geneeskunde zo’n enorme ontwikkeling heeft doorgemaakt dat er nagenoeg geen gezond mens meer is.”
9
muze
Achter de schermen
Over ziekenhuisafval: enkel als iedereen zijn bijdrage levert, kan de logistieke afvalstroom optimaal zijn. Net zoals elke organisatie en zelfs elke mens produceert ook een ziekenhuis afval en in het UZ Brussel is dat jaarlijks ongeveer 1.400 ton. De aard van dat afval is dan wel helemaal
illustreren overigens ook dat dit aardig lukt. Niet onbelangrijk als je weet dat bijvoorbeeld kartonafval ook geld opbrengt.
anders dan het ons welbekende huishoudelijke afval en dus is
Onder het niet-gevaarlijk afval kan bijvoorbeeld ook het keukenafval worden gerekend, toch ook ongeveer 4m³ per dag.
een speciale behandeling noodzakelijk. Een en ander is ove-
Economisch…
rigens wettelijk gereglementeerd. Een complex verhaal over de aanpak van afval die even professioneel moet zijn als de patiëntenzorg zelf. Ook met afval doe je niet zomaar wat. Dat blijkt duidelijk uit het verhaal dat milieucoördinator van het UZ Brussel Nico Van Elzen aan mUZe schetst. Natuurlijk is er het niet-gevaarlijk afval zoals papier, karton en ander verpakkingsafval dat selectief wordt ingezameld en waar het de ambitie is om het te beperken. Het afvalbeleid van het ziekenhuis is er immers op gericht om in de eerste plaats zo veel mogelijk afval te vermijden en materialen te hergebruiken. Helaas zijn preventie en hergebruik niet altijd mogelijk. De volgende stap is dan ‘recyclage’. Hierbij wordt een afvalstof eerst omgezet in een nieuw product alvorens het weer gebruikt wordt. Het recycleren van papier is een gekend voorbeeld maar ook karton, metaal, folies, glas, hout en PMD worden selectief ingezameld zodat ze (na voorbehandeling) opnieuw
10
als grondstof ingezet kunnen worden. De cijfers van het aandeel gerecycleerd afval
Het leeuwendeel van het afval komt echter niet in aanmerking voor recyclage en moet conform de wetgeving verbrand worden. Dat valt uiteen in risicohoudend medisch afval (zoals anatomisch afval, lichaamsvochten en gebruikte naalden) en niet-risicohoudend medisch afval (zoals verbanden, pleisters en lege baxters). Samen zijn die goed voor ongeveer 1.150 ton
muze
Achter de schermen
14%
13,4% 13%
12,9% 12%
11%
Recyclage ratio De recyclage ratio is de verhouding tussen het tonnage afval dat gerecycleerd werd over het totaal tonnage afval dat in het UZ Brussel werd gegenereerd. Voor 2010 was deze ratio gelijk aan 191 ton / 1423 ton.
11,6%
10% 2008
2009
2010
Milieucoördinator Nico Van Elzen: “De afvalproblematiek is een verhaal over milieu met een economische invalshoek”. afval per jaar. Het onderscheid is niet louter belangrijk voor de behandeling, maar ook economisch: risicohoudend medisch afval laten ophalen is immers 7-maal duurder dan niet-risicohoudend afval en het afval moet dan ook bij de juiste categorie terechtkomen. Alle afval wordt door twee gespecialiseerde bedrijven opgehaald en verwerkt, maar het moet natuurlijk eerst door het ziekenhuis worden ingezameld en dat vraagt alle zorgvuldigheid. Elke dienst heeft een centraal afvalpunt en gans de week rijden medewerkers van de dienst facility management met afvalkarren rond om het afval overal op te halen, dagelijks ongeveer 100 karren. Al het afval wordt naar 4 containers gevoerd op één centrale locatie op een binnenplaats van het ziekenhuis.
intranet biedt aan alle medewerkers per voorziene afvalstroom een overzicht van de afvalinstructies en inzamelplaatsen. Het afval wordt op de diensten verzameld en opgehaald door medewerkers van de onderhoudsdienst (facility management), van een extern schoonmaakbedrijf en door operatoren van de milieudienst. Bijzondere aandacht gaat naar het radio-actief afval dat door de dienst fysische controle (als
onderdeel van de preventiedienst) via aan aparte weg naar een bunker wordt gevoerd en daar wordt opgeslagen tot het is uitgestraald. Ten slotte zijn er de externe firma’s die de containers met alle afval komen ophalen. De ganse aanpak vraagt om doorlopende sensibilisering en controle en Nico voelt dat intern het bewustzijn toeneemt om omzichtiger met afval om te gaan. Nico: “Er zijn medewerkers die mij zelf aanspreken en suggesties doen. Maar afvalverwerking kost het ziekenhuis 350.000 euro per jaar en er is dus nog veel werk aan de winkel.”
Het ziekenhuisintranet biedt aan alle medewerkers per voorziene afvalstroom een overzicht van de afvalinstructies en inzamelplaatsen.
Vele betrokkenen Het aantal betrokken actoren in het afvalverhaal is groot en enkel als iedereen zijn bijdrage levert, kan de logistieke afvalstroom optimaal zijn. Helemaal aan de bron staan de ziekenhuisdiensten die het afval produceren, zelf of door bezoekers, studenten of patiënten. Doorlopend sensibiliseren is noodzakelijk. Het ziekenhuis-
11
Jean Paul van Bendegem is decaan van de faculteit letteren en wijsbegeerte van de Vrije Universiteit Brussel en gewoon hoogleraar. Hij is licentiaat wiskunde en doctor in de wijsbegeerte. Hij woont in Gent.
n
Colum
Met de seizoenen mee die vragen (met de bijhorende vreemde blik), terwijl iemand die wekelijks of maandelijks naar de coiffeur trekt, van ondervraging wordt vrijgesteld. Wat zou het verschil kunnen maken? Uiteraard is er het simpele gegeven dat je niet doet wat anderen doen en dat is altijd al een beetje bizar. Zeker, maar er is meer, denk ik. Laat ik eerst en vooral uitleggen waarom ik het doe, zodat de lezer dat toch weet. Eén, ik ben een lui mens als het op bepaalde zaken aankomt. Ik zou de kleren die ik aanheb, dragen tot ze mij van het lijf vallen en dan nog zou ik het betreuren dat je in deze maatschappij niet naakt mag rondlopen op de openbare weg (modulo weersomstandigheden evident). Zo ook als het gaat om kappersbezoek.
Ik ga één keer per jaar naar de kapper. Zo, het is gezegd! Mijn vermoeden is dat velen de wenkbrauwen fronsen bij het lezen van deze zin. Is die mens wel voldoende ‘proper op zijn eigen’, zoals de
“Ik laat mij leiden door de gang van de aarde rond de zon” mooie, Vlaamse uitdrukking gaat? Zou er iets mis zijn met hem? Een rare psychologische trek, een niet verwerkt jeugdtrauma of misschien gewoon teveel Johan Daisne gelezen (de oudere lezers weten over wie ik het heb en naar welk boek ik verwijs, de jongeren onder ons hebben aan deze naam en Google voldoende om het raadsel snel op te lossen)? Ik wil de lezer meteen geruststellen, het is niets van dat alles. Ik ben wel degelijk ‘proper op mijn eigen’ (geworden waarvoor dank aan de vrouwen die mijn leven hebben gedeeld en vooral aan haar die het nog steeds weet uit te houden met mij), ik was mijn haar regelmatig, kortom, ik mag gezien worden. Nu wil ik het niet zozeer over die vragen zelf hebben, maar wel over de kwestie waarom men mij lastigvalt met
12
Maar, twee, ik vind het zeer aangenaam om de seizoenen te volgen. In de winter is het schedeldak wat beter beschermd tegen de kou en éénmaal de zomer echt in het land is, is dat lange(re) haar echt niet te verdragen dus het knippen betekent zoveel als het aankondigen van het echte begin van de zomer. Mijn kapper – want ik heb wel degelijk een ‘vaste’ kapper! – heeft mij één keer begroet met “Ah, nu is het echt zomer!”. Dat vond ik ongelofelijk mooi, zeg maar ontroerend. Akkoord, nogal wat mensen verschieten zich een aap als ze mij na mijn jaarlijks bezoek tegen het lijf lopen, maar dat is eigenlijk ook wel geestig. Met deze korte uitleg kan ik meteen ook aangeven waar het diepere verschil zit. Mijn hypothese is dat mijn gedrag zegt dat ik terug aansluiting zoek bij de ‘natuur’ – ik laat mij immers leiden door de gang van de aarde rond de zon – wat lijkt te impliceren dat ik afstand zou nemen van de ‘cultuur’. Wat niet zo is, want ik ben een stadskind tot en met. Bovendien, wie mijn beschrijving heeft gelezen, heeft meteen beseft dat ik er een ritueel heb van gemaakt, een culturele uiting bij uitstek. Een ritueel zoals bijvoorbeeld een verjaardag, waar toch ook een duidelijk biologische component aanwezig is. Denkoefening voor de lezer: is een verjaardag meer ‘natuur’ dan ‘cultuur’ of omgekeerd? En is een antwoord belangrijk? Prof. Jean Paul Van Bendegem
Dienstfiche
De dienst
Psychiatrie
psychiatrie Depressie is een ziekte die vaak goed te behandelen is. De huisarts is de eerst aangewezen persoon om de depressieve klachten mee te bespreken en die met een eventuele behandeling ervan kan starten.
Psychiatrie houdt zich bezig met ziektes van de emoties en het gedrag. Het is een vakgebied dat volop in ontwikkeling is. Wij volgen die ontwikkelingen op de voet en passen de nieuwe inzichten toe. De dienst psychiatrie van het UZ Brussel bestaat uit vier delen: de psychiatrische polikliniek, de psychiatrische afdeling (PAAZ), de consultatieve of liaisonpsychiatrie en de psychiatrische urgentiedienst. De psychiatrische polikliniek en de psychiatrische afdeling bieden integrale diagnostiek, poliklinische behandeling, kortdurende klinische behandeling en crisisinterventie bij psychiatrische stoornissen en problematisch gedrag. De afdeling vervult een belangrijke rol bij de eerste (diagnostiek)opnamen in de psychiatrie van met name patiënten met depressieve klachten en een eerste psychose.
In eerste instantie wordt gekeken naar wat er aan de hand is. Vaak wordt gekozen voor een combinatie van gesprekken en medicijnen. Maar er zijn ook andere vormen van behandeling, zoals magneettherapie (rTMS) of elektroconvulsietherapie. Volgens ramingen van de Wereldgezondheidsorganisatie zijn er wereldwijd 121 miljoen mensen met een depressie en zal dit aantal alleen nog maar toenemen. In ons land zijn dat er 400.000, op een willekeurig moment gemeten.
3) afhankelijkheid van middelen: we bieden de mogelijkheid om in een veilige omgeving een begin te maken met het ontwennen van overmatig gebruik van genotsmiddelen en medicatie; 4) angst- en paniekklachten: klachten door spanning of onzekerheid. Deze ontstaan vaak in aansluiting op lichamelijke ziekten. Volgens bestaande statistieken doet zich naar schatting bij 1 op de 5 mensen ooit in hun leven een angststoornis voor. Kijken we naar het vóórkomen op jaarbasis, dan zouden angststoornissen zich bij ongeveer 12% van de bevolking voordoen. Dit komt neer op 1 miljoen landgenoten bij wie sprake is van één of andere vorm van een angststoornis.
In de PAAZ vindt 45% van de eerste opnamen plaats. Opgenomen worden op de psychiatrische afdeling van het algemene ziekenhuis heeft voor de patiënt het voordeel dat het minder stigmatiserend is dan opname in een psychiatrisch ziekenhuis.
Het verschijnsel angst is op zich heel normaal en beschermt mens en
De afdeling psychiatrie ondersteunt de klinische afdelingen bij opgenomen somatische patiënten met psychiatrische klachten (consultatieve of liaisonpsychiatrie).
5) persoonlijkheidsstoornissen: problemen die ontstaan in relaties op het werk en privé door het steeds weer in de zelfde valkuilen en patronen terecht komen. 6) somatoforme stoornissen: onbegrepen lichamelijke klachten. Overmatige alertheid op lichamelijke sensaties met vaak angst tot gevolg. Overmatige angst voor een lichamelijke aandoening. 7) stressstoornissen: klachten door traumatische ervaringen. 8) psychotische stoornissen.
Enkele aandachtsgebieden: 1) aanpassingsstoornissen: emotionele en/of gedragsproblemen door een grote verandering of een ingrijpende gebeurtenis; 2) stemmingsstoornissen: bijvoorbeeld depressie, bipolaire stoornis): langdurige somberheid, sterk wisselende stemmingen, opvallend vrolijk en druk gedrag;
dier tegen gevaar. Echter, wanneer angsten of bezorgdheden vormen aannemen die het leven te zeer gaan beheersen, kan men spreken van een angststoornis.
13
Dienstfiche Psychiatrie
Schizofrenie is een ernstige psychiatrische ziekte waaraan bijna 1 op de 100 mensen lijdt. Dat wil dus zeggen dat er in België meer dan 100.000 mensen aan schizofrenie lijden. Per jaar komen er 2500 nieuwe patiënten bij in België. De ziekte treft net zo veel mannen als vrouwen. Meestal openbaart schizofrenie zich voor het eerst in de leeftijd van 16 tot 26 jaar. Een psychose komt het meest voor bij mensen tussen de 16 en 40 jaar en kan samenhangen met verschillende psychiatrische ziektebeelden.
Het UZ Brussel heeft een bijzondere expertise opgebouwd rond magneettherapie (rTMS) of elektroconvulsietherapie (ECT).
Magneettherapie (rTMS) Bij magneettherapie (repetitieve transcraniële magnetische stimulatie) stroomt een sterke elektrische stroom door een spoel die op het hoofd geplaatst wordt. In de spoel wordt de stroom omgezet in een sterk magnetisch veld. Dit veld wordt vervolgens in pulsen omgezet die de spoel van het apparaat verlaten. De pulsen kunnen gemakkelijk door de schedel dringen en zo de hersenen bereiken. Deze pulsen kunnen doordat ze sterk magnetisch zijn bepaalde delen van de hersenen stimuleren of dempen. De activiteit in deze gebieden neemt daardoor toe dan wel af. Met behulp van deze therapie kan afwijkende activiteit - die de oorzaak is van een depressie – weer rechtgetrokken worden. Hierdoor zullen ook de bijbehorende depressieve klachten afnemen.
Elektroconvulsietherapie (ECT) We hebben sinds 1978 expertise met ECT. Het is een veilige en bijzonder doeltreffende behandeling bij ernstige psychiatrische aandoeningen. Het opwekken van een insult gebeurt in de huidige tijd vanzelfsprekend op een andere manier dan vroeger en is niet meer te vergelijken met de voormalige shock-therapie. Tegenwoordig wordt de patiënt voor de behandeling onder narcose gebracht en krijgt hij/zij middelen toegediend die de spieren slap maken. De dienst psychiatrie van het UZ Brussel is ook actief in het moderniseren van de psychiatrie in de samenleving door middel van zorgcircuits en netwerken.
In de te creëren zorgcircuits en netwerken zullen ten minste volgende kernfuncties uitgebouwd worden: 1. activiteiten inzake preventie en promotie van geestelijke gezondheidszorg, vroegdetectie, screening en diagnosestelling; 2. ambulante intensieve behandelteams voor zowel de acute als chronische problemen inzake geestelijke gezondheid; 3. rehabilitatieteams die werken rond herstel en sociale inclusie; 4. intensieve residentiële behandelunits voor zowel de acute als chronische problemen inzake geestelijke gezondheid indien een opname noodzakelijk is; 5. specifieke woonvormen waarin zorg kan aangeboden worden indien het thuismilieu of het thuisvervangend milieu niet in staat is om de nodige zorg te organiseren. Het UZ Brussel streeft naar optimale samenwerking met ambulante en residentiële voorzieningen in de geestelijke gezondheidszorg in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en in Vlaams-Brabant. M. Meers (hoofdverpleegkundige) Laura Rosseel (sociaal verpleegkundige)
CONTACTGEGEVENS KLINISCH SECRETARIAAT Tel. 02 477 82 75 Fax 02 477 78 24 E-mail
[email protected] ACADEMISCH SECRETARIAAT Tel. 02 477 64 07 Fax 02 477 64 07 E-mail
[email protected] MEDEWERKERS Diensthoofd Prof. dr. C. Baeken Raadpleging psychiatrie Prof. dr. C. Baeken - psychiater Mevr. N. Van Geit - psychologe Verpleegeenheid – opnameafdeling Tel. 02 477 77 24 Dhr. M. Meers - hoofdverpleegkundige Mevr. S. Van Praet - vrijetijdsagoge Liaisonpsychiatrie en psychiatrische spoedgevallen Dr. N. Vanderbruggen - psychiater Dr. D. Zeeuws - psychiater
14
Dienstfiche
Psychiatrische Afdeling infants, kinderen en adolescenten
PAika
PAika staat voor Psychiatrische Afdeling infants, kinderen en adolescenten. Het is een dienst waar meisjes en jongens tussen 0 en 17 jaar oud, en hun ouders, terecht kunnen wanneer zij psychische problemen ervaren. Sleutelwoorden van de huidige geestelijke gezondheidszorg zijn samenwerking, zorgcircuits en zorgtrajecten, outreachend en flexibel werken en zorgen voor continuïteit. Kinder- en jeugdpsychiatrie werkt vandaag aan morgen, rond problemen van vandaag en gisteren. Het is hierbij ondenkbaar een kind te onderzoeken of te behandelen zonder rekening te houden met zijn of haar leefcontext. Ouders, directe omgeving, school, …alles is belangrijk, alles hangt samen. Samengaan van observaties, onderzoeken en vaststellingen door verschillende disciplines in een multidisciplinaire teamspirit is een noodzaak. PAika voorziet een aanbod van raadplegingen, maar er is ook een opnameafdeling voor kinderen en jongeren tot 17 jaar. In PAika werkt een multidisciplinair team van kinder- en jeugdpsychiaters, klinisch psychologen, orthopedagogen, psychiatrisch verpleegkundigen en opvoedkundigen, sociaal verpleegkundigen, maatschappelijk werkers, logopedisten, psychomotorische en creatieve therapeuten, ... .
PAika, een gedifferentieerd aanbod De ambulante werking Algemene raadpleging waar kinderen en jongeren tot 17 jaar terecht kunnen voor een diagnostisch onderzoek en/of behandeling. De eetkliniek waar kinderen en jongeren vanaf 6 jaar terecht kunnen voor een integrale ‘op maat’ benadering en behandeling van een eetstoornis. In een goede samenwerking met de afdeling pediatrie worden sommige meisjes opgenomen op K2. RCA, Referentiecentrum Autisme Brussel. Dit functioneert in samenwerking met het ZH Inkendaal. De taak is multidisciplinaire diagnostiek bij vermoeden van autismespectrumstoornis en co-
ordinatie van de hulpverlening eens de diagnose wordt gesteld. Outreaching waarbij teamleden kinderpsychiatrische zorg aan huis aanbieden onder de vorm van een kortdurende intensieve begeleiding op maat. Liaison psychiatrie biedt zorg aan kinderen die elders in het ziekenhuis verblijven en waarvan de behandelende arts advies vraagt aan de kinderpsychiater. En tot slot Solentra, een vzw die focust op diagnostische en therapeutische zorg aan kinderen en jongeren die slachtoffer zijn van een traumatische gebeurtenis. Er is bijzondere aandacht voor mensen met een andere culturele achtergrond, vluchtelingen en asielzoekers.
De hospitalisatie afdeling De hospitalisatie afdeling is de eerste Nederlandstalige K-dienst in Brussel met een totaalaanbod waar meertaligheid en diversiteit aandacht krijgen in een niet evidente grootstad. Er zijn 3 leefgroepen. Leefgroep ’t Ketje is er voor de allerkleinsten en is een daghospitalisatie voor kindjes van 0 tot 6 jaar oud. Deze setting impliceert een grote betrokkenheid van de ouders. Naast vroegdiagnostiek en daar waar ambulant onderzoek een onvoldoende antwoord bracht, is er een gespecialiseerd therapeutisch aanbod, individueel en in groep. De residentiële leefgroepen Kids en Teens bieden plaats aan respectievelijk 6 kinderen van lagere schoolleeftijd en 9 adoles-
15
WIE IS WIE BIJ PAIKA? centen. De kinderen worden opgenomen voor een periode van 6 weken, met als belangrijkste doelstelling observatie en multidisciplinaire diagnostiek. Tijdens deze periode wordt ook een aanzet tot behandeling gegeven. In de verschillende leefgroepen wordt een gevarieerd aanbod aan therapieën en gesprekken geboden. Ouders en context worden intensief betrokken in dit proces, zodat de terugkeer van de kinderen naar hun initiële leefcontext zo goed mogelijk kan verlopen. Ambulante, residentiële en semi-residentiële hulpverlening worden op mekaar afgestemd in samenspraak met patiënt, zijn of haar gezin en betrokken hulpverleners.
KINDER - EN JEUGDPSYCHIATERS Prof. dr. Annik Lampo, diensthoofd Dr. Sara Wouters KLINISCH PSYCHOLOGEN, ORTHOPEDAGOGEN EN THERAPEUTEN Riene Bruffaerts, Bart Colson, Hans De Budt, Ingrid De Ryck, Frederik De Scheemaeker, Katrien Denijs, Saskia Desmedt, Marjan Klingels, Rhode Mantels, Karen Mellaerts, Liesbet Monballiu, Kim Pipeleers, Geertrui Serneels, Maya Van den Eede, Ursula Van den Eede, Karlien Van Cauwelaert, Ivo Van Nerum, Vanessa Vandergoten, Katrien Vanfraussen HOOFDVERPLEEGKUNDIGE Karolien ten Haaf SOCIAAL VERPLEEGKUNDIGEN, MAATSCHAPPELIJK ASSISTENTEN Rahima Sekkouri, Sietse Vannuffelen, Philippe Vosters LOGOPEDISTEN Frank Henau Sofie Lamon HET TEAM VAN LEEFGROEPBEGELEIDING Mia De Boeck, Ingrid De Bus, Berten De Mol, Yasmin De Ridder, Elke Devaster, Sabine Duquene, Stien De Troch, An Godaert, Heidi Hermans, Kathleen Hauters, Aagje Maekelbergh, Imke Mertens, Linda Op de Beeck, Hilde Van der Hasselt, Jenny Vleemink SECRETARIAAT Carine Baele, Sandra Desmedt, Marleen Heyvaert, Anne-Mie Misplon, Odette Thon Tel: 02 477 60 72 Fax: 02 477 58 90 Email:
[email protected]
Het PAika-team
16
muze
Internetgedrag
Communicatie arts-patiënt beïnvloedt het internetgedrag In zijn rapport ‘The social life of Health Information, 2011’ stelde het Pew Research Center vast dat artsen, verpleegkundigen en andere ‘health professionals’ voor de meeste Amerikanen nog steeds de eerste keuze zijn wanneer ze gezondheidszorgen nodig hebben. Van de 3001 respondenten, die tussen augustus en september 2010 werden geraadpleegd, heeft 74% toegang tot het internet. Daarvan heeft 80% online informatie opgezocht over uiteenlopende gezondheidsonderwerpen.
Steeds meer mensen met toegang tot het internet - en dat is vandaag ongeveer 78% van de Belgen (Eurostat 2010) - gaan er op zoek naar gezondheidsinformatie. In een tijd dat de zogenaamde ‘empowered patient’ bijna een trendy term is geworden, zouden we dit als positief kunnen beschouwen. Meer kennis over zijn gezondheidssituatie kan van de burger in de gezondheidszorg een partner maken. Dat is op zich niet onbelangrijk wanneer men weet dat talrijke ziektes het gevolg zijn van het gedrag van de mensen zelf. Preventie betekent dan noodzakelijkerwijs betrokkenheid en daarbij is duidelijke en correcte informatie een belangrijk sleutelelement. Dat is natuurlijk juist een zwak punt van het informatie-aanbod op het internet vandaag. De website van het persagentschap Reuters maakte begin
januari van dit jaar nog melding van een onderzoek van de London School of Economics: 12.000 mensen in 12 verschillende landen in de wereld werden ondervraagd en slechts 1 op 4 met toegang tot het internet checkte de bron van het gezondheidsadvies dat op het internet werd gegeven. We kunnen ons daarom vragen stellen bij deze trend wetende dat er nauwelijks enige selectie is van het informatieaanbod op het internet en dat verkeerde of tendentieuze informatie voor een patiënt gevaarlijk kan zijn. Daarenboven is er nog steeds sprake van een digital divide - de kloof tussen wie wel en wie niet toegang heeft tot het internet - en is niet iedereen in dezelfde mate in staat om de voordelen van het internet te maximaliseren (Hargittai, 2002). Artsen getuigen er vandaag steeds vaker van dat hun patiënt
met een internetoutprint naar het consult komt - al durft niet elke patiënt zich tegenover de arts als googler te outen (Donnelly et al., 2008). Onderzoek lijkt dat te bevestigen: in 2005 bediscussieerde meer dan één derde van de Canadese volwassenen gevonden internetinformatie met hun arts (Underhill and McKeown, 2008). Deze googelende patiënt is nochtans niet altijd beter in staat om tijdens het consult beter gefundeerde beslissingen te nemen over de eigen gezondheid (Kim and Kwon, 2010).
Een oorzaak? Toch moeten we voorzichtig zijn de trend te veroordelen. Uit een onderzoek naar de motivatie van borstkankerpatiënten in de VS (Lee and Hawkins, 2010) zou blijken dat
17
muze
Internetgedrag
het belang van correcte online gezondheidsinformatie toeneemt naarmate de klassiek informatiekanalen hen die informatie niet aanbieden. De mate waarin de zorgverstrekker inlevingsvermogen toont en de quality time die hij aan de patiënt besteedt, zou zelfs omgekeerd evenredig zijn met de mate waarin die patiënt voor het internet kiest als voornaamste informatiebron (Tustin, 2010). De patiënt zou zich meer storten op het internet naarmate de zorg minder op de patiënt zou zijn afgestemd (Hou and Shim, 2010).
Geraadpleegde bronnen DONNELLY, L. S., SHAW, R. L. & VAN DEN AKKER, O. B. 2008. eHealth as a challenge to ‘expert’ power: a focus group study of internet use for health information and management. J R Soc Med, 101, 501-506. ECKLER, P., WORSOWICZ, G., M. & DOWNEY, K. 2009. Improving Physician-Patient Communication. In: PARKER, J. C. & THORSON, E. (eds.) Health Communication in the New Media Landscape. New York: Springer. HARGITTAl, E. 2002. Second-Level Digital Divide: Differences in People’s Online SkilIs. First Monday [Online], 7. Available: http://www.firstmonday.org/issues /issue 7 4/hargittai. HOU, J. & SHIM, M. 2010. The Role of Provider-Patient Communication and Trust in Online Sources in Internet Use for Health-Related Activities. Journal of Health Communication: International Perspectives, 15, 186-199. KlM, K & KWON, N. 2010. Profile of e-Patients: Analysis of Their Cancer Information-Seeking From a National Survey. Journal of Health Communication: International Perspectives, 15, 712 - 733. LEE, S. Y. & HAWKlNS, R 2010. Why Do Patients Seek an Alternative Channel? The Effects of Unmet Needs on Patients’ Health-Related Internet Use. Journal of Health Communication: International Perspectives, 15, 152 -166.
Er kunnen ongetwijfeld veel vragen worden gesteld bij het huidige internet als informatiebron voor patiënten, maar het rapport van het Pew Research Center toont aan dat dit niet betekent dat de rol van de arts als expert is uitgespeeld; de nieuwe media vervangen de arts niet (Eckler et al., 2009). Zorgverstrekkers blijven de primaire informatiebron inzake gezondheidscommunicatie, maar de mate waarin hun patiënten informatie opzoeken op het internet kan misschien in een aantal gevallen te maken hebben met een patiënt-arts communicatie die niet helemaal volmaakt is. Dus: 1. patiënten zullen hoedanook, en méér en méér, internet gebruiken als een bron van medische informatie; 2. het internet vervangt echter niet de zorgverstrekker, 3. een goede arts-patiënt communicatie blijft daarom cruciaal. En is dat niet de logica zelf?
TUSTIN, N. 2010. The Role of Patient Satisfaction in Online Health Information Seeking. Journal of Health Communication: International Perspectives, 15, 3 -17.
Edgard Eeckman
UNDERHILL, C. & MCKEOWN, L. 2008. Getting a second opinion: Health information and the Internet. Statistics Canada.
en ?
er Reag
18
Mail naar
[email protected]
muze
Het boek van leven en dood
Het boek van leven en dood Ieder jaar sterven er bijna zestigduizend Vlamingen. Iets meer mannen dan vrouwen. De meeste bereikten een respectabele leeftijd. Mannen sterven na gemiddeld 78,1 en vrouwen na 83,1 jaar. Dat is nooit hoger geweest. Dik tien jaar geleden (1999) stierven mannen na gemiddeld 75,1 en vrouwen na 81 jaar. Doorheen de jaren is de kans om te sterven op elke leeftijd kleiner geworden. In de eerste plaats omdat de sterfte door hart/vaatziekte flink is gedaald. Maar ook sterfte door kanker, longziekte, ongevallen en vroeggeboorte is afgenomen. Vlamingen sterven nog steeds dominant door een hartkwaal of kanker, maar doen dat op een hogere leeftijd dan voorheen.
Dit staat allemaal te lezen in ‘Het boek van leven en dood’ (uitgegeven door Borgerhoff & Lamberigts) van prof. dr. Hendrik Cammu, afdelingshoofd van de gynaecologie-urologie van het UZ Brussel en een bekend gezicht in De Laatste Show. In het boek komen alle belangrijke doodsoorzaken ruimschoots aan bod. De auteur start
in de moederschoot (babysterfte), heeft het over verkeersproblemen en zelfmoord om aan te belanden bij de grote twee: hart/vaatziektes en kanker. Vervolgens komen infectieziektes aan bod (toch nog altijd de vierde doodsoorzaak in ons land) en eindigen doet hij in de nevelen van de geest met een hoofdstuk over dementie.
Van alle ziektes tracht hij de oorzaak te verklaren. Hij besteedt ruim aandacht aan wat er aan te doen is en hoe je de ziektes vermijdt of toch minstens uitstelt naar een hogere leeftijd. Tijdens het schrijven komt een mens blijkbaar tot ongekende bevindingen en een rist nieuwe inzichten.
19
muze
Het boek van leven en dood
Win ‘Het boek van Leven & Dood’ Aan drie aandachtige – en snelle – lezers geeft mUZe elk een exemplaar van het boek weg. Stuur daartoe je antwoord op de vraag ‘Waarvoor staat in het UZ Brussel ’t Ketje?’ naar
[email protected]. De eerste drie correcte antwoorden slepen een exemplaar in de wacht.
Hij geeft er 4: 1. chronische ziektes op volwassen leeftijd - zoals het hartinfarct, obesitas of suikerziekte - vinden in belangrijke mate hun oorsprong in de baarmoeder en in de eerste 2-3 levensjaren. Dat komt door onze spaarzame genen. Een foetus die te weinig eten krijgt door bijv. een ziekte van de moederkoek, zal zich aanpassen aan het voedseltekort. Na de geboorte zal de baby zich nog steeds spaarzaam gedragen alsof er nog steeds voedselschaarste is. Maar die is er niet. En dus zal de baby/peuter/ kleuter spaarzaam energie opstapelen ‘voor later’ en bijgevolg dik worden, diabetes krijgen, enz. 2. de vrienden van je vrienden kunnen je dik maken, je leren roken of je doen stoppen met roken. We hebben de neiging elkaar te imiteren als we elkaar sympathiek vinden en onbewust nemen we elkaars (eet- en rook) gewoontes over. Het sterke is dat we dat ook doen van mensen die we zelf niet kennen. Dat gaat zo: Pol en Luc zijn vrienden. Pol zet Luc aan tot roken. Luc en Jan zijn ook vrienden. Luc zet Jan aan tot roken. Jan kent Pol niet, toch is Pol de reden waarom Jan, via Luc, zal roken. Omgekeerd, speur een populair persoon op in een netwerk (in een school, of op het werk) en laat hem stoppen met roken, dan zullen een rits anderen hetzelfde doen. 3. chronische stress, depressie, ultrafijn stof en slaaptekort zijn nieuwe spelers die het risico op hart- en vaatziekte verhogen. Chronische stress is veel belangrijker dan ooit gedacht werd en is vaak een gevolg van een gebrek aan vrijheid om je leven in te richten zoals je dat zelf wil. Chronische stress veroorzaakt hoge bloeddruk en doet de kans op een beroerte en infarct toenemen. Depressie volgt vaak als reactie op een hartinfarct,
20
maar het kan er ook de oorzaak van zijn. De reden? Chronische stress. Ultrafijn stof, vooral afkomstig van dieselmotoren, gedraagt zich als slechte cholesterol: het laat de bloedvaten dichtslibben. Tijdens de normale slaap zetten de hormoonhuishouding en het autonoom zenuwstelsel zich op orde. Door te weinig (<5uur) te slapen is de tijd te krap om tot herstel te komen. Zo kan slaaptekort een mens dik maken en suikerziekte of een hoge bloeddruk uitlokken.
Chronische stress is veel belangrijker dan ooit gedacht werd.
4. sportief zijn helpt tegen dementie. Wandelen en gymnastiek zouden de natuurlijke inkrimping van de grijze hersenmassa vertragen. Je hoort wel eens dat mensen die hun hersens veel gebruiken, beschermd zijn tegen dementie of toch op zijn minst de ziekte kunnen afremmen. Het zal langer duren alvorens de symptomen van Alzheimer uitbreken, dat wel, maar van zodra de symptomen zichtbaar worden, verloopt het dementieproces bij intellectuelen een stuk sneller. Bovendien zullen intellectuele mensen aanvankelijk meer beseffen dat ze Alzheimer hebben en daar meer van afzien. Dementie kunnen voorkomen of genezen is de ultieme voorwaarde om de levensduur zinvol te verlengen. De titel van het voorwoord van het boek luidt: ‘Van leven ga je dood’ en op de achterflap staat: ‘Gezond leven is de traagste manier van dood zijn’. Tussen beide zit 231 bladzijden boeiende en heel toegankelijke lectuur.
Academisch en ander nieuws
Prinses Astrid bezoekt VUB-onderzoeksgroep Experimentele Farmacologie De onderzoeksgroep is internationaal erkend voor zijn expertise in het gebruik van intracerebrale in vivo microdialyse, gekoppeld aan gesofisticeerde analysemethodes. Dit laat toe om verschillende belangrijke stoffen in de hersenen, neurotransmitters genaamd, waaronder dopamine, serotonine, acetylcholine, glutamaat, GABA en bepaalde neuropeptides, in ratten en muizen te meten. Afwijkingen op het niveau van de concentratie van deze neurotransmitters in bepaalde hersendelen, liggen vaak aan de basis van de aandoening. Het meten ervan in de hersenen van proefdieren waarin de ziekte wordt ‘nagebootst’, laat toe om de aandoening en de invloed van geneesmiddelen hierop te bestuderen.
Op 5 april bracht prinses Astrid een bezoek aan de onderzoeksgroep Experimentele Farmacologie van de faculteit Geneeskunde en Farmacie van de Vrije Universiteit Brussel (campus Jette). Het bezoek van prinses Astrid kaderde in de financiering van het onderzoek door de Geneeskundige Stichting Koningin Elisabeth (GSKE) en van de Prijs ‘Burggravin Valine de Spoelberch’ die de onderzoeksgroep van prof. dr. Yvette Michotte in ontvangst mocht nemen.
De onderzoeksgroep Experimentele Farmacologie doet onderzoek naar neurologische aandoeningen, gebruik makend van diermodellen. De ziekte van Parkinson, epilepsie en beroertes worden er bestudeerd, en meer recent ook cognitie en depressie. Het doel is wijzigingen op verschillende niveaus in de hersenen te bestuderen en zo te komen tot innovatieve aangrijpingspunten voor nieuwe behandelingen. Naast die modellen die goed de neurologische aandoeningen nabootsen, hebben de onderzoekers ook toegang tot een groot aantal nieuwe muismodellen bekomen door genetische manipulatie.
De onderzoeksgroep is multidisciplinair samengesteld en omvat apothekers, artsen, biologen, biomedici, scheikundigen en gespecialiseerde technici. De onderzoeksgroep maakt ook deel uit van het ‘Center for Neuroscience’, dat tot doel heeft om alle neurowetenschappelijke onderzoeksactiviteiten aan de Vrije Universiteit Brussel en het Universitair Ziekenhuis Brussel te coördineren en te optimaliseren. Onderzoeksthema’s van het ‘Center for Neuroscience’ zijn: de ziekte van Parkinson, epilepsie, neurovirologie, multipele sclerose, herseninfarct, affectieve aandoeningen en centrale regulatie van perifere aandoeningen.
21
tievoering bij simulatiepatiënten (met een rollenspel en video-opnames).
VUB opent Skillslab met levensechte ‘patiënten’ Op 3 mei opende het vernieuwde Skillslab van de Faculteit Geneeskunde en Farmacie van de Vrije Universiteit Brussel officieel de deuren. Het Skillslab bestaat uit hoogtechnologische ‘poppen’ die op handelingen van studenten reageren zoals een echte patiënt. Het ‘Clinical Skills and Simulation Center’ of kortweg Skillslab maakt integraal deel uit van het ‘Geïntegreerd Begeleidingslandschap Medische Campus Jette’. De studenten geneeskunde krijgen aan de VUB al in een vroeg stadium van hun opleiding essentiële vaardigheden en competenties aangeleerd. Dat is overigens één van de aspecten waarmee de artsenopleiding zich onderscheidt. Het
skillslab is veel meer dan een verzameling gesofistikeerde poppen, het staat voor een sterk pedagogisch concept. Via simulatie en training kunnen studenten competenties en vaardigheden preklinisch aanleren en optimaliseren. De studenten worden in kleine groepen met heel concrete beroepssituaties geconfronteerd, waaronder basic life support en verstikking bij volwassenen en kinderen, blaascatheterisatie bij de man en de vrouw, maagsondeplaatsing, puncties, de polsslag voelen en beoordelen, enz. Daarnaast gaat er veel aandacht naar communicatievaardigheden en consulta-
Leerstoel van de broers Brugada opgericht aan de universiteit van Girona Prof. dr. Pedro Brugada en zijn broers cardiologen Josep en Ramon Brugada hebben een leerstoel opgericht aan de Universiteit van Girona (Spanje) die gewijd is aan het sudden death syndroom. De doelstelling van de leerstoel is de problematiek rond sudden death onder de aandacht bren-
22
gen. Opsporing, preventie en behandeling van hartfalen staan hierbij centraal. Op 29 april werd het eerste symposium georganiseerd in Barcelona. Het Barcelona Sudden Death Symposium 2011 handelde over preventie en behandeling van het syndroom.
Het ‘Clinical Skills and Simulation Center’ wordt gecoördineerd en gestuurd vanuit de vakgroep Kritische Zorgen, meer bepaald door de titularissen en de lesgevers van de opleidingsonderdelen Medische Vaardigheden. Verschillende lesgevers (huisartsen, neurologen, ...) van andere disciplines zijn eveneens bij het Skillslab betrokken. Het Skillslab richt zich tot de opleiding basisarts, tot voortgezette opleidingen (master na master Huisartsgeneeskunde en Ziekenhuisgeneeskunde) en tot ‘levenslang leren’ (o.m. aanbrengen nieuwe richtlijnen bij zorgverleners). Ook studenten verpleeg- en vroedkunde van de Erasmushogeschool en medewerkers van het UZ Brussel (om bijv. richtlijnen opnieuw op te frissen), maar ook mensen uit de industrie (bijv. ventilatieworkshops) kunnen oefenen in het skillslab.
muze
Academisch en ander nieuws
Hoge precisie radiotherapie: een potentiële behandeling voor uitzaaiingen van darmkanker Dr. Benedikt Engels en prof. dr. Mark De Ridder van de dienst radiotherapie van het UZ Brussel onderzochten in een pilootstudie de mogelijkheid om een groep darmkankerpatiënten met uitzaaiingen waarbij noch chemotherapie noch een operatie kon helpen, te behandelen met hoge precisie radiotherapie. In de pilootstudie werden patiënten met maximaal 5 uitzaaiingen bestraald d.m.v. tomotherapie. Meer dan de helft van de patiënten vertoonde een totale of gedeeltelijke afname van de ziekte en meer dan 85% leefde nog een jaar na de behandeling. Deze radiotherapie
Dankzij de universele neonatale gehoorscreening van Kind en Gezin kunnen doof geboren kinderen al enkele maanden na hun geboorte gediagnosticeerd worden en een cochleair implantaat krijgen. Dat is een digitaal hoorapparaat met een inwendig deel dat chirurgisch op de gehoorzenuw wordt geplaatst. Hoe vroeger een kind zo’n implantaat krijgt, hoe beter het resultaat op gebied van de gesproken taalontwikkeling. Voor de ouders betekent dit echter geen gemakkelijke keuze: ze kunnen immers ook opteren voor een uitwendig hoorapparaat, of verkiezen om het kind in gebarentaal op te voeden zonder hulpmiddelen. Uit een onderzoek van medisch socioloog Stefan Hardonk en enkele collega’s van de Vrije Universiteit Brussel blijkt nu dat heel wat ouders bij het nemen van deze belangrijke beslissing door hun arts of zorgverlener nog te eenzijdig worden ge-
werd goed verdragen; minder dan 15% van de patiënten vertoonde neveneffecten. In België worden jaarlijks ongeveer 7.700 nieuwe gevallen van darmkanker vastgesteld. Darmkanker is na longkanker de belangrijkste oorzaak van sterfte door kanker. Bij patiënten met een beperkt aantal uitzaaiingen biedt een chirurgische ingreep waarbij al de uitzaaiingen worden weggesneden, de beste genezingskansen. Helaas komen heel wat patiënten hier niet voor in aanmerking wegens de ligging van de uitzaaiingen of hun algemene toestand. Chemotherapie wordt bij deze groep op
termijn stopgezet omdat er resistentie optreedt of te veel nevenwerkingen zijn. Precies deze groep patiënten maakte deel uit van het pilootonderzoek van de dienst radiotherapie van het UZ Brussel. De veelbelovende resultaten werden gepubliceerd in het toonaangevende vaktijdschrift Annals of Oncology. Referentie: B. Engels, H. Everaert, T. Gevaert, M. Duchateau, B. Neyns, A. Sermeus, K. Tournel, D. Verellen, G. Storme & M. De Ridder, “Phase II Study of helical tomotherapy for oligometastatic colorectal cancer” (Annals of Oncology 2011 Feb;22(2):362-8).
Ouders van dove baby’s worden nog te eenzijdig geïnformeerd informeerd. De nadruk ligt vooral op de gevolgen voor de gesproken taalontwikkeling, terwijl sommige ouders meer belang hechten aan andere factoren, zoals de medische risico’s van de ingreep, de ethische aspecten van het maken van een keuze in de plaats van het kind, en de verwachtingen met betrekking tot toekomstige hoortechnologieën. Nog een andere groep ouders verkiest om geen implantaat te nemen en hun toevlucht te zoeken in traditionele hoorapparaten en/of de gebarentaal. Uit de studie blijkt echter dat heel wat begeleidende artsen doofheid vanuit een medisch standpunt benaderen,
als een stoornis die zo snel mogelijk moet ‘genezen’ worden. De ouders worden bijna niet geïnformeerd over de mogelijkheden om als dove door het leven te gaan, over de dovencultuur en over de mogelijkheden van gebarentaal als volwaardige taal. Referentie: Hardonk, S., Bosteels, S., Desnerck, G., Loots, G., Van Hove, G., van Kerschaver, E., Vanroelen, C., & Louckx, F. (2010). Pediatric cochlear implantation: a qualitative study of the parental decision-making process in Flanders, Belgium. American Annals of the Deaf, 155(3): 339-352.
23
Academisch en ander nieuws
UZ Brussel stelt eerste ultra low dose CT scanner ter wereld voor In het UZ Brussel werd de eerste ultra low dose CT-scanner ter wereld in gebruik genomen. Deze nieuwe ultra low dose (lage dosis) CT-scanner combineert voor het eerst in de medische beeldvorming een adequate beeldkwaliteit met een zeer lage stralingsdosis. Tot voor enkele jaren ging beeldvorming met CT-scan gepaard met de hoogste stralingsdosissen in de radiologie. Dit was nodig om een correcte diagnose te kunnen stellen. Er was daarbij altijd een tradeoff tussen beeldkwaliteit en stralingsdosis. Sinds enige tijd is er o.m. dankzij de technologische ontwikkeling een evolutie op gang gekomen om met een minimale dosis ioniserende straling een maximaal resultaat te bereiken. De idee achter deze evolutie is dat we maar beter zuinig zijn met ioniserende stralen. Dankzij de nieuwe ultra low dose CT-scanner kan men nu een adequate beeldkwaliteit bereiken bij een zeer lage stralingsdosis. Pas recent zijn de computers snel genoeg om daartoe alle patiëntinformatie te verwerken. Bij de nieuwe CT-scan gebeurt dit door aan de CT-scan een reconstructiemodule te plaatsen met de kracht van 256 computers in parallel. De dienst radiologie van het UZ Brussel heeft, onder leiding van prof. dr. Johan de Mey en samen met de fabrikant van de ul-
24
tra low dose CT-scanner, mee het onderzoek gevoerd naar lage dosis CT-beelden. Het resultaat is verbluffend: bij een klassiek CT-onderzoek van de buik ligt de straling rond 8 millisievert (mSv) en van de thorax rond de 7 mSv. Bij een ultra low dose CTscanner is dit respectievelijk 0,4 mSv en 0,06 mSv. In tegenstelling tot de klassieke radiografie (X-stralen) is CT een 3D-onderzoek dat veel meer informatie geeft. Kinderen en jonge adolescenten zijn veel gevoeliger voor afwijkingen als gevolg van
ioniserende straling. Het risico is gemiddeld 2- tot 3-maal hoger en voor sommige aandoeningen tot 10-maal hoger. Afwijkingen als gevolg van een lagere dosis ioniserende straling treden meestal pas op met een vertraging van 20 jaar waardoor bijvoorbeeld het risico voor een 80-jarige die onderzocht wordt onder een klassieke CT-scanner verwaarloosbaar is. In eerste instantie zal de low dose scanner dan ook gebruikt worden voor kinderen, jong volwassenen en zwangere vrouwen.
muze
Academisch en ander nieuws
Eerste geïntegreerde diabeteskliniek in België
Multidisciplinair overleg, expertise en onderzoek binnen één infrastructuur Diabetes neemt wereldwijd epidemische proporties aan, ook in kosmopolitisch Brussel. In dat kader werd op 19 mei in het UZ Brussel de eerste geïntegreerde diabeteskliniek in België geopend. Klassieke diabeteszorg is binnen een ziekenhuis complex en versnipperd. Diabetespatiënten (in Brussel) hebben echter meer dan ooit nood aan een op maat gemaakt zorgpad met aandacht voor culturele diversiteit. Door het samenbrengen van alle disciplines binnen één organisatie en infrastructuur wordt multidisciplinair ‘face to face’-overleg mogelijk, expertise verfijnd en onderzoek geoptimaliseerd. Eén op 12 Belgen heeft diabetes. Diabetes type 2 neemt wereldwijd, en zeker ook in Brussel als meest kosmopolitische stad in België, epidemiologische proporties aan. Daarnaast blijkt dat type 1 diabetes vooral bij jongeren de laatste jaren meer voorkomt. Gelukkig kunnen diabetes en zijn gevolgen worden aangepakt. Binnen het klassiek ziekenhuismilieu komt de diabetespatiënt echter bij diverse specialisten terecht op verschillende plaatsen. Centrale elektronische dossiers kunnen een ‘face to face’ multidisciplinair overleg tussen zorgverleners niet vervangen. Daarnaast dreigt een benadering die teveel gefocust is op één probleem dat verwant is aan diabetes of het gevolg is van diabetes.
Diabetespatiënten hebben vandaag meer dan ooit nood aan een zorg op maat die bij voorkeur in concerto verloopt tussen de eerste-, tweede- en derdelijnszorg. Soms is zeer specifieke zorg binnen het ziekenhuis noodzakelijk. Dat blijkt uit het verminderen van het aantal onderbeenamputaties na het oprichten van de derdelijns diabetesvoetklinieken in België. De diabeteskliniek van het UZ Brussel beoogt het verder optimaliseren van een specialistische multidisciplinaire diabeteszorg. De 4 hoofddoelstellingen van de diabeteskliniek zijn multidisciplinair overleg, multidisciplinaire expertise, multidisciplinair onderzoek en multiculturele benadering.
Regelmatig direct multidisciplinair overleg Quasi alle disciplines met een raakvlak met diabetes werken er binnen één nieuwe infrastructuur (naar analogie met bijvoorbeeld een oncologisch centrum). De specialisten die er werken hebben een bijzonder engagement en interesse voor diabetes. Via regelmatig direct multidisciplinair overleg wordt de zorg van de diabetespatiënt geïndividualiseerd, leren specialisten van elkaar, worden eenduidige zorgpaden uitgetekend en overlappende onderzoeken vermeden. Deze aanpak laat eveneens toe op een economisch verantwoorde wijze een multicultureel
zorgaanbod aan te bieden dat binnen de Brusselse context absoluut noodzakelijk is. Ten slotte optimaliseert het concept van een universitaire diabeteskliniek geïntegreerd multidisciplinair onderzoek. Deze nieuwe manier van werken garandeert ook een aangepaste aansluiting met het hoogtechnologisch translationeel onderzoek dat sinds meer dan 20 jaar plaatsgrijpt op de campus Jette binnen het zogenaamde Center for Beta Cell Therapy in Diabetes. Betaceltransplantatie, betacelregeneratie en stamceltransplantatie staan vooraan op de agenda in de volgende jaren. De diabeteskliniek is klaar om ze uit te testen. Op 19 mei werd de nieuwe infrastructuur officieel in gebruik genomen. Binnen deze infrastructuur zijn de consultatie-, educatie- en onderzoeksruimtes op een ‘diabetespatiëntvriendelijke’ wijze aangepast. Bovendien is de logistiek volledig rond de patiënt gebouwd, met bijzondere aandacht voor minder mobiele patiënten. Steve Stevaert, voorzitter van Gault Millau België, testte de demonstratiekeuken van de diabeteskliniek. Via voetdrukmeting werd de loophouding nagegaan. Gezonde voeding en aangepaste regelmatige fysieke inspanningen maken deel uit van de behandeling van elke diabetespatiënt.
25
Academisch en ander nieuws
VVN-Eli Lilly Prijs 2010 Op 19 maart ontving dr. Ann Desmedt van de dienst Neurologie UZ Brussel (dat deel uitmaakt van het Center for Neurosciences van de VUB) de ‘VVN-Eli Lilly Prijs 2010’ voor haar werk getiteld ‘Insulin-like growth factor I serum levels influence ischemic stroke outcome’. Dit werk wordt binnenkort ook gepubliceerd in het tijdschrift Stroke. Ischemische beroerte is de meest frequente oorzaak van ernstig chronische handicap bij volwassenen en treft vooral
ouderen. Tot heden is thrombolyse (waardoor het afgesloten bloedvat terug open kan worden gemaakt) de enige beschikbare behandeling. Deze behandeling is echter niet bij alle patiënten mogelijk en is ook niet steeds efficiënt. Er is dus behoefte aan andere geneesmiddelen die de hersencellen bij een beroerte kunnen beschermen zodat de hersenschade die ontstaat, kan worden beperkt. Insuline-like growth factor type I (IGF-I) is een endogene overlevingsfactor die bij
proefdieren ook beschermend werkt voor hersencellen. Ann Desmedt en collega’s hebben onderzocht of de IGF-I concentratie in het bloed van mensen met een acute beroerte geassocieerd is met een beter herstel. Hogere bloedspiegels van IGF-I waren significant geassocieerd met een betere functionele uitkomst en minder overlijden. De studie suggereert dat het verhogen van IGF-I concentraties in het bloed een mogelijk doel kan zijn voor de behandeling van acute beroertepatiënten.
Dr. Wendy Werckx ontvang award voor de beste presentatie Dr. Wendy Werckx, (kinderneurologie UZ Brussel) ontving op het congres van de Belgian Society of Pediatric Neurology op 8 april in Antwerpen de award voor beste presentatie, voor haar uiteenzetting over de follow-up en outcome van prematuur geboren kinderen. Alle prematuur (geboren voor 35 weken zwangerschapsduur) en dysmatuur geboren baby’s die op de dienst neonatologie van het UZ Brussel ontslagen worden, worden voor follow-up doorverwezen naar het Centrum voor Ontwikkelingsstoornissen (COS) en de dienst kinderneurologie. De kinderen worden tijdens hun eerste vijf levensjaren gevolgd in hun neurologische,
26
cognitieve, motorische en talige ontwikkeling, in functie van preventie en vroegdetectie van ontwikkelingsstoornissen. Er werd echter vastgesteld dat er een redelijke uitval was in de loop van het proces. Het is naar aanleiding hiervan dat door dr. Werckx en in samenwerking met het hele COS-team, een onderzoek opgezet werd naar de oorzaak van deze uitval en de verdere ontwikkeling van deze kinderen. Binnen het COS zullen deze resultaten gebruikt worden om het follow-upprotocol te optimaliseren en zo de uitval tot een minimum te herleiden.
OOK ALS JE ER NIET MEER BENT, KAN JE NOG MEER BETEKENEN DAN JE DENKT. Neem een goed doel op in je testament en vergroot de erfenis van wie je dierbaar is.
[email protected] 0479 76 00 76
27
Colofon
mUZe is het driemaandelijks medisch magazine van het UZ Brussel. Redactionele coördinatie en eindredactie: Edgard Eeckman Redactieraad: Johan Braeckman, Toon De Backer, Wim Distelmans, Edgard Eeckman, Martine Huybrechts, Patrick Lacor, Marc Noppen, Denis Pierard, Jan Schots, Inge Staelens, Ria Vanschoenwinkel, Brigitte Velkeniers In dit nummer staan redactionele bijdragen van Hendrik Cammu, Edgard Eeckman, Patrick Lacor, Marc Noppen, Frank Pauwels en Jean Paul Van Bendegem. De vormgeving werd verzorgd door Megaluna. mUZe wordt gedrukt op de persen van Leleu Printing op milieuvriendelijk papier. Wie dat wil, kan zich gratis abonneren. Het volstaat een mail te sturen naar
[email protected] of te telefoneren naar de dienst communicatie van het UZ Brussel op 02 477 80 82. mUZe is een realisatie van de dienst Communicatie van het UZ Brussel. Verantwoordelijke uitgever: Marc Noppen, Laarbeeklaan 101, 1090 Brussel Algemene info over het UZ Brussel: www.uzbrussel.be Algemene info over werken in het UZ Brussel: www.werkeninhetuzbrussel.be
Zoeken, Weten, Helpen
Met dank aan Acco Medische Boekhandel/Leuven Alcomel/Zichem SVR-Architects n.v./Antwerpen Bayer-Healthcare/Brussel Drion rent/Schaarbeek Sterima Malysse/Kortrijk Vanderstraeten/Lummen