1
Motiverende gespreksvoering, een krachtige methode om jongeren te begeleiden naar gedragsverandering.
Artikel voor tijdschrift Zorgbreed (Garant 2014-‐2015) Over de auteur: Maarten Van de Broek heeft 10 jaar voor de klas gestaan als leraar Nederlands-‐Engels in de 2de en 3de graad ASO en voornamelijk TSO. Hij was daarnaast werkzaam als socio-‐ emotionele leerlingenbegeleider. Hij is ondertussen ook psychotherapeut met een eigen praktijk, en oprichter van Vonk en Visie, waar hij nascholingen geeft binnen onderwijs en hulpverlening. Hij is ook docent in de jaartraining socio-‐emotionele leerlingenbegeleiding aan de Educatieve Academie te Berchem en co-‐auteur van het boek “Leerbereidheid van leerlingen aanwakkeren, principes die motiveren, inspireren én werken”. In dit artikel beschrijf ik hoe je met jongeren in gesprek kan gaan om hen tot ander gedrag te gidsen met ‘motiverende gespreksvoering’. Het zal duidelijk worden waarvoor je het kan gebruiken, wat het is, wat het niet is, hoe je het toepast en waar je meer informatie en praktijktraining kan vinden. Wat is eigenlijk motiveren? Je zou het hen zo gemeend toewensen, dat ze het anders zouden doen, de leerlingen die spijbelen, of vaak te laat komen, of niet in orde zijn met het meebrengen van het nodige materiaal, of taken niet maken, of vaak ruzie maken, weinig inspanningen doen voor school, vaak betrapt worden op roken, … Misschien had je succes met een donderpreek, met goede raad, met aanmoedigen om het anders te doen, met overtuigen dat het voor hun eigen goed is. Maar waarschijnlijk had je veel minder of veel minder vaak succes hiermee dan je zou willen. Er bestaat nog steeds een groot misverstand over ‘motiveren’. Het wordt te vaak ingevuld als het zoeken naar een manier om de ander te laten doen wat jij wil of wat jij belangrijk vindt. En al kan dat kortstondig effect opleveren, vaak is het effect niet duurzaam. Logisch, want de motivatie om het anders te doen komt dan niet van binnenuit. Motiverende gespreksvoering gaat juist daar over: het in gesprek gaan met leerlingen op zodanige manier dat ze hun eigen motieven voor hun gedrag kunnen onderzoeken, voor-‐ en nadelen daarvan kunnen afwegen en daarin beslissingen kunnen nemen en plannen maken die passen bij wie ze zijn, vanuit autonome motivatie. Dit vraagt wellicht iets meer tijd dan goede raad of een donderpreek, is ook een stuk moeilijker om uit te voeren omdat het heel wat gesprekstechnieken vraagt van een begeleider, maar het effect dat ermee bereikt wordt is veel groter. Dat staat ondertussen ook wetenschappelijk vast. Maarten Van de Broek
Vonk en Visie
www.vonkenvisie.be
2
Motiverende gespreksvoering? Motiverende gespreksvoering (motivational interviewing is de Engelse benaming) is oorspronkelijk ontwikkeld in de verslaafdenzorg. Hulpverleners kwamen er achter dat het weinig effect heeft om verslaafden te gaan overtuigen om te stoppen met hun gebruik. Uitleggen dat het niet gezond is had ook weinig effect. Dat wisten verslaafden immers zelf allemaal ook wel. Velen hervielen in hun oud gedrag en hulpverleners zagen met lede ogen aan hoe al hun zorg en inspanningen weinig resultaat had. En toch waren andere hulpverleners wel succesvol. Hoe deden zij dat? Men is gesprekken gaan registreren en uit die gesprekken is de methode ‘motiverende gespreksvoering’ ontstaan. Er is een bepaalde en bepalende grondhouding nodig om hiermee te werken. Kernwoorden daarbij zijn autonomie( de leerling is verantwoordelijk en beslist zelf), samenwerking ( men gaat geen expertrelatie aan, maar een partnerschap waarbij de leerling degene is die zichzelf het best kent) en ontlokken (de begeleider ontlokt bij de leerling de redenen om te veranderen in tegenstelling tot het geven van ongevraagd advies). Het is daarbij nodig om empathie te kunnen uitdrukken door je in te kunnen leven in het perspectief en de beleving van de leerling. Het is nodig om leerlingen te bevragen over hun eigen waarden en doelen en daarbij te spiegelen wanneer hun gedrag daar niet mee in overeenstemming. Het is nodig om mee te kunnen bewegen met weerstand die mogelijk ontstaat en het is nodig om het vertrouwen in het eigen kunnen van de leerling te versterken. Dat zijn vaardigheden en een grondhouding die niet op 1,2,3 eigen gemaakt zijn. Ook voor de begeleider is dit een leerproces. Het vraagt immers van een begeleider om de eigen waarden en normen opzij te kunnen zetten om te kunnen afstemmen op die van de leerling, en dat zijn niet noodzakelijk dezelfde. Het vraagt ook van een begeleider om zelf niet bezig te zijn met het zoeken en formuleren van oplossingen en advies. Zeker niet ongevraagd. Erkennend luisteren De belangrijkste gespreksvaardigheid is wat ik graag ‘erkennend luisteren’ noem. Bij erkennend luisteren is een begeleider gefocused op het begrijpen en erkennen van het perspectief van de ander. Hij probeert zich te verplaatsen in de schoenen van de ander en door spiegelen, te parafraseren, door te vragen en samen te vatten laat hij de leerling zien dat hij begrepen wordt. Bij spiegelen worden de woorden van de gesprekspartner letterlijk teruggegeven. Dat klinkt misschien wat vreemd, maar het is bijzonder effectief. • Leerling: Ik doe eigenlijk niet veel meer voor school. Het heeft toch geen zin. • Begeleider: Het heeft geen zin. • Leerling: Neen, want ook al werk ik er voor, ik heb toch nog slechte toetsen. Belangrijk is dat de woorden neutraal worden teruggegeven, zeker niet met een vragende intonatie worden uitgesproken, want dat komt mogelijk sarcastisch over. Maarten Van de Broek
Vonk en Visie
www.vonkenvisie.be
3
Stel dat begeleider hier zegt: “Het heeft geen zin?” dan is het niet ondenkbaar dat de leerling het idee krijgt dat hij zich moet verantwoorden of verdedigen. • leerling: ik doe eigenlijk niet veel meer voor school. Het heeft toch geen zin. • Begeleider: Het heeft geen zin? • Leerling: (geïrriteerd) Jij begrijpt dat ook al niet, net zoals mijn ouders. Parafraseren betekent dat je met andere woorden herhaalt wat de leerling heeft gezegd. Dit is een goede manier om te checken of je de leerling begrepen hebt. • Leerling: ik heb geen zin om ’s morgens nog een uur vroeger de bus te nemen. Een paar minuten te laat op school is toch zo’n ramp niet. • Begeleider: Bedoel je dat nog vroeger opstaan voor jou nog vervelender is dan te laat komen op school? Open vragen stellen die aansluiten op het aangereikte onderwerp laat de leerling voelen dat je geïnteresseerd bent in wat hij te vertellen heeft. • Leerling: Opstaan is zo niet het probleem. • Begeleider: Wil je me iets meer vertellen over wat jij dan wel als probleem ervaart? • Leerling: Wie gaat mijn broertje naar school brengen? Onze pa is al gaan werken, en ons ma ligt meestal nog in haar bed. • Begeleider: Dus jij zorgt ’s morgens vroeg voor je broertje? En als je een uur vroeger de bus zou nemen, gaat dat niet meer. • Leerling: inderdaad. • Begeleider: Hoe is het voor jou om die taak op jou te nemen? • Leerling: Op zich vind ik dat niet zo erg, maar ze moeten er op school niet over zagen. • Begeleider: Je krijgt vervelende reacties op je te laat komen? • Leerling: Ik ben het kotsbeu dat die van het secretariaat altijd op mijn kap zit. • Begeleider: Klopt het dat je daar ook nu kwaad om bent? • Leraar: Da’s zeker! Als je ook doorvraagt op de beleving, dan krijgen leerlingen ook het gevoel ten volle geaccepteerd te worden voor wie ze zijn. Vanuit deze basishouding gaat de begeleider verkennen hoe het gesteld is met de ‘veranderingsbereidheid’ van de leerling. Die bereidheid wordt verkend en versterkt met in het achterhoofd de voorwaarden om tot duurzame verandering te kunnen komen. Voorwaarden voor gedragsverandering Ten eerste moet het voor de leerling veilig zijn om te veranderen. Dat betekent ten eerste dat er emotionele veiligheid nodig is in de begeleidingsrelatie. Als de leerling voelt dat hij niet veroordeeld wordt, krijgt hij de ruimte om zijn eigen drijfveren en gedrag te onderzoeken. De verandering moet ten tweede ook ‘veilig’ zijn voor de Maarten Van de Broek
Vonk en Visie
www.vonkenvisie.be
4
context van de leerling. Als een verandering voor de leerling te veel nadelen met zich meebrengt voor belangrijke figuren in het leven van de leerling, wordt het moeilijk. In het voorbeeld hierboven blijkt dat het herhaaldelijk te laat komen van deze leerling te maken heeft met de zorg voor zijn broertje. Als er geen oplossing kan gevonden worden voor het broertje waar deze leerling vertrouwen in heeft, zal het voor deze leerling niet werken om wel op tijd te komen en daarbij het idee te hebben dat hij zijn broertje aan zijn lot overlaat. Ten tweede moet het belang om te veranderen voldoende groot zijn. Heel vaak is dat belang wel groot. Ook deze leerling beseft dat het belangrijk is om op tijd op school te zijn. Er is echter een ander belang dat minstens even groot is, zo niet groter. (In dit geval de zorg voor zijn broertje.) Heel vaak kom je er als begeleider achter dat er een ambivalentie speelt, een dubbel gevoel, een innerlijk conflict: langs de ene kant weet de leerling ook wel dat het belangrijk is om huiswerk te maken, op tijd te komen, het reglement niet te overtreden, maar langs de andere kant zijn er ook goede redenen om het anders te doen, spelen er ook andere belangen. Dat die andere belangen lang niet altijd zo nobel lijken als de zorg voor een klein broertje spreekt voor zich. En daar zit net weer de kunst: motiverende gespreksvoering verkent het belang voor de leerling zelf, en dat kan heel anders zijn dat wat een volwassene belangrijk vindt. Zo sprak ik ooit een leerling die cannabis aan het dealen was onder zijn vrienden, en daar eigenlijk mee wou stoppen, maar het toch bleef verder doen. Het bleek dat hij schrik had voor de reactie van zijn vrienden als hij zou weigeren nog cannabis te leveren, hij was bang dat het zijn vriendschap zou ondermijnen. Door deze angst ernstig te nemen en de leerling oplossingen te laten bedenken om kenbaar te maken aan zijn vrienden dat hij wilde stoppen met dealen op zo’n manier dat zijn vrienden dit zouden kunnen accepteren, werd de weg pas vrijgemaakt om effectief zijn gedrag hierin te kunnen veranderen. Ten derde is er vaak ook kennis nodig (en vaardigheden) om te kunnen veranderen. Een leerling die niet meer studeerde, bleek dit bij nader inzien te doen om zich te beschermen tegen de teleurstelling van inspanningen leveren zonder daarbij de gewenste resultaten te verkrijgen. Door niet meer te studeren kon hij tenminste noch de illusie standhouden dat hij meer punten zou hebben als hij wel studeerde. Zo beschermde hij eigenlijk zijn zelfbeeld tegen falen. Toen hij hierachter was, wilde hij wel graag weer goede punten halen, maar had hij enerzijds manieren nodig om met zijn faalangst om te gaan, en anderzijds een betere studiemethode nodig die meer rendement opleverde. Tot slot moet er ook genoeg zelfvertrouwen zijn. Een leerling die niet meer gelooft dat het hem nog ooit zal lukken om het anders te doen, zal niet veranderen. Die heeft eerst weer geloof in zichzelf nodig. Terugblikken op succesvolle momenten in zijn leven waarbij hij andere veranderingen teweeg heeft gebracht, en daar de kwaliteiten uit afleiden die hij daarbij ingezet heeft, is vaak erg versterkend. Ook het doel opdelen in kleine stappen is vaak heel belangrijk. Verschillende fasen Maarten Van de Broek
Vonk en Visie
www.vonkenvisie.be
5
Een eerste fase in motiverende gespreksvoering is dus de veranderingsbereidheid verkennen en versterken, heel vaak door de afweging te maken die bij het innerlijk conflict horen. Een goede techniek daarbij is het bevragen van ‘na-‐ en voordelen’. Het is effectiever om te starten met het bevragen van de nadelen van de gewenste verandering. Op die manier neem je de leerling ernstig en erken je dat het niet makkelijk is. Wat zijn voor jou de nadelen van weer op tijd op school te zijn? En welke voordelen zie je voor jezelf als je toch weer op tijd op school zou kunnen zijn? Deze techniek gidst de leerling vanuit erkenning naar goede redenen om toch te veranderen. Na een fase van afweging, wordt de leerling uitgenodigd om een besluit te trekken. Wat wil je er nu eigenlijk mee? En hoe graag je als begeleider ook zou willen dat de leerling wil veranderen, de mogelijkheid bieden om niets te veranderen, en die beslissing ook respecteren, werkt juist heel motiverend om het wel te doen. Wanneer een leerling beslist dat hij het anders wil, wordt het belangrijk om een concreet doel te stellen, liefst positief geformuleerd in actietaal. Positief geformuleerd betekent dat het doel wordt gesteld in termen van gewenst gedrag, niet in termen van te vermijden gedrag. (Beter: Je wil vanaf volgende dinsdag weer elke dag op tijd komen. Minder effectief: Je wil binnenkort niet meer te laat komen.) Als de leerling zijn doel eenmaal geformuleerd heeft, wordt er samen bekeken of het verder opgedeeld dient te worden in meer haalbare tussenstappen en wordt er een plan van aanpak opgemaakt. De begeleider gaat op dat moment de leerling uitnodigen om zijn plan van aanpak zo concreet en specifiek te formuleren dat het bijna niet anders meer kan dan dat het ook uitgevoerd wordt. Ook eventuele hindernissen worden daarbij verkend en er worden proactief oplossingen bedacht voor de eventuele hindernissen. • Begeleider: Je wil dus op woensdagnamiddag tussen 2 en 3 een uur geconcentreerd studeren op jouw kamer. Wat zou hierbij nog roet in het eten kunnen gooien? • Leerling: Als mijn zus weer luide muziek opzet in haar kamer, gaat het me niet lukken om een heel uur geconcentreerd te studeren? • Begeleider: Wat zou je kunnen doen als dat gebeurd waardoor je toch zou kunnen studeren? • Leerling: Ik zou misschien ergens anders kunnen gaan zitten. Of ik zou het haar kunnen vragen om haar muziek stiller te zetten. • Begeleider: Wat denk je dat voor jou het best werkt? • Leerling: Ik denk dat ik best ergens anders ga zitten, anders komt er weer ruzie van. • Begeleider: Heb je een andere plek waar je geconcentreerd kan studeren? • Leerling: Ja, in het hoekje van de veranda zit ik ook rustig. • Begeleider: Dus, moest het zo zijn dat er tussen 2 en 3 te luide muziek is voor jou, verhuis je naar de veranda. • Leerling: Ja, dat ga ik doen. De leerling gaat met zeer concrete voornemens aan de slag om haalbare doelstellingen te halen en wordt uiteraard uitgenodigd om in een volgend gesprek te bespreken hoe Maarten Van de Broek
Vonk en Visie
www.vonkenvisie.be
6
het gelopen is. In dat volgende gesprek wordt erkenning gegeven aan de inzet, de bereidheid, de resultaten die bereikt zijn. Daarna worden eventueel zaken die niet gelukt zijn besproken (opnieuw vanuit de grondhouding) en nieuwe doelen gezet. Werkt het? De meeste leerlingen boeken door enkele gesprekken motiverende gespreksvoering heel mooie resultaten, voelen zich gesterkt en gesteund en hun zelfvertrouwen stijgt omdat ze stappen zetten die ze zelf willen en die passen bij wie ze zijn. Die stappen zijn dan vaak ook erg duurzaam. Dat doet uiteraard ook deugd als begeleider. Je voelt dat je betekenisvol kan zijn op deze manier. Motiverende gespreksvoering is erg geschikt om toe te passen met jongeren, vanaf een jaar of 14. Er is al wat mogelijkheid tot zelfreflectie vereist. Als begeleider is het erg belangrijk om goed af te stemmen in welke mate een jongere hiertoe in staat is. Veel jongeren hebben echt niet meer nodig dan open vragen om zelf hun drijfveren tegenover elkaar af te wegen en om zelf oplossingen te zoeken voor hun problemen. Uiteraard vraagt dit ook expertise van een begeleider om de oplossingen bij de jongere te ontlokken. En sommige jongeren hebben hierin meer hulp en structuur nodig. Dan kan je als begeleider al eens zelf met voorstellen komen. Raadzaam is om eerst toestemming te vragen: “Vind je het goed als ik je enkele voorstellen doe van hoe je dit probleem met de muziek van je zus kan aanpakken? “. De leerling zegt uiteraard vaak “ja” en blijft hierdoor gelijkwaardige partner met beslissingsrecht. Vaak is het dan erg nuttig om enkele voorstellen naast elkaar te zetten. • Begeleider: Je zou het gewoon aan je zus kunnen vragen om de muziek stiller te zetten. Je zou het met je moeder kunnen bespreken. Je zou ook oordopjes kunnen gebruiken. Wat denk je dat voor jou en je zus de beste oplossing is? • Leerling: Mijn zus luistert toch nooit naar mij als ik haar wat vraag. En als ik mijn moeder erbij haal? Ik weet het niet, dat lijkt zo op klikken. Aan oorstopjes heb ik nog niet gedacht. Misschien werkt dat wel. Maar eigenlijk kan ik best gewoon op een andere plek gaan zitten. • Begeleider: Heb je zo’n plek? Sommige leerlingen zijn verbaler dan andere. Bij minder verbale leerlingen kan je bijvoorbeeld ook werken met visuele hulpmiddelen, met kwaliteitenkaarten, met afbeeldingen, of wat meer beweging erin brengen. In plaats van een leerling te laten inschatten op een schaal van 1 tot 10 hoe graag hij het anders wil, kan je ook die schaal op de grond uittekenen en letterlijk op de juiste plek gaan staan. De leerling gaat bijvoorbeeld op 6 staan. Neem hem dan mee naar de 4, en vraag hem daar: “Je hebt jezelf een 6 gegeven, waarom bijvoorbeeld geen 4?” Als antwoord krijg je wellicht weer goede redenen om wel te veranderen. Daarna kan je hem meepakken naar 8 en vragen: “Wat denk je dat je nodig hebt om van die 6 een 8 te maken?” Zo nodig je de leerling weer uit om na te denken over het overwinnen van obstakels. En dat op een manier die sommige leerlingen prettiger vinden dan hetzelfde gesprek aan een tafel met stoelen te voeren. Maarten Van de Broek
Vonk en Visie
www.vonkenvisie.be
7
Ook voor motiverende gespreksvoering is het uitermate belangrijk dat je je als begeleider weet af te stemmen op de stijl en de taal van de leerling, en mijn ervaring is dat je vanuit afstemming heel vaak manieren vindt die ook passen bij deze leerling bvan wie je misschien oorspronkelijk dacht dat motiverende gespreksvoering niet zou werken. Conclusie Motiverend gespreksvoering brengt heel wat begeleidersvaardigheden samen. Enerzijds erg openstaan voor het perspectief en de beleving van de leerling door de kunst van het vragen stellen, anderzijds vraagt het ook om directief te zijn wat de procedure betreft. Je gidst de leerling naar een bepaald einddoel . Inhoudelijk ben je zo weinig mogelijk directief, het afwegen en het bedenken van oplossingen komt zoveel mogelijk van de leerling, het formuleren van het einddoel ook, maar als begeleider heb je wel de fasen in het achterhoofd en beslis je op het juiste moment om van afweging over te gaan naar doelen stellen en plannen maken. Als begeleider kan je je wellicht steeds verder bekwamen op deze verschillende onderdelen, en dat maakt het ook voor de begeleider een erg boeiende manier van werken. De methode heeft zijn nut bewezen in de verslaafdenzorg en in diverse andere domeinen in de hulpverlening. Ondertussen wordt de methode steeds meer als een vorm van coaching gebruikt en om die manier erg vlot te vertalen naar jongeren die rond schoolse thema’s gedragsverandering kunnen gebruiken. Tips voor wie zichzelf hierin wil bekwamen: ! Een goed boek , met ook referenties naar wetenschappelijk onderzoek: Naar-‐ King, S. En Mariann Suarez, Motiverende gespreksvoering met jongeren en jongvolwassenen, Ekklesia, 2012 (isbn 978 90 75569 643) ! Nascholing over motiverende gespreksvoering kan bij Vonk en Visie (www.vonkenvisie.be), zowel op de eigen school als via het ‘open aanbod’. ! Rechtstreekse link: http://www.vonkenvisie.be/home/rootpage-‐ onderwijs/voor-‐leerlingbegeleiders/motiverende-‐gespreksvoering/ Maarten Van de Broek
Maarten Van de Broek
Vonk en Visie
www.vonkenvisie.be