Muskusrattenbeheer samenwerkingsverband waterschappen Rijn en IJssel, Vallei en Veluwe, Hollandse Delta en Rivierenland Beleidsnota 2013 - 2017
Tiel, april 2013 1
COLOFON Versie:
Eindversie
Datum: Auteurs:
18 april 2013 Hans van Poelwijk, Ruud Kleinman
2
SAMENVATTING BELEIDSNOTA MUSKUSRATTENBEHEER 2013 - 2017 Voor u ligt de Beleidsnota Muskusrattenbeheer samenwerkingsverband waterschappen Rijn en IJssel, Vallei en Veluwe, Hollandse Delta en Rivierenland (hierna aangeduid als Muskusrattenbeheer), voor de periode 2013 t/m 2017. Aan de hand van maatschappelijke ontwikkelingen, nieuwe en aangepaste wetgeving en de vorming van het nieuwe samenwerkingsverband Muskusrattenbeheer, is in de Beleidsnota Muskusrattenbeheer invulling gegeven aan het muskusrattenbeheer voor de periode vanaf 2013. WATERWET Op grond van de Waterwet heeft het waterschap de zorg voor het zo goed mogelijk voorkomen van schade aan waterstaatswerken (waterkering, oppervlaktewaterlichaam, bergingsgebied of ondersteunend kunstwerk) veroorzaakt door muskus- en beverratten. Het bestrijden is daarbij geen doel op zich. Het doel is de veiligheid te waarborgen. Daarbij dient ook invulling gegeven te worden aan de wens van het parlement om bij de aanleg van nieuwe waterkeringen en bij groot onderhoud aan bestaande waterkeringen zo veel mogelijk preventieve maatregelen tegen muskusrattengraverij mee te (laten) nemen. Op dit moment bestaat er echter nog geen goed alternatief dat bestrijden volledig overbodig maakt en bestaat er nog te weinig inzicht in de inzet van bestrijding in relatie tot schade aan waterkeringen. Hier wordt de komende tijd landelijk onderzoek naar gedaan. Belangrijk element in het beleid en de sturing is de aandacht voor een diervriendelijker vangmethode. Een kleine populatie is daarvoor noodzakelijk. Bij een kleine populatie is uitfasering van de verdrinkval mogelijk. Binnen de planperiode wordt echter ook toegewerkt naar een andere benadering van het muskusrattenbeheer, vanuit de denklijn veiligheid. Dit betekent echter niet dat op termijn volledig gestopt wordt met het bestrijden van muskus- en beverratten. Ook als bij waterkeringen preventieve maatregelen zijn aangebracht die de waterkeringen beschermen tegen graafschade, blijft het bestrijden van muskus- en beverratten nodig om schade aan waterstaatswerken (oppervlaktewaterlichaam, bergingsgebied of ondersteunend kunstwerk) te voorkomen. VORM EN INHOUD MUSKUSRATTENBEHEER Naast het invulling geven aan de gewijzigde Waterwet is ook de sturing van het dagelijks beheer gewenst. Het beleid rond het muskusrattenbeheer wordt thematisch opgebouwd. Het beleid bestaat uit een basisdocument (deze Beleidsnota muskusrattenbeheer) met daaraan gekoppeld op zichzelf staande deelnotities op één specifiek deelterrein. Hierbij kan onder andere gedacht worden aan de Nota Leeftijdsbeleid, Nota visie flexibilisering, de gedragscode en het Beverprotocol.
3
4
INHOUDSOPGAVE 1 Inleiding ........................................................................................ 7 1.1 Algemeen .................................................................................................................. 7 1.2 Bestuurlijke vormgeving........................................................................................... 7 1.3 Inhoud en functie beleidsnota ................................................................................... 7 1.4 Doelgroepen .............................................................................................................. 7 1.5 Procedure .................................................................................................................. 7 1.6 Ambities .................................................................................................................... 8
2. Beschrijving beheergebied........................................................... 9 3. Kader .......................................................................................... 10 3.1 Algemeen ................................................................................................................ 10 3.2 Organisatie op landelijk niveau .............................................................................. 10 3.3 Wet- en regelgeving ................................................................................................ 10 3.4 Beleid hogere overheden en samenwerkingskaders ............................................... 11
4. Analyse....................................................................................... 14 4.1. Algemeen ............................................................................................................... 14 4.2. Nota visie Invoering flexibilisering bestrijdingsorganisatie .................................. 14 4.3. Norm afdoende bestrijding van vangsten per uur naar vangsten per kilometerwatergang....................................................................................................... 14 4.4. Nut- en noodzaak onderzoeken .............................................................................. 15 4.5. Toekomstige ontwikkelingen ................................................................................. 18 4.6. Financiën en kostenverdeelsleutel ......................................................................... 19 4.7 Leeftijdbeleid en pensioen ...................................................................................... 21 4.8. Businesscase muskusrattenbestrijding; efficiency door samenwerking ................ 21
5. Strategische visie ....................................................................... 22 6. Thema voorkomen van schade aan waterkeringen als gevolg van graverij door muskus- en beverratten ............................................ 24 6.1. Onderzoek en nemen preventieve maatregelen ..................................................... 24 6.2. Bestrijden van muskus- en beverratten .................................................................. 26 6.3. Terugdringen bijvangsten ...................................................................................... 27 6.4. Beverpatrouille ....................................................................................................... 28 6.5. Aanpassing leeftijdbeleid ....................................................................................... 30
7. Beverrattenbestrijding ................................................................ 31 7.1 Algemeen ................................................................................................................ 31 7.2. Aansturing en Bekostiging..................................................................................... 31
5
6
1 Inleiding 1.1 Algemeen Op 1 juli 2011 is de gewijzigde Waterwet in werking getreden. Hierdoor is per die datum de zorg voor het voorkomen van schade aan waterstaatswerken veroorzaakt door muskus- en beverratten een taak van de waterschappen geworden. Via een amendement in de Spoedwet is geregeld dat tegelijk met de inwerkingtreding van de Waterwet de provinciale muskus- en beverratvangers van rechtswege in dienst komen van de waterschappen waar zij hun werkzaamheden verrichten. De Memorie van toelichting geeft echter tegelijkertijd aan dat geen versnippering van deze taak mag plaatsvinden en dat daar waar mogelijk aangekoerst dient te worden op schaalvergroting. Met het oog hierop hebben de in Noord- en Zuid-Holland gelegen waterschappen overleg opgestart om te onderzoeken hoe deze taak het beste uitgevoerd kan worden. Na intensief bestuurlijk overleg tussen de waterschappen is overeenstemming bereikt over het plaatsen van deze taak bij de bestaande bestrijdingsorganisaties Rivierenland en de Stichtse Rijnlanden per 1 januari 2012. 1.2 Bestuurlijke vormgeving Waterschap Rivierenland voert vanaf 1 januari 2012 het muskusrattenbeheer uit voor de waterschappen Rijn en IJssel, Vallei en Veluwe, Hollandse Delta en Rivierenland. De bestuurlijke samenwerkingsvorm van dit samenwerkingsverband is gebaseerd op een overeenkomst van kosten voor gemene rekening. Drie jaar na inwerkingtreding van de overeenkomst wordt de samenwerking geëvalueerd. 1.3 Inhoud en functie beleidsnota De beleidsnota bestaat uit een algemeen deel en een deel dat nader ingaat op de wijze waarop de afdeling Muskusrattenbeheer binnen het samenwerkingsverband vorm geeft aan de uitvoering van deze taak voor de periode 2013-2017. Ingegaan wordt op de doelstelling die we willen halen en de ambities ten aanzien van formatieafbouw, inzet van preventieve middelen, innovatie van vangmiddelen en andere relevante thema’s zoals de landelijke veldproef die begin januari 2013 is gestart. De beleidsnota geeft voldoende ruimte om de huidige praktische werkwijze en de ‘bottom up’ benadering te blijven volgen. 1.4 Doelgroepen De beleidsnota geeft een beeld van het terrein waarop de taak muskusrattenbeheer zich afspeelt en is bedoeld voor de partner waterschappen die in het samenwerkingsverband zitten en derden die op enigerlei wijze belang hebben bij het muskusrattenbeheer. De Beleidsnota Muskusrattenbeheer is een richtinggevend document voor de medewerkers van de afdeling muskusrattenbeheer en de medewerkers van de bij het samenwerkingsverband muskusrattenbeheer betrokken waterschappen bij beleidsontwikkeling, planvorming, uitvoering en evaluatie. 1.5 Procedure De Beleidsnota Muskusrattenbeheer kent een looptijd van 2013 tot en met 2017. Na een procedure, waarbij is voorzien in intern ambtelijk overleg, is de Beleidsnota in definitieve vorm vastgesteld door het Bestuurlijk Overleg Muskusrattenbeheer op 12 april 2013, een en ander conform het bepaalde in artikel 5, lid 3 van de overeenkomst van kosten voor gemene rekening
7
Muskusrattenbeheer. Het is aan de afzonderlijke waterschappen daarna zelf te bepalen op wat voor wijze de beleidsnota ter kennis van het bestuur of de commissie(s) wordt gebracht. 1.6 Ambities Uitgangspunt voor de bestrijding is de beheersbaarheid van de populatie. De populatie dient op een aanvaardbaar niveau te komen en blijven in het kader van veiligheid en schade aan gewassen, terreinen en watergangen. In deze beleidsnota wordt dit aangeduid met de norm ‘onder controle’ en is vastgesteld op ‹ 0,15 vangsten per kilometer watergang per jaar. Er wordt naar gestreefd om deze norm eind 2015 te halen voor de niet-grensgebieden (in bijlage 3 is aangegeven welke uurhokken in de grensgebieden liggen). Hiermee wordt voortgeborduurd op de visie Muskusrattenbestrijding 2007-2016. Voor het nieuwe samenwerkingsverband betekent dit een formatiereductie van 8% vanaf 2016, waarbij rekening wordt gehouden met natuurlijk verloop. Het voornemen is om in 2013 bij het opstellen van de voorjaarsnota al een deel (4 fte) van deze formatiereductie in te boeken. Bestuurlijk is al eerder overeenstemming bereikt om de gelden van vrijkomende formatie die niet wordt ingevuld, deels in een voorziening te stoppen om flexibiliteit te creëren voor extra tijdelijke inzet wanneer dat noodzakelijk is. Daarnaast wordt binnen de planperiode toegewerkt naar een andere benadering van muskusrattenbeheer, waarbij gewerkt wordt vanuit de denklijn veiligheid en aandacht is voor het nemen van preventieve maatregelen die de waterkeringen beschermen tegen graafschade door muskus- en beverratten.
8
2. Beschrijving beheergebied Met ingang van 1 januari 2012 voert waterschap Rivierenland het muskusrattenbeheer uit voor de waterschappen Rijn en IJssel, Veluwe, Vallei en Eem, Hollandse Delta en Rivierenland. Deze vijf* waterschappen werken samen bij het uitvoeren van deze taak. Op de kaart hieronder zijn de werkgebieden van deze vijf waterschappen weergegeven. *Waterschap Veluwe en waterschap Vallei en Eem zijn per 1 januari 2013 gefuseerd. Het nieuwe waterschap draagt de naam waterschap Vallei en Veluwe.
In dit gebied zijn circa 100 personen werkzaam met het onder controle houden van het aantal muskus- en beverratten. Door samen te werken kan dit werk efficiënter worden uitgevoerd. MUSKUSRATTENBEHEER RIVIERENLAND IN VOGELVLUCHT 748.000 ha groot 3.457.500 inwoners 117 gemeenten 51.175 km watergangen 2.178 km primaire en secundaire waterkeringen
9
3. Kader 3.1 Algemeen De waterschappen hebben op grond van de Waterwet sinds 1 juli 2011 de wettelijke zorg voor het voorkomen van schade aan waterstaatswerken veroorzaakt door muskus- en beverratten. Zonder initiatief tot samenwerken zouden de waterschappen de taak individueel moeten uitvoeren. Dit geeft een ongewenste versnippering van deze taak, die gelet op de memorie van toelichting bij de Waterwet ook voorkomen moet worden. Sterker nog, in de memorie van toelichting wordt gepleit voor schaalvergroting, daar waar dit mogelijk is. De besturen van de waterschappen Rijn en IJssel, Vallei en Eem, Veluwe, Hollandse Delta en Rivierenland hebben eind 2011 overeenstemming bereikt om deze taak bij de bestaande bestrijdingsorganisatie Rivierenland te plaatsen. Om de taken vanuit deze zorgplicht te kunnen uitvoeren, heeft het waterschap bevoegdheden nodig. Wettelijk gezien komen de bevoegdheden tot uiting in twee vormen: I. publiekrechtelijk de bevoegdheden en activiteiten van het waterschap als Muskusrattenbeheer op grond van de Waterwet en Waterschapswet; II. privaatrechtelijk handelingen van het waterschap (rechtshandelingen en feitelijke handelingen) als rechtspersoon. 3.2 Organisatie op landelijk niveau De organisatie van de bestrijding op landelijk niveau is een aangelegenheid van de Unie van Waterschappen (UvW). De werkwijze is dat beleid dat om bestuurlijke goedkeuring vraagt, wordt voorgelegd aan de Commissie Waterkeringen van de UvW, danwel de adhoc commissie Muskusrattenbeheer. Bij instemming door alle partijen is er sprake van landelijk beleid. De voorbereiding van de bestuurlijke besluitvorming gebeurt door de werkgroep Muskus- en Beverratbestrijding (WMB), waarin afgevaardigden zitten vanuit de organisaties die belast zijn met het muskusrattenbeheer (meestal directeuren). Voordat zaken in de WMB komen, wordt dit eerst onderling afgestemd in de Themagroep Muskus- en beverratten (TMB), die is samengesteld uit de leidinggevenden van de verschillende bestrijdingsorganisaties. De Adviesgroep Techniek en Tactiek, de Adviesgroep Beverrattenbestrijding en de werkgroep Vangstregistratie/Mobiel Gis tot slot, hangen onder de TMB en houden zich respectievelijk bezig met vernieuwingen ten aanzien van de methodiek van vangen en de vangmiddelen die gebruikt worden, de advisering over beverrattenbestrijding en het landelijk vangstregistratiesysteem. 3.3 Wet- en regelgeving In dit hoofdstuk worden de wettelijke aandachtsgebieden besproken waarop het muskusrattenbeheer wordt beïnvloed of waarop het muskusrattenbeheer zelf invloed uitoefent. Door in een vroeg stadium deze aandachtsvelden op elkaar af te stemmen wordt in de meeste gevallen voorkomen dat deze met elkaar in conflict komen. De muskusrattenbeheerder heeft te maken met diverse wet- en regelgeving, zowel op Europees als nationaal niveau. De belangrijkste wetten worden hieronder in het kort besproken.
10
Waterschapswet Artikel 1 van de waterschapswet vormt de basis voor de uitvoering van het muskusrattenbeheer bij het waterschap. Waterschappen hebben als democratisch gekozen functioneel bestuur een beperkt takenpakket. Zij zorgen voor de waterstaatkundige verzorging van een bepaald gebied. Het gaat daarbij onder andere om de zorg voor het watersysteem. Deze zorg omvat mede het voorkomen van schade aan waterstaatswerken veroorzaakt door muskus- en beverratten, zoals bedoeld in artikel 3.2A van de Waterwet. Als functioneel bestuur hebben waterschappen specifieke kenmerken die een positief effect hebben op het uitoefenen van het muskusrattenbeheer. Door de fysieke en organisatorische relatie met waterschapstaken als waterkering en waterbeheersing en door hun gebiedsomvattende schaalgrootte wordt het muskusrattenbeheer door waterschappen op een doelmatige wijze uitgevoerd. Waterwet Volgens art. 3.2A van de Waterwet heeft het waterschap te zorgen voor het zo goed mogelijk voorkomen van schade aan waterstaatswerken veroorzaakt door muskus- en beverratten. Het bestrijden is daarbij geen doel op zich. Het doel is de veiligheid te waarborgen. Hierbij hoort ook het invulling geven aan de aangenomen motie Ouwehand, bij de parlementaire behandeling van de Waterwet, om bij de aanleg van nieuwe waterkeringen en bij groot onderhoud aan bestaande waterkeringen zo veel mogelijk preventieve maatregelen tegen muskusrattengraverij mee te (laten) nemen. Arbeidsomstandighedenwet (Arbo) Alle werkgevers zijn op grond van de Arbeidsomstandighedenwet verplicht tot het uitvoeren van arbeidsomstandighedenbeleid, het opstellen van een meerjarenplan daarvoor en het uitbrengen van een jaarverslag. Het beleid dient te zijn gericht op zowel veiligheid, gezondheid als milieu. Voor de buitendienstmedewerkers (dus ook voor de muskusrattenbestrijders) is beleid ten behoeve van persoonlijke beschermingsmiddelen opgezet. Zo zijn vrijwel alle medewerkers van de buitendienst in het bezit van het VCA-diploma. Elke 4 jaar vindt er een Risico Inventarisatie en Evaluatie plaats wat resulteert in een Arboplan voor 4 jaar. Jaarlijks zijn er thema’s met betrekking tot Arbo die door de afdeling Muskusrattenbeheer worden opgepakt. 3.4 Beleid hogere overheden en samenwerkingskaders Europa Vogel -en Habitatrichtlijn De Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn zijn richtlijnen van de Europese Unie waarin aangegeven wordt welke soorten en natuurgebieden (habitats) beschermd moeten worden door de lidstaten. De Vogelrichtlijn bevat een lijst van diverse zeldzame of bedreigde diersoorten. De Habitatrichtlijn stelt de bescherming van natuurlijke en half natuurlijke habitats centraal. Voor beide richtlijnen zijn speciale beschermingszones aangewezen. Bij o.a. projectontwikkeling nabij dit soort gebieden dient rekening te worden gehouden met de externe effecten en andere effecten van de bouw en gebruiksactiviteiten van de projectlocatie. De Vogel en Habitatrichtlijn zijn vertaald in de Natuurbeschermingswet en in de Flora en Faunawet. Flora en Faunawet Voor het uitvoeren van het muskusrattenbeheer worden de muskus- en beverratten weggevangen. Zonder ontheffing kunnen muskusrattenvangers daartoe geen middelen gebruiken. De Flora- en Faunawet regelt deze bevoegdheden. Muskusratten (en beverratten) zijn geen dieren die door een wet beschermd worden. Echter, om ze te bestrijden en de middelen te mogen gebruiken die het vangen en doden van deze dieren mogelijk maakt, is een aanwijzing op grond van art. 67 van de
11
Flora- en Faunawet noodzakelijk. In deze aanwijzing worden zowel de personen als de vangmiddelen geregeld. Gedragscode In lijn met de Flora- en Faunawet is in 2007 een landelijke gedragscode opgesteld voor het muskusrattenbeheer. Deze gedragscode heeft Waterschap Rivierenland, als uitvoerder van het samenwerkingsverband muskusrattenbeheer, van toepassing verklaard. Hoewel dit geen aparte mogelijkheden tot vrijstelling oplevert, dit wordt immers al geregeld via artikel 67 van de Floraen Fauna, heeft een speciale gedragscode voor het muskusrattenbeheer toch een meerwaarde om de volgende redenen: • duidelijkheid creëren naar de eigen medewerkers, op alle niveaus; • bevordering van een uniforme uitvoering van dit taakveld; • handelen naar anderen toe duidelijk te maken op een wijze die ook van andere beroepsgroepen wordt verwacht. Daarnaast zijn er ook gedragsregels opgenomen die de basis vormen voor professioneel en integer handelen voor alle bestrijders van muskusratten en beverratten in Nederland. Omdat de huidige gedragscode landelijk niet eenduidig is ingevoerd en ook geen externe werking heeft, wordt momenteel gewerkt aan het herschrijven van de gedragscode. Nieuw daarbij is dat aan de gedragscode werkinstructies komen te hangen. Op dit moment is bekend dat dit in ieder geval werkinstructies zijn die zich richten op: • Werken in bevergebieden; • vangmiddelen; • lucht- en vuurwapens in de bestrijding; • richtlijn gebruik verdrinkingsvallen; • voorkomen bijvangsten. De gedragscode wordt door de Unie van Waterschappen vastgesteld. Natuurbeschermingswet Doel van de Natuurbeschermingswet is: het geven van een wettelijke bescherming aan terreinen en wateren met bijzondere natuur- en landschapswaarden. Door toepassing van de wet wordt een gebied als beschermd natuurmonument aangewezen. Het kan dan gaan om gebieden met (zeldzame) dier- en plantensoorten, maar ook om gebieden die door hun ontstaansgeschiedenis, bodembouw of landschappelijke schoonheid waardevol zijn. De muskusrattenbestrijders hebben te maken met deze wet bij het betreden van beschermde gebieden. Richtlijn ten aanzien van humane vangstmethoden Al enige tijd wordt in Brussel gewerkt aan de Richtlijn ten aanzien van humane vangstmethoden. Hierin komen normen te staan voor het levend vangen, insluiten en doden van dieren. In Nederland is de Muskusrat (en Beverrat) de enige soort die levend wordt gevangen en gedood. Er is sprake van dat het doden van dieren met verdrinkingsvallen niet langer mag duren dan 300 seconden. In 2008 is in opdracht van de Europese Commissie een onderzoek gestart om het begin en de duur van de dodingtijd van muskusratten die gevangen werden in verdrinkingsvallen te bepalen. Eind 2011 zijn de resultaten van het onderzoek gepubliceerd. Hieruit blijkt dat de verdrinktijd onder de 300 seconden blijft. In bijlage 2 is een relevante passage uit het rapport weergegeven. Op dit moment is nog niet te zeggen of en zo ja wanneer deze richtlijn er komt. Als deze richtlijn er komt dan moet deze worden verwerkt in de Nederlandse Wetgeving. De Gezondheids en Welzijnwet voor Dieren lijkt hiervoor de geëigende wet. Nieuwe Natuurwet Momenteel is een wetsvoorstel in voorbereiding voor de Nieuwe Natuurwet. Deze wet wordt de opvolger van de drie bestaande natuurwetten: de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet
12
en de Boswet. Aanpassing is nodig omdat de bestaande wetgeving vooral is gebaseerd op nationale natuurbescherming, maar in de loop der tijd stukje bij beetje is aangepast aan de internationale verplichtingen die Nederland is aangegaan. Dat heeft de wetgeving gecompliceerd en ontoegankelijk gemaakt. De opzet van de nieuwe wet is eenvoudiger en sluit beter en herkenbaarder aan bij de internationale verplichtingen. De provincies zijn nu al voor het grootste deel verantwoordelijk voor het natuurbeleid, hun bevoegdheden worden in de nieuwe wet nog meer toegespitst op het uitvoeren van natuurtaken. Zo gaan ze ook de beheerplannen vaststellen voor de Natura-2000 gebieden van Staatsbosbeheer, ze bepalen in hoeverre economische activiteiten de natuur belasten, vergoeden schade door dieren in het wild uit het faunafonds, stellen regels op voor de houtkap en zorgen voor de instandhouding van de biodiversiteit op hun grondgebied. Het Rijk blijft verantwoordelijk voor het nakomen van internationale verplichtingen. Daarnaast moet de Rijksoverheid een zogeheten ‘natuurvisie’ vaststellen met hoofdlijnen voor een duurzaam beheer van de biodiversiteit. De nationale doelen in Natura 2000-gebieden worden vervangen door het EU-beschermingsregime. Er zijn alleen nog vergunningen nodig voor projecten met duidelijk negatieve gevolgen voor het betreffende Natura 2000-gebied. In de consultatieronde op het wetsvoorstel heeft de Unie van Waterschappen aangegeven dat het huidige systeem van provinciale machtiging voor muskusrattenvangers onwerkbaar is. In de huidige regeling verstrekt de provincie aan een waterschap machtiging om muskusratten te bestrijden, waardoor de muskusrattenbestrijders van interprovinciale waterschappen verschillende machtigingen moeten kunnen tonen. Gepleit wordt dan ook voor een aparte Algemene Maatregel van Bestuur voor de muskus- en beverrattenbestrijding vast te stellen om de noodzaak van die bestrijding vanwege waterveiligheid goed te regelen. Op die manier kan afgestapt worden van de verschillende provinciale machtigingen. De provincies die dit aangaat, onderschrijven deze constructie ook. Samenwerking Duitsland Het samenwerkingsverband Muskusrattenbeheer heeft te maken met hoge instroom van muskusen beverratten uit Duitsland. Dit vormt een extra risico voor de veiligheid van de waterkeringen in met name het grensgebied. Met de Duitse waterschappen worden daarom vanaf 2006 afspraken gemaakt over de bestrijding van beverratten in het Duits/Nederlandse grensgebied. Recent zijn met het Deichverband Kleve - Landesgrenze en Deichverband Bislich-Landesgrenze nadere afspraken gemaakt over de grenzen van het te bestrijden gebied. Het is wenselijk om via de Unie van Waterschappen initiatieven op te pakken om met Duitsland verdere afspraken te maken over de aanpak van de hoge instroom van muskus- en beverratten in het grensgebied.
13
4. Analyse 4.1. Algemeen In het beheergebied van het nieuwe samenwerkingsverband werd tot 1 januari 2012 het muskusrattenbeheer uitgevoerd door de beheerorganisaties van de provincie Zuid-Holland, Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (gebied Vallei en Eem) en Waterschap Rivierenland. In de beleidsnota muskusrattenbeheer wordt de beheersvisie en de uitwerking vastgelegd voor het nieuwe samenwerkingsverband. De nota geeft ook een overzicht van de factoren die hierin een rol spelen en de onderlinge samenhang. Vanuit de koers/visie van het muskusrattenbeheer worden/zijn de volgende nota’s opgesteld: 4.2. Nota visie Invoering flexibilisering bestrijdingsorganisatie In de Visie Muskusrattenbestrijding 2007-2016 is de doelstelling vastgelegd om eind 2015 op de norm ‘onder controle’ te zitten. Dit betekent dat de vangsten op ‹ 0,15 v/km watergang moeten zitten voor de niet-grensuurhokken. Daarbij is ook een formatiereductie afgesproken van 10%. Deze visie is echter gebaseerd is op het samenwerkingsverband Gelderse waterschappen en kan niet één op één worden doorvertaald naar de nieuwe situatie waarbij sprake is van gebiedsuitbreiding en bijna een verdubbeling van de formatie. In 2010 is de visie Invoering flexibilisering bestrijdingsorganisatie nog tussentijds geëvalueerd. De tussentijdse conclusie was: • Rayon Veluwe in januari 2015 opnieuw bekijken; • Rayon Rijn en IJssel zit op de eindsituatie; • Rayon Zuid zit op de eindsituatie; • Rayon Noord zal jaarlijks in de zomerperiode uren inzetten voor andere afdelingen waardoor de visie op termijn ook haalbaar lijkt. Voor het nieuwe samenwerkingsverband zijn prognoses gemaakt voor de afbouw van de ingezette uren (formatie) in de bestrijding (businesscase muskusrattenbestrijding PwC). Voor muskusrattenbeheer Rivierenland wordt een daling geraamd van 8% van de vaste formatie bestrijders (was 10% voor het oude samenwerkingsverband). Dit komt neer op een formatiereductie van 7,2 fte na 2015. Een belangrijk onderdeel uit de Visie Muskusrattenbestrijding 2007-2016 was de mogelijkheid tot het vormen van een voorziening personeelskosten, om pieken in de bestrijding op te kunnen vangen. Vooruitlopend op de nu voorliggende beleidsnota is in het Bestuurlijk Overleg Muskusrattenbeheer van november 2011 al besloten om ook voor het nieuwe samenwerkingsverband een voorziening personeelskosten te vormen, om pieken in de muskusrattenbestrijding op te kunnen vangen met de inzet van tijdelijke vangers om zo de vangsten over het gehele samenwerkingsgebied te kunnen beheersen. Het algemeen bestuur van waterschap Rivierenland heeft, als uitvoerder van het samenwerkingsverband, dit voorstel op 13 april 2012 overgenomen. 4.3. Norm afdoende bestrijding van vangsten per uur naar vangsten per kilometer watergang Om het effect van de bestrijding op de omvang van de populatie muskusratten te kwalificeren werd in Nederland tot voor kort de norm vangst per uur gehanteerd. Als indicatieve norm van een situatie die een bestrijder onder controle kan houden werd een norm van 0,25 vangsten per velduur per jaar aangehouden. Deze norm is onlangs in Nederland omgezet naar de norm
14
vangsten per kilometer watergang. De reden hiervoor is dat het opvoeren van het aantal uren direct een positief effect heeft op het aantal vangsten per uur, terwijl de veldsituatie niet per definitie hierop hoeft aan te sluiten. De vangsten per kilometer watergang geven een beter beeld van de ontwikkeling van de vangsten die minder discussie oplevert omdat de kilometers geen rekbaar gegeven zijn in de berekening. Daarnaast kan door gebruik te maken van historische gegevens en afspraken te maken over het minimale aantal controles van de watergangen per jaar in het gebied een beter beeld worden gevormd over de restpopulatie in het gebied. Landelijk is afgesproken in het vervolg de volgende termen aan te houden: • Onvoldoende: > 0,35 v/km watergang • Afdoende bestrijding: 0,15 – 0,35 v/km watergang • Onder controle: < 0,15 v/km watergang De doelstelling voor Muskusrattenbeheer is eind 2015 op de norm onder controle te zitten, uitgezonderd de gebieden die in de grensuurhokken liggen. Waar deze grensuurhokken liggen is te zien op bijlage 3. In rayons met grensuurhokken zal afhankelijk van de instroom, een afwijking van de norm geaccepteerd moeten worden. 4.4. Nut- en noodzaak onderzoeken In 2008 zijn de nut- en noodzaak onderzoeken afgerond die in opdracht van de LCCM zijn gedaan. Het gaat om de volgende onderzoeken: 1. Gevolgen van graverij van muskusratten in waterkeringen; 2. Samenhang ontwikkeling populatie muskusratten en veiligheidsrisico’s; 3. Economische schade van graverij en vraat; 4. Alternatieve bestrijdingsstrategieën; 5. Preventieve maatregelen; 6. Vangmethoden (nog niet uitgevoerd in verband met lopend Europees onderzoek); 7. Organisatie van de bestrijding. 8. Populatie dynamisch model (theoretische model voor de veldproef) Enkele van belang zijnde bevindingen: a. Muskusratten bedreigen de veiligheid tegen water door afname van de veiligheid van de waterkering als gevolg van het gegraaf (DHV, november 2007). b. Het bestrijden van muskusratten is zinvol, het leidt tot een kleinere populatie muskusratten. Hoe intensiever de bestrijding, hoe kleiner de populatie muskusratten. Bij intensieve bestrijding worden uiteindelijk, in absolute zin, minder dieren gedood dan bij extensieve bestrijding. Niet bestrijden is geen optie, indien het doel is de gemiddelde populatie te verminderen (Altenburg & Wymenga, 2009). c. Als alternatief voor het landsdekkend bestrijden zijn twee opties kansrijk, namelijk jaarrond bestrijding bij kwetsbare objecten en bestrijding in de winter en het voorjaar. Bij beide opties worden echter een aantal onzekerheden aangegeven in het kader van veiligheid (Bureau Waardenburg, november 2007). d. Preventieve middelen bieden geen toereikende oplossing. Geen van de preventieve middelen biedt voldoende oplossing tegen de gevaren van het graven. Enkele preventieve middelen hebben een effect, maar daarbij blijft intensieve bestrijding noodzakelijk (DHV, november 2007). e. De economische (anders dan veiligheid gerelateerde) schade van het gedrag van muskusratten bij de huidige bestrijding ligt tussen de € 1.500.000,- en € 5.000.000,- op jaarbasis (LEI, december 2007). f. De bijvangst van andere diersoorten bij de muskusrattenbestrijding vormt geen serieuze bedreiging voor andere diersoorten op populatieniveau, met uitzondering van de nerts. De
15
bestrijding speelt waarschijnlijk een rol bij deze (uit fokkerijen ontsnapte) diersoort (IBNDLO, 1992). g. Het vangen met een conibearklem of een grondklem onder water wordt als de meest humane wijze van vangen beschouwd (IBN-DLO, 1992). h. Er bestaat draagvlak binnen de bestrijding om tot een normering van de inzet van muskusrattenbestrijders te komen indien het wordt ingezet als planmatig richtsnoer. Naarmate het meer ingezet wordt als vergelijkend middel of verdelingsmiddel van middelen neemt het draagvlak af (Beleid in context, juli 2007). i. Opschaling van de bestrijdingsorganisaties is van meerwaarde in kader van efficiency en elementen als innovatie en kennisdeling (PwC, 2006 en 2009). Wat betekent dit voor de volgende aspecten: Veiligheid Graverij van muskus- en beverratten leidt tot een afname van de veiligheid van waterkeringen en in sommige gevallen zelfs tot enorme toenames van faalkansen (factor 1 tot 10). Preventieve maatregelen die veiligheid voldoende garanderen zijn nog niet beschikbaar, zodat bestrijding noodzakelijk blijft. Een alternatieve bestrijdingstrategie voor de huidige strategie is vooralsnog niet beschikbaar. Het toetsen van alternatieve strategieën in het veld is daarvoor noodzakelijk. Om meer inzicht te krijgen in het gedrag van muskusratten wanneer de bestrijding gestopt zou worden en de gevolgen daarvan is theoretisch benaderd, in het uitgevoerde onderzoek naar de populatiedynamica van de muskusrat. Op basis van bestaande kennis en literatuur en de gegevens van het landelijke registratiesysteem heeft Ecologisch bureau Altenburg en Wymenga in 2009 een theoretisch model ontwikkeld die de populatie bij diverse wijzen van bestrijden kan bepalen. Daarnaast is ook een model ontwikkeld die per specifiek gebied de populatie voorspelt bij een bepaalde inspanning. Met de ontwikkeling van het populatiedynamisch model is een grote stap gezet voor de muskusrattenbestrijding. Uit het rapport blijkt dat de bestrijding wel degelijk invloed heeft op de populatie en dat niet-bestrijden een hoge populatie op zal leveren. Het model is ontwikkeld op basis van beschikbare informatie. Die informatie is veelal gebaseerd op theorie en ervaring, maar niet op wetenschappelijke veldexperimenten. Om de aannames te valideren en daarmee ook het model, zijn veldexperimenten nodig. Hier wordt in januari 2013 mee gestart. De proef duurt minimaal drie jaar met een optie tot verlenging. Kosten Kostenreducerende oplossingen voor de huidige bestrijdingsstrategie die de veiligheid voldoende garanderen zijn vooralsnog niet beschikbaar. Er zijn wel efficiencyvoordelen te behalen. Het onderbrengen van deze taak naar de waterschappen en het aantal organisaties terug te brengen is er daar een van. Met de invoering van de gewijzigde Waterwet is hier per 1 juli 2011 uitvoering aangegeven. Een intensievere samenwerking tussen de bestrijdingsorganisaties, onder andere op het vlak van vangmethode en –strategie, registratie en personeelsbeleid (zwaarte van het beroep), kan eveneens een deel van de huidige knelpunten wegnemen. In dat kader wordt momenteel ook onderzocht of door verdere samenwerking met Muskusrattenbeheer De Stichtse Rijnlanden nog een verdere efficiencyslag kan worden behaald. In het nu uitgevoerde onderzoek is de economische schade in de huidige situatie met bestrijding in beeld gebracht. Hoe groot de economische schade is in de situatie zonder bestrijding is niet te bepalen aan de hand van het uitgevoerde onderzoek. In hoeverre economische schade een argument is voor bestrijding indien er geen veiligheidsrisico’s zouden zijn is niet duidelijk en minder relevant omdat veiligheidsrisico’s aangetoond zijn. Op het moment echter dat daadwerkelijk besloten wordt te stoppen met bestrijden als de veiligheid of kans op schade aan waterstaatswerken niet in het geding is, wordt het aspect bestrijden ter voorkoming van economische schade wel relevant.
16
Ethiek Een belangrijke ethische vraag is of het aanvaardbaar is om een relatief groot aantal dieren te doden om de veiligheid van mensen zo goed mogelijk veilig te stellen. In ons land staat het bieden van veiligheid tegen overstromingen niet ter discussie. De vraag is wel in hoeverre de wijze waarop dat gebeurt ethisch aanvaardbaar is. Indien er mogelijkheden zijn om veiligheid te waarborgen zonder dat daardoor dierenleed ontstaat en dieren gedood moeten worden heeft dat de voorkeur. Uit de tot op dit moment uitgevoerde onderzoeken blijkt dat er vooralsnog geen alternatieven zijn voor de huidige bestrijding die voldoende waarborgen bieden. Wel is gebleken dat in sommige situaties (een combinatie van) preventieve middelen van meerwaarde kunnen zijn. Er vanuit gaande dat het bieden van veiligheid aan mensen die achter onze waterkeringen wonen en werken zwaarwegend is en dat er vooralsnog geen mogelijkheden zijn om die veiligheid afdoende te bieden dan door muskus- en beverratten te bestrijden, is het aanvaardbaar om de strategie van bestrijding binnen de planperiode van deze nota te continueren. Overigens zal continu onderzocht worden of er zich andere mogelijkheden voor doen die het doden van muskus- en beverratten (en de bijvangsten) overbodig maken. Een onderzoek naar alternatieve vangmethoden is, zoals eerder aangegeven, in 2009 uitgevoerd. De onderzoekers concluderen dat niet-bestrijden geen optie is als het doel is om de gemiddelde populatie te verminderen. In het begin 2013 te starten veldproef wordt onderzocht of er effectievere manieren zijn om de veiligheid van de waterkeringen te waarborgen, voor wat betreft graverij door muskusratten. Vervolg onderzoeken In vervolg op de resultaten van de nut- en noodzaakonderzoeken hebben in de periode 2010-2011 nog (vervolg)onderzoeken plaatsgevonden, naar alternatieve vangmiddelen en naar ‘Bijvangsten muskusrattenbestrijding – trends, oorzaken en maatregelen’. De uitgevoerde onderzoeken worden hieronder in het kort besproken: Alternatieve vangmiddelen In 2010 is in samenwerking met de Nederlandse Orde van Uitvinders (NOVU) een prijsvraag gehouden voor een alternatief voor de verdrinkingsval. Het gewonnen idee, doding met behulp van gas, is uitgewerkt tot een prototype. In 2011 zijn de eerste testen uitgevoerd. Begin 2012 is hier in verschillende gebieden een vervolg aan gegeven. Helaas zijn de resultaten dusdanig dat medio 2012 besloten is met dit vangmiddel niet verder door te gaan. Bijvangsten muskusrattenbestrijding – trends, oorzaken en maatregelen Doel van het onderzoek is te komen tot aanbevelingen voor een beperking van het aantal bijvangsten bij de bestrijding van muskusratten en beverratten, zonder dat daardoor een effectieve en efficiënte bestrijding onmogelijk wordt. De maatschappelijke legitimiteit van de bestrijding wordt mede bepaald door de bijvangsten. Minimalisering van bijvangsten wordt dan ook als noodzakelijk beschouwd. Er zijn de volgende aanbevelingen gedaan. 1. In de huidige vangstregistratie van de muskusrattenbestrijding wordt vangstintensiteit gemeten in het aantal uren per kilometer. Dit is echter een indirecte maat. Voor een beter inzicht in de patronen en ontwikkelingen in de aantallen bijvangsten en muskusratvangsten is informatie nodig over het aantal uitstaande vallen van elk valtype per kilometer watergang. 2. Vangmiddelen die slecht scoren qua effectiviteit of selectiviteit dienen zoveel mogelijk te worden vermeden. Door het aanbrengen van bepaalde technische aanpassingen kan het aantal bijvangsten ook verminderen. 3. De verhouding tussen het aantal bijvangsten en het aantal muskusratvangsten blijft vrijwel constant op 1:10. Hoewel door een verschuiving in de gebruikte vangmiddelen bijvangsten van bepaalde soorten kunnen worden verminderd, zal het slechts een beperkt effect hebben op de totale aantallen bijvangsten. Hiervoor is een verdere afname in het aantal uitstaande vallen
17
vereist. Het verdient aanbeveling te onderzoeken in hoeverre de vangstintensiteit kan worden verminderd zonder dat dit leidt tot onacceptabele schade aan waterstaatswerken. De uitkomsten van het rapport en de gedane aanbevelingen worden zoveel mogelijk meegenomen in de bedrijfsvoering. 4.5. Toekomstige ontwikkelingen Muskusrattenbeheer blijft inspelen op de toekomstige ontwikkelingen en de te nemen maatregelen ten behoeve van het voorkomen van schade aan waterstaatswerken veroorzaakt door muskusratten. De komende periode wordt ingezet op: - Veldproef Alternatieve Strategie; - Beschermen van waterstaatswerken tegen de graverij van muskus- en beverratten; - Invoeren mobiel werken (MuRa Mobiel), door gebruik van veldcomputers met GIS en GPS; - Bouw nieuw vangstregistratiesysteem, gebaseerd op invoering gegevens via GIS mobiel. Veldproef Alternatieve Strategie Begin 2013 start een veldproef waarin wordt beoogd meer inzicht te krijgen in de inzet van bestrijding (tijd in velduren) in relatie tot schade aan waterkeringen. Doel van de veldproef is om inzicht te krijgen in de ontwikkelingen van populaties muskusratten bij verschillende wijzen van bestrijden. De veldproef kent de volgende onderdelen: a. Varieer bestrijdingsintensiteit (experiment intensiveren en extensiveren van bestrijding in proefgebieden); b. Seizoensbestrijding (80% van alle inzet wordt gespendeerd in najaar, winter en voorjaar); c. Objectbestrijding (alleen bestrijden op belangrijke objecten en verder niet; deze proef start een jaar later); d. Populatie omvang en verplaatsing (inzicht in populatieomvang door merken en terugvangen in zeven experimentele gebieden en onderzoek verspreiding en terreingebruik). Beschermen van waterstaatswerken tegen de graverij van muskus- en beverratten Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Waterwet (24 november 2010) is de motie Ouwehand aangenomen. In de motie wordt aan de regering gevraagd om bij de aanleg en groot onderhoud van waterkeringen preventieve maatregelen tegen graverij van muskusratten mee te nemen. Deze motie is onder de aandacht van de waterschappen gebracht door middel van een brief d.d. 18 februari 2011 van staatssecretaris Atsma. Dit betekent dat bij de planvorming van dijkverbetering rekening gehouden moet worden met het nemen van preventieve maatregelen ter voorkoming van graafschade door muskus- en beverratten Naast graafschade veroorzaakt door muskus- en beverratten is het zo dat de laatste jaren de ernst en omvang van de vergravingen, alsmede het leefgebied van de bevers substantieel groter is geworden. Al meerdere keren is het voorgekomen dat bevers holen graven in waterkeringen. Met dit in het achterhoofd en de brief van de staatssecretaris is het noodzakelijk om bij de planvorming van dijkverbetering serieus rekening te houden met het nemen van preventieve maatregelen ter voorkoming van graafschade. De te nemen maatregelen kunnen bestaan uit verschillende categorieën maatregelen, te weten: 1. “niet willen”, dit is het onaantrekkelijk maken van de waterkering voor het graven, door bepaalde voorwaarden voor de aanwezigheid van muskusratten en/of beverratten te verplaatsen of weg te nemen; 2. “niet kunnen”, dit is het aanbrengen van elementen die het graven van muskusratten en beverratten in waterkeringen fysiek onmogelijk maken; 3. “overdimensioneren”, waarbij de feitelijke waterkering zodanig wordt gedimensioneerd dat eventuele graverij de veiligheid tegen overstromen niet aantast.
18
Implementatie mobiel werken, door gebruik van veldcomputers met GIS en GPS (MuRa Mobiel) Met de intrede van mobiele computers zoals smartphones, wordt het mogelijk dat de bestrijder in het veld data kan aanleveren en relevante informatie direct ter beschikking heeft. Dit is een methode om de efficiëntie en effectiviteit van de bestrijdingsorganisaties verder te verhogen. Hiermee wordt een grote stap gezet in betere registratie van de vangsten, doordat op x/y coördinaat wordt geregistreerd en niet langer op uurhok niveau (centraal punt in 5 km uurhok). Ook kunnen schades aan waterstaatswerken actueel en overzichtelijk in beeld worden gebracht. Een bestrijdingsorganisatie werkt inmiddels al met mobiel GIS en diverse andere bestrijdingsorganisaties, waaronder muskusrattenbeheer, testen momenteel. De verwachting is dat in de loop van 2013 muskusrattenbeheer overstapt op MuRa mobiel. Bouw nieuw vangstregistratiesysteem, gebaseerd op invoering gegevens via GIS mobiel Het huidige in gebruik zijnde landelijk vangstregistratiesysteem is opgebouwd uit drie verschillende systemen. De recente organisatiewijzigingen en de daarmee gepaard gaande gebiedswijzigingen hebben tot grote problemen geleid. Om dit soort problemen in de toekomst te voorkomen is het nodig om een nieuw vangstregistratiesysteem te bouwen. Het nieuwe systeem wordt gebaseerd op invoering via GIS mobiel. Via Het Waterschapshuis heeft de Unie van Waterschappen opdracht gegeven voor het opstellen van een impactanalyse met planning en kostenraming voor een nieuwe database voor Vangstregistratie.nl. De verwachting is dat het nieuwe vangstregistratiesysteem in 2014 gereed is. 4.6. Financiën en kostenverdeelsleutel Met de inwerkingtreding van de gewijzigde Waterwet in 2011, dragen de waterschappen vanaf 2011 volledig de kosten voor het muskusrattenbeheer. Voor het muskusrattenbeheer wordt samengewerkt met vier andere waterschappen. Het is vanzelfsprekend om tussen de samenwerkende partijen een passende kostenverdeling te bepalen. Immers de muskusrat stopt niet bij waterschapsgrenzen en het kan noodzakelijk zijn dat in het ene gebied intensiever moet worden bestreden om andere gebieden “schoon” te houden. Het gezamenlijk dragen van de kosten voor die extra inzet is in belang van elk waterschap. Om tot een rechtvaardige en uitlegbare kostenverdeling van de muskusrattenbestrijding te komen zijn verschillende varianten onderzocht. Uit het gehouden onderzoek is als beste variant een verdeelsleutel naar voren gekomen, die uitgaat van twee aspecten: een element van basisinzet en een element van inzet op basis van flexibiliteit (inzet boven de basisinzet). Deze denklijn is verder uitgewerkt. De vanaf 2012 gehanteerde kostenverdeling is gebaseerd op duurzaamheid (bestendigheid) en sluit voor wat betreft de flexibele inzet aan op het model dat is bedacht voor het Hoogwaterbeschermingsprogramma.
19
De verdeling ziet er schematisch als volgt uit:
Basisinzet
Kostenverdeelsleutel Flexibele inzet
Norm
WOZ-waarde
KM-watergang
Ingezetenen
Het hanteren van één norm voor de gehele bestrijdingsorganisatie, bijvoorbeeld 0,20 vangsten per kilometer watergang, doet geen recht aan de feitelijke situatie of de situatie die op korte termijn bereikt kan worden bij de verschillende waterschappen. In het ene gebied zitten immers meer dieren dan in het andere. In gebieden met meer vangsten per kilometer watergang (v/km-wtg) is dus meer inzet van personeel noodzakelijk. Om die reden is gekeken wat de huidige vangsten per waterschapsgebied zijn. Die cijfers zijn gebruikt als uitgangspunt, bij het vaststellen van de norm voor de kostenverdeling. Er zijn waterschappen die al op een lagere norm zitten (bijvoorbeeld op 0,10 v/km-wtg) en waterschappen die nog aanzienlijk hoger zitten met het aantal vangsten. Om hiermee rekening te houden is besloten om per waterschap een norm vast te stellen voor het berekenen van de kostenverdeling. De staffel gaat van een norm A t/m E en ziet er als volgt uit: A. Bij norm van 0,07 vangsten per kilometer watergang is de benodigde inzet 0,8 uren per kilometer watergang. B. Bij norm van 0,10 vangsten per kilometer watergang is de benodigde inzet 1,2 uren per kilometer watergang. C. Bij norm van 0,20 vangsten per kilometer watergang is de benodigde inzet 1,75 uren per kilometer watergang. D. Bij norm van 0,30 vangsten per kilometer watergang is de benodigde inzet 2,0 uren per kilometer watergang. E. Bij norm van 0,40 vangsten per kilometer watergang is de benodigde inzet 2,2 uren per kilometer watergang. Opgemerkt wordt dat deze staffel alleen gebruikt is voor het bepalen van een norm bij de basisinzet voor de kostenverdeelsleutel (zie schema hierboven) en niet één op één vertaald kan worden naar de benodigde inzet in een gebied. Muskusrattenbeheer streeft, zoals eerder aangegeven, naar een verdere daling van het aantal gevangen muskusratten tot de norm ‘onder controle’. Dit is de laagste categorie van de landelijk vastgestelde normen, zie hieronder: • Onvoldoende: > 0,35 v/km watergang • Afdoende bestrijding: 0,15 – 0,35 v/km watergang • Onder controle: < 0,15 v/km watergang De doelstelling is om deze norm eind 2015 te bereiken, uitgezonderd de grensgebieden. Bij het eind 2015 bereiken van deze norm van ‹ 0,15 v/km watergang wordt de inzet bestrijders structureel verlaagd met 8% ten opzichte van de situatie in 2012. Wat dit betekent voor het nieuwe samenwerkingsverband wordt verder uitgewerkt in hoofdstuk 5, strategische visie. De meerjarenraming 2013-2017 is als bijlage 4 bijgevoegd.
20
4.7 Leeftijdbeleid en pensioen In 2009 is de Nota Leeftijdbeleid muskus- en beverrattenbestrijders “Naar een duurzame en optimale inzetbaarheid voor medewerker en werkgever” vastgesteld. Deze nota is nog steeds actueel, ondanks het feit dat deze van voor ‘het nieuwe samenwerkingsverband’ is. Deze nota geeft op hoofdlijnen een inzicht op het te voeren leeftijdbeleid voor de groep bestrijders. Het gaat vooral om het inzetten van korte termijn maatregelen en is met name gericht op de ouderen. Voor de middellange en lange termijn wordt aangesloten bij het te ontwikkelen beleid voor het hele waterschap en wordt mede ontwikkeld in samenwerking met het A&O-fonds Waterschappen. Binnen de planperiode vindt aanpassing van het leeftijdbeleid plaats, door hierin op te nemen dat bij pensionering van een bestrijder een half jaar voor vertrek de functie al wordt ingevuld. Op deze manier wordt ingespeeld op de hogere pensioenleeftijd, is er aandacht voor een goede kennisoverdracht en wordt voorkomen dat de focus en scherpte van de vertrekkende bestrijder afneemt. 4.8. Businesscase muskusrattenbestrijding; efficiency door samenwerking In 2011 is in opdracht van de in Noord- en Zuid-Holland gelegen waterschappen een businesscase uitgevoerd voor de overdracht van de muskusrattenbestrijding, naar onder andere de bestaande bestrijdingsorganisatie Rivierenland. Centraal in de businesscase staat de meerwaarde van de samenwerking tussen deze waterschappen ten opzichte van de situatie waarbij ieder afzonderlijk waterschap de bestrijding uitvoert. Bevindingen De meerwaarde van de samenwerking (ten opzichte van de situatie waarin waterschappen de bestrijding zelf uitvoeren), ligt op verschillende terreinen maar met name op het vlak van efficiency. Naast de meerwaarde op het vlak van kennisontwikkeling en innovatie (ten aanzien van vangmiddelen) ontstaat meerwaarde doordat: a. Zich minder afstemmingsinspanningen voordoen in een grootschalige organisatie. b. De bestrijding op grootschalig populatieniveau kan plaatsvinden. c. De organisatie minder kwetsbaar is. d. Bestrijders over een groot gebied flexibel inzetbaar zijn. e. Een efficiënte inzet van mensen, middelen en managers mogelijk is. f. De overhead beperkt kan blijven in een grootschalige organisatie. Deze kwalitatieve meerwaarde van samenwerking leidt tot een structurele kwantitatieve meerwaarde tussen de 10 en 15%. Deze bandbreedte is niet meer dan een indicatie. In het hoofdstuk ‘Strategische visie’ wordt hier nader op ingegaan.
21
5. Strategische visie De strategische visie verwoordt de visie van het muskusrattenbeheer op de langere termijn. In de Waterwet is in artikel 3.2a opgenomen dat het waterschap zo goed mogelijk zorg draagt voor het voorkomen van schade aan waterstaatswerken veroorzaakt door muskus- en beverratten. Bij de parlementaire behandeling van de wijziging Waterwet is na een ingediend amendement, de wettelijke verankering in de wet voor het inzetten van muskus- en beverratten als middel om schade aan waterstaatswerken te voorkomen geschrapt. Een dergelijke wettelijke verankering werd als een blokkade gezien om de beoogde bescherming van de waterstaatswerken te realiseren via de best beschikbare technieken, die zich in de loop der tijd en op basis van voortschrijdend inzicht kunnen ontwikkelen. Dit betekent dat ook andere middelen ter voorkoming van schade aan waterstaatswerken in overweging moeten worden genomen, die redelijkerwijs minstens hetzelfde effect hebben als de bestrijding. Het muskusrattenbeheer dient de komende jaren te worden omgevormd om in te kunnen spelen op de veranderingen die plaatsvinden. De strategie van bestrijden is nu nog gebaseerd op vlakdekkend-jaarrond en een zo’n klein mogelijke populatie. Toegewerkt wordt naar een andere benadering van muskusrattenbeheer, vanuit de denklijn veiligheid. Op dit moment bestaat er nog geen goed alternatief dat bestrijden overbodig maakt en bestaat er nog te weinig inzicht in de inzet van bestrijding in relatie tot schade aan waterkeringen. De veldproef die in 2013 start en minimaal 3 jaar duurt moet hier meer inzicht in geven. Organisatie en formatie ontwikkelingen De kosten van de bestrijding worden met name gevormd door de formatie die ingezet wordt. De benodigde formatie is sterk gekoppeld aan de populatiegrootte, die in de bestrijding wordt gemeten aan de vangstontwikkeling. Muskusrattenbeheer streeft naar een norm van < 0,15 vangsten per kilometer watergang. Op basis van een gemaakte prognose wordt verwacht dat deze doelstelling eind 2015 wordt bereikt voor de niet grensgebieden. Indien het lukt om deze norm twee jaar in stand te houden is een structurele afbouw van de formatie mogelijk. Op dit moment bestaat de formatie uit 92,93 fte bestrijders. Rekening houdend met de vangstontwikkeling, leeftijdopbouw, zwaarte van de gebieden en benodigde extra inzet voor de grensbestrijding, wordt gestreefd naar een doelmatigheidswinst van 8% (7,2 fte) na 2015. Gelet op de huidige ontwikkelingen is het streven om in 2013, bij de behandeling van de voorjaarsnota, hier al 4 fte formatiereductie voor in te boeken Bij een lagere populatie muskusratten doet zich ook een doelmatigheidswinst voor ten aanzien van vangmethodiek en humaniteit van vangen. Deze doelmatigheid betreft deels kosten (minder vangmiddelen) en vooral ook de humaniteit van vangen. Door een kleinere populatie zijn minder vangmiddelen nodig, waardoor minder materiaal nodig is, minder bijvangsten worden gerealiseerd en de afhankelijkheid van de verdrinkval afneemt. Voorwaarden voor doelmatigheid De bestrijding is een eendimensionale taak die om een eenvoudige organisatiestructuur vraagt. Twee managementlagen, bestaande uit een afdelingshoofd en teamleiders, zijn toereikend. Beide lagen zijn hiërarchisch leidinggevend. Voor een teamleider is bij Muskusrattenbeheer de span of control op maximaal 15 fte gesteld. Tevens dient de bestrijding planmatig aangepakt te worden en dient gestuurd te worden op een aantal vooraf geformuleerde kritische prestatie-indicatoren (KPI’s). Een krachtige sturing en een passende formatie zijn dé succesfactoren bij de bestrijding.
22
Ten aanzien van het beleid is het van belang een ambitie neer te zetten en deze praktisch en bottom up te vertalen in afdelingsplannen. Belangrijk element in het beleid en de sturing is de aandacht voor een diervriendelijker vangmethode. Een kleine populatie is daarvoor noodzakelijk. Bij een kleine populatie is uitfasering van de verdrinkval mogelijk. Ambitie Op basis van de bestaande taken en huidige inzichten zijn een aantal concrete ambities geformuleerd. De bedoeling van deze ambities is een helder toekomstbeeld te scheppen waar aan concrete doelstellingen zijn te koppelen. Deze zijn: Het verder terugbrengen van de populatie muskusratten naar een niveau waarbij veiligheid voldoende geborgd is en op een maatschappelijk geaccepteerde (humane) manier kan worden bestreden, in deze beleidsnota aangeduid als norm ‘onder controle’ en deze voor de niet-grensgebieden vast te stellen op ‹ 0,15 vangsten per km watergang per jaar. Deze norm eind 2015 halen voor de niet-grensgebieden; Bij het halen van deze norm met ingang van 2016 een formatiereductie te realiseren van 8%, ten opzichte van de formatie in 2012 en in 2013 bij de behandeling van de voorjaarsnota al vooruitlopend hierop een formatiereductie in te boeken van 4 fte. Doorgaan met het verder uitfasering van de verdrinkval waar en wanneer dat mogelijk is. Actief meewerken aan de totstandkoming van een beleidslijn om preventieve maatregelen gericht op het voorkomen van graverij in waterkeringen bij het verbeteren van primaire en regionale waterkeringen mee te nemen en kennis te nemen van de overige initiatieven die genomen worden om invulling te geven aan het uitvoeren van de motie Ouwehand Door scholing zorgen voor bredere inzetbaarheid van het personeel binnen het taakveld waarin het waterschap actief is en ook daarbuiten. Professionaliteit vergroten en een kwaliteitsslag maken, zodat eenduidigheid van werken in de gehele organisatie ontstaat en dit onder andere bereiken door scholing en het invoeren van een adviesgroep Muskusrattenbeheer als leer- en coachings-instrument. Meewerken aan en in de praktijk toepassen van innovaties, o.a. door het gebruik van kooizenders en de implementatie van mobiel werken (MuRa mobiel). Verder terugbrengen van het aantal bijvangsten. De beleidsnota muskusrattenbeheer geeft houvast bij het maken van keuzen, zodat niet slechts gereageerd hoeft te worden op veranderingen in de omgeving, maar daarin ook actief kan sturen en zo die toekomst mede kan beïnvloeden. De thema’s worden in hoofdstuk 6 verder uitgewerkt.
23
6. Thema voorkomen van schade aan waterkeringen als gevolg van graverij door muskus- en beverratten Het samenwerkingsverband Muskusrattenbeheer wil voorkomen dat door graverij door muskus- en beverratten schade aan waterstaatswerken ontstaat. Om dit te bereiken wordt ingezet op de volgende soorten maatregelen: 6.1. Onderzoek en nemen preventieve maatregelen Doel Het toewerken naar een andere benadering van muskusrattenbeheer, waarbij gewerkt wordt vanuit de denklijn veiligheid door het nemen van preventieve maatregelen die de waterkeringen beschermen tegen graafschade door muskus- en beverratten. Analyse Bescherming tegen dijkdoorbraak en overstroming is de primaire taak van de waterschappen en in ieders belang. Op dit moment richt de bestrijding van graverij door muskus- en beverratten zich nog primair op het wegvangen van dieren. Het veiligheidsrisico dat door graverij van muskus- en beverratten ontstaat, is mogelijk ook te voorkomen door het nemen van preventieve maatregelen. Daarbij gaat het om het beperken van graverij en minder om het wegvangen. Er zijn drie categorieën te benoemen waarin de preventieve maatregelen kunnen worden verdeeld: • Onmogelijk (“niet kunnen”): dit is het aanbrengen van elementen die het graven van muskusratten en beverratten in waterkeringen fysiek onmogelijk maken; • Onaantrekkelijk (“niet willen”): dit is het onaantrekkelijk maken van de waterkering voor het graven, door bepaalde voorwaarden voor de aanwezigheid van muskusratten en/of beverratten te verplaatsen of weg te nemen. Hieronder kunnen dus ook maatregelen worden verstaan die het omliggende gebied aantrekkelijker maakt dan de waterkering; • Onbelangrijk (“overdimensioneren”): de waterkering wordt zodanig gedimensioneerd dat eventuele graverij de veiligheid tegen overstromen niet aantast. Ook om andere reden is het gewenst om in de planvorming en daadwerkelijke verbetering van waterkeringen preventieve maatregelen mee te nemen. Naast graafschade veroorzaakt door muskus- en beverratten, worden waterschappen de laatste jaren steeds vaker geconfronteerd met graafschade door bevers. Ook het leefgebied van de bevers wordt substantieel steeds groter, wat de kans op schade aan waterkeringen door graverij groter maakt. Dit is al meerdere keren gebeurd. De bever geniet een beschermde status en geeft de gewenste kwaliteit van de biotoop weer. Dit betekent impliciet dat bevers niet bestreden mogen worden. De noodzaak tot het nemen van preventieve maatregelen wordt hierdoor echter steeds groter. Huidige situatie Graafschade door muskusratten kan ontstaan waar een waterkering direct aan open water grenst, tot een afstand van 15 meter van open water. De graafschade ontstaat tijdens normale waterstanden. Op dit moment is er nog weinig bekend over graafgedrag in relatie tot preventieve maatregelen. De preventieve maatregelen die tot op heden worden gebruikt, zijn alleen toegepast
24
op locaties waar sprake is van een lage populatie. Ook is er nog nooit over grote afstanden doek (geotextiel) toegepast. Nu zwemmen de muskusratten locaties met doek voorbij en vestigen zich elders. Bij hoge populaties is het mogelijk dat er dieper of boven langs de constructies wordt gegraven. Op dit moment bieden geen van de preventieve maatregelen voldoende zekerheid dat geen schade optreedt door graverij. Knelpunten Als maatregelen wel een effect hebben en er zou niet meer bestreden worden bij waterkeringen, dan zal de populatie muskus- en beverratten snel groeien. Er kan dan alsnog een groot risico ontstaan op onaanvaardbare schade aan andere waterstaatswerken. Bestrijden blijft dan weer noodzakelijk om de populatie te beheersen. Ook de economische schade aan landbouwgewassen zal naar verwachting toenemen. Het bestrijden van de dan weer groeiende populatie muskusratten leidt tot meer dierenleed en mogelijk ook toenemende bijvangsten. Hoe gaan we hier mee om? Aanpak Stoppen met bestrijden van muskus- en beverratten bij waterkeringen in het kader van de veiligheid is nu nog geen optie. Binnen de planperiode wordt de huidige werkwijze gecontinueerd (vlakdekkend en jaarrond bestrijden). Wel wordt binnen de planperiode bekeken hoe het denken vanuit veiligheid kan plaatsvinden. Dit wordt actueel op het moment dat preventieve maatregelen tegen graverij van muskus- en beverratten zijn aangebracht en deze voldoende zekerheid bieden dat geen schade optreedt. Op dat moment kan gedacht gaan worden aan het veranderen van de huidige aanpak, waarbij bij het denken vanuit veiligheid, de volgende getrapte benadering kan worden gevolgd: 1. Vormen muskusratten op een bepaalde locatie een bedreiging voor de veiligheid? Indien muskusratten geen bedreiging vormen voor de veiligheid op een bepaalde plek is het wegvangen van de dieren overbodig. Op het moment dat de veiligheid wel in het geding is wordt de tweede vraag relevant, namelijk: 2. Zijn er maatregelen te treffen die de veiligheid garanderen, zonder dat er muskusratten gedood hoeven te worden? Indien maatregelen mogelijk zijn om de veiligheid te garanderen (bijvoorbeeld muskusratwerende matten) dan is het wegvangen van muskusratten niet nodig en zal gekozen worden voor die maatregelen. Wanneer er geen andere mogelijkheid is om de veiligheid te garanderen dan het wegvangen van muskusratten zal overgegaan worden tot bestrijding. Maatregelen In het beheersgebied waar Muskusrattenbeheer actief is, stimuleren dat bij nieuwe projecten ingezet wordt op het nemen van preventieve maatregelen, die op dit moment waarschijnlijk het meeste effect hebben, te weten: Het inzetten van graafwerende constructies (“niet kunnen”) in combinatie met het creëren van aantrekkelijke plaatsen waar graven geen schade geeft (“wel kunnen”) en het beperken van de populatie omvang (bestrijden). Door het creëren van aantrekkelijke ongevaarlijke graafplaatsen wordt het effect van graafwerende constructies versterkt. De inzet van preventiemaatregelen te combineren met een dijkverbeteringsronde of regulier onderhoud. Dit biedt mogelijkheden om graafwerende constructies op te nemen in het ontwerp van de waterkering en om overdimensionering als maatregel in te zetten. De kosten zijn dan aanzienlijk lager dan dat de maatregelen op zich zelf staand moeten worden uitgevoerd in de bestaande situatie. Tevens zijn er mogelijkheden voor een goede landschappelijke inpassing. Per diersoort en per proces is hieronder aangegeven welke categorie van toepassing is en uit welk type maatregelen deze kan bestaan. De beschreven maatregelen zijn op hoofdlijnen en zijn niet
25
limitatief. De technische uitwerking en de verkenning van (nieuwe) maatregelen zal de komende jaren nader ingevuld moeten worden.
Tabel 1
Samenvatting type maatregelen per strategie
Strategie
Bever- en muskusratten
Onmogelijk
Voorzieningen als bv. gaas tot normale waterstand (-1,5 m, + 1m)
Onbelangrijk
Stabiliteitsberm geen probleem Pipingberm wel!
Onaantrekkelijk
Bv. Geleidelijk talud, geen beplanting, >15 m sloot tot kering, zandkern
6.2. Bestrijden van muskus- en beverratten Doel Het voorkomen van schade aan waterstaatswerken (waterkering, oppervlaktewaterlichaam, bergingsgebied of ondersteunend kunstwerk) veroorzaakt door muskus- en beverratten. Analyse Muskusratten en beverratten graven gangen in waterkeringen waardoor de stabiliteit van deze waterkering vermindert en zodoende een risico vormt voor de veiligheid. Ook veroorzaakt het gegraaf in watergangen verstoring van het gehele watersysteem, waardoor verminderde water aan- en afvoer optreedt. Op dit moment gebeurt het beschermen van waterstaatswerken tegen graverij door muskusratten alleen door de populatie zo laag mogelijk te houden. Omdat deze dieren onvoldoende natuurlijke vijanden kennen is het noodzakelijk om de muskusratten en beverratten te bestrijden. Huidige situatie In de afgelopen periode is de populatie muskusratten in het beheergebied door de bestrijding aanzienlijk verkleind. Voor de beverrat geldt dat de populatie in het beheergebied, met uitzondering van het grensgebied en de Biesbosch geheel is opgeruimd. Het risico bestaat dat de beverrat weer uitbreidt omdat in de omliggende gebieden de beverrat nog voorkomt en door Duitsland niet bestreden wordt. Knelpunten Preventieve maatregelen gericht op het voorkomen van graverij in waterkeringen bij het verbeteren van primaire en regionale waterkeringen bieden geen toereikende oplossing. Geen van op dit moment gebruikte preventieve middelen biedt voldoende oplossing tegen de gevaren van het graven. Enkele preventieve middelen hebben een effect, maar daarbij blijft bestrijding noodzakelijk. De thans nog gebruikte verdrinkingsval wordt gezien als een dieronvriendelijke vangstmethode. De werkdruk bij de bestrijding van de muskusratten en beverratten verschilt per seizoen. De werkdruk neemt ook jaarlijks toe door beleidsmatige ontwikkelingen die leiden tot andere (meer
26
natuurgerichte) inrichting van gebieden en veranderend beleid ten aanzien van aanleg en onderhoud van watergangen en waterpartijen (zoals ontwikkeling Noordwaard in het gebied Alm en Biesbosch). Aanpak De beverrat komt nagenoeg niet meer voor in ons beheergebied, met uitzondering van de Biesbosch en dat willen we zo houden. Daarom kiezen we er voor om de bestrijding van de beverrat in hoofdzaak uit te voeren aan onze grenzen. Maatregelen In de planperiode wordt de efficiëntie en de effectiviteit van de muskusrattenbestrijding nog verder vergroot en bestrijdingsmethoden verder geoptimaliseerd. Dit gebeurt door opleidingen en stimulering kennisuitwisseling en samenwerking tussen bestrijdingsorganisaties. Ook gebeurt dit door het toepassen van innovaties, zoals het gebruik van de kooizenders. Er wordt een adviesgroep Muskusrattenbeheer ingesteld die veldbezoeken aflegt als leer- en coachingsinstrument. Ook wordt onderzocht of door verdere samenwerking met Muskusrattenbeheer West- en Midden Nederland nog verdere efficiency kan worden behaald. Invoering van MURA mobiel dat moet leiden tot een nog verdere verhoging van de efficiëntie en effectiviteit van de organisatie, doordat gegevens over vangsten, vangmiddelen en bijvangsten op exacte coördinaten worden vastgelegd. Ook kunnen schades aan waterkeringen en andere waterstaatswerken gemakkelijker en nauwkeurig worden vastgelegd en in beeld worden gebracht. Daarnaast wordt de Unie van Waterschappen verzocht initiatieven op te pakken om met Duitsland verdere afspraken te maken over de aanpak van de hoge instroom van muskus- en beverratten in het grensgebied. 6.3. Terugdringen bijvangsten Doel Minimaliseren van het aantal bijvangsten zonder het aantal muskusratvangsten nadelig te beïnvloeden. Analyse Sinds 2007 is landelijk het aantal bijvangsten bijna gehalveerd naar 14.629 dieren in 2011. Het aantal gevangen muskusratten is navenant afgenomen, waardoor de verhouding van het aantal bijvangsten ten opzichte van de muskusratvangsten vrijwel constant blijft op 1:10. Voor Muskusrattenbeheer ligt het aantal bijvangsten ten opzichte van de muskusratvangst rond de 6%. De bruine rat (40% van alle bijvangsten) is veruit de meest gevangen soort. Huidige situatie Het aantal bijvangsten willen we tot een minimum beperken. Zolang er bestreden wordt zijn bijvangsten helaas niet altijd te voorkomen. Door de adviesgroep techniek en tactiek worden continue verbeteringen aan de vangmiddelen getoetst en getest. Specifieke aandacht is er aan het voorkomen van bijvangsten van rode lijst soorten. Knelpunten De maatregelen voor het verder terugdringen van het aantal bijvangsten moeten efficiënt zijn: het aantal bijvangsten moet afnemen terwijl het aantal muskusratvangsten niet mag worden beïnvloed. Uit een analyse van de bijvangsten van de verschillende vangmiddelen blijkt dat er tussen de methoden grote verschillen zijn in effectiviteit en selectiviteit.
27
Aanpak In de huidige vangstregistratie van de muskusrattenbestrijding wordt vangstintensiteit gemeten in het aantal uren per kilometer. Dit is echter een indirecte maat. Voor een beter inzicht in de patronen en ontwikkelingen in de aantallen bijvangsten en muskusratvangsten is informatie nodig over het aantal uitstaande vallen van elk val type per kilometer watergang. Vangmiddelen die slecht scoren qua effectiviteit of selectiviteit dienen zoveel mogelijk te worden vermeden. Maatregelen - Overstappen op een nauwkeuriger systeem voor het vastleggen van vangsten, vanglocaties en vangmiddelen. Dit kan door toepassing van MuRa mobiel. - Verdere afbouw van de uitstaande vaste vangmiddelen. - Meewerken aan innovaties op het gebied van vangmiddelen door onder andere het gebruik van kooizenders. 6.4. Beverpatrouille Doel Voorkomen dat in periode van hoogwater bevers een vluchtplek zoeken in de waterkering en door het graven van een hol onaanvaardbare veiligheidsrisico’s ontstaan. Analyse Momenteel leven er ca. 500 bevers in Nederland verdeeld over 150 uurhokken. De aantalschatting voor 2025 komt neer op ca. 1.600-2.000 dieren verspreid over ca. 400 uurhokken. Echter de huidige recente ontwikkelingen laten zien dat deze schatting aan de voorzichtige kant is en dat het veronderstelde aantal aanzienlijk eerder gerealiseerd zou kunnen zijn. Het is de verwachting dat met de groei van de populatie de problemen en optredende schaden aan waterkeringen door graverij meegroeien. Graafactiviteiten van bevers in waterkeringen (incl. de beschermingszone) is om veiligheidsredenen niet acceptabel. Dijken zijn nooit zodanig gedimensioneerd dat er ruimte is voor een beverhol of burcht zonder dat dit tot veiligheidsproblemen kan leiden. In periode van hoogwater levert dit helemaal een onacceptabel veiligheidsrisico op. Voorkomen moet daarom worden dat bevers in periode van hoogwater een vluchtplek zoeken in de waterkering. Huidige situatie Hoogwatersituaties betekenen een potentieel risico voor graverij door bevers. De meeste bevers die in de uiterwaarden leven zoeken een veilig heenkomen, op nog niet ondergelopen verhogingen, rustige taluds of dikke bomen. Ook echter op kale dijken zonder beschutting zijn tijdens hoogwaterperiodes bevers gesignaleerd. Tijdens hoogwater hebben bevers op drie locaties in de Gelderse poort in de dijk gegraven, waarvan twee tijdens het hoogwater in januari 2011. Knelpunten Een bever die tijdens een periode van hoogwater een hol in de waterkering heeft gegraven is niet uit te graven en weg te vangen. De reden hiervoor is dat het in de praktijk meestal niet mogelijk blijkt om het hol met een smalle bak uit te graven, er ontstaan te grote risico’s voor de stabiliteit van de waterkering. Belangrijk is dus om in een zo’n vroeg mogelijk stadium te signaleren dat bevers een hol in de waterkering aan het graven zijn en de beesten dan te verjagen of weg te vangen. Aanpak
28
Op het moment dat door hoogwater de uiterwaarden waar de bevers hun leefgebied hebben onderlopen, wordt een beverpatrouille ingesteld. De werkwijze staat beschreven in bijlage 6. Maatregelen Instellen beverpatrouille om bevers te ontmoedigen om in periode van hoogwater in de waterkering een hol te graven. Daarnaast samen met andere betrokken partijen en organisaties bij Rijkswaterstaat bepleiten dat in de uiterwaarden van rivieren zogenaamde hoogwatervluchtplaatsen aangelegd worden. Zowel langs de Elbe en Donau is goede ervaring opgedaan met het bouwen van dergelijke kleine hoogwatervluchtheuvels van bijvoorbeeld 30x10m. Een aandachtspunt bij terpen is dat de aanleg van een enkele terp niet altijd volstaat omdat bevers soms geen soortgenoten in hun territorium dulden. Wellicht dat ook een combinatie mogelijk is met de aanleg van langsdammen (een met de rivier meelopende dam tussen rivier en de oever)., of het plaatsen van vlotten met kunstburchten. Daarnaast bewerkstelligen dat in het gebied waar bevers voorkomen gestimuleerd wordt dat ingezet wordt op het nemen van preventieve maatregelen. Hiervoor is een beverbeleid ontwikkeld, dat als bijlage 6 is bijgevoegd. Voor de bever en per proces is hieronder aangegeven welke categorie van toepassing is en uit welk type maatregelen deze kan bestaan. De beschreven maatregelen zijn op hoofdlijnen en zijn niet limitatief. De technische uitwerking en de verkenning van (nieuwe) maatregelen zal de komende jaren nader ingevuld moeten worden.
Bevers Strategie Primaire waterkeringen
Regionale waterkeringen
Onmogelijk
Voorzieningen als bv. gaas tot Voorzieningen als bv. gaas tot maatgevende waterstand (hele profiel) normale waterstand(-1,5 m, + 1m). Lift mee op voorzieningen muskus- en beverratten*.
Onbelangrijk
Overdimensionering; Stabiliteitsberm mogelijk geen probleem.
Overdimensionering; Stabiliteitsberm mogelijk geen probleem.
Onaantrekkelijk
Bv. Hoogwatervrije vluchtplaatsen buitendijks, geleidelijk/slikkig talud, zandkern, >15 m sloot tot kering
Geleidelijk talud, geen beplanting, >15 m sloot tot kering, zandkern
* Bij strategie bevers in primaire waterkeringen, zijn met name de maatgevende waterstanden een probleem. Hier zijn niet zo snel “onmogelijke” oplossing voor te vinden, zonder dat het uiterst kostbaar wordt.
29
6.5. Aanpassing leeftijdbeleid Doel Zorgen voor taakverlichting, tijd voor kennisoverdracht en het scherp en gefocust blijven van een bestrijder in het laatste jaar voor pensionering. Analyse In 2009 is de Nota Leeftijdbeleid muskus- en beverrattenbestrijders “Naar een duurzame en optimale inzetbaarheid voor medewerker en werkgever” vastgesteld. Deze nota is nog steeds actueel, ondanks het feit dat deze van voor ‘het nieuwe samenwerkingsverband’ is. Deze nota geeft op hoofdlijnen een inzicht op het te voeren leeftijdbeleid voor de groep bestrijders. Het gaat vooral om het inzetten van korte termijn maatregelen en is met name gericht op de ouderen. Voor de middellange en lange termijn wordt aangesloten bij het te ontwikkelen beleid voor het hele waterschap dat mede wordt ontwikkeld in samenwerking met het A&O-fonds Waterschappen. Huidige situatie Het bestrijden van muskus- en beverratten is een zwaar en slijtend beroep. De laatste jaren is de tendens dat de pensioengerechtigde leeftijd steeds verder omhoog gaat en dat de mogelijkheid om vervroegd met pensioen te gaan steeds minder wordt. Het laatste jaar voor pensionering is vaak zwaar jaar voor een bestrijder. Hierdoor is de scherpte en focus bij de bestrijder in het laatste jaar voor pensionering vaak niet meer optimaal. Op dit moment wordt een vacature die ontstaat als een bestrijder met pensioen gaat pas ingevuld na vertrek van de huidige bestrijder. Knelpunten De leeftijd waarop een bestrijder met pensioen gaat wordt door veranderde wetgeving steeds hoger. Aangezien het bestrijden van muskus- en beverratten een slijtend beroep is brengt dit risico’s voor de organisatie met zich mee. De focus en scherpte van de bestrijder wordt in het laatste jaar voor pensionering vaak minder. Het is al een paar keer voorgekomen dat de organisatie werd verrast door een slechtere veldsituatie, dan eigenlijk op grond van ervaringen van eerdere jaren verwacht mocht worden. Door het vertrek van een bestrijder gaat veel gebiedsen vakkennis verloren. Aanpak De focus en scherpte moet ook in het laatste jaar voor pensionering op niveau blijven. Ook moet er tijd zijn voor kennisoverdracht aan zijn/haar opvolger. Als dit te combineren is met een taakverlichting in het laatste jaar voor pensionering is er sprake van een win-win situatie. Door het leeftijdbeleid Muskusrattenbeheer aan te passen kan hierin worden voorzien. Maatregelen In de planperiode wordt de notitie Leeftijdbeleid Muskusrattenbeheer uitgebreid met een passage voor deze groep bestrijders. De aanvulling regelt dat een half jaar voor pensionering van een bestrijder de vacature al wordt ingevuld.
30
7. Beverrattenbestrijding 7.1 Algemeen Naar aanleiding van het oprukken van de beverrat in Nederland is in 2001 door het IPO en de Unie van Waterschappen afgesproken om de beverratbestrijding zodanig in te richten dat de beverrat uit Nederland wordt verdreven en dat in de toekomst wordt volstaan met bestrijding op de grens. De vangstresultaten binnenland van de afgelopen jaren laten een duidelijk neerwaartse trend zien. Het doel van uitroeiing in het binnenland is echter nog niet gehaald (onder andere de Biesbosch). Meerdere gebieden zijn inmiddels wel geheel of nagenoeg ‘schoon’, waardoor de beverrattenbestrijding in het binnenland steeds meer door de muskusrattenbestrijders wordt uitgevoerd. In de grensstreek zijn nog wel beverrattenbestrijders actief. Omdat de beverrat in Duitsland nauwelijks wordt bestreden, is er aan de Nederlands-Duitse grens voortdurend sprake van instroom van nieuwe beverratten. Van de kleine riviertjes in Zuid-Limburg tot de natte natuurgebieden in Groningen ligt het grensgebied vol met trekroutes. De bestrijdingsorganisaties die actief zijn in Noord-Oost Nederland, Gelderland en Limburg, zetten een aanzienlijk deel van de capaciteit aan beverrattenbestrijders uit de solidariteitsregeling in voor de intensieve bestrijding rond de vele rivieren, beekjes, kanalen en natte natuurgebieden, die als belangrijkste aanvoerroutes gelden. 7.2. Aansturing en Bekostiging De landelijke aansturing van de beverrattenbestrijding vindt plaats door de landelijke coördinator. De coördinator beverrattenbestrijding wordt ondersteund door een opgerichte Adviesgroep beverrattenbestrijding. De Adviesgroep verricht veldbezoeken en bespreekt de bevindingen met de coördinator, waarna de adviezen door de coördinator wordt neergelegd bij de Werkgroep Muskusrattenbeheer (WMB). Het landelijke budget beverrattenbestrijding wordt elk jaar opnieuw verdeeld. Voor de nieuwe organisatie Muskusrattenbeheer is voor 2012 een budget voor 5 fte toegekend. Met ingang van 2013 wordt dit verlaagd naar 4,5 fte. Voorwaarden voor vergoeding: Meer dan 10 beverratten Bestrijdingsjaarplan Werkelijke uitbreiding in fte Één manjaar is daarbij 1150 uur (het gaat hier om de werkelijk in het veld gemaakte uren) Uitkering per fte is € 50.000 De vergoeding vindt steeds achteraf plaats op basis van de werkelijke inzet. Daarbij wordt rekening gehouden met de maximaal vooraf opgelegde (afgesproken) verplichting.
31
Bijlage 1 Paspoort Muskusrat en beverrat Pasfoto
Lengte Staart Pelskleur Voedsel Aantal nestjes per jaar Aantal jongen per nest Natuurlijke vijand Huisvesting Leefgebied Oorsprong Bijzonderheden
Ruim 50 cm (inclusief staart) 20 à 25 cm lang, aan de zijkant afgeplat Roodbruin tot donkerbruin Oeverplanten, zoals rietstengels en -wortels, akkerbouwproducten, zoals maïs en bieten 3 (soms 4) 6 (gemiddeld) Geen Hol met gangenstelsel onder en boven de waterlijn Voorkeur voor waterrijke gebieden Alaska, Canada Gaan 2x per jaar op trektocht (in voorjaar op zoek naar geschikte partner en nestruimte). In najaar vallen de families uit elkaar en gaan de dieren zelfstandig een nestruimte zoeken.
Pasfoto
Lengte Staart Pelskleur Voedsel Aantal nestjes per jaar Aantal jongen per nest Natuurlijke vijand Huisvesting Leefgebied Oorsprong Bijzonderheden
Bijna 100 cm (inclusief staart) 30 à 45 cm lang Lichtbruin Oeverplanten, zoals rietstengels en -wortels, akkerbouwproducten, zoals maïs en bieten 2 (soms 3) 6 (gemiddeld) Geen Meterslange gangen met de ingang op waterniveau en een nestkamer. Voorkeur voor waterrijke gebieden. Zuid-Amerika Grote geeloranje voortanden, de achterpoten hebben zwemvliezen. 32
Bijlage 2 Verdrinkingsval Het in 2008 gestarte onderzoek van de Europese Commissie naar de dodingtijd van de verdrinkingsval is eind 2011 openbaar gemaakt. Het volgende citaat komt uit het rapport: “Experimentele studies zijn uitgevoerd om het begin en de duur van de dodingtijd van muskusratten die gevangen werden in verdrinkingsvallen te bepalen. Het 1e onderzoek, waarbij gekeken werd naar het gedrag en de fysiologie van de gevangen muskusratten, vond weinig bewijs van nood voorafgaand aan bewusteloosheid, afgezien van beginnend bijtgedrag van de muskusratten in de mazen van de onderwaterkooi. Uit een 2e studie bleek dat een muskusrat die gedurende 120 seconden na het begin van het bijtgedrag onderwater wordt gehouden dezelfde kooi later niet tracht te mijden (dit geeft aan dat deze ervaring onvoldoende stressvol was). Als de tijd voor onomkeerbare bewusteloosheid van muskusratten, gedood in verdrinkingsvallen, conservatief gemeten is vanaf het punt van het begin van het bijtgedrag plus 120 seconden, dan is dat minder dan de 300 seconden grens van zowel de AIHTS (Agreement on International Humane Trapping Standards) en de Welfare Category C van de Improved Standards. Er blijft echter behoefte aan alternatieve meervoudig vangende muskusratvallen die voldoen aan de eisen van de hogere Welfare Categories van de Improved Standards “ Het volledige rapport is te vinden op: http://ec.europa.eu/environment/biodiversity/animal_welfare/hts/pdf/final_report.pdf
33
Bijlage 3 Grensgebieden De blauw ingekleurde uurhokken liggen in het grensgebied. Voor deze uurhokken geldt een afwijkende norm. De norm ‹0,15 vangsten/kilometerwatergang per jaar wordt vanwege de blijvende instroom vanuit Duitsland hier niet gehaald.
34
Bijlage 4: Meerjarenraming Meerjaren exploitatiebegroting 2012-2017 Begroting 2013 € 7.300.000
Begroting 2014 € 7.300.000
Begroting 2015
Begroting Begroting 2016 2017
€ 7.400.000 € 7.400.000 € 7.600.000
Toelichting In 2013 is al rekening gehouden met een formatiereductie van 4 fte. In 2016 is nogmaals het effect zichtbaar van de tweede formatiereductie van 3,2 fte. In de tabel hieronder is een overzicht opgenomen van de opbouw van deze cijfers
Muskusrattenbeheer meerjarenraming 2013-2017 Kostensoort Kapitaallasten Personeelskosten Formatie-reductie 3,2 fte Loonontwikkeling 1,75% Personeel van derden Overige kosten Inflatie 2% Overhead Onttrekking aan voorziening Rente eigen fin middelen Totaal (Bedragen x € 1.000)
2013* 11 4.897 0 0 200 1.200 0 1.010 -30 -10 7.278
2014 10 4.897 0 86 150 1.139 26 1.049 -30 -7 7.320
2015 10 4.983 0 87 153 1.162 26 1.048 -29 -7 7.433
2016 10 5.069 -136 86 156 1.185 27 1.076 -29 -6 7.438
2017 9 5.019 0 88 159 1.209 27 1.105 -28 -5 7.583
* herziene begroting n.a.v. financieel overleg
35
Bijlage 5: Resultaatdoelstelling per rayon Prognose rayon Alblasserwaard West en het Eiland van Dordrecht (5370 km) Jaar Vangsten Uren Vangsten per km 2013 400 6930 0,07 2014 400 6930 0,07 2015 400 6930 0,07 2016 400 6930 0,07 2017 400 6930 0,07 Prognose rayon Alblasserwaard Oost en de Vijfheerenlanden (5002 km) Jaar Vangsten Uren Vangsten per km 2013 1000 9500 0,20 2014 750 8700 0,15 2015 600 8700 0,11 2016 500 8250 0,09 2017 500 8100 0,09 Prognose rayon Hoekse Waard en IJsselmonde (4492 km) Jaar Vangsten Uren Vangsten per km 2013 200 7014 0,05 2014 200 7014 0,05 2015 200 7014 0,05 2016 200 7014 0,05 2017 200 7014 0,05 Prognose rayon Rijn en IJssel (7393 km) Jaar Vangsten Uren 2013 1400 8700 2014 1200 8700 2015 1050 8650 2016 1050 8650 2017 1050 7900
Vangsten per km 0,20 0,17 0,15 0,15 0,15
36
Prognose rayon Rivierenland Noord 7708 km) Jaar Vangsten Uren 2013 1500 15000 2014 1300 15000 2015 1100 14700 2016 1100 14700 2017 1100 14700
Vangsten per km 0,20 0,17 0,15 0,15 0,15
Prognose rayon Rivierenland Zuid (7662 km) Jaar Vangsten Uren 2013 3500 15000 2014 2000 15000 2015 1100 15000 2016 1100 15000 2017 1100 15000
Vangsten per km 0,46 0,26 0,15 0,15 0,15
Prognose rayon Vallei en Eem en Veluwe (12803 km) Jaar Vangsten Uren Vangsten per km 2013 2600 15500 0,20 2014 2100 15500 0,17 2015 1900 14700 0,15 2016 1900 14700 0,15 2017 1900 14700 0,15 Prognose rayon Voorne-Putten, Rozenburg en Goeree-Overflakkee (5249 km) Jaar Vangsten Uren Vangsten per km 2013 1000 9198 0,19 2014 800 9114 0,16 2015 700 8862 0,14 2016 600 8694 0,12 2017 500 8610 0,10
37
Bijlage 6. Beverpatrouille
Aanvulling op het Beverprotocol van Waterschap Rivierenland, versie 01-10-2010. In het belang van de openbare veiligheid, in het bijzonder ter voorkoming van dijkdoorbraken, is bij besluit van 26 oktober 2010, voor het tijdvak van 26 oktober 2010 t/m 26 november 2013 door de minister van Economische Zaken, Landbouw en innovatie, aan Waterschap Rivierenland een ontheffing op grond van de Flora- en Faunawet verleend. Het gaat om ontheffing van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 10, voor zover het betreft het opzettelijk verontrusten van de bever. En van artikel 11, voor zover het betreft het beschadigen, vernielen, uithalen, wegnemen of verstoren van nesten, holen of andere voorplantings- of vaste rust en verblijfplaatsen van de bever en de das. De uitvoering van werkzaamheden met betrekking tot de bever gebeurt op basis van het bij de aanvraag ingediende Beverprotocol, van Waterschap Rivierenland van 1 oktober 2010. In het beverprotocol is in hoofdstuk 3.4 ten aanzien van de procedure waterkering opgenomen dat graafactiviteiten van de bever in waterkeringen (incl. de beschermingszone) om veiligheidsredenen niet acceptabel zijn. Dijken zijn nooit zodanig gedimensioneerd dat er ruimte is voor een beverhol of burcht zonder dat dit tot veiligheidsproblemen kan leiden. Daarom hoeft er bij waterkeringen geen afweging plaats te vinden of de bever moet worden verwijderd of niet. Ten behoeve van de veiligheid treft het waterschap waar mogelijk en zo nodig structurele maatregelen om te voorkomen dat de bever een waterkering of oever langs de waterkering gebruikt als woonplaats. Het beverprotocol biedt echter geen handvatten hoe je in een situatie bij hoog water het beste in kan grijpen. In het stroomschema, behorende bij het beverprotocol, zoals hieronder wordt aangegeven dat direct ingrijpen noodzakelijk is. Als actie staat het opzettelijk verontrusten van de bever en het hol uitjagen. Daarna het hol dichten met geëigend materiaal.
De vraag waar Waterschap Rivierenland zich voor gesteld ziet is hoe je een bever het beste uit een hol verjaagt, als hij in de waterkering zit. Op 5 januari 2012 heeft hiervoor 38
een overleg plaatsgevonden op het kantoor van Waterschap Rivierenland in Tiel. Bij dit overleg waren naast vertegenwoordigers van de Afdeling Muskusrattenbeheer, ook de Calamiteitenzorgcoördinator van Waterschap Rivierenland aanwezig. Namens Staatsbosbeheer nam de heer H. Woesthuis deel aan het gesprek, als deskundige op het gebied van de bescherming van de bever. Aan de waterkeringbeheerder is gevraagd of uitgraven een mogelijkheid is. Dit blijkt niet het geval te zijn. In periode van hoogwater geeft de waterkeringbeheerder hiervoor geen toestemming. De veiligheid van de waterkering kan dan niet meer voldoende gegarandeerd worden. De reden hiervoor is dat het in de praktijk vaak niet mogelijk blijkt om het hol met een smalle bak uit te graven. Na circa 1 meter ontgraven kom je in de zandkern waardoor de zijwanden van de gegraven sleuf niet overeind blijven staan. Hierdoor ontstaat een te ontgraven gat van zeker 2 meter breed. Als je bij een dergelijke breedte ook nog een paar meter in de dijk komt, om het hol uit te graven, ontstaan er te grote risico’s voor de stabiliteit van de waterkering. Hoe dan wel te handelen? Handelwijze bij hol van 1 tot 1,5 meter diep. Met prikstok van bovenaf prikken om bever uit hol te verjagen. Eventueel kan dit ook aan de voorkant van het hol maar let dan wel op eigen veiligheid als de bever er uit komt. Zodra de bever uit het hol komt, het gat dicht maken met geëigend materiaal en bever blijven ontmoedigen om weer een hol in de waterkering te graven. Dit gebeurt gedurende de periode van hoogwater onder andere door de beverpatrouille, die iedere dag de waterkeringen langs varen om de waterkering te inspecteren. Handelwijze bij hol van 2 tot 4 meter diep. Stokken aan elkaar maken tot lengte van 4 tot 5 meter. Vanaf voorkant in hol porren om bever te verjagen. Dit gebeurt ongeveer gedurende 5 minuten. Daarna wordt de bever 15 minuten de tijd gegeven om uit het hol te springen. Komt er geen bever uit dan wordt ervan uitgegaan dat er geen bever in zit en wordt het hol dicht gemaakt met geëigend materiaal. Ook nu de bever blijven ontmoedigen om weer een hol in de waterkering te graven. Op het moment dat er een hol in de waterkering wordt gesignaleerd en overgegaan wordt tot het nemen van bovengenoemd stappen, worden één van de contactpersonen van Staatsbosbeheer, telefonisch op de hoogte gesteld. Boven omschreven handelwijze vult het hiervoor aangehaalde beverprotocol van Waterschap Rivierenland aan. Opgesteld op 6 januari 2012 te Tiel
39