Montage- en onderhoudsvoorschrift

7208 6600 – 06/2003 BE(NL)

Voor de installateur

Montage- en onderhoudsvoorschrift Condensatie-gasketel Logamax plus GB112-24/29/43/60 en Logamax plus GB112-24 of 29T25H/V

Zorgvuldig lezen vóór montage en onderhoud a.u.b.

Het toestel voldoet aan de fundamentele eisen van de van toepassing zijnde normen en richtlijnen. De conformiteit werd aangetoond. De betreffende documenten en de conformiteitsverklaring zijn bij de fabrikant gedeponeerd.

Technische wijzigingen voorbehouden! Door voortdurende verdere ontwikkelingen kunnen afbeeldingen, functiestappen en technische gegevens in geringe mate afwijken. Actualisering van de documentatie Heeft u voorstellen voor verbeteringen of heeft u onregelmatigheden vastgesteld, neem dan contact op met één van onze Belgische filialen. Opmerking: Auf Anfrage ist auch eine deutschsprachige Ausgabe dieser technischen Begleitdokumentation erhältlich. Bitte wenden sie sich diesbezüglich an: Buderus Verwarming - Chauffage Ambachtenlaan 42A B-3001 Heverlee Tel: 016 / 40 30 20 oder fax: 016 / 40 04 06 Http://www.buderus.be E-mail: [email protected] Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden!

2

Buderus Verwarming - Chauffage N.V. • http://www.buderus.be

Montage- en onderhoudsvoorschrift condensatie-gasketel Logamax plus GB112-24/29/43/60/24T25/29T25 • 06/2003

Inhoudsopgave 1

Gevaren- en veiligheidsinstructies . . . . . . . . . . . 5

2

Afmetingen, aansluitingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . 6

3 3.1 3.1.1 3.2 3.3 3.3.1 3.3.2 3.3.3 3.4

3.8.2 3.8.3 3.8.4 3.8.5 3.8.6 3.8.7 3.8.8 3.8.9 3.8.10

Montage. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7 Leveringsomvang . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7 Eisen aan de opstellingsruimte. . . . . . . . . . . . . . . . 7 Condensatie-gasketel. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7 Leidingaansluitingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9 Aansluiting CV-watercircuit. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9 Gasaansluiting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 Tapwateraansluiting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 Verbrandingsluchttoevoer-/ rookgasafvoeraansluiting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11 Condenswaterafvoer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12 Elektrische aansluitingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13 Netaansluiting. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13 Driewegklep voor een externe tapwaterboiler aansluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13 Regeltoestel aansluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14 Service Tool . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14 Voorbereidingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15 CV-installatie vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15 De automatische ontluchting tot stand brengen . . 16 Tapwaterboiler vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16 Sifon met water vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16 Dichtheidscontrole . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17 Gastoevoerleiding ontluchten . . . . . . . . . . . . . . . . 17 Inbedrijfstellingswerkzaamheden . . . . . . . . . . . . . 18 Controleren van de verbrandingsluchttoevoer/rookgasafvoeraansluiting. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18 Controle van de toesteluitrusting . . . . . . . . . . . . . 18 Instellingen uitvoeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19 Gasaansluitdruk (dynamische druk) meten . . . . . 22 Verhouding gas/lucht controleren. . . . . . . . . . . . . 23 Dichtheidscontrole in de bedrijfstoestand. . . . . . . 25 Koolmonoxidegehalte meten . . . . . . . . . . . . . . . . 25 Functieproeven. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25 Afdekkap aanbrengen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26 Bevestigen van de inbedrijfstelling . . . . . . . . . . . . 26

4 4.1 4.2 4.3

Inspectie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27 Algemene aanwijzingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27 CV-ketel voor de inspectie voorbereiden . . . . . . . 27 Inwendige dichtheidscontrole . . . . . . . . . . . . . . . . 27

5 5.1 5.1.1 5.1.2

Onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28 Onderhoudswerkzaamheden . . . . . . . . . . . . . . . . 28 Warmtewisselaar, brander en sifon reinigen . . . . 28 Visuele controle op algemene corrosieverschijnselen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31

6 6.1 6.2 6.2.1 6.3 6.4

Appendix . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32 Bedrijfsmeldingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32 Storingsmeldingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33 Service Tool . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33 Technische gegevens. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34 Resterende opvoerhoogte bij condensatie-gasketels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36

7 7.1 7.2

Protocollen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37 Inbedrijfstellingsprotocol . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37 Inspectie- en onderhoudsprotocollen . . . . . . . . . . 38

8

Trefwoordenregister. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42

9

Conformiteitsverklaring . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43

3.4.1 3.5 3.5.1 3.5.2 3.5.3 3.6 3.7.1 3.7.2 3.7.3 3.7.4 3.7.5 3.7.6 3.7.7 3.8 3.8.1

Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden!

Voorwoord Belangrijke algemene toepassingsaanwijzingen Pas het technische apparaat alleen toe volgens de voorschriften en met inachtneming van het montage- en onderhoudsvoorschrift. Onderhoud en reparaties mogen slechts door erkende installateurs worden uitgevoerd. Bedien het technische apparaat alleen in de combinaties en met de toebehoren en de reserveonderdelen, die in het montage- en onderhoudsvoorschrift zijn aangegeven. Andere combinaties, toebehoren en aan slijtage onderhevige onderdelen alleen dan gebruiken, wanneer deze uitdrukkelijk voor de voorziene toepassing zijn bestemd en prestatiekenmerken alsmede veiligheidseisen niet nadelig beïnvloeden.



3

Voorschriften en richtlijnen Dit montage- en onderhoudsvoorschrift geldt voor: Buderus condensatie-gasketels GB112-24/29/43/60 en GB112-24T25/29T25 Type B23, C13, C33, C43, C53 Gassoorten BE I2E(S)B 20/25 mbar of BE I3P 37 mbar (aardgas E(S)B en vloeibaar gas P) Stroomsoort 230 VAC, 50 Hz, beveiligingstype IP44. De condensatie-gasketel kan met de volgende regeltoestellen worden uitgerust: –

Aan/uit-kamerthermostaat 24 V;

–

Logamatic RC, iRT-regeltoestellen;

–

Logamatic 4111, 4112;

–

Logamatic Cascaderegelaar.

De Buderus condensatie-gasketels Logamax plus GB112 komen qua constructie en werkgedrag overeen met de “Fundamentele eisen van de richtlijn voor gasapparatuur 90/396/EEC”, rekening houdend met EN 483, EN 677 alsmede de rendementsrichtlijn 92/42/EEC.

De volgende normen en richtlijnen dienen bij installatie en bedrijf met name in acht genomen te worden: NBN D51-003 de Belgische installatienorm. EN 437

Testgassen, testdrukken, installatiecategorieën.

EN 483

Verwarmingsketels voor gasvormige brandstoffen - verwarmingsketels van het type C met een nominale warmtebelasting gelijk aan of kleiner dan 70 kW.

EN 677

verwarmingsketels voor gasvormige brandstoffen, bijzondere eisen aan ketels met een nominaal vermogen gelijk aan of kleiner dan 70 kW.

Voorschriften en eventuele speciale voorschriften van de plaatselijke energiebedrijven.


4



Gevaren- en veiligheidsinstructies 1

1

Gevaren- en veiligheidsinstructies LET OP! Voor de oprichting en de werking van de installatie dienen de regels van de techniek, de bepalingen van het bouw- en woningtoezicht alsmede de wettelijke bepalingen in acht te worden genomen. De montage, de gas- en rookgasaansluiting, de eerste inbedrijfstelling, de stroomaansluiting alsmede het onderhoud en de reparatie mogen slechts door een erkend installatiebedrijf worden uitgevoerd. Werkzaamheden aan gashoudende onderdelen dienen door een erkend installateur te worden uitgevoerd. De reiniging en het onderhoud dient eenmaal per jaar te worden uitgevoerd. Hierbij dient de totale installatie op haar foutloze werking te worden gecontroleerd. Geconstateerde gebreken dienen onmiddellijk te worden verholpen.

Aanwijzingen m.b.t. het verwarmingswater –

Spoel vóór het vullen de installatie grondig!! Gebruik als vul- en bijvulwater voor de CV-installatie uitsluitend onbehandeld leidingwater!

–

Geen onthard water via een waterverzachter!

–

Gebruik geen inhibitoren, antivriesmiddelen of andere additieven!

–

Het expansievat moet voldoende zijn gedimensioneerd!

–

Wanneer gebruik gemaakt wordt van niet zuurstofdiffusiedichte kunststofleidingen, b.v. bij vloerverwarmingen, moet het ketelcircuit van de rest van de installatie gescheiden worden door een systeemwarmtewisselaar. Ongeschikt verwarmingswater bevordert de vorming van slib en corrosie. Dit kan leiden tot functiestoringen en beschadiging van de warmtewisselaar. AANWIJZING! De installatie van een condensatie-gasketel moet bij de bevoegde gasdistributiemaatschappij worden aangekondigd en door deze worden goedgekeurd. Condensatie-gasketels mogen enkel in combinatie met speciaal voor dit keteltype ontworpen en goedgekeurde verbrandingsluchttoevoeren rookgasafvoersystemen worden gebruikt. Voor de rookgasafvoerinstallatie en de condenswateraansluiting op het openbare rioolnet moeten de plaatselijke voorschriften worden nageleefd.




5

2

Afmetingen, aansluitingen

2

Afmetingen, aansluitingen Logamax plus GB112-24T25 Logamax plus GB112-29T25V

100

Logamax plus GB112-29T25H

100

560

100 152

335

100

900 335

152

115

190

190

55

420

1250

30

665

685

420

55

75

300

75

GAS AKO

40

151 75

VK

431

EK AB

30

RK

55

4 x 75

40

150

GAS AB VK AKO EK

431

RK

Logamax plus GB112-24 / GB112-29 100

560

AB

=

warmwaterafvoer Ø 15 mm

EK

=

koudwatertoevoer Ø 15 mm

GAS

=

gasaansluiting R½ (GB112-24/29/43) gasaansluiting R½ (GB112-24T25/29T25) gasaansluiting R¾ (GB112-60)

RK

=

ketelretour Ø 28 mm

VK

=

ketelaanvoer Ø 28 mm

AKO

=

condenswaterafvoer Ø 32 mm

Logamax plus GB112-43 / GB112-60

100

100

100

900

152

335

335

152

115

190

190

55

420

30

30

685

685

420

55

75 150 GAS AKO

150 75

46 431

RK VK


6

55

75 GAS AKO

323

209

75

46 431

RK VK



Montage 3

Montage

3.1

Leveringsomvang

3

z Inhoud van de verpakking controleren op volledigheid. 3.1.1

1

2

Eisen aan de opstellingsruimte

3 AANWIJZING! Hou rekening met de geldende normen met betrekking tot de opstellingsplaats!

4

5 LET OP! Ontvlambare materialen of vloeistoffen mogen niet in de buurt van de CV-ketel worden opgeslagen of gebruikt. De opstellingsruimte moet vorstvrij zijn.

3.2

Condensatie-gasketel

Afb. 1

6

Leveringsomvang

Toelichting bij afb. 1 Pos. 1:

condensatie-gasketel

Pos. 2:

wandbeugel

Pos. 3:

technische documenten

Pos. 4:

montagemal

Pos. 5:

aansluitkoppelingen

Pos. 6:

vul- en aftapkraan

Verwijder de verpakking en lever deze in voor recycling. De piepschuimbodem ter bescherming van de aansluitstompen niet verwijderen! Tijdens de montagewerkzaamheden moeten de CV-ketel en de verbrandings-luchttoevoer-/ rookgasafvoeraansluiting beschermd worden tegen vervuiling. AANWIJZING! Neem de afstand voor de montage van het concentrische verbrandingsluchttoevoer- / rookgasafvoersysteem in acht (zie hoofdstuk 3.4 "Verbrandingsluchttoevoer-/ rookgasafvoeraansluiting") en het betreffende montagevoorschrift van het rookgasafvoersysteem. Neem zijdelingse minimale afstanden van 100 mm in acht! Bij het aansluiten van een staande of onderhangende tapwaterboiler is de minimale afstand van het montageframe S120: 1749 - 1754 mm HT75: min. 1540 mm.

4

3

1

3

2 z Breng de wandbeugel aan. Verwijder de afdekkap z Open het luik van het bedieningspaneel (afb. 2, pos. 1).

Afb. 2

Afdekkap afnemen

z Verwijder de schroef (afb. 2, pos. 2). z Open links en rechts de beide zijdelingse bajonetsluitingen (afb. 2, pos. 3). z Open de kliksluitingen (afb. 2, pos. 3). z Neem de bemanteling naar voren af (afb. 2, pos. 4). Draag de afdekkap niet aan de sluitingen!




7

3

Montage

Bij de combi-ketel Logamax plus GB112-24T25/29T25V: z Afdekkap van de boiler naar voren eraf trekken en uit de houder nemen (afb. 3). Dit is alleen mogelijk wanneer de bovenste afdekkap is verwijderd.

2

1

Afb. 3

Afdekkap tapwaterboiler afnemen

z Hang de condensatie-gasketel aan de wandbeugel (afb. 4).

1

Afb. 4


8

10

1

10

Montage



Montage 3.3

Leidingaansluitingen

3.3.1

Aansluiting CV-watercircuit

3

Gebruik als vul- en bijvulwater voor de verwarmingsinstallatie uitsluitend onbehandeld leidingwater! LET OP! Geen onthard water via een waterverzachter! Geen inhibitoren, antivriesmiddel of andere additieven gebruiken! Bij GB112-60 dient een automatische ontluchtingsklep in de retourleiding te worden ingebouwd. .

AANWIJZING! Ter beveiliging van de totale installatie wordt aanbevolen, om een vuilfilter in de retourleiding te monteren. Bij het aansluiten van de CV-ketel aan een al langer bestaande installatie is deze montage absoluut noodzakelijk. Direct vóór en achter de vuilfilter dient een afsluiter voor de filterreiniging te worden gemonteerd.

Voor onderhoud- en servicewerkzaamheden aan de CV-ketel dient in de aanvoer- en retourleiding telkens een onderhoudskraan te worden gemonteerd. Om een optimale werking van de CV-installatie te garanderen, dient het minimumdebiet van de verwarmingsketel in acht te worden genomen. Het minimumdebiet kan bij een een tweepijpsinstallatie bijv. via een bypass worden gewaarborgd. Wanneer er een hydraulische wissel wordt ingebouwd, is er geen bypass noodzakelijk. Spoel leidingen en radiatoren grondig door! z Neem de maten voor de pijpaansluiting van de montagemal over. z Monteer het expansievat volgens het separate montagevoorschrift. of monteer het expansievat in de ketelretour.

Afb. 5

Aansluiting CV-watercircuit (HKA toebehoren) Logamax plus GB112-24T25V / 29T25V

Afb. 6

Aansluiting CV-watercircuit (HKA toebehoren) Logamax plus GB112-24T25H / 29T25H

z Monteer de aansluitkoppelingen (afb. 5 en afb. 6). z Sluit de leidingen spanningsloos aan.




9

3 3.3.2

Montage Gasaansluiting LET OP! Werkzaamheden aan gasvoerende delen mogen slechts door een erkend installateur worden uitgevoerd.

z Neem de maten voor de leidingaansluiting van de montagemal over. z Breng de gasaansluiting volgens de plaatselijke voorschriften aan; installeer in de aansluitleiding voor gas een afsluitkraan (toebehoren) met schroefverbinding. Sluit de leiding spanningsvrij aan (afb. 7).

Afb. 7

Gasaansluiting

Afb. 8

Inlaatcombinatie

Afb. 9

Tapwateraansluiting Logamax plus GB112-24T25V / 29T25V

Afb. 10

Tapwateraansluiting Logamax plus GB112-24T25H / 29T25H

Bij GB112-60 een gaskraan met de minimale grootte R¾ (toebehoren) installeren. Het wordt aanbevolen, in de gasleiding een gasfilter te monteren. 3.3.3

Tapwateraansluiting

Bij GB112-24/29/43/60: Sluit de externe tapwaterboiler aan volgens het montagevoorschrift van de tapwaterboiler en de “Aansluitset”. Bij GB112-24T25/29T25: De GB112-24T25 en GB112-29T25 zijn voorzien van een inlaatcombinatie (afb. 8). Het expansiewater van de inlaatcombinatie wordt via het sifon afgevoerd. LET OP! Geen verzinkte leidingen of armaturen gebruiken! De warmwaterboiler is van koper, er bestaat gevaar voor galvanische corrosie. Bij gebruik van kunststof leidingen moeten de aanwijzingen van de leidingfabrikant worden opgevolgd en in het bijzonder de verbindingstechnieken gebruikt worden. z Vóór de koudwaterinvoer een membraanveiligheidsventiel (max. 8 bar) inbouwen. z Afmetingen voor de aansluitleidingen van het montagesjabloon opnemen. z Leidingen met klemverbindingen monteren. Leidingen spanningsvrij aansluiten (afb. 9 en afb. 10).


10



Montage 3.4

3

Verbrandingsluchttoevoer-/ rookgasafvoeraansluiting

Bij de types B23, C13, C33, C43 en C53 zijn de rookgassysteem basismontagepakketten WH/WS, DO, DO-S, GAL-K, LAS-K, GA-K, GA-K en ÜB-Flex, GAF-K, GA, GA-X, GA resp. GA-X en ÜB-Flex, GN, volgens de richtlijn voor gasapparatuur 90/396/EEC met inachtneming van EN 483 gezamenlijk met de condensatie-gasketel toegelaten (systeemcertificering). Dit is gedocumenteerd door het product-identificatienummer op het typeplaatje van de ketel. Alle types zijn voorzien van een ventilator in het luchttoevoersysteem (typex3). Type B Bij toestellen van het type B wordt de verbrandingslucht onttrokken aan de opstellingsruimte waar de condensatiegasketel gemonteerd is. De rookgassen worden door het rookgasafvoersysteem naar buiten geleid. Type C Bij een toestel van het type C wordt de verbrandingslucht van buiten het huis naar de condensatiegasketel geleid. De rookgassen worden naar buiten geleid.

Type B23 De condensatie-gasketel beschikt niet over een trekonderbreker. Type C13 De condensatie-gasketel wordt aangesloten op een horizontaal luchttoevoer-/rookgasafvoersysteem door een wand. Zowel de luchttoevoer als de rookgasafvoer monden uit in dezelfde drukzone. Type C33 De condensatie-gasketel wordt aangesloten op een verticaal luchttoevoer-/rookgasafvoersysteem. De luchttoevoer- resp. rookgasafvoeropening bevinden zich in dezelfde drukzone. Type C43 De condensatie-gasketel wordt aangesloten op een gemeenschappelijk systeem dat een kanaal voor de aanvoer van de verbrandingslucht en een kanaal voor de afvoer van de verbrandingsproducten omvat. Type C53 De condensatie-gasketel wordt aangesloten op twee gescheiden kanalen die in verschillende drukzones uitmonden. De verbrandingslucht wordt aan de gevel genomen, de verbrandingsproducten worden bovendaks afgevoerd. Rookgas-maximaalthermostaat (toebehoren) Wanneer er bij een bedrijf dat afhankelijk is van de kamerlucht, de voorgeschreven minimumafstand van 50 mm naar brandbare stoffen niet wordt aangehouden, kan er ter controle van de rookgastemperatuur (max. 80 °C) een rookgas-maximaalthermostaat te worden ingebouwd. De montage dient te worden uitgevoerd door een erkend installatiebedrijf.




11

3 3.4.1

Montage Condenswaterafvoer AANWIJZING! Het in de CV-ketel en eventueel in de rookgasleiding vrijkomende condenswater dient volgens de voorschriften te worden afgevoerd (afb. 12).

1

Verder dienen de lokale bepalingen in acht te worden genomen.

2

Afb. 11

Afdichtingskappen aan de condenswaterbypass verwijderen (alleen bij ketelaansluitstuk uit roestvast staal)

Afb. 12

Condenswaterafvoer bij rookgasafvoersystemen uit roestvast staal

Afb. 13

Condenswaterafvoer bij kortere rookgasafvoersystemen uit aluminium

Bij rookgasafvoersystemen uit roestvast staal LET OP! Bij ketelaansluitstukken uit kunststof dient de afdichtkap (afb. 11, pos. 1) te worden verwijderd. De zwarte rubberen afdichtring (afb. 11, pos. 2) niet verwijderen. Het ketelaansluitstuk uit kunststof beschikt over een geïntegreerde condenswaterafvoer. Het condenswater uit de rookgasgeleiding stroomt via een bypass direct in de reukafsluiter (sifon) van de condensatie-gasketel (afb. 12).

Bij kortere rookgasafvoersystemen uit aluminium LET OP! Bij ketelaansluitstukken uit aluminium mag de afdichtkap (afb. 11, pos. 1) niet worden verwijderd. De aluminium rookgasleiding beschikt in het ketelaansluitstuk niet over een geïntegreerde condenswaterafvoer. Het condenswater uit de rookgasleiding stroomt via de condensatie-gasketel in de sifon van de condensatie-gasketel (afb. 13).


12



Montage

3

Bij langere rookgasafvoersystemen uit aluminium LET OP! Bij ketelaansluitstukken uit aluminium mag de afdichtkap (afb. 11, pos. 1) niet worden verwijderd. De aluminium rookgasleiding beschikt in het ketelaansluitstuk niet over een geïntegreerde condenswaterafvoer. Het condenswater uit de rookgasafvoerleiding stroomt via de externe condenswaterafvoer met sifon (afb. 14). Dit bijkomende onderdeel is noodzakelijk: –

vanaf 10 m gestrekte bouwlengte van de rookgasafvoergeleiding met Logamax plus GB112 van 24 kW of

–

vanaf 5 m gestrekte bouwlengte van de rookgasafvoerleiding met Logamax plus GB112-29 en GB112-43.

–

vanaf 3 m gestrekte bouwlengte van de rookgasafvoerleiding met Logamax plus GB112-60.

Afb. 14

Condenswaterafvoerleiding bij langere rookgasafvoersystemen uit aluminium

Verbrandingslucht-rookgasafvoerleiding monteren overeenkomstig het montagevoorschrift van het rookgasafvoersysteem.

3.5

Elektrische aansluitingen

3.5.1

Netaansluiting LET OP! Steek de netstekker pas in, als de installatie gevuld is!

z De netaansluiting geschiedt via de ingebouwde netkabel (1m) met stekker aan een contactdoos met aarding (afb. 15).

1m Afb. 15

3.5.2

Netaansluiting

Driewegklep voor een externe tapwaterboiler aansluiten

z Bij driewegklep met stekker: Steek de aansluitstekker en de stekker van de driewegklep in elkaar (afb. 16, pos.1). z Bij driewegklep zonder stekker: Sluit de driewegklep op de klemmen 9 en 11 van de klemlijst aan (afb. 17, pos. 5). 1

Afb. 16


Driewegklep van een externe tapwaterboiler aansluiten



13

3 3.5.3

Montage Regeltoestel aansluiten 1 2

z Verwijder de draadbrug en sluit het regeltoestel volgens schakelschema op de klemlijst aan (afb. 17).

3 4

Wanneer de ketel zonder regeling tijdelijk in bedrijf moet worden genomen, vervang dan de niet-geleidende draadbrug tussen klemmen 1-2 door een geleidende draadbrug en stel de aanvoertemperatuur en het benodigde verwarmingsvermogen op de UBA in.

5

Deze modus mag slechts tijdelijk.

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12

Afb. 17

Regeltoestel aansluiten

Toelichting bij afb. 17:

3.6

Pos. 1:

AAN/UIT-kamerthermostaat (brug niet-geleidend)

Pos. 2:

Kamerthermostaat Logamatic iRT30

Pos. 3:

I/O-poort/communicatie-aansluiting

Pos. 4:

Buitentemperatuurvoeler

Pos. 5:

Voeding 24 VAC/max: 6 VA schakelspanning driewegklep (9+11)

Service Tool

Met behulp van de Service Tool kan de bedrijfstoestand van de ketel worden bepaald en kunnen de onderdelen worden gecontroleerd en eventuele storingsoorzaken snel worden opgespoord. z Klep aan de voorzijde van de ketel openen en de dubbelstekker van de Service Tool in de aansluitbus (afb. 18, pos. 1) plaatsen.

1 0

1

10

1

10

1

Afb. 18


14

Aansluiting Service Tool



Montage 3.7

Inbedrijfstelling

3.7.1

Voorbereidingen

3

AANWIJZING! Bij veel stof, b.v. door bouwwerkzaamheden in de opstellingsruimte, mag de CV-ketel niet worden gebruikt.

3.7.2

CV-installatie vullen LET OP! De CV-ketel mag nog niet worden ingeschakeld. Afb. 19

Mechanische schakelaar op driewegklep

Gebruik als vul- en bijvulwater voor de verwarmingsinstallatie uitsluitend onbehandeld leidingwater! Geen onthard water via een waterverzachter. LET OP! Geen ontharding via de kationenwisselaar (waterverzachter)! Geen inhibitoren, antivriesmiddel of andere additieven gebruiken! Het expansievat dient voldoende te zijn gedimensioneerd! Bij toepassing van zuurstofdoorlatende leidingen, zoals bijv. bij vloerverwarmingen, moet een systeemscheiding door een warmtewisselaar worden uitgevoerd.

2

z De inlaatdruk van het expansievat van de CV-installatie dient te worden gecontroleerd en eventueel te worden ingesteld. De ketel dient hierbij aan de zijde van de verwarmingskring leeg te zijn. De inlaatdruk van het expansievat dient minimaal overeen te komen met de statische druk (hoogte van de installatie tot aan het midden van het expansievat), maar niet minder dan 0,5 bar te bedragen.

3

Alleen voor toestellen met driewegklep: z Mechanische schakelaar van de driewegklep in de middenstand zetten (afb. 19).

1 Afb. 20

CV-installatie vullen

z Draai de sluitkap van de vul- en aftapkraan los (afb. 20, pos. 1) en schroef de slangtuit erop (afb. 20, pos. 2). z Steek de met water gevulde slang op de vul- en aftapkraan en open de kraan met de aan de achterkant van de sluitkap aanwezige vierkantsleutel. z Open de vul- en aftapkraan (afb. 20, pos. 3). z Open het onderhoudsventiel op de verwarmingsaanvoer en -retour.




15

3

Montage

z Open langzaam de waterkraan en vul de installatie tot een druk van 1,0 - 1,2 bar (afb. 21). De minimale druk bedraagt 1,0 bar. z Sluit de waterkraan en de vul- en aftapkraan. z Trek de slang los, schroef de slangtuit los en bewaar deze, schroef de sluitkap op. z Ontlucht de installatie via de ontluchters op de radiatoren. Alleen voor toestellen met driewegklep: z Mechanische schakelaar van de driewegklep terugzetten.

3.7.3

Afb. 21

Drukaflezing

Afb. 22

Automatische ontluchter

De automatische ontluchting tot stand brengen

z Draai de beschermkap aan de automatische ontluchter een slag open (afb. 22). Indien de druk door het ontluchten is gedaald onder de minimale druk, water bijvullen. 3.7.4

Tapwaterboiler vullen

z Inlaatcombinatie openen. z Warmwaterkraan openen tot er een volle waterstraal loopt.

3.7.5

Sifon met water vullen

z Trek de slang van de condensaatplaat los (afb. 23, pos.1). z Sifon met water vullen. z Steek de slang op de condensaatplaat.

1 2 3 4

1

5 6 7

3

2

4

8 9 24- VAC max 6 VA 10 0 11 24 VAC 12

Afb. 23


16

5

1

6

Sifon met water vullen



Montage 3.7.6

3

Dichtheidscontrole LET OP! Wanneer bij deze dichtheidscontrole een ondichtheid wordt geconstateerd, voer dan met een schuimvormend middel bij alle verbindingen lekcontrole uit. Het middel moet toegelaten zijn voor het testen op gasdichtheid.

z Maak de installatie spanningsloos. z Controleer voor de eerste inbedrijfstelling het nieuwe leidinggedeelte t/m de directe afdichtplaats aan het gasblok op uitwendige dichtheid. Hierbij mag de proefdruk (bijv. d.m.v. een luchtpomp) aan de ingang van het gasblok maximaal 150 mbar bedragen. 3.7.7

Gastoevoerleiding ontluchten

z Draai de sluitschroef aan de testnippel voor de gasaansluitdruk en de ontluchting bij het Honeywell-gasblok (afb. 24) twee slagen los, draai deze bij het SIT-gasblok (afb. 25) helemaal uit en breng de slang aan. z Open langzaam de gaskraan.

5

24 VAC - max 6 VA

0

z Voer het uitstromende gas via de slang naar buiten. Wanneer er geen lucht meer ontsnapt, trek dan de slang los en draai de sluitschroef weer vast.

24 VAC

6

z Sluit de gaskraan. Afb. 24

Gastoevoerleiding ontluchten (Honeywell-gasblok)

24 VAC

5

- max 6 VA

0 24 VAC

Afb. 25


6

Gastoevoerleiding ontluchten (SIT-gasblok)



17

3

Montage

3.8

Inbedrijfstellingswerkzaamheden

3.8.1

Controleren van de verbrandingsluchttoevoer/rookgasafvoeraansluiting

z Is het voorgeschreven verbrandingsluchttoevoer-/rookgasafvoersysteem gebruikt? (zie hoofdstuk 3.4 "Verbrandingsluchttoevoer-/ rookgasafvoeraansluiting").

Gassoort

Voorinstelling van de gasbrander door fabrikant Bij levering bedrijfsklaar ingesteld op Wobbeindex 14,1 kWh/m3 (gerelateerd aan 15 °C, 1013 mbar), inzetbaar voor het Wobbe-indexbereik 11,3 tot15,2 kWh/m3.

Aardgas E(S)B

z Zijn de uitvoeringsbepalingen in het overeenkomstige montagevoorschrift van het rookgassysteem nagekomen? De doorsnede van het rookgaskanaal moet minimaal overeenstemmen met de diameter van de aansluitstomp op de CV-ketel. De rookgasweg dient zo kort mogelijk te worden gekozen.

Opschrift op het aanwijzingsplaatje voor de gassoort: Ingestelde categorie: G 20 – 2E(S)B Bij levering bedrijfsklaar ingesteld op propaan. Vloeibaar gas P

Tab. 1

3.8.2

Controle van de toesteluitrusting AANWIJZING! De brander mag alleen met de juiste inspuiters (tab. 2) in bedrijf worden genomen.

Aardgas G20: werking ook met aardgas G25 bij ongewijzigde instelling mogelijk.

Opschrift op het aanwijzingsplaatje voor de gassoort: Ingestelde categorie: G 31 – 3P

Instelling van de gasbrander door de fabrikant

CVtoestel

Gassoort

GB112-24/ 24T25 GB112-29/ 29T25

Gasinspuiter Ø [mm]

Luchtdoseerring Ø [mm]

Aardgas E(S)B

4,65

21,55

Vloeibaar gas P

3,45

20,10

Aardgas E(S)B

5,00

23,30

Vloeibaar gas P

3,90

23,00

Aardgas E(S)B

6,40

29,30

Vloeibaar gas P

4,85

27,40

Aardgas E(S)B

8,00

36,40

Vloeibaar gas P

6,10

35,20

GB112-43

GB112-60 Tab. 2


18

Diameter gasinspuiter en luchtdoseerring



Montage 3.8.3

3

Instellingen uitvoeren

3 4

11 kW

1

0

1

1

2

2 1

10

1

10

5 6 Afb. 26

Bedieningspaneel

Toelichting bij afb. 26

Instellingen uitvoeren

Pos. 1:

Regelaar voor aanvoertemperatuur

Pos. 2:

Regelaar voor tapwatertemperatuur

Pos. 3:

Jumper 11/50 kW vermogensbegrenzing

Pos. 4:

Schakelaar voor pompuitlooptijd

Pos. 5:

Regelaar voor verwarmingsvermogen

Pos. 6:

Afdekkap van het 2e bedieningsniveau

Stand van de regelaar

Aanvoertemperatuur °C

1

40

2

46

3

51

4

57

5

62

6

68

7

73

8

79

9

84

10

90

z Stel de regelaar (afb. 26, pos. 1) al naargelang de configuratie van de installatie en volgens tab. 3 op de gewenste maximale aanvoertemperatuur in.

Tab. 3


Aanvoertemperatuur



19

3

Montage

Bij externe tapwaterboiler: Tapwatertemperatuur instellen


Tapwatertemperatuur externe boiler °C

1

27

2

31

3

34

4

38

5

41

6

45

7

49

8

52

9

56

10

60

z Stel met de regelaar (afb. 26, pos. 2) de gewenste tapwatertemperatuur volgens tab. 4 in.

Tab. 4

Tapwatertemperatuur

Verwarmingsvermogen instellen z Open de afdekking van het 2e bedieningsniveau (afb. 26, pos. 6).

GB11224

GB11229

GB11243

GB11260

1

6,7

8,5

12,4

22,5

2

8,4

10,8

15,6

26,4

3

10,2

13,0

18,8

30,3

4

11,9

15,2

22,0

34,1

5

13,6

17,5

25,2

38,0

6

15,3

19,7

28,4

41,9

7

17,0

21,9

31,6

45,8

8

18,7

24,1

34,8

49,7

9

20,4

26,3

38,0

53,3

10

22,2

28,6

41,2

57,5

z Stel het verwarmingsvermogen al naargelang de benodigde warmte (tab. 5) op de regelaar (afb. 26, pos. 5) in. Neem bij de instelling het vermogenverlies door het rookgasafvoersysteem in acht (tab. 6).

Tab. 5

Nalooptijd van de pomp instellen z Zet de schakelaar (afb. 26, pos. 4) in stand "1": Nalooptijd van de pomp 4 min. Zet schakelaar in stand "2" , wanneer de installatie op ruimtetemperatuur wordt geregeld en er vorstgevaar voor onderdelen van de installatie bestaat, die buiten het detectiegebied van de kamerthermostaat liggen, b.v. radiatoren in de garage: Nalooptijd van de pomp 24 h.

20

Verwarmingsvermogen

Drukverlies rookgassysteem Pa

Beschikbaar maximaal vermogen %

20

98,5

40

97,1

60

95,6

80

94,1

100

92,6

120

91,0

140

89,5

Tab. 6


Verwarmingsvermogen kW (±5 %)


Vermogensverlies



Montage

3

Warmwatersensor FB aansluiten z Verwijder de stekker met draadbrug (afb. 27, pos. 1). Kabelkleuren: zwart/wit en lila. z Sluit de verlengingskabel, lengte 3 m (afb. 27, pos. 2), voor de tapwatersensor aan de stekker aan en monteer de sensor in de boiler.

1

2

Afb. 27

Tapwatersensor FB voor externe boiler

Afb. 28

Tapwater-begrenzer doorstroomhoeveelheid

Voor de GB112-24T25/29T25: Tapwater-debietbegrenzer instellen z Voer de gewenste instelling op de debietbegrenzer (afb. 28) uit, bv. voor 60 °C bij de GB112-24T25 op 6 l/min. en bij de GB112-29T25 op 8 l/min Naar rechts draaien

=

debiet kleiner

Naar links draaien

=

debiet groter




21

3 3.8.4

Montage Gasaansluitdruk (dynamische druk) meten

z Open minimaal van één radiator het thermostaatventiel. De CV-ketel mag nog niet zijn ingeschakeld!

0

z Zet de schoorsteenvegerschakelaar (afb. 29) in stand "1". Bij de Logamax plus GB112-60 wordt het volle vermogen pas na ca. één minuut bereikt. De metingen daarom pas na één minuut uitvoeren! I 0

z Draai de sluitschroef aan de testnippel voor de gasaansluitdruk bij het Honeywell-gasblok (afb. 30, pos. 1) twee slagen los, draai deze bij het SIT-gasblok (afb. 31, pos. 1) helemaal uit. z Drukmeetapparaat op "0" kalibreren en tot de beëindiging van de meetwerkzaamheden niet meer draaien.

1

1

11 KW

10

1

10

1

0

1

1

2

10

Afb. 29

Schoorsteenvegerschakelaar

Afb. 30

Gasaansluitdruk meten (Honeywell-gasblok)

Afb. 31

Gasaansluitdruk meten (SIT-gasblok)

z Plaats de meetslang van de drukmeter op de testnippel (afb. 30, pos. 2 of afb. 31, pos. 2). z Gasafsluitkraan langzaam openen. z Steek de netstekker in het stopcontact en zet de netschakelaar in stand "I". Na een wachttijd van ca. 30 s ontvlamt de brander. z Meet de gasaansluitdruk en vul deze in het protocol in. De gasaansluitdruk moet bedragen: bij aardgas min. 17 mbar, max. 25 mbar, nominale aansluitdruk 20 mbar, bij vloeibaar gas min. 25 mbar, max. 45 mbar, nominale aansluitdruk 37 mbar. z Trek de meetslang weer los en draai de sluitschroef aan de testnippel vast.

AANWIJZING! Als de benodigde aansluitdruk niet aanwezig is, moet met het bevoegde gasdistributiebedrijf worden overlegd! Bij een te hoge aansluitdruk moet vóór de gasketel een gasdrukregelaar worden gemonteerd.


22



Montage 3.8.5

3

Verhouding gas/lucht controleren 1

De verhouding gas/lucht kan m.b.v. twee verschillende methodes worden gecontroleerd: –

met drukmeter;

–

volgens het CO2-gehalte. AANWIJZING! Let op bij bedrijf met vloeibaar gas: wanneer de tanks voor vloeibaar gas bij nieuwe installaties niet zijn ontlucht, kunnen in het begin lage CO2-waardes voorkomen.

2

Afb. 32

Servicetoets, regelaar voor tapwatertemperatuur

Controleren met een drukmeter: z Zet de netschakelaar en de schoorsteenvegerschakelaar op "0". z Drukmeter op "0" kalibreren (meetbereik 1 Pa of 0,01 mbar). z Trek de onderste slang van meetnippel "P1+" los en zet de slang met het T-stuk hier tussen (afb. 33 of afb. 34). z Verbind het T-stuk met de min-aansluiting van de drukmeter.

1 2 3

Voor de Logamax plus GB112-24/29/43/24T25/29T25: z Draai de schroef in de meetnippel voor branderdruk bij het Honeywell-gasblok (afb. 33, pos. 2) twee slagen los, draai deze bij het SIT-gasblok (afb. 34, pos. 1) helemaal uit.

Afb. 33


Verhouding gas/lucht controleren (Honeywell-gasblok)



23

3

Montage

Voor de Logamax plus GB112-60: z Draai de schroef in de meetnippel voor branderdruk bij het Honeywell-gasblok (afb. 33, pos.2) twee slagen los, draai deze bij het SIT-gasblok (afb. 34, pos. 1) helemaal uit. z Verbind de plusaansluiting van de drukmeter via een slang met de meetnippel voor branderdruk (afb. 33, pos. 2 of afb. 34, pos. 1). z Zet de netschakelaar op "I" en de schoorsteenveger schakelaar op "1". z Druk, wanneer de brander na ca. 30 sec in bedrijf is gegaan, op de servicetoets tot op het display "Y" verschijnt (afb. 32, pos. 1).

2

z Zet de regelaar voor warmwatercomfort op "1".

1

z Lees de verschildruk af. De verschildruk (pGas - pLucht) moet -5 Pa (±5 Pa) of -0,05 mbar (±0,05 mbar) bedragen (aanduiding op de meter: -10 tot 0 Pa).

Afb. 34

Verhouding gas/lucht controleren (SIT-gasblok)

Afb. 35

Meetpunt voor rookgas

z Zet de netschakelaar en de schoorsteenvegerschakelaar op "0". z Verwijder de meetopstelling, draai de schroef in de meetnippel voor branderdruk vast, breng de slang weer aan op de meetnippel "P1+". z Regelaar voor tapwatertemperatuur (afb. 32, pos. 2) weer op de oorspronkelijke waarde instellen. z Zet de netschakelaar op "I". Controleren conform het CO2-gehalte (aardgas): z Netschakelaar moet op "I" en schoorsteenvegerschakelaar op stand "1" staan. z Druk op de servicetoets (afb. 32, pos. 1) tot "Y" op het display verschijnt. Volle belasting z Regelaar voor tapwatertemperatuur op "10" instellen. z Meet en noteer het CO2-gehalte op het meetpunt voor rookgas Deelbelasting z Zet de regelaar voor warmwatercomfort op "1". z Meet en noteer het CO2-gehalte. Het CO2-gehalte bij deelbelasting moet 0,7% kleiner zijn dan bij volle belasting. z Zet de regelaar voor warmwatercomfort weer op de oorspronkelijke waarde. z Zet de schoorsteenvegerschakelaar op "0". Let op bij bedrijf met vloeibaar gas: Wanneer bij nieuwe installaties de tanks met vloeibaar gas vóór het eerste vullen niet worden ontlucht, kunnen in het begin lage CO2 -waarden optreden.


24



Montage 3.8.6

3

Dichtheidscontrole in de bedrijfstoestand

z Controleer bij werkende brander met een schuimvormend middel alle afdichtplaatsen in de totale gasweg van de brander. Het middel moet voor de controle van gasdichtheid zijn goedgekeurd. Breng het middel niet op elektrische leidingen aan. 3.8.7

Koolmonoxidegehalte meten

Meetpunt zie afb. 35. CO-waarden in luchtvrije toestand moeten beneden 400 ppm of 0,04 vol% liggen. Waarden rond of boven 400 ppm duiden op een foutieve branderinstelling, vervuiling van de gasbrander of warmtewisselaar of op defecten aan de brander. De oorzaak dient in ieder geval te worden achterhaald en te worden verholpen.

3.8.8

Functieproeven

Tijdens de inbedrijfstelling en bij het jaarlijkse onderhoud dienen alle regelinstallaties, besturingsinrichtingen en veiligheidsvoorzieningen op hun goede werking en, voor zover dit kan worden ontregeld, op hun juiste instelling te worden gecontroleerd. Ionisatiestroom meten z Zet de netschakelaar op "0". z Maak de steekverbinding van de ionisatiekabel los en sluit het meetinstrument in serie aan (afb. 36). Selecteer op het meetinstrument het µA-gelijk-stroombereik. Het meetinstrument moet een resolutie van min. 1 µA hebben. z Netschakelaar op "I" en testschakelaar op positie "1" zetten. z Servicetoets (afb. 32) na het ontsteken van de brander indrukken totdat er op de display "Y" verschijnt.

Afb. 36

Ionisatiestroom meten

z Regelaar voor tapwatertemperatuur in positie "1" zetten. z Ionisatiestroom meten. De ionisatiestroom dient bij deellast > 2 µA gelijkstroom te bedragen. z Vul de meetwaarde in het protocol in. z Zet de netschakelaar op "0". z Neem het meetinstrument weg en steek de stekkerverbinding weer ineen. z Zet de schoorsteenvegerschakelaar in stand "0". z Afdekkap van het 2e bedieningsniveau weer sluiten. z Temperatuur op de potmeter voor tapwatertemperatuur op de gewenste waarde instellen. z Zet de netschakelaar op "I". z Bij de aanduiding "7" en na indrukken van de servicetoets verschijnt in het display "c". Resetknop indrukken totdat de indicatie "r" verschijnt. z Afdekkap terugplaatsen. Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden!



25

3 3.8.9

Montage Afdekkap aanbrengen

z Breng de afdekkap aan en sluit de kliksluitingen (afb. 37). Til de afdekkap niet aan de kliksluitingen op! z Draai de schroef in. 3.8.10 Bevestigen van de inbedrijfstelling z Vul de voordruk aan het einde van deze instructie in. Hiermee wordt de deskundige plaatsing en eerste inbedrijfstelling alsmede de overdracht van de installatie bevestigd.

Afb. 37


26

Afdekkap aanbrengen



Inspectie 4

Inspectie

4.1

Algemene aanwijzingen

4

We raden u aan uw klant een jaarlijks inspectie- en behoefteafhankelijk onderhoudscontract aan te bieden. Wat er in een jaarlijks inspectie- en behoefteafhankelijk onderhoudscontract moet staan, kan u vinden in hoofdstuk 7.2: "Inspectie- en onderhoudsprotocollen", pagina 38.

4.2

CV-ketel voor de inspectie voorbereiden

z Installatie buiten bedrijf stellen. LEVENSGEVAAR door elektrische stroom bij geopende afdekkap. Alvorens de afdekkap te openen: –

schakel de verwarmingsinstallatie met behulp van de verwarmingsnoodschakelaar stroomloos of koppel ze langs de zekering los van het stroomnet.

–

beveilig de CV-installatie tegen onvoorzien opnieuw inschakelen.

z Branderomkasting resp. branderkap van de CV-ketel verwijderen (zie "Verwijder de afdekkap" op pagina 7) AANWIJZING! Wanneer de gasleidingen van de gasbrander dienen te worden verwijderd, mag de afdekkap van de brander uitsluitend door een erkend installatiebedrijf worden geopend.

4.3

Inwendige dichtheidscontrole

z Installatie buiten bedrijf stellen. z Gasbranderarmatuur aan de ingangszijde met een proefdruk van min.100 mbar en max.150 mbar controleren op inwendige dichtheid. Na een minuut mag de drukvermindering max. 10 mbar bedragen. Bij een hogere drukvermindering op alle afdichtingsplekken voor de armatuur een lekkagelocalisatie uitvoeren door middel van een schuimvormend middel. Wanneer geen lekkage wordt vastgesteld, drukproef herhalen. Wanneer de druk opnieuw meer dan 10 mbar per minuut daalt, armatuur verwisselen.




27

5

Onderhoud

5

Onderhoud

5.1

Onderhoudswerkzaamheden

5

Voorbereidingen z Maak de installatie spanningsloos.

4

1

z Sluit de gaskraan. z Verwijder de afdekkap.

3 5.1.1

Warmtewisselaar, brander en sifon reinigen

3

De warmtewisselaar kan met behulp van een borstel en druklucht of met het reinigingsmiddel TAB2 (kan via BUDERUS worden besteld) worden gereinigd. z Draai de schroefverbinding aan de gasinspuiter (afb. 38, pos. 1) en op het veiligheidsventiel (afb. 38, pos. 2) los.

11 KW

2

0 1

1 2

10 1

10

1

10

1

z Slang tussen ventilator en brander verwijderen (afb. 38, pos. 3). z Trek de slang op het verschildruk meetpunt los (afb. 38, pos. 4).

Afb. 38

Aansluitingen verwijderen

z Trek de stekker op de branderthermostaat los (afb. 38, pos. 5). z Trek de stekkers op de ventilator los (afb. 39, pos. 1). z Draai de borgring van de ventilator en trek hem eraf (afb. 39, pos. 2).

2

1

Afb. 39


28

Borgbeveiligingen verwijderen



Onderhoud

5

z Schuif de ventilator naar boven (afb. 40, pos. 1). z Hef de ventilator van onderuit boven (afb. 40, pos. 2) en (afb. 40, pos. 3) eruit.

1

3 2 Afb. 40

Ventilator uitnemen

z Beide borgklemmen (afb. 41, pos. 2) op de branderafdekking losdraaien en branderafdekking en brander (afb. 41, pos.3) eruit nemen.

3 2

Reiniging met borstel en druklucht

4

z Trek de sifon van de condensaatplaat los (afb. 41, pos. 1). z Verbinding naar de condenswaterbypass losdraaien (afb. 41, pos. 6).

5

z Verwijder de bevestigingsklemmen (afb. 41, pos. 4) op de condensaatplaat en verwijder de condensaatplaat (afb. 41, pos. 5).

1 2

1

3 4

2

5 6 7

3

4

6 1

8 VAC 9 24- max 6 VA 10 0 11 24 VAC

5

6

12

Afb. 41

Afdekking en condensaatplaat verwijderen

Afb. 42

Stuwplaat

z Stuwplaat eruit trekken (afb. 42).




29

5

Onderhoud

Reinig de brander met een zachte borstel en met perslucht (afb. 43). AANWIJZING! De secundaire verdeelplaat (afb. 43, pos. 1) bevindt zich alleen in de Logamax plus GB112- 24 en de GB112-24T25.

1

Afb. 43

Brander reinigen

LET OP! Let erop dat de gloeiontsteker of de ionisatieelektrode bij de demontage niet worden beschadigd (afb. 44, pos.1). z Reinig de warmtewisselaar met lamellenkam en perslucht.

1

z Monteer alle onderdelen weer in omgekeerde volgorde.

Afb. 44

Warmtewisselaar reinigen

Reiniging met reinigingsmiddel TAB2:

1 LET OP! Het reinigingsmiddel mag niet op de gloeiontsteker belanden.

z Bevestigingsschroef losdraaien (afb. 45, pos. 1). z Aardingskabel losdraaien (afb. 45, pos. 3). z Bevestigingsplaat verwijderen. z Gloeiontsteker (afb. 45, pos. 2) en ionisatie-elektrode (afb. 45, pos. 4) uit de brander verwijderen.

4

z Warmtewisselaar met reinigingsmiddel TAB2 inspuiten. z Monteer alle onderdelen weer in omgekeerde volgorde.

Afb. 45

3

2

Ionisatie-elektrode en gloeiontsteker demonteren

z Testschakelaar op "1" zetten en de condensatie-gasketel ca. 10 min. laten branden. z Ventilator, sifon en condensaatplaat demonteren. z Vervolgens stuwplaat eruit nemen (afb. 42) en eventueel voorkomende vuilpartikels verwijderen.


30



Onderhoud

5

z Neem de sifon uit en reinig deze (afb. 46). Erop letten dat het deksel op de sifon correct is afgedraaid. z Vul deze voor het terugplaatsen met water. z Monteer alle onderdelen weer in omgekeerde volgorde. Bij ketelaansluitstuk van kunststof: werking van de condenswaterbypass controleren z Water (bijv. d.m.v. een spuitfles) op het linker meetpunt (afb. 46) voor rookgas inspuiten en condenswaterbypass controleren op dichtheid.

1 2 3 4

1

5 6 7

3

2

4

8 9 24- VAC max 6 VA 10 0 11 24 VAC

5

6

12

Afb. 46

Werking van de condenswaterbypass controleren

Bij een parallel aansluitstuk: afdichtkap op de condenswaterbypass controleren. z Visuele controle of de witte afdichtkap op de condenswaterbypass aanwezig is (afb. 47).

11 KW

0 1 1 2

5.1.2

Afb. 47

Afdichtkap aan de condenswaterbypass

Afb. 48

Visuele controle op corrosieverschijnselen

Visuele controle op algemene corrosieverschijnselen

z Alle gas- en watergeleidende buizen controleren op corrosieverschijnselen (afb. 48). z Eventueel aangetaste leidingen vervangen.




31

6

Appendix

6

Appendix

6.1

Bedrijfsmeldingen

Aanduiding

Aanduiding na indrukken van de servicetoets

0

Logamax plus GB112 is bedrijfsklaar A

Branderintervalschakeling, 10 min vanaf branderstart

C

Wachten op schakelen van de driewegklep c.q. van de pomp

H

Bedrijfsklaar

L

Eerste ontstekingsperiode

P; U Y -.

Ontstekingsperiode Aanvoertemperatuur op instelwaarde (schakelverschil van de thermostaat +2 K) Logamax plus GB112 loopt in de verwarmingsmodus

A

Schoorsteenveger modus

H

Normale verwarmingsmodus

Y

Servicemodus

=.

Logamax plus GB112 loopt in de tapwatermodus H

r

Betekenis

Normale tapwatermodus Reset (UBA wordt na indrukken van de reset-toets gedurende 5 sec naar de inschakelstand gereset)


32



Appendix 6.2

6

Storingsmeldingen

D: Indicatie op de display S: Indicatie na het indrukken van de servicetoets 6.2.1

Service Tool

De besturing van de brander geschiedt via de universele branderautomaat (UBA). Het Service Tool heeft een directe toegang tot de besturing van de UBA. Op die manier kan de status en het werkproces van de ketels worden afgelezen, de componenten worden gecontroleerd en de storingsoorzaak snel worden verholpen.

D

S

1

Betekenis

D

Rookgas

6

S

Betekenis Vlambewaking

Rookgas-STB (toebehoren) is geactiveerd

A

Geen ionisatiemelding na ontsteking of F1 zekeringfout

Waterstroom

C

Ionisatiemelding ondanks niet aanwezige vlam

C

Veiligheidssensor boven 95°C, 30 sec blokkering

L

Vlam is tijdens de verwarmingsfase uitgegaan

F

Temperatuurverschil tussen veiligheids- en aanvoersensor te groot, 30 sec blokkering

P

De toename van de temperatuur van de safetysensor is te groot, 30 s blokkering

A

Onder- of overspanning in de UBA

U

Temperatuurverschil tussen aanvoer- en retoursensor te groot, 30 sec blokkering

C

Netspanning is na een storingsmelding onderbroken

Temperaturen

F

F3 zekeringfout of systeemfout van de UBA

A

Aanvoersensor boven 100°C, blokkering

H

Spanningspieken in de UBA

C

F2 zekeringfout of branderthermostaat is geactiveerd

L

Tijdfout in de UBA

F

Veiligheidssensor boven 100°C, blokkering

L

Veiligheidssensor kortsluiting, blokkering

P

Aanvoersensor los contact of defect, blokkering

U

Aanvoersensor kortsluiting, blokkering

Y

Aanvoersensor los contact of defect, blokkering

C

2

4

5

Externe communicatie A

Netspanning

7

Extern schakelcontact

8 Y

Systeemfout

9 C; U

L

E

Extern schakelcontact, b.v. waterthermostaat voor vloerverwarming, is geactiveerd

KIM of kabelverbinding naar de KIM defect Verkeerde kabelaansluiting gasbrander of systeemfout van de UBA Systeemfout

Ketel vergrendeld, "reset" noodzakelijk

Meer nauwkeurige aanwijzingen en mogelijkheden m.b.t. het opsporen en verwijderen van fouten vindt u in de servicevoorschriften.




33

6 6.3

Appendix Technische gegevens

Grootheid

Eenheid

Categorie gassoort volgens EN 437 België

Logamax plus GB11224

24T25

29

29T25

43

60

BE I2E(S)B 20/25 mbar (aardgas G20; bedrijf ook met aardgas G25 met ongewijzigde instelling mogelijk) of BE I3P 37 mbar (vloeibaar gas G31, propaan)

Nominale belasting G20 / G31

[kW]

8,4 – 22,0

8,4 – 22,0

14,0 – 28,0

14,0 – 28,0

20,1 – 40,2

20,1 – 40,2

G25

[kW]

7,2 – 18,9

7,2 – 18,9

17,1 – 24,1

17,1 – 24,1

17,3 – 34,6

17,3 – 34,6

Regime 75/60 °C

[kW]

6,4 – 21,4

6,4 – 21,4

8,2 – 27,3

8,2 – 27,3

11,8 – 39,3

21,4 – 55,1

Regime 40/30 °C

[kW]

7,0 – 23,4

7,0 – 23,4

8,8 – 29,9

8,8 – 29,9

12,9 – 42,9

23,7 – 60,0

Regime 75/60 °C

[%]

97,3

97,3

97,5

97,5

97,8

98,0

Regime 40/30 °C

[%]

106,4

106,4

106,8

106,8

106,7

106,5

Regime 75/60 °C

[%]

105

105

105

105

105

105

Regime 40/30 °C

[%]

109

109

109

109

109

109

Stilstandsverliezen

[%]

0,60

0,60

0,50

0,50

0,40

0,34

Minimumdebiet

[ l /h ]

150

150

225

225

300

500

CV-watertemperatuur

[°C]

40 - 85

40 - 85

40 - 85

40 - 85

40 - 85

40 - 85

∆T bij resterende opvoerhoogte van 200 mbar

[K]

ca. 15

ca. 14

ca. 18

ca. 17

ca. 22

ca. 20

[bar]

3

3

3

3

3

3

[l]

2,5

2,5

3,0

3,0

3,6

4,7

Nominale belasting

Ketelrendement max. vermogen

Normrendement

CV-watercircuit

Max. bedrijfsoverdruk ketel Inhoud warmtewisselaar CV-circuit Nalooptijd pomp CV-circuit Stand 1

[Min]

4

4

4

4

4

4

Stand 2

[h]

24

24

24

24

24

24

[l]

-

25

-

25

-

-

Max. bedrijfsoverdruk tapwaterreservoir

[bar]

-

8

-

8

-

-

Nalooptijd pomp na tapwaterbedrijf

[Min]

-

2

-

2

-

-

Aftaphoeveelheid tapwater bij 60 °C

l

[ /min]

-

6,0

-

8,2

-

-

Benodigde energie per 24 uur voor het op peil houden van de tapwatertemperatuur op 60 °C

[kWh]

-

ca. 1,6

-

ca. 1,6

-

-

Tapwatercircuit Inhoud tapwaterreservoir


34



Appendix

6

Vervolg technische gegevens

Grootheid

Logamax plus GB112-

Eenheid

24

24T25

29

29T25

43

60

Gas

[inch]

R 1 /2

R 1 /2

R1/2

R1/2

R1/2

R3/4

CV-water

[mm]

Ø 28

Ø 28

Ø 28

Ø 28

Ø 28

Ø 28

Tapwater

[mm]

Ø 32

Ø 32

Ø 32

Ø 32

Ø 32

Ø 32

[l / h ]

2,6

2,6

3,3

3,3

4,7

7,1

ca 4,1

ca 4,1

ca 4,1

ca 4,1

ca 4,1

ca 4,1

[ /s]

10,03

10,03

12,64

12,64

18,33

25,90

Regime 40/30 °C

[°C]

45

45

45

45

45

45

Regime 75/60 °C

[°C]

65

65

65

65

65

65

CO2 bij vollast, aardgas G20

[%]

9,2

9,2

9,2

9,2

9,2

9,3

CO2 bij vollast, vloeibaar gas G30, butaan

[%]

11,6

11,6

11,6

11,6

11,6

11,9

CO2 bij vollast, vloeibaar gas G31, Propan

[%]

9,8

9,8

9,8

9,8

9,8

11,3

Standaard emissiefactor CO

[mg/kWh]

<15

<15

<15

<15

<15

<15

Standaard emissiefactor NOx

[mg/kWh]

<20

<20

<20

<20

<20

<20

[Pa]

tot 140

tot 140

tot 140

tot 140

tot 140

tot 140

Aansluitmaten

Rookgaswaarden Hoeveelheid condenswater aardgas E, 40/30 °C pH-waarde condenswater Rookgas bij vollast

g

Rookgastemperatuur

Vrije opvoerdruk van de ventilator Rookgasaansluiting

B23, C13, C33, C43, C53 al dan niet afhankelijk van de omgevingslucht (Vervulling van de verhoogde dichtheid bij een bedrijf dat onafhankelijk is van de kamerlucht)

Soort rookgasaansluiting (type) Diameter rookgassysteem Afhankelijk van omgevingslucht

[mm]

80

80

80

80

80

80

Onafhankelijk van omgevingslucht

[mm]

80/125 concentrisch

80/125 concentrisch

80/125 concentrisch

80/125 concentrisch

80/125 concentrisch

80/125 concentrisch

[V]

230

230

230

230

230

230

Elektrische gegevens Netspanning Elektr. veiligheidsklasse

IP 40 (Bxx)

IP 40 (Bxx)

IP 40 (Bxx)

IP 40 (Bxx)

IP 40 (Bxx)

IP 40 (Bxx)

IP 44 (Cxx)

IP 44 (Cxx)

IP 44 (Cxx)

IP 44 (Cxx)

IP 44 (Cxx)

IP 44 (Cxx)

Elektr. vermogensopname vollast

[W]

120

120

130

130

180

200

deellast

[W]

60

60

70

70

85

100

685 900 431

685 900 431

64

72

Afmetingen en gewicht apparaat hoogte breedte diepte

[mm] [mm] [mm]

685 560 431

Gewicht

[kg]

52


H

V

685 900 431

1250 560 431 84

685 560 431 59

H

V

685 900 431

1250 560 431 91



35

6

Appendix

6.4

Resterende opvoerhoogte bij condensatie-gasketels

Logamax plus GB112-24

Logamax plus GB112-29 600

500

T=20K

400

1

maximale modulatie

2

minimale modulatie (alleen op cv-bedrijf)

1

resterende opvoerhoogte [mbar]


600

300

200

2 100

500

400

300

T=20K 200

2

200

400

600

800

1000 Flow [l/h]

1200

1400

1600

1800

0

200

400

600


800 1000 Flow [l/h]

1200

1400

1600

1800


700

500

1

maximale modulatie

2



700

600 resterende opvoerhoogte [mbar]


1

0 0

400

1 300

2 T=20K

200

600

500

1

maximale modulatie

2


1 400

T=20K

300

2 200 100

100

0

0 0

200

400

600

800

1000 Flow [l/h]

1200

1400

1600

1800

0

2000

200

400

600

800

1000

1400 1200 Flow [l/h]

1600

1800

2000

2200

2400

2600

Logamax plus GB112-29T25

Logamax plus GB112-24T25 600

600

500

T=20K

400

1

maximale modulatie

2


1

500



maximale modulatie

2

100

0

300

200

2

1

400

1

maximale modulatie

2


300

T=20K

200

2 100

100

0

0 0

200

400

600

800 1000 Flow [l/h]

1200

1400


36

1

1600

1800

0

200

400

600

800 1000 Flow [l/h]

1200

1400

1600

1800



Protocollen 7

Protocollen

7.1

Inbedrijfstellingsprotocol

7

z A.u.b. de uitgevoerde inbedrijfstellingswerkzaamheden afvinken en de meetwaarden noteren.

Werkzaamheden bij inbedrijfstelling 1

Opmerkingen of meetwaardes

Gasparameters noteren: Wobbe-index Bedrijfsverwarmingswaarde

3 –––––––––––––––––––– kWh/m 3 –––––––––––––––––––– kWh/m

2

Dichtheidscontrole uitgevoerd (zie hoofdstuk 3.7.6 op pagina 17)

3

Verbrandingslucht-uitlaatgasaansluiting controleren (zie hoofdstuk 3.8.1 op pagina 18).

4

Controle van de apparatuuruitrusting (naar behoefte gassoort omschakelen) (zie hoofdstuk 3.8.2 op pagina 18)

5

Instellingen uitvoeren (zie hoofdstuk 3.8.3 op pagina 19)

6

Gasaansluitdruk (stromingdruk) meten (zie hoofdstuk 3.8.4 op pagina 22)

–––––––––––––––––––– mbar

7

Gasaansluitdruk (stromingdruk) meten

–––––––––––––––––––– Pa

CO2-gehalte:

–––––––––––––––––––– %

bij vollast bij deellast (zie hoofdstuk 3.8.5 op pagina 23) 8

Dichtheidscontrole bij werking (zie hoofdstuk 3.8.6 op pagina 25)

9

Koolmonoxidegehalte (CO), luchtvrij meten (zie hoofdstuk 3.8.7 op pagina 25)

–––––––––––––––––––– %

–––––––––––––––––––– ppm

10 Functietesten Ionisatiestroom meten (zie hoofdstuk 3.8.8 op pagina 25)

––––––––––––––––––––- µA

11 Omkasting aanbrengen (zie hoofdstuk 3.8.9 op pagina 26) 12 Gebruiker informeren, overhandigen van de documentatie 13 Inbedrijfname bevestigen Bevestiging van de vakkundige inbedrijfstelling (Stempel van de firma, handtekening)




37

7 7.2

Protocollen Inspectie- en onderhoudsprotocollen

Aan de hand van de inspectie- en onderhoudsprotocollen krijgt u een overzicht van de uit te voeren inspectie- en onderhoudswerkzaamheden.

De uitgevoerde inspectie- en op de behoefte afgestemde onderhoudswerkzaamheden aankruisen en meetwaardes noteren.

Neem hiervoor hoofdstuk 4: "Inspectie" op pagina 27.

z Uitgevoerde inspectie- en onderhoudswerkzaamheden ondertekenen en datum noteren. Bij het vervangen van reserveonderdelen uitsluitend originele onderdelen gebruiken.

Inspectiewerkzaamheden

Datum: _____________

Datum: _____________

1

Algemene toestand van de installatie controleren

2

Visuele controle en functiecontrole van de installatie

3

Gas- en watergeleidende onderdelen van de installatie controleren op: - dichtheid (zie hoofdstuk 4.3 op pagina 27) - zichtbare corrosie (zie hoofdstuk 5.1.2 op pagina 31) - verouderingsverschijnselen

4

Brander, warmtewisselaar en sifon controleren op verontreiniging, hiervoor installatie buiten bedrijf stellen (zie hoofdstuk 5.1.1 op pagina 28)

5

Brander, ontstekings- en ionisatie-elektrode controleren, hiervoor installatie buiten bedrijf stellen (zie hoofdstuk 5.1.1 op pagina 28)

6

Ionisatiestroom meten (zie pagina 25)

_________________ µA

_________________ µA

Gasaansluitdruk (stromingdruk) meten (zie hoofdstuk 3.8.4 op pagina 22)

________________ mbar

________________ mbar

Gas/lucht-verhouding controleren (zie hoofdstuk 3.8.5 op pagina 23)

_________________ Pa

_________________ Pa

________________ ppm

________________ ppm

_________________ bar

_________________ bar

_________________ bar

_________________ bar

7 8 9

Dichtheidscontrole in bedrijfstoestand aan de gaszijde (zie hoofdstuk 3.8.6 op pagina 25)

10 Koolmonoxidegehalte (CO), luchtvrij meten (zie hoofdstuk 3.8.7 op pagina 25) 11

Drukproef van de CV-installatie: - Inlaatdruk van het expansievat (zie hoofdstuk 3.7.2 op pagina 15 en montageaanwijzing van het expansievat) - Vuldruk (zie hoofdstuk 3.7.2 op pagina 15)

12 Luchttoevoer- en rookgasgeleiding controleren op functie en veiligheid (zie hoofdstuk 3.8.1 op pagina 18) 13 Regeltoestel controleren op op de behoefte aangepaste instellingen (zie documentatie van het regeltoestel) 14 Eindcontrole van de inspectiewerkzaamheden, hiervoor meet- en proefresultaten documenteren 15 Vakkundige inspectie bevestigen

Firmastempel/datum/handtekening


38



Protocollen

7

Datum: _________

Datum: ___________

Datum: ___________

Datum: ___________

Datum: ___________

_______________ µA

_______________ µA

_______________ µA

_______________ µA

_______________ µA

_____________ mbar

_____________ mbar

_____________ mbar

_____________ mbar

_____________ mbar

_______________ Pa

_______________ Pa

_______________ Pa

_______________ Pa

_______________ Pa

______________ ppm

______________ ppm

______________ ppm

______________ ppm

______________ ppm

_______________ bar

_______________ bar

_______________ bar

_______________ bar

_______________ bar

_______________ bar

_______________ bar

_______________ bar

_______________ bar

_______________ bar




39

7

Protocollen

Behoefteafhankelijke onderhoudswerkzaamheden 1

Brander, warmtewisselaar en sifon reinigen (zie hoofdstuk 5.1.1 op pagina 28)

2

Gas/lucht-verhouding controleren bij vollast CO2-gehalte: bij deellast (zie hoofdstuk 3.8.5 op pagina 23)

3

Datum: _____________

Datum: _____________

______________________ Pa

______________________ Pa

% ______________________ %

______________________

______________________

______________________

% %

Onderhoud bevestigen Bevestiging van het vakkundige onderhoud

(Stempel van de firma, handtekening)


40



Protocollen

7

Datum: ___________

Datum: ___________

Datum: ___________

Datum: ___________

Datum: ___________

___________________ Pa

___________________ Pa

___________________ Pa

___________________ Pa

___________________ Pa

____________________ %

____________________ %

____________________ %

____________________ %

____________________ %

____________________ %

____________________ %

____________________ %

____________________ %

____________________ %




41

8 8

Trefwoordenregister Trefwoordenregister

A

P

aanvoertemperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14, 19, 32 afdekkap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7, 8, 26, 28

pompuitlooptijd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19

R

B brander . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18, 22, 24, 25, 29, 30, 40

C CO2-gehalte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23 condenswaterafvoer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12 condenswaterbypass . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29, 31 CO-waarden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25

D debietbegrenzer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21 dichtheidscontrole . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17, 25, 37, 38 driewegklep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13, 15, 32

regeltoestel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14, 38 reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30, 31 rookgasaansluiting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5, 35 rookgasafvoeraansluiting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18 rookgasafvoersysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7

S schoorsteenveger . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24 schoorsteenvegerschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22, 23 Service-Tool . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14, 33 sifon . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12, 13, 29, 30, 31, 40

T

elektrische aansluitingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13 expansievat . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5, 9, 15, 38

tapwateraansluiting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 tapwaterboiler . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20 tapwatertemperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19, 20 testschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30

G

U

gas/lucht verhouding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23, 38, 40 gasaansluitdruk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17, 22, 37, 38 gasaansluiting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 gasblok . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17 gasbranderarmatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27 gasinspuiter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18, 28 gassoort . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18, 34, 37 gloeiontsteker . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30

uitlaatgasaansluiting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37

E

I inbedrijfstellingswerkzaamheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37 inspectie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27, 38 instellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19 ionisatie-elektrode . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30, 38 ionisatiestroom . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25, 37, 38

V veiligheidsventiel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28 ventilator . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28, 29, 30, 35 vermogensbegrenzing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19 vermogenverlies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20 verwarmingsvermogen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19, 20 verwarmingswater . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5, 15, 16, 31

W wandbeugel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7, 8 warmtewisselaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5, 15, 30, 34, 40 warmwatercomfort . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24 warmwatersensor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21

K ketelaansluitstuk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12, 13, 31 koolmonoxidegehalte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37, 38

L luchtdoseerring . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18

M minimumdebiet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9, 34

N nalooptijd pomp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20, 34 netaansluiting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13

O omkasting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37 onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3, 9, 28, 40 ontluchten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17 opstellingsruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7, 15


42



Conformiteitsverklaring 9

9

Conformiteitsverklaring




43

Buderus is altijd in uw buurt. Hoogwaardige verwarmingstechnologie vereist professionele installatie en onderhoud. Buderus levert daarom het complete programma exclusief via de erkende installateur. Vraag hem naar Buderus verwarmingstechniek.

Verwarmingsspecialist:

720.866A - 3855 - 06/2003

Buderus Verwarming - Chauffage Ambachtenlaan 42A B-3001 Heverlee Tel: 016-40 30 20 • Fax: 016-40 04 06 http://www.buderus.be E-mail: [email protected]

Montage- en onderhoudsvoorschrift

Recommend Documents