Mr P. Ingelse
Dading in
plaats van
strafrecht
In ongeveer de helft van de strafzaken die daar¬ voor waren uitgezocht kon in een experiment in Amsterdam een overeenkomst tussen verdachte en benadeelde worden gesloten. De auteur, lid van de begeleidingsgroep, geeft de resultaten en tevens de voordelen weer van deze civielrechtelij¬ ke afhandeling.
Inleiding Op 16 mei jl. heeft de 'begeleidingsgroep voor het experi¬ ment strafrechtelijke dading' haar verslag van een van de¬ cember 1989 tot en met november 1990 uitgevoerd experi¬ ment aan de pers gepresenteerd. Het experiment droeg de naam 'Strafrechtelijke dading' en had ten doel na te gaan 'in welke soorten gevallen overeenkomsten tussen verdachten en benadeelden omtrent de aangerichte en eventueel in de toekomst te vermijden schade in de plaats kunnen komen van strafrechtelijke vervolging.' Het experiment had betrek¬ king op 208 strafzaken, die bij het Openbaar Ministerie te Amsterdam gereed lagen voor dagvaarding voor de politie¬ rechter. Een speciaal voor het experiment ingesteld project¬ bureau bracht verdachte(n) en benadeelde(n) — voor zover zij voor de geboden mogelijkheid belangstelling toonden — in kontakt met over het experiment geïnformeerde advoca¬ ten, die in onderhandeling traden om de schade te regelen. Opmerkelijke resultaten: in circa de helft van de zaken wa¬ ren beide partijen geïnteresseerd in onderhandelingen en in tweederde daarvan (eenderde van het totaal) kwam het tot een in schriftelijke overeenkomst neergelegde (schade)regeling. In alle gevallen waarin het tot een overeenkomst tus¬ sen partijen kwam, zag het Openbaar Ministerie af van ver¬ 1. Al zal een scherp slijpend civilist met enig recht kunnen zeggen dat hier niet het voorkomen van een civielrechtelijk geding, maar dat van een strafrechtelijk geding voorop staat. In de praktijk zullen partijen echter ook wel van mening verschillen over de civielrechtelijke kant van de zaak al was het alleen maar over de hoogte van de scha¬ de, zodat het ook dan toch om een échte dading in de zin van art. 1888 BW gaat.
NjB 13 juni 1991 afl. 24
dere vervolging. Met recht dus 'dading in plaats van straf¬ recht'.' Het experiment was gedurende zo'n vijf jaar voorbereid door een werkgroep van de destijds bestaande Projectgroep Delinkwentie en Samenleving van Humanitas.'^ Deze werk¬ groep is later opgegaan in de begeleidingsgroep voor het experiment, die de verantwoordelijkheid voor het experi¬ ment droeg.^ Humanitas stelde zich achter het experiment op, vanuit de ook uitdrukkelijk'' aan ons Wetboek van Strafrecht ten grondslag gelegde kerngedachte, dat het straf¬ recht 'ultimum remedium' moet zijn en dus heeft terug te treden, als een andere, in dit geval civielrechtelijke, oplos¬ sing is gevonden. Het experiment past goed in nationale en internationale ontwikkelingen^ en het verbaast dan ook niet, dat het kon worden uitgevoerd mede dankzij subsidies van het Ministe¬ rie van Justitie, de Nederlandse Federatie van Reclasseringsinstellingen, de Stichtingen Reclassering in de arrondisse¬ menten Amsterdam en Haarlem en het Koningin Julianafonds. Vraagstelling en uitgangspunt Zoals reeds uit de inleiding blijkt was de vraagstelling niet óf een minnelijke schaderegeling in plaats van strafvervol¬ ging kan komen. In tegendeel, dat was uitgangspunt voor de begeleidingsgroep. Indien het door een strafbaar feit opge¬ roepen conflict en — daardoor veelal ook — de verstoring van de rechtsorde kunnen worden opgeheven doordat ver¬ dachte en benadeelde een overeenkomst sluiten, dient ver¬ volging geen redelijk doel meer en moet de vervolger der¬ halve terugtreden. Zoals gezegd, het strafrecht als 'ultimum remedium'. Maar wanneer is aan dat 'indien' voldaan? De praktijk is gevarieerd en de opvattingen lopen nogal uiteen. De 'eendagsdief die — thuis gekomen - berouw krijgt en zijn buit nog voor de aangifte terugbrengt, zal - afgezien van fanatie¬ ke wraak- en vergeldingsabsolutisten — wel niemand voor de strafrechter willen brengen. Anderzijds zal wel niemand —
2. De Nederlandse vereniging voor maat¬ schappelijke dienstverlening en samenle¬ vingsophouw Humanitas te Amsterdam. 3. De begeleidingsgroep bestaat uit perso¬ nen afkomstig uit reclassering, organisaties voor slachtofferhulp, en rechtshulp (Bureau voor Rechtshulp en - sociale - advoca¬ tuur). Met waarnemers zijn vertegenwoor¬ digd het Ministerie van Justitie, het WODC en het OM te Amsterdam.
4. Volgens minister Modderman in de Tweede Kamer moet het gaan om onrecht, dat 'door geene andere middelen behoorlijk is te bedwingen. De strafbedreiging moet blijven een ultimum remedium'. Zie H.J. Smidt, Geschiedenis van het Wetboek van Strafrecht, 1881, 1 blz. 11. 5. Verslag van de begeleidingsgroep van het experiment, blz. 13. 963
Dading i.p.v. strafrecht
afgezien van een al even fanatieke abolitionist — bij de roof¬ moordenaar genoegen nemen met dading (als die al haal¬ baar is) in plaats van strafrecht. De begeleidingsgroep heeft zich tussen deze uitersten be¬ scheiden opgesteld en de grenzen ten aanzien van de zaken waarop het experiment zou worden losgelaten scherp ge¬ trokken. Naar beneden door alleen zaken te nemen waarin reeds door het Openbaar Ministerie tot vervolging was be¬ sloten en naar boven door alleen zaken in behandelingO te nemen die voor de politierechter zouden komen.'' Aldus bleven nog genoeg soorten zaken voor het experiment over: winkel- en autodiefstallen, vernieling, inbraken, mishande¬ lingen enzovoorts. Het voordeel van deze beperkingen - in het bijzonder die naar boven - was, dat de hoofdofficier van justitie het uit¬ gangspunt van de begeleidingsgroep ten aanzien van de al¬ dus verkregen groep zaken bleek te delen: als een dading tot stand zou komen, dan zou zo'n zaak geseponeerd worden, zo werd bij voorbaat toegezegd. De beperking naar beneden werd ingegeven door de over¬ weging dat niet geconcurreerd moest worden met sepot op andere gronden of met de in de praktijk gegroeide regelin¬ gen waarbij reeds in een vroeg stadium, bijvoorbeeld op het politiebureau, een oplossing tussen partijen tot stand komt. Door in verband daarmee alléén zaken in behandeling te nemen waarin de beslissing tot dagvaarding reeds was geno¬ men, werd tevens een praktische 'insteek' in de loop van de vervolging gevonden. Dading is niet nieuw De mogelijkheid een geschil te beëindigen door middel van dading bestond al in het klassieke romeinse recht. Ons hui¬ dige BW kent het begrip sedert de invoering in 1838.^ Het experiment betreft derhalve geen nieuw idee, maar slechts het tot leven brengen van een reeds lang bestaande - bij onrechtmatige daden die in de strafrechtelijke molen terecht komen vrijwel echter ongebruikte - mogelijkheid. Er hoef¬ de niets geconstrueerd te worden: het civielrechtelijke appa¬ raat (onrechtmatige daad, schaderecht, dading- en contracts¬ vrijheid, boetebeding, arbitragebeding, executoriale titel door notariële akte, enz) lag gereed. Eigenlijk verbaast het dat de civielrechtelijke benadering bij strafbare feiten (nog) zo weinig populariteit geniet. Het is alsof het strafrecht de civiele actie afsnijdt, doet vergeten dat er ook gewoon een onrechtmatige daad is gepleegd en hier dus van 'ultimum' tot 'primum remedium' is geworden. Kennelijk is het noodzakelijk om de dading dichter bij de betrokkenen (verdachten** en benadeelden) te brengen. De opzet van het experiment
9M
Ten behoeve van het experiment werd een projectbureau met drie full-time medewerkers in het leven geroepen. Dit bureau selecteerde in de loop van het experiment — binnen de hiervoor genoemde grenzen"* maar overigens willekeurig — 208 dossiers waarin één of meer benadeelden voorkwa¬ men uit de voorraad voor dagvaarding gereed liggende politierechterzaken van 'Unit-2' van het Amsterdamse arrondis¬ sementsparket. Deze afdeling behandelt de strafbare feiten begaan in de gemeente Amsterdam met uitzondering van de binnenstad en Amsterdam Noord. Door middel van een uitgebalanceerd informatie- en benaderingssysteem worden
Dading l.p.v. strafrecht
Peter Ingelse heeft vanuit de sociale advocatuur deelgenomen aan de werk¬ groep die het project voorbereidde en aan de begeleidingsgroep. Hij is thans rechter in de Rechtbank Amsterdam.
verdachten en benadeelden — uitsluitend indien zij in begin¬ sel voor de geboden mogelijkheid belangstelling hadden'° elk in contact gebracht met een advocaat. Dan volgde het sluitstuk: de onderhandelingen. Daarbij werden partijen — althans door het projectbureau — aan hun lot overgelaten. Partijen waren immers in de beoogde positie gekomen: in de gelegenheid én — met hun onderscheiden raadslieden voldoende toegerust om tegenover elkaar" grieven, aanspra¬ ken en standpunten te poneren, verweren te voeren en voorstellen te doen, te verwerpen of te aanvaarden, kortom te onderhandelen. Uitdrukkelijk werd gekozen voor de professionele rechts¬ hulpverlener, omdat deze het civielrechtelijk apparaat en de onderhandelingservaring (vrijwel) direct tot zijn beschikking heeft en de keuzevrijheid van zijn cliënt kan bewaken. Ieder van partijen moest — uitzonderingen daargelaten - over de steun van zo'n rechtshulpverlener kunnen beschikken. Geen bemiddelaar dus. Middelend denken en onderhandelen is — in de visie van de begeleidingsgroep — verwarrend: welk be¬ lang al of niet terecht de boventoon krijgt en welk belang wordt weggedrukt, valt 'binnen één persoon' niet uit te ma¬ ken. Er werden voorzieningen getroffen die de totstandkoming van dadingen begunstigen. Naast de activiteiten van het projectbureau waren dat onder meer de vervaardiging van modelcontracten, de vorming van een speciale advocaten'pool', (vrijwel) steeds geheel gratis rechtshulp, gratis nota¬ ris voor partijen die een authentieke dadingsakte wensten, gratis arbiters in geval men een arbitragebeding in de over¬ eenkomst opnam en de oprichting van een garantiefonds.'^ Aldus ontstond als het ware een laboratoriumsituatie waar¬ in de dading goed zou kunnen gedijen en waarin de beant¬ woording van de in de inleiding vermelde vraagstelling kon worden onderzocht. Dat onderzoek wordt uitgevoerd door het WODC, dat het project daartoe wetenschappelijk heeft begeleid. Tenslotte werden waarborgen geschapen ter bescherming van de privacy van partijen en ter voorkoming van even¬ tueel nadeel voor verdachten als een dading niet tot stand kwam.'^
NjB 13 juni 1991 afl. 24
De (on)mogelijkheden van een overeenkomst Alle hiervoor genoemde zaken — winkel- en autodiefstallen, vernieling, inbraken, mishandelingen enzovoorts — en nog meer - wederspannigheid, verduistering, huisvredebreuk, valsheid in geschrift, brandstichting en poging tot doodslag cq zware mishandeling (maar de eerste groep het meest) — passeerden in de praktijk van het experiment de revue. In de considerans van het modelcontract kwam de passage voor: ■ 'Partijen zijn van oordeel, dat hetgeen tussen hen is voorgevallen civielrechtelijk als volgt kan worden opgelost en strafrechtelijk ingrijpen achterwege behoort te blij¬ ven.' ■ Indien de verdachte zijn betrokkenheid bij het feit betwistte dan werd dat — vanzelfsprekend op voorwaarde dat de be¬ nadeelde daarmee instemde — in de overeenkomst opgeno¬ men. En ongeacht of de verdachte de feiten nu erkende of niet, als zo'n contract tot stand was gekomen, betekende dat — op grond van de hiervoor genoemde met de hoofdof¬ ficier van justitie te Amsterdam gemaakte afspraak - sepot voor de verdachte. Daarmee zijn de belangen van de ver¬ dachte behartigd, maar hoe staat het met die van de bena¬ deelde? Hoe kan deze genoegdoening voor zijn schade krij¬ gen van een wederpartij die vaak weinig bemiddeld is? Met andere woorden hoe ziet het civielrechtelijk 'als volgt; van het zojuist gegeven citaat uit de considerans er uit? De inbreuken op de rechten die iemand kunnen worden aangedaan zijn zeer gevariëerd. De mogelijkheden tot ge¬ noegdoening zijn beperkter maar toch vaker toereikend dan men zou verwachten. Afgezien van — uiteraard — teruggave van het gestolene, kan de verdachte zich verplichten tot (herstel)werkzaamheden, kan hij zich — vooral bij relatiede¬ licten''' — verbinden aan een straatverbod of ander onthoudings- of vermijdingsgedrag, eventueel gesanctioneerd met boetebeding, enzovoorts. Zo deed — bij een herhaaldelijk benadeeld grootwinkelbedrijf — een 'winkelverbod' voor een jaar het goed. En last hut not least kan de verdachte zich natuurlijk verplichten de schade in geld — geheel of gedeel¬ telijk'^, al dan niet in termijnen - te vergoeden. Soms kan de verdachte zich verplichten tot 'dienstverlening''^ of tot 6. Met uitzondering van snelrechtzaken en zaken waar een gerechtelijk vooronderzoek was bevolen. Op verzoek van het Openbaar Ministerie zijn aan deze uitzonderingen later nog toegevoegd zaken waarin explicie¬ te vervolgingsrichtlijnen zich tegen sepone¬ ring verzetten of door welke de rechtsorde 'te ernstig' was verstoord. Enige praktische betekenis bleken deze toegevoegde uitzon¬ deringen echter niet te hebben. 7. Het Nieuw BW kent geen afzonderlijke regeling van de dading, maar — in titel 7.15 - wel voor de vaststellingsovereenkomst, die de dading mede omvat. Het begrip da¬ ding wordt echter niet door de grote invoe¬ ringsoperatie van het NBW per 1 januari a.s. getroffen en zal voorlopig (in het ver¬ nummerde boek 7A) nog we! blijven be¬ staan. 8. In navolging van het verslag van de bege¬
NjB 13 juni 199! afl. 24
betaling van een bedrag aan een 'goed doel', ingeval het slachtoffer zelf geen schade heeft geleden of aan vergoeding daarvan geen behoefte heeft. Al deze mogelijkheden blijken in de praktijk aan het vinden van een oplossing te kunnen bijdragen. Creativiteit is daarbij uiteraard vereist. Geld is vaak een probleem, maar ook daar viel en valt binnen zeke¬ re grenzen uit te komen: geld lenen, machtiging tot betaling van een deel van het loon of van een deel van de uitkering van de verdachte aan de benadeelde, uitzendarbeid verrich¬ ten, werk verrichten bij de benadeelde enzovoorts."' Over de inhoud van de overeenkomst zullen partijen meest¬ al moeten onderhandelen. Om te waarborgen dat dit fair gebeurt en in het bijzonder dat partijen gelijke 'wapens' hebben, kan elk van beide zich door een advocaat terzijde laten staan. Soms zal het voorkomen dat partijen het Ongeacht of de verdachte de feiten nu erkende of niet, als zo'n contract tot stand was gekomen, betekende dat sepot voor de verdachte. slechts gedeeltelijk eens zijn of (slechts) over het feit dat zij er gezamenlijk uit kunnen en willen komen, althans dat de zaak naar hun mening buiten het strafrecht kan blijven. Zij kunnen dan arbitrage overeenkomen. Is bijvoorbeeld de (mate van) betrokkenheid van de verdachte door deze be¬ twist, maar bestaat over de hoogte van de schade overeen¬ stemming — of omgekeerd — dan kunnen partijen hun eensgzindheid vastleggen en overeenkomen dat hetgeen hen verdeeld houdt aan arbiters zal worden voorgelegd. Tenzij de genoegdoening contant in geld wordt gegeven, zal de nakoming problemen op kunnen leveren. Uitdrukkelijk is het niet de bedoeling om in geval van wanprestatie de strafrechtelijke weg te heropenen. Het sepot is definitief. Partijen hebben gekozen voor de civielrechtelijke oplossing en daar hoort een uitgebreid sanctie- en afdwingingsinstru¬ mentarium bij, dat de benadeelde — net als bij iedere ander overeenkomst - ten dienste staat. Bij de onderhandelingen kan hij zekerheden voor de nakoming of — ten behoeve van een voortvarende executie — vastlegging van de dading in een notariële akte verlangen.'"
leidingsgroep spreek ik steeds over verdach¬ ten en niet over daders. Ook ontkennende verdachten kunnen — om hen moverende redenen — een dading aangaan. 9. Noot 6. 10. De benadeelde werd slechts benaderd, nadat de verdachte te kennen had gegeven in onderhandelen geïnteresseerd te zijn. Al¬ dus werd voorkomen dat de benadeelde met een bij voorbaat dode mus werd blij gemaakt. 11. Dat hoefde in de praktijk niet te bete¬ kenen dat partijen rechtstreeks met elkaar spraken. De onderhandelingen gingen meestal schriftelijk of telefonisch tussen de advocaten. 12. De Stichting Garantiefonds Benadeel¬ den. Dit fonds garandeerde de nakoming van de financiële verplichtingen van de ver¬ dachte tot een maximum van f 3000.
13. De officier van justitie en de politie¬ rechter kunnen aan een hun voorgelegde zaak in beginsel niet zien of deze wel of niet in het experiment heeft 'meegelopen'. 14. Bij dit soort delicten kan soms de schriftelijke erkenning van het gebeurde voor beide partijen reeds belangrijk zijn. 15. Voor de benadeelde kan dat soms vol¬ doende — 'meer dan niets' - zijn, zeker als de vergoeding een duidelijk offer voor de verdachte betekent. 16. Dat levert dus privatisering van de strafrechtelijke dienstverlening op. 17. Over de hier genoemde mogelijkheden zijn in het kader van het experiment afspra¬ ken gemaakt met de Gemeentelijke Kre¬ dietbank te Amsterdam, de Sociale Dienst te Amsterdam, Uitzendburo Randstad res¬ pectievelijk een grootwinkelbedrijf dat nog¬ al eens benadeelde was.
965
Dading i.p.v. strafrecht
Voordelen van de civielrechte¬ lijke benadering Vanuit verdachte en benadeelde bezien zijn de voordelen duidelijk. Zij krijgen er een mogelijkheid bij of — beter — een reeds bestaande mogelijkheid komt meer binnen bereik. Zij hoeven deze weg niet te kiezen. De verdachte kan de voorkeur geven aan de confrontatie met de officier van jus¬ titie en de strafrechter, bijvoorbeeld omdat hij van mening is, dat hij ten onrechte verdacht wordt en hem vrijspraak of sepot toekomt. Om geheel andere redenen kan ook de be¬ nadeelde de voorkeur geven aan strafrechtelijke afwikkeling. Beide partijen zijn in hun keuze vrij en in de praktijk van het experiment gaven verdachten respectievelijk benadeel¬ den in enkele gevallen inderdaad de voorkeur aan het straf¬ recht. In de civielrechtelijke aanpak kunnen partijen echter zelf het initiatief nemen, hun eigen zaak behandelen", in gelijkwaardigheid^° en onafhankelijk van het Openbaar Ministe¬ rie. Aldus kan dading een emancipatoire werking hebben, zowel voor de verdachte als voor de benadeelde.^' Als par¬ tijen willen, kan de zaak sneller dan met het strafrecht wor¬ den afgehandeld.^^ Zij zijn volledig vrij bij het al of niet beginnen van onderhandelingen, bij het vaststellen van de inhoud van de overeenkomst en van de aard en hoogte van de schadevergoeding en — vooral — bij het al of niet hechten van instemming aan een onderhandelingsresultaat. Maar voor de verdachte is het voordeel vanzelfsprekend in de eerste plaats dat hij uit het strafrechtelijk circuit blijft. Voor de benadeelde zijn er ook strafrechtelijke schadever¬ goedingsmogelijkheden, maar deze zijn beperkt. De voeging als beledigde partij levert — thans nog - maximaal f 1500 op. De mogelijkheden van bijzondere voorwaarden verbon¬ den aan voorwaardelijk sepot of voorwaardelijke veroorde¬ ling zijn niet zo flexibel als de contractuele vrijheid. Steeds is men met handen en voeten gebonden aan de activiteiten en het werk van de officier van justitie. Voorts is men af¬ hankelijk van de strafrechtelijke bewijsbaarheid van het feit. Het civiele (bewijs)recht is soepeler, hetgeen met name de benadeelde zal kunnen helpen. Bovendien heeft de civielrechtelijke weg voor de benadeelde het voordeel dat een dading — de verdachte wikt en weegt zijn kansen en belangen en kiest vervolgens eieren voor zijn geld — soms tot stand kan komen, ook al is het feit straf¬ rechtelijk (en mogelijk ook civielrechtelijk) niet bewijsbaar.
ieder geval levert de civielrechtelijke oplossing niet de met strafoplegging gepaard gaande frustratie en rancune met de daaraan verbonden gevolgen op. Terwijl voorts in het strafrecht de sanctie geabstraheerd is van de daad en haar consequenties, brengt een civielrechte¬ lijke regeling de sanctie (schadevergoeding) juist in verband met de daad, de dader wordt concreet met zijn daad en de consequentie ervan geconfronteerd. Wellicht zal een enkeling tegenwerpen dat veel van deze voordelen ook te behalen zijn indien de civielrechtelijke oplossing gevonden wordt naast de strafrechtelijke. Afge¬ zien voor het feit dat er weinig fantasie voor nodig is om te voorspellen dat de hoeveelheid dadingen dan snel zal afne¬ men, doet zo'n tegenwerping geen recht aan de in geval van een getroffen dading blijkende wens om de zaak zelf te re¬ gelen noch aan de daarbij het strafrecht passende beschei¬ denheid.^'* De overheid op haar beurt zal ongetwijfeld oog hebben voor het humane karakter van de civielrechtelijke aanpak en voor de emancipatoire werking ervan. Daarnaast bere¬ kent zij de kosten van het justitiële apparaat en zal zij geïn¬ teresseerd zijn in het feit, dat de civielrechtelijke benadering het aantal strafzaken en -sancties (vrijheidsstraffen!) zal kun¬ nen verminderen en dus goedkoper kan zijn.^^ Het op het advies van de Commissie-Terwee gebaseerde wetsvoorstel met betrekking tot de invoering van de zoge¬ noemde schadevergoedingsmaatregel of de onlangs door de minister van Justitie bij de behandeling van zijn begroting geopperde slachtoffertax ('opcenten' op boetes voor een fonds waaruit benadeelden schadeloos gesteld kunnen wor¬ den) bieden niet de hier geboden voordelen: de benadeelde blijft volledig afhankelijk, de sanctie blijft — bij de slachtof¬ fertax — in belangrijke mate abstract, de verdachte blijft ob¬ ject, goedkoper wordt het zeker niet, enzovoorts. Voorlopige conclusies uit het experiment^^
volgen op.
De belangrijkste conclusies die de begeleidingsgroep uit de ervaringen van het experiment trekt, zijn de volgende. — Van de verdachten en benadeelden die de keuze voor ci¬ vielrechtelijke afhandeling voorgelegd kregen^^, gaf de grote meerderheid de voorkeur aan een poging om tot onderlinge regeling te komen. Aan hen die mochten den¬ ken dat die meerderheid vooral bestaat uit verdachten die mooi van hun straf afkomen, geeft de praktijk ongelijk: 82% van de benadeelden die reageerden op de uitnodiging van het projectbureau wilden onderhandelen, tegen 78,6% van de reagerende verdachten. De direct betrokkenen ga¬ ven derhalve de voorkeur aan de civielrechtelijke weg. — In precies de helft (104) van de zaken liep de keuze voor dading in-plaats-van-strafrecht en dus voor een poging tot minnelijke regeling bij verdachte en benadeelde parallel en in 98 daarvan gingen de onderhandelingen ook daad¬ werkelijk van start. — Die onderhandelingen leidden in Vt (67%) van de geval¬ len^® tot een dading. In al die gevallen volgde sepot en ging de voorgenomen strafzaak niet door. — Het merendeel van de overeenkomsten (47 van de 66) legde de verdachte een betalingsverplichting op.^' — Het uitblijven van onderhandelingen in de andere helft (ook 104 derhalve) van de zaken was onder meer het ge¬ volg van het feit dat verdachten niet reageerden (11,2%) of niet wilden onderhandelen (17,9%) of dat benadeelden
Dading i.p.v. strafrecht
NjB 13 juni 1991 afl, 24
Ook vanuit maatschappij en overheid is het perspectief op dading-in-plaats-van-strafrecht gunstig. Als partijen hun ei¬ gen zaken oplossen, kan dat moeilijk anders dan positief gewaardeerd worden.^^ Zou bovendien het als zelfstandig en onafhankelijk rechtssubject - in onderhandeling — (mede) vaststellen van de hoogte van de schade en het vervolgens afwikkelen daarvan de dader van een strafbaar feit niet eer¬ der weerhouden van herhaling dan de strafrechtelijke be¬ handeling, waarvan hij slechts het afhankelijk object is? In
In ieder geval levert de civielrechtelijke oplossing niet de met strafoplegging gepaard gaande frus¬ tratie en rancune met de daaraan verbonden ge966
daarin geen trek hadden — Nu reeds kan vastgesteld worden dat de overeenkomsten goed worden nagekomen. Aan het eind van de experi¬ mentele periode (30 november 1990) had de verdachte die zich tot een bepaalde prestatie (werkzaamheden, betaling) had verplicht zich in 62% van de gevallen van zijn ver¬ plichtingen gekweten. In april 1991 was dit percentage opgelopen tot 80%. Er lopen nog enkele betalingsregelin¬ gen en in slechts één geval moest het Garantiefonds de vordering op de verdachte en de incasso ervan overne¬ men. Toekomst, verdere ontwikkeling In het experimentjaar is veel kennis en ervaring opgedaan. Om dat niet verloren te laten gaan, wordt de praktijk — in afwachting van het WODC-rapport — voortgezet. Het labo¬ ratorium is echter verlaten: de dading moet nu in meer 'na¬ tuurlijke' omstandigheden tot stand komen.^° Wel blijft een van de projectmedewerkers actief, op het parket, om de za¬ ken waarin benadeelden voorkomen en die aan de in noot 6 vermelde beperkingen voldoen te selecteren, en op het Bu¬ reau voor Rechtshulp te Amsterdam voor informatie en verwijzing van betrokkenen en ter begeleiding van speciaal georganiseerde advocatenspreekuren voor verdachten onder¬ scheidenlijk benadeelden. Ongetwijfeld zullen onder de ge¬ wijzigde omstandigheden minder contracten tot stand ko¬ men dan in het experimentjaar. Maar zelfs als het aantal bijvoorbeeld gehalveerd wordt^', blijft het een belangrijk resultaat. En dat resultaat zal ongetwijfeld opgevoerd kun¬ nen worden bijvoorbeeld door tijdige en goede informatie of door - tezijnertijd - de 'insteek' op een vroeger moment^^ te kiezen. Om de totstandkoming van minnelijke regelingen te bevor¬ deren lijkt het scheppen van een vast punt waar belangheb¬ benden voor informatie en verwijzing terecht kan nuttig. Niet een nieuw instituut, maar de bureau's voor rechtshulp zijn daarvoor de aangewezen instantie. Zij ook kunnen de trait d'union vormen tussen de benadeelde respectievelijk verdachte enerzijds en de deskundigen die de methode in praktijk kunnen brengen — meestal advocaten — anderzijds.
18. In de praktijk bleken (de advocaten van) benadeelden dergelijke verlangens nau¬ welijks te koesteren. Dat de gratis notariële akte werd versmaad, verbaast enigszins. Wellicht gaat men er van uit dat een (verstekjvonnis ook makkelijk te krijgen is. 19. Daaronder begrijp ik ook behandeling van de zaak met behulp van een advocaat. 20. Ook van belang in die gevallen waarin het eigenlijk twijfelachtig is wie 'slachtoffer' was en waarin de toekenning van het etiket 'verdachte' soms op een zeker toeval berust. Partijen kunnen over en weer hun schade¬ claim in onderhandeling brengen. 21. En dat past in het beleid van de minis¬ ter van Justitie. Vergelijk de laatste justitie¬ begroting waarin de minister ervoor pleit de burgers meer bij de rechtshandhaving te betrekken. 22. Zij kunnen 'meteen' aan de slag. Bij strafzaken horen partijen - na aangifte en verhoor - vaak pas weer van het gebeurde, als zij dat al lang vergeten zijn.
NjB 13 juni 1991 afl. 24
De zojuist genoemde spreekuren vormen hiervan een voor¬ proefje. In het algemeen houden de direct betrokkenen nu nog (ook) de afwikkeling van de schade binnen de kaders van het strafrecht, met de hiervoor genoemde beperkingen van dien. In het perspectief van een sepot is de kans groot, dat de dading tot het vaste pakket van reclassering en slachtof¬ ferhulp, van bureau's voor rechtshulp en van advocaten die voor verdachten en/of benadeelden optreden zal gaan beho¬ ren. Sommigen zullen deze stimulans voor de verdachte juist als een bezwaar van de dadingsmogelijkheid zien. Dat bezwaar kleeft echter aan iedere 'voorwaardelijke'^^ oplos¬ sing. Bovendien zal dat voorwaardelijk karakter kunnen ver¬ vagen naarmate het gewoner wordt dat men het recht — maar dan met de instrumenten van het civiele recht — geza¬ menlijk in eigen hand neemt. Ondertussen heeft de begeleidingsgroep niet de illusie dat de dading in alle zaken soulaas kan bieden. Nog afgezien van de zaken waarin een van beide partijen geen dading of zelfs maar onderhandelingen wenst en het liever op een strafzaak laat aankomen, zullen er altijd zaken blijven die civielrechtelijk niet oplosbaar zijn. De man met 89 inbraken en f 750 000 schade zal zijn 89 dadingen niet kunnen tref¬ fen^'' en voorts zullen de zeer ernstige zaken op strafrechte¬ lijke afhandeling moeten kunnen blijven rekenen. Grenzen zullen hier moeten worden afgetast. Niet alleen in Amster¬ dam, maar in alle arrondissementen. En er ligt hier niet al¬ leen een taak voor betrokkenen en hun belangenbehartigers, maar ook voor het Openbaar Ministerie dat door middel van een actief sepotbeleid dading-in-plaats-van-strafrecht kan bevorderen en voor de rechter die ook zijnerzijds — door toetsing van de opportuniteit van een ondanks dading ingestelde of voortgezette vervolging — zou moeten aandur¬ ven het karakter van laatste redmiddel van het strafrecht te doen herleven. Het volledige rapport is verkrijgbaar door overmaking of storting van f 5 voor verzend- en administratiekosten op de rekening van Humanitas te Amsterdam, Postbank, nr 58 20 00 onder vermelding van 'Dading in plaats van straf¬ recht '.
23. Of geldt hier soms niet het motto van de 'terugtredende overheid'? 24. Ik laat nu de delicten waardoor de rechtsorde zeer ernstig gestoord is - en wanneer dat het geval is - even buiten be¬ schouwing. Zoals gezegd (noot 6) vielen die delicten ook buiten het experiment. 25. Op voorwaarde dat men de verkregen ruimte niet opvult met zaken die men nu niet de moeite van het vervolgen waard vindt. 26. Zie hoofdstuk IV van het verslag. Ver¬ dere uitwerking en meer definitieve conclu¬ sies zal het hiervoor genoemde WODConderzoek moeten opleveren. Het onder¬ zoeksrapport is eind dit jaar te verwachten. 27. Zij die niet op de uitnodiging van het projectbureau reageerden zijn daar dus niet in begrepen. 28. Bijna 1/3 (31,7%) van de totaal in het experiment betrokken zaken. 29. Deze is niet te vinden in hoofdstuk IV van het verslag maar op blz. 40.
30. Zo moeten partijen de rechtshulpkosten of eventueel eigen bijdragen in het ka¬ der van de gefinancierde rechtshulp nu zelf betalen. 31. Als wij eens — voorzichtig — uitgaan van per jaar 7500 politierechterzaken waar¬ in iemand benadeeld is, dan zou dat — al extrapolerend - nog steeds A x 31,7% = 1188 dadingen en even zoveel minder in Amsterdam af te handelen strafzaken kun¬ nen betekenen. 32. Bijvoorbeeld reeds op het politiebureau. Partijen worden dan bij aangifte respectie¬ velijk verhoor over de dadingsmogelijkheid geïnformeerd. 33. Daarmee bedoel ik hier ook: het straf¬ recht treedt slechts terug onder de voor¬ waarde dat de oplossing op andere wijze — hier civielrechtelijk — wordt gevonden. 34. Of het strafrecht hier - en in vele ande¬ re door dading niet op te lossen kwesties wèl wat te bieden heeft, is evenzo de vraag. 967
Dading l.p.v. strafrecht