TIJDSCHRIF VAN DE BOND HEEMSCHUT opgericht in 1911 Beschermvrouwe: H.M. Koningin Beatrix Heemschut is een gezamenlijke uitgave van de Bond Heemschut en Waanders Uitgevers. REDACTIE drs. J. Kamerling, eindredacteur drs. A.M.tenCate drs. H.C. Franssen M.J.G. Schlijper, gastredacteur De redactie draagt geen verantwoordelijkheid voor artikelen, voorzien van auteursnaam. VERDER WERKTEN MEE ir, H. K. Vijverberg drs. M. Berkers mr. E. Dienaar J.Th. Balk drs. L.v.d. Meule drs.V.M.JAN.Collette H. Knijtijzer P. Hars Frankfurther R. Kers ing. A. Reitsma LEDENADMINISTRATIE Postbus 1129,8001 BC Zwolle tel. 038-658628 telefax 038-655989 postgiro 4702230 Lidmaatschap f 50,- per jaar Voor 65+f 35-en 30-f 25Opzegging alleen voor 1 december Extra losse nummers op aanvraag f 6.75,-
Heemschut-special over Zuid-Limburg
Monumentenbeleid Zuid-Limburg: lof en kritiek In dit speciale them,a-numm.er over ZuidLimburg geeft Heemschut lucht aan zowel kritiek als waardering m.b.t. bet monumentenbeleid in deze regio. Het tijdschrift is op 26 februari in het Gouvernement aan de Limburgse Gottvemeur ing. E.M. Mastenbroek officieel uitgereikt. Kritisch is Heemschut over de al te positieve waardering in Maastricht voor de 'dynamiek' van de binnenstad. Dat kan leiden tot onvoldoende respect voor de historische bebouwing van het oude centrum van de stad zoals blijkt uit de bouwvan bijvoorbeeld de Academie van Bouwkunst, een rechthoekige 'doos' niet een gevelbekleding van vierkante glazen tegels in beton. In hetzelfde nummer komen overigens ook twee auteurs aan het woord, die signaleren, dat ondanks de minder geslaagde ingrepen in de binnenstad deze toch opmerkelijk gaaf is gebleven.
Nieuwe uitgevaren nieuwe lay-out
De lezer zal opgemerkt hebben, dat dit eerste nummer in 1993 eennieuw gezicht heeft gekregen. Vanaf l januari wordt Heemschut samen met Waanders Uitgevers in Zwolle uitgegeven. Gebleken is, dat het tijdschrift heel goed past in het brede culturele pakket van publicaties, dat Waanders uitgeeft. Alle reden ook om het tijdschrift in een nieuw jasje te steken. Roelof Koebrugge ontwierp een nieuwe basis lay-out en een nieuwe omslag .De redactie hoopt, dat deze zullen bevallen net als de nieuwe broodletter, de charmante Janson. De nieuwe schreefloze kopletter de smalle Helvetica vormt een fraai contrast met de broodletter. Let u op het nieuwe telefoonnummer van de ledenadministratie in de colofon. Channa Molenaar van Bosch en Keuning blijft voor Waanders de advertentiewerving verzorgen. De redactie dankt Bosch en Keuning voor de prettige samenwerking de afgelopen tien jaar. Jaap Kamerling, eindredacteur
CORRESPONDENTIEADRES VOOR BOND HEEMSCHUT Nieuwezijds Kolk 28,1012 PV Amsterdam tel. 020-6225292 (redactie alleen ma en di) telefax 020-6240571 CORRESPONDENTIEADRES VOOR ADVERTENTIES Waanders Uitgevers • p/a Bosch en Keuning, Channa Molenaar Postbus 1,3740 AA Baarn tel. 02154-82345 gironummer 4988 REDACTIERAAD mr. C.J. Vogel (voorz.) drs. J. Kamerling (secr.) B.J.M. Duimel H. Knijtijzer P. de Ruijter Brieven aan de redactieraad t.a.v. de secretaris. GRAFISCHE VERZORGING Roelof Koebrugge bNO DRUK Waanders Drukkers, Zwolle FOTO OMSLAG De entree van het fraai gerestaureerde Kasteel Bloemendal te Vaals. JAARGANG 70 NO. 1 FEBRUAR11993 Heemschut verschijnt 6x per jaar
l Heemschut
Hoofdgebouw met entree Rolduc-complex. Teleurgesteld is de Heemschut over de verdwijning van de beleidscategorie het Nationale Landschapspark, wat de bescherming van het Mergelland geen goed zal doen. Dit is overigens niet aan Limburg te wijten maar aan de Haagse politici. Waardering van Heemschut over het provinciaal monumentenbeleid klinkt door in het interview, dat het blad had met de de Gedeputeerde voor Monumentenzorg drs. G.M.K. Kockelkorn. De Provincie wil ondanks haar ingekrompen bevoegdheden een stimulerend monumentenbeleid blijven ontwikkelen. Woorden van lof heeft het tijdschrift voor de geslaagde restauraties van Kasteel Bloemendal in Vaals, dat werd herbestemd tot hotel en het multifunctionele centrum Rolduc, dat onlangs op voordracht van Heemschut een Europa Nostra-prijs kreeg toegekend voor de restauratie van het complex. Ook de naderende restauratie van het kloostercomplex Houthem St. Gerlach krijgt ruime aandacht in dit nummer van Heemschut, dat overigens ook de rest van Nederland niet vergeet.
Het Vrijthof in de winter van 1953, (foto Ton Koot)
IN DIT N U M M E R Kasteel Bloemendal Interview met Gedeputeerde Limburg Het Mergelland Klooster HouthemSintGerlach Prijs voor Rolduc In memoriam Impressie van Maastricht Maastricht en Heemschut Jonge bouwkunst Maastricht Het Sphinx/Céramique-terrein Toekomst Nijmeegse kloosters Toren Mercatorplein Dorpssilhouet Sloten bedreigd Boerderijen in Hardenberg Exposities/Agenda Martinikerk in Sneek Boekenrubriek Korte berichten Dijkverzwaring voortaan anders Heemschut in actie Vereniging, excursies, adressen afd. Limburg
4 9 12 14 17 16 20 23 26 28 29 31 32 33 33 34 35 37 38 39 40
Kasteel Bloemendal: vernieuwd en behouden MATHIEU SCHLIJPER
.
Elders in dit Heemschutnummer houdt de Limburgse gedeputeerde drs. G. Kockelkorn een warm pleidooi voor herbestemming van in verval rakende m,onum,entale panden. De provincie Limburg gaat via de kanjerregeling ondersteuning bieden bij de restauratie van leegstaande, grote en complexmatige objecten, zoals bijvoorbeeld kerken, kastelen en industriële gebouwen, waarvoor de reguliere bijdrage onvoldoende is om de instandhouding veilig te stellen. Het eind vorig jaar geopende Kasteel Bloemendal in Vaals is alvast een voorbeeld van deze wijze van monumentenbescherming. In dit magnifiek gerestaureerde en vernieuwde pand heeft het Van der Valkconcern zijn 53ste vestiging ondergebracht. Mathieu Schlijper, lid van de afdeling Limburg van Heemschut, had op Bloemendal een gesprek met Freek van der Valk en architect ir. P.A.M. Menens.
De frontgevel van Kasteel Bloemendal met zijn hardstenen middenrisaliet en bekronend fronton. Kasteel Bloemendal ligt aan de Bloemendalstraat, de oude weg van Maastricht via Vaals naar Aken. Je kunt er dineren, logeren, vergaderen, congresseren, reünieren, jubileren, exposeren... Je kunt er ook omheen lopen, door het schitterende park aan de voorzijde en de boeiende terrastuin aan de achterzijde en dan bewust genieten van het feit dat er weer iets moois gered is van de ondergang. Voor de restauratie staat de architectengroep Mertens BV Heerlen.
Ir. P.A.M. Mertens: 'De bouw van het kasteel startte in 1791 naar een ontwerp van architect Josep h Moretti. Hij ontwierp een sober, maar statig buitenhuis in classicistische trant met een rechthoekige plattegrond en een symmetrische indeling. De symmetrische opzet wordt geaccentueerd door een hardstenen middenrisaliet met een bekronend fronton in wit geverfde baksteen, terwijl de architectonisch bepalende elementen,
zoals plinten met buitentrappen en bordessen, de geblokte hoekpilasters, de vensteromlijstingen en de cordonlijsten zijn uitgevoerd in Namense steen. De hoofdingang bestaat uit een dubbele paneeldeur in LodewijkXVI-stijl.' Van vervallen klooster tot luxueus hotel In 1990 heeft de gemeente Vaals het gebouw, dat zij in de jaren zeventig voor twee en een half miljoen had gekocht, voor één gulden aan Van der Valk verkocht. Bij de opening in december 1992 zei burgemeester Van Dijk tegen Freek van der Valk: 'We moeten nog één ding regelen. U moet nog betalen. Het project is nu afgerond, dus ik zou graag die ene gulden van u willen beuren'. En dat geschiedde. En gouverneur Mastenbroek, die de openingshandeling verrichtte, keek nog even terug op het besluitvormingsproces, hoe ze tijdens vergaderingen van G.S. zich hadden afgevraagd: 'Is het wel goed wat we doen? Kan er sprake zijn van precedentwerking? Totdat uiteindelijk gezegd werd: kop op, er is een ondernemer, de gemeente Vaals doet mee, de Rijksdienst voor Monumentenzorg is ook van de partij. Waarom, zou het mis gaan?' En dank zij twee miljoen van de provincie, driekwart miljoen van de gemeente Vaals, één en een kwart miljoen van de Rijksdienst voor Monumentenzorg en acht miljoen van Van der Valk is er dus nu in het toch al aantrekkelijk gelegen Vaals een oogstrelend kasteel bijgekomen, in twee en een halfjaar omgetoverd van vervallen klooster tot luxueus hotel. Freek van der Valk, directeur van Motel Heerlen, voert de supervisie over de aanwinst in Vaals: 'We hebben in Bloemendal gekozen voor twee zaken: enerzijds iets meer luxe, anderzijds wilden we het Van der Valk publiek niet teleurstellen en proberen in de prijs-kwaliteit verhouding te blijven die ons publiek gewend is. Daarvoor hebben we in de nieuwbouwvleugel gekozen voor een standaard Van der Valkconcept. De inrichting is standaard Van der Valk, maar de ronde vormgeving en de Franse balkonnetjes geven het gebouw een wat luxueuzere uitstraling. De prijsstelling van de hotelkamers is heel betaalbaar: 125 gulden per nacht. We hebben een gebaar willen maken naar het publiek dat Van der Valk heeft groot gemaakt. De historie van Bloemendal, de vormgeving en de ligging van het kasteel geven het logeren hier wat meer cachet, maar met de prijs zijn we bewust niet in de supertop gaan zitten en het publiek bleek heel snel op
Hotel Kasteel Bloemendal te Vaals: nieuwe toestand in 1992. (Arch.groep Mertensb.v., Heerlen)
Architectuur Middenas Een belangrijke kenmerk van kasteel Bloemendal is het feit dat de midderias van het gebouw consequent in de hellende terreinaanleg is doorgezet. Door de symmetrische opzet van het gebouw in nauwe samenhang met de aanleg van het park is een harmonieus ensemble ontstaan dat aan deze buitenplaats een specifieke betekenis geeft. Vanaf de Maastrichterlaan voert een oprijlaan via de monumentale entree aan de Bloemendalstraat over de vroegere brug met de nog aanwezige hardstenen brugmuren naar de hoofdentree met de dubbele trapopgangen. Een Mariabeeld uit de 19de eeuw in het hart van een rond plantsoen met een cirkelvormige oprit markeert de middenas in het voorterrein, dat overigens gekenmerkt wordt door de vloeiende lijnen van,de 19de-eeuwse landschapsstijl. Binnen de 19de-eeuwse ommuring van het oplopende achterterrein zijn in de middenas van het complex de belangrijkste elementen, zoals trapopgangen en poorten met hekwerken van de vroegere terrassentuin nog aanwezig. Herstel middenas Zowel in het gerealiseerde plan als in de diverse voorstudies werd uitgegaan van een herstel van de middenas met de
symmetrische hoofdopzet, waardoor het gebouw zijn overzichtelijke structuur terugkreeg, alsmede zijn karakteristieke relatie met het park. Op de begane grond zijn tevens de vroegere hoekkamers teruggebracht die thans als ruimtelijke overgangsmotieven naar de nieuwe vleugels functioneren. Op de verdiepingen is boven de vestibule de centrale hal hersteld, zodat ook daar de middenas en de relatie met het park weer nadrukkelijk aanwezig is. In de vroegere feestzaal op de eerste verdieping, waar destijds Adam en Eva moesten wijken voor Jozef en Maria, bevindt zich thans de bruidssuite. Voor de uitbreiding van het gebouw, naar een ontwerp van collega Jos Hamers, architect BNA, is gekozen voor een symmetrische hoofdopzet overeenkomstig de structuur van het bestaande gebouw en het park. De nieuwe vleugels zijn qua bouwmassa ondergeschikt aan het buitenhuis met zijn 19de-eeuwse uitbreiding, terwijl de materialen en kleuren zijn afgestemd op het oude gebouw. Voor de vormgeving is een hedendaags idioom ontwikkeld in relatie tot de maat en de schaal van het oude gebouw. ir. P.A.M. Mertens
de hoogte te zijn van het feit dat er een prachtig kasteelhotel in Limburg bij gekomen is.' Hoe het begon Eigenlijk is het toevallig dat Van der Valk in Bloemendal terecht gekomen is. Een paar jaar geleden nodigde de toenmalige burremeester van Vaals, de heer Damen, de Van der Valks uit eens naar het Drielandenpunt te komen kijken. Dat gebeurde. Er zijn wat plannen gemaakt. Maar dat leverde niets bijzonders op.
J
O
O
O
O
Freek van der Valk: 'Aan het eind van die dag reden we over de Maastrichterlaan en toen zei de heer Damen, dat we toch even naar kasteel Bloemendal moesten kijken. Hij was er zelf niet op voorbereid, had zelfs geen sleutel bij zich, dus we konden alleen even door het hek kijken. De gemeente bleek al lang met Bloemendal bezig te zijn geweest, er waren al wat subsidies beschikbaar, er was al een hoge prioriteit aan gegeven, er was eigenlijk aardig wat voorwerk gedaan, alleen: de exploitant of degene die daar particulier in wilde investeren, die was nog niet gevonden. Na dat bezoek hebben we een tweede bezoek gebracht, er werden wat ideeën gelanceerd, in het begin heel kleinschalig, en vrij spoedig daarna zijn we met de architect Mertens om de tafel gaan zitten om te kijken of het mogelijk was een plan te maken waar we ons in konden vinden. De oorspronkelijke opzet om het allemaal klein te houden
• Historie
1191 Johann Amold von Clermont, een Akense lakenfabrikant, kiest voor een vorstelijk buitenverblijf in Vaals. Hij noemt het Schloss Blumenthal. 1846 De Akense Stadtratjohann Wilhelm von Lammessen koopt Schloss Blumenthal. Hij schenkt het gebouw aan de Dames du Sacré-Coeur. Blumenthal wordt noviciaat, internaat en meisjesschool voor kinderen uit Vaals en omgeving. 1862 Een groot deel van het interieur wordt door brand verwoest. Na de herbouw krijgt Blumenthal wereldwijde bekendheid omdat leden van de hoogste adelstand er hun gymnasiale studie volgen. Door de sublieme onderwijskwaliteit is Blumenthal een begrip in Europa. 1940-1945 De bezetter eist het gebouw op. Hij gebruikt het als lazaret met een capaciteit van 3 50 bedden.
Fraai gerestaureerde gang, die toegang verschaft tot de hotelkamers.
hebben we toen bijgesteld omdat we vonden dat we toch minimaal 75 kamers nodig hadden om een goede exploitatie te krijgen.' Terworm 'In het begin hebben we nog geprobeerd om de subsidie en het verhaal te koppelen aan kasteel Terworm in Heerlen, een kasteel dat wij - met de landgoederen die om Motel Heerlen liggen - in 1978 hebben gekocht. We zijn al een aantal jaren met de gemeente bezig om het Terworm-project van de grond te krijgen, en nu het hier in Bloemendal tot een redelijk succes is gebracht zijn we er nog meer van overtuigd dat we op basis van een zelfde vruchtbare samenwerking als hier in Vaals ook kasteel Terworm zouden kunnen restaureren. Alleen moet er met gemeente en provincie nog gepraat worden of het mogelijk is daar dezelfde ondersteuning te krijgen die hiervoor Bloemendal mogelijk is gebleken. Voor Terworm denken we overigens aan kleinschalige invulling, een beperkt aantal kamers, niet te vergelijken met Bloemendal. Het zal waarschijnlijk ook geen op zichzelf staande exploitatie kunnen zijn, maar door de combinatie met het in de nabijheid gelegen Motel Heerlen zou je in
Terworm een 36-tal luxe kasteelsuites kunnen maken met een klein Frans restaurant. We hopen dat we de gemeente Heerlen en de provincie ervan kunnen overtuigen dat dit belangrijke monument binnen niet al te lange tijd gerestaureerd moet worden. Het verval is ernstig en ook de aardbeving heeft het kasteel geen goed gedaan. Dat hebben we ook met Bloemendal gezien. Door de langdurige leegstand is er toch een behoorlijke som geld méér in de restauratie gaan zitten dan nodig zou zijn geweest als er eerder was ingegrepen.' De aankleding en inrichting van een project als Bloemendal eisen een heel andere aanpak dan die van de bestaande Van der Valkmotels, zegt Freek van der Valk. Verlichting, stoffering, meubilair moeten harmonieus met de historie van het kasteel omgaan. Voor het slagen hiervan hebben twee dames Van der Valk gezorgd: Alicja van der Valk, de vrouw van Freek, en haar nicht Wil Polman. Enige maanden voor de opening van Bloemendal is Alicja bij een verkeersongeluk om het leven gekomen. Haar man Freek -wordt in Kasteel Bloemendal door veel mooie dingen herinnerd aan het werk van zijn echtgenote, en hij f'M er troost uit.
7P47Na de oorlog luidt de naam Kasteel Bloemendal. Vanaf de beginjaren zeventig loopt het aantal leerlingen en kloosterroepingen snel terug. In 1976 komt een einde aan 130 jaar kloosterleven. 1918 De gemeente Vaals wordt eigenaar van Kasteel Bloemendal. Het duurt lang eer zich een koper-met-passende-bestemming aandient. 1989 In november komen de gemeente Vaals en het Van der Valkconcern - in samenwerking met de provincie Limburg en de Rijksdienst voor Monumentenzorg - met elkaar overeen het kasteel te restaureren c.q. uit te breiden tot luxe hotel-restaurant. 1992 Officiële opening van Kasteel Bloemendal op zaterdag 19 december.
Rose Kennedy suite Freek van der Valk: 'Alicja en Wil Polman zijn in een heel vroeg stadium begonnen met het zpeken naar kleurencombinaties en vormen, ze zijn op beurzen geweest, in het buitenland gaan kijken. Ze hebben zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de kleuren en materialen die hier vroeger aanwezig waren. Ook de voorname zwart-witte vloer verwijst in haar huidige uitstraling naar de glans van vroeger. Ook de namen van de vergaderen feestzalen laten het verleden, uit de tijd van de Bonnes Soeurs, doorklinken: de salon, het refectorium, het monastère, de gewelvenkelder, onderverdeeld in vier zalen met de namen Joséphine, Madeleine, Florence en Marie Antoinette, allemaal namen van zusters die hier vroeger zijn ingetreden. We hebben zelfs een Rose Kennedy suite. Dat is.de meest luxueuze bruidssuite die we in dit gebouw hebben aangebracht, genoemd naar een vermaard oud-leerlinge van het vroegere internaat, Rose Kennedy, moeder van president Kennedy.' Ir. P.A.M. Mertens is al twintigjaar werkzaam als restauratie-architect. Zijn eerste grote restauratie betrof de 15de-eeuwse kerk in Neeritter met nog belangrijke 18deeeuwse uitmonstering in laat-Baroktrant. Later kwamen restauraties van veel andere kerken, kastelen en boerderijen, zoals op dit moment bijvoorbeeld de Tiendschmtr in Am.by. Ook is bij bezig met o.a. de reconstructie van de binnenstad van Sittard.
Het ligt voor de hand zijn m,ening te vragen over de ideale omgang met monumenten in een periode dat de economische situatie steeds minder mogelijkheden lijkt te bieden. Oud en nieuw met elkaar verzoenen Mertens: 'Over de toekomstvan de monumentenzorg is een aantal positieve en negatieve opmerkingen te maken. Negatief: er is steeds minder geld beschikbaar. Het Rijk treedt ook op dit gebied terug, heeft - terecht overigens een stuk bevoegdheid bij de gemeenten gelegd, maar daardoor stelt het zich alsmaar kariger op tegenover monumenten. Hier in Bloemendal is de herbestemming gelukt, maar er zijn steeds meer projecten waarbij het uiterst moeilijk is tot een goede herbestemming te komen. Kernpunt is: hoe gaan we ontspannen met onze traditie om? Tegenover de negatieve punten van de terugtredende overheid zoals minder gelden, het moeilijk vinden van bestemmingen, staan ook positieve dingen zoals hier in Bloemendal. Hoe moet je staan tegenover dit verleden? In ieder geval niet geïsoleerd. Je hebt een aantal relikwieën uit het verleden, daar ben je heel zorgvuldig mee, daar kom je absoluut niet aan, die laat je bij wijze van spreken verstoffen. Maar als regel moeten we ons afvragen of we niet moeten streven naar een wezenlijke verzoening tussen oud en nieuw, net zoals we hier in Bloemendal geprobeerd hebben in het interieur en in de uitbreidingen. Zouden we niet ook in steden als Maastricht, Heerlen en zo voort, kunnen proberen oud en nieuw
Het voltallige personeel van Bloemendal bij de hoofdentree op de dubbele trapopgang.
met elkaar te verzoenen, zodat beide elkaar versterken? Zodat we geen cultuur krijgen zoals die zich ontwikkelt in Amerikaanse steden waar nauwelijks van stedebouw sprake is en onherbergzaamheid troef- goede uitzonderingen daargelaten - en waar men af en toe met vakantie gaat in een museumstadje. Nee, we moeten een synthese tot stand brengen, we moeten de nieuwe ontwikkelingen enten op de elementen die ons zijn overgeleverd, en die elementen zitten niet alleen in oude steden, die zitten ook in ons cultuurlandschap. Kunnen we die nieuwe stap zetten? Dat is cruciaal in de omgang met monumenten.' Nog even terugkomend op ruw opmerking dat de overheid terecht bevoegdheden t.a.v. monumentenzorg heeft overgedragen aan gemeenten... echt terecht? Mertens: 'De allerbelangrijkste reden voor overdracht van bevoegdheden is dat op het niveau van de gemeenten de meeste beslissingen over het ruimtelijk beleid genomen worden. Daar is ook de welstandszorg verankerd. Daar worden in de eerste plaats stedebouwkundige plannen, bestemmingsplannen, geëntameerd. Dus juist om die integratie van . monumentenzorg en ruimtelijk beleid tot stand te brengen was het essentieel dat de bevoegdheden door de dagelijkse omgang met monumenten ook wezenlijk daar gelegd werden. Wat is nu wel het probleem in de praktijk? Vanuit deze terechte optiek heeft Monumentenzorg zijn zaakjes keurig geregeld, een correct stelsel van wetten, beleidslijnen, regelgeving tot stand gebracht, bevoegdheden overgedragen, maar... de gemeenten waren niet klaar. Met name in Limburg heeft nu elke gemeente, op twee na, het idee opgevat dat ze ook letterlijk allemaal een eigen monumentencommissie moeten instellen. Dat is een versnippering van krachten, van expertise die in die omvang niet aanwezig is, ook niet hoeft te zijn. Als Monumentenzorg iets meer gekeken had naar het juiste moment van terugtrekken, was het in Limburg misschien zo verlopen dat een aantal grote gemeenten met veel monumenten zoals Maastricht, Sittard, Roermond, Venlo, een eigen monumentencommissie hadden ingesteld, liefst in nauwe samenwerking met het hele welstands- en architectuurbeleid. Een groot aantal kleinere gemeenten zou echter op vrijwillige basis samenwerking zijn aangegaan zoals we dat ook sinds meer dan vijftig jaar met de welstandszorg in Limburg kennen. Daar had een rol voor de provincie kunnen liggen. Die heeft de provincie begrijpelijkerwijs niet opgenomen omdat in de nieuwe monumentenwet van 1988 de rol van de provincie uitermate geminimaliseerd is, terwijl juist zij de geschikste bestuurslaag zou zijn om die coördinerende rol op zich te nemen.' Mathieu Schlijper is PR-medewerker van de afdeling Limburg van Heemschut l
Het eigen beleid van Limburg
De zorg van een provincie voor haar monumenten MATHIEU SCHLIJPER
De Gedeputeerde van Limburg voor o.m. Monumentenzorg drs. G.M.K. Kockelkorn.
Op 18 december 1992 hebben Provinciale Staten van Limburg de Nota Provinciaal Monumentenbeleid Limburg vastgesteld. De nota is een antwoord op de nieuwe monumentenwet 1988 die de bevoegdheden van de provincies danig heeft verkleind. 'De mooiste provincie van het land', zoals Limburg zich graag laat noemen, gaat een eigen beleid voeren, losgekoppeld van het rijksbeleid. 'We beginnen', zegt gedeputeerde Kockelkorn, 'met het stoppen van de regeling datje automatisch subsidies kunt krijgen voor restauratie en onderhoud van rijksmonumenten, want dat is een zaak van het Rijk. Wij gaan een eigen provinciale monumentenlijst maken. Dat wordt het centrale gegeven in ons beleid. Omdat de wetgever, het Rijk, onze rol tot bijna nul teruggebracht heeft, hoeven wij daarop niet meer onze eerste oriëntatie te zoeken. In dit themanummer over Zuid-Limburg een gesprek van Mathieu Schlijper met drs. G.M.K. Kockelkorn over zijn plannen, zijn enthousiasme en zijn teleurstellingen. Kockelkorn beheert de portefeuille Welzijn, Cultuur, Onderwijs, Emancipatie en Sport. Kockelkorn: 'De rol van de provincies in het monumentenbeleid, die toch al klein • was, is door de monumentenwet 1988 nog verder teruggeschroefd. De vergroting van de rol van de gemeenten past wel bij het algemene beeld de verantwoordelijkheid zo dicht mogelijk bij de burgers te brengen, maar er zitten ook nadelen aan. Juist grotere monumenten bevinden zich vaak in kleinere gemeenten: kastelen, burchtachtige gebouwen, kloosters, buitenhuizen. Veel gemeenten kunnen de zorg hiervoor qua bestaffing en deskundigheid nauwelijks aan, waarbij ook nog maar de vraag is of politiek-bestuurlijk gezien een dergelijk monument wel die aandacht krijgt die het op grond van zijn status en historisch-culturele context verdient. Dat is een probleem. Wat de bemoeienis met monumenten betreft, zijn wij juist van mening dat de provincie het perfecte middenniveau inneemt tussen het Rijk dat vaak te ver afstaat en de gemeente die er vaak te dicht op zit. De provincie zit er dicht genoeg bij om alle ins en outs te kennen en een rol te kunnen spelen bij het zoeken van nieuwe bestemmingen; anderzijds zit de provincie er weer ver genoeg van af om ook de bovenlokale belangen die een rol spelen bij zo'n monument het toekomend gewicht te geven. Je zou dus zeggen: geef de provincie dat vertrouwen. Maar dat is niet gebeurd! In feite is onze rol teruggedrongen tot een adviserende rol met betrekking tot monumenten in het buitengebied. Verder is het zo dat wij nog een rol
machten spelen met betrekking tot de honderdduizend min-gemeenten (budget minder dan f. 100.00 per jaar). Voor zulke gemeenten zouden we provinciaal kunnen poolen. Die mogelijkheid heeft de wet geboden, maar de wet heeft tegelijkertijd voor de gemeenten een ontsnappingsmogelijkheid ingebouwd. Op twee gemeenten na hebben ze allemaal de ontsnappingsmogelijkheid aangegrepen, zodat ook deze mogelijkheid van de provincie om een rol te spelen bij ons is komen te vervallen. We constateren dus dat de wetgever al weinig mogelijkheden bij de provincie gelegd had en dat één van die mogelijkheden de facto in deze provincie op niets is uitgelopen, niet door onwil van de provincie, maar omdat de gemeenten niet willen'. Facilitaire bureau's in de aanbieding En dat gebrek aan deskundigheid? Kockelkorn: 'Dat is altijd een pijnlijk punt, want wie geeft openlijk toe' dat hij tekort schiet in deskundigheid? Het onderzoek van dr. Nelissen ('Gemeentelijke Monumentenzorg op de rails') heeft aangetoond dat ernstig betwijfeld moet worden of kleinere gemeenten met hun kleine ambtelijk apparaten in staat zijn om de vereiste deskundigheid op te brengen. Om te bevorderen dat de gedecentraliseerde taken op korte termijn adequaat ter hand kunnen worden genomen willen wij financiële ondersteuning geven bij de opbouw van een Facilitair bureau dat primair onder gemeentelijke verantwoordelijkheid
moet vallen, maar ook hier moet ik tot mijn teleurstelling constateren dat de bereidheid van gemeenten om daar echt serieus op in te spelen, niet erg groot is. Het facilitair bureau is nog niet van de grond gekomen. Het is een idee. De gemeenten staan niet geweldig te springen om dat idee op te pakken.' Kan de provincie niet wat meer stimuleren? Kockelkorn: 'We stimuleren ons suf. Wat kun je nou meer doen dan geld beschikbaar stellen voor een periode van liefst vier jaar, tonnen in het vooruitzicht stellen, en zeggen: bouw een facilitair bureau op van echt deskundige mensen. Misschien krijgen wij er wel drie of vier voor de hele provincie in één bureau bijeen, die dan ten dienste kunnen staan van alle gemeenten, maar als die niet in dat idee wensen te stappen, dan houdt het toch op. We kunnen hen niet dwingen en we kunnen hen zelfs blijkbaar nauwelijks overhalen met geld dat we beschikbaar stellen. Het is niet aan de provincie om te pas en te onpas te komen met allerlei ideeën van zouden jullie dat nou niet doen? Je kunt hooguit iets aanbieden. We zetten dus een stap, maar de reactie op deze stap is niet bemoedigend. Daaruit zou je kunnen afleiden dat de gemeenten eigenlijk zeggen: we doen het zelf, provincie, bemoei je er niet mee. En u kunt veel van mij verlangen, maar niet dat ik mij als een Don Quichot ga gedragen.'
Het nieuwe Gouvernement (Provinciehuis) langs en in de Maas. (foto Airphoto Netten, Maastricht)
10
Andere provincies Hoe hebben andere provincies gehandeld? Kockelkorn: 'Sommige provincies hebben na het uitkristalliseren van deze situatie gezegd: als wij nauwelijks een serieuze rol te vervullen hebben op het gebied van de monumentenzorg, dan stoppen wij er ook mee om daar autonoom geld in steken. Ze hebben radicaal alle posten van hun begroting geschrapt, op wat subsidies na aan sommige stichtingen. De provincies Noord-Brabant en Groningen bijvoorbeeld zijn ermee gestopt. U moet ook bedenken dat er in Limburg gemeenten zijn die geklaagd hebben over het beleid van de provincie, maar die zelf geen gulden steken in monumentbeleid. Alle geld dat ze aan monumentenzorg besteden, krijgen ze van het Rijk. Ze zijn natuurlijk vrij om daar zelf geld aan toe te voegen. Maar wij als provincie werken met autonoom geld. Wij worden door de RDMZ voortdurend bijna tot blozens toe geprezen. De RDMZ merkt in ieder geval dat wij op eigen motieven een inhoudelijk dynamisch monumentenbeleid blijven voeren. Wij kiezen die positie omdat wij monumenten cultuurhistorisch en emotioneel-psychologisch belangrijk vinden.'
Voorbeelden van dit soort monumenten? Kockelkorn: 'Een hele rij kunnen we noemen. Chateau Neercanne, Winselerhof in Landgraaf, Kasteel Erenstein in Kerkrade, Vaalsbroek en Bloemendal in Vaals, de Holtmühle in Tegelen, kasteel Vliek in Meerssen.'
Toerisme 'Een tweede belangrijk argument om er mee door te gaan is het gegeven dat
Waar kwant het geld vandaan? Kockelkorn: 'De provincie heeft tot nu toe zoveel kunnen doen door de inzet
monumenten een rol spelen bij de toeristisch-economische ontwikkeling. Zij kunnen een motief vormen voor toeristen om naar deze provincie te komen. De variëteit en de rijkdom van monumenten bepalen mede het beeld dat bezoekers van deze provincie hebben. Ze spelen ook een rol bij de komst van bedrijven. Het moderne bedrijfsleven opereert tegenwoordig graag in een omgeving die een bepaalde allure heeft. In deze provincie kun je een mooie mix maken van aantrekkelijk landschap en aantrekkelijke dorpen, steden en stadjes waarbij die monumenten een rol spelen. Sommige van die monumenten kunnen ook direct gebruikt worden in een dergelijke sfeer, bijv. als vergaderaccommodatie, als congresfaciliteit, als hotel. Ze hebben dus inderdaad een functie in die bredere economische context. Dat zijn onze twee motieven.'
van eigen werkgelegenheidsgelden en herstructureringsmiddelen van het Rijk, waarmee zowel de werkeloosheid bestreden als het monumentenbestand verbeterd werd. Recentelijk is bovendien door het inzetten van zogeheten compensatiegelden met name bijgedragen in de realisering van grote projecten die met het oog op de aanzienlijke financiële lasten anderszins in het gedrang dreigden te raken.' Eigen monumentenlijst Dat was dus de indirecte weg: via geld van het Rijk. Kockelkorn: 'Onze eigen directe weg was er al langer: we hadden een restauratie- en onderhoudsregeling op grond waarvan erkende rijksmonumenten een bijdrage konden krijgen, maar altijd volgend op het rijksbeleid. Nu is de nieuwe monumentenwet gekomen, met die tot vrij geringe omvang teruggebrachte rol van de provincies. Nu zeggen we: we stoppen met dat 'volgend' beleid. Ons beleid wordt nu gecentreerd rondom een eigen provinciale monumentenlijst die betrekking heeft op monumenten van provinciaal belang. De provinciale subsidiëring van de instandhouding van monumenten zullen we alleen richten op monumenten die op die provinciale monumentenlijst komen te staan. Op 18 december 1992 hebben Provinciale Staten besloten die weg op
te gaan. Voor restauratie van provinciale monumenten stellen wij 20% van de subsidiabele kosten beschikbaar. Voor provinciale monumenten met een bijzondere uitstraling kan een afwijkend subsidiepercentage tot maximaal 80% worden vastgesteld. Dat is onze kanjerregeling voor monumenten, waarbij behalve het monumentale, cultuurhistorische aspect ook het toeristisch-economisch belang een rol speelt. Verder geven we ook nog een subsidiëring in het onderhoud en gaan we over tot subsidiëring van haalbaarheidsonderzoeken. Dat laatste is een innovatie. Dat gebeurt zover ik weet nergens. De RDMZ vindt dit bijzonder interessant.' Terugkijkend op die monumentenwet: meer nadelen dan voordelen? Kockelkorn: 'Vanuit het perspectief van de provincie bekeken, kan ik erg helder zijn: de monumentenwet zoals ze nu functioneert is een verslechtering t.o.v. de vorige situatie, en wij willen ookgraag dat daar weer een correctie in aangebracht wordt. Wij spannen ons in om die teruggeschoven rol van de provincie weer wat meer in de picture te krijgen, dus wat dat betreft zijn wij niet tevreden met de monumentenwet, maar daarmee is niet gezegd dat alles wat in die wet staat onzin is. En wat dat gebrek aan deskundigheid in de gemeenten betreft, dat is ook niet onze verantwoordelijkheid. Gemakshalve wordt veel op het
conto van de provincie geschreven wat daar niet thuis hoort. Soms zeggen mensen 'waarom trekken ze zich daar in Maastricht niets van aan\ maar als we op bepaalde punten geen rol hebben en men ons verboden heeft ons er mee te bemoeien, dan kan Ger Kockelkorn daar nog wel een mening over hebben, maar dan kunnen we toch niets doen. We kunnen niet ingrijpen in het gemeentelijk monumentenbeleid.' In de Staten commissie voor cultuur heeft gedeputeerde Kockelkorn veel lof gekregen voor zijn monumentenbeleid. Wel dringt een statenmeerderheid van CDA en PvdA erop aan ook in de toekomst gelden uit economische- en werkgelegenheidspotten te gebruiken voor het behoud van monumenten. Op de begroting voor de komende vier jaren staat op de post voor monumenten een jaarlijks bedrag van minder dan twee miljoen. Of er uit economische potjes zoveel te halen valt als in de afgelopen acht jaren, blijft een spannende vraag. De provincie zij veel vindingrijkheid toegewenst.
Mathieu Schlijper is lid en PR-medewerker van de afdeling Limburg van de Bond Heemschut
Herbouw locomotievenloods Weert - De kans, dat de markante locomotievenloods bij het station van Weert (een creatie van architect dr.ir. G. W. van Heukelom) gered kan worden van sloop is uiterst klein geworden. De Stichting tot behoud van monumenten van bedrijf en techniek in het Zuiden van Nederland gelooft niet meer in behoud van de loods op de oorspronkelijke plaats. Een laatste reddingspoging van de Gedeputeerde van Kockelkorn met het doel de loods te behouden lijkt weinig kans te maken. De Limburgse Gedeputeerde heeft zich in een brief aan N.S. sterk gemaakt voor behoud. Verplaatsing van de loods behoort nog wel tot de mogelijkheden. De herinrichtingsplannen van N.S. voor het stationsemplacement zijn intussen afgerond. Het ziet er naar uit, dat N.S. zal overgaan tot sloop lang voordat de plannen metterdaad worden uitgevoerd (in 1997). In een ingezonden stuk aan het Weerter Stadsblad maakt ons oudPC-lid Stan Smeets zich nogal boos over de hele kwestie. Hij neemt het met name de gemeente Weert kwalijk, dat deze heeft nagelaten de markante loods op de gemeentelijke monumentenlijst te plaatsen. De gemeente, die wel het station op die lijst zette, zou vooral zijn teruggeschrokken voor de financiële konselees verder op pag. 35
Aannemingsbedrijf HJ. Jurriëns B.V. Sophialaan l, Postbus 8110, 3503 RC UTRECHT. Tel. 030-412912 Fax 030-413934
Domkerk te Utrecht Architectenbureau: Ir. T. van Hoogevest te Amersfoort
Jurriëns AMSTERDAM Amstel 268 1017 AM Amsterdam tel.: 020-6242965 fax: 020-6242964
Jurriëns Groningen U.T. Delfiaweg 8 9745 EN Groningen tel.: 050-566779 fax.: 050-567630
Jurriëns ZEIST Kwikstaartlaan 1 3704 GS Zeist tel.: 03404-58300 fax: 03404-60900
Aangesloten bij de Stichting Vakgroep Restauratie
11
Afscheid van Nationale Landschappen in Nederland H.K. VIJVERBERG
In ons vorig nummer schreven we nog heel optimistisch, dat in het onlangs door minister Bukman gepresenteerde Structuurschema Groene Ruimte de landbouw een veer moest laten voor de natuur. Ir. H.K. Vijverberg, directeur van de Stichting Milieufederatie Limburg, is daar somberder over. Hieronder zijn kijk op de zaak.
Het landschap van Nederland is voor het overgrote deel een door de mens gevormd cultuurlandschap. In de voortdurende wisselwerking tussen de mens die zijn woon- en werkgebied heeft gevormd en de mogelijkheden die bodem en waterhuishouding bieden, is op een relatief klein grondgebied als dat van Nederland een verscheidenheid aan landschappen ontstaan, die ons land een grote bekoring verlenen. De technische ontwikkelingen na de Tweede Wereldoorlog en de in de landbouw aanwezige noodzaak tot opvoering van de productiviteit hebben ertoe geleid dat beperkingen in de vorm van verschillen in bodemvruchtbaarheid, 12
hoogteligging en ontwatering in belangrijke mate kunnen worden opgeheven met als gevolg een groot verlies aan natuur- en landschapsschoon. Het zozeer geprezen cultuurlandschap heeft zich, agrarisch gezien, overleefd en is niet langer aangepast aan de agrarische gemeenschap, waaraan het zijn ontstaan in zo'n belangrijke mate heeft te danken. Uit een oogpunt van het landbouweconomisch aspekt kan op grond hiervan gesproken worden van functieverlies van het bestaande landschap. Uit een oogpunt van natuurlijk evenwicht en milieubeheer heeft het landschap echter niets aan betekenis ingeboet, wordt integendeel het belang van een ecologisch rijk
Krijtlandschap bij Bemeten in Mergelland. (foto Stichting Milieufederatie Margraten)
gevarieerd landschap steeds beter begrepen en gewaardeerd. De betekenis van natuurwetenschappelijk, landschappelijk en cultuurhistorisch interessante streken is de laatste 20 jaar enorm toegenomen als recreatiegebied binnen een sterk geürbaniseerd Nederland. De Nationale Landschapsparken Op 6 februari 1975 biedt Staatssecretaris Meijer van het toenmalige Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk de Tweede Kamer de z.g. drie Groene Nota's aan. Een nota behelst het advies van de Interdepartementale commissie Nationale Parken en Nationale Landschapsparken, betreffende de
Nationale Parken, de tweede nota is een interimadvies van dezelfde commissie over nationale Landschapsparken. De derde nota handelt over de relatie tussen de landbouw en het natuur- en landschapsbehoud en kennen we nu nog steeds als de Relatienota. De Nationale Parken worden in de eerste plaats om hun waarde als natuurgebied veiliggesteld. Het is een aaneengesloten gebied van tenminste duizend hectare, bestaand uit natuurgebied, wateren en/of bossen met een bijzondere natuurlijke en landschappelijke kwaliteit en een bijzonder planten- en dierenleven. Het doel van de Nationale Landschapsparken was te komen tot grote aaneengesloten gebieden die uit oogpunt van natuur- en landschapsbehoud, openluchtrecreatie en om redenen van cultuurhistorische aard waardevol zijn. Gebieden derhalve waar natuurterreinen, natuurlijke elementen en het waardevolle cultuurlandschap met de daarin voorkomende bebouwing een eenheid vormen. Het landschapsparken-idee kwam voort uit de wens een zo gevarieerd mogelijk landschap te behouden en de voortschrijdende aantasting een halt toe te roepen. Het Mergelland Het Zuid-Limburgse Mergelland is reeds jaren door de overheid als een zeer waardevol landschap gekarakteriseerd. Reeds in de Tweede Nota Ruimtelijke Ordening wordt het gebied aangeduid als parkgebied van nationale betekenis. Natuurbeschermingsorganisaties en ook de Bond Heemschut hebben herhaaldelijk steun betuigt aan het idee om van het Mergelland een Nationaal Landschapspark te maken. Want juist in situaties waar het geheel nog meer is dan de somvan de afzonderlijke delen is een extra inspanning voor het behoud en het beheer van de totaliteit geboden. Dit geldt in sterke matevoor het Mergelland met zijn unieke harmonie tussen de sterk overwegende, door de natuur gegeven landschapselementen zoals heuvels, plateau's, beek- en erosiedalen, rivieren en riviertjes en het agrarisch grondgebruik. In de periode na 1975 gingen in 5 proefgebieden, te weten Mergelland, Noordwest Overijssel, de Veluwe, Waterland en het gebied rond Winterswijk allerlei activiteiten gericht op het opdoen van praktijkervaring van start. In beide laatst genoemde gebieden is daar weinig van terecht gekomen. In Waterland ging alle aandacht uit naar de in voorbereiding zijnde ruilverkaveling. In Winterswijk bleek het niet mogelijk elkaar te vinden op de noemer van proefgebied voor een Nationaal Landschapspark. De landbouw wees de gedachte resoluut af: men vreesde parkwachter te worden in een openluchtmuseum. Als vijfjaar later het Eindadvies Nationale Landschapsparken wordt gepresenteerd wordt de voorkeur gegeven aan de term Nationaal Landschap. De toevoeging park roept te veel
associaties op met conserverende maatregelen. Getracht wordt hiermee tegemoet te komen aan de vele kritische geluiden, die vooral uit landbouwkringen werden vernomen. In 1981 werd een 20-tal potentiële Nationale Landschappen opgenomen in het Structuurschema Openluchtrecreatie. De regering was van mening dat de volgende gebieden in beginsel in aanmerking kwamen voor de status van Nationaal Landschap: Texel, Terschelling, Z.W. Friesland, Noordenveld, Z.W. Drenthe, N.W. Overijssel, Vecht- en Reggegebied, N.O. Twenthe, Graafschap, de omgeving van Winterswijk, de Veluwe, de Gelderse Poort, Kromme-Rijngebied, de Vechtstreek, Waterland, Centraal Noord-Holland, de omgeving van Bergen, Midden-Brabant, MiddenLimburg en Mergelland. Het beleid in deze gebieden diende erop gericht te zijn het specifieke karakter in stand te houden en verder te ontwikkelen. Aan de provinciale besturen werd gevraagd initiatieven te ontplooien en voor de Nationale Landschappen beheers- en ontwikkelingsprogramma's op te stellen. Een triest afscheid Toen door het Rijk in het kader van de zoveelste bezuiniging de subsidiekraan
voor deze gebieden definitief werd dichtgedraaid, nam de belangstelling van de provinciale overheden direct af. Natuur en landschap beschermen zonder dat daarvoor de vereiste middelen beschikbaar werden gesteld is niet interessant. Ook het Rijk heeft intussen geruisloos afscheid genomen van de Nationale Landschappen. In deel a van het Structuurschema Groene Ruimte komt de term Nationaal Landschap niet meer voor. Gesproken wordt nu nog over 10 Waardevolle Cultuurlandschappen. De rijksoverheid wil samen met de provincies, gemeenten en mensen die er wonen en werken een op maat gesneden aanpak voor deze gebieden ontwikkelen om zo te komen tot een evenwichtig samengaan van landbouw, natuur, landschap en recreatie. Herstructurering van de landbouw en de inkomsten uit natuur- en landschapsbeheer en recreatie moeten de landbouw in deze gebieden een nieuw toekomstperspectief bieden. De toekomst zal leren of we hier te maken hebben met een triest afscheid of een hoopvol nieuw begin. Ik houd het voorlopig op het eerste, want het Mergelland is er niet meer bij. Ir. H.K. Vijverberg is direkteur van de Stichting Milieufederatie Limburg 13
Klooster Sint Gerlach: een wonderbaarlijke redding MATH BERKERS
Toen in 1988 de Stichting Behoud Sint Gerlach werd opgericht, zal menigeen zich vertwijfeld afgevraagd hebben wat deze Stichting nog dacht te kunnen bereiken. Het kloostercomplex Sint Gerlach lag er ook toen al troosteloos bij. De j aren van verwaarlozing hadden hun tol geëist: verzakte muren, aangetast en verrot houtwerk, ingestorte verdiepingen en een geheel verwaarloosde tuin. Viel hier dan nog iets te redden?
De initiatiefnemer tot de oprichting van de Stichting, drs. C.J.J.S Majoor, tot voor kort voorzitter van de Stichting en tot vorig jaar tevens voorzitter van de Afdeling Limburg van de Bond Heemschut, wist dit ook wél. Het was deze keer er op of er onder: zou ook deze poging stranden dan was het kloostercomplex definitief verloren. Nu, 5 jaar later, is er eindelijk duidelijkheid. De heer-Majoor had succes. Dankzij een toekenning door WVC van 4 miljoen gulden uit de 'Knelpuntenpot' kan binnenkort de restauratie van het landgoed Sint Gerlach een aanvang Wie wel eens rondgelopen heeft op het landgoed zal zich verbazen. De bouwkundige staat van een groot deel van het complex is inderdaad abominabel. Maar een ieder die Houthem-St. Gerlach wel eens bezocht heeft, zal tevens beamen dat dit complex kost wat kost behouden moet worden. In de eertse plaats om zijn unieke ligging: in het dal van het riviertje de Geul, dat op nog geen 100 meter van het gebouwencomplex door het landschap meandert - dit riviertje vormt tevens de zuidelijke begrenzing van het landgoed-, en met uitzicht op de steile helling van het Geuldal. Echte rotsen. Een lood-
rechte wand van mergel, de ZuidLimburgse kalksteen uit het Krijt, dezelfde steen waar een groot deel van het complex uit is opgetrokken. Maar ook om de ligging aan de rand van het dorpje Houthem-St. Gerlach, een rustiek Limburgs straatdorp. Ook hier is mergel de bouwsteen, maar dan voor de typische carré-vormige boerderijen met markante 18de eeuwse topgevels. Sint Gerlach Niet alleen de ligging van het complex maar ook haar geschiedenis maakt het behoud ervan belangrijk.Voor de oorsprong van het huidige kloostercomplex moeten we teruggaan tot de tweede helft van de 12de eeuw. In die tijd leefde in het Geuldal de kluizenaar Gerlach. Een holle eikeboom, zo gaat het verhaal, was zijn bescheiden woning. Na een losbandig leven kwam hij tot inkeer en na een door de Paus opgelegde boetedoening vestigt hij zich in de eikeboom. De dagindeling van deze heremiet was al even eenvoudig: versterving, boete en gebed. Vlees en wijn ontzegde hij zich. Hij liep ongeschoeid, slechts gehuld in een boetekleed. Vijfmaal per week bezocht Gerlach vanuit Houthem het graf van de Heilige Servatius in Maastricht. Dit geheel aan de Heer opgedragen leven bracht wonderen voort.
Het kasteel of proostgebouw, de woning van de proost, met de kerk ernaast, (foto's Jaap Kamerling)
14
De roem van zijn heiligheid verbreidt zich snel. Na zijn dood wordt HouthemSt. Gerlach een drukbezocht pelgrimsoord. Dit leidt uiteindelijk tot de stichting van een klooster Norbertinessen, een adellijk vrouwenstift. Eeuwenlang zou deze kloosterorde zich hier handhaven, tot 1786, als het stift aan de vooravond van de Napoleontische tijd gedwongen is te vertrekken. Maar dan zijn we vijf roerige eeuwen verder. Wat het complex bovenal uniek maakt is het gebouwde erfgoed: op het 65 hectare grote terrein liggen vier bijzondere gebouwen, het 'kasteel' (dit was de woning van de proost), de kasteelhoeve (het eigenlijke klooster), de St. Gerlachuskerk en een pachthof. Carré De kasteelhoeve is het oudste deel van het kloostercomplex. Nu is het in gebruik als boerderij annex woonhuis. Het is de enige vleugel die, zij het in bijzonder slechte staat, nog is overgebleven van het, waarschijnlijk in de laatste jaren van de 16de eeuw, geheel herbouwde klooster. De opzet van dit klooster was een carré met een besloten binnenhof. Eén vleugel is in zijn geheel verdwenen, op de plaats van de twee andere staan nu het 'kasteel' en de kerk. Het 'kasteel', het proostgebouw, stamt uit 1713, zij het dat fragmenten van de oude kloostervleugel er in opgenomen zijn. Vanaf de weg ValkenburgMaastricht is de voorgevel van het proostgebouw het meest in het oog springend deel van het landgoed: de streng symmetrische gevel met welgeteld 16 ramen over de volle breedte van de gevel, en dat over twee verdiepingen,
Van ver is reeds het proostgebouw met zijn streng symmetrische vleugels te zien. Daarnaast de kerktoren.'
De luxueus vormgegeven schuur in vroeger tijd.
-Tegels lichten •
is al van veraf zichtbaar. Het midden wordt geaccentueerd door een mooi gebeeldhouwd timpaan, en ook de beide hoekrisalieten zijn met een fronton beëindigd. Zeldzame fresco-schilderingen De St. Gerlachuskerk is als kloosterkapel gebouwd tussen 1720 en 1727. Sinds 1808 is het de kerk van de parochie St. Gerlach. Dankzij deze nieuwe functie is de bouwkundige staat van de kerk, in tegenstelling tot de rest van het complex, vrij redelijk. Nog niet zolang geleden zijn zowel de binnen- als de buitenkant gerestaureerd. De kerk alleen al is een bezoek aan Houthem-St. Gerlach meer dan waard. De stijl is laat-barok, maar heel sober. ' Het is een eenvoudige eenbeukige ruimte, met een driezij dig gesloten koor en een gedrukt tongewelf. Eenmaal het zaalkerkje binnnengetreden is van deze eenvoud weinig rneer terug te bespeuren: het interieur is geheel beschilderd in fresco-techniek, voor Nederland heel zeldzaam. Is de architectuur vrij ingetogen, in de fresco's wordt de architectuur heel wat rijker voortgezet. Trompel'oeil, architectuur en schilderkunst versmelten. De schilderingen maken van het kerkje een barokke feestzaal, gewijd aan de Heilige Gerlach. In het midden staat bevindt zich zijn praalgraf. S.Gerlace orapro nobis, Sint Gerlach bid voor ons. Misschien wel het meest interessante aan het hele complex is de pachthof. Deze boerderij is in 1759 gebouwd naar een ontwerp van Johanjoseph Couven, een architect uit Aken. Het is een carrévormige boerderij, fraai vormgegeven en zorgvuldig gedetailleerd. Het belangrijkste gebouw is in feite de grote schuur (zie ruïne op de foto). De ingang is een
De sterk vervallen kasteelhoeve, de pachthof.
imitatiepoort, de hele gevel is nagenoeg blind. Voor deze schuur, aan de open zijde van het carré liggen twee hoekpaviljoens. De ramen van deze paviljoens zijn voorzien van een omlijsting in mergel, maar de ramen en de roedenverdeling zijn geschilderd. Helaas, ook van de pachthof is de bouwkundige staat bedroevend: het dak van de schuur is al jaren geleden ingestort, al het houtwerk is onherstelbaar aangetast en de gebruikte mergel zal ook vervangen moeten worden. Een opgave voor de architect: op welke wijze reconstrueer je dit bouwwerk? De laatste bewoner van het kasteel en eigenaar van het landgoed Baron de Selys overlijdt in 1979 kinderloos. Het landgoed laat hij na aan de parochie Houthem-St. Gerlach. Kerk en klooster komen weer in dezelfde handen. In de jaren daarna gebeurt er vrijwel niets, de parochie is al die tijd niet bij machte om het landgoed te beheren. Maar nu is het dan eindelijk zo ver. Het benodigde kapitaal voor de restauratie wordt bijeengebracht door drie participanten: het kerkbestuur, dat ook een klein deel van het kloostercomplex gaat gebruiken ten behoeve van de parochie, het Bisdom Roermond - zij wil een deel verbouwen voor seniorenhuisvesting en tenslotte, de Camille Oostwegel Holding, die het grootste deel van het complex in gebruik zal gaan nemen als hotel en restaurant. De planontwikkeling is in handen van het Bureau Coumans; voor het restauratieplan tekent de architectengroep Mertens B.V. Kritiek op restauratie-plan Het landgoed is gered, maar niet iedereen is even gelukkig met het voorgestelde restauratieplan. Kritiek komt er
De koffiepot op mijn werktafel staat op een heel mooi, vierkant tegeltje. Dit tegeltje heeft een licht glanzende metaalachtige kleur en een geribbeld geometrisch patroon, een klaverbladmotiefbinnen een gestreept kader. Ik heb geen verstand van aardewerk, maar waarschijnlijk is het van rond de eeuwwisseling. Al enkele jaren zorgt het er voor dat het blad van mijn tafel niet geschroeid wordt door de hete onderkant van de koffiepot. Het tegeltje is afkomstig van de binnenplaats van het kloostercomplex St. Gerlach. Het is zeker niet mijn gewoonte, maar toen ik nu zo'n vijfjaar geleden het landgoed St. Gerlach bezocht kon ik het niet laten: het landgoed lag er zo troosteloos bij en al heel wat tegeltjes van het eens geheel geplaveide binnenhofwaren verdwenen... Wat ik toen niet voor mogelijk hield, wordt toch werkelijkheid. Mocht men straks bij de restauratie een tegeltje te kort komen, dan sta ik het mijne met liefde af.
M.B.
ondermeer van ir. Joost Renzenbrink en ir. Lidwien Selman. Renzenbrink en Selman zijn vorig jaar afgestudeerd aan de Technische Universiteit Delft bij de werkgroep Restauratie op een bouwhistorisch onderzoek van het kloostercomplex en een daaruit voortvloeiend restauratieplan. Naar hun idee worden in het voorgestelde restauratieplan de belangrijke eigenschappen van de bestaande bebouwing niet erkend en gerespec-
De schuur van de pachthof, nu een ruïne.
15
teerd. Renzenbrink en Selman: 'Een voorbeeld: in plaats van gebruik te maken van oude bouwsporen op die plaatsen waar nieuwe geveldoorbrekingen nodig zijn gebeurt dit op een totaal willekeurige manier. Bovendien worden bouwmassa's die storend zijn voor het complex gehandhaafd of worden er nieuwe bouwmassa's voor in de plaats gebouwd'. Ongezouten kritiek dus. Het lijkt me in ieder geval onvermijdelijk dat het huidige restauratieplan eerst nog eens getoetst wordt aan het door Renzenbrink en Selman gemaakte restaura tievoorstel. Math Eerkers is Limburger van geboorte en woont nu in Raalte. Hij was lid van de Provinciale Commissie van Heemschut in Overijssel.
De achterzijde van het proostgebouw.
In memoriam Hans de Koster Toen ik in een beschouwing over Europa Nostra van oktober jl. (opgenomen in het Heemschutnummer van december) lovende woorden wijdde aan Hans de Koster, kon nog niet worden vermoed dat hij reeds zo kort daarna, op 24 december, zou overlijden aan de ziekte, die hem heeft gedwongen het afgelopen voorjaar als voorzitter van E.N. af te treden. Hij werd 78 jaar. In de voorafgaande acht jaar sinds zijn benoeming tot President van Europa
Nostra was hij al spoedig de onvermoeibare stimulator en de altijd bezige stuwende kracht van onze Europese organisatie. Hij reisde voortdurend door het werelddeel en de revolutionair gewijzigde politieke toestand in het voormalige Oostblok beschouwde hij als een uitdaging om E.N. nu ook tot die gebieden uit te breiden. Hij legde daar nieuwe contacten met nieuw opgebloeide organisaties, die zich bewegen op overeenkomstig terrein als de Bond
Mr. H.J.de Koster (rechts op de foto) reikte in 1990 als voorzitter van Europa Nostra een Diploma van Verdienste uit aan de voorzitter van de Stichting Oude Groninger Kerken, de heer H.G. de Olde.
16
Heemschut. En sinds enkele jaren nemen vertegenwoordigers van deze nieuwkomers deel aan de periodieke bijeenkomsten van Europa Nostra. Onze Europese organisatie had dan ook aan Hans de Koster bij zijn aftreden geen passender huldeblijk kunnen aanbieden dan het stichten van een fonds dat zijn naam draagt en dat vertegenwoordigers van Oosteuropese verenigingen en stichtingen zal helpen financiële drempels weg te nemen, die hen belemmeren aan het werk van E.N. mee te doen. Ik sprak over nieuwe ontwikkelingen, maar ook in het gebruikelijke werk was Hans de Koster de voorzitter, die niet slechts leiding geeft, maar die dat ook doet op een wijze die verschillen van mening aimabel en tegelijkertijd duidelijk en beslissend overbrugt. Meermalen volgde ik dat bij vergaderingen met aandacht. Als goed diplomaat trachtte hij ook in de wandelgangen meningsverschillen te overbruggen en slaagde daarin. Toen het in Londen gevestigde E.N. om financiële redenen zijn huisvesting daar moest opgeven, was het Hans de Koster, die met een genereus gebaar het gebruik van een pand aan het Lange Voorhout in Den Haag aan onze organisatie ten gebruike aanbood. Na een actief leven, laatstelijk als voorzitter van de Assemblee van de Raad van Europa in Straatsburg, nam hij de leiding op zich van Europa Nostra en hij heeft op deze organisatie een blijvend stempel gedrukt. Europa Nostra zal zich daarvan in grote erkentelijkheid bewust blijven. Ik mag mij daarbij namens de Bond Heemschut aansluiten. Ernst Dienaar, afgevaardigde van de Bond Heemschut naar Europa Nostra.
Heemschuts inzending krijgt Diploma van Verdienste
Rolduc krijgt Europa Mostra prijs ANNEMARIETENCATE
Heemschut droeg vorigjaar de voormalige abdij Rolduc voor voor een Europa Nostra Aivard. Van de ca. 150- waaronder vier Nederlandse - inzendingen heeft een speciale commissie nu de restauratie en renovatie van Rolduc bekroond met een Diploma van Verdienste. Een pluim op de hoed van al diegenen die zich gedurende 20j aar hebben ingezet en het enorme complex omtoverden van een ten dode opgeschreven en sterk verwaarloosd instituut tot een levendig multifunctioneel centrum met goede vooruitzichten.
gebouwd, verbouwd, uitgebreid en aangepast aan de veranderende functies. Vanaf 1831, met de opening van een klein seminarie, ontwikkelde Rolduc zich steeds meer tot een belangrijk onderwijsinstituut. Aanvankelijk alleen voor priesters en leraren, maar in 1872 werd te Rolduc de eerste Nederlandse R.K. H.B.S. geopend; later gevolgd door een gymnasium, dat in 1977 het 100jarig bestaan vierde en nu ruim 500 leerlingen telt. Naast onderwijs werd er altijd veel aandacht besteed aan muziek en andere culturele evenementen. Menig Nederlander die een rol heeft' gespeeld in het culturele, wetenschappelijke of politieke leven heeft zijn opleiding in Rolduc genoten. Het besluit van bisschop Lemmens in 1946 om het complex als klein-seminarie te bestemmen - en alleen nog maar priesterstudenten toe te laten - alsmede onderlinge conflicten en tegenstellingen, hebben de teloorgang van het internationaal geroemde instituut betekend. In de zestiger jaren van deze eeuw verkeerde Rolduc dan ook in een deplorabele toestand; achterstallig onderhoud en vooral de mijnschade was groot.
Het Rolduc-complex, vanuit de lucht gezien. Ailbertus In 1104 vestigde Ailbertus van Antoing, opgeleid aan de domschool van Doornik, zich in het land van Rode, alwaar hij zich als kluizenaar wilde vestigen. VanAdelbert, graaf van Saffenberg kreeg hij het plateau en een smalle strook langs de rivier de Worm. Een aantal jaren later sloot de rijke edelman Embrico van Mayschoss zich met zijn gezin bij hem aan. Verschil van mening deed Ailbertus in 1111 besluiten de plek te verlaten. Embrico wilde een groots Augustijner klooster bouwen,
zowel voor mannen als vrouwen. In 1107 werden de fundamenten gelegd voor een crypte, die in 1108 werd gewijd, 101 jaar later werd de kloosterkerk gewijd. Over de geschiedenis van Rolduc is veel bekend omdat de Annales Rodenses vanaf 1104 bewaard zijn. Rolduc is een verbastering van Rode-le-Duc, de Franse vertaling van 's-Hertogenrade. Door brand en oorlog werd de abdij menig keer verwoest. Rolduc kende perioden van bloei, verval en opbloei, een cyclus die zich tot in onze eeuw menig keer herhaalde; er werd veel
Cuypers en zoon Maar eerst het één en ander over voorgaande restauraties. De hele tweede helft van de vorige eeuw was de restauratie in handen van P.J.H. Cuypers. Dit betrof voornamelijk de crypte, die in oude luister werd hersteld en beschilderd. De kroon op dit werk was de terugkeer in 1895 van de stoffelijke resten van Ailbertus, bijgezet in de crypte, waarmee de wens van de stichter na bijna zeven eeuwen werd vervuld. In 1892 was inmiddels de tweede fase, de restauratie van de kerk, begonnen. Het laat-gotische koor werd vervangen door een romaans triconchenkoor (conche is schelp). En ook het schip werd grondig gerestaureerd en deels gereconstrueerd. Cuypers werd nu bijgestaan door zijn zoon Jos. De plafond- en wandschilderingen werden tussen 1894 en 1902 17
De bibliotheekvan Rolduc met prachtige Rococoversiering aan wanden en plafond. bracht kunnen worden. De eerste nieuwkomer was het Internationaal Centrum voor Scholen, dat er vormingsweken organiseert. Maar ook muziekgezelschappen komen regelmatig naar Rolduc. Het congrescentrum is de financiële redding van het instituut geweest. In 1973 heeft oud bisschop Gijssen opnieuw een seminarie voor ca 150 priesterstudenten geopend. De priesteropleiding loopt niet best en telt uiteindelijk maar 30 studenten. Vanaf 1978 is in het zogenaamde Klein Rolduc het Mijnmuseum ondergebracht, maar daarvoor zal in de toekomst een nieuwe plek gevonden moeten worden. Ter uitbreiding van het gymnasium en InstituutMedo heeft men het gebouw nodig. Het internationale instituut Medo (Mater Ecclesiae Domesticae), is een academische opleiding voor gezinspastoraat, waarvan het aantal studenten moet uitgroeien tot ca 150. De opleiding biedt ook mogelijkheden voor onderdak in de gerestaureerde hoeve, Kloosterraderhof. Vanaf 1985 is er bij de poort tenslotte een restauratieatelier ingericht, een gesubsidieerde instelling van waaruit de kunstschatten van Limburg beheerd worden. Sinds 3 jaar is er i.s.m. Amsterdam een restauratieopleiding aan verbonden. 20 jaar restaureren Vanaf 1945 werd de bouwkundige zorg over Rolduc van Jos Cuypers overgenomen door ir. F. Peutz. Het bureau Peutz Interieur van een kloostergang. aangebracht door de Akense kanunnik Mathias Goebbels. De westbouw werd tenslotte vanaf 1931 gerestaureerd o.l.v. Jos Cuypers. Vijfde Rolduc De geschiedenis van Rolduc wordt ingedeeld in perioden. Het Vierde Rolduc eindigde in feite in 1975 toen de laatste interne student eindexamen deed. Maar het Vijfde Rolduc was al begonnen voordat het Vierde geschiedenis was en wel in 1970, toen de laatste president het complex verliet. Hij werd opgevolgd door C.J. van Eek, voor het steeds zelfstandiger opererende gymnasium en J.J. Stassen. De laatste werd benoemd als directeur van een ten dode opgeschreven instituut, met als taak naar alternatieven te zoeken; geen sinecure. Stassen, o.a. docent aan de Academie voor Bouwkunst, was de uitgelezen figuur om leiding te geven aan dit inmense project, hetgeen 'vaak met grote menselijke inspanning gepaard ging' aldus de huidige directeur, drs. A. Tonnaer. Een deel van het complex werd verbouwd en geschikt gemaakt als congrescentrum met hotelaccommodatie waar ruim 150 mensen onderge-
18
De entree van het complex.
delen gereconstrueerd. De laatste restauratie tenslotte betrof de hoeve Kloosterraderhof, waar veertien eengezinswoningen, een bloemist en onderdelen van het gezinspastoraat zijn ondergebracht. Behalve de gebouwen hebben ook de verschillende cours en de omgeving een grondige opkanpbeurt gekregen. Ouddirecteur Stassen ontdekte bij toeval dat op de Ferrariskaart, een militaire kaart uit ca 1770, Rolduc zeer gedetailleerd weergegeven was met siertuin. De plannen voor de herinrichting van de grote cour werden daarop spoorslags gewijzigd en aangepast.
Een van de kloostergangen. Architecten b.v. begeleidde ook de 20jarige restauratie. In 1960 besloot men toch het kostbare antraciet onder Rolduc te winnen. Alvorens daarmee te beginnen werd er rondom de kerk een 'ellipsvormig korset' gelegd: een betonnen raster rond kerk en onder fundatie. Ook werden een aantal vleugels van dilatatievoegen voorzien. Deze voorzieningen hebben enige schade voorkomen, maar de schade was inmiddels al aanzienlijk en werd door de ontginning almaar groter. De mijn werd in 1969 gesloten en pas toen kon men met het, inmiddels door de Rijksdienst goedgekeurde restauratieplan, beginnen. Zo snel mogelijk werden de gebouwen met weinig historische waarde verbouwd ten behoeve van het congrescentrum. De slaapzalen met chambrettes maakten plaats voor logeerkamers. Klein Rolduc, het zuidwestelijke deel van het complex, dat bovenop de Feldbiss (een geologische storing) staat, kraakte aan alle kanten en werd in z'n geheel steen voor steen afgebroken en herbouwd. Onder
het gebouw werd een bijzondere fundering ontworpen van met zand gevulde gewapende-betonbakken, die los van elkaar langs de aardscheur kunnen bewegen, zodat geen vormveranderingen kunnen plaats vinden door werking langs de Feldbiss. De historische vertrekken, met name in de Morettivleugel (oostvleugel) uit 1752 werden zorgvuldig gerestaureerd; balklagen, vloeren en geornamenteerde stucwerkplafonds werden vervangen en hersteld. Indien men zich bij het Congrescentrum aanmeldt voor een rondleiding dan worden deze met trots getoond. Vooral de bibliotheek met het rococostucwerk is een bezichtiging waard. De kerk werd vanaf 1980 grondig onder handen genomen en was de langdurigste restauratie op Rolduc. Er waren in de loop der jaren heel wat scheuren en mankementen ontstaan die provisorisch waren opgelapt. O.l.v. de heer Schenkelaars werden de wandschilderingen van Goebbels in zowel crypte als kerk gerestaureerd en ontbrekende
Enkele cijfers Over Rolduc, de geschiedenis en restauraties, is veel te vertellen. Tijdens mijn bezoek aan het in nevelen gehulde Rolduc hebben de heren Stassen en Tonnaer een tipje van de sluier opgelicht. Rolduc zelf bleef letterlijk in nevelen gehuld, waardoor alleen het interieur indruk heeft kunnen maken, terwijl juist de omgeving en de ligging van Rolduc zo bijzonder zijn. Tenslotte wil ik nog enkele cijfers noemen om een indruk te geven van de grootte en de bedragen die bij de restauratie gemoeid waren. De totale bruto inhoud van het complex bedraagt 170.000 m 2 , hetgeen gelijk is aan ca 485 eengezinswoningen van gemiddelde grootte: de capaciteit van een klein dorp! De totale kosten van het complex - restauratie, verbouwing, herinrichting, bestrating en groenvoorzieningen-waren ca 63 miljoen gulden, waarvan de zuivere restauratiekosten 40 miljoen bedroegen. Uit de mijnschadepot werd 4 miljoen ontvangen; een groot deel werd verkregen uit verschillende subsidies en het restant werd betaald uit eigen middelen. Het complex is eigendom van het bisdom Roermond. De 20-jarige restauratie werd in 1990 voltooid. De schade t.g.v. de aardbevingin april 1992 is gelukkig beperkt gebleven en wordt geraamd op 300.000 gulden. Men is nog niet de Rijksdienst in onderhandeling over de waterkelder onder één van de binnenplaatsen. Ook hoopt men dat de aula, ontworpen door Jos Cuypers in 1935 straks als Jong Monument aangemerkt wordt. Met dank aan de heren Stassen, Tonnaer en Peutz.
Literatuur Lemmen, W.M. Rolduc, een kleine gids. Te verkrijgen bij het Centrum Rolduc. Het, Vierde Rolduc; 1946-1971; geschiedenis van een klein seminarie, Kerkrade, 1983.
Inlichtingen Centrum Rolduc, Heyendahllaan 82, 6464 EP Kerkrade. Tel. 045-466888 19
Met de wijzers van de klok naar 't Vrijthof J.Th. BALK Maastricht komt goed voor de dag, daar op het Stationsplein. Niet alleen met het 'Grand Hotel de l'Empereur', maar ook met wat daar in de verte, over de Maas oprijst boven de donkere daken: de torens van de St. Servaas. De winters-volle Maas spoelt kolkend om de pijlers van de oude brug en daar ligt dan voor ons, als een waaier van gevels en daken, de oude stad. Als bloemen rijzen de torens er uit op, tekens van vroomheid of burgerzin. Links als een bastion de hoge westbouw van de Onze Lieve Vrouwekerk, geflankeerd door twee torentjes. Gemakkelijk genoeg om over de Maastrichtse Brugstraat, Kleine Staat, Grote Staat - drukke winkelstraten alle drie - het Vrijthof te bereiken, wellicht, naast de Dam, het bekendste plein van Nederland. Doel van elke bezoeker aan 'de oudste stad van Nederland'. Maar er is méér in Maastricht. We kunnen met de wijzers van de klok mee ook datzelfde Vrijthof bereiken als we ons laten verleiden het trappetje af te gaan dat naar de Vissersmaas leidt. En luttele schreden verder, links van de brug, zijn we in de Stokstraat, centrum van een ambitieuze stadsrenovatie na een periode van barre verloedering. Een vrij smalle straat, zo tussen de deftige oude puien. Het blijkt niet moeilijk de gevelsteen te vinden met de opmerkelijke verzuchting: 'Nous désiron (zonder s) la paix'. Anno 1790, het jaar na de Franse revolutie... Aan de westkant van de Stokstraat met zijn exclusieve winkels het nieuwe pleintje Op de Thermen met in het plaveisel de omstrekken van laatRomeinse bouwsels, thermen en hoek-
torens. Want hier lag ooit het Romeinse Mosae Trajectum. Onze Lieve Vrouwekerk Een straatje verder... en daar zijn we onder de bomen van ht Onze Lieve Vrouweplein, een intieme ruimte tussen de steedse gevelrijen met als hoofdmonument de mooiste romaanse kerk die we in ons land kennen, met dat imposante westfront, hoog oprijzend, een zwijgend blok van kolenzandsteen met schietgleuven, omstreeks het jaar 1000 verrezen. Klein en schuchter lijkt de mens die binnen treedt. Het is in deze basiliek-want evenals de St. Servaas draagt de Onze Lieve Vrouwekerk de onderscheiding van basilica minor - zeer donker. Bijzonderheden vallen in de gewijde ruimte aanvankelijk nauwelijks op en zo blijven ook de befaamde kapitelen van de zuiltjes in dat zo aparte 12de eeuwse koor in het halfduister verborgen. In de gotische kapel naast de kerk wordt O.L. Vrouwe Sterre der Zee vereerd. De gloed van tientallen kaarsen, blijken
Zonlicht in de Stokstraat. (foto's van J.Th.Balk) van de nimmer aflatende devotie van de Maastrichtenaren, belicht het Mariabeeldje en tovert een gouden gloed op de wanden, vol behangen met wijgeschenken. De beide oostelijke torens, naast het koot, geheel met mergelblokken bekleed lijken als ineengeschrompeld bij het machtsvertoon van het westerblok. Vriendelijk alledaags hurkt naast het koot het tot kiosk gepromoveerde wachthuisjeuit 1786. Vakkundig stratenmakersambacht Hier past nog een blik op de Stokstraat - er is bij de renovatie ook goed aan de bestrating gedacht. De bazaltkeitjes verraden een uiterst vakkundig straten-
x
Deel van het pleintje Op de thermen; de Amazone te paard is een brons van Arthur Spranken, enige jaren geleden onthuld door Prins Claus.
20
Achter de bomen van het Onze Lieve Vrouweplein.
De Jupiterzuil op het Onze Lieve Vrouweplein: een hommage aan het Romeinse verleden. Werk van Fons Bemelman, geschenk van een telg van het geslacht Regout.
makersambacht. Trouwens in het oude Maastricht zijn nog heel wat keienbestratingen en ook op granieten trottoirbanden is niet bezuinigd. Een trapje leidt van de Graanmarkt naar de Onze Lieve Vrouwewal, deel van de eerste stadsmuur waarmee men in 1229 begon. Een weids gezicht op Maas en het park langs de oever en aan de overkant de gevelwand van Wijck, niet doorbroken door schonkige betonblokken, maar nog altijd bijna sierlijk geschakeerd door gevels die alle kleurstadia doorlopen van blinkend wit tot het doffe bruin van oude muren. Heipoort Die Onze Lieve Vrouwewal met zijn witte gerestaureerde huizen eindigt bij een torentje, oud maar in later tijd weer opgemetseld. Vlak er bij staat met het patina van vele eeuwen op de muren, de Heipoort. Met het jaartal 1229 onweersproken de oudste stadspoort in den lande. Even verderop weer een torentje en daaraan gekoppeld een flink brok stadsmuur. Want we zijn in een merkwaardig stukje stad, beheerst door stadsmuren en wallen uit verschillende perioden, getuigend van de wisseling van de krijgstechniek. Oude muren genoeg, meer of minder uitbundig begroeid, maar er is ook water. Het uit Luiks komende riviertje de leker verdeelt zich hier in tal van takken, deels naderhand weer gedempt. Als een sissende slang schiet het water tussen de huizen en muurresten door. Binnen de wallen bracht het molens in beweging, daarbuiten kon het door inundaties de vijand op een afstand houden.
Kanon op het uit 1516 daterende rondeel Haetende Nijt.
Het spel van de daken van de Markt; op de achtergrond de spits van de toren van de St.Matthiaskerkaan de Boschstraat.
Typisch Maastrichtse gevel bij de Stokstraat; gevelsteen met de ster uit het stadswapen.
Gevelsteen in de St. Jacobsstraat.
Het koor van de Onze Lieve Vrouwekerk,
Rad van de Leeuwenmolen bij de St. Pieterstraat.
Haet ende Nijt Twee rondelen, de Vijf Koppen en Haet ende Nijt, hier aan de buitenkant, zijn relieken van de vestinguitleg van 1516. Op elk rondeel staat ter verduidelijking nog een oud kanon. De St. Pieterstraat uitkomend valt het oog op het (waterloze) Lang Grachtje. Aan dit zijstraatje ligt een lang stuk stadsmuur, oud en der dagen zat: de weelderige begroeiing lijkt een tooi van wapperend haar. Even het oog gericht op de 14de eeuwse gotische kerk van de Minderbroeders met de opvallend zware steunberen en luchtbogen. De ijlheid van de gotiek was de bouwers nog vreemd.
vele eeuwen zijn er nauwelijks van af te lezen. En hoe is het ook weer? Het gebouw er naast is de oude militaire hoofdwacht en als we met de rug staan naar het achter de steigers verborgen Spaanse Gouvernement, zien we aan de noordkant het voormalige Generaalshuis. Maar waar is op dit immense plein de piroen, symbool van de voormalige Luikse heerschappij? Vrij onopvallend in het noordoostelijke hoekje, zo blijkt. Terug, met de wijzers van de klok mee naar de brug. Dus via de Markt. Een groot plein. Bouwmeester Pieter Post had veertig dagen nodig om het te bestuderen voor hij zich aan de tekentafel zette voor het stadhuis. Heel bijzonder en vergeten we even de bres die aan het verkeer is geofferd - is het ritme van de daken rondom de Markt: omhoog het oog!
Piroen Via de Bredestraat - die op de plaats van een Romeinse heirweg ligt - naar het Vrijthof. De rode toren van de St. Janskerk rijst hoog boven alles uit. De St. Servaas, met zijn ingewikkelde bouwgeschiedenis, ziet er onberispelijk uit: de
J. Th. Balk isfreelancejournalist en voorzitter van dejuiy van de Heemschut Persprijs. 21
Heemschut en Maastricht
'Voeg iets toe, dat goed aansluit bij de omringende architectuur' JAAP KAMERLING
Steeds als ik Maastricht bezoek ben ik weer onder de indruk van de charme en schoonheid van deze oude en toch dynamische stad met zijn goed bewaarde rijkdom aan monumenten. Natuurlijk zijn er in het verleden blunders begaan zoals de bouw van de Wilhelminabrug over de Maas, waarvoor een hele stadswijk moest worden gesloopt, maar het stadsbeeld van Maastricht als geheel is nog vrij gaaf. Een intervieuw met een deputatie van de Limburgse Afdeling van Heemschut over het gemeentelijk monumentenbeleid maakt me wat somberder ook al blijft de stad me inspireren.
PR-medewerker Mathieu Schlijper van Heemschut Limburg haalt me gastvrij op van het station. Even later treffen we technisch adviseur Karel Merks in het het rijk gestoffeerde etablissement l'Empereur vlak tegenover het station. De naam van het restaurant doet me denken aan de Franse tijd, toen Maastricht de chique hoofdstad was van een aparte Franse provincie, los van Holland. Nadat we ons geinstalleerd hebben in een hoekje van het fraaie interieur noteer ik de eerste kritische reacties op
de gemeentelijke nota 'Vernieuwing en behoud' uit 1989 over de ruimtelijke kwaliteitvan de binnenstad.* Een brave nota toch, die Heemsch'M als het ware zelf had kunnen schrijven, zeg ik wat provocerend in mijn rol als advocaat van de duivel. 'Dat is niet waar. Deze nota geeft juist anderswillenden alle gelegenheid om monumenten te attaqueren. Zij heeft als uitgangspunt, dat steden zich permanent in de tijd moeten kunnen ontwikkelen. Maar dat is geen uitgangspunt, waarmee
Plattegrond van Maastricht omstreeks 1600. (naar Braun en Hogenberg)
je een mooie stad overhoudt. Zo gaat die juist naar de knoppen. De term 'dynamiek' wordt in de nota als positief opgevat en dat is gevaarlijk'. 'Naar de kastelein toe geschreven' Volgens Heemschut Limburg gaat de nota er impliciet van uit, ook al staat het er niet met zoveel woorden, dat monumenten economisch nuttig dienen te zijn en hun geld moeten opbrengen.'Deze nota is naar de kastelein toe geschreven'. 'En dat terwijl de Monumentenwet en allerlei subsidies juist ervan uitgaan, dat het bestaan van monumenten in een normale economische context eigenlijk onmogelijk is. Zij houden er rekening mee, dat monumenten economisch vaak niet bruikbaar zijn en erkennen de eigen niet-economisch gebonden waarde van het monument.' Merks heeft een interessante stedebouwkundige visie op het begrip 'continue verandering' van steden. Het uitgangspunt, dat de schoonheid van een stad bepaald wordt door de continue verandering, die er altijd is geweest, klopt niet. Fraaie oude binnensteden zijn altijd in een bepaalde periode gebouwd zoals bijvoorbeeld Amsterdam in de Gouden Eeuw. Daarna kreeg je dan perioden van recessie, waardoor er gelukkig bijna niets veranderde aan de stad, ook niet aan het monumentale erfgoed. En zo is armoede in veel gevallen de beste conservator van monumenten gebleken. Kijk maar naar een stad als Praag, die de laatste vijftig jaar van stagnerende economie desondanks als monumentenstad redelijk gaaf is gebleven. Een visie, die ons in deze economisch zorgelijke tijd weer wat opbeurt. Onopvallend 'Inpassen' saai? De konsekwentie van die visie is wel, dat bijna elke 'vernieuwende' architectuur uit den boze is omdat zij de bestaande architectonische eenheid zou aantasten. Monumentale stadsgezichten moeten zoveel mogelijk geconserveerd worden en de toevoegingen, die de gemeentelijke nota bepleit in een dynamische stad mogen niet die meerwaarde en eigen herkenbaarheid hebben , die de gemeente wenst. Natuurlijk wenst Heemschut ons geen blijvende recessie toe zodat er helemaal niets gebeurt maar als er dan iets aan karakteristieke straatwanden en monumenten toegevoegd moet worden, doe dat dan zo onopvallend mogelijk en geheel in de stijl van de omringende bebouwing.
23
Slecht harmoniërende nieuwbouw op hoek van de Brugstraat, direct over de St. Servaasbrug. Levert dat geen saaie architectuur op? 'Nee, saai mag best want het gaat om het totale ensemble van gebouwen. De echte top-architectuur wordt daardoor het best geaccentueerd'. Volgens de nota mogen toevoegingen niet historiserend van karakter zijn zoals trouwens ook het officiële standpunt van Heemschut luidt. 'Ach, dat is toch prietpraat in zo'n nota. Historiserend roept kennelijk iets negatiefs op maar als je het post-modernisme neemt, dat men hier promoot als vernieuwende architectuur dan ben je toch in feite ook historiserend bezig. Dan gaat het ook om het teruggrijpen naar vroegere stijlen in een nieuw jasje of naar het Constructivisme en de Stijl, ook voorbije perioden. Het gaat erom, dat je iets toevoegt in een stijl, die goed aansluit bij het monument. En dan kun je, als je dan per se modetrends wil volgen, nog best aardig uit de voeten met het modieuze neo-classicisme. Daar kun je soms aardige dingen mee doen.
De panden rechts vormen een beter geslaagde inpassing in de Brugstraat aan het begin van deze eeuw.
De lelijke nieuwbouwwand van Vroom en Dreesmann.
gerespecteerd moet worden. 'Ja maar daar wordt de nota toch wat onwaarachtig want kijk nu eens naar bijvoorbeeld de Academie van Bouwkunst, die Wiel Arets hier nu mag bouwen. Dat wordt een rechthoekige doos met een gevelbekleding van vierkante glazen tegels in beton. En dat vlak achter middeleeuwse monumenten.' Architect Wiel Arets mag zich trouwens toch al niet in de warme bewondering
In de boze brief, die Heemschut in 1988 over deze uitverkiezing aan het College van B. en W. citeert Heemschut de jury, die deze 'speurtocht naar vernieuwing' waardeert. Van doorslaggevende betekenis bij de prijstoekenning was, aldus de jury 'de hoge en konstante kwaliteit' in de vormgeving van het interieur en het exterieur, alsmede 'in de relatie van sterke betrokkenheid tussen beide'. Is hier sprake van architectenjargon,
'Monumentenprijs' In de nota staat ook, dat het bestaande dakenplan van de oude binnenstad
lirrrrrrn
rr rri rr rr o rr FT r? Ff
Links op de foto het huidige Staargebouw aan het Henric van Veldekeplein binnen een fraai symmetrisch ensemble.
Maquette van het plan van Vandenhove met de toren aan het Henric van Veldekeplein. 24
van Heemschut koesteren. Ik krijg een krantenknipsel, waarin ik lees, dat deze Maastrichtse architect in 1987 de eerste Monumentenprijs van de stad Maastricht kreeg toegekend voor de verbouwing van winkelpand Sint Amorsplein 14. Even later wandelen we langs het pand en zien een al niet meer zo verzorgd ogend neo-classicistisch pandje, aan de winkelpui waarvan een roestig stuk staal is bevestigd.
vraagt Heemschut zich met gevoel voor humor af. Wie het pand nu bekijkt en bedenkt, dat deze verbouwing de eerste Maastrichtse monumentenprijs kreeg kan een spottend glimlachje niet onderdrukken. Heemschut schrijft in zijn brief, dat in het zogeheten 'post moderne' tijdperk een ontwerp aan geen enkele intellectuele discipline meer hoeft te voldoen. Dit heeft tot noodlottig gevolg, dat het
merendeel van de architecten zich van een loden last voelt bevrijd en de fantasie geen enkele beperking meer oplegt. Dezelfde Wiel Arets kreeg vervolgens de opdracht in Maastricht de Academie voor Bouwkunst te bouwen. Maar mag er in deze tijd dan helemaal geen eigentijdse architectuur worden gebouwd? 'Als het maar niet in de oude binnensteden gebeurt. In Parijs bijvoorbeeld vind ik de nieuwbouw van La Defense aan de rand van de stad best de moeite waard. Daar heb ik ook niets tegen grote gebaren in de architectuur. Maar zo'n Beaubourg in het hartje van de stad is toch een mislukking. Het Staargebouw Kunt u een voorbeeld noemen van een niemvbomvplan, dat op dit moment door Heemschut wordt bestreden? Heemschuts technisch adviseur noemt het plan van de Belgische architect Vandenhove voor het wooncomplex, dat aan het Henric van Veldekeplein moet komen. De bekende Staarzaal, in de jaren vijftig gebouwd door architect Snelden, zou hiervoor moeten wijken terwijl iets meer naar achteren een middelhoge woontoren is gedacht. Merks vindt, dat die toren het stadsgezicht met zijn fraaie symmetrie verstoort. De toren past in het geheel niet bij de'monumentale bebouwing van het Van Veldekeplein. Het Staargebouw zelf zou wat hem betreft kunnen blijven staan. Aan de Staar-zaal met zijn fraaie schilderingen is zeker behoefte. Maar als hier dan toch appartementen moeten komen bouw dan in elk geval op de plaats van het Staargebouw een gebouwvan dezelfde afmetingen, indeling en materialen.En laat niet alle panden van het ensemble door Vandenhove ontwerpen want elk pand - bijvoorbeeld het monumentje naast het Staargebouw- heeft zijn eigen architect en de diversiteit in het totale ensemble moet behouden blijven. Heemschut Limburg heeft intussen een bezwaarschrift ingediend bij B. en W. van Maastricht.In zijn brief aan B. en W. wijst Heemschut ook de vrijstellings- en anticipatie-procedures af. Die zijn beslist niet nodig. Merks heeft overigens ook wel waardering voor Vandenhove. In Luik bijvoorbeeld heeft hij oude woonhuizen op een speelse wijze gerenoveerd. Ook goede vernieuwing Heemschut Limburg ziet in Maastricht ook goede dingen gebeuren. Hotel Maastricht aan de Maas bijvoorbeeld is een nieuw gebouw, dat goed harmonieert met zijn omgeving.En de nieuwe woonbebouwing aan de Jeker in de Achter de oude Minderbroederstraat doet door zijn bescheidenheid aangenaam aan. Voor het nieuwe gebouw Entre Deux, waarin het oude Bonnefantenmuseum is gevestigd heeft Heemschut evenals de meeste Maastrichtenaren echter geen goed
Deel van het gat, dat de bouw van de Wilhelminabrug destijds sloeg. Links de Markt met het stadhuis.
Het stadskantoor in aanbouw (medio jaren '50) waar de Wilhelminabrug aanlandt in de stad. woord over. Het is te groot en past niet in de oude binnenstad.En de manier, waarop Vroom en Dreesmann is ingepast in de binnenstad is afschuwelijk. Een hele straatwand werd opgeofferd voor een lelijke blinde wand. De Maasoevers We vragen tenslotte de mening van Heemschut Limburg over de Maasoeverplannen en het 'Gat' bij de Markt, waar de Wilhelminabrug aanlandt. Wat het eerste betreft betreurt Heemschut nog steeds, dat in de jaren '60 die verkeersboulevard is aangelegd langs de Maas. Nu zit men in zijn maag met die barrière tussen stad en rivier. Het beste zou zijn, dat net als in Düsseldorf, de boulevard onder de grond verdwijnt en er boven een wandelboulevard met veel groen komt. En die foeilelijke stadskantoren, die nu staan langs de weg, waar de Wilhelminabrug aanlandt in de binnenstad zouden moeten worden afgebroken. De brug zelf wat hem betreft ook. Die drukke verkeersbrug werd destijds gebouwd zonder dat men besefte, dat hij moest aanlanden midden in de oude binnen-
stad.Een hele wijk' moest worden afgebroken. Destijds verzetten de Maastrichtenaren en ook Heemschut zich fel tegen de bouw van de brug, maar het gemeentebestuur schonk daar geen aandacht aan.Sinds deze rigoureuze verkeersingreep zijn er vanaf het begin plannen bedacht om het gat dat was geslagen te dichten.Totnogtoe heeft dat nog steeds niet tot een goede oplossing van het probleem geleid.Het afbreken van de brug zou volgens Heemschut Limburg het begin van een oplossing kunnen betekenen.Uit subsidiefondsen van de EG zou die afbraak gefinancierd kunnen worden. De Europese monumentenstad Maastricht, die zo'n belangrijke bijdrage heeft geleverd aan de Europese eenwording, mag daar toch best eens aanspraak op maken. 'Vernieuwing en behoud, notitie over de ruimtelijke kwaliteitvan de binnenstad, juni 1989. Met architect P.A.M.Mertens, die een belangrijk aandeel heeft in deze nota had de redactie een interview n.a.v. zijn restauratie van Kasteel Bloemendal te Vaals, waarin hij ook zijn visie op stadsvernieuwing geeft.
25
Jong en oud Maastricht passen goed bij elkaar BERTFRANSSEN
Heel wat binnensteden zijn door middel van moderne architectuur verpest. Niet zo Maasti'icht. De binnenstad is een zeldzaam harmonieus geheel. Moderne panden voegen zich als vanzelfsprekend tussen historische gevels. Wie een beeld wil geven van de jongere architectuur van een stad kan enkele 'topics' beschrijven: een functionalistisch pandje, een brokje Jugendstil, een Amsterdamse School-wand. Natuurlijk is de monumentenliefhebber daarin geïnteresseerd. Toch, vanuit monumentenoogpunt veel bepalender is de bijdrage van de recente bebouwing in zijn geheel aan een historische binnenstad. Heel wat binnensteden zijn definitief verpest door twintigste eeuwse invullingen. Een enkel mooi pandje van recente datum kon de ondergang niet keren. Verrassend gaaf Heeft de architectuur van na 1850de binnenstad van Maastricht schade berokkend? Als wandelaar, niet 'gehinderd' door erg veel historische kennis van de stad, kan ik maar tot één voorlopige conclusie komen: verrassend weinig! Dat de stad heel wat monumenten telt, is al dikwijls beschreven. Maar wat de binnenstad in mijn ogen echt zeldzaam maakt, is het vrijwel ontbreken van panden die flink uit de toon vallen of van open gaten die al vele jaren op hun
lot wachten. Een enkele uitzondering daargelaten dan. Berucht is het winkelcentrum Entre Deux, waarin ook het Bónnefantenmuseum onderdak heeft gevonden. Een project van het zeker destijds gereputeerde bureau Van den Broek en Bakema. Het is zo onwaarschijnlijk lelijk, dat het alleen om die reden al gehandhaafd zou moeten worden. De omgeving van het station is niet onaardig, ook dat is nogal uitzonderlijk. Neem de Stationsstraat en het verlengde daarvan, de Wycker Brugstraat. Bebouwd met heel aardige negentiende en twintigste hotels en herenhuizen; een waardige entree van de stad vormend, op weg naar de Sint Servaasbrug, die naar de oude binnenstad leidt. Zelfs het functionalistisch pand Wycker Brugstraat 26-28 detoneert geenszins. Hier zijn heel andere termen van toepassing. De architect Jos Joosten is erin geslaagd in 1932 een prachtig winkelpand te ontwerpen, dat aan Oud doet denken, op het eerste gezicht zonder concessies te doen aan de 'historische' omgeving, terwijl het zich toch moeiteloos in de straatwand voegt.
Hoekoplossing in Maastrichtse stadsvernieuwing. Architect: Jos Joosten. (foto's Bert Franssen) 26
Het voormalige Provinciale Gouvernement. Architect: G.C.Bremer, die in Den Haag (bij station H.S.) en Rotterdam ook postkantoren ontwierp.
Pleintjes Ook al zo opvallend: de winkelpuien in Maastricht zijn lang niet zo ontsierd door reclame-uitwassen dan in een vele andere steden in Nederland. Komt dat door een streng gemeentebeleid, verantwoordelijke winkeliers, of loopt Maastricht gewoon 'achter'? Het is de moeite waard om dit eens uit te zoeken. Ik blijf me verbazen. O.L. Vrouweplein, Vrijthof en omgeving: prachtig, maar dat wisten we al. En nog steeds zie ik geen opvallend detonerende bebouwing. Ik loop op een nieuw woonblok af in de verwachting hier toch wel een gewraakte stukje stadsverniewing aan te zullen treffen, dat monumentenliefhebbers tot wanhoop drijft. Maar zelfs dit woonblok valt niet uit de toon. Ik loop eromheen en houd nu bijna de adem in. Uit de toon vallen? Het is uniek! Hier geen puisterige balkons en gladde wanden, maar subtiele detaillering. Een klein rond pleintje past ook al helemaal in de Maastrichtse binnenstad, waar achter talloze straathoeken een pleintje opduikt. (Later de gemeente even opgebeld: het project is van twee bureau's: Swinkels Passchier en G'ullikers.) Even later wandel ik langs het onlangs gebouwde Provinciehuis van architect Snelders. Ik had het nog niet eerder gezien. Een ondergaande decemberzon accentueert de vormen. Het heeft misschien een wat sombere tint. Maar de architect begreep wat hem te doen stond: veel verschillende bouwhoogtes,
leibedekkingen
leipannen
koperslagerij
pannendaken
De ervaring van drie generaties geïnvesteerd in ambachtelijk vakmanschap, van Boxtel! Schependomlaan 17 b
Torricellistraat 17
NIJMEGEN
BEELDHOUWWERK IN HOUTEN STEEN
080-230500
BADHOEVEDORP
FAX
020 - 6598019
Grote Overstraat 16, 7411 JC Deventer. Tel. 05700-18447 Atelier Voorst - Tel. 05758-2298
080 - 233891
'70 jaar.
Sinds i922
Fa. Hekkers & v. 't Spijker Walstraat 58, Deventer Tel. 05700 - 14410
DAKLEIEN
Meubelmakerij gespecialiseerd in antiekrestauratie
Leien in Oudduitse vorm en maten, de bekende Schubleien en Maasleien uit o.a. Spanje, Duitsland, Frankrijk en Engeland.
Eig. A. G. M. Willemsen Privé 05716 - 1769
Oosterhamrikkade115 9713 KC Groningen Tel. 050-184244
uw IMPORTEUR en LEVERANCIER van:
Biemans Natuursteen b.v.
Fax 050-135349
grillige dakranden, slanke torens, diepliggende ramen... Vanaf de Sint Servaasbrug zie je haar silhouet in de as van de Maas liggen. Wie daar staat realiseert zich pas welk een belangrijke prestatie is geleverd. Je moet er toch niet aan denken dat hier een doosvormig monster was verrezen, dat de lust van het uitzicht voorgoed ontnomen had. Naast het provinciehuis verrijst overigens het nieuwe Bonnenfantenmuseum vanAldo Rossi. Monumenten van de toekomst... Snelders kende natuurlijk het oude Provinciaal Gouvernement, tegenwoordig hoofdzetel van de Rijksuniversiteit Limburg. Een jong monument uit 193 S van de hand van rijksbouwmeester G.C. Rremer. Prachtig gedetaileerd met onder andere hardstenen raamomlijstingen, baldakijnen en wapenstenen. Een elegante middentoren, centraal in een T-kruising van nauwe straatjes, beheerst de kleinschalige omgeving. De lange vleugels van het gebouw hebben drie paralelle daken, het middelste in glas uitgevoerd, zodat een lichtstraal door het gebouw loopt. Ook alle interieurdecoraties zijn door Bremer ontworpen. Het is Maastrichts mooiste jonge monument dat ik zag. Hagia Sofia Maastricht is ook een stad met vele kerken. Een gedurfd en opvallend ontwerp is de Koepelkerk aan de
Nieuwbouw in de binnenstad van Maastricht. Architect: Swinkels e.a. Heerderweg. Ontworpen in 1921 door de toen jonge architecten Alphons Boosten en Jos Ritzen. Ongetwijfeld hadden zij een reis naar Istanbul achter de rug. De moskeeën aldaar moeten een onuitwisbare indruk op hen hebben achtergelaten. Want de koepelkerk oogt als een Turkse moskee. Je ziet, op een slechte
locatie, bij een spoorwegovergang aan de rand van de binnenstad, bijna een kopie van de Hagia Sofia voor je. Je kunt je voorstellen dat dat ook de reden was voor vele weerstanden destijds. Ondanks het feit, dat de Hagia Sofia als een christelijke kerk werd gebouwd. 27
Fabrieksterrein wordt wijk LEOVANDERMEULE
Een titel die op twee manieren gelezen kan worden. Allereerst in de gewone meer algemene zin: de grond waarop zich eerst industrie bevond gaat, anders bebouwd, een nieuwe toekomst tegemoet als deel van een stad. Lezen we voor 'stad' Maastricht dan komen we als vanzelf op het onderwerp van deze bijdrage: de verweving van het voormalig terrein van de 'Sfinx-Ce'ramique' . aardewerkfabriek in het stadsdeel Wijck (Wiek zeggen ze hier).
Restanten van de oude stadsmuur (rechts), de Biscuithal (links) en de Wiebengahal (midden) op het SphinxCéramique-terrein. Voorgeschiedenis Er is heel wat water door de Maas gestroomd voordat B. en W. van • Maastricht en het ABP op 5 oktober 1988 de overeenkomst tekenden die de ontwikkeling van dit stuk stad een stap dichterbij bracht. Al enkele tientallen jaren had de gemeente een oogje op het ommuurde en ontoegankelijke fabrieksterrein. De financiën schoten echter tekort om hier met alleen gemeentelijke middelen een geheel nieuwe stadswijk te laten verrijzen. Er moet nogal wat geïnvesteerd worden voordat er een huis kan worden verkocht of een kantoor kan worden verhuurd. Op 10 juni 1987 gaf de Koninklijke Sphinx N.V. aan het gehele gebied te willen verkopen aan de gemeente. Het ABP toonde interesse en daarmee verwierf de gemeente zich een partner met voldoende financiële spankracht. Beide partijen gaven in de beginselverklaring aan dat hoge kwaliteitseisen aan de stedebouwkundige en architectonische invulling van het gebied gesteld zouden worden. Ook zou een veelheid van hoogwaardige functies in het gebied ondergebracht moeten worden. Wonen en werken natuurlijk, maar ook winkelen, een museum bezoeken, een gokje wagen in het casino of flaneren langs de centrale avenue of de Maasoever met uitzicht op de oude stad. De makers Wie de hierboven beschreven plannen en ambities in werkelijkheid om wil zetten, zal zich moeten verzekeren van uitvoerders met voldoende kennis en ervaring. Aan grote namen ontbreekt 28
het dan ook niet in dit project. De algehele leiding en de vorming van het stedebouwkundig concept werden in handen gegeven van Jo Coenen. Deze heeft voor het ontwerpen van de gebouwen zelf een hele reeks klinkende namen uit binnen- en buitenland om.zich heen verzameld. Aldo Rossi zal de nieuwbouw van het Bonnefantenmuseum ontwerpen. Hij moet dan, min of meer tegen zijn zin in, rekening houden met de te handhaven Wiebengahallen, een industrieel monument. De hallen, ooit omkleding van een oven-complex, zullen straks als expositie-ruimte voor bepaalde moderne kunstuitingen gaan dienen. Een ander fabrieksgebouw, dat behouden blijft, evenals een deel van de opgegraven stadsmuur, is de zogenaamde Biscuithal. Vlakbij de nieuwe brug en gelegen aan een vijver in het park, dat tussen Stoa en Maasoever is geprojecteerd, zal deze de functie van Grand-café met terras aan het water gaan krijgen. Herman Hertzberger tekent voor een van de kantoorgebouwen. De Zweed Gunnar Martinsson houdt zich voornamelijk bezig met de vormgeving van de groenvoorzieningen langs de Maas en op de binnenhoven van de grote wooncomplexen. Het uitgangspunt van Jo Coenen is het creëren van bepaalde belevingssferen geweest. Hij heeft hiervoor in zijn plattegrond en naamgeving van de verschillende plan-onderdelen voorzichtig verwezen naar beroemde buitenlandse voorbeelden. Er is sprake van een Stoa, een Porta, Avenue en Circussen. Maastricht is voor veel Nederlanders toch al een beetje buitenland, Coenen heeft dat goed aangevoeld.
Als hij in zijn opzet slaagt kan dit project het door velen zo op prijs gestelde exotische karakter nog versterken. Nieuwe brug Een hoofdstuk apart vormt de verbinding van de nieuwe wijk met de oude stad aan de andere kant van de Maas. Samen met de centrale avenue die via de 'winkelhaak' aansluit op het stratenpatroon van Wijck is dit hét middel om de twee stadsdelen over de rivier heen meer tot een geheel te laten versmelten. Prof. Coenen ontwierp hiervoor een slanke, met doorzichtig materiaal overkapte brug voor voetgangers en fietsers. Een of twee hoogopgaande pijlers moeten dit ijle geheel via eroverheen gespannen draagkabels ondersteunen. Rijkswaterstaat maakte echter bezwaar tegen de plaatsing van de pijlers in het water betrekkelijk dicht bij de stenen massa van de oude Maasbrug. Met name de duwvaart maakt soms gebruik van zeer lange combinaties en bij slecht zicht of een bepaalde stroming zou het aansturen op het bruggen-tweetal wel eens problemen kunnen geven. Ook de plaats waar de brug moet gaan aansluiten op de oude stad staat nog ter discussie, alsmede de vormgeving en plaatsing van de aanrijhellingen. Die laatste mogen natuurlijk niet te steil zijn, maar hoe glooiender hoe meer ruimtebeslag. Vast staat in ieder geval dat de brug er komt. Hij is onontbeerlijk voor het verwezenlijken van een aantrekkelijk (en milieu-vriendelijk!) langzaam verkeerstraject ten behoeve van het SphinxCéramiqueproject en de oude stad. De toekomstige bewoners van het gebied kunnen over de nieuwe brug heen en de oude terug. Een té aantrekkelijk 'ommetje' om niet te realiseren! De balans De mate waarin Coenen en zijn medeontwerpers erin zullen slagen aan de hooggespannen verwachtingen te voldoen is waarschijnlijk pas over enkele decennia waarneembaar. De voltooiing neemt nog heel wat jaren in beslag. Voordat de inwoners van Maastricht dit gebied als een vanzelfsprekend onderdeel van hun stad gaan beschouwen verstrijkt ook weer enige tijd. Sommige onderdelen staan nu al op de tocht. Hebben we zoveel kantoorruimte wel nodig? Is de z.g. winkelhaak verkeerstechnisch geen onding met een slecht verblijfsklimaat, door lawaai en uitlaatgassen, voor de winkelende voetgangers? Zal die Stoa, zes bouwlagen hoog en tweehonderd meter lang, langs de Maas het rustieke element kunnen worden, dat men er nu van verwacht? Zal het lukken dit gebied onder de broodnodige maar o zo detonerende Kennedybrug door te verbinden met Randwijck, het gedeelte van Maastricht waar zich het nieuwe provincie-huis bevindt? Vragen en zelfs twijfel genoeg. Met angst kun je echter geen stad bouwen, dat vraagt naast kennis en ervaring om zelfvertrouwen en flair.