Montagehandleiding ZT-50 N Vacuum Cruise Control
ZT-50N
Bedieningsfuncties
Cruise Control
Aanzetten : Zet de On/Off knop op On. Let op ! Zodra de Cruise Control niet gebruikt wordt, dient de On/Off schakelaar op Off te worden gezet.
Snelheid verlagen : Trapsgewijs : Tijdens het cruisen, doet iedere druk op de Res/Dec knop de snelheid met ca. 1 km/h afnemen. Traploos
Inschakelen : Door middel van de Set/Acc knop, vanaf ± 50 km/h. De Cruise Control houdt nu automatisch de ingestelde snelheid vast.
Let op ! Schakel de Cruise Control nooit in indien de versnellingsbak in de vrijstand staat.
Let op ! Gebruik de Cruise Control nooit op drukke wegen of tijdens slechte weersomstandigheden.
Let op ! indien er drastisch in snelheid verlaagd wenst te worden, dient het rempedaal gebruikt te worden. Vergeet nooit, de Cruise Control remt niet bij deceleratie.
Uitschakelen : - Het rempedaal wordt ingetrapt en de remlichten gloeien op. - Het koppelingspedaal wordt ingetrapt. - De On/Off knop op Off wordt gezet. - De auto komt ca. 20 km/uur onder de ingestelde cruise snelheid. - Het kontaktslot wordt uitgezet.
Snelheid verhogen : Trapsgewijs : Tijdens het cruisen, doet iedere druk op de Set/Acc knop de snelheid met ca. 1 km/h toenemen. Traploos
: Door tijdens het cruisen de Set/Acc knop in te drukken en vast te houden neemt de snelheid traploos toe, totdat u de knop los laat.
: Door tijdens het cruisen de Res/Dec knop in te drukken en vast te houden neemt de snelheid traploos af, totdat u de knop los laat.
Let op ! Nooit sleutel uit het kontakt nemen tijdens het rijden.
Geheugen funktie : Indien tijdens een rit de Cruise-Control is uitgeschakeld, kan de laatst ingestelde cruise-snelheid weer ingesteld worden, d.m.v. een druk op de Res/Des knop. Voorwaarden : - snelheid is hoger dan ± 50 km/h - kontaktslot is tussentijds niet uitgeweest.
Let op ! Tijdens het cruisen kan altijd met de voet gas bijgegeven worden. Door het gaspedaal los te laten zakt de snelheid terug naar de voorheen ingestelde snelheid.
10 Versie 02064
Servo en vacuumaansluiting Het servo dient in de motorruimte aan de carrosserie gemonteerd te worden. Let op ! Nooit aan de motor monteren!
Let op ! Plaats het servo minimaal 30 cm vanaf elektrische stoorbronnen en hitte afgevende delen.
De montage moet aan de volgende voorwaarden voldoen: - De vacuumaansluiting van het servo moet afwaterend gemonteerd worden, dus nooit naar boven gericht.
Voor een juiste montage van het servo, kan de bevestigingsbeugel op verschillende manieren aan het servo gemonteerd worden. Zie onderstaande afbeelding.
- Het servo dient tenminste 30 cm vanaf de volgende delen gemonteerd te worden: - Elektrische stoorbronnen zoals dynamo, ontsteking en accu. - Hitte afgevende delen zoals uitlaatsysteem en radiateur.
De vacuumaansluiting kan worden gemaakt m.b.v. de bijgeleverde T-stukjes, deze verbinding altijd vastzetten met slangklemmen! De vacuumaansluiting moet aan de volgende voorwaarden voldoen: - Goede constante vacuumbron. - Gebruik nooit het vacuum van motormanagement zoals ontstekingvervroeging en map-sensor. - Houd de vacuumslang vrij van scherpe en/of hete onderdelen.
Let op ! Controleer of alle losgenomen slangen weer goed vastgezet zijn. Tip: In de meeste gevallen wordt het vacuum aangesloten op de slang van de rembekrachtiger. Indien in deze slang een terugslagklep aanwezig is, dan vacuum aansluiten tussen deze klep en de rembekrachtiger. 2
Versie 02064
Gasaanhechting Bij het bevestigen van de servokabel, dient op de volgende punten gelet te worden:
Let op ! Controleer altijd door met de voet en met de hand het gasmechanisme te bedienen, of de gasklep, gaskabel en de servokabel soepel werken en niet geblokkeerd kunnen raken.
- De bocht die de servokabel maakt, moet minimaal een diameter hebben van 40 cm. - De servokabel moet een minimale afstand hebben ten opzichte van bewegende delen en het uitlaatsysteem van 30 cm.
Let op ! Indien er een stationair contact of kick-down schakelaar achter het gaspedaal is gemonteerd, dient de servokabel direct aan het gaspedaal gemonteerd te worden volgens afbeelding 1 op pagina 4.
- De slag die de servokabel maakt, moet bij benzinemotoren tussen de 50 mm en 55 mm zijn en bij dieselmotoren tussen de 40 mm en 45 mm. (zie hiervoor onderaan deze pagina) - Het afstellen van de servokabel moet met warme motor gebeuren i.v.m. eventueel aanwezige koudestart inrichting.
Afstellen van de servokabelslag. De servokabel kan 38mm aantrekken. De aanhechting hiervan moet zodanig zijn dat de slag X van de servokabel ligt tussen de 50 en 55mm (bij dieselmotoren 40 en 45mm). Zie voor voorbeelden van gasaanhechtingen pagina 4. A Indien afstand A tussen de 50 en 55 mm ligt (bij dieselmotoren 40 en 45mm), dient de servokabel aangehecht worden zoals in afbeelding A.
servokabel gaskabel
Indien afstand A groter is dan 55 mm (bij dieselmotoren groter dan 45mm), dient de servokabel bevestigd te worden volgens afbeelding B (gashevel verkleinen).
B
gaskabel servokabel
Indien afstand A kleiner is dan 50 mm, dient de servokabel volgens afbeelding C gemonteerd te worden (gashevel vergroten).
C
servokabel gaskabel
3 Versie 02064
Gasaanhechting De gasaanhechting kan met behulp van de volgende onderdelen gemaakt worden:
beschermkapje voor kabel
Hier volgen enkele voorbeelden van verschillende gasaanhechtingconstructies.
2
Zorg dat de slag van de servokabel bij benzinemotoren altijd tussen de 50 en 55 valt en bij dieselmotoren tussen de 40 en 45 mm (zie hiervoor pagina 3). Bij een poelieconstuctie dient de originele gaskabel geborgd te worden om uit de poelie lopen te voorkomen.
3
1
4
4 Versie 02064
Aansluitingen oranje draad
groene draad bruine draden
paarse draad
- Op +12V na contact (+15), direct achter het contactslot aansluiten. - Op origineel massapunt aansluiten. - Parallel over de remlichtschakelaar op rempedaal aansluiten (draden zijn uitwisselbaar). - Wordt niet gebruikt!
3- aderig draadlint rode, witte en zwarte draad
Let op ! Indien bij het remlichtsysteem gebruik wordt gemaakt van een relais, dient de bruine draad aangesloten te worden op de draad die direct naar de remlichten gaat.
2- aderig draadlint blauwe en zwarte draad
- Aansluiting voor het servo, Verbind de drie stekkertjes met de aansluitingen op het servo.
- Wordt aangesloten op de opnemer van de magneetset.
Let op ! De bruine draden moeten zodanig aangesloten zijn dat er bij het rempedaal in de ruststand, op 1 draad 12V staat via de remlichtzekering en op 1 draad massa via de remlichten.
4- aderig draadlint vierkante stekker - Aansluiten op vierkante stekker van de bediening.
Magneetset monteren Aandachtspunten bij montage magneetset. Let op ! Zorg dat de 2-aderige pulskabel uit de buurt blijft van elektromagnetische storingen van bijv. dynamo, elektromotoren en kabelbomen. Voer de pulskabel apart door het schutbord, rol de pulskabel nooit op (spoelvorming!) maar vouw deze op als een harmonica.
- Minimale diameter van de as is 5 cm. - Afstand tussen magneetjes en opnemer mag nooit variëren door bijvoorbeeld het in- en uitveren. - De afstand tussen de eerste bevestigingsbout van de steun en de opnemer moet zo kort mogelijk worden gehouden (max 6 cm). - Voorwielaandrijving: 2 magneten tegenover elkaar monteren, ongeacht de vorm van de as. - Achterwielaandrijving: altijd 1 magneet monteren. Let op! Het kan voorkomen dat de maximale cruisesnelheid te laag blijkt, knip dan de draadlus op het brein door.
magneet
dubbelzijdige tape
3 tot 5 mm
aandrijfas. kabelbinder
5 Versie 02064
Bedradingsschema
Voeding Oranje
Groen
+ 12V na contact. massa.
Paars
Remlichtschakelaar Bruin / wit Bruin
Koppelingschakelaar
Snelheidsignaal Zwart/blauw
Servo
6 Versie 02064
Koppelingsbeveiliging monteren - Bevestig de magneet (3) aan het koppelingspedaal m.b.v. het dubbelzijdige tape. montagestrip
- Monteer de Reed switch (2) m.b.v. de montagestrip (1) naast het koppelingspedaal.
dubbelzijdig tape parker M3
draadbinder magneet
Let op ! De Reed switch moet in
koppelingspedaal
ruststand recht tegenover de magneet staan. Let op ! De maximale ruimte
tussen de Reed switch en de magneet is 5mm.
bedradingschema
- Knip vervolgens één van de bruine draden naar de remlichten door en verbind elke zijde met een draad van de Reed switch.
Brein monteren Instellen 3-standen schakelaar: L M H
- Voor zeer sterk gemotoriseerde auto’s. - Voor normaal gemotoriseerde auto’s. - Voor zwak gemotoriseerde auto’s of als u een caravan gaat trekken.
Let op ! Monteer het brein nooit onder de motorkap of op een andere plaats waar hitte,trillingen en vocht voor kunnen komen. Plaats het brein derhalve altijd in het interieur.
Monteren bediening Plaats de bediening met dubbelzijdig tape op een plaats waar de bediening goed bereikbaar is voor de bestuurder. De bediening dient zodanig geplaatst te worden dat het niet mogelijk is dat er iemand op gaat zitten, er op leunt, of er bijvoorbeeld een tas op plaatst. 7 Versie 02064
Zelfdiagnose Activeer de zelfdiagnose als volgt: 1 2 3 4 5
-
zorg dat het contact helemaal uit staat. druk de Set/Acc knop in en houd deze ingedrukt. zet het contact aan. laat de Set/Acc knop los. zet de aan/uit knop op aan zodat het ledje gaat branden.
Test 1
Test 2
Testen servo, bediening en remlichtaansluiting.
Testen vacuum en snelheidsignaal.
Druk de Set/Acc knop in, nu moet het servo hoorbaar / voelbaar tikken.
Werkt niet, zie tabel 1 pagina 9.
Druk de Res/Dec knop in, nu moet het servo hoorbaar / voelbaar tikken (zachter dan bij Set/Acc knop !)
Werkt niet, zie tabel 1 pagina 9.
Trap op het rempedaal, nu moet de led op het brein gaan branden.
Werkt niet, zie tabel 3 pagina 9.
Werkt goed, ga naar Test 2
Activeer de zelfdiagnose zoals hierboven beschreven echter dient bij punt 3 de motor gestart te worden. Druk op de Set/Acc knop totdat het motortoerental oploopt, laat nu de knop los en wacht even, nu moet het toerental constant blijven.
Werkt niet, zie tabel 2 pagina 9.
Ga in de zelfdiagnose minimaal 30 km/h rijden, nu moet de led op het brein gaan knipperen.
Werkt niet, zie tabel 4 pagina 9.
Uitschakelen zelfdiagnose Zet het contact helemaal uit. 8 Versie 02064
Zelfdiagnose Tabel 2.
Tabel 1. Controleer of de led op het brein gaat branden zodra de Set/Acc knop wordt ingedrukt. Controleer dit ook bij de Res/Dec knop. Controleer of voeding van Cruise Control (oranje draad) aangesloten is op 12V na contact. (+15)
Controleer of de 3 stekkertjes van het servo goed vast en kleur bij kleur zitten.
Neem de servokabel los en start de motor.
Werkt niet.
Controleer of de draden van de 4-polige stekker naar de bediening kleur bij kleur zitten en goed vast in de stekker zitten.
neem de stekkers van het servo los en verbind de zwarte en witte draad uit het servo met de massa. Verbind de rode draad met +12V, nu moet de servokabel in ±2 sec geheel aangetrokken worden.
Werkt niet goed. Controleer of er voor een goede vacuumbron gekozen is.
Controleer of de bediening op On staat. Werkt goed, brein defect.
Servo defect.
Controleer de voeding en massa aansluiting.
Ga naar tabel 2. Trap op het rempedaal. Controleer of led op brein gaat branden. Indien niet, ga naar tabel 3. Anders bediening defect.
Tabel 4.
Tabel 3.
Controleer of de bruine draden parallel over de remlichtschakelaar zitten.
Controleer of op 1 draad +12 V staat en op de andere massa via de remlampen. (bij rempedaal in rust !)
Controleer verbinding en de aansluiting op de magneetset.
Is niet goed. Controleer remlicht zekering, remlampen en aansluiting bruine draden.
Is goed,brein defect.
9 Versie 02064
Controleer de weerstand van de magneetopnemer, deze dient ± 400 Ohm te zijn.
Brein defect.
AP-50 C
Bedieningsfuncties
Cruise Control
Aanzetten : Zet de On/Off knop op On. Let op ! Zodra de Cruise Control niet gebruikt wordt, dient de On/Off schakelaar op Off te worden gezet.
Snelheid verlagen : Trapsgewijs : Tijdens het cruisen, doet iedere druk op de Res/Dec knop de snelheid met ca. 1 km/h afnemen. Traploos
Inschakelen : Door middel van de Set/Acc knop, vanaf ± 50 km/h. De Cruise Control houdt nu automatisch de ingestelde snelheid vast.
Let op ! Schakel de Cruise Control nooit in indien de versnellingsbak in de vrijstand staat.
Let op ! Gebruik de Cruise Control nooit op drukke wegen of tijdens slechte weersomstandigheden.
Let op ! indien er drastisch in snelheid verlaagd wenst te worden, dient het rempedaal gebruikt te worden. Vergeet nooit, de Cruise Control remt niet bij deceleratie.
Uitschakelen : - Het rempedaal wordt ingetrapt en de remlichten gloeien op. - Het koppelingspedaal wordt ingetrapt. - De On/Off knop op Off wordt gezet. - De auto komt ca. 20 km/uur onder de ingestelde cruise snelheid. - Het kontaktslot wordt uitgezet.
Snelheid verhogen : Trapsgewijs : Tijdens het cruisen, doet iedere druk op de Set/Acc knop de snelheid met ca. 1 km/h toenemen. Traploos
: Door tijdens het cruisen de Set/Acc knop in te drukken en vast te houden neemt de snelheid traploos toe, totdat u de knop los laat.
: Door tijdens het cruisen de Res/Dec knop in te drukken en vast te houden neemt de snelheid traploos af, totdat u de knop los laat.
Let op ! Nooit sleutel uit het kontakt nemen tijdens het rijden.
Geheugen funktie : Indien tijdens een rit de Cruise-Control is uitgeschakeld, kan de laatst ingestelde cruise-snelheid weer ingesteld worden, d.m.v. een druk op de Res/Des knop. Voorwaarden : - snelheid is hoger dan ± 50 km/h - kontaktslot is tussentijds niet uitgeweest.
Let op ! Tijdens het cruisen kan altijd met de voet gas bijgegeven worden. Door het gaspedaal los te laten zakt de snelheid terug naar de voorheen ingestelde snelheid.
10 Versie 02064