MONTAGEVOORSCHRIFT INTERGAS VR LOW NOx-ps GASWANDKETEL Type:
NE 11-03
VRSW LOW NOx-ps Open toestel met verhoogd rendement, uitlaatstomp, ingebouwde warmwatervoorziening en elektronische pompschakeling
Toestel categorie Gasvoordruk
B ll BS 20-30 mbar
Geschikt voor gas
I 2 L (aardgas)
Technische gegevens: Nom. belasting bovenw. Nom. belasting onderw. Nom. vermogen Nom. vermogen Gasverbruik Gasverbruik waakvlam Branderdruk Inspuiterdiameter Max. waterdruk Max. watertemperatuur Waterinhoud Drukverlies ketel Tapwaterhoeveelheid Tapwatertemperatuur Gewicht
H22VRSW LOW NOx-ps kW kW kW Mcal/h m3/h m3/j mbar mm bar ˚C ltr mWk ltr/min ˚C kg
10,9-26,5 9,8-23,8 8,1-21,4 7,0-18,4 1,2-2,9 75 2,0-11,0 2 x 3,2 3 90 3 fig. 4 6 60 51
1. ALGEMEEN
2. INSTRUKTIE VOOR DE CV-INSTALLATEUR
Uitvoering:
Kontroleer de ketel na het uitpakken. Eventuele vervoersbeschadigingen direkt melden aan de leverancier.
De gaswandketels met verhoogd rendement zijn voorzien van een ingebouwde warmwatervoorziening. Omdat voor de warmwatervoorziening altijd de maximale verwarmingskapaciteit nodig is, is de ketel standaard voorzien van een tweetrapsregeling op het gasblok, waarmee de kapaciteit van de ketel voor CV apart kan worden ingesteld. De fabrieksafstelling voor CV bedraagt 14 kW. De Intergas gaswandketel met verhoogd rendement en ingebouwde warmwatervoorziening is in standaard uitvoering door de fabriek voorzien van: 1 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14.
Pomp Grundfos Ups 25-50-S180 Gasblok Honeywell V8600C met tweetrapsregeling Regelthermostaat Emerson 716R Max./droogkookthermostaat Emerson 710FS (100°C) Koudwaterthermostaat Emerson 716FU Warmwaterthermostaat Fenwall cat. 30.000-0 Elektronische inbouwpompschakelaar VRW Vul-/aftapkraan Mano-thermometer Aansluitsnoer 230V + RA stekker, lengte + 1 meter buiten de ketel Kamerthermostaat-aansluiting op de ketel Driewegklep Honeywell V8010 3/4"G inw. Luchtafscheider met automatische ontluchter. Thermische terugslagbeveiliging
Los bijgeleverd worden: - doseerventiel 6 Itr/min - soldeerkoppeling met afdichting Opmerking: Alle Intergas gaswandketels met verhoogd rendement en ingebouwde warmwater-voorziening zijn voorzien van een thermische droogkookbeveiliging. Voor een goed funktioneren dient de ketel in koude toestand een waterdruk te hebben van 1 bar. Instrueer de gebruiker omtrent vullen en ontluchten van de installatie. Monteer altijd een overstort ventiel 1/2” - 3 bar. Belangrijk: De Intergas gaswandketels met verhoogd rendement en ingebouwde warmwatervoorziening niet plaatsen in ruimten waar chemische stoffen worden verwerkt die samen met de verbrandingsgassen de ketel aantasten, zoals in een kapsalon, chemische wasserij, vertrekken waar met haarlak of waar met andere agressieve gassen e.d. wordt gewerkt. In dit geval wordt één van de gesloten Intergasketels, die zijn verbrandingslucht direkt van buiten aanzuigt, geadviseerd.
Waterleiding: 1. Handel altijd volgens de laatste eisen NEN 1006 en eventuele plaatselijke voorschriften. 2. Monteer indien voorgeschreven een inlaatkombinatie. 3. Monteer in de koudwaterleiding op minimaal 0,5 meter voor de aansluiting op de ketel het standaard meegeleverde doseerventiel. De soldeerkoppeling van het ventiel tijdens het solderen losnemen om beschadiging door oververhitting te voorkomen. Let op de op het ventiel aangegeven stromingsrichting. Vermijdt knieën, bochten, etc. vlak voor of na het doseerventiel. Monteer het doseer/entiel nooit direkt op de inlaatkombinatie. 4. Indien de waterdruk voor de tappot lager is dan 0,8 bar, dient het doseerventiel niet geplaatst te worden maar de doorstroming m.b.v. een reduceer afgesteld te worden op 6 liter per minuut. Voor de doorlaat van het doseerventiel zie fig. 2. 5. Sluit de koud- en warmwaterleiding aan op de tappot over eenkomstig de aansluitmaten van fig. 1. 6. De taptemperaturen zijn afhankelijk van de tapsnelheid en worden weergegeven in fig. 3 bij een koudwatertemperatuur van 10°C. 7. Voor het aftappen van het sanitairwater in de tapspiraal dient de tapspiraal doorgeblazen te worden.
CV installatie: 1. Bevestig de ketel tegen een wand van onbrandbaar materiaal of bekleed de wand met onbrandbaar materiaal. 2. Zorg bij voorkeur voor een minimaal vrij te houden ruimte naast de linker- en rechterzijwand van 2 cm. I.v.m. schroeigevaar is geen vrije ruimte vereist. 3. Spoel de installatie goed schoon. 4. Sluit de installatie rechtstreeks op de ketel aan volgens fig. 1: inbouwmaten. Let op, dat alle leidingen spanningsvrij gemonteerd worden om tikken van de leidingen e.d. te voorkomen. Bestaande verbindingen mogen niet verdraaid worden i.v.m. Iekkages die hierdoor kunnen ontstaan. 5. Plaats in de retourleiding op een afstand van niet meer dan 500 mm vanaf de ketel een overstortventiel van 3 bar. Tussen de ketel en het overstortventiel mag geen afsluiter of vernauwing zijn aangebracht. Het overstortventiel nooit in aanvoerleidingen plaatsen, omdat de driewegklep de aanvoerleiding afsluit bij geen warmtevraag. 6. Plaats in de retourleiding een expansievat. Sluit de ketel niet aan op een open installatie en gebruik geen leidingen of koppelingen die zuurstofdiffusie kunnen veroorzaken, omdat dit schadelijk is voor de ketel. 7. Spoel de installatie nogmaals goed schoon. Draai hierbij alle radiatorkranen open en zet de driewegklep op handbediening
Fig. 2. Grafiek doseerventiel Fig. 3. Tapgrafiek
8. Vul de installatie d.m.v. de vul-/aftapkraan rechts onder aan de ketel. Zet hierbij de driewegklep op handbediening. Vul de installatie met schoon drinkwater. Het water mag een pH van 9 niet overschrijden. Gebruik geen toevoegmiddelen om kalkafzetting (b.v. trinatriumfosfaat) of bevriezing (b.v. glycol) tegen te gaan omdat dit schadelijk voor de ketel is. Indien toch een toevoegmiddel aan het c.v. water wordt toegevoegd dan dient het geschikt te zijn voor de in de ketel toegepaste materialen zoals staal, koper, messing, aluminium, kunststoffen en rubber. De pH-waarde dient, na toevoeging van behandelingsmiddelen, binnen de grenzen 7.5 en 8.5 te blijven. 9. Ontlucht de installatie en de ketel d.m.v. de ontluchtingsnippel links boven in de ketel. Zet hierbij de driewegklep op handbediening. Kontroleer op de automatische ontluchter rechts boven in de ketel goed functioneert. Open het afsluitdopje. 10. Zorg voor een minimale waterdruk van 1 bar in koude toestand. 11. Stel de ketel in bedrijf nadat de ketel gas- en elektrotechnisch is aangesloten (zie hoofdstuk 5 "in bedrijfstelling"). Stel de pompstand in afhankelijk van het ingestelde nominale vermogen en de waterzijdige weerstand van de installatie en de ketel volgens fig. 4. Kontroleer of het temperatuurverschil tussen de aanvoer en de retour van de ketel en de radiatoren ca. 20°C bedraagt. De minimale doorstroomhoeveelheid voor CV bedraagt 600 liter per uur bij een ingesteld vermogen van 21,4 kW en 300 liter per uur bij een ingesteld vermogen van 8,1 kW. 12. Voor het aftappen van de ketel kan ten dele gebruik gemaakt worden van de vul-/aftapkraan rechtsonder aan de ketel. Zet de driewegklep op handbediening. De geëmailleerde warmtewisselaar dient apart afgetapt te worden met het aftapkraantje rechtsonder aan de warmtewisselaar. Demonteer hiervoor eerst het deurtje en het voorpaneel van de ketel. Voor het aftappen van de installatie dient op het laagste punt eveneens een aftapmogelijkheid aangebracht te worden. 13. Indien de mogelijkheid bestaat dat de ketel en of de instalIatie kan bevriezen, dient een vorstthermostaat op de retourleiding aangebracht te worden die parallel met de kamerthermostaat op de kroonsteen aangesloten dient te worden volgens het bedradingsschema in fig. 8. Vul de installatie niet met antivries (b.v. glycol) omdat dit schadelijk kan zijn voor de ketel en de tapspiraal.
Thermostatische radiatorkranen Als de CV-installatie is uitgevoerd met thermostatische radiatorkranen kan op de plaats van de kamerthermostaat een weersafhankelijke regeling met een aan/uit uitgangssignaal of een aanlegthermostaat worden aangesloten. De watertemperatuurvoeler dient op de retour van de circuitleiding gemonteerd te worden. De retour watertemperatuur niet lager instellen dan 30°C. Indien alle radiatoren zijn voorzien van thermostatische radiatorkranen dient een shuntleiding aangebracht te worden voor een minimale water cirkulatie. De shuntleiding dient zo ver mogelijk van de ketel verwijderd te zijn om oververhitting van de ketel tegen te gaan.
3. INSTRUKTIES VOOR DE GASTECHNISCH INSTALLATEUR Gasaansluiting en installatie. 1. Handel altijd volgens de laatste eisen NEN 1078, NEN 3028 en de plaatselijke voorschriften. 2. Plaats bij te verwachten vuil in het gas bij voorkeur een gaszeef. 3. Als het gasblok op dichtheid wordt gekontroleerd dient dit te geschieden met een druk van ten hoogste 500mm Wk. 4. De fabrieksafstelling van de tweetrapsregeling voor warmwatervoorziening bedraagt 21,4 kW en voor CV 14 kW. Voor de aanpassing van de CV instelling zie “Tweetrapsregeling”. 5. Kontroleer het rookgasafvoerkanaal, de situatie van de schoorsteen buiten en de luchttoe- en afvoer van de opstellingsruimte. Door het hoge rendement van de Intergas gaswandketels met ingebouwde warmwatervoorziening is het aan te bevelen i.v.m. kondensatie van de rookgassen indien mogelijk dubbelwandig afvoermateriaal toe te passen.
Tweetrapsregeling
Fig. 7. Aansluitschema spaarschakelaar
Indien de CV-installatie meer of minder vermogen nodig heeft dan de fabriekafstelling van 14 kW, bestaat de mogelijkheid om met de tweetrapsregeling de capaciteit van de ketel aan te passen aan de CV-installatie. Op de fabriek wordt de hoogste belasting t.b.v. de warmwatervoorziening afgesteld op het nominale vermogen. De tweetrapsregeling (zie fig.6) kan als volgt ingesteld worden: a. Spoel onbekrachtigd. Lage belasting instellen d.m.v. zeskante stelschroef A (let op dat deze vrij ligt van stelschroef B). b. Spoel bekrachtigd. Hoogste belasting kontroleren en zonodig afstellen d.m.v. stelschroef B. Stift tegenhouden d.m.v. imbus 2,5 mm. c. Stelschroef A aflakken. d. Branderdrukken kontroleren.
Fig. 6. Tweetrapsregeling
5. IN BEDRIJFSTELLING
4. INSTRUKTIES ELEKTROTECHNISCH INSTALLATEUR 1. Handel altijd volgens de laatste eisen, NEN 1010 en eventuele plaatselijke voorschriften. 2. De netvoeding 230V is volgens het bedradingsschema in fig. 8 aangesloten d.m.v. een snoer met randaarde stekker. Let op dat de wandkontaktdoos binnen het bereik zit van de randaarde stekker (lengte snoer ± 1 meter buiten de ketel). 3. Sluit de kamerthermostaat volgens het bedradingsschema in fig. 8 op de kroonsteen achter het bedieningspaneel aan. 4. Stel de terugkoppelweerstand van de kamerthermostaat in op 0,2 Amp. Bij twijfel moet de stroom worden opgemeten en overeenkomstig worden ingesteld. 5. Voor een voeding van een 24V~ klokthermostaat of een weersafhankelijke regeling is maximaal 2 VA van de trafo beschikbaar. Voor aansluiting zie fig. 8. 6. Elektrische stroom inschakelen nadat de ketel gastechnisch en CV-technisch is aangesloten en gevuld. 7. Spaarschakelaar Op het gasverbruik van uw Intergas gaswandketel met verhoogd rendement en ingebouwde warmwatervoorziening kunt u besparen door het aansluiten en het verstandig gebruiken van een spaarschakelaar. Hiermee schakelt u de warmwatervoorziening uit zodra u de warmwatervoorziening voorlopig niet meer gebruikt (b.v. ‘s nachts). Verwijder de doorverbinding 4-5 op de kroonsteen en sluit de spaarschakelaar aan volgens het schema in fig. 7A of 7B. Elektrische stroom inschakelen nadat de ketel gastechnisch en CV-technisch is aangesloten en gevuld.
1. Kontroleer of de installatie en de ketel goed zijn gevuld en ontlucht. Zet hierbij de driewegklep op handbediening. De waterdruk dient in koude toestand minimaal 1 bar te zijn. 2. Kontroleer alle water- en gasverbindingen op dichtheid. 3. Ontlucht de gasleiding via de voordruk meetnippel op het gasblok. 4. Stel de ketel in bedrijf volgens de bedieningsvoorschriften. 5. Kontroleer de voordruk en de branderdruk. Zie fig. 5 branderdrukinstelling. 6. Stook de ketel goed heet en ontlucht de ketel en de installatie na het afkoelen. Zet hierbij de driewegklep op handbediening (stroom uitschakelen nadat de ketel is afgekoeld). 7. Kontroleer of het temperatuurverschil tussen de aanvoer en de retour van de ketel en de radiatoren ca. 20°C bedraagt. Zet hierbij de driewegklep terug op automatisch. Zonodig pompstand wijzigen en radiatorkranen instellen. 8. Kontroleer de warmwatervoorziening op de juiste waterhoeveelheid en temperatuur. 9. Kontroleer de ketel en de installatie op de goede werking. 10.Instrueer de gebruiker omtrent het vullen en het ontluchten van de ketel. 11. De ketel is voorzien van een inbouwpompschakelaar. De pomp gaat draaien bij het inschakelen van de ketel met een nadraaitijd van 5 minuten na het uitschakelen en gaat automatisch 1 x per 24 uur 5 minuten draaien. De periodieke inschakeling van de pomp vindt plaats op hetzelfde tijdstip als de laatste warmtevraag. Het tijdstip van de periodieke in- schakeling van de pomp kan dus gewijzigd worden door op het gewenste tijdstip de kamerthermostaat even hoog te zetten. Opmerking: Het toestel is voorzien van een thermische terugslag beveiliging. — Als er verbrandingsgassen lekken bij de trekonderbreker schakelt de TTB de branders uit. Voor het opnieuw in bedrijf stellen resetknop indrukken. — Indien de TTB schakelt moet het afvoersysteem en/of de beluchting op de goede werking worden gekontroleerd. — Nooit de TTB buiten werking stellen. — Bij defekt raken, ketelfabrikant/leverancier raadplegen i.v.m.
6. STORINGEN Voor het kontroleren en of vervangen van defekte onderdelen kan de mantel in delen als volgt worden weggenomen. – Neem het deurtje uit de scharnieren door de scharnierstang aan de binnenzijde van het deurtje naar beneden uit het voorpaneel te drukken. – Neem het bedieningspaneel naar voren weg nadat de schroef midden boven is losgedraaid en de knop van de regelthermostaat naar voren is weggeschoven. – Schuif het voorpaneel iets omhoog, waarna het naar voren kan worden weggenomen. – Schuif het linker- en rechterzijpaneel iets omhoog waarna ze naar voren kunnen worden weggenomen (neem eerst de transportborging los die aan de onderzijde van de zijpanelen zit). Let op: Wanneer achter het instrumentenpaneel moet worden gewerkt, dan eerst de stroom uitschakelen. A. De waakvlam ontbrandt niet. Mogelijke oorzaken. 1. De gastoevoer is te gering door een vervuilde gaszeef of een te lage voordruk. 2. De Piëzo-ontsteking vonkt niet. 3. De waakvlamafstelling is te laag of te hoog, waardoor deze niet ontsteekt. B. De waakvlam brandt wel doch gaat weer uit bij het loslaten van de knop van het gasblok. Mogelijke oorzaken. 1. De knop van het gasblok is niet ver genoeg ingedrukt. 2. De waakvlam is te laag afgesteld of is niet goed op het thermokoppel gericht. 3. De thermokoppelaansluiting is niet goed of het thermokoppel is defekt. 4. De maximaalthermostaat is defekt of nog te heet of niet goed aangesloten op de thermokoppelonderbreker. 5. De power-unit is defekt. C. De waakvlam brandt, doch de hoofdbrander komt niet in. Mogelijke oorzaken. 1. Er is geen 230Volt netspanning. 2. De kamerthermostaat is niet gesloten of is defekt. 3. De zekering is defekt of zit los (zekering 160 mA traag). 4. De regelthermostaat staat lager dan de watertemperatuur of is defekt. 5. De spoel van het gasblok is defekt. 6. Kontroleer de bedrading op losse kontakten. 7. De koudwaterthermostaat is nog warm of is defekt. (Alleen tijdens tappen). 8. De ketel is voorzien van een TTB. Deze kan verbroken zijn als gevolg van rookgaslekkage uit de trekonderbreker. Resetknop indrukken en de installateur waarschuwen. 9. De printplaat VRW is defekt. D. De hoofdbrander brandt, doch de radiatoren en het tapwater blijven koud. Het water cirkuleert niet. Mogelijke oorzaken. 1. Er zit lucht in de installatie. 2. De pomp zit vast of is defekt. Kontroleer de stromingsrichting (pijl naar boven). 3. De radiatorkranen staan dicht. 4. De bedrading is niet in orde (zie fig. 8). 5. Elektronische inbouwpompschakelaar is defekt. E. De CV wordt niet warm, het tapwater wel. Mogelijke oorzaken. 1. De kamerthermostaat staat te laag of is defekt (terugkoppelweerstand instellen op 0,2 Amp.). 2. Er zit lucht in de installatie. 3. De koudwaterthermostaat staat te hoog of is defekt. 4. De bedrading is niet in orde (zie fig. 8). 5. De warmwaterkraan sluit niet goed af. 6. De radiatorkranen staan dicht. 7. De driewegklep is defekt. Om toch tijdelijk over warmte te beschikken, de driewegklep op handbediening zetten. 8. De regelthermostaat staat te laag. F. De CV wordt wel warm, het tapwater niet. Mogelijke oorzaken. 1. De koudwaterthermostaat staat te laag of is defekt. 2. De driewegklep is defekt. 3. De warmwaterthermostaat is defekt. 4. De branderdruk is te laag afgesteld (zie fig. 5). G. De ketelwatertemperatuur is te laag. Mogelijke oorzaken. 1. De kamerthermostaat staat te laag of is defekt. (De terugkoppelweerstand instellen op 0,2 Amp.). 2. De branderdruk is niet juist ingesteld (zie fig. 5). 3. De regelthermostaat staat te laag of is defekt. H. De tapwatertemperatuur is te laag. Mogelijke oorzaken. 1. De warmwaterthermostaat staat te laag of is defekt. 2. De tapwaterhoeveelheid is te groot. 3. De driewegklep is defekt of staat op handbediening. 4. Er zit kalk in de tapspiraal. I. Schommelingen in de taptemperatuur. Mogelijke oorzaken. 1. De tapwaterhoeveelheid varieert door snel wisselende voordruk of het doseerventiel is defekt.
2. De warmwaterthermostaat is ontregeld of defekt. 3. De warm- en koudwaterleiding zijn verkeerd om aangesloten. J. De driewegklep geeft bij het omschakelen een bonkend geluid. Mogelijke oorzaken. 1. Er zit lucht in de ketel. Ontluchten met driewegklep op handbediening en stilstaande pomp.
7. ONDERHOUD De ketel en de installatie dienen elk jaar door een erkend vakman gekontroleerd te worden. 1. Sluit de gaskraan. 2. Wacht tot de ketel en brander zijn afgekoeld en neem de stekker uit de wand kontaktdoos. 3. Open het deurtje en neem het bedieningspaneel naar voren weg, nadat de schroef midden boven is losgedraaid en de knop van de regelthermostaat naar voren is afgeschoven. Demonteer de branderafdekplaat nadat de vier vleugelmoeren zijn los gedraaid. Let op dat het isolatie materiaal niet beschadigd. 4. Draai de vleugelbout rechtsonder waarmee de brander is bevestigd los. Til de brander rechts iets omhoog en schuif de brander naar rechts van de inspuiters af. Neem de brander naar voren toe weg. 5. Reinig de brander door van buiten naar binnen door de uitstroompoorten te blazen, zodat het stof via de mengbuis de branders verlaat. Reinig ook de inspuiter, de primaire luchttoevoeropening en de waakvlam. Let op dat het isolatie materiaal niet beschadigt. 6. Reinig de eventueel aanwezige gaszeef in de leiding. 7. Inspekteer de geëmailleerde warmtewisselaar via de branderruimte. Is de warmtewisselaar vervuild, reinig deze dan met perslucht of borstel. Let op dat het isolatie materiaal niet beschadigt. 8. Inspekteer de aluminium warmtewisselaar. Neem het deurtje uit de scharnieren door de scharnierstang aan de binnenzijde van het deurtje naar beneden uit het voorpaneel te drukken. Schuif het voorpaneel iets omhoog, waarna het naar voren kan worden weggenomen. Schuif de rookgasafvoer uit de pijpmond. Demonteer de vier schroeven aan de zijkanten van de trekonderbreker. De trekonderbreker iets oplichten en naar voeren wegnemen. De warmtewisselaar kan nu geïnspekteerd worden. Is de warmtewisselaar vervuild, reinig de warmtewisselaar met perslucht of borstel. Let op dat het isolatie materiaal niet beschadigt. 9. Monteer alle onderdelen weer op de juiste plaats in omgekeerde volgorde. Zorg ervoor dat de afdichtingen goed aansluiten. Is dit niet het geval dan dient de pakking te worden vervangen. De ketel is voorzien van een TTB. De trekonderbreker dient met de TTB aan de voorzijde gemonteerd te worden. 10. Kontroleer of alle bedrading weer op de juiste wijze is aangesloten. 11. Open de gaskraan en kontroleer de gasleiding op gaslekkage. 12. Ontlucht de ketel zonodig aan de voorzijde boven in de ketel. 13. Kontroleer of zich geen kalk in de tapspiraal heeft afgezet. Deze zonodig reinigen. 14. Stel de ketel in bedrijf en kontroleer de installatie en de ketel op zijn goede werking. N.B. Indien het gasverdeelstuk mat gasblok wordt gedemonteerd, dient eerst de brander naar voren weggenomen te worden. Bij montage eerst gasverdeelstuk monteren. GARANTIEBEPALINGEN Mededeling aan de gebruikers inzake fabrieksgarantie. Met inachtneming van de hieronder vermelde voorwaarden garandeert Intergas Verwarming BV tegenover de erkende installateur de deugdelijkheid van de gebruikte materialen, alsmede de goede werking van haar Centrale Verwarmingsprodukten, indien gebruikt voor het doel, waarvoor deze worden geleverd. In de voorkomende gevallen, dienen wij in de gelegenheid te worden gesteld, zonodig ter plekke ons te kunnen vergewissen omtrent de deugdelijkheid van de garantie-aanspraak. De garantie omvat: 1. De garantie beperkt zich tot het gratis herleveren van de onderdelen, die tijdens die garantieperiode geheel ter onzer beoordeling materiaal- of fabrikagefouten vertonen, die niet het gevolg zijn van normale slijtage e.d.. Deze onderdelen dienen onder aangeving van het mankement franko aan ons te worden toegezonden en worden na vervanging ons eigendom. 2. De garantieperiode op onderdelen is 2 jaar te rekenen vanaf de installatiedatum. Van garantie zijn echter uitgesloten de onderdelen: ontsteek-, ionisatiepen, glaszekering, thermokoppel en ontluchter. 3. De garantieperiode op de dichtheid van de warmtewisselaar van de ketel bedraagt 12 jaar met dien verstande dat indien door korrosie ter onzer beoordeling niet ter plaatse te verhelpen lekkages ontstaan, wij dit keteldeel leveren tegen een vergoeding van oud voor nieuw gerekend vanaf de installatiedatum bij de vervanging: de eerste 5 jaar gratis, het 6e jaar 15%, het 7e jaar 30% etc. tot het 11e jaar 90% van de dagprijs van het te vervangen keteldeel. 4. De garantie vervalt indien wordt vastgesteld, dat de gebreken, beschadigingen of overmatige slijtage te wijten zijn aan of oneigenlijk gebruik of onoordeelkundige behandeling of aan ondeskundige reparatie, instelling, installatie of onderhoud, door niet erkende installateurs of aan het onderhevig zijn aan stoffen met agressieve chemicaliën (o.a. haarlak) en andere schadelijke stoffen. De garantie vervalt tevens wanneer leidingen en koppelingen in de installatie zijn toegepast, die zuurstofdiffusie kunnen veroorzaken of het defekt het gevolg is van ketelsteenafzetting (schadelijk voor de ketel en installatie). Oppervlaktebeschadigingen alsmede transportschade vallen buiten de garantie. Het recht op garantie vervalt indien niet kan worden aangetoond, dat de C.V.-ketel/C.V.-haard na ingebruikname niet tenminste 1 maal per jaar door een daartoe door of vanwege het gasbedrijf bevoegd verklaarde installateur aan een onderhoudsbeurt is onderworpen. De installatie- en gebruiksvoorschriften die wij voor de betreffende ketels/haarden afgeven, dienen geheel in acht te worden genomen. 5. De aansprakelijkheid van de fabrikant uit hoofde van de overeenkomst is nadrukkelijk beperkt tot de nakoming van de in dit artikel omschreven garantieverplichtingen. Elke vordering tot schadevergoeding behoudens die ter zake van het niet nakomen van de garantieverplichtingen is uitgesloten. Met inachtneming van de dwingendrechtelijk bepalingen inzake (produkt-)aansprakelijkheid kunnen nimmer rechten worden ontleend terzake van enige bedrijfs- of gevolgschade, zuivere vermogensschade of welke schade dan ook die zou kunnen voortvloeien uit defekten aan door de fabrikant geleverde materialen of uitgevoerde werkzaamheden. Verder zijn op alle aanbiedingen tot en overeenkomsten inzake door ons te verrichten leveringen en/of diensten van toepassing de algemene leveringsvoorwaarden voor de metaal- en elektrotechnische industrie, door de Vereniging F.M.E.-C.W.M. op 19 oktober 1998 gedeponeerd ter griffie van de arrondissementsrechtbank te Den Haag (nummer 119/1998). Een exemplaar van deze voorwaarden wordt u op aanvraag gratis toegezonden. Uitdrukkelijk worden andersluidende voorwaarden afgewezen. 6. De garantie is uitsluitend geldig indien het door de koper onder tekend aanhangsel van dit garantiebewijs binnen 8 dagen na de installatie aan ons is geretourneerd. Door ondertekening van de garantiekaart verklaart de koper zich akkoord met de goede staat van het geleverde. Indien het bedrijf van de installateur vóór het verstrijken van de garantieperiode beëindigd is, kan de gebruiker een beroep doen op onze garantieverplichtingen tegenover de installateur.
Overeenkomstigheidsverklaring volgens ISO/IEC GUIDE 22 Fabrikant : Intergas Verwarming BV Adres : Holwert 1, 7741 KC Coevorden Verklaart hierbij dat het CV-toestel: INTERGAS Type : H22 VRSW Low NOx-ps
• Richtlijn inzake rendementseisen voor nieuwe olie- en gasgestookte centrale verwarmingsketels (92/42/EEG) • EMC richtlijn (89/336/EEG) zoals laatstelijk gewijzigd in richtlijn (93/68/EEG). Coevorden, 3 mei 2001
Voldoet aan de bepalingen van de volgende richtlijnen: • Machine richtlijn (89/392/EEG) zoals gewijzigd in richtlijn (93/68/EEG) • Laagspanningsrichtlijn (73/23/EEG) zoals gewijzigd in richtlijn (93/68/EEG) • Richtlijn inzake gastoestellen (90/396/EEG)
H. Bosscher Directeur
Fig. 8. Bedradingsschema
Wijzigingen voorbehouden 880.137-06
Intergas Verwarming BV De Holwert 1 Postbus 6 7740 AA Coevorden Tel. 0524-512345 Fax 0524-516868