Gebruikershandleiding Montagehandleiding zonneboiler
AquaSol 4 TYPE: LB 90 IT
Zie voor garantieregistratie ook op het internet : www.ferroli.nl bij “garantiebewijs”
Ferroli Nederland Postbus 3364, 4800 DJ Breda Konijnenberg 24, 4825 BD Breda
Consumenten-informatie telefoonnummer: 076 - 5 725 740 (storingen melden bij uw installateur)
Internet: www.ferroli.nl E-mail:
[email protected]
Geachte meneer, mevrouw
Geachte installateur,
Gefeliciteerd met de aanschaf van uw zonneboiler. Dit toestel biedt u naast een hoog comfort, een laag energiegebruik, gunstig voor u en voor het milieu. Deze gebruikershandleiding biedt u diverse adviezen om goed met uw zonneboiler om te gaan. Wij raden u daarom aan deze zorgvuldig te lezen en te bewaren.
Het tweede deel van deze handleiding is een montagehandleiding die tevens een storingsanalyse en uitleg over de werking van het toestel geeft. De montagehandleiding biedt u een handzame hulp bij het installeren van het toestel. Aandachtspunten vóór montage
Garantiebewijs Aan het einde van deze gebruikershandleiding treft u een garantiebewijs en een garantiekaart aan (of los bijgevoegd). Wij verzoeken u de garantiekaart volledig in te vullen en binnen 8 dagen te retourneren aan Ferroli Nederland. Vul ook de toestelgegevens (hieronder) in voor eenvoudige referentie.
U wordt in dit hoofdstuk geattendeerd op belangrijke zaken die u voorafgaand aan de montage moet weten. Montagehandleiding Deze instructie legt bondig uit hoe het toestel gemonteerd en in bedrijf gesteld moet worden. Inspectie, storingen en service
Installatie Het toestel dient door een erkende installateur geïnstalleerd, in bedrijf gesteld en onderhouden te worden.
Raadpleeg dit hoofdstuk bij inspectiebeurten en storingen. Werking en technische gegevens In dit hoofdstuk wordt uitleg gegeven over de werking van het toestel en over de display uitlezing. Tevens vindt u hier de technische gegevens en het elektrisch aansluitschema.
Storing(en) Kijk in hoofdstuk 5 of de storing eenvoudig te verhelpen is. Zo niet, neem contact op met uw installateur. Vul, voor u contact met de installateur opneemt, de onderstaande toestelgegevens in.
Gegevens AQUASOL 4 LB 90 IT: Zonneboiler Serienummer: PHST -
Gegevens installateur of onderhoudsbedrijf:
-
(zie fig. 8.1)
(zie garantiebewijs op pagina 38 van de handleiding)
Naverwarmer : MegaDens MegaLux Serienummer
Anders
Type :
Naam: Adres:
Telefoonnummer:
Type :
Stempel
: . . . . L . . . . .
Merk : Type :
Serienummer
: . . . . . . . . . .
Wij behouden ons het recht voor wijzigingen in tekst, tekeningen en grafieken e.d. aan te brengen zonder voorafgaande kennisgeving Documentnummer : DRS 5013
2
Versie : 06
Datum : juni 2010
Gebruikershandleiding Montagehandleiding
zonneboiler
AquaSol 4 TYPE: LB 90 IT
GEBRUIKERSHANDLEIDING 1.
Algemeen .................................................................................................... 5 Voor uw veiligheid: Let op! ............................................................................... 5
2.
Werking en instellingen ..................................................................................... 5
3.
Het in en uit bedrijf nemen van het toestel ......................................................... 6
4.
Gebruikersadviezen ......................................................................................... 6
5.
Display
.................................................................................................... 7
3
MONTAGEHANDLEIDING AANDACHTSPUNTEN VOOR MONTAGE 6.
VOORSCHRIFTEN ........................................................................................... 8
7.
AANDACHTSPUNTEN VÓÓR MONTAGE ......................................................... 7.1 Opstelling ............................................................................................... 7.2 Leveringsomvang .................................................................................... 7.3 Toesteltoebehoren ...................................................................................
8 9 9 10
MONTAGEHANDLEIDING 8.
MONTAGE-INSTRUCTIE ................................................................................... 8.1 Afmetingen, aansluitingen en vrije ruimte rondom de AquaSol 4 ............... 8.2 Ophangen van de AquaSol 4 .................................................................. 8.3 Aansluiten van de zonnecollector ............................................................ 8.4 Tapwaterzijdige aansluiting op de naverwarmer ......................................... 8.5 Elektrische aansluitingen van de AquaSol 4 ............................................. 8.6 Plaatsing van zonnecollectoren ................................................................
10 11 12 13 14 15 16
9.
EERSTE INGEBRUIKNEMING VAN DE AquaSol 4 standaard ............................ 9.1 Vulprocedure/controle vulniveau, van het collector circuit m.b.v. vulpomp .... 9.2 Vulprocedure/controle vulniveau, van het collector circuit m.b.v. trechter .... 9.3 Zonneboiler vullen (tapwater) .................................................................... 9.4 In bedrijf nemen ...................................................................................... 9.5 Applicatie keuze ..................................................................................... 9.6 Uit bedrijf nemen .....................................................................................
17 17 17 18 18 18 18
INSPECTIE, STORINGEN EN SERVICE 10.
INSPECTIE EN AFSTELLEN ............................................................................. 19 10.1 Naverwarmer afstellen op de AquaSol 4 ................................................... 19
11.
FUNCTIECODES, STORINGEN EN SERVICE ONDERDELEN .......................... 20 11.1 Storingslijst met mogelijke oorzaken en oplossingen ................................ 20 11.2 Service onderdelen van de Aquasol 4 ....................................................... 21
WERKING EN TECHNISCHE GEGEVENS 12.
WERKING EN TECHNISCHE GEGEVENS ....................................................... 12.1 Werking van het toestel ........................................................................... 12.2 Elektrisch aansluitschema ...................................................................... 12.3 Technische gegevens ..............................................................................
22 22 23 24
Bijlage I : Plaatsingsvoorschrift Liggende collector ............................................ Bijlage II : Plaatsingsvoorschrift Staande collector ............................................. Bijlage III : Montage instructie Ballastframe ....................................................... Bijlage IV : Controle instructie zonneboilervloeistof .............................................. Bijlage V : Werk Plaats Instructiekaart zonneboilervloeistof ................................
25 29 33 35 36
NOTITIES
.................................................................................................... 37
GARANTIEBEWIJS .......................................................................................... 38
4
1.
ALGEMEEN
2.
Introductie De AquaSol 4 IT is een zonneboiler welke met behulp van een zonnecollector zonne-energie invangt en opslaat in de boiler. Vanuit de zonneboiler stroomt het voorverwarmde tapwater via het naverwarmingstoestel naar de warmwater-tappunten.
WERKING EN INSTELLINGEN
De zonnecollector vangt het zonlicht in en zet dit om in bruikbare warmte. Deze warmte wordt via een warmtewisselaar overgedragen aan het tapwater in de zonneboiler. Vanuit de zonneboiler wordt de afgekoelde collector vloeistof weer naar de collector gepompt. Bij tapwatervraag stroomt het (voor)verwarmde tapwater vanuit de zonneboiler via de naverwarmer naar het tappunt. Zonnecollector
Display
Warm water naar naverwarmer
AquaSol 4 IT
Koud water Figuur 1.1 AQUASOL 4 IT
In deze handleiding wordt voor installatie doeleinden uitgegaan van een Ferroli combi CV toestel met NZ keur, als naverwarmer. U kunt ook een ander toestel met een NZ-keur gebruiken.
Voor uw veiligheid: Let op! 230 V Elektrische spanning Dit toestel bevat componenten die onder een spanning van 230 V werken.
Figuur 2.1
Principe werking
Collectorrpomp
Bedrijfsstatus Op het display (figuur 1.1) kan de temperatuur en het functioneren van de zonneboiler afgelezen worden. In hoofdstuk 5 is een overzicht van de Indicaties op het display bij normaal bedrijf van de boiler weergegeven.
Instellingen Als het water in de zonneboiler een temperatuur van 60oC of meer bereikt, zal de naverwarmer niet worden ingeschakeld bij warm tapwater vraag.
Heet water Een tapwatertemperatuur van meer dan 60°C op het tappunt dient voorkomen te worden. Om dit te bereiken moet een thermostatisch mengventiel geplaatst worden, zoals in H8.4 omschreven.
Warme leidingen De temperatuur van de collectorleidingen kan op zonnige dagen oplopen tot ruim boven de 60oC. De tapwaterleidingen (tot en met het thermostatisch mengventiel) kunnen heet worden.
Naverwarming tapwater De naverwarmer moet altijd ingesteld zijn op een minimale tapwatertemperatuur van 60oC. Wijzig deze instelling niet ! Lees ook de gebruiksaanwijzing van de naverwarmer aandachtig door.
5
3.
HET IN EN UIT BEDRIJF NEMEN VAN HET TOESTEL In bedrijf nemen
1. Controleer of het toestel conform de montage voorschriften van Hoofdstuk 8 is aangesloten. 2. Steek de stekker van het naverwarmingstoestel in het stopcontact. 3. Steek de stekker van de zonneboiler in het stopcontact.
Het toestel start nu een testprogramma op, wat zichtbaar wordt door het terugtellen van het display van 80 naar 0. Tijdens de opstart-procedure worden de zelftesten van het systeem uitgevoerd, de sensoren gecontroleerd en de collectorpomp aangestuurd.
4. GEBRUIKERSADVIEZEN
In dit hoofdstuk worden een aantal handreikingen gedaan om zoveel mogelijk voordeel van uw toestel en de installatie te hebben.
Bevriezingsgevaar Om te voorkomen dat onderdelen van uw installatie of waterleidingen bevriezen, dient u; • de ruimte waarin de zonneboiler is opgesteld vorstvrij te houden. Dit kunt u bijvoorbeeld doen door de deur naar de ruimte met de zonneboiler open te zetten. • de cv-installatie niet uitschakelen! • vul het collectorzijdig deel van de installatie met Zonneboilervloeistof!
Alles gaat goed: Na de opstart procedure worden afwisselend de temperatuur van het tapwatervat en de bedrijfsstatus weergegeven. Het toestel is klaar voor gebruik en nu zal de boiler opgewarmd worden indien er voldoende licht inval op de zonnecollector is. Het opwarmen van het boiler vat wordt weergegeven door een knipperende punt achter het rechter digit op het display (zie fig. 5.1). Er gaat iets mis: kijk op het display Het toestel doet niets. Ook het display licht niet op: • Controleer of de stekker in het stopcontact zit, • Controleer of er spanning op het stopcontact staat.
Een optredende storing wordt door een knipperend display zichtbaar gemaakt. Hoofdstuk 11.1 geeft een overzicht van de mogelijk optredende functie- en storingscodes. De levering van warm tapwater wordt volledig door de naverwarmer overgenomen.
Uit bedrijf nemen Neem de stekker van de zonneboiler uit het stopcontact. Voor het uit bedrijf nemen van de naverwarmer, zie de handleiding van de naverwarmer.
6
Naverwarmertemperatuur De naverwarmer moet altijd zo zijn ingesteld dat de tapwatertemperatuur minimaal 60°C is.
Op vakantie? Laat de stekker in het stopcontact! Tijdens het opwarmen van het tapwatervat zal het systeem altijd een minimale hoeveelheid energie gebruiken. De afkoeling van het systeem is zeer gering en er treden als gevolg hiervan slechts kleine stilstandverliezen op. Het uitschakelen van de boiler bij lange afwezigheid is daarom niet noodzakelijk.
5. DISPLAY De regeling van uw zonneboiler is in staat om op het display het functioneren van de zonneboiler weer te geven.
Drukknop
Display
Storingen Storingen worden in het display weergegeven met een knipperende storingscode (cijfers 71 t/m 84). De codes zijn omschreven in hoofdstuk 11 van de montagehandleiding. Bij het optreden van een storing aan de zonneboiler wordt de levering van warm tapwater volledig overgenomen door de naverwarmer en blijft u het gebruikelijke warmwater comfort houden. Mocht er een situatie zijn waarin er geen levering van warm tapwater is, of dat het tapwater niet op temperatuur is, dan is er een storing aan de naverwarmer. Raadpleeg hiervoor de handleiding van de naverwarmer.
Figuur 5.1 Display en drukknop AquaSol 4 IT
Zelf oplossen van storingen Voorbeelden van display weergave: Display
Bedrijfssituatie: De besturing van het systeem is ingeschakeld. (standaard instelling) De besturing van het systeem is uitgeschakeld. De zonneboiler warmt nu niet op De besturing kan in- of uitgeschakeld worden door de drukknop (zie fig. 5.1) te bedienen. De besturing zal nu van “oN” naar “oF” springen, of omgekeerd. Door de drukknop 5 seconden niet meer te bedienen wordt de gekozen bedrijfssituatie ingesteld.
Geen oplichtend display Mogelijke oorzaak en oplossing: • Stekker zit niet in het stopcontact; Steek de stekker in het stopcontact. • Er staat geen spanning op het stopcontact; Controleer dit door een ander apparaat (b.v. een looplamp) op het stopcontact aan te sluiten. Overige storingen Het herhaald voorkomen van een storing, of het niet leveren van warmwater, duidt op een storing die alleen door uw installateur kan worden opgelost. Waarschuw uw installateur: Op pagina twee van deze handleiding is een kader opgenomen met gegevens die voor u en de installateur van belang kunnen zijn. Vul deze gegevens aan, en noteer ook de gegevens van uw installateur.
Laat de besturing altijd op “oN” staan!
Tapwatertemperatuur in de zonneboiler Tijdens normaal bedrijf geeft het display afwisselend weer: de tapwatertemperatuur [in °C] in de zonneboiler (ca. 8 sec.) en de bedrijfssituatie [oN / oF] (ca. 4 sec.).
Tapwatertemperatuur in de zonneboiler. De knipperende punt rechtsonder geeft aan dat de zonneboiler wordt opgewarmd met warmte ingevangen door de zonnecollector. Knipperende cijfers. Er is een functieonderbreking of storing. Kijk in hoofdstuk 5 of de storing eenvoudig op te lossen is.
7
6. VOORSCHRIFTEN
7.
Voor installatie van de zonneboiler dient er rekening te worden gehouden met onder andere de volgende voorschriften: a. Het bouwbesluit waarin o.a. naar de volgende normen wordt verwezen: b. NEN 1010 veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties; c. NEN 1006: Algemene voorschriften voor drinkwaterinstallaties AVWI met bijbehorende werkbladen; d. NEN 3215 de norm voor binnenriolering in woningen en woongebouwen; e. Brandweervoorschriften.
Voor u overgaat tot montage van het toestel is het belangrijk een aantal mogelijkheden, met bijbehorende aspecten, vooraf te bekijken.
• Voor alle voorschriften geldt dat aanvullingen op normen of voorschriften of latere voorschriften op het moment van installeren van toepassing zijn. • De installatie van het toestel mag alleen geschieden door daartoe gekwalificeerde personen. • Uitdrukkelijk wordt gesteld dat deze technische montagehandleiding als aanvulling op de bovengenoemde voorschriften moet worden gezien en dat deze voorschriften prevaleren boven de informatie in deze handleiding. • Raadpleeg de handleiding van uw naverwarmingstoestel.
AANDACHTSPUNTEN VOOR MONTAGE
• Ontwerpdruk De ontwerpdruk van het systeem is minimaal 1 bar en maximaal 8 bar. • Thermostatisch mengventiel Om te hoge watertemperaturen aan het tappunt te voorkomen moet een thermostatisch mengventiel worden geplaatst. (zie hoofdstuk 8.4) • Toestel ophanging Bij het toestel wordt een wandmontageframe geleverd. Dit frame moet op een wand van 200 kg/m2 gemonteerd worden. Gebruik voor montage de bijgeleverde bevestigingsmiddelen en houdt rekening met een uittrekkracht van 1200N per bout. • Leidingen Om tot een snelle warm tapwaterlevering te komen wordt geadviseerd om de afstand tussen het toestel en het tappunt zo kort mogelijk te houden. Daarnaast adviseert Ferroli om voor de tapwaterleidingen naar het keukentappunt in 12 mm uit te voeren. • Zonneboilervloeistof Het collectorzijdig deel van de installatie moet met zonneboilervloeistof gevuld worden. • Leidingafschot De leidingen tussen de zonnecollector en zonneboiler moeten altijd onder afschot naar de zonneboiler toe verlopen (min. 2 cm/m). Er mogen geen leidingstukken zijn waarin water kan blijven staan. • Leidingisolatie Alle warmtevoerende leidingen moeten geïsoleerd worden met daartoe bestemd isolatie materiaal (Vidoflex). • Dakdoorvoer De dakdoorvoer voor de collectorleidingen moet worden afgedicht met een daartoe bestemd isolatiemateriaal. Gebruik hiervoor b.v. glaswol, steenwol, minerale wol. Het gebruik van PUR schuim wordt ten sterkste afgeraden. Werk het doorvoergat na ISOLATIE af met een afsluitplaat. • Opstellingsruimte De ruimte waarin de zonneboiler is opgesteld dient vorstvrij te zijn. • Voeding van de zonneboiler Zowel de zonneboiler als de naverwarmer hebben een 230V voeding nodig. Plaats hiervoor een gerandaard stopcontact binnen 1,5 meter van het toestel. • Rioolaansluiting Tijdens het opwarmen van de zonneboiler zal er altijd een beetje water geloosd worden via de inlaatcombinatie in de koudwateraanvoerleiding. Voorkom de afvoer van het water uit de inlaatcombinatie van de zonneboiler en de condenswaterafvoer van de naverwarmer nooit. Zorg ervoor dat het water op een correcte manier naar het riool afgevoerd wordt. Voor installatie doeleinden wordt uitgegaan van een Ferroli MegaDens of MegaLux combi CV toestel. Wanneer een ander merk of type naverwarmer gebruikt raadpleeg dan de handleiding van het toestel).
8
7.1 Opstelling
7.2 Leveringsomvang
De zonneboiler is geschikt om tegen praktisch elke wand bevestigd te worden. De wand moet vlak en in staat zijn om het gewicht (minimaal 200 kg/m2) van een werkend toestel te dragen. Hoewel U vrij bent om het toestel naar eigen inzicht te plaatsen heeft Ferroli de volgende aanbevelingen:
Leveringsomvang bij de zonneboiler:
Aanbevelingen • Hang de zonneboiler en naverwarmer niet te ver uit elkaar, in verband met aansluitingen voor water, elektriciteit en de rioolafvoer. • Hang de naverwarmer links van de zonneboiler, in verband met onderlinge aansluitingen. • Een opstelling van de zonneboiler boven de naverwarmer wordt afgeraden in verband met rookgasafvoeren luchttoevoerleidingen van de naverwarmer. • De afstand tussen onderzijde zonneboiler en grond moet genoeg ruimte bieden voor mogelijke service en (de)montage werkzaamheden aan (onderdelen van) de zonneboiler (zie ook H8.1 Afmetingen, aansluitingen en vrije ruimte rondom de zonneboiler).
• Bevestigingsset; - muurstrip, - opsluitbeugel, - wandmontage frame, - bevestigingsmateriaal. • Zonneboiler; - tapwatervat, - isolatie delen, - collectorpomp, - besturing, - deksel, - onderbak • Collector sensor verleng kabel 7 mtr.. • Handleiding
Deksel Opsluitbeugel Muurstrip
Besturing in kast Collectorpomp Wandmontage frame Onderbak
Handleiding
Figuur 7.1
Leveringsomvang zonneboiler
9
8. MONTAGE-INSTRUCTIE Benodigdheden voor installatie: • Installatie leidingen (CU of RVS), • Vulkraan voor het vullen van het collector circuit, • Zonneboilervloeistof voor het vullen van het collector circuit, • Temperatuurbestendige leidingbeugels en leidingisolatie materiaal. Houdt hierbij rekening met de volgende temperaturen; - max. 85°C voor tapwaterleidingen, - max. 130°C voor collectorleidingen, • Isoleer de warm tapwaterleidingen tussen zonneboiler en naverwarmer. Houdt hierbij rekening met een maximale temperatuur van 85°C. Voor leidingisolatie adviseert Ferroli Vidoflex, of gelijkwaardig materiaal, • Thermostatisch mengventiel, • Inlaatcombinatie (8 bar), • Rioolafvoer voor inlaatcombinatie, • Geaard stopcontact binnen 1,5 meter van toestel, • Zonnecollector, • Bevestiging voor zonnecollectoren (frame of dakintegratieplaat), • Naverwarmer voor tapwater, • Zonneboiler
In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitleg gegeven over het ophangen en aansluiten van de zonneboiler. Uitgebreidere informatie wordt in de volgende hoofdstukken gegeven.
Aandachtspunten voor montage Lees eerst hoofdstuk 7: “AANDACHTSPUNTEN VOOR MONTAGE”. Hierin wordt informatie gegeven over zaken die voorafgaand aan de montage van belang zijn.
Eerste ingebruikstelling van het toestel Volg de instructie in hoofdstuk 9 “Eerste ingebruikstelling van de zonneboiler” voor het vullen (H 9.1) en in bedrijf nemen (H 9.4) van de zonneboiler.
Beschadigingen Eventuele beschadigingen aan de zonneboiler direct aan Ferroli Nederland melden.
Voor uw veiligheid: Let op! 230 V Elektrische spanning Dit toestel bevat componenten die onder een spanning van 230 V werken.
7.3 Toesteltoebehoren
Heet water Artikel:
Artikelnr.:
Thermostatisch mengventiel
1580054
Inlaatcombinatie (8 bar)
0515006
Een tapwatertemperatuur van meer dan 60°C op het tappunt dient voorkomen te worden. Om dit te bereiken moet een thermostatisch mengventiel geplaatst worden, zoals in H8.4 omschreven.
Warme leidingen Waterhoeveelheidsregelaar in knelfitting (15 mm) 6 l/min 8 l/min 10 l/min
1501080 1501081 1501082
Naverwarming tapwater
Zonneboilervloeistof 10L gebruiksklaar
1480195
Vidoflex voor 12 mm leidingen 13 mm dik (voor binnenshuis gebruik) 19 mm dik (voor buitenshuis gebruik)
1580079 1580078
Vidoflex voor 15 mm leidingen 13 mm dik (voor binnenshuis gebruik) 19 mm dik (voor buitenshuis gebruik)
1580080 1580081
Verlengkabelset voor collector sensor lengte 12 meter
1434145
Brandervoorwaarde schakeling (voor het aansluiten van toestellen die niet over de juiste OpenTherm communicatie beschikken)
10
De temperatuur van de collectorleidingen kan op zonnige dagen oplopen tot ruim boven de 60oC. De tapwaterleidingen (tot en met het thermostatisch mengventiel) kunnen heet worden.
1434305
De naverwarmer moet altijd ingesteld zijn op een minimale tapwatertemperatuur van 60oC. Wijzig deze instelling niet ! Lees ook de gebruiksaanwijzing van de naverwarmer aandachtig door.
8.1 Afmetingen, aansluitingen en vrije ruimte rondom de AquaSol 4 IT Benodigde vrije ruimte rondom de boiler Advies: Minimaal: • Zijkanten >200 130 • Onderkant 500 300 • Bovenkant 100 40 • Voorkant >500 500 *1
Let op! Indien de ruimte rondom het toestel minder is dan het advies wordt de bereikbaarheid van het toestel voor service-doeleinden beperkt.
maten in mm
•
Raadpleeg de handleiding van de naverwarmer voor de vrije ruimte rondom de naverwarmer *1 Bij een gesloten kastdeur kan deze afstand worden teruggebracht tot 15 mm.
Serienummer (onder het deksel!)
C
D A+B
Alle maten in mm
C
C Aansluitingen: A B C D
Warmwater naar de naverwarmer Koudwater naar de boiler van Collector naar Zonneboiler (warm) van Zonneboiler naar Collector (koud)
(ø15 (ø15 (ø12 (ø15
mm) mm) mm) mm) A
Figuur 8.1
D
B
Afmetingen, aansluitingen en vrije ruimte rondom de zonneboiler
11
8.2 Ophangen van de AquaSol 4 De zonneboiler kan met de bijgeleverde montage set aan de muur bevestigd worden. De wand waartegen de zonneboiler wordt opgehangen moet minimaal een massa van 200 kg/m² hebben. Er dient rekening gehouden te worden met een bout uittrekkracht van 1200 N. Indien de wand niet aan deze waarde voldoet kan de zonneboiler hier niet aan opgehangen worden. Plaats de boiler dan op een frame vrijstaand van de muur.
ACHTER AANZICHT
Ga voor het ophangen van de boiler als volgt te werk: 1. Bepaal aan de hand van figuur 8.2 waar de boorgaten moeten komen, en teken deze af op de muur,
A Figuur 8.3
B Plaatsen zonneboiler op het wandmontage frame
5. Plaats de opsluitbeugel over de zonneboiler en de muurstrip (Fig. 8.4). opsluitbeugel
muurstrip zonneboiler
Figuur 8.4
Figuur 8.2
Positionering van de boorgaten.
2. Boor de gaten ø10 mm, ca. 60 mm diep, 3. Bevestig de wand montage beugel (B) en de muurstrip zoals in fig 8.2 aangegeven, 4. Schuif de twee sleuven (A) aan de onderzijde van de zonneboilermantel over de opstaande randen op de stoel (B) en schuif de zonneboiler tot aan de muur. (zie figuur 8.3), Aan de onderzijde van de zonneboiler zitten kunststof nokken. Deze kunnen blijven steken tegen het wandmontage frame tijdens het plaatsen. LET OP! Positioneer de sleuven in het verlengde van de opstaande randen zodat de zonneboiler recht op het wandmontage frame komt te staan. Een scheve stand van de zonneboiler t.o.v. het frame kan beschadigingen aan de onderzijde van de zonneboiler tot gevolg hebben.
12
Plaats opsluitbeugel
8.3 Aansluiten van de zonnecollector Plaatsingshoogte De zonnecollector moet altijd volledig leeg kunnen lopen in het geïntergreerde terugloopvat. Om dit te garanderen moet de onderzijde van de zonnecollector altijd minimaal 0,5 meter boven het hart van de collectorpomp gemonteerd worden en moet een leiding-afschot van minimaal 20 mm per meter aangehouden worden. De bovenkant van de collector mag maximaal 4 meter boven de collectorpomp zitten, omdat de collectorpomp een maximale opvoerhoogte van 4 meter heeft.
C
α D
Leidingwerk Het verdient verder de aanbeveling om de installatieleidingen zo kort mogelijk te houden. Sluit op de collector retour (van de pomp naar de collector, zie B in fig. 8.6) 15 mm leidingwerk aan. De collector aanvoer (van collector naar boiler, zie A in figuur 8.6) moet van 12 mm leidingwerk gemaakt worden. Gebruik voor de installatie alleen koper of RVS leiding. De leidingen tussen de zonnecollector en de zonneboiler dienen onder afschot naar de zonneboiler toe geïnstalleerd te worden. Als vuistregel voor het minimum afschot wordt 20 mm per meter leidinglengte gehanteerd. Er mogen geen “zakken” (zwanenhals constructies), waar water in kan blijven staan, voorkomen. De leidingen dienen om de meter gebeugeld te worden. De gebruikte beugels en leiding isolatie materiaal moeten een temperatuur van 130oC kunnen verdragen. Leidingwerk tussen collector en terugloopunit
A
B
Ø12MM
α
Ø15MM
α
A B C D α
van Collector naar Zonneboiler (ø 12 mm) van Zonneboiler naar Collector (ø 15 mm) Collector plat dak leidingafschot (minimaal 20 mm per meter)
Figuur 8.6 Collectorpomp opvoerhoogte.
• Max. leidinglengte voor A en B: 10 meter per leiding (max. 20 meter samen). • Leidingen A en B onder afschot (α) van zonnecollector naar zonneboiler monteren (afschot minimaal 20 mm/m). • Max. hoogteverschil tussen bovenkant zonnecollector en collectorpomp: 4 meter. • Min. hoogteverschil tussen onderkant zonnecollector en collectorpomp: 0,5 meter.
13
8.4 Tapwaterzijdige aansluiting op de naverwarmer Leiding aansluitingen
Monteer:
Alle tapwater aansluitingen tussen de zonneboiler en de naverwarmer zijn in ø15 mm uitgevoerd.
Een inlaatcombinatie
Schone leidingen
Een doorstroombegrenzer met pakkingen. (Let op stromingsrichting: o-ring moet door de waterstroom in de begrenzer gedrukt worden!) - MegaDens 3: 6 l/min., art.nr. 1501080 - MegaDens 4: 8 l/min., art.nr. 1501081 - MegaDens 5: 9 l/min., art.nr. 1501082
Voorkom dat er bij het maken van de installatie vuil of metaaldeeltjes in de installatie komen. Verwijder bramen en klop voor montage alle leidingen uit.
Thermostatisch mengventiel Op zonnige dagen kan de temperatuur in een zonneboiler tot 85oC oplopen. Om een te hoge tapwatertemperatuur te voorkomen is de plaatsing van een thermostatisch mengventiel verplicht (Gaskeur NZ 2003). Instelling van dit ventiel: minimaal 60oC.
1
Een thermostatisch mengventiel. W = Warmwater aansluiting K = Koudwater aansluiting M = Mengwater naar huisinstallatie Dit ventiel is verplicht.
UITVOERING 1
Verwijder altijd de doorstroombegrenzer uit het toestel.
UITVOERING 2 Verwijder altijd de doorstroombegrenzer uit het toestel.
1. 2. 3. 4. 5.
Verwijder de stromingssensor (incl. pijpje erboven) door deze in zijn geheel naar voren te schuiven. Verwijder de clip. Trek het pijpje los van de stromingssensor. Verwijder de doorstroombegrenzer. Klik het pijpje weer vast op de stromingssensor en schuif het geheel weer op zijn plaats in de cv-ketel.
2 Voor u overgaat tot installatie van de zonneboiler, raadpleeg ook de handleiding van de naverwarmer.
Positie van een eventuele aparte brandervoorwaardethermostaat (tegen/in de boiler).
Plaats een knelkoppeling met ingebouwde doorstroombegrenzer: Let op de juiste richting!
Koudwater Inlaatcombinatie Figuur 8.7 Tapwaterzijdige aansluiting van de AQUASOL 4 zonneboiler op een MegaDens of MegaLux combi cv-toestel
14
8.5 Elektrische aansluiting van de AQUASOL 4 IT Voor installatie doeleinden wordt uitgegaan van een MegaDens of MegaLux combi CV-toestel. Indien u een ander merk of type naverwarmer aansluit, raadpleeg dan de documentatie of fabrikant van dat toestel. Dit geldt voor zowel de waterzijdige als de elektrische aansluitingen. 1
Aansluiten van de naverwarmer Tussen de DT4 print en de naverwarmer hoeft alleen maar een twee aderige kabel getrokken te worden t.b.v. de OpenTherm communicatie. De OpenTherm uitgang van de AquaSol 4 (klem 6-7) moet aangesloten worden op de ingang van de naverwarmer. Als naverwarmer zijn geschikt cv toestellen met NZ keur. Raadpleeg voor aansluiten van de naverwarmer de handleiding van de naverwarmer.
Figuur 8.8
OpenTherm Kamerthermostaat Op de aansluitingen 4 - 5 kan de OpenTherm kamerthermostaat worden aangesloten.
4
Aansluiten van de collectorsensor De collectorsensor heeft een verlengkabel met een lengte van 7 meter. Indien dit onvoldoende is, kan een langere verlengkabelset besteld worden, zie hiervoor hoofdstuk 7.3. De verlengkabel moet op de klemmen 2 - 3 worden aangesloten.
Aansluiten van de collectorpomp De collectorpompvoedingskabel is voorgemonteerd op klemmen 8-9 van de besturing, zie hiervoor fig. 8.8.
2
3
5
Aansluiten 230 V De boiler werkt met 230 V voedingsspanning. Hiervoor wordt de boiler met een voorgemonteerde randaarde stekker (aangesloten op L - N - PE) geleverd. Bij de boiler moet een goed bereikbaar geaard stopcontact aanwezig zijn. LET OP! Steek de stekker pas in het stopcontact als de vulprocedure (zie H. 9) afgerond is.
Elektrische aansluiting van de AQUASOL 4 standaard
15
8.6 Plaatsing van zonnecollectoren De minimale collectorhoek voor de Ferroli zonnecollectoren is 20°.
Plaatsing op een schuin dak
Windstreken
Bij dakinbouw van de collector wordt een dakintegratieplaat toegepast voor een waterdichte afwerking. De dakintegratieplaat is toepasbaar bij zowel gewelfde als vlakke dakpannen (zoals b.v. een Stonewold pan). Het plaatsingsvoorschrift van de dakintegratieplaat is opgenomen bij de dakintegratieplaat, en als bijlage (bijlage I en II) in deze handleiding.
Bij de plaatsing van de zonnecollector op een ballast frame moet er met de windbelasting op de collector rekening worden gehouden. Hiertoe is een indeling van Nederland in windstreken gemaakt. Er is per windstreek aangegeven wat maximale belasting en plaatsingshoogte mag zijn. Windstreek Gebied De kop van Noord-Holland, de Waddeneilanden
II
Het overige deel van Noord-Holland, Zuid-Holland, Zeeland, Flevoland, Groningen en Friesland
III
Drente, Overijssel, Gelderland, Utrecht, NoordBrabant en Limburg
Voor
Midden
Totaal
Voor
Midden
Totaal
Windsteek III Ballast
Totaal
Bij een plat dak opstelling worden de collectoren op een ballastframe geplaatst waarvan de collectorhellingshoek altijd 30o is. Het frame wordt los op het plat dak geplaatst, waarna er ballast in het frame wordt gelegd. De ballastgewichten bestaan uit standaard tegels van 30 x 30 cm. De montage instructie van het ballastframe is opgenomen bij het frame, en als bijlage (bijlage IV) in deze instructie.
3 6 9 12 15 20 25 30 35
Windstreek II Ballast
Midden
Plaatsing op een plat dak
1 Module
Figuur 8.8 Dakinbouw van de zonnecollector
Windstreek I Ballast Voor
Plaatsingshoogte tot
I
108 142 162 180 192 -
218 288 330 364 389 -
326 430 492 544 581 -
80 113 133 149 160 176 190 -
163 229 271 302 327 358 386 -
243 342 404 451 487 534 576 -
66 89 108 121 132 147 159 169 178
135 180 218 247 267 299 322 344 361
201 269 326 368 399 446 482 513 539
Tabel 8.1 Ballastgewichten en verdeling van de gewichten, afhankelijk van de windstreek, zonnecollectoren, en plaatsingshoogte
Indien u er voor kiest om de collector middels een ballastframe aan te brengen, dient u de flexibele leidingen van de collector te verwijderen en de collector middels steunbussen “geheel star” aan te sluiten op de zonneboiler.
Figuur 8.9 Plaatsing van de zonnecollector op een ballastframe
16
9.
EERSTE INGEBRUIKSTELLING VAN DE AQUASOL 4 LB-90-IT
9.1 Vulprocedure / controle vulniveau, van het collector circuit m.b.v. vulpomp Neem de stekker uit het stopcontact ! Controleer of de afsluiter van het vuldeel gesloten is ! Draai de bout van het vuldeel los, en verwijder het deksel met overstortventiel en de pakking van het vuldeel.
Sluit de vulslang op het vuldeel en de kraan aan. Plaats een emmer onder het vuldeel. Let op! Gebruik uitsluitend zonneboilervloeistof
Open de afsluiter op het vuldeel door de as een kwartslag te draaien. TIP: De afsluiter-as kan o.a. met het afgenomen vuldeksel bediend worden. Start de vulpomp. Het collectorcircuit is juist gevuld als er uit de overloop zonneboiler vloeistof komt. De vulpomp kan nu gestopt worden.
Als er geen zonneboilervloeistof meer uit de overloop komt kan de afsluiter van het vuldeel gesloten worden.
Ontkoppel de vulslang van het vuldeel en de vulpomp en laat de slang in de emmer leeglopen. Plaats de pakking en deksel met overstort terug en draai de bout vast.
Steek de stekker in het stopcontact. Figuur 9.1
Vullen / controleren vulniveau van het collector-circuit met een vulpomp
9.2 Vulprocedure / controle vulniveau, van het collector circuit m.b.v. trechter Als er geen vulpomp voorhande is kan het collector zijdig deel ook met een trechter (na-)gevuld worden. Ook de controle van het vulniveau wordt op deze manier uitgevoerd. Ga hiervoor als volgt te werk; 1) Neem de stekker uit het stopcontact, 2) Controleer of de afsluiter van het vuldeel gesloten is. Verwijder de bout uit het vuldeel en neem de deksel met overstort van het vuldeel. (Stap 1 en 2 van de procedure hierboven) 3) Neem de dop van de rechter (of linker) collectoraanvoer los. 4) Sluit op de leiding een vulleiding of vulslang aan met een minimale vertikaal hoogteverschil van 500 mm aan. 5) Zet een trechter op de vulleiding en vul het interne terugloopvat met zonneboilervloeistof. Indien het vat voor het eerst gevuld wordt zal er ca. 9,6 liter zonneboilervloeistof in gaan. Het vat is correct gevuld als er zonneboiler vloeistof uit de overloop komt (stap 4 procedure hierboven). 6) Neem de vulleiding (vulslang) los en sluit de collector aanvoerleiding weer aan, of zet de dop terug. 7) Breng de deksel met overstort en bout weer aan (stap 6 van de procedure hierboven) 8) Steek de stekker in het stopcontact. Figuur 9.2
Vullen / controleren vulniveau van het collector-circuit met een trechter
17
9.3 Zonneboiler vullen (tapwater)
9.5 Applicatie keuze
De zonneboiler wordt gevuld door de stopkraan van de inlaatcombinatie en een warmwaterkraan op een tappunt te openen. Zodra er water uit de (warmwater)kraan komt, is de boiler gevuld en kan de kraan op het tappunt worden gesloten. Ontlucht nu alle leidingen.
Standaard is de besturing ingesteld voor toepassing in de AquaSol 4 IT boiler. De besturing is geschikt voor toepassing in de AquaSol 4 IT en de AquaSol 4 ET boiler. Het instellen van de Applicatie hoeft alleen als er een service print wordt geplaatst. Het controleren en/of instellen van de besturing kan met de drukknop op de besturing.
9.4 In bedrijf nemen In bedrijf nemen 1. Controleer of het toestel conform de montage voorschriften van Hoofdstuk 8 is aangesloten. 2. Steek de stekker van het naverwarmingstoestel in het stopcontact. 3. Steek de stekker van de AquaSol 4 in het stopcontact. Alles gaat goed: Op het display wordt er afgeteld van 80 naar 0. Tijdens deze aftelprocedure worden de zelftesten van het systeem uitgevoerd, de sensoren gecontroleerd en de collectorpomp aangestuurd. Na de opstart procedure worden afwisselend de temperatuur van het tapwatervat en de bedrijfsstatus weergegeven. Indien er voldoende licht op de collector valt voor het opwarmen van de zonneboiler, zal de collectorpomp ingeschakeld worden. Gedurende de opstartperiode draait de collectorpomp op het maximale toerental. Na de opstartperiode zal het toerental van de collectorpomp automatisch omlaag geregeld worden, naar de optimale snelheid (voldoende stroming bij een minimaal energie gebruik). De knipperende punt achter het rechter digit van het display geeft aan dat de zonneboiler wordt opgewarmt.
Ga voor het controleren en/of wijzigen van de applicatie als volgt te werk, 1) Steek de stekker in stopcontact, In het display wordt nu afgeteld van 80 naar 0. 2) Als de teller voorbij de 70 is (dus lager dan 70), wordt het applicatie menu opgestart door 3 seconden de drukknop, zie fig. 9.3, ingedrukt te houden. Na 3 seconden wordt de ingestelde applicatie weergegeven door een knipperende code; Code “A0” is voor de AquaSol 4 IT, Code “A1” is voor de AquaSol 4 ET. Door de knop nu 3 sec. lang in te drukken , of door 1 minuut lang niets te doen gaat u nu door naar stap 5). 3) Het wijzigen van de applicatie kan nu door de drukknop 1 maal in te drukken. 4) Bevestig de applicatie keuze door de drukknop nogmaals 3 seconden in te drukken. 5) De teller verschijnt nu weer in het display en telt verder af naar 0, waarna de ingestelde regeling wordt geactiveerd. Het roestel kan nu functioneren volgens de ingestelde regeling.
Er gaat iets mis: kijk op het display Het toestel doet niets. Ook het display licht niet op: • Controleer of de stekker in het stopcontact zit, • Controleer of er spanning op het stopcontact staat.
Drukknop
Display
Figuur 9.3 Display en drukknop AquaSol 4 IT
9.6 Uit bedrijf nemen Een optredende storing wordt door een knipperend display zichtbaar gemaakt. Hoofdstuk 11 geeft een overzicht van de mogelijk optredende functie- en storingscodes. De levering van warm tapwater wordt volledig door de naverwarmer overgenomen.
18
Uit bedrijf nemen Neem de stekker van de AQUASOL 4 IT uit het stopcontact. Voor het uit bedrijf nemen van de naverwarmer, zie de handleiding van de naverwarmer.
10. INSPECTIE EN AFSTELLEN De AQUASOL 4 IT is een onderhoudsarme boiler. Onder normale omstandigheden heeft de boiler zelf geen periodiek onderhoud nodig. De kwaliteit van de in het collector circuit aanwezige zonneboilervloeistof dient periodiek gecontroleerd te worden. Minimaal dient deze controle om de twee jaar plaats te vinden. Raadplaag hiervoor de controle instructie zoals opgenomen in bijlage III van deze handleiding. De meest actuele versie van deze instructie is te vinden op www.ferroli.nl Geadviseerd wordt om minimaal eens per 4 jaar het terugloopniveau te controleren.
Voor uw veiligheid: Let op! 230 V Elektrische spanning Dit toestel bevat componenten die onder een spanning van 230 V werken.
Heet water Een tapwatertemperatuur van meer dan 60°C op het tappunt dient voorkomen te worden. Om dit te bereiken moet een thermostatisch mengventiel geplaatst worden, zoals in H8.4 omschreven.
Warme leidingen De temperatuur van de collectorleidingen kan op zonnige dagen oplopen tot ruim boven de 60oC. De tapwaterleidingen (tot en met het thermostatisch mengventiel) kunnen heet worden.
Naverwarming tapwater De naverwarmer moet altijd ingesteld zijn op een minimale tapwatertemperatuur van 60oC. Wijzig deze instelling niet ! Lees ook de gebruiksaanwijzing van de naverwarmer aandachtig door. Raadpleeg de gebruiker of deze nog opmerkingen heeft over de werking van het toestel.
10.1 Naverwarmer afstellen op de AQUASOL 4 IT Instelling van de warmwatertemperatuur. Als de watertemperatuur in de zonneboiler beneden de 60oC is zal de regeling altijd de naverwarmer ingeschakeld laten. Pas boven de 60oC boilertemperatuur wordt de naverwarmer uitgeschakeld.
Tapwater setpoint NAVERWARMER Het tapwatersetpoint van de naverwarmer moet zo zijn ingesteld dat de uitstromende watertemperatuur minimaal 60°C bedraagt. Raadpleeg hiervoor de handleiding van de naverwarmer.
19
11. FUNCTIECODES, STORINGEN EN SERVICE ONDERDELEN. De zonneboiler wordt door ingebouwde elektronica volledig aangestuurd en gecontroleerd. De boiler zal op het display een knipperende functiecode weergeven als de normale werking is onderbroken.
11.1 Storingslijst met mogelijke oorzaken en oplossingen Blokkerende storingen: (codes 71, 72 en 80)
Vergrendelende storingen: (codes 74 en 75)
Het toestel is geblokkeerd. Als de oorzaak van de blokkade is weg genomen zal het toestel automatisch weer in bedrijf komen.
Het toestel is vergrendeld. De oorzaak dient opgelost te worden. Hierna wordt het toestel gereset door bediening van de drukknop op de besturing.
Geen collectorcirculatie
Storing collectorsensor • • • •
Temperatuur van de collector is onder de -40oC of boven de 250oC; Controleer de collectorsensor op juiste werking (zie tabel 11.1); Sensor kabel is onderbroken of kortgesloten; Sensor is defect;
Storing temperatuursensor bovenzijde zonneboiler • • • •
•
Controleer het hoogteverschil tussen collectorpomp en hoogste punt van de zonnecollector. Controleer de aansluiting en werking van de collectorpomp; Controleer vulniveau in het terugloopvat. Controleer de doorverbinding van connector 12 (zie fig 12.3); Controleer de onderste zonneboiler-sensor en de zonnecollector-sensor op juiste werking (zie tabel 11.1 en fig 12.3); Controleer de ingestelde applicatie (zie hiervoor Hoofdstuk 9.5); Controleer de collectorleidingen op verstopping, en afschot. Controleer de leidinglengte max. 10 meter voor de aanvoer en 10 meter voor de retour.
• • • •
Temperatuur van de zonneboiler is onder de 0 C of boven de 100oC; Controleer de bovenste boilersensor op juiste werking (zie tabel 11.1); Sensor kabel is onderbroken of kortgesloten; Sensor is defect; o
• • •
Storing temperatuursensor onderzijde zonneboiler • • • •
Temperatuur van de zonneboiler is onder de 0oC of boven de 100oC; Controleer de onderste boilersensor op juiste werking (zie tabel 11.1); Sensor kabel is onderbroken of kortgesloten; Sensor is defect;
Communicatie onderbreking: (codes 82, 83 en 84) Deze meldingen treden alleen op als er communicatie met een OpenTherm thermostaat en/of OpenTherm ketel is geweest. Melding wordt opgeheven zodra de communicatie is hersteld.
Geen communicatie met OpenTherm ketel •
•
Controleer de aansluitingen, en de bedrading tussen DT4 en de naverwarmer op onderbrekingen. Controleer de werking van de naverwarmer.
Collectortemperatuur te hoog De collectortemperatuur is na 5 minuten hoger dan 130oC bij werkende collectorpomp; Controleer het hoogte verschil tussen collectorpomp en hoogste punt van de zonnecollector; Controleer de aansluiting en werking van de collector pomp; Controleer vulniveau in het terugloopvat. Controleer de doorverbinding van connector 12 (zie fig 12.3); Controleer de onderste zonneboiler-sensor en de collector-sensor op juiste werking (zie tabel 11.1 en fig 12.3); Controleer de collectorleidingen op verstopping en afschot.
• • • • •
•
Display weergave: (code 77) Dit is alleen maar een melding. Melding wordt opgeheven als de drukknop van de regeling wordt bediend
Geen communicatie OpenTherm Thermostaat • •
Controleer de aansluitingen, en de bedrading tussen DT4 en de thermostaat op onderbrekingen. Controleer de werking van de thermostaat.
Geen communicatie OpenTherm ketel en thermostaat •
•
Controleer de aansluitingen, en de bedrading tussen DT4, de naverwarmer en de thermostaat op onderbrekingen. Controleer de werking van de naverwarmer en de thermostaat.
Let op! Gebruik voor het (na)vullen van het interne terugloopvat uitsluitend zonneboilervloeistof
Inschakelvoorwaarde niet bereikt • •
De regeling is 30 dagen niet in bedrijf gekomen. Controleer de onderste zonneboiler-sensor en de collector-sensor op juiste werking (zie tabel 11.1 en fig 12.3); o
C
0 5 10 15 20 25 30 Tabel 11.1
20
Ohm
o
C
Ohm
o
C
Ohm
32.150 26.310 19.860 15.890 12.490 10.000 8.060
35 40 45 50 55 60 65
6.530 5.330 4.370 3.600 2.990 2.490 2.090
70 75 80 90 95 100
1.750 1.480 1.260 920 790 680
Elektrische weerstand van de sensoren
11.2 Serviceonderdelen van de AQUASOL 4
LET OP! Bij het vervangen van onderdelen:
Trek de stekker uit het stopcontact!
Figuur 11.1
Overzicht van de serviceonderdelen van de zonneboiler van de AQUASOL 4 standaard
Nummer 1 8 9 32 42 155 68*) 101 151
Artikel Wandmontage frame (stoel, muurstrip en opsluitbeugel) ...................................... Warm tapwater naar naverwarmer Koud tapwater inlaat tapwater leidingset compleet ..... Collector retour leiding Collector pomp ......................................................................................................... Onderste boiler sensor boiler sensoren met connector ... Bovenste boiler sensor Elektra kast compleet (exclusief besturingsprint nummer 101) ............................. Besturingsprint ......................................................................................................... Vul en aftapdeel collector ......................................................................................... Collector aanvoer leidingset compleet (inclusief restrictie) .................................... Deksel ...................................................................................................................... Mantel (voordeel) ...................................................................................................... Mantel (achterdeel) ................................................................................................... Onderbak .................................................................................................................. Voedingskabel 230V .................................................................................................
Art. nummer 1429115 1434107 1434101 1434075 1434450 1434300 1452016 1434109 1434130 1434115 1434120 1434125 1434150
*) Deze elektra kast is toegepast in AquaSol 4 IT toestellen vanaf serie nummer PHST-GC0046453
21
12. WERKING EN TECHNISCHE GEGEVENS 12.1 Werking van het toestel
Nummer Artikel
Display
Figuur 12.1
8 9 32 34 42 101 155 180 195
warm tapwater naar naverwarmer koudtapwater inlaat collectorpomp collectorsensor onderste boilersensor besturingsprint bovenste boilersensor tapwatervat terugloopvat
Principe werking van de AquaSol 4 standaard
Aansturing
Tapwaterstroom
Als de regeling constateert dat de collectortemperatuur (34) minimaal 10oC (dit is het inschakelverschil) hoger is dan de boilervattemperatuur (42), en de boilervattemperatuur (155) minder is dan 65oC, zal de collectorpomp (32) inschakelen. De pomp zal eerst 400 seconden op maximaal toerental draaien, waarna de pomp overgaat op laag toerental. Het laagstandstoerental ligt tussen de 20% en de 40% van het maximaal vermogen en is afhankelijk van het temperatuurverschil tussen de collectortemperatuur (34) en de boilervattemperatuur (42). De collectorpomp (32) schakelt uit als de collectortemperatuur (34) lager is dan de boilervattemperatuur (42) + 3,5oC, of als de boilervattemperatuur (42) boven de 80oC. Het werken van de collectorpomp (32) wordt weergegeven door een knipperende punt op de rechter digit in het display (figuur 12.1), zie blz. 6.
Vers tapwater stroomt bij (9) het tapwatervat (180) binnen, en verlaat het tapwatervat weer bij (8), naar de naverwarmer. De instroming van vers tapwater bij (9) is horizontaal, waardoor opmenging met de warme kop van het tapwatervat tot een minimum beperkt blijft.
Temperatuurweergave Op het display (figuur 12.1) wordt 4 seconden lang de bedrijfsstatus weergegeven, gevolgd door 8 seconden de temperatuur van de bovenste sensor (155). Hierna volgt weer 4 sec. de bedrijfsstatus, enz.
22
Zonneboilervloeistof stroom Als de collectorpomp (32) wordt aangestuurd, wordt de zonneboilervloeistof door de collectorpomp (32) uit het terugloopvat (195) gezogen en via de collectorretourleiding naar de zonnecollector getransporteerd. De zonnecollector zet het ingevangen zonlicht om in bruikbare warmte en warmt hiermee het door de zonneboilervloeistof. De opgewarmde zonneboilervloeistof komt via de collectoraanvoerleiding terug in de warmte wisselaar in het tapwatervat (180). De warmte wordt hier overgedragen aan het tapwater. Bij het verlaten van de warmtewisselaar stroomt de zonneboilervloeistof terug in het terugloopvat (195). Vorstbeveiliging Als de collectortemperatuur (34) 3oC of minder is wordt het inschakelverschil met 15K (van ca.10K naar ca.25K) verhoogd. Zodra de collectortemperatuur boven de 3oC stijgt wordt het verhoogde inschakelverschil nog 24 uur aangehouden.
12.2 Elektrisch aansluitschema Onderdelen 32 34 42 101
Collectorpomp Collectorsensor onderste boiler sensor Besturing (DT4)
139 OpenTherm thermostaat 155 Bovenste boiler sensor 203 Voeding 230V / 50 Hz
Aansluitingen op de DT4 standaard print op DT4 Functie
Opmerking
L-N-PE Voeding (net)
230 V / 50 Hz
1
Drukknop
t.b.v. bedieningen
2-3
Collector sensor
4-5
Kamerthermostaat
OpenTherm ingang
6-7
Naverwarmer
OpenTherm uitgang
8-9
Collectorpomp
10 - 11 NVT
geen connector
12
Doorverbinding
13
NVT
voor gebruikt bij AquaSol 4 ET
14
NVT
niet gebruikt
15
Connector voor boilersensoren
Sensoren 42 en 155 in 1 connector
19
Connector voor optiprint
Optionele print voor schakeling van brandervoorwaarde-thermostaat Figuur 12.2
Elektrische onderdelen AquaSol 4 standaard
Applicatie keuze: De besturing van het toestel is geschikt voor toepassing in de AquaSol 4 IT. en de AquaSol 4 ET boiler. Het instellen van de besturing kan met de drukknop op de besturing en wordt omschreven in Hoofdstuk 9.4 Applicatie keuze.
Figuur 12.3 Elektrische aansluiting van de DT4 standaard besturingselektronica.
23
12.3 Technische gegevens van de AquaSol 4 IT Specificatie
Zonneboiler
Eenheid
Capaciteit Zonverwarmde inhoud
l
88
V / Hz W (min/max) NTC
230/50 4 / 100 42 10 kOhm
Kg Kg l bar l bar mm mm mm mm mm mm
Ca. 21,5 Ca. 112,5 78 8 9,6 3 1078 541 525 (incl. muurstrip) ø15 ø15 ø12
Elektrisch Voeding Opgenomen vermogen IP-klasse Sensoren
Constructieve informatie Leeg gewicht Gevuld gewicht Inhoud tapwater Maximale tapwaterdruk Zonneboilervloeistof volume in terugloopvat Maximale druk in collector circuit (met overstort beveiligd) Hoogte Breedte Diepte Tapwater leidingen (koud en warm) Collector retour (van pomp naar collector) Collector aanvoer (van collector naar boiler)
Materiaal Aansluitingen (leidingen) Boilervat Mantel en isolatie Isolatiedikte Deksel Onderbak
Zonneboilersysteem
AquaSol 4 LB-90-IT-1 AquaSol 4 LB-90-IT-2
24
Koper RVS 1.4521 CFK vrij EPP schuim >50 ABS high polish CFK vrij EPP schuim
mm
Collector oppervlak (m2)
Opbrengst (GJ)
Zonnefractie (%)
2,3 4,6
3,8 4,4
45 52
BIJLAGE I: Plaatsingsvoorschrift Liggende Collector(en)
Plaatsingsvoorschrift liggende collector Bij artikelnummers.: 1411022 - 1464022 - 1464025 - 1464030
Onderdelen
1 collector:
2 collectoren:
Uitvoeringen
1 collector
2 collectoren
Nr.
Onderdeel
Art.nr.
type LS
type LL
type LR
1
Zonnecollector (COL)
1411022
1x
1x
1x
2
DIP uitvoering (LS)
Antraciet
1464022
1x
--
--
3
DIP uitvoering (SL)
Antraciet
1464025
--
1x
--
Antraciet
1464030
4
DIP uitvoering (LR)
--
--
1x
5
Wakaflex slabbe (LL)
---
1x
1x
--
6
Wakaflex slabbe (LR)
---
1x
--
1x
7
Wakaflex slabbe (LM)
---
--
1x
1x
8
Afdekstrip L = 1300 mm
---
2x
1x
1x
Afdekstrip L = 1195 mm
---
--
1x
1x
9
Koppelstrip L = 1195 mm
---
--
1x
--
10
Foam kleefband vinger L = 1300 mm
---
4x
3x
3x
Montageset (11,12,13,14)
---
1x
1x
1x
2 personen
DRS5004/07
Maatlat
Bit houder 1/4’’
Potlood
Steek/ringsleutel - 13
Gatenzaag min. ø80x150
Waterpas
704-0100-000
Benodigd Gereedschap
25
Montage-instructie voor 1 of 2 liggende collectoren De minimale hellingshoek dient <20° te zijn! STAP 1:
Verwijder de dakpannen (uitgangspunt dakpanbreedte = 30 cm) Aantal te verwijderen pannen:
STAP 2:
Uitvoering
breed
1 collector
10
x
5
2 collectoren
18
x
5
hoog
Monteer de Wakaflex slabbe, waterpas en centraal in het midden van de vrijgemaakte ruimte tussen de pannen, op de tengels van het dakbeschot. Zaag het leidingdoorvoergat in het dakbeschot.
1 collector (type LS): Maat X = links en rechts gelijk. Bevestig eerst de rechter (LR) Wakaflex slabbe waterpas (!) en 150 mm boven de panlat van de eerste dakpan rij. Monteer vervolgens de linker (LL) Wakaflex slabbe waterpas (!) en overlap links over rechts. Monteer de linker Wakaflex slabbe steeds op de rechter slabbe!
2 collectoren (type LL + LR): Maat X = links en rechts gelijk. Bevestig eerst de rechter (LR) Wakaflex slabbe waterpas (!) en 150 mm boven de panlat van de eerste dakpan rij. Monteer vervolgens de twee (LM) en linker (LL) Wakaflex slabbe waterpas (!) en overlap steeds links over rechts. Monteer de linker Wakaflex slabbe steeds op de rechter slabbe!
DRS5004/07
26
STAP 3A: Monteer de dekintegratieplaat (DIP) in het midden van de Wakaflex slabbe(n). Elk leidinggat in de DIP moet in lijn liggen met het doorvoergat in het dakbeschot!
Leidinggat DIP in lijn met
! doorvoergat in dakbeschot
1. De nokken aan de onderzijde van de DIP moeten rusten op de houtlat van de Wakaflex slabbe (zie detail B). 2. Schroef m.b.v. (13) de DIP(en) vast op de kruisende panlatten (of andere voldoende stevige fixatiepunten). Onder een aantal DIP-verhogingen zijn verstevigingsprofielen aangebracht. Schroef enkel op deze verhogingen! 3. Monteer afdekstrip 8 strak tegen de kopse kant van DIP m.b.v. schroef 14 .
STAP 3B: Bij montage van een tweede DIP:
Bij montage van 2 collectoren moeten de dakintergratieplaten overlappend worden gemonteerd. Plaats de 2e nok van de LR-DIP over de nok van de LL-DIP. Monteer koppelstrippen 9 m.b.v. schroef 14 op elke kruisende panlat. 4. Verwijder aan de achterzijde van het Wakaflex de twee banen schutfolie! 5. Breng het Wakaflex goed op de pannen aan, zodat geen wind of water kan intreden.
STAP 4:
Plak foam fingers 10 op de bovenrand van elke (LS, LL en LR) DIP en tussen de buitenste nokken van de DIP, zoals hieronder weergegeven:
DRS5004/07
27
STAP 5:
Bevestig de zonnecollector aan de beugels op de dakintegratieplaat met bout 11 en sluitring 12 . Leidt de collectorleiding door het doorvoergat, zodat deze niet knikt.
Moment: max. 7 Nm
STAP 6:
Plaats de dakpannen terug. Om de rechter rij netjes en stabiel terug te leggen, adviseert Ferroli Nederland de linkernok van deze rij dakpannen te verwijderen. Indien de rechter rij dakpannen dan nog niet stabiel ligt, is het raadzaam om deze rij te voorzien van een boorgat ter hoogte van de panlat waar deze aanhangt. Borg de rij pannen op de panlat.
STAP 7:
Controleer de loop van de Wakaflex slabbe(n).
DRS5004/07
28
BIJLAGE II: Plaatsingsvoorschrift Staande Collector(en)
Plaatsingsvoorschrift staande collector Bij artikelnummers.: 1411020 - 1464020 - 1464005 - 1464015 - 1464010
Onderdelen
1 collector:
2 collectoren:
3 - 4 collectoren:
Uitvoeringen
1 collector
Nr.
Onderdeel
Art.nr.
1
Zonnecollector (COL)
2
DIP uitvoering (SS)
Antraciet
3
DIP uitvoering (SL)
4
DIP uitvoering (SM)
5
DIP uitvoering (SR)
2 tot 4 collectoren
type SS
type SL
type SM
type SR
1411020
1x
1x
1x
1x
1464020
1x
--
--
--
Antraciet
1464005
--
1x
--
--
Antraciet
1464015
--
--
1x
--
Antraciet
1464010
--
--
--
1x
6
Wakaflex slabbe (SS)
---
1x
--
--
--
7
Wakaflex slabbe (SL)
---
--
1x
--
--
8
Wakaflex slabbe (SR)
---
--
--
--
1x
9
Wakaflex slabbe (SM)
---
--
--
1x
--
10
Afdekstrip L=1195 / L=1300 / L=1400
---
1x 1400
1x 1300
1x 1195
1x 1300
11
Koppelstrip L=1195
---
--
1x
2x
1x
12
Foam kleefband vinger L=1300
---
5x
3x
1x
3x
Montageset (13,14,15,16)
---
1x
1x
1x
1x
2 personen
Maatlat
Bit houder 1/4’’
Potlood
Steek/ringsleutel - 13
Gatenzaag min. ø80x150
Waterpas
704-0099-000
Benodigd Gereedschap
DRS5005/05
29
Montage-instructie voor 1 t/m 4 staande collectoren De minimale hellingshoek dient <20° te zijn! STAP 1:
Verwijder de dakpannen (uitgangspunt dakpanbreedte = 30 cm) Aantal te verwijderen pannen:
STAP 2:
Uitvoering
breed
1 collector
6
x
8
2 collectoren
10
x
8
3 collectoren
14
x
8
4 collectoren
18
x
8
hoog
Monteer de Wakaflex slabbe, waterpas en centraal in het midden van de vrijgemaakte ruimte tussen de pannen, op de tengels van het dakbeschot. Zaag het leidingdoorvoergat in het dakbeschot. Maat X = links en rechts gelijk. Bij toepassing van 2 of meerdere collectoren: bevestig eerst de rechter (SR) Wakaflex slabbe waterpas (!) en 150 mm boven de panlat van de eerste dakpan rij. Monteer vervolgens de (SM) en/of linker (LL) Wakaflex slabben waterpas (!) en overlap steeds links over rechts Monteer de linker Wakaflex slabbe steeds op de rechter slabbe!
1 collector:
2 collectoren:
3 collectoren:
DRS5005/05
30
STAP 3A: Monteer de dakintegratieplaat (DIP) in het midden van de Wakaflex slabbe(n). Elk leidinggat in de DIP moet in lijn liggen met het doorvoergat in het dakbeschot!
Boven doorvoergat
!
1. De nokken aan de onderzijde van de DIP moeten rusten op de houtlat van de Wakaflex slabbe (zie detail B). 2. Schroef m.b.v. (13) de DIP(en) vast op de kruisende panlatten (of andere voldoende stevige fixatiepunten). Onder een aantal DIP-verhogingen zijn verstevigingsprofielen aangebracht. Schroef enkel op deze verhogingen! 3. Monteer afdekstrip 10 strak tegen de kopse kant van DIP. STAP 3A: Bij montage van 2 of meer DIP’s en collectoren:
Bij montage van 2 of meer collectoren moeten de dakintergratieplaten overlappend worden gemonteerd. Plaats de 2e nok van de SR-DIP over de nok van de SL of SM-DIP. Monteer koppelstrippen 11 m.b.v. schroef 16 op elke kruisende panlat. 4. Verwijder aan de achterzijde van het Wakaflex de twee banen schutfolie! 5. Breng het Wakaflex goed op de pannen aan, zodat geen wind of water kan intreden. DRS5005/05
31
STAP 4:
Plak foam fingers 12 op de bovenrand van elke (SS, SL, SM en SR) DIP en tussen de nokken van de twee buiten DIP’s, zoals hieronder weergegeven:
STAP 5:
Inhaken collector. A Haak de zonnecollector 1 links in de DIP. B Kantel de collector op zijn paats en leidt gelijktijdig de collectorleidingen en sensorkabel door de gaten C .
Linksboven op de zonnecollector is in de fabriek 1 bout voorgemonteerd
STAP 6:
Leidt de collectorleiding door het doorvoergat, zodat deze niet knikt.
Bevestig de zonnecollector op de DIP met bout 13 en sluitring 14 .
Vergeet niet om ook de voorgemonteerde bout vast te draaien!
Moment: max. 7 Nm
STAP 7:
Plaats de dakpannen terug. Om de rechter rij netjes en stabiel terug te leggen, adviseert Ferroli Nederland de linkernok van deze rij dakpannen te verwijderen. Indien de rechter rij dakpannen dan nog niet stabiel ligt, is het raadzaam om deze rij te voorzien van een boorgat ter hoogte van de panlat waar deze aanhangt. Borg de rij pannen op de panlat.
STAP 8:
Controleer de loop van de Wakaflex slabbe(n). DRS5005/05
32
BIJLAGE III: Montage instructie Ballastframe
33
34
BIJLAGE IV: Controle instructie zonneboilervloeistof
Zonneboilervloeistof Tyfocor L (25% in water) Datum:
20 juni 2007
Leverancier, artikelnummer:
Ferroli Nederland, Postbus 3364, 4800 DJ Breda: Artikelnr 1480195
Verschijningsvorm: Merknaam: Samenstelling: Vloeistof controle Interval
Heldere, bijna geurloze vloeistof Tyfocor L 1.2 Propaan-diol met niet toxische toevoegingen tbv stabilisatie en corrosie bescherming. CAS #57-55-6 Iedere 2 jaar dient een monster genomen te worden ter bepaling van de kwaliteit van de zonneboiler vloeistof. Controle kan bestaat uit een 2 jaarlijkse of een 4 jaarlijkse controle.
2 jaarlijkse controle 4 jaarlijkse controle
Controleer de PH van de vloeistof Controleer de PH en de vorstbescherming van de vloeistof
Controle
Methode
PH controle
PH-Indicator papier: Meting wordt gedaan door een druppeltje vloeistof op een daarvoor bestemd PH-indicator papier te doen. Het indicator papier zal verkleuren en een PH indicatie geven. Het gebruikte indicator papier dient gevoellig te zijn tussen PH 5 en 8 in stappen van maximaal 0,3. PH-meter: Met een PH-meter wordt de meetsonder ondergedompeld in de zonneboiler vloeistof. Op het instrument is direct de PH waarde uit te lezen. De meter moet een minimale gevoeligheid hebben van 0,3
Controle vorstbescherming
Refractor-meter: Met een refractometer wordt de brekingsindex van een vloeistof gemeten. Hiervoor volstaan enkele druppels vloeistof. Uitlezing van de meter is in brekingsindex, of direct de vriespuntsdaling (schaal voor Propaan-diol of Propyleen Glycol) afhankelijk van de gebruikte meter uitvoering Soortelijke massa: Met een SG-weger wordt de soortelijke massa van de vloeistof gemeten. Normaal
Minimaal
Maximaal
7,5 TOT 8,5
7
--
vriespunt
< = -10°C
--
-10°C
brekingsindex
=> 1,3627
1,3627
--
soortelijke massa
=> 1,023
1,023
--
PH
10/09
Wijzigingen voorbehouden
Actie 1) Tap de vloeistof af. 2) Spoel systeem grondig met schoon leiding water. 3) Vul systeem opnieuw met zonneboiler vloeistof DRS5008/03
35
BIJLAGE V: Werkplaats Instructie Kaart zonneboilervloeistof
Zonneboilervloeistof Tyfocor L (Zuivere stof) Datum:
20 juni 2007
Leverancier, artikelnummer:
Ferroli Nederland, Postbus 3364, 4800 DJ Breda: Artikelnr 1480192
Verschijningsvorm: Merknaam: Samenstelling: Toxicologie: RISICO
Heldere, bijna geurloze vloeistof Tyfocor L 1.2 Propaan-diol met niet toxische toevoegingen tbv stabilisatie en corrosie bescherming. CAS #57-55-6 Bedrijfshygiënische grenswaarden voor blootstelling niet beschikbaar Middel reageert met sterke oxidatiemiddelen met kans op brand PREVENTIE EHBO / BHV
Brand: Dit product heeft een vlampunt >100°C, en een zelfontbrandingstemperatuur van >200°C.
Verwijderd houden van open vuur en ontstekingsbronnen.
Beschermen tegen inademing van dampen en nevels. Blussen met water spray, alcohol bestendig schuim, poeder blussers of kool dioxide (CO2).
Inademing: Geen onmiddellijke gevaren.
Goed geventileerde werkplek met afzuiging.
Rust en frisse lucht.
Huid: Geen onmiddellijke gevaren.
Beschermende handschoenen (EN 374). Aanbevolen worden Nitril Rubber handschoenen met een beschermingsindex 6.
Verwijder doordrenkte kledij. Goed wassen met veel water en zeep.
Ogen: Roodheid, pijn..
Veiligheidsbril met zij schermen.
Geopende ogen eerst gedurende ten minste 15 minuten spoelen met veel water (indien mogelijk contactlenzen wegnemen), dan naar de oogarts brengen.
Inslikken: Geen onmiddellijke gevaren.
Niet eten, drinken of roken tijdens het werk.
Eerst de mond goed spoelen met water, dan (veel) water drinken.
Strikte persoonlijk hygiëne in acht nemen. R: S: OPSLAG Product is hygroscopisch. Containers moeten goed gesloten en op een droge plaats opgeslagen worden. Opslag in gegalvaniseerde containers wordt afgeraden. Zorg in de opslagruimte voor voldoende beluchting langs de vloer.
PERSOONLIJK
MILIEU Product mag niet op oppervlaktewater geloosd worden. Product kan goed biologisch verwerkt worden. Raadpleeg hierover uw afvalwater verwerker. Anders moet product aangeboden worden voor verwerking bij een daartoe uitgerust bedrijf.
OVERIGE Gegeven informatie geld voor het zuivere product. Toegepast in de AGPO Aquasol 4 systemen wordt een mengsel van 25% Tyfocor L in water. Dit mengsel is onder normale omstandigheden niet brandbaar en niet irriterend voor de luchtwegen. Oogcontact en inslikken dienen ter alle tijden vermeden te worden, doch levert geen onmiddellijke gevaar op. 10/09
36
Wijzigingen voorbehouden
DRS5009/03
Notities
37
GARANTIEBEWIJS GARANTIEVOORWAARDEN Dit Ferroli produkt wordt door Ferroli Nederland aan de installateur gegarandeerd onder de onderstaande voorwaarden. De installateur garandeert dit produkt onder dezelfde volgende voorwaarden aan de gebruiker: 1 2 3 4 5
6 7
De garantietermijn is geldig vanaf de installatiedatum en na ontvangst door Ferroli Nederland (binnen 30 dagen na de installatiedatum) van de volledig ingevulde en ondertekende garantiekaart (ondertekening door installateur en eigenaar) of d.m.v. een volledig ingevuld garantiebewijs op internet: zie www.ferroli.nl bij “garantiebwijs”. De garantietermijn voor het tapwatervat van de Ferroli AquaSol 4 IT zonneboiler bedraagt 5 jaar. De garantietermijn voor de Ferroli zonnecollectoren, met uitzondering van ruitbreuk, bedraagt 6 jaar. De garantietermijn op onderdelen bedraagt 2 jaar. Het toestel dient te zijn geïnstalleerd door een erkend installateur volgens de geldende algemene en plaatselijke voorschriften en met inachtneming van de door Ferroli Nederland verstrekte installatie- en inbedrijfsstellingsvoorschriften. Het toestel moet geïnstalleerd blijven op de oorspronkelijke plaats. De garantie vervalt indien: - gebreken aan het toestel niet zo spoedig mogelijk nadat ze ontdekt werden of ontdekt hadden kunnen worden, schriftelijk aan de installateur worden gemeld; - gebreken zijn veroorzaakt door fouten, onoordeelkundig gebruik of verzuim van de consument die de opdracht heeft gegeven of rechtsopvolger, danwel door van buiten komende oorzaken; - gedurende de garantietermijn zonder schriftelijke toestemming van de installateur van het toestel aan een derde opdracht is verstrekt van welke aard dan ook om aan het toestel voorzieningen te treffen, danwel wanneer door de consument zelf zodanig voorzieningen zijn getroffen. - gedurende de garantieperiode niet periodiek deskundig onderhoud wordt verricht aan apparatuur die onderhoud behoeft; De consument dient een beroep op de in dit artikel omschreven garantieverplichtingen in de eerste aanleg schriftelijk te doen bij de installateur en wel binnen vijf werkdagen nadat de fout of het gebrek is geconstateerd of redelijkerwijs geconstateerd had kunnen worden. Voorts gelden de bepalingen, opgenomen in artikel 14 van onze Algemene verkoop- en Betalingsvoorwaarden, zoals gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel te Breda, onder nummer 219 d.d. 9-10-1992.
Voor de vervolgschade aan het Ferroli toestel, anders dan ter zake van een gebrek dat onder de boven omschreven garantie valt wordt door Ferroli Nederland niet ingestaan. Ferroli Nederland is jegens de gebruiker voorts niet aansprakelijk voor door de gebruiker geleden zuivere vermogensschade en/of bedrijfsschade van welke aard dan ook.
Garantieregistratie kan ook via internet ! Ga naar www.ferroli.nl bij “garantiebewijs”
Garantiebewijs
Deze kopie kunt u in de handleiding laten zitten
Naam: Adres: Stempel en handtekening installateur
Datum van ingebruikstelling: Zonneboiler type: AQUASOL 4 IT Serienummer zonneboiler: PHST Naverwarmer :
-
(zie fig. 8.1)
MegaDens Type : MegaLux Type : Serienummer :. . . .L. . . . . Anders Merk: Type : Serienummer :. . . . . . . . . .
Serienummers altijd vermelden. Belangrijk i.v.m. garantie!
Garantiekaart
A.u.b. in envelop op sturen naar Ferroli Nederland (of de eventueel los bijgevoegde garantiekaart)
Naam: Adres:
Zonneboiler type: AQUASOL 4 IT Serienummer zonneboiler: PHST -
Stempel en handtekening installateur
-
(zie fig. 8.1)
MegaDens Type : MegaLux Type : Serienummer :. . . .L. . . . . Anders Merk: Type : Serienummer :. . . . . . . . . .
Serienummers altijd vermelden. Belangrijk i.v.m. garantie!
38
Antwoordnummer 238 4800 VB Breda (Postzegel niet nodig)
Datum van ingebruikstelling:
Naverwarmer :
Ferroli Nederland
39
218-0213-005