Opleiding Verpleegkunde OWG / MPB
Handleiding Jaar 1 Voltijd
Studiejaar 2013-2014
ALGEMENE INFORMATIE Inleiding Stages zijn een belangrijk onderdeel van de opleiding. In de beroepspraktijk ontwikkelt de student zich tot professional. Om het leren in en van de stage te bevorderen biedt de opleiding ondersteuning bij het voorbereiden van de stage. Dit begint al voor de stage zelf, door binnen SLB twee lessen aan stagevoorbereiding te besteden. Tijdens de stage zijn er bijeenkomsten in halve basisgroepen. Deze bijeenkomsten heten Onderwijsgroep / Methodische Praktijkbegeleiding (OWG/MPB). OWG/MPB ondersteunt de student enerzijds via aandacht voor praktische zaken, en anderzijds door tijd en ruimte te bieden aan het bespreken en uitwisselen van ervaringen. Studiepunten 2 EC (56 SBU) Competenties en hbo-kernkwalificaties Dit programma draagt bij aan de volgende competenties: Competentiegebied 1 Verpleegkundig handelen 1a. De verpleegkundige verleent zorg in complexe zorgsituaties van opname tot en met ontslag. 1b. De verpleegkundige verleent preventieve zorg aan individuen en groepen. 1c. De verpleegkundige onderbouwt de zorg met behulp van klinisch redeneren. Competentiegebied 2 Communicatie 2a. De verpleegkundige gaat een vertrouwensrelatie aan met de patiënt. 2b. De verpleegkundige geeft informatie, voorlichting, GVO en advies aan individuen en groepen. 2c. De verpleegkundige zorgt voor een optimale informatie-uitwisseling met alle betrokkenen. Competentiegebied 3 Samenwerking 3a. De verpleegkundige werkt effectief samen met alle betrokkenen. Competentiegebied 4 Kennis en wetenschap 4c. De verpleegkundige zorgt voor het voortdurend actueel houden van de eigen kennis. Competentiegebied 6 Organisatie 6a. De verpleegkundige coördineert zorgverlening en preventieprogramma’s en waarborgt daarbij de continuïteit van zorg. Competentiegebied 7 Professionaliteit 7a. De verpleegkundige geeft blijk van het vermogen zich bewust te ontwikkelen. 7b. De verpleegkundige handelt volgens de waarden en normen van het verpleegkundig beroep. HBO-kernkwalificaties Brede professionalisering Multidisciplinaire integratie Transfer en brede inzetbaarheid Creativiteit en complexiteit in handelen Probleemgericht werken Sociaalcommunicatieve bekwaamheid
1
Programmadoelen De student kan: 1. het eigen leerproces sturen door de competenties en stageopdrachten van stage jaar 1 te vertalen naar leeractiviteiten en deze uit te voeren; 2. kenmerken van een werkveld koppelen aan de eigen stageomgeving en stageopdrachten; 3. stage-ervaringen bespreken binnen groepsbijeenkomsten, waarbij: a. de student de eigen sterke en zwakke kanten kan analyseren, b. de student het eigen functioneren kan vergelijken met de eisen vanuit het beroep, de organisatie, het team, de afdeling, een situatie met een patiënt, en op school; 4. de eigen ontwikkeling tijdens de stage beschrijven en een uitspraak doen over de eigen geschiktheid voor het verpleegkundig beroep. Programmasoort Cursus. 1 x 200 minuten en 1 x 300 minuten begeleide bijeenkomsten voor de stage (inclusief voorbereiding portfolio). 4 x 100 minuten begeleide bijeenkomsten tijdens stage. Samenstelling studentengroep Basisgroep: bijeenkomsten voor de stage. Halve basisgroep: bijeenkomsten tijdens de stage. Literatuur/Bronnen/Middelen Geen Docentenrol Inhoudsdeskundige. Aanwezigheid Binnen dit programma geldt een aanwezigheidsplicht. Indien er dringende redenen zijn mag de student maximaal 1 begeleid onderdeel missen. Als er 2 onderdelen gemist zijn, neemt de student zelf contact op met de docent om een vervangende opdracht te verkrijgen. Pas nadat de vervangende opdracht ‘voldaan en voldoende’ is, voert de docent het toetsresultaat in in het studentinformatiesysteem. Indien meer dan 2 onderdelen gemist zijn, neemt de student zelf contact op met de docent. De docent zal nagaan of de student, en zo ja onder welke voorwaarden, aan de toets mee mag doen. Indien meer dan de helft van de onderdelen gemist zijn kan de student niet aan de toets deelnemen, en moet dit programma in het geheel worden overgedaan. Toetsen en Beoordelen Via het stagewerkplan beoordeelt de stagebegeleidend docent de mate waarin de student: het leerproces stuurt door de competenties en stageopdrachten van stage jaar 1 te vertalen naar leeractiviteiten (deel van programmadoel 1), kenmerken van een werkveld koppelt aan de eigen stageomgeving en stageopdrachten (programmadoel 2). 2
De beoordelingscriteria van het stagewerkplan staan op het beoordelingsformulier dat als bijlage is opgenomen in de stagegids. Het stagewerkplan wordt, uiterlijk in de 3e stageweek, beoordeeld met een heel cijfer. Via het leerverslag beoordeelt de SLB’er de mate waarin de student de eigen ontwikkeling tijdens de stage beschrijft en een onderbouwde uitspraak doet over de geschiktheid voor het verpleegkundig beroep (programmadoel 4). De beoordelingscriteria van het leerverslag staan op het beoordelingsformulier dat als bijlage is opgenomen in de stagegids. Het verslag wordt beoordeeld in termen van wel/niet voldaan. Het leerverslag moet ‘voldaan’ zijn, voor het stagewerkplan moet ten minste een 4 behaald zijn. De studiepunten worden toegekend als de student daarnaast voldaan heeft aan het aanwezigheidscriterium (programmadoel 3). Herkansing Als het stagewerkplan onvoldoende is, kan het worden bijgesteld en, uiterlijk in stageweek 5, opnieuw worden beoordeeld. Als het leerverslag ‘niet voldaan’ is, kan het worden bijgesteld en ingeleverd, uiterlijk op de datum conform het toetsjaarrooster.
3
Toetsmatrijs Cognitieve taxonomie kennis Beoordelingscriteria Het eigen leerproces sturen door de competenties en stageopdrachten van stage 1 te vertalen naar leeractiviteiten en deze uit te voeren1. Kenmerken van een werkveld koppelen aan de eigen stageomgeving en stageopdrachten. Stage-ervaringen bespreken binnen groepsbijeenkomsten, waarbij: o De student de eigen sterke en zwakke kanten analyseert. o De student het eigen functioneren vergelijkt met de eisen vanuit het vak, de organisatie, het team, de afdeling, een situatie met een patiënt, en/of op school. In een leerverslag de eigen ontwikkeling tijdens de stage beschrijven en een uitspraak doen over de eigen geschiktheid voor het verpleegkundig beroep.
begrip
toepas- anasing lyse
synthese
evaluatie
weging in %
x Zie hieronder
x
x Aanwezigheid en participatie binnen lessen.
x
Zie hieronder
Deze cursus is onderdeel van stage 1 met een omvang van 15 studiepunten.
1
In welke mate de leeractiviteiten zijn uitgevoerd wordt beoordeeld via de stageopdrachten. 4
Onderdeel 1: Stagevoorbereiding deel 1 (200 minuten in basisgroep) Inleiding Over enkele weken start de stage. Een periode waar studenten naar uit kunnen kijken, maar soms ook tegenop zien: Wat kan ik verwachten? Wat mag ik en wat moet ik? Zal de begeleiding ‘okay’ zijn? Kan ik het wel? Vind ik het wel leuk? Een gestructureerde oriëntatie op de beroepspraktijk draagt bij aan de voorbereiding op de stage. Een goede voorbereiding is immers het halve werk! Doelen De student kan: de inhoud van de fasen van een stage uitleggen: oriëntatie, planning, uitvoering en evaluatie; de geschiedenis, diversiteit en omvang van beroeps- en patiëntengroep, het behandel- en zorgaanbod, veel voorkomende verpleegkundige activiteiten van het ‘eigen’ stageveld presenteren; de eigen ‘uitdagingen of valkuilen’2 noemen bij het moeten functioneren in een nieuwe, nog onbekende omgeving; onderwerpen en vragen om te bespreken tijdens het kennismakingsgesprek op de stageafdeling noemen. Voorbereiding Zoek in de stagegids op welke competenties centraal staan tijdens de stage. Natuurlijk ben je al eerder in situaties geweest waar je moest functioneren in een voor jou (op dat moment nog) onbekende omgeving. Denk bijvoorbeeld aan de eerste training bij een nieuwe sportclub of aan de eerste lesweken van een nieuwe opleiding. Denk terug aan je gevoel en je handelen in die situaties. Waar ben je goed in op zulke momenten (kwaliteiten)? Wat vind je lastig of moeilijk (valkuilen en uitdagingen)? Op DLWO (onderdeel SLB) staat een artikel met uitleg over de Kernkwadranten van Ofman. Bedenk ten minste 2 kwaliteiten en 2 valkuilen/uitdagingen van jezelf. Schrijf het op en neem dit mee naar de les. Lesactiviteiten Bij de start van de les geeft de docent informatie over het belang van stages tijdens de opleiding. Hierbij besteedt de docent onder meer aandacht aan: de relatie tussen de opleiding en het werkveld, de opbouw van de stages in de hele opleiding en de belangrijkste doelstellingen van deze stage. Ook worden de competenties die centraal staan toegelicht. Tot slot gaat de docent in op de thema’s: ‘de student als (lerende) gast in de instelling’, professionele attitude en de beoordeling van professioneel gedrag. De eerste stap in de oriëntatie op de komende stage is het verdiepen in het beroepsveld waarin de stage plaats vindt. Dit oriënteren is een actief proces. En actief is hier ook letterlijk: nu zelf aan de slag gaan. Studenten die in hetzelfde werkveld stage zullen lopen krijgen een film te zien die aspecten belicht van dat werkveld. Na het bekijken van deze film, overleggen de studenten met elkaar en beantwoorden de onderstaande vragen. De docent levert aanvullend cijfermateriaal. De antwoorden worden in de groep gepresenteerd. 2
In de betekenis zoals bedoeld in model van Kernkwadranten door Ofman. 5
In dit beroepsveld werken in Nederland …….. verpleegkundigen. De zorg- en behandelcapaciteit is ….. bedden / behandelplaatsen. Benoem op basis van de film het verpleegkundig handelen ten aanzien van: o Het lichamelijk en geestelijk functioneren van de patiënt / cliënt / bewoner. (functies en anatomische eigenschappen) o De activiteiten van de patiënt / cliënt / bewoner. o Het participatief functioneren van de patiënt / cliënt / bewoner. o Persoonlijke factoren van de patiënt / cliënt / bewoner. o Externe factoren van de patiënt / cliënt / bewoner. Welke ‘visie op zorg’ is herkenbaar? Hoe wordt dit zichtbaar in het handelen van de verpleegkundigen? In het volgende deel van deze bijeenkomst verplaatst de aandacht zich van het macroniveau (het werkveld) naar het microniveau, het individu. Bij de voorbereiding op deze les heeft iedere student voor zichzelf opgeschreven wat ‘kwaliteiten, uitdagingen en/of valkuilen’ zijn in situaties die nog onbekend zijn. De antwoorden op de vragen ‘Waar ben je goed in op zulke momenten? Wat vind je lastig of moeilijk?’ worden met elkaar besproken, waarbij overeenkomsten en verschillen zullen blijken. Studenten (en de docent) geven elkaar tips vanuit eigen ervaringen door te vertellen wat in dit soort situaties succesvolle strategieën zijn geweest. Iedere student vertaalt dit voor zichzelf in rijtje met positief geformuleerde do’s (tips en voornemens). In de bijeenkomst tijdens de eerste stageweek (zie onderdeel 3 in deze handleiding) gaan we verder met dit lijstje. Dit dagdeel eindigt met een vooruitblik op de eerste kennismaking binnen de instelling en/of op de afdeling. De student formuleert onderwerpen en vragen waarover zij informatie wil krijgen en geven. Lees de doelen en de voorbereiding van de volgende les, deze kunnen mede-inhoud geven aan (een deel) van het kennismakingsgesprek. De docent geeft hierbij tips.
6
Onderdeel 2: Stagevoorbereiding deel 2 (300 minuten in basisgroep) Inleiding Na het beeld van ‘het veld’, ligt vandaag de focus op het niveau van de instelling en de afdeling waar je stage zult lopen. Aan het einde van dit dagdeel is het stagewerkplan al deels (in concept) klaar en heb je tips verzameld voor de eerste stagedagen. Laat dan de stage maar beginnen.... Daarnaast leer je het digitale portfolio kennen. Doelen De student kan: in maximaal 1 A4tje een gestructureerd en samenhangend overzicht geven van de stageinstelling met daarin ten minste: het behandel-/zorgaanbod, de visie op de zorg, de sociale kaart van de omgeving van de instelling, de specifieke kenmerken van de stageafdeling; de competenties (uit de HBO-V competentieset) noemen die centraal staan tijdens de stage in de propedeuse; de relatie is tussen de competenties en de stageopdrachten uitleggen; de stageopdrachten vertalen in zelf uit te voeren activiteiten: o invullen van competentiematrix, die als bijlage is opgenomen in de stagegids, o per stageopdracht leeractiviteiten formuleren gericht op: voorbereiden, oefenen, beoordelen, zelfstandig handelen; het stagewerkplan indelen / opzetten, overeenkomstig het beoordelingsformulier stagewerkplan dat als bijlage is opgenomen in de stagegids; het digitaal portfolio in de stage adequaat gebruiken. Voorbereiding Verzamel informatie over de instelling (de totale organisatie en de specifieke locatie) waar je stage zult lopen. Breng het overige zorgaanbod in de omgeving van de stagelocatie in kaart. Zoek op welke andere zorgaanbieders actief zijn, en welke diensten / producten zij bieden. Denk niet alleen aan intra- en extramurale zorginstellingen, maar ook aan voorzieningen als buurthuizen, gezondheidscentra, opvangvoorzieningen voor specifieke doelgroepen. Neem deze informatie mee naar de les. Lesactiviteiten Bij de start van de les verzorgt de docent een korte introductie vanuit de lesdoelen. Daarbij geeft de docent uitleg over begrip ‘ sociale kaart’. Daarna gaan studenten individueel aan het werk. Met behulp van de verzamelde informatie worden de vragen beantwoord: 1. Wat is het behandel-/zorgaanbod van de instelling? 2. Vanuit welke visie op zorg wordt gewerkt? 3. Hoe ziet de sociale kaart van de omgeving van deze instelling eruit? 4. Wat zijn kenmerken van de afdeling waar stage gelopen zal worden? Als er onvoldoende of niet de juiste informatie is gevonden, voert de student tijdens de les aanvullend onderzoek uit. Natuurlijk kunnen ook medestudenten en de docent geraadpleegd worden.
7
Het eindresultaat van deze opdracht is een (concept)beschrijving van de instelling en de stageafdeling. De tekst moet een samenhangend, gestructureerd verhaal zijn van maximaal 1 A4tje. De docent kan geconsulteerd worden bij vragen, onduidelijkheden, knelpunten tijdens het schrijven. De schriftelijke uitwerking is een onderdeel van het nog samen te stellen stagewerkplan. De volgende lesactiviteit is een nadere kennismaking met de competenties die tijdens de stage centraal staan. Aan de competenties worden indicatoren en complexiteitsniveaus gekoppeld. Deze opdracht helpt bij vertalen van de stageopdrachten naar leeractiviteiten en beoordelingscriteria. Het doel is per stageopdracht een schriftelijke uitwerking van leeractiviteiten te maken: voorbereiden, oefenen, beoordelen, zelfstandig handelen. Als deze opdracht is afgerond, is er weer een deel van het stagewerkplan in concept klaar. De volgende opdracht is het verwerken van beide producten tot een concept-stagewerkplan, zodat de structuur van het document al getoond kan worden aan het einde van de les. Denk hierbij aan het voorblad, inhoudsopgave en hoofdstukindeling. Gebruik het beoordelingsformulier ‘stagewerkplan’ (zie stagegids) als leidraad. Het stagewerkplan wordt verder uitgewerkt door de student na bespreking van het concept met de werkbegeleider(s) op de stageafdeling. Uiterlijk in stageweek 3 levert de student het volledige stagewerkplan in bij de stagebegeleidend docent. De docent verzorgt een inleiding ‘Digitaal portfolio’.
8
Onderdeel 3: OWG/MPB 1 (in halve basisgroep) Inleiding Hoe kan deze ‘theoretische planning’ van het concept-stagewerkplan in de stagepraktijk gebruikt worden? Van Hbo-studenten wordt verwacht dat zij zelf hun leerproces sturen. De lessen OWG/MPB ondersteunen daarbij. Het zijn vier bijeenkomsten van 100 minuten, in halve basisgroepen, op school, verspreid over de stageperiode. Iedere bijeenkomst bestaat uit twee onderdelen: o OWG = Onderwijsgroep. In dit deel van de lessen staat de praktische organisatie van je stageactiviteiten centraal. o MPB = Methodische Praktijkbegeleiding. Tijdens de stages maak je veel mee: ervaringen met collega’s en patiënten die je kunnen raken, waarover je vragen hebt, die je enthousiast maken of misschien dreigen te ontmoedigen. Het bespreken van deze ervaringen is de kern van MPB in jaar 1. Doelen OWG De student kan: noemen hoe zij/hij in de eerste twee stageweken sturing geeft aan: o kennismaking met collega’s en patiënten, o oriëntatie op werkwijzen en gewoontes op de afdeling, o oriëntatie op verpleegkundige activiteiten die aan de stageopdrachten gekoppeld kunnen worden; afspraken maken met de stagedocent over inleveren stagewerkplan en voor het stagebezoek bij de tussenevaluatie. Doelen MPB De student kan: eigen (on)zekerheden over stagelopen bespreken binnen de lesgroep; initiatief nemen bij kennismaking met patiënten en collega’s; om feedback aan de werkbegeleider vragen; de eigen grenzen aangeven aan de werkbegeleider als zij/hij iets (nog) niet kan / wil. Voorbereiding In de eerste bijeenkomst heeft ieder een aantal tips opgeschreven (de ‘do’s’). Lees deze nogmaals en vul het lijstje verder aan als er nog tips ontbreken. Neem dit lijstje mee naar de les. Lesactiviteiten Tijdens de les worden tips verzameld aan de hand van de vragen: Hoe kom ik de eerste stagedagen op een goede manier door? Waar let ik op bij de uitvoering van de zorg, bij de patiënten, de collega’s? Iedereen vertelt vanuit eigen ervaringen en voornemens (de ‘do’s’). De docent kan aanvullen vanuit de eigen ervaringen als stagebegeleider. Verder ontvangt iedere student een lijst met ‘steunvragen’ als hulpmiddel om het eigen leergedrag te sturen tijdens de oriëntatiefase van de stage. De docent bespreekt de attitudebeoordeling, deze beoordeling vindt tijdens de tussenevaluatie (halverwege de stage) plaats. Verder geeft de docent een toelichting op de attitudeaspecten, op de 9
wijze waarop de beoordeling tot stand komt, en op het belang van de beoordeling en de herkansingsmogelijkheid als de beoordeling onvoldoende is. Na het ‘praten over’ volgt in deze les ‘het doen’. Het praktisch oefenen met veelvoorkomende situaties zoals: het eerste contact leggen met patiënten en collega’s; het uitspreken van leerwensen naar collega’s en medestudenten op de afdeling; het vragen om specifieke feedback; het signaleren en uitspreken van eigen grenzen als je een activiteit (nog) niet wil/kan/durft. Voordat de les eindigt maken student en docent afspraken over het inleveren van het definitieve stagewerkplan, het contact tussen docent en werkbegeleider op de afdeling en de evaluatie (met attitudebeoordeling) halverwege de stage en aan het einde van de stage.
10
Onderdeel 4: OWG/MPB 2 (in halve basisgroep) Inleiding De eerste weken zitten er op. Je begint je misschien al een beetje ‘thuis’ te voelen op de afdeling. De dagindeling, de gewoontes en de meest voorkomende werkzaamheden zijn bekend. Nu begint de 2e fase van de stage: de verdieping, het gericht werken aan de stageopdrachten, de eigen kennis en vaardigheden vergroten. In dit onderdeel is de aandacht daarom gericht op ‘de inhoud van de stage’ en ‘de eerste ervaringen’. Doelen OWG De student kan: via een weekplanning uitleggen hoe en wanneer er aan de stageopdrachten gewerkt wordt; de inhoud en het verloop van de tussenevaluatie met attitudebeoordeling uitleggen. Doelen MPB De student kan: het verloop van de oriëntatie op de afdeling beschrijven (Wat viel mee? Wat viel tegen? Welke voornemens [‘do’s’] zijn gerealiseerd?); de taken en verantwoordelijkheden van de verpleegkundige op de stageafdeling beschrijven; de taken en verantwoordelijkheden van andere disciplines in de patiëntenzorg op de stageafdeling beschrijven; beschrijven hoe ‘de eigen kijk op verpleging’ is beïnvloed door de contacten met patiënten; de evaringen met de werkbegeleiding op de afdeling bespreken; een casus via de incidentmethode bespreken (zie bijlage 1). Voorbereiding Lees de doelen die hierboven beschreven staan nog eens aandachtig. Beantwoord daarna de volgende vragen: Wat zijn de taken en verantwoordelijkheden van de verpleegkundige / verzorgende op deze stageafdeling? Welke disciplines zijn er nog meer betrokken bij de patiëntenzorg en welke taken en verantwoordelijkheden hebben zij? Wat is voor jou belangrijk in het contact met patiënten? Wat heb je van de patiënten geleerd? Is jouw visie op begeleiden van patiënten veranderd? Zoek een afbeelding die symboliseert wat voor jou het belangrijkste is in de contacten met de patiënten. Zoek ook een afbeelding die jouw ervaringen tot op heden met de werkbegeleiding uitdrukken. Print beide afbeeldingen en neem deze mee naar de les. Lesactiviteiten Even bijpraten en ervaringen uitwisselen is een belangrijk thema vandaag, daar start de bijeenkomst dan ook mee. In een groepsgesprek bespreken studenten de meest voorkomende taken en verantwoordelijkheden van de verschillende disciplines in de directe patiëntenzorg. 11
Daarna bespreken studenten, via de meegebrachte afbeelding, in drietallen wat zij ervaren en geleerd hebben in de contacten met patiënten. Vervolgens bespreekt de groep gezamenlijk ervaringen met de werkbegeleiding. Iedere student toont de meegenomen afbeelding en geeft in maximaal 1 minuut een toelichting. Op basis van ieders ervaringen worden vervolgens één of meer thema’s uitgediept. Dit gebeurt via de incidentmethode (zie bijlage). De docent licht de incidentmethode met een voorbeeld toe. Daarna volgt een situatiebespreking gekoppeld aan het thema werkbegeleiding en aansluitend bij de ervaringen van de groep. De laatste 30 minuten van de les worden besteed aan vooruitkijken. Hoe ziet de planning voor de komende weken eruit? Waar liggen je aandachtspunten, valkuilen of belemmeringen. En hoe pakken anderen die aan. In tweetallen bespreken studenten hun activiteitenplanning (stageopdrachten) voor de komende weken. Ook kunnen de studenten elkaar helpen het stagewerkplan bij te stellen als dit nog geen voldoende beoordeling kreeg. De docent is vraagbaak en raadgever. Tot slot geeft de docent een korte samenvatting van het verloop van de tussenevaluatie en attitudebeoordeling die over 2 weken plaatsvindt. Het beoordelingsformulier voor de attitudebeoordeling is als bijlage opgenomen in de stagegids.
12
Onderdeel 5: OWG/MPB 3 (in halve basisgroep) Inleiding Na ruim 6 weken meedraaien in de beroepspraktijk breekt de laatste fase van stage bijna aan: evaluatie en afronding. Tijd dus om de stageopdrachten af te ronden. Ook tijd om voor jezelf de volgende vraag te beantwoorden: Is de verpleegkunde het vakgebied waarin ik mij verder wil ontwikkelen? Doelen OWG De student kan: de planning van de leeractiviteiten en de stageopdrachten voor de laatste weken bespreken; de criteria van de stagebeoordeling uitleggen. Doelen MPB De student kan: succeservaringen in de stage en de factoren die daaraan bijgedragen hebben, beschrijven; de ‘eigen geschiktheid voor het beroep’ en bespreken en deze geschiktheid aan de competenties relateren. Voorbereiding Vorm een mening over jouw geschiktheid voor het verpleegkundig beroep (zie inleiding van deze les). Beschrijf per competentie een voorbeeld van jouw handelen tijdens deze stage: situaties die je meemaakte met patiënten en/of collega’s, en die voor jou kenmerkend zijn. Beschrijf elke situatie in enkele zinnen. Neem deze beschrijving en je stagewerkplan mee naar de les. Lesactiviteiten In het stagewerkplan heb je in een competentiematrix ingevuld waarmee je aangaf welke competenties je op welk complexiteitsniveau wilde behalen tijdens deze stage. Nu maak je de voorlopige balans op. Geef per competentie aan op welk tussenniveau je deze nu aantoonbaar behaald hebt. Beoordeel of je voldoende bewijzen daarvoor hebt, die je kunt opnemen in je digitale portfolio. Schrijf ook op aan welke competenties je de komende twee weken nog gaat werken. Welke activiteiten voer je (hoe en wanneer) nog uit? Na de analyse van ‘de stand van zaken’ is er tijd om van elkaars succeservaringen te leren. In groepjes vertellen 4 studenten elkaar op welk resultaat ze trots zijn. Ieder vertelt over één succes en legt uit welke factoren bijdroegen aan dit succes. Iedere student die knelpunten ervaart bij de uitvoering van nog niet behaalde stageopdrachten kan advies vragen aan de docent. De docent inventariseert deze vragen en zal tips en adviezen geven. Vervolgens komt de eigen geschiktheid voor het beroep aan bod. Iedere student beantwoordt voor zichzelf de vragen: Ben ik geschikt voor het verpleegkundig beroep? Zo ja, wil ik doorgaan met de opleiding? 13
Wat voor verpleegkundige wil ik uiteindelijk zijn? De antwoorden op de laatste vraag vormen het gespreksthema van een groepsbespreking, waarbij de docent informatie geeft hoe ieder aan de eigen beroepsidealen kan werken binnen de opleiding. In andere woorden: de docent verbindt de beroepsidealen van de student met het onderwijsprogramma in de komende jaren. Aan het einde van deze les maken student en docent afspraken over praktische zaken ter afronding van de stage: het inleveren van de stageproducten en de verwerking van de behaalde resultaten in het digitaal portfolio.
14
Onderdeel 6: OWG/MPB 4 (in halve basisgroep) Inleiding De stage is nu in de afrondingsfase: tijd om de evaluatie en eindbeoordeling voor te bereiden. Doelen OWG De student kan: de inhoud en het verloop van een beoordelingsgesprek beschrijven; per stageopdracht het eigen leerproces en het behaalde eindniveau in deze stage (F1-F4) met de daarvoor verzamelde bewijzen toelichten; uitleggen wat het leerverslag is dat na de stage in het portfolio wordt opgenomen (doel, inhoud, en structuur van het verslag). Doelen MPB De student kan: effectief reageren op complimenten en op kritiek die tijdens een beoordelingsgesprek naar voren kunnen komen; voorbeelden van de eigen ontwikkeling bespreken met een medestudent; doorvragen tijdens een gesprek met een medestudent om zo de ander te helpen het eigen ontwikkelingsproces te concretiseren. Voorbereiding Lees de doelen die hierboven onder het kopje ‘Doelen OWG’ staan, en zoek op wat je (nog) niet weet. Lesactiviteiten De docent bespreekt de vragen die er zijn naar aanleiding van de voorbereidingsopdracht. Daarna geeft de docent een voorbeeld van het beschrijven van de eigen ontwikkeling, waardoor krijgt de student inzicht krijgt in het uitwerkingsniveau dat verwacht wordt in het leerverslag. Dit onderdeel wordt afgesloten met een samenvatting door de docent van het verloop van de beoordelingsprocedure van de stage als geheel. Daarna volgt het verbeteren van de eigen gespreksvaardigheden. Via een aantal opdrachten oefent iedere student: het verwoorden van de eigen ontwikkeling, hierbij wordt een eigen kwaliteit en een uitdaging toegelicht. De student benoemt hierbij concreet welke factoren en/of omstandigheden van invloed waren op deze persoonlijke ontwikkeling; het reageren op complimenten tijdens een beoordelingsgesprek; het reageren op kritiek en aandachtspunten tijdens een beoordelingsgesprek.
15
Bijlage 1: Incidentmethode Wanneer te gebruiken Het voorval / probleem vraagt om een bepaalde actie. Voorwaarde is dat de groepsleden vaardig zijn in het stellen van open (niet-suggestieve) vragen. Het doel Analyseren van een incident/ voorval/ probleem en zoeken naar oplossingsmogelijkheden. Ervaren dat er verschillende manieren zijn om tegen het probleem aan te kijken en ontdekken dat er dus waarschijnlijk meerdere oplossingen mogelijk zijn. Werkwijze en fasering 1. De introductie van het incident: Een van de leden van de groep vertelt kort en bondig over een voorval dat nog niet zo lang geleden is gebeurd. Daarbij beschrijft hij/zij wat er feitelijk gebeurde tot een kritiek moment, waarop de inbrenger niet meer goed wist wat te doen. De inbrenger vertelt niet verder wat er gebeurde of hoe de zaak werd afgehandeld. 2. Vragenrondje: De groepsleden bereiden zich ieder afzonderlijk voor op het stellen van informatieve vragen om het beeld te verhelderen. De vragen worden aan de inbrenger gesteld. De inbrenger geeft daar kort antwoord op. 3. Standpuntbepaling: De groepsleden beantwoorden ieder voor zich schriftelijk twee vragen: - Wat is volgens jou het probleem? - Wat zou jij doen in deze situatie om het probleem, zoals jij dat formuleerde, op te lossen? Ieder noteert daarbij zijn/haar eigen antwoord in de ik-vorm en in de tegenwoordige tijd. (Dus niet: ‘Als ik jou was dan zou ik…. Maar: ‘ik ga…’) N.B. het eerst schriftelijk noteren van probleem en oplossing en het voorlezen van het geschrevene voorkomt, dat er op een buurman wordt aangesloten met ‘ja, dat had ik ook ongeveer’. 4. Voorlezen van de antwoorden: Ieder leest het eigen antwoord op deze vragen voor, zonder commentaar van de anderen, ook niet van de inbrenger. De probleemformuleringen en oplossingen kunnen op een bord of flip-over genoteerd worden. Het voordeel daarvan is dat dan voor iedereen zichtbaar wordt hoe verschillend er tegen een situatie kan worden aangekeken. 5. Reactie van de inbrenger: De inbrenger reageert op de verschillende probleemformuleringen en oplossingen van de groepsleden en geeft daarbij aan in hoeverre die voor hem of haar een nieuwe kijk op de situatie betekenen en hopelijk ook een weg tot de oplossing. 6. Discussie: Een discussie over de verschillende benaderingswijzen en de betekenis hiervan voor de verschillende groepsleden in hun eigen werk rondt de methode af.
16