Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
1
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
Colofon
Uitgevoerd in opdracht van Stadsdeel Zuidoost, project Antillianen en Arubanen Amsterdam Auteurs: Simone Crok Jeroen Slot Marcel Janssen Tanja Fedorova Manilde van der Oord Met dank aan de begeleidingscommissie van het onderzoek, bestaande uit: Lydia Li-Fo-Sjoe (stadsdeel Zuidoost) Saundra Williams (stadsdeel Zuidoost) Marijke Andeweg (Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling) Jan Brandenbarg (Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling) Simon Bontekoning (Bestuursdienst, directie Openbare Orde en Veiligheid) SABANA (Selwyn Eisden) Fotografie: Tanja Heintjes (omslag en pagina’s 26, 45, 50 en 53) en Diewerke Ponsen (pagina’s 31, 35, 44, 47 en 61) Vormgeving: Dirk van der Burgh, Stadsdrukkerij Amsterdam NV Druk: Stadsdrukkerij Amsterdam NV Productiebegeleiding: Wim van Zee, O+S Dienst Onderzoek en Statistiek (O+S) Bezoekadres: Weesperstraat 79, 1018 VN Amsterdam Postadres: Postbus 658, 1000 AR Amsterdam Telefoon 020 527 9527 Fax 020 527 9595 www.os.amsterdam.nl Stadsdeel Zuidoost Bezoekadres: Bijlmerdreef 101, 1102 BP Amsterdam Postadres: Postbus 12491, 1100 AL Amsterdam Telefoon: 020 5670 511 Fax: 020 6912 015 www.zuidoost.amsterdam.nl
Amsterdam, maart 2004
2
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
Inhoud
Inleiding
5
Samenvatting
7
Conclusie en aanbevelingen • Omvang probleemgroep • Knelpunten en aanbevelingen
13 13 14
1. Migratie van Antillianen • Antillianen in Nederland • Vestiging van Antillianen in Nederland • Vestiging en vertrek in Amsterdam • Migratiesaldo naar etnische groep • Bevolkingsprognose Antillianen in Amsterdam • Interview met Bureau Nieuwkomers in Zuidoost
17 17 19 21 22 22 23
2. Demografie • Leeftijdsopbouw • Antilliaanse huishoudens in Amsterdam
27 27 28
3. Wonen • Vestiging in Amsterdam • Verhuizingen binnen Amsterdam • Krap en ruim wonen
31 31 32 33
4. Ruimtelijke spreiding • Ruimtelijke spreiding van Antillianen • Concentratie van Antilliaanse kinderen • Woonmilieus
35 35 37 37
5. Arbeidsmarkt • Beroepsbevolking • Niet-werkende werkzoekenden • Probleemcumulatie
39 39 40 41
6. Inkomen • Armoede • Schuldhulpverlening
43 43 44
7. Inburgering en integratie • Inburgering • Taalproblemen • Antillianen in de Nederlandse maatschappij • Sociale contacten • Sociale cohesie • Religie • Interview met Participatieorgaan SABANA • Interview met Project Blenchi • Interview met Humanited
45 45 46 47 48 49 49 49 51 52
3
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
8. Onderwijs • Schooladviezen en Citoscore • Voortgezet onderwijs • Speciaal onderwijs • Schoolverzuim • Startkwalificatie en voortijdig schoolverlaten • Hoger onderwijs • Interview Montessori College Oost
55 56 57 57 58 59 59 60
9. Zorg • Tienermoeders • Kinderopvang • Opvoedingsproblemen • Gezondheid • Interview met Stichting M.A.M.A.
63 63 65 65 66 67
10. Veiligheid • Aanhoudingen • Jeugdcriminaliteit • Risicofactoren • Verslaving • Interview met Drugshulpverlening in Amsterdam Zuidoost
4
69 69 71 71 71 73
Bijlage • Kerncijfers • Kengetallen kaarten Stadsmonitor Amsterdam
75 75 76
Literatuurlijst
77
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
Inleiding
De zeven zogenaamde Antillengemeenten in Nederland (Groningen, Nijmegen, Den Helder, Dordrecht, Rotterdam, Den Haag en Amsterdam) hebben in 2001 een vierjarig project ter verbetering van de positie van Antillianen en Arubanen opgezet. Gemeentelijke plannen moeten voorzien in een sluitende aanpak van de instroom van met name jonge, laagopgeleide Antillianen van wie de integratie moeizaam verloopt. Iedere gemeente heeft een eigen aanpak die afhankelijk is van de lokale problematiek. In Amsterdam is door stadsdeel Zuidoost het Project Antillianen en Arubanen Amsterdam 2001-2004 (A/A project) opgezet. Het doel hiervan is: 1. inzicht verkrijgen in de omvang en aard van de doelgroep, deze in het kader van de inburgering op te vangen en extra begeleiding te geven met het oog op perspectiefrijk maatschappelijk functioneren; 2. de minder zelfredzame Arubanen en Antillianen in Amsterdam in staat te stellen een zelfstandig en volwaardig bestaan op te bouwen.1 In 2001 zijn voornamelijk voorbereidende werkzaamheden uitgevoerd om het A/A project van de grond te krijgen. Er is onder meer een groep Antillianen betrokken bij de planvorming van het project door middel van werkconferenties. Begin 2002 is de Stichting Antilliaans en Arubaans Servicecentrum Amsterdam (SAASA) opgezet, die de eerste opvang en begeleiding biedt aan Antilliaanse nieuwkomers. Verder is het participatieorgaan SABANA opgericht, een adviesorgaan dat het stadsdeel gevraagd en ongevraagd adviseert.
1 Bron: Stadsdeel Zuidoost, Project Antillianen 2001-2004. Rapportage 2002. 2 Op voorwaarde dat het plan van aanpak door de Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting wordt gehonoreerd.
Onlangs zijn er in Amsterdam veel projecten voor Antilliaanse jongeren gestart, gericht op empowerment en betere integratie. De projecten richten zich op een brede groep jongeren, waaronder de zogeheten risicojongeren. Een woonbegeleidingsproject voor 34 Antilliaanse jongeren is zover gevorderd dat de deuren in het tweede kwartaal van 2004 kunnen worden geopend.2 Een andere belangrijke pijler is een sluitende ketenaanpak voor
succesvolle inburgering van Antillianen in Amsterdam, die gerealiseerd wordt in het Cultureel Educatief Centrum in Amsterdam Zuidoost. Het project Antillianen en Arubanen Amsterdam heeft op alle terreinen een hoog ambitieniveau en stadsdeel Zuidoost is hard aan het werk dit te realiseren. In 2001 is er een Kwantitatieve en kwalitatieve 0-meting 7-Antillengemeenten gedaan. Het doel van de nulmeting was om inzicht te krijgen in de omvang van de groep die als probleemgroep is gedefinieerd en de wijze waarop de verschillende gemeenten hun diensten en voorzieningen op deze groep hebben afgestemd. In 2003 is een tussenmeting gehouden en in 2005 staat een eindmeting op het programma. Het doel van deze vervolgonderzoeken is om aan de hand van de nulmeting te bekijken of de gemeentelijke plannen tot resultaten hebben geleid. Het meetsysteem van de nulmeting sluit echter niet goed meer aan op de informatie die nodig is om het Amsterdamse beleid goed te kunnen toetsen en uitvoeren. Er zijn nog steeds te weinig feiten en cijfers bekend over de doelgroep in Amsterdam. Het onderzoek dat voor u ligt, biedt een breed inzicht in de aard, omvang en problematiek van de Antilliaanse gemeenschap in de hoofdstad. Om meer diepgang aan het rapport te geven, zijn de cijfers aangevuld met kwalitatieve interviews over relevante onderwerpen. Stadsdeel Zuidoost zal de uitkomsten van dit onderzoek toetsen aan het reeds ingezette beleid en daar conclusies aan verbinden. Deze kunt u vinden in een separate beleidsnotitie. In de bevolkingscijfers in het onderzoek wordt geen onderscheid gemaakt tussen Antillianen en Arubanen, omdat Arubanen pas vanaf 1983 apart worden geregistreerd. De Arubanen die voor dat jaar naar Nederland zijn gekomen, staan als Antilliaan geregistreerd. Dit betekent dat er in 2003 volgens de statistieken slechts 92 Arubanen in Amsterdam woonden. In deze rapportage wordt daarom gemakshalve alleen gesproken over Antillianen, maar daarmee worden ook Arubanen bedoeld. •
5
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
6
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
Samenvatting
Inleiding De afgelopen jaren is er veel aandacht uitgegaan naar Antillianen in Nederland. Politici debatteren regelmatig over deze groep, hun (vermeende) betrokkenheid bij criminaliteit, drugstransporten en de moeizame relatie tussen Nederland en Curaçao. Ook de media houden zich veelvuldig bezig met deze onderwerpen. De recente aandacht wekt de indruk dat Nederland te maken heeft met een nieuw fenomeen dat eind jaren negentig is ontstaan. De instroom van veel jonge, laagopgeleide Antilliaanse immigranten vindt echter al plaats vanaf midden jaren tachtig. In 1986 werd reeds geconstateerd dat er een groep ‘nieuwe Antilliaanse jongens’ naar de Bijlmermeer kwam die bestond uit: “veelal laag-opgeleide jongeren die qua verwachtingen veel overeenkomst vertonen met de oudere gemarginaliseerde immigranten die de harde kern van het traditionele randgroepjongeren-gebeuren vormen.”3 Tegelijkertijd bestond er op dat moment bij sommige instanties een groot optimisme als het ging om de ontwikkeling van deze groep. Zo voorspelde het Ministerie van WVC/BiZa in 1988 dat het opleidingsniveau en de positie van de Antilliaanse jeugd langzaam maar zeker naar het niveau van de autochtone jongeren zouden stijgen.4 Deze verwachting had mogelijk te maken met het feit dat er toen en nu, sterker dan bij andere etnische groepen, een tweedeling bestaat tussen een sociaal-economisch succesvolle categorie en een kansarme groep.
3 O+S, Onderzoek project Surinaamse en Antilliaanse randgroepjongeren in Amsterdam, Amsterdam (1986). 4 Immigrant Immigration (2000).
Een systematisch cijferoverzicht over de positie van Antillianen in Amsterdam ontbrak in de jaren tachtig en bestaat momenteel nog steeds niet. Daardoor zijn trends en ontwikkelingen onder Antillianen in de hoofdstad onbekend. Dit maakt de problematiek gevoelig voor ad hoc oplossingen, terwijl de problemen gecompliceerd zijn en een lange termijn-aanpak vereisen. Hieronder volgt een samenvatting van de bevindingen uit dit onderzoek.
5 Het gaat hierbij alleen om mensen die zijn ingeschreven in het Nederlandse bevolkingsregister.
Vestiging en vertrek De migratie van Antillianen naar Nederland kent een lange geschiedenis. In de afgelopen decennia zijn er verschillende migratiegolven
geweest, die voor een groot deel met de economische toestand op de Antillen samenhangen. Antillianen zijn een mobiele groep. Zij verhuizen niet alleen vaak van de Antillen naar Nederland en vice versa, maar ook binnen Nederland wisselen zij veelvuldig van woonadres. Om hoeveel mensen het gaat in de verhuisbewegingen is niet precies bekend, omdat niet iedereen zich inschrijft in het bevolkingsregister. Vier van de tien Antillianen in Nederland remigreren na verloop van tijd weer. De grote wens tot remigratie heeft gevolgen voor de participatie in Nederland. Mensen die hier tijdelijk verblijven, participeren namelijk minder of op een andere wijze in de maatschappij dan mensen die hier blijvend een nieuw bestaan willen opbouwen. Vanaf 1985 is het aantal Antillianen in Nederland fors toegenomen: van 46.000 personen halverwege de jaren tachtig naar 130.000 in 2003.5 Ter vergelijking: op de Antillen wonen momenteel ruim 266.000 mensen. De huidige migratiegolf betreft voor een groot deel kansarme migranten die uit achterstandswijken op de Antillen (met name Curaçao) komen. Anno 2003 maken Antillianen bijna 1% van de Nederlandse bevolking uit. Vier van de tien mensen uit deze groep wonen in één van de zeven zogenaamde Antillengemeenten (Rotterdam, Amsterdam, Den Haag, Dordrecht, Den Helder, Groningen en Nijmegen). Ongeveer één op de tien Antillianen, oftewel ruim 12.000 mensen, woont in Amsterdam. Alleen in Rotterdam is het aandeel hoger. De groei van deze etnische groep is in Amsterdam het laagst van de zeven Antillengemeenten; in Rotterdam is de toename het sterkst. Het aantal Antillianen dat kiest voor Amsterdam is van 12% in 1997 gedaald naar 9% in 2002. In 2003 is het aantal Antillianen in Amsterdam voor het eerst sinds jaren gedaald met enkele honderden. Ook in de rest van het land is er een daling te zien in de vestiging van Antillianen. Toch neemt het aantal Antillianen volgens de prognoses in Amsterdam toe tot 17.000 personen in 2020. Het aandeel 50-plussers onder deze groep zal fors gaan groeien van zo’n 15% in 2003 tot bijna 25% in 2020.
7
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
Demografie Antillianen in Nederland hebben in vergelijking met andere etnische groepen een aantal specifieke demografische kenmerken. Het meest opvallend is het hoge aandeel eenoudergezinnen. Vooral na 1985 zijn er veel alleenstaande moeders met hun kinderen naar Nederland gekomen.6 Het percentage eenoudergezinnen onder Antillianen is met 22% twee keer zo hoog als gemiddeld in de stad en zelfs vier keer zo hoog als in Nederland. Ruim 60% van de Amsterdamse kinderen uit deze groep wordt in een eenoudergezin geboren. Een ander kenmerk is het hoge aandeel gemengde huwelijken onder Antillianen: zo’n 60% van de huwenden kiest voor een partner uit een andere etnische groep. Dit is veel meer dan onder andere etnische groepen en heeft mogelijk te maken met het relatief beperkte aantal Antillianen in de stad. Het aantal echtscheidingen is onder Antillianen het hoogst van alle etnische groepen. Het hoge aandeel gemengde huwelijken kan hiermee samenhangen. Gemengde huwelijken blijken over het algemeen minder lang stand te houden dan huwelijken tussen partners uit dezelfde etnische groep. Dit komt onder meer door meningsverschillen tussen de partners zelf en een grotere kans op afkeuring door de sociale omgeving. Verder is met name in de grote steden het hoge aandeel Antillianen dat tot de eerste generatie migranten behoort (personen die op de Antillen geboren zijn) opvallend. In Amsterdam behoort 67% van deze bevolkingsgroep tot de eerste generatie. Dit hoge percentage heeft te maken met de recente immigratie en de grote mobiliteit onder Antillianen. In de afgelopen jaren zijn er veel mensen vanuit de Antillen naar Nederland gekomen, maar er is ook een aanzienlijk aantal vertrokken. De eerste generatie bestaat grotendeels uit mensen vanaf 35 jaar en wordt steeds ouder. In relatieve zin daalt het aantal mensen van de eerste generatie, maar in absolute zin stijgt het nog steeds. Kinderen en jongeren behoren vaker tot de tweede generatie (in Nederland geboren personen met Antilliaanse ouders). Door een geboorteoverschot neemt het aandeel mensen van de tweede generatie gestaag toe ten opzichte van de eerste generatie. Momenteel zijn vier van de tien Antillianen in Amsterdam jonger dan 25 jaar. Alleen onder Turken en Marokkanen is er een hoger percentage jongeren. De groei van de tweede generatie betekent overigens niet dat de gemiddelde
8
leeftijd van Antillianen omlaag zal gaan. Net als bij Surinamers zal er in de toekomst vergrijzing plaatsvinden onder deze groep. Wonen Antillianen zijn niet alleen binnen Nederland zeer mobiel, maar ook binnen Amsterdam. Zij verhuizen in vergelijking met andere groepen vaak binnen de stad: in drie jaar tijd vond 40% een nieuwe woning. In Amsterdam wonen vier van de tien Antillianen in Zuidoost (dit is 6% van de bewoners van Zuidoost), maar er verhuizen steeds meer mensen uit deze bevolkingsgroep naar andere stadsdelen. Tussen 1996 en 2003 nam hun aantal vooral in Amsterdam-Noord, Zeeburg, Geuzenveld/ Slotermeer en Slotervaart/Overtoomse Veld in verhouding snel toe. Zij volgen in dit opzicht het patroon van autochtone Nederlanders, die sinds de jaren zestig naar de rand van de stad en vervolgens naar de regio verhuisden om groter te gaan wonen. Toch vindt 75% van de Antillianen die vanuit Zuidoost naar een andere woning verhuizen een nieuwe woning in hetzelfde stadsdeel. Dit aandeel is hoger dan bij andere etnische groepen. Van de nieuwkomers onder deze groep vestigt het grootste deel (53%) zich in Zuidoost. Na dit stadsdeel volgen Noord (8%) en het Centrum (6%). Verder zijn er onder Antillianen veel inwonenden. Dit zijn vaak familieleden en/of kennissen die niet direct tot het huishouden behoren. Vier op de tien Antillianen (tegenover 30% gemiddeld) zijn krap gehuisvest. De onevenredige spreiding van Antillianen over de stad heeft te maken met de sociaaleconomische positie van deze groep en de woningmarkt in bepaalde gebieden. Mensen met een laag inkomen wonen vaker in een buurt waar woningen met een lage huur te vinden zijn. Dit is vooral het geval in Zuidoost, waar verschillende concentratiegebieden van Antilllianen bestaan. Momenteel wonen ongeveer 4.000 mensen uit deze bevolkingsgroep (33%) in een concentratiegebied. Tussen 1994 en 2003 zijn er in Amsterdam verschillende nieuwe gebieden ontstaan waarin Antillianen – naast andere etnische groepen – geconcentreerd wonen. Bovendien worden de bestaande concentraties sterker, doordat het aantal Antillianen in deze gebieden toeneemt. Standvastige concentratiegebieden zijn met name in het noordelijke deel van Zuidoost (de Venserpolder, Strandvliet en de Bijlmermeer) te vinden. Nieuwe gebieden liggen vooral
6 Immigrant Integration (2003), p. 106.
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
in Gein en Holendrecht/Reigersbos. De concentraties liggen in gebieden met de sociaaleconomisch zwakste woonmilieus van Amsterdam. Vooral in het noordelijke deel van Zuidoost overlappen de concentraties Antillianen met gebieden waar voornamelijk sociale woningbouw te vinden is. Antilliaanse kinderen tot 11 jaar wonen in toenemende mate geconcentreerd in het zwakste en minst gewaardeerde woonmilieu van het stadsdeel. In 1994 woonden 460 kinderen in vijftien kleine concentraties verspreid over Zuidoost. Anno 2003 wonen 500 kinderen in tien grotere concentraties, die voornamelijk in de hoogbouw van de Bijlmermeer te vinden zijn. Zij groeien op in een omgeving waar veel bewoners kampen met sociaal-economische achterstanden. Werk en inkomen Antillianen hebben al jarenlang een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt en het werkloosheidspercentage onder deze groep is in Amsterdam en de rest van Nederland veel hoger dan gemiddeld. Hoewel dit aandeel in de hoofdstad in de afgelopen jaren van 20% naar 14% is gedaald, is het ondanks de economische groei nog steeds drie keer zo hoog als gemiddeld in de stad (5%). Bovendien heeft niet iedereen in gelijke mate kunnen profiteren van de gunstige ontwikkeling. De positie van Antilliaanse mannen is veel sneller verbeterd dan die van de vrouwen. Verder zijn de meeste werkzoekenden onder Antillianen jonger dan 55 jaar, laag opgeleid en langdurig werkloos. Ongeveer 10% van de niet-werkende werkzoekenden (130 personen) onder Antillianen bestaat uit jongeren tot 25 jaar. Naast het feit dat niet iedereen in gelijke mate profiteert, is het de vraag in hoeverre de effecten van de economische voorspoed zullen verdwijnen nu het minder goed gaat met de economie. Momenteel stijgt het aantal werklozen namelijk onder alle etnische groepen. Ook hebben Antillianen een kwetsbare positie door het hoge aandeel uit deze groep met een gesubsidieerde baan.
7 Vestigers van zestien jaar en ouder die nog geen jaar in Nederland wonen.
Hoewel de positie van Antillianen op de arbeidsmarkt is verbeterd in de afgelopen jaren, blijkt hun inkomenspositie in vergelijking met andere groepen niet goed te zijn. Er is relatief veel armoede onder Antillianen in de hoofdstad: een derde van de huishoudens leeft op of onder de armoedegrens (tegenover 18% gemiddeld). Financieel gezien verkeren vooral Antilliaanse jongeren in een slechte positie: bijna de helft van hen leeft in
een huishouden met een minimuminkomen. Het aandeel Antillianen dat cliënt is bij een schuldhulpverleningsbureau is met 4% in verhouding hoog. Geconstateerd kan worden dat Antillianen de weg kunnen vinden naar voorzieningen die hun (financiële) positie kunnen verbeteren, zoals bijstand, gesubsidieerd werk, schuldhulpverlening en kinderopvang. Het lukt een groot deel van hen echter niet om de voorzieningen te gebruiken als opstap naar een betere positie waarin zij het op eigen kracht redden. Inburgering Inwoners van zowel de Antillen als Nederland houden bij de integratie van Antillianen te weinig rekening met het grote verschil tussen Nederland en de overzeese delen van het Koninkrijk. De beeldvorming van Antillianen over Nederland strookt vaak niet met de werkelijkheid, terwijl Nederlanders er op hun beurt onterecht van uitgaan dat Antillianen dezelfde normen en waarden als Nederlanders hebben. Niet alleen is er een onderscheid als het gaat om geschiedenis, taal, onderwijs, economie en politiek, ook in cultureel opzicht zijn er talrijke verschillen. Antillianen vinden het daarom vaak moeilijk om hun weg te vinden in Nederland. Een inburgeringcursus kan daarbij een hulpmiddel zijn. Steeds minder Antillianen melden zich echter aan voor een inburgeringcursus. In 2002 lag het aandeel op slechts 35%, terwijl dit in 1998 nog 60% was. In 2002 onderging 85% van de mensen die hiertoe verplicht waren een inburgeringonderzoek. Uit deze cijfers, maar ook uit interviews met experts, kan worden afgeleid dat het inburgeringtraject niet goed aansluit bij de specifieke behoefte van Antillianen. Het aantal potentiële Antilliaanse nieuwkomers7 in Amsterdam is in de afgelopen jaren gedaald van 760 personen in 1998 naar 560 in 2002. Drie op de tien mensen moesten volgens dit onderzoek een inburgeringcursus gaan volgen. De integratie van Antillianen in Amsterdam heeft betrekking op verschillende maatschappelijke terreinen. Eén daarvan is het beheersen van de Nederlandse taal. Antillianen ondervinden veel taalproblemen in Nederland, met name waar het gaat om actief taalgebruik zoals spreken en schrijven. Verder oordelen zij in verhouding negatief over hun positie in de maatschappij. Ook geven zij relatief vaak aan dat hun positie niet is verbeterd in de afgelopen periode. Ruim een derde wil voorgoed terug naar het land van herkomst, terwijl de
9
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
helft in Nederland wil blijven. Een ander belangrijk onderwerp is de samenhang binnen de Antilliaanse gemeenschap. Hoewel er veel zelforganisaties zijn onder deze groep, blijkt dat de sociale cohesie onder Antillianen laag is. Dit heeft onder meer te maken met het verdwijnen van familienetwerken, met name onder de mensen met een zwakke sociaaleconomische positie. Onderwijs Een goede opleiding wordt vaak de basis voor participatie in de maatschappij genoemd. Een succesvol afgeronde schoolcarrière biedt kansen op de arbeidsmarkt, verbetert de inkomenspositie en zorgt voor perspectief. Door te kijken naar de prestaties van Antilliaanse scholieren die nu onderwijs volgen, kan iets worden gezegd over de toekomst van deze groep. Op allerlei indicatoren die iets zeggen over onderwijsprestaties is het niet rooskleurig gesteld met deze leerlingen. Zo is de gemiddelde Citoscore onder deze groep het laagst van alle etnische groepen. Verder krijgt een groot aandeel (zes van de tien Antilliaanse scholieren) een Vmbo-schooladvies en is het aandeel scholieren dat in het voortgezet onderwijs wisselt van school hoger dan gemiddeld. Dit geldt ook voor andere risicofactoren, zoals leerlingen die op latere leeftijd instromen in het voortgezet onderwijs, het aantal voortijdig schoolverlaters zonder startkwalificatie, het percentage schoolverzuim en het aandeel jongeren in het speciaal onderwijs. Hoewel het om kleine absolute aantallen gaat, is het aandeel Antillianen in het speciaal onderwijs het hoogst van alle etnische groepen: 3% in het speciaal basisonderwijs en 6% in het (voortgezet) speciaal onderwijs. Het aandeel jongens in het speciaal onderwijs (13%) is onder deze groep nog hoger dan gemiddeld. Het percentage Antilliaanse scholieren met gedragsproblemen in dit type onderwijs is buitengewoon hoog. Voor de komende jaren betekenen deze constateringen dat de positie van een aanzienlijke groep Antillianen op de arbeidsmarkt waarschijnlijk ook weinig zal verbeteren. Wel moet worden opgemerkt dat er ook een groep is met wie het goed gaat op school. Antilliaanse meisjes volgen iets vaker een Havo/Vwo opleiding dan jongens. Het aandeel Antillianen in het hoger onderwijs stijgt en ligt nu op 1% (ruim 550 personen). In het Hbo zijn meisjes ruimer vertegenwoordigd dan
10
jongens. Zowel in het Hbo als in het Wo zijn er meer Antilliaanse studenten van de tweede generatie dan van de eerste generatie. Vooral in het Wo doen deze studenten het goed: de uitval onder Antillianen is lager dan gemiddeld. In het Hbo is de uitval echter aanzienlijk. Antilliaanse studenten kiezen vaak voor een studie economie. Zorg Als het gaat om zorgvraagstukken vallen bij de groep Antillianen twee zaken op: het hoge aantal tienerzwangerschappen en de opvoedingsproblemen in gezinnen. Het aandeel tienermoeders onder Antilliaanse meisjes is twee keer zo hoog als gemiddeld in Amsterdam. Volgens het bevolkingsregister zijn er momenteel twintig tienermoeders onder deze groep; volgens schattingen uit het veld is dit aantal veel hoger. Het aantal tienermoeders onder Antilliaanse meisjes in Amsterdam is volgens het bevolkingsregister gedaald van 42 per 1.000 in 1999 naar 33 per 1.000 in 2002. Het aandeel tienerzwangerschappen is onder de eerste generatie twee keer zo hoog als onder de tweede generatie. De belangrijkste reden voor het hoge aantal tienerzwangerschappen is inconsequent gebruik van anticonceptiemiddelen. Als het gaat om voorzieningen voor kinderen dan blijkt dat ongeveer 70% van de Antilliaanse ouders gebruik maakt van de kinderopvang voor kinderen van 0 tot 5 jaar. Dit is hoog in vergelijking met andere groepen. Het aandeel ouders dat opvoedingsproblemen ervaart bij kinderen in deze leeftijdscategorie (30%) is het hoogst van alle etnische groepen. De vraag naar opvoedingsondersteuning is juist laag. Veiligheid Het aandeel Antillianen dat zich op het criminele pad begeeft is hoger dan onder de meeste andere groepen. Dit blijkt uit allerlei landelijke onderzoeken. Cijfers van de politie Amsterdam-Amstelland laten zien dat de groep ook in de hoofdstad oververtegenwoordigd is als het gaat om aanhoudingen. Jaarlijks worden er in de regio AmsterdamAmstelland ongeveer 1.600 aanhoudingen verricht onder personen die geboren zijn op de Antillen, waarbij het in 17% van de gevallen om verslaafden aan harddrugs gaat. De aanhoudingen hebben betrekking op ongeveer 880 ‘unieke’ personen, die soms meer dan één keer worden gearresteerd. Het aantal aangehouden Antillianen is tussen 2000 en 2002
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
ongeveer gelijk gebleven. Overigens zeggen deze cijfers niets over het aantal veroordelingen. Antillianen komen relatief vaak met de politie in aanraking wegens winkeldiefstal en delicten die te maken hebben met de lichamelijke integriteit, zoals beroving, overvallen en
bedreiging. Het aantal veelplegers onder de Antillianen (zo’n 160 personen) is tussen 2001 en 2002 ongeveer gelijk gebleven. Het aandeel Antilliaanse jongeren dat bij Bureau Halt terecht komt is met 5% relatief hoog. •
11
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
12
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
Conclusie en aanbevelingen
De positie van Amsterdam is bijzonder, omdat hier in vergelijking met andere Nederlandse steden – op Rotterdam na – de meeste Antillianen wonen. Bovendien is er in Amsterdam Zuidoost een sterke concentratie van Antillianen, deels in een gebied waar sprake is van probleemcumulatie. De hoofdstad heeft een ambigue positie als het gaat om Antillianen. Enerzijds vallen hun problemen niet erg op, omdat er ook veel andere Amsterdammers zijn met moeilijkheden. De typische grote stedenproblematiek vertroebelt het zicht op de Antillianen, terwijl een groot deel van deze groep in een uitermate problematische situatie vekeert. Anderzijds is Amsterdam aantrekkelijk voor Antillianen met kansen en vindt er hierdoor een ‘positieve selectie’ plaats in de bevolking. Men kan hier studeren en de stad biedt perspectieven voor mensen die aan het begin van hun carrière staan. De positie van Antillianen in Amsterdam is door de positie van de hoofdstad veel diffuser dan in de andere Antillengemeenten. De groei van het aantal Antillianen is in Amsterdam het laagst van de zeven Antillengemeenten. Het lijkt erop dat de hoofdstad een steeds minder populaire woonplaats voor Antillianen wordt. Dit heeft waarschijnlijk te maken met de krappe woningmarkt, waardoor het moeilijk is om een woning te vinden waar men zich kan inschrijven. Dit kan tegelijkertijd betekenen dat er juist in Amsterdam veel mensen verblijven die zich niet laten registreren in het Amsterdamse bevolkingsregister. Antillianen komen ten opzichte van de overige bevolkingsgroepen in Amsterdam vaak in negatieve zin naar voren als het gaat om prestaties op het gebied van onderwijs, werk, criminaliteit, opvoedingsproblemen en hun positie op de woningmarkt. Dit betekent dat er in veel gevallen sprake is van een meervoudige problematiek, zowel onder jongeren als onder volwassenen. Voor jongeren is het moeilijk om op de maatschappelijke ladder omhoog te klimmen. Problemen in de gezinssituatie, moeilijkheden op school, geen eigen woning en een zwakke positie op de arbeidsmarkt vormen een slechte uitgangspositie in de samenleving. Vooral als gekeken wordt
naar de schoolprestaties van de huidige Antilliaanse scholieren, lijkt het erop dat een deel van de problemen van deze groep er nog gaat aankomen. Daarnaast is de toenemende concentratie van 0-11 jarigen in de sociaaleconomisch zwakste delen van de Bijlmer een zorgelijke ontwikkeling. Volwassenen kampen eveneens met een opeenstapeling van problemen. Moeders die er alleen voorstaan en het niet op eigen kracht redden, een negatief zelfbeeld dat de persoonlijke ontwikkeling belemmert, geldproblemen, werkloosheid (terwijl veel mannen juist hun status ontlenen aan het hebben van een baan), drugsgebruik en -vervoer, enzovoorts. Dit betekent dat zowel veel jongeren als volwassenen steun nodig hebben bij het verwerven van een plek in de maatschappij. Aan de andere kant is er een groep Antillianen waar het goed mee gaat. Zo groeit het aantal studenten in het Hbo en het Wo onder deze groep. Het aandeel studenten in het Wo dat afhaakt is bovendien laag. Wel moet hierbij opgemerkt worden dat een deel van deze studenten rechtstreeks van de middelbare school op de Antillen komt om hier te gaan studeren. Verder hebben met name Antilliaanse mannen geprofiteerd van de economische groei in de afgelopen jaren. Zij hebben een deel van hun achterstand op de arbeidsmarkt ingehaald. Het is echter de vraag hoe de positie van Antillianen zich zal ontwikkelen nu het weer slechter gaat. Ten slotte kunnen het hoge aandeel gemengde huwelijken en de vele contacten van Antillianen met autochtone Nederlanders als een positief punt worden gezien. Deze factoren worden vaak gebruikt om de mate van integratie in de Nederlandse maatschappij te meten. Hierbij moet echter wel worden opgemerkt dat dit ook het gevolg kan zijn van het relatief kleine aantal Antillianen in Amsterdam. Zij zijn daardoor min of meer gedwongen om ook om te gaan met mensen die niet van Antilliaanse afkomst zijn. Omvang probleemgroep Er zijn verschillende schattingen over de omvang van de groep Antillianen waar het wel en niet goed mee gaat. Zo gaat de 0-meting 7-Antillengemeenten (1999) ervan uit dat
13
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
20% tot 50% van de Antillianen in de zeven Antillengemeenten bestaat uit probleemjongeren. Volgens Van Hulst zijn er twee vrijwel even grote categorieën Antillianen in Nederland: de ene helft met een lage sociaaleconomische positie en de andere helft succesvol.8 Op basis van gegevens over Amsterdam blijkt dat er in de hoofdstad ongeveer 2.600 Antillianen zijn die tot de probleemgroep behoren. Het gaat dan om één op de vijf Antillianen. Van deze groep zijn 950 personen (510 jongens en 440 meisjes) jonger dan 25 jaar. Het uitgangspunt van deze schatting is dat de mensen in een problematische situatie tot de eerste generatie migranten behoren, na 1985 naar Nederland zijn gekomen én in het deel van stadsdeel Zuidoost wonen dat een sociaal-economisch zwak woonmilieu heeft. Deze criteria zijn geselecteerd op grond van de volgende redenen. • Ten eerste gaat men er in het algemeen vanuit dat de mensen die voor 1985 naar Nederland zijn gekomen in een aanzienlijk betere situatie verkeren dan degenen die later zijn gekomen. De migranten van na 1985 hadden op de Antillen meestal al een zwakke sociaal-economische positie en dit is in Nederland niet veranderd. Vaak is hun situatie zelfs verslechterd door het ontbreken van familienetwerken, problemen met de taal en cultuurverschillen. • Ten tweede is de positie van de mensen van de tweede generatie over het algemeen beter dan die van de eerste generatie. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het veel lagere aantal tienermoeders dat tot de tweede generatie behoort. Verder zijn mensen van de tweede generatie opgegroeid met de Nederlandse normen en waarden en de Nederlandse taal, waardoor het voor hen gemakkelijker is om een weg te vinden in de maatschappij. • Ten slotte is de situatie van Antillianen in het noordelijke deel van Zuidoost (de Bijlmermeer) over het algemeen slecht. Dit gebied heeft een zwak woonmilieu met verschillende concentraties van probleemcumulatie. Veel bewoners kampen met moeilijkheden op sociaal-economisch terrein. Knelpunten en aanbevelingen De verschillende problemen van Antillianen in Amsterdam kunnen niet los van elkaar worden gezien. Opvoedingsproblemen en ellende in het gezin hebben invloed op de schoolprestaties van jongeren. Jongeren die zich niet inschrijven in het bevolkingsregister hebben geen recht op veel voorzieningen in Nederland en een gebrek aan kennis over
14
de normen en omgangsvormen in Nederland belemmert de integratie van Antillianen op sociaal-economisch gebied. De samenhang in de problematiek op diverse terreinen maakt een sluitende en integrale aanpak in Amsterdam hard nodig. Net als uit het rapport Geen snelle recepten van Van Hulst kan uit dit onderzoek worden geconcludeerd dat ook in Amsterdam geen snelle oplossingen bestaan. Waar het mogelijk is, moet een lange termijnaanpak worden geformuleerd. Van Hulst benadrukt de complexiteit van de meervoudige problematiek en het belang van een programmatische aanpak op lokaal niveau. Volgens hem hebben lokale programma’s de meeste kans van slagen bij Antillianen met een lage sociaal-economische positie. Hieronder staan de belangrijkste knelpunten omtrent Antillianen in de hoofdstad op een rij en worden enkele aanbevelingen gedaan voor een lokaal Amsterdams programma. • Een groot deel van de moeilijkheden beginnen in het gezin. De opvoedingsproblemen in veel Antilliaanse eenoudergezinnen zijn zo groot dat er gesproken kan worden over een crisissituatie. Het verwaarlozen van kinderen, een groot gebrek aan communicatie tussen ouder(s) en kind, mishandeling9, tienermoeders en andere problemen komen regelmatig voor. Vooral alleenstaande moeders kunnen de opvoeding van hun kinderen niet aan. Zij moeten zelf hun weg zien te vinden in Nederland en daarnaast hun kind opvoeden. De ouders zijn niet opgegroeid met de sociale vaardigheden die hier nodig zijn, terwijl de kinderen buiten het gezin leren om assertief te zijn. Dit botst met elkaar. Opvoedingsondersteuning, voorlichting, Brede Scholen, Ouder-Kind Centra en empowerment van de opvoeder(s) zijn dan ook van essentieel belang om het hoofd te bieden aan de opvoedingsproblemen. • Onder Antilliaanse scholieren zijn veel kinderen die slecht presteren in het onderwijs. Daarnaast valt het hoge aantal jongeren in het speciaal onderwijs op. Dit heeft waarschijnlijk te maken met de problematische gezinssituatie waarin veel jongeren verkeren. Anderzijds kan het ook te maken hebben met een imagoprobleem: Antilliaanse kinderen zijn vaak lastig in de klas en belanden daardoor sneller in het speciaal onderwijs. Het grote belang van onderwijs voor de toekomst van jongeren maakt dat hier veel aandacht naar uit dient te gaan. Een sluitende aanpak als het gaat om school-
8 Van Hulst (2003), p. 11. 9 Idem, pp. 19 en 20.
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
10 Idem, p. 37. 11 Idem, p. 44. 12 Idem, p. 41. 13 Idem, p. 19.
uitval, schoolverzuim, voortijdig schoolverlaten en andere risicofactoren is noodzakelijk. Daarnaast is een leerling-volgsysteem aan te bevelen, omdat hiermee de positie van Antilliaanse scholieren gemonitord kan worden. • Het vinden van een eigen woning is vooral onder jongeren, maar ook onder volwassenen die zich in Amsterdam willen vestigen en inschrijven, één van de grootste knelpunten. Veel (jonge) nieuwkomers hebben geen adres om zich te laten registreren, omdat zij telkens tijdelijk bij bekenden of familie logeren. Zij hebben hierdoor ook geen recht op voorzieningen die wel nodig zijn om hen op weg te helpen in de maatschappij, zoals bijstand of een omscholingstraject. Juist de eerste maanden na aankomst in Nederland zijn cruciaal om te voorkomen dat nieuwkomers op het criminele pad belanden. Daarom is het belangrijk dat zij begeleid worden bij het zoeken naar een woning waar zij zich kunnen inschrijven. • Daarnaast is de inburgering van nieuwkomers een belangrijk aspect. Veel Antillianen hebben een minimale kennis van de normen en waarden in Nederland, waardoor zij zich moeilijk kunnen aanpassen. Een gebrek aan sociale vaardigheden en de verkeerde houding (afwachtend of juist arrogant) kunnen een grote belemmering vormen voor het verkrijgen van een goede positie. Het verschil in normen en waarden is overigens een aandachtspunt waar niet alleen Antillianen iets aan kunnen doen. Veel Nederlanders hebben geen benul van de grote cultuurverschillen tussen de Antillen en Nederland. Een grotere kennis van Nederlanders over de Antilliaanse cultuur kan tot meer begrip voor de andere partij leiden en voorkomt communicatieproblemen. Verder blijkt dat een deel van de Antillianen moeite heeft met de Nederlandse taal. Dit belemmert hen uiteraard bij hun integratie in Nederland. Het huidige inburgeringtraject voor nieuwkomers dient aangepast te worden aan de behoefte. Dit blijkt onder meer uit de hoge uitvalcijfers. In de trajecten is maatwerk nodig: een cursus Nederlands lezen, een sollicitatietraining of een cursus omgangsvormen in Nederland. Verder is er geen speciaal lesmateriaal voor mensen die een cursus NT1 volgen, terwijl daar wel behoefte aan is. Een goed inburgeringtraject en een cliënt-volgsysteem kunnen uitkomst bieden voor de nieuwkomers.
• Een ander knelpunt ligt in de Nederlandse regels, die niet op alle terreinen zijn ingesteld op de vrije toestroom van Antillianen. Mensen gaan mede door de slechte afstemming van instellingen onderling in de bureaucratie ten onder.10 Dit levert bijvoorbeeld problemen op bij het vinden van een woning. Indien mogelijk dient Amsterdam (maar ook het rijk) daarom zoveel mogelijk bureaucratische belemmeringen voor een succesvolle integratie in Nederland weg te nemen. • Een volgend knelpunt bestaat uit het gebrek aan sociale cohesie binnen de Antilliaanse gemeenschap. Hierdoor zijn Antillianen minder goed in staat om hun eigen problemen op te lossen. De traditioneel sterke familiebanden verzwakken juist onder de groep in Nederland die het het moeilijkst heeft. Zelforganisaties zijn slechts beperkt geschikt om te gebruiken in het overheidsbeleid, omdat zij maar een klein deel van de Antilliaanse gemeenschap vertegenwoordigen. Bovendien zijn ze vaak aan interne verdeeldheid onderhevig waardoor samenwerking en continuïteit ontbreken.11 Het helpt dus niet om hen zomaar te subsidiëren. Dit betekent enerzijds dat de organisaties versterkt moeten worden om ze te kunnen gebruiken in het overheidsbeleid. Anderzijds moet er naar alternatieve manieren worden gezocht om deze bevolkingsgroep te bereiken, waarbij er rekening moet worden gehouden met het gegeven dat ‘de’ Antilliaan in Nederland niet bestaat. De identificatie met de zes eilanden is sterk en eigenlijk is er dus sprake van zes bevolkingsgroepen.12 De problematische groep in Nederland bestaat met name uit Curaçaose Antillianen. • Tot slot dient er veel aandacht uit te gaan naar het versterken van het zelforganiserend vermogen (‘empowerment’) van Antillianen in Amsterdam. Veel mensen hebben een steuntje in de rug nodig, want op eigen kracht lukt het hen niet om een plek te verwerven in de maatschappij. Dit blijkt onder meer uit het hoge aantal mensen dat gebruik maakt van voorzieningen als gesubsidieerd werk, bijstand, schuldhulpverlening en kinderopvang, terwijl het hen niet lukt om een betere positie te verkrijgen. Deze situatie heeft zowel te maken met de slechte sociaal-economische positie van veel Antillianen13 als met een negatief zelfbeeld, cultuurverschillen en taalproblemen. Ook kan discriminatie een rol spelen:
15
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
uit landelijk onderzoek blijkt dat een kwart van de Antillianen hier vaak mee te maken heeft.14 Bij dit punt is het aan te bevelen ‘aan de bovenkant’ in te grijpen: kansrijke mensen opvangen zodra ze buiten de boot dreigen te vallen en hiermee voorkomen dat het mis gaat. Daarnaast dient de eigen
16
organisatie en het aanbod zorgvuldig te worden beoordeeld op de aspecten waar de huidige aanpak onvoldoende effect heeft. Tot slot is het in het hulpverleningsaanbod van essentieel belang dat de hulpverleners de juiste werkhouding hebben en veel weten over de cultuur van Antillianen. •
14 SCP (2003), p. 380.
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
1. Migratie van Antillianen
De migratie van Antillianen naar Nederland
Kernpunten kent een lange geschiedenis. In de afge> Vanaf 1985 is het aantal Antillianen in Nederland fors toegenomen: van 46.000 personen halverwege de jaren tachtig naar 130.000 in 2003. Anno 2003 maakt deze groep bijna 1% van de Nederlandse bevolking uit. > Vier van de tien mensen uit deze groep wonen in één van de zeven Antillengemeenten. Ongeveer één op de tien Antillianen, oftewel ruim 12.000 mensen, woont in Amsterdam. Alleen in Rotterdam is het aandeel hoger (16%). > De migratiebewegingen gaan hand in hand met de economische ontwikkeling op de Antillen en in Nederland. > De groei van de groep Antillianen in de zeven Antillengemeenten is in Amsterdam het laagst en in Rotterdam het hoogst. Het aantal Antillianen dat kiest voor Amsterdam is van 12% in 1997 gedaald naar 9% in 2002. > In 2003 is het aantal Antillianen in Amsterdam voor het eerst sinds jaren gedaald. Dit heeft te maken met een laag buitenlands vestigings- en een hoog vertrekcijfer. De economische recessie in Nederland en de (licht) aantrekkende economie op de Antillen zijn hier debet aan. Ook het binnenlandse vertrek naar de regio speelt een rol. > De meeste vestigers in Amsterdam zijn momenteel meisjes tussen de 18 en 24 jaar oud. Het merendeel van de vertrekkers bestaat uit gezinnen. > Het aantal Antillianen neemt volgens de prognoses in Amsterdam toe tot 17.000 personen in 2020. > Het aandeel jonge senioren onder deze groep zal fors gaan groeien van zo’n 15% in 2003 tot bijna 25% in 2020.
lopen decennia zijn er verschillende migratiegolven geweest, die voor een groot deel met de economische toestand op de Antillen te maken hebben. Antillianen zijn een mobiele groep. Zij verhuizen niet alleen vaak van de Antillen naar Nederland en vice versa, maar ook binnen Nederland wisselen zij veelvuldig van woonadres. Om hoeveel mensen het gaat in de verhuisbewegingen is niet precies bekend, omdat niet iedereen zich inschrijft in het bevolkingsregister. Dit hoofdstuk laat zien hoe het migratiepatroon van Antillianen die ingeschreven staan in het bevolkingsregister eruit ziet. Het hoofdstuk start met een schets van de migratie tussen Nederland en het overzeese deel van het Koninkrijk. Daarna volgen gegevens over deze bevolkingsgroep in Amsterdam.
Antillianen in Nederland Anno 2003 wonen er in Nederland bijna 130.000 Antillianen (0,8% van de totale bevolking). Hiervan woont 40% in slechts zeven gemeentes: Rotterdam, Amsterdam, Den Haag, Dordrecht, Groningen, Nijmegen en Den Helder. Rotterdam telt het grootste aantal Antillianen in absolute en relatieve zin (20.000 mensen oftewel 16% van het totaal aantal in
17
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
Figuur 1 – Aantal Antillianen per gemeente in Nederland, 2003
16% Rotterdam
9%
Amsterdam
Den Haag 8%
60%
3% 2% 2% 1%
Dordrecht
Groningen
Nijmegen
Den Helder
Overig
Aantal Antillianen en Arubanen gemeentes 2003 meer dan 15.000 5.000 tot 15.000 1.000 tot 5.000 buiten beschouwing
Bron: CBS
Nederland). In Amsterdam wonen in 2003 ruim 12.000 Antillianen; dit is 1,7% van de totale hoofdstedelijke bevolking.15 Het huidige aantal mensen in deze groep is in de hoofdstad ongeveer 15% (ruim 1.500 personen) hoger dan tien jaar geleden. Binnen Rotterdam is het aandeel Antillianen in de stedelijke bevolking met 3,3% het hoogst van de Antillengemeenten. Daarna volgen Dordrecht (2,8%), Den Haag en Den Helder (elk 2,2%), Groningen (1,7%) en Nijmegen (1,3%). Sinds dertig jaar is er sprake van een noemenswaardige groei van het aantal Antillianen in Nederland. Hun aantal is nu zeven maal zo
groot als begin jaren zeventig. Per saldo zijn tussen 1972 en 2002 ongeveer 80.000 Antillianen naar Nederland gekomen. Van de grootste groepen niet-westerse minderheden zijn de Antillianen in de afgelopen jaren door de hoge immigratiecijfers het snelst gegroeid.16 Opmerkelijk is dat zich sinds 2000 jaarlijks relatief minder Antillianen in Amsterdam vestigen (zie ook figuur 4, blz. 21). In 1997 kwam 12% van het totaal aantal Antilliaanse migranten naar de hoofdstad; tegenwoordig is dit gedaald tot 9%. De groei van de groep Antillianen in de zeven Antillengemeenten is in Amsterdam het laagst en in Rotterdam het hoogst.
15 Er zijn geen gegevens beschikbaar over de verdeling van het aantal immigranten naar het eiland van herkomst. 16 CBS (2003).
Figuur 2 – Antilliaanse bevolking in Nederland, 1973-2003 x 1000 140 120 100 80 60 40 20 0 1971 ’72 ’73 ’74 ’75 ’76 ’77 ’78 ’79 ’80 ’81 ’82 ’83 ’84 ’85 ’86 ’87 ’88 ’89 ’90 ’91 ’92 ’93 ’94 ’95 ’96 ’97 ’98 ’99 ’00 ’01 ’02 2003
Bron: CBS
18
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
Achtergrond van migratie vanuit de Antillen naar Amsterdam en Nederland17 Er worden over het algemeen drie migratiegolven van Antillianen onderscheiden. De eerste vond plaats in de jaren zestig en het begin van de jaren zeventig. De volgende golf was eind jaren zeventig en begin jaren tachtig. De derde golf begon in de tweede helft van de jaren tachtig. Tot aan de jaren zestig was de migratie van de Nederlandse Antillen naar Amsterdam, en in het algemeen naar Nederland, gering. De migranten waren voornamelijk mannelijke studenten voor wie het mogelijk was hun studie in Nederland voort te zetten. In de jaren zestig werd betaald werk één van de belangrijkste migratiemotieven. Deze migratie was mede een gevolg van de werkloosheid op de Antillen en de krapte op de arbeidsmarkt in Nederland. Door veel Nederlandse bedrijven werden jonge ongehuwde arbeiders geworven. Eerst bestond de migratie voornamelijk uit mannen, maar in een later stadium werden ook Antilliaanse meisjes voor verzorgende beroepen aangetrokken. Hierdoor nam de vestiging van Antillianen toe en werd de getalsverhouding tussen mannen en vrouwen evenwichtiger. Vanaf de jaren zeventig ontstond er een tweede migratiegolf die vooral bestond uit gezinnen in plaats van alleenstaanden. Ook het aantal migrerende vrouwen nam toe. De derde migratiegolf vanaf halverwege de jaren tachtig kenmerkt zich door alleenstaande moeders en laaggeschoolde jongeren die alleen naar Nederland komen. De economische ontwikkelingen op de Antillen en in Nederland zijn van grote invloed op de immigratie van Antillianen. Dit blijkt onder meer uit de immigratiegolven na de teloorgang van de olie-industrie op Curaçao en de ontslagen onder ambtenaren die vielen als gevolg van een akkoord tussen het IMF en de Antillen. Tegelijkertijd ging de economische teruggang in de eerste helft van de jaren tachtig en het begin van de jaren negentig in Nederland gepaard met een daling van de immigratie, terwijl de hoogconjunctuur in de tweede helft van de jaren tachtig en negentig samenviel met een sterke stijging. Arbeid is nog steeds een belangrijk migratiemotief voor Antillianen. In 2001 was dit voor rond de 25% van de Antillianen het motief om te emigreren, tegenover zo’n 5% bij de overige niet-westerse immigranten. Een stijging in de immigratie leidt enkele jaren later, in verzwakte vorm, tot een stijging in de emigratie. Inmiddels is rond de 45% van de vanaf 1972 binnengekomen immigranten weer teruggekeerd.18
17 Informatie uit deze paragraaf is onder meer
Vestiging van Antillianen in Nederland
afkomstig uit Stelen en Steken. Delinquent gedrag van Curaçaose jongens in Nederland van M. van San (1998), Bevolkingsprojecties tot 1990 van de gemeente Amsterdam (1982) en Immigrant Integration (2000). 18 CBS (2003). 19 Bron: CBS. 20 Bron: Amigoe.com, 1 augustus 2003. 21 Antillianen gaan vaker terug, Algemeen Dagblad, 10 maart 2003.
Landelijk neemt het aantal vestigingen van Antillianen in Nederland af en stijgt de remigratie naar de Antillen. In 2000 kwamen er meer dan 10.000 Antillianen naar Nederland, terwijl dit aantal in 2002 op nog maar 6.000 lag. Het aantal vertrekkers steeg in dezelfde periode van 1.900 naar 2.800 personen.19 Volgens het Overlegorgaan Caribische Nederlanders (OcaN) is de aantrekkende economie op de eilanden een reden voor deze ontwikkeling. Vooral het toerisme en de opening van een Amerikaanse legerbasis zorgen voor een economische stimulans. In 2002 was er na jarenlange achteruitgang op de Antillen een economische groei van 0,5%. De vooruitzichten voor de economie zijn echter weinig
positief.20 Naast de economische situatie zou de negatieve houding van Nederlanders ten opzichte van Antillianen bijdragen aan het dalende aantal nieuwkomers en het stijgende vertrek. Een aanzienlijk deel van de remigranten bestaat volgens het OcaN uit hoger opgeleide ambtenaren die tijdens de economische malaise van 2000 hun baan verloren en in Nederland tevergeefs een nieuwe baan probeerden te vinden.21 Ook volgens het Nederlandse Migratie Instituut neemt het aantal Antillianen dat wil remigreren naar het land van herkomst toe. Het gaat volgens dit instituut met name om jonge mensen. In principe is iedereen die langer dan vier maanden rechtmatig in Nederland zal verblijven, verplicht om zich binnen vijf dagen na
19
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
aankomst in Nederland te laten inschrijven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (de officiële benaming van het Nederlandse bevolkingsregister).22 Dit geldt ook voor mensen die van de Antillen komen. Zij dienen zich te melden bij het Register Amsterdam waar ze zich inschrijven in de basisadministratie van de gemeente Amsterdam. Sinds het najaar van 2001 kan dit echter alleen als de persoon in kwestie zich heeft uitgeschreven op de Antillen en (indien bekend) een stad in Nederland en een adres heeft opgegeven waar hij/zij zich gaat vestigen. Indien er geen uitschrijving is bij het bevolkingsregister op de Antillen, dan gaat de inschrijving in Nederland niet door vanwege het risico dat een persoon dubbel geregistreerd wordt. Een dubbele inschrijving kan er bijvoorbeeld toe leiden dat iemand een uitkering aanvraagt op de Antillen en in Nederland. De uitschrijvingen op de Antillen worden naar het Vestigingsregister in Den Haag gestuurd, die vervolgens het bericht doorstuurt naar de stad waar de persoon in kwestie zich wil vestigen. In 2001 werd afgesproken dat de steden deze berichten drie maanden moesten bewaren, om de migrant enige tijd te geven om zich te laten registreren. Inmiddels is deze tijd verlengd tot een jaar, omdat in de praktijk bleek dat sommige Antillianen zich pas veel later meldden voor hun inschrijving. Zodra een Antilliaan zich meldt bij het Register Amsterdam wordt er een afspraak gemaakt met het inburgeringloket. Overigens is het uiteraard ook mogelijk dat mensen naar Nederland komen zonder zich uit te schrijven op de Antillen. Zij hebben hier dan geen recht op voorzieningen. Op basis van cijfers van het Vestigingsregister in Den Haag uit de periode 2001-2003 kan het volgende geconstateerd worden over de uitschrijvingen op de Antillen en de inschrijvingen in verschillende Nederlandse plaatsen. Bij hun uitschrijving op de Antillen gaf 7% van de mensen die naar Nederland wilden verhuizen aan naar Amsterdam te vertrekken. Uiteindelijk schreef 5% van de immigranten zich in Amsterdam in. Het merendeel van degenen die eerst wel van plan waren om naar de hoofdstad te gaan en zich hier niet vestigden, ging naar Rotterdam, Almere of Den Haag. Een relatief groot aantal van de mensen die zich op de Antillen uitschreven om naar Nederland te gaan, gaf als bestemming Rotterdam (20%) of Den Haag (13%) op. Bij de vestiging schreef respectievelijk 18% en 13%
20
zich in deze steden in. Ook Tilburg, Groningen en Almere zijn populaire bestemmingen (elk 3% van de inschrijvingen). Eind 2003 waren 6.500 Antillianen nog niet ingeschreven in Nederland, terwijl zij zich wel hebben uitgeschreven op de Antillen met de intentie om naar Nederland te migreren. Dit is meer dan een derde van het totaal aantal mensen dat zich heeft uitgeschreven tussen medio 2001 en december 2003 met Nederland als land van bestemming. Wel moet hierbij worden opgemerkt dat er onder deze groep een aanzienlijk aantal mensen is dat zich nog zal inschrijven in Nederland, omdat hun migratie kort geleden heeft plaatsgevonden. Een ‘openstaande migratieprocedure’ wordt pas gesloten als de persoon in kwestie zich binnen een jaar na de uitschrijving op de Antillen nog steeds niet heeft ingeschreven in Nederland. Momenteel zijn er 3.600 mensen van wie de migratieprocedure nog open staat.23 In 45% van deze gevallen vond de uitschrijving al plaats voor eind mei 2003. Dit betekent dat zij al meer dan een half jaar nergens geregistreerd staan, wat hun positie als nieuwkomer bijzonder kwetsbaar maakt. Van 2.900 van de 6.500 personen is de cyclus inmiddels beëindigd omdat zij zich niet binnen een jaar na hun uitschrijving op de Antillen hebben ingeschreven in Nederland. Van de nog niet in Nederland geregistreerde uitschrijvers die een bestemming in Nederland opgaven, was 15% (890 personen) van plan om naar Amsterdam te gaan. Daarnaast wilde 23% naar Rotterdam en 12% naar Den Haag verhuizen. Verder zijn er geen gegevens bekend over de mensen die zich (nog) niet hebben ingeschreven in Nederland. Volgens de Nederlandse Politie Academie zijn er grofweg drie redenen waarom Antillianen zich niet inschrijven in het bevolkingsregister: • een economische oorzaak: mensen ‘logeren’ bij familie/bekenden en mogen zich daar niet inschrijven, omdat de hoofdbewoner anders gekort wordt op zijn uitkering; • een cultureel bepaalde achtergrond: mensen die van de Antillen naar Nederland komen zijn niet gewend aan de bureaucratische regels en procedures; • een reden met een criminele achtergrond: uitschrijven op de Antillen en niet inschrijven in Nederland betekent dat mensen ‘onzichtbaar’ criminele daden kunnen begaan.24
22 Bron: het Register Amsterdam. 23 Het gaat om 3.600 van de 6.500 mensen (55%) die zich hebben uitgeschreven. 24 Nederlandse Politie Academie (2003), p. 59. 25 Idem, p. 57
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
Figuur 3 – Migratiesaldo van Antillianen, Amsterdam, 2002 26
500 vestiging
400 300
vertrek
200 100
saldo
0 –100 –200 –300
N ed re er st la nd
rd am Ro tte
N ijm eg en
ht
G ro ni ng en
or dr ec
H en D
D
el de r
aa g H en D
tR O A re s
Al m er e
bu ite re nl st an d
ub a
on (≈ be An ken til d le n)
Ar
An
til le n
–400
Bron: O+S
jongen zelf onderdak moet zoeken en dan lopen ze tegen de lange wachtlijsten op voor een huurwoning. Veel jongens hoppen hierom van de ene naar de andere verblijfplaats.”, aldus een respondent in een onderzoek van de Nederlandse Politie Academie.25
Figuur 4 – Verandering van de bevolkingsomvang van Antillianen, Amsterdam, 1998-2002 28 600 500 400 300 200 100 0 –100 –200 –300 1998
1999
buitenlands migratiesaldo
2000 geboorteoverschot
2001
2002
binnenlands migratiesaldo
toe-/afname bevolking
Bron: O+S 26 Het grote aantal mensen wiens migratiebestem-
Vestiging en vertrek in Amsterdam
ming onbekend is, heeft te maken met het feit dat veel mensen zich niet uitschrijven uit de gemeentelijke basisadministratie als zij uit Amsterdam vertrekken. 27 Van deze groep is bijna een kwart tussen de 12-24 jaar. 28 Bij het buitenlands migratiesaldo is de groep mensen met de bestemming ‘onbekend’ opgeteld. Uit de praktijk blijkt namelijk dat veel mensen zich niet uitschrijven in Nederland als zij naar het buitenland emigreren.
De grootste groepen Antillianen die zich in Amsterdam vestigen komen van de Antillen en uit plaatsen in Nederland zoals Rotterdam, Almere, Den Haag en de regio Amsterdam (ROA). Dit is in figuur 3 te zien. Van de Antillianen die vertrekken naar een plaats buiten Amsterdam, gaat het grootste deel naar andere plaatsen in Nederland, met name naar Almere. Antillianen wonen overigens vaak slechts korte tijd op één adres en verhuizen zeer frequent tussen allerlei steden in Nederland. De cijfers geven slechts een indicatie van de werkelijke situatie, omdat veel verhuizingen niet terug te vinden zijn in het bevolkingsregister. “… Die jongens komen hier en dan moeten ze het zelf uitzoeken. Eerst komen ze deze kant op met het idee dat ze onderdak hebben bij een vriend of bij familie. Die begint na een tijdje te zeuren dat die
In 2002 is er voor de eerste keer in de afgelopen jaren een bevolkingsafname van Antillianen in Amsterdam geregistreerd. Dit komt voornamelijk door het toenemende aantal mensen uit Amsterdam dat naar andere gemeentes verhuist. Vooral de ROA is een populaire bestemming. Daarnaast is het stijgende aantal Antillianen dat naar het land van herkomst vertrekt van invloed op het bevolkingsaantal. Zoals in figuur 4 te zien is, was er in 2002 voor het eerst een buitenlands vertrekoverschot: 550 mensen vestigden zich in Amsterdam vanuit het buitenland, terwijl er bijna 600 emigreerden.27 Als we naar de leeftijdsopbouw van de migranten kijken, dan valt op dat met name gezinnen met kinderen uit Amsterdam vertrekken (voornamelijk in de leeftijdscategorieën van 0 tot 18 jaar en 30-plussers). De meeste vestigers zijn jongeren van 18-24 jaar oud. Tot slot is er gekeken naar de verdeling van het geslacht van de vestigers en vertrekkers (zie figuur 5, blz. 22). Opmerkelijk is dat er in totaal iets meer vrouwen uit de stad vertrekken. Dit geldt echter niet voor de leeftijdscategorie van 18 tot 25 jaar. Er komen iets meer Antilliaanse meisjes in deze leeftijdsgroep naar Amsterdam dan jongens. Deze meisjes komen niet altijd direct van de Antillen, maar ook uit andere gemeentes in Nederland. Wel moet hierbij opgemerkt worden dat het soms om erg kleine absolute aantallen gaat.
21
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
Migratiesaldo naar etnische groep Niet iedereen die zich in Nederland vestigt vanuit de Antillen, is geboren op één van deze eilanden. De indeling naar etnische groepen in dit rapport is gemaakt op basis van het geboorteland van de persoon in kwestie, van de moeder en van de vader. Wanneer één van de drie geboortelanden de Antillen is, wordt de persoon tot de etnische groep ‘Antillianen’ gerekend. Naast Antillianen komen er via de Antillen ook mensen naar Nederland die tot een andere etnische groep worden gerekend. In figuur 6 is te zien dat er in 2002 25 Surinamers, 13 Venezolanen en 37 Dominicanen via de Antillen naar Amsterdam zijn gekomen. Van de Dominicanen bestond het merendeel (23) uit vrouwen.
Bevolkingsprognose Antillianen in Amsterdam
Figuur 5 – Saldo van vestiging en vertrek per leeftijdscategorie (absoluut), Amsterdam, 2002
60 40 20 0 –20 –40 –60 –80 –100 –120 –140 0-17 jaar mannen
18-24 jaar
25-34 jaar
35+ jaar
totaal
vrouwen
Bron: O+S
Figuur 6 – Migratiesaldo van en naar de Antillen naar etnische groep, Amsterdam, 2002
400
Op basis van de huidige bevolkingsgegevens zijn prognoses gemaakt tot 2020. Ondanks de daling van het aantal Antilliaanse Amsterdammers in het afgelopen jaar is de verwachting dat deze groep vanaf 2004 weer zal gaan toenemen. Volgens de prognoses zal het aantal Antillianen al in het volgende decennium stijgen tot 15.000 en in 2020 zullen er meer dan 17.000 Antillianen in Amsterdam wonen. Deze groei is minder groot dan de voorspelde toename van de groep in de rest van Nederland (een toename van 43% in Amsterdam en 53% in Nederland).29
350 300 250 200 150 100 50 0 –50 –100 –150 –200 –250 Suriname
vestiging
Aruba
Venezuela
Nederland Dominicaanse Nederlandse Republiek Antillen
Overig
saldo
vertrek
Bron: O+S
Figuur 7 – Prognose populatie Antillianen in Amsterdam in absolute aantallen met een index per jaar
19
x 1.000 163
17 139
15 114
13 11
100
100
1993
1998
109
9 7 5 2000
2003
2010
2020
Bron: O+S 29 SCP (2003), p. 17.
22
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
Figuur 8 – Prognose populatie Antillianen in Amsterdam in relatieve zin naar leeftijdscategorieën 100
% 65 jaar en ouder
90 80
50-64 jaar
70 35-49 jaar
60 50
25-34 jaar
Er wordt een belangrijke verschuiving verwacht in de leeftijdsopbouw van Antillianen. In de toekomst zullen er relatief gezien steeds minder Antilliaanse kinderen en steeds meer ouderen in de stad wonen. Al in 2010 zal het aantal 50-plussers aanzienlijk zijn gestegen. Het aantal kinderen zal absoluut echter wel blijven toenemen. Overigens geldt deze ontwikkeling voor de hele bevolking in de stad.
40 18-24 jaar
30 20
0-17 jaar
10 0 1993
2003
2010
2020
Bron: O+S
Interview met Bureau Nieuwkomers in Zuidoost Michael Etel, clustermanager Bureau Nieuwkomers in Zuidoost, en Raoul Gravenstijn, Trajectbegeleider bij Bureau Nieuwkomers
In Ganzenhoef (Amsterdam Zuidoost) is het Bureau Nieuwkomers gevestigd, dat de Antilliaanse immigranten in Amsterdam opvangt. Het Bureau Nieuwkomers is gevestigd in het Cultureel Educatief Centrum (CEC), waar ook NV Werk, de Sociale Dienst en het ROC zitten. Bezoekers van het CEC krijgen hierdoor de mogelijkheid om binnen één gebouw alle benodigde informatie te halen op het gebied van inburgeren, werk en/of opleiding. Uit het onderzoek blijkt dat veel Antillianen zich niet inschrijven in het bevolkingsregister. Komen zij wel bij het Bureau Nieuwkomers terecht? Gravenstijn: “We komen ze hier veel tegen. Antillianen migreren meestal niet in gezinsverband. Een Antilliaanse jongen wordt bijvoorbeeld uitgenodigd om naar Nederland te komen door zijn tante. De tante wil na zijn aankomst echter niet dat hij zich bij haar inschrijft, omdat zij dan gekort wordt op haar uitkering. In 1998 is het Centrum Voorlichting Antillianen (CVA) op Curaçao opgericht, om mensen te informeren en voor te bereiden voordat zij naar Nederland vertrekken. Ondanks het aanbod van voorlichting kwamen heel veel laagopgeleide mensen toch onvoor-
bereid naar Nederland. Overigens bestaat het CVA inmiddels niet meer.” Etel: “De meeste Antillianen die hier komen zijn erg slecht geïnformeerd over de gang van zaken in Nederland. Ze weten dat je de taal moet spreken en een diploma moet hebben, maar hun maatschappelijke oriëntatie is ontoereikend. Antillianen denken bovendien dat je hier heel snel een huis vindt en beseffen niet dat er wachtlijsten zijn tot tien jaar voor een woning in de hoofdstad.” Waarom informeren Antillianen in Nederland de mensen die van plan zijn om hier naartoe te komen niet beter? Gravenstijn: “Het grootste deel van de mensen die nu naar Nederland komen, zijn laagopgeleiden uit achterstandswijken op Curaçao. Zij zijn erg gericht op status en vertellen het hun familie daarom niet als het niet goed met ze gaat in Nederland. Bovendien weten de meeste Antillianen heel weinig van de Nederlandse maatschappij; dit geldt ook voor degenen die in Nederland wonen. Nog steeds gaat het verhaal de ronde dat je in de Bijlmer binnen twee maanden een legale woning hebt. Dit is iets dat tien jaar geleden misschien zo was, maar inmiddels allang niet meer opgaat.” Etel: “Het beeld is ‘ik ga het beter hebben’. Veel jongeren dromen van een mooi huis en een mooie auto. Om een behoorlijk inkomen te krijgen moeten zij hier vaak eerst een opleiding van vier jaar volgen. Dat duurt ze echter veel te lang; ze zijn ongeduldig en willen binnen vier maanden resultaten zien. De meeste Antillianen komen hier niet naartoe
23
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
voor een uitkering, maar denken dat het gemakkelijk is om in Nederland iets te bereiken. Als het hen vervolgens niet lukt om maatschappelijk succes te krijgen, blijven ze dat verbergen omdat het gezien wordt als persoonlijk gezichtsverlies. Antillianen verschillen in hun trots en statusgevoeligheid van andere bevolkingsgroepen. Ze willen werk en vragen uit schaamte pas heel laat een uitkering aan. Dit kan voor sommige jongeren zelfs een reden zijn om de criminaliteit in te gaan, terwijl ze met een uitkering de mogelijkheid hadden gehad om een omscholingscursus te gaan volgen.” Welke oplossingen zouden helpen om de problemen van de Antilliaanse nieuwkomers op te lossen? Etel: “De trots, de machocultuur en het ongeduld van Antillianen maakt het moeilijk om ze te helpen. Aan de andere kant vinden de Antilliaanse mannen, in tegenstelling tot Nederlanders, elk soort werk goed. De man wil een baan, het maakt niet uit wat voor soort werk. Veel van hen komen in de ogen van Nederlanders echter arrogant en ongeïnteresseerd over. Als je hen beter leert kennen en geduld hebt, zie je pas dat zij gemotiveerd zijn om aan de slag te gaan. Eén van de oplossingen is dat instellingen duidelijke afspraken met Antillianen maken en de confrontatie aangaan als zij zich hier niet aan houden. Het is daarbij belangrijk dat instanties open en eerlijk tegen de cliënten zijn en er geen dubbele agenda op na houden.” Gravenstijn: “De duidelijkheid van Antillianen in hun omgangsvormen is heel belangrijk. Wees helder over wat je te bieden hebt en wat mag en niet kan. Ondanks de grote culturele verschillen zijn er ook overeenkomsten met de Nederlandse cultuur. De Antillen zitten namelijk tussen twee culturen in: de westerse (Nederlandse) en Latijns-Amerikaanse. Maak gebruik van de overeenkomsten. Bij het bedenken van oplossingen kan de bereidheid van Antillianen om altijd te willen werken als een aanknopingspunt worden gebruikt. Het bieden van intensieve trainingen ter voorbereiding op de arbeidsmarkt zou goed zijn; het oppeppen van mensen in een stapsgewijze aanpak. Hulpverlening door mensen uit de eigen groep hoeft in principe niet als het niet kan. De houding, het karakter en de kennis van de hulpverlener zijn het belangrijkst en dan maakt het niet zoveel uit waar deze vandaan komt.”
24
Hoe komt het dat er zo veel Antillianen uitvallen uit de inburgeringcursussen? Gravenstijn: “Hier spelen onder meer allerlei sociaal-maatschappelijke factoren mee, zoals problemen met het vinden van een eigen woning en geldproblemen.” Etel: “De laagopgeleide Antillianen krijgen meestal een korte inburgeringcursus bij het ROC. Als ze daarmee klaar zijn, worden ze echter nog steeds regelmatig vanwege een slechte beheersing van het Nederlands afgewezen voor een baan. Ze spreken het Nederlands wel, maar schrijven of lezen het niet goed. De assesment-toets van het ROC is niet goed afgestemd op de situatie van deze groep. Bovendien krijgt het ROC geld per inburgeraar en wordt er niet gekeken naar de lengte van het traject. Het ROC lijdt daardoor een verlies op de langdurige trajecten, bijvoorbeeld voor analfabeten. Mijn vermoeden is dat dit terug te winnen is op andere groepen, zoals Antillianen, door een kort traject aan te bieden. Het zou veel beter zijn als er voor iedereen maatwerk was: een cursus Nederlands lezen, een sollicitatietraining of een cursus omgangsvormen in Nederland. Waarom kijken we niet per persoon wat hij weet en mist? Verder is er geen speciaal lesmateriaal voor mensen uit landen buiten Nederland die een cursus NT1 (Nederlands als eerste taal) volgen. Zij krijgen lesboeken voor Nederlanders uit Nederland. Eigenlijk moet het hele aanbod aan de Antilliaanse nieuwkomers doorgelicht worden.” Is er een verschil in de aanpassingsmoeilijkheden van Antilliaanse mannen en vrouwen? Gravenstijn: “Vrouwen doen het over het algemeen beter. Dat zijn doorzetters en zij kunnen tegen tegenslagen. Vrouwen hebben een duidelijker idee dan mannen over wat zij hier kunnen doen en zijn eerder bereid om een traject te volgen. Vooral mannen onder de dertig jaar moet je goed begeleiden. Mannen zijn ongeduldiger en hebben vaak een onrealistisch verwachtingspatroon.” Etel: “Een ander opvallend punt van veel Antillianen is dat zij zich zeker voelen in de Bijlmer, maar dat zij niet buiten het stadsdeel durven te komen. Het lukt bijvoorbeeld niet om Antillianen aan het werk te krijgen op de bloemenveiling in Aalsmeer. Ze hebben echt een eilandgevoel en blijven waar ze zijn. Daarom bestaan er waarschijnlijk Antillengemeenten. Met name tussen de gemeenschappen in die steden zijn er veel verhuizingen.”
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
Wat kan er geconcludeerd worden over het inburgeringtraject voor Antillianen? Etel: “In Nederland kunnen we het karakter van Antillianen, met name van de jongeren, niet veranderen. We moeten er doorheen prikken en hen iets te bieden hebben. De oplossing bestaat uit een woning en een inkomen gerelateerd aan een bepaalde baan, een
ontwikkeltraject en duidelijke verplichtingen. De basis moet bestaan uit heldere afspraken en een keiharde aanpak: u krijgt een woning en een baan, maar wel onder bepaalde voorwaarden. Het is verplicht om hard te werken aan de eigen ontwikkeling en als afspraken niet worden nagekomen, dan stopt het traject.” •
25
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
Caribbean Brassband oefent bij Circus Elleboog
26
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
2. Demografie
Antillianen hebben in vergelijking met
Kernpunten andere etnische groepen een aantal speci> Vier van de tien Antillianen in Amsterdam zijn jonger dan 25 jaar. Alleen onder Turken en Marokkanen is er een hoger percentage jongeren. > In Amsterdam behoort 67% van de Antillianen tot de eerste generatie. Dit is iets meer dan gemiddeld in Nederland, maar minder dan in Rotterdam, Den Haag en Dordrecht. > De eerste generatie bestaat vooral uit mensen vanaf 35 jaar en wordt steeds ouder. Kinderen en jongeren behoren juist vaker tot de tweede generatie. > Het aandeel mensen van de tweede generatie neemt gestaag toe ten opzichte van de eerste generatie. > Het percentage eenoudergezinnen onder Antillianen is met 22% twee keer zo hoog als gemiddeld in de stad. Ruim 60% van de kinderen uit deze groep wordt in een eenoudergezin geboren. > Zo’n 60% van de huwenden kiest voor een partner uit een andere etnische groep. Dit is veel meer dan onder andere etnische groepen. > Het aantal echtscheidingen is onder Antillianen het hoogst van alle etnische groepen.
fieke demografische kenmerken. Het meest opvallend is het hoge aandeel eenoudergezinnen. Vooral na 1985 zijn er veel alleenstaande moeders met hun kinderen naar Nederland gekomen.30 Een ander punt is het hoge aandeel mensen (met name in de grote steden) dat tot de eerste generatie behoort. Dit heeft te maken met de recente immigratie en de grote mobiliteit onder Antillianen. In de afgelopen jaren zijn er veel mensen vanuit de Antillen naar Nederland gekomen, maar er is ook een aanzienlijk aantal vertrokken. Hoe de demografische situatie van de groep er precies uitziet, bijvoorbeeld als
30 Immigrant Integration (2003), p. 106.
het gaat om leeftijd of huishoudenssamenstelling, komt in dit hoofdstuk aan bod.
Figuur 9 – Leeftijdsopbouw naar etniciteit, Amsterdam, 2002
100
% 65 jaar en ouder
90 80
50-64 jaar
70 35-49 jaar
60 50
25-34 jaar
40 18-24 jaar
30 20
0-17 jaar
10 l To ta a
am rin Su
M Tu ar rk ok e ka n/ ne n
er s
n ne ia til l An
N ge ed ïn erl d. an la d/ nd en
0
Bron: O+S
Leeftijdsopbouw Amsterdamse Antillianen zijn over het algemeen erg jong. Kinderen en jongeren zijn oververtegenwoordigd en 65-plussers zijn er nauwelijks (slechts 3%). Vier van de tien Antillianen zijn onder de 25 jaar. In vergelijking met de andere etnische groepen is er alleen onder Turken en Marokkanen een hoger aandeel jongeren. Wel verandert de omvang van de groep jonge senioren (50-64 jaar): hun aantal is fors gestegen in de laatste jaren (van 925 in 1998 naar 1.500 in 2003). Qua leeftijdsopbouw lijken Antillianen sprekend op Surinamers.
27
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
Antilliaanse mannen en vrouwen zijn ongeveer gelijk vertegenwoordigd in de verschillende leeftijdscategorieën, behalve in de kleine groep 65-plussers, waar de vrouwen oververtegenwoordigd zijn. Deze verdeling naar geslacht lijkt veel op het Amsterdamse gemiddelde. Ook als we naar het geslacht van Antillianen van de eerste en de tweede generatie per leeftijdscategorie kijken, zijn er weinig afwijkingen van het Amsterdamse gemiddelde. Alleen in de leeftijdsgroep van 20 tot 25 jaar zijn er binnen de eerste generatie relatief iets meer mannen dan gemiddeld in de stad (50% tegen 45% in Amsterdam). De meerderheid van de Antillianen in Nederland (65%) behoort tot de eerste generatie. Dit betekent dat zij op de Antillen of Aruba geboren zijn. In figuur 10 is te zien dat het aandeel Antillianen van de eerste generatie in Amsterdam iets hoger is dan gemiddeld in Nederland. Het is echter lager dan in Rotterdam, Den Haag en Dordrecht, waar drie kwart van de Antillianen tot de eerste generatie behoort. Het percentage eerste generatie Antillianen in Amsterdam neemt gestaag af ten opzichte van de tweede generatie: van 71% in 1996 (ongeveer 7.450 mensen) naar 67% in 2003 (ruim 8.200 mensen). Zowel de eerste als de tweede generatie groeit in absolute zin, maar de tweede generatie is tussen 1999 en 2003 toegenomen met 15% en de eerste met 5%. De groei van de tweede generatie heeft te maken met het geboorteoverschot van Antillianen in Amsterdam en zal ook in de toekomst doorgaan. Als naar leeftijd wordt gekeken, dan zien we dat de eerste generatie met name vertegenwoordigd is in de leeftijdsgroep vanaf 35 jaar. Van deze groep is 57% (4.660 mensen) boven de 35 jaar. De eerste generatie Antillianen wordt steeds ouder. De tweede generatie bestaat voor een groot deel uit kinderen. Onder de 0 tot 5-jarigen is het aandeel eerste generatie migranten slechts een tiende en onder de 5 tot 10-jarigen een derde. Bij de jongeren tussen de 15 en 20 jaar is dit opgelopen tot ongeveer de helft (ruim 500 jongeren).
Antilliaanse huishoudens in Amsterdam Naast de leeftijdsopbouw kenmerken Antillianen zich door een hoog percentage eenoudergezinnen: 22% in 2003 tegenover 10% gemiddeld in de stad. In 1993 lag het
28
Figuur 10 – Aandeel eerste generatie Antillianen in Amsterdam en Nederland % 75 Amsterdam Nederland
70
65
60 1996
’97
’98
’99
’00
’01
’02
2003
Bron: CBS
Figuur 11 – Leeftijdsopbouw Antillianen in Amsterdam naar generatie, 2003
20
%
18 16 14 12 10 8 6 4 2 0 0-
4
5-
9 10
-1
4 15
-1
9 20
-2
4 25
-2
9
eerste generatie
30
-3
4 35
-3
9 40
-4
4 45
-4
9 50
-5
4 55
-5
9 60
-6
4 65
-6
9 70
-7
4 75
-7
9 80
-8
4 85
-8
9 90
-9
4
tweede generatie
Bron: O+S
Figuur 12 – Huishoudens naar huishoudentype, Antillianen en Amsterdam gemiddeld, 2003
eenoudergezin 22%
overig 1%
eenoudergezin 10%
overig 1%
paar met kinderen 15% paar met kinderen 10% paar zonder kinderen 12%
alleenstaand 55%
alleenstaand 54% paar zonder kinderen 20%
Antillianen
Amsterdam gemiddeld
Bron: O+S
aandeel nog op 17% respectievelijk 8%. Deze gezinnen bestaan vooral uit moeders met kinderen. Er zijn onder Antilliaanse huishoudens relatief weinig paren zonder kinderen, zoals blijkt uit figuur 12. Uit verschillende studies blijkt dat een matriarchaal familiesysteem, waarin vrouwen (met name moeders) een overheersende positie
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
hebben en mannen afwezig zijn of een marginale rol spelen in het gezin, een veelvoorkomend fenomeen is op de Antillen. Dit betekent overigens niet dat vrouwen een dominante positie hebben ten opzichte van mannen. Vrouwen doen er vaak veel aan om een man aan zich te binden. Dit huishoudenspatroon herhaalt zich ook in Nederland. Twee op de drie Amsterdamse Antilliaanse gezinnen met kinderen bestaan uit één ouder (moeder). Ruim 60% van de kinderen van Antilliaanse moeders wordt in een eenoudergezin geboren. Dit is het hoogste percentage in Amsterdam; bij Surinamers is het 52% en het Amsterdamse gemiddelde is 25%. In absolute
zin gaat het echter over kleine aantallen. Slechts 4% (in 2002 ruim 100 van de 2.500) van alle kinderen geboren in een eenoudergezin is Antilliaans. Als het relatiepatroon van Antilliaanse mannen en vrouwen onder de loep wordt genomen, dan blijkt dat ruim 60% van de huwende Antillianen kiest voor een partner uit een andere etnische groep. Hiermee is het aandeel gemengde huwelijken veel hoger dan onder andere niet-westerse etnische groepen. Het aantal scheidingen onder Antillianen is echter erg hoog. •
29
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
30
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
3. Wonen
Antillianen zijn niet alleen binnen Nederland
Kernpunten zeer mobiel, maar ook binnen Amsterdam. > Ruim 40% van de Antillianen in de hoofdstad woont in stadsdeel Zuidoost. In dit stadsdeel is 6% Antilliaans. > Van de nieuwkomers onder deze groep vestigt het grootste deel (53%) zich in Zuidoost. Na dit stadsdeel volgen Noord (8%) en het Centrum (6%). > Antillianen verhuizen in vergelijking met andere groepen zeer vaak binnen de stad: in drie jaar tijd heeft 40% een nieuwe woning gevonden. > Van de Antillianen die vanuit Zuidoost naar een andere woning verhuizen, vindt 75% een nieuwe woning in hetzelfde stadsdeel. Dit aandeel is hoger dan bij andere etnische groepen. > Onder Antillianen zijn er veel inwonenden: familieleden en/of kennissen die niet direct tot het huishouden behoren. > Vier op de tien Antillianen (tegenover 30% gemiddeld) zijn krap gehuisvest.
Hoewel het grootste deel in Zuidoost woont, verhuizen er ook steeds meer mensen naar andere stadsdelen. Antillianen volgen in dit opzicht het patroon van autochtone Nederlanders, die sinds de jaren zestig naar de rand van de stad en vervolgens naar de regio verhuisden om groter te gaan wonen. Hieronder staat beschreven hoe de verhuisbewegingen van Antillianen er binnen Amsterdam uitzien, waar zij naartoe verhuizen en hoe zij wonen.
Vestiging in Amsterdam Bijna de helft (44%) van de Amsterdamse Antillianen woont in stadsdeel Zuidoost. In dit stadsdeel is 6% van de bevolking Antilliaans. De buurten Bijlmer Centrum en Bijlmer Oost tellen de grootste aantallen mensen uit deze groep. De concentratie van deze groep in Zuidoost voert terug naar de jaren zeventig, toen de woningen hier leeg bleven staan doordat Nederlanders naar gemeenten buiten Amsterdam vertrokken. De gemeente Amsterdam heeft vervolgens de vestiging van Surinamers en Antillianen in Zuidoost gestimuleerd om de woningen een bestemming te geven. Sinds enkele afgelopen jaren vindt er een verschuiving plaats in het vestigingspatroon van Antillianen in Amsterdam. Men vestigt zich tegenwoordig steeds vaker in AmsterdamNoord, Zeeburg en Geuzenveld/Slotermeer. Het laatste stadsdeel telt echter nog relatief weinig Antillianen.
31
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
Figuur 13 – Antillianen per buurt in Amsterdam, 2003
Bron: O+S
Het vestigingspatroon van Antillianen is over het algemeen vergelijkbaar met dat van Nederlanders in de jaren zestig en zeventig. Toen gingen met name gezinnen eerst vanuit het centrum naar de rand van de stad en vervolgens verhuisde men naar een ruimere woning in Almere of Purmerend. De zoektocht naar een geschikte woning in een rustige(re), kindvriendelijke omgeving zorgt er waarschijnlijk ook voor dat Antillianen (die het kunnen betalen) naar de rand van de stad en naar plaatsen buiten Amsterdam verhuizen. Immigranten die rechtstreeks van de Antillen naar Amsterdam komen, vestigen zich veruit het vaakst in stadsdeel Zuidoost. Ruim de helft (bijna 1.600 mensen) van de Antillianen die in de periode 2000-2002 naar Amsterdam migreerden, vestigde zich in dit stadsdeel. Stadsdeel Amsterdam-Noord staat met 8% op de tweede plaats, gevolgd door AmsterdamCentrum (6%). Ten slotte vestigde ruim 15% van de nieuwkomers zich in de stadsdelen in het westelijke en oostelijke deel van de stad. De vestiging in Zuideramstel en West binnen de ring is minimaal. Opvallend is dat in verhouding veel Arubanen in Noord en Zeeburg een woning vinden.
32
Verhuizingen binnen Amsterdam In de afgelopen jaren zijn er veel gebieden in Amsterdam geherstructureerd. Vooral in Amsterdam Zuidoost en Amsterdam-Noord zijn talrijke woningen gesloopt om plaats te maken voor nieuwbouw. Omdat Antillianen sterk vertegenwoordigd zijn in Zuidoost, zou dit kunnen betekenen dat een aanzienlijk deel van deze groep in de afgelopen tijd is verhuisd. In deze paragraaf wordt gekeken naar het aantal verhuizingen binnen Amsterdam. Dit blijkt erg hoog te zijn: er zijn tussen 2000 en 2002 meer dan 5.000 verhuizingen onder Antillianen geregistreerd. Dit is 40% van het totaal aantal inwoners uit deze groep, tegenover gemiddeld een kwart (27%) van de Amsterdammers. Omdat het merendeel van de Antillianen in Zuidoost woont, vindt het gros van de verhuizingen ook plaats vanuit dit stadsdeel. Als gekeken wordt naar het stadsdeel van bestemming, dan blijkt dat een relatief groot deel van de mensen die vanuit Zuidoost verhuisden een nieuwe woning vond in hetzelfde stadsdeel. Van de 2.550 verhuizende Antillianen in Zuidoost bleven 1.920 personen (75%) in het eigen stadsdeel.
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
Krap en ruim wonen Een opvallend kenmerk van het woonpatroon van Antillianen in Amsterdam is het grote aantal inwonenden. Dit zijn familieleden en/of kennissen die niet direct tot het huishouden behoren, maar wel inwonen. Acht van de tien inwonenden behoren tot de eerste generatie migranten en het grootste deel van hen woont maximaal drie jaar in Amsterdam. Vooral jongeren komen terecht bij oma’s, tantes, neven Figuur 14 – Huishoudens naar huisvestingsituatie, Amsterdam, 2003
45
%
40 35 30 25 20 15 10 5 0 krap Amsterdam
passend
ruim
Antillianen
Bron: O+S
en andere familieleden en kennissen. Van de Antillianen bestaat volgens het bevolkingsregister 13% uit inwonenden. Binnen de totale bevolking is dit percentage met 8% lager. Alleen immigranten uit de niet-geïndustrialiseerde landen hebben hetzelfde hoge percentage inwonenden als Antillianen. Dit is onder andere toe te schrijven aan de traditionele familiebanden en waarschijnlijk ook aan de lange wachtlijsten voor een sociale huurwoning en een slechte economische positie, waardoor men een zelfstandige woning niet kan betalen. Hoewel de gezinssamenstelling sterk verschilt, is een gemiddeld Antilliaans gezin net zo groot als een gemiddeld gezin in Amsterdam (1,8 personen). Toch wonen in verhouding veel Antillianen krap. Twee op de vijf huishoudens hebben net zoveel kamers (of minder kamers) als het aantal personen binnen deze huishoudens. Antillianen wonen overigens minder krap dan Marokkanen en Turken in Amsterdam. De beperkte woonruimte heeft te maken met het hoge aantal inwonenden onder Antillianen. Daarnaast leidt de relatief slechte inkomenspositie van deze groep ertoe dat zij in vrij kleine, goedkope woningen terecht komen. •
33
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
34
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
4. Ruimtelijke spreiding
Zoals al blijkt uit de vorige hoofdstukken
Kernpunten wonen Antillianen, net als andere inwoners > Tussen 1994 en 2003 zijn er in Amsterdam verschillende nieuwe gebieden ontstaan waarin Antillianen geconcentreerd wonen. Bovendien zijn de bestaande gebieden verdicht. > Een derde van de Antillianen (4.000 mensen) in Amsterdam woont in een concentratiegebied. > Standvastige concentratiegebieden zijn met name in het noordelijke deel van Zuidoost te vinden. Nieuwe gebieden liggen vooral in Gein en Holendrecht/Reigersbos. > De concentraties liggen in gebieden met de sociaal-economisch zwakste woonmilieus van Amsterdam. > Vooral in het noordelijke deel van Zuidoost overlappen de concentraties met gebieden waar voornamelijk sociale woningbouw te vinden is. > Antilliaanse kinderen tot 11 jaar uit Zuidoost wonen in toenemende mate geconcentreerd in het zwakste woonmilieu van Amsterdam dat het minst positief gewaardeerd wordt door de bewoners. Dit is een zorgelijke ontwikkeling. > Antillianen in concentratiewijken hebben op het gebied van onderwijs en arbeidsmarkt een twee keer zo zwakke positie als Antillianen die in andere wijken wonen.
van Amsterdam, niet evenredig verspreid over de stad. Dit heeft te maken met de sociaal-economische positie van deze groep en de woningmarkt in bepaalde gebieden. Mensen met een laag inkomen wonen vaker in een buurt waar woningen met een lage huur te vinden zijn. Vooral in Zuidoost zijn verschillende concentratiegebieden ontstaan waar Antilllianen – naast andere etnische groepen – voorkomen. In dit hoofdstuk wordt beschreven waar deze gebieden te vinden zijn, hoe standvastig ze zijn en wie er wonen. De Stadsmonitor is een geografisch informatiesysteem dat ruimtelijke ontwikkelingen in Amsterdam visualiseert.31 Het systeem laat heel nauwkeurig zien hoe ontwikkelingen verlopen op verschillende terreinen zoals werkloosheid, bevolking, huisvesting en uitkeringsafhankelijkheid. Dat gebeurt aan de hand van kaarten waarop is aangegeven waar zich concentraties van een bepaald verschijnsel bevinden. De monitor laat ook zien of concentraties in de loop van de tijd blijven bestaan of verdwijnen.
31 De Stadsmonitor
Ruimtelijke spreiding van Antillianen
Amsterdam is een samenwerkingsproductie van O+S en de Universiteit van Amsterdam, afdeling Geografie en Planologie.
Tussen 1994 en 2003 is het aantal Antillianen in Amsterdam met 15% (ruim 1.600 mensen) toegenomen. Het aandeel van de groep op de totale bevolking van Amsterdam is van 1,5% in 1994 gegroeid naar 1,7% in 2003. De groei
35
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
Figuur 15 – Concentratiegebieden van Antillianen 1994 (geel), 1998 (groen) en 2002 (blauw), Zuidoost
Bijlmer Oost (E,G,K-buurt)
Driemond Bijlmer Centrum (D,F,H-buurt)
Nellestein
Holendrecht/ Reigersbos Gein
Amstel III/Bullewijk
Bron: Stadsmonitor Amsterdam, O+S en UvA, afdeling Geografie en Planologie
van deze groep heeft niet alleen geleid tot het ontstaan van nieuwe concentraties, maar ook tot een verdichting van de al bestaande concentratiegebieden: deze zijn sterker geworden. In 1994 was het percentage Antillianen in de concentratiegebieden 11% en in 2002 12%. Momenteel wonen er ongeveer 4.000 Antillianen (33%) in een concentratiegebied. In figuur 15 zijn voor 1994, 1998 en 2002 de concentraties van Antillianen in Zuidoost op de kaart weergegeven.32 Concentraties Antillianen komen voornamelijk voor in Zuidoost.33 Er zijn twee uitzonderingen: er is sinds 1994 een kleine concentratie te vinden in Noord (Buikslotermeer-West) en sinds 2002 is er een kleine nieuwe concentratie in het Centrum (Burgwallen/Oude Zijde). Concentratiegebieden die door de jaren heen zijn blijven bestaan, zijn voornamelijk te vinden in de hoogbouw van Zuidoost ten noorden van de Gaasperdammerweg (de Venserpolder, Strandvliet en de Bijlmermeer). In de geel met groen en blauw omrande gebieden bestaat al sinds 1994 een hoge concentratie Antillianen. Nieuwe concentratiegebieden (ontstaan in 2002) in Zuidoost zijn onder andere te vinden in de Bijlmer-Oost (de E-buurt), rond het Wethouder Seegersplein in Gein, in het gebied tussen de metrostations Holendrecht
36
en Reigersbos (onder andere Opheusdenhof, Montefoorthof en Randwijkhof), bij het Spengenpad en bij de Terletstaat.
32 Bij het bepalen van de concentraties is telkens uitgegaan van een afwijking van het gemiddelde
In de Antilliaanse concentratiegebieden is in 2002 gemiddeld één op de tien (12%) bewoners Antilliaans. Zij zijn binnen de concentraties echter niet de enige etnische minderheidsgroep. De grootste groep in de Antilliaanse concentratiegebieden in Zuidoost zijn de Surinamers: een derde (34%) van de inwoners in de gebieden is Surinaams. Op de tweede plaats staan de buitenlanders uit nietgeïndustrialiseerde landen. Ruim een kwart (27%) van de inwoners binnen de concentraties heeft deze achtergrond. In geen enkele concentratie is het aandeel Antillianen hoger dan dat van de Surinamers of de inwoners uit niet-geïndustrialiseerde landen.
aandeel Antillianen in de stad. Daarnaast is een minimum aantal mensen per gebied vastgesteld dat afhangt van het totaal aantal Antillianen. 33 In de beginperiode van de Stadsmonitor Amsterdam (1994-2000) zijn de postcodegebieden ruimtelijk weergegeven door een lijnstukje dat het laagste en hoogste huisnummer verbindt. Vanaf het jaar 2001 is een nauwkeuri-
De concentraties rond het Vreelandsplein (Gein) en bij de Clara Zetkinstraat (BijlmerOost) hebben van de concentraties het hoogste percentage Antillianen (17%). De gebieden met het laagste aandeel zijn te vinden in de kleine concentratie in Kikkenstein (BijlmerOost) en de in 2002 nieuw ontstane concentratie bij het Wethouder Seegersplein in Gein. In deze gebieden heeft 7% een Antilliaanse achtergrond. In de overige gebieden varieert het aandeel tussen de 8% en 15%.
gere methode gebruikt die in het algemeen leidt tot concentratiegebieden met een iets grotere oppervlakte dan de eerdere methode. Dit verklaart het feit dat de concentratiegebieden van voor en na 2001 elkaar niet geheel overlappen.
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
Figuur 16 – Concentraties van Antillianen 0-11 jaar (rood), 12-17 jaar (blauw) en 55+ jaar (groen), 1994
Antilliaanse bewoners van concentratiewijken hebben een twee keer zo zwakke positie als Antillianen in andere wijken. In tegenstelling tot de overige groepen is de relatieve inkomenspositie en het opleidingsniveau van Antillianen uit concentratiewijken gedaald tussen 1994 en 1998. Onder Antillianen blijkt de samenhang tussen etnische concentratie en opleidingsniveau (en daarmee samenhangend inkomen) het sterkst van alle etnische groepen te zijn. Dit patroon zou verklaard kunnen worden door de migratiegeschiedenis waarbij aanvankelijk vooral hoger opgeleide Antillianen naar Nederland kwamen, terwijl recente immigratie vooral bestaat uit meer kansarme, laag opgeleide jongeren. Deze groepen hebben kennelijk een ander vestigingspatroon.35
Concentratie van Antilliaanse kinderen Bron: Stadsmonitor Amsterdam, O+S en UvA, afdeling Geografie en Planologie
Figuur 17 – Concentraties van Antillianen 0-11 jaar (rood), 12-17 jaar (blauw) en 55+ jaar (groen), 2003
Antilliaanse kinderen tot 11 jaar wonen steeds sterker geconcentreerd in de flats ten noorden van de Gaasperdammerweg in de Bijlmer. Het woonmilieu in dit deel van Zuidoost wordt door de bewoners het minst positief van alle milieus in de stad gewaardeerd en heeft een slechte sociaal-economische positie. De ontwikkeling is te zien op de concentratiekaarten 16 en 17, waarop concentraties van 0-11 jarigen (rood), 12-17 jarigen (blauw) en 55-plussers (groen) onder Antillianen in 1994 en 2003 zijn weergegeven. Het aantal jonge kinderen dat in de rode gebieden woont is in deze periode gestegen van 460 naar 500. De combinatie van dit woonmilieu, de grote groep jonge kinderen die hier geconcentreerd woont en opgroeit en de constatering dat de positie van Antillianen in concentratiegebieden gemiddeld slechter is dan in andere gebieden maakt dit tot een zorgelijke ontwikkeling.
Woonmilieus Bron: Stadsmonitor Amsterdam, O+S en UvA, afdeling Geografie en Planologie
34 Dit onderzoek is gebaseerd op gegevens uit de SPVA-enquêtes van 1994 en 1998. 35 Uunk, W. (2002).
In opdracht van het Ministerie van Justitie is er een landelijk onderzoek gedaan naar de samenhang tussen het aantal allochtonen in de wijk en hun positie in het onderwijs en op de arbeidsmarkt.34 Hieruit blijkt dat het aantal allochtonen in de buurt nauwelijks invloed heeft op de positie van deze mensen op beide terreinen. Daarbij zijn er nauwelijks verschillen tussen Turken, Marokkanen en Surinamers. Alleen Antillianen springen er als groep uit:
In Amsterdam bestaan grote ruimtelijke verschillen in bevolkingsdynamiek, die inzichtelijk zijn gemaakt door de stad op te delen in woonmilieus. Op concentratiekaart 18 zijn de woonmilieus die in stadsdeel Zuidoost bestaan, gecombineerd met concentraties Antillianen. In stadsdeel Zuidoost zijn zes woonmilieus te onderscheiden: het stadsvernieuwingsmilieu (donkerroze), het sociale nieuwbouwmilieu (roze), het transitiemilieu (rood), de moderne
37
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
stadsrand (bruin), het welgesteld stedelijk milieu (blauw) en het dorpsmilieu (groen). In de eerste drie milieus zijn concentraties Antillianen te vinden. In het transitiemilieu en het stadsvernieuwingsmilieu staan veel herstructureringsingrepen op stapel vanwege de meestal geringe kwaliteit van de woningen en de woonomgeving. Daarnaast zijn deze milieus door de verslechterde woonkwaliteit vooral het woondomein voor kansarme groepen geworden. De twee genoemde milieus komen overeen wat betreft de eenzijdig lage sociaal-economische status, maar verschillen als het gaat om het aantal verhuizingen. De bevolkingsdoorstroming is zeer hoog in het transitiemilieu en juist laag in de stadsvernieuwingsgebieden. Het transitiemilieu wordt door de bewoners het minst positief gewaardeerd van alle milieus in Amsterdam. Uit de kaart blijkt dat juist hier de meeste concentraties Antillianen te vinden zijn. Bovendien gaat het hier om concentraties die al enige jaren bestaan. Het merendeel van de woningen in het sociale nieuwbouwmilieu is na 1980 gebouwd en bestaat vrijwel uitsluitend uit woningcorporatiebezit, terwijl in andere nieuwbouwmilieus ook een aanzienlijk deel eigen woningbezit en particuliere verhuur te vinden is. Door deze woningsamenstelling komen in dit milieu kansarme groepen in relatief grote getale voor en is het aandeel etnische minderheden hoog. Dit milieu kan in een negatieve spiraal terecht komen, waarbij sprake is van een segregatieproces van arme en rijke groepen. De kaart die nieuwe concentratiegebieden laat zien (zie figuur 15) geeft aan dat precies in dit milieu verschillende nieuwe concentraties Antillianen zijn ontstaan. Door concentraties van woningcorporatiebezit en concentraties Antillianen over elkaar heen te leggen, kunnen we uitspraken doen over de huisvesting van deze groep. Woongebieden met een hoog aandeel sociale huurwoningen (waar concentraties corporatiebezit op duiden) hebben een extra zwakke positie op de woningmarkt, omdat hier veel mensen bij elkaar wonen met een lage sociaal-economische positie. Figuur 19 laat zien dat er een paar gebieden zijn waar de concentraties corporatiebezit en Antillianen elkaar over-
38
Figuur 18 – Woonmilieus met concentratiegebieden Antillianen (geel) in Zuidoost, 2002
woonmilieus stadsvernieuwing e.a. woonmilieus sociale nieuwbouw stadsvernieuwing e.a. dorp sociale nieuwbouw dorp moderne stadsrand moderne stadsrand welgesteld stedelijk welgesteld stedelijk tranisitie buiten beschouwing en water transitie buiten beschouwing en water
Bron: O+S, Doorstroming of Verstopping? en Stadsmonitor Amsterdam, O+S en UvA, afdeling Geografie en Planologie
Figuur 19 – Concentratiegebieden van corporatiewoningen (blauw) en Antillianen (geel) in Zuidoost, 2002
Bron: Stadsmonitor Amsterdam, O+S en UvA, afdeling Geografie en Planologie
lappen. Het gaat dan met name om de grote flats bij de Daalwijkdreef, maar ook om delen van de Venserpolder, Strandvliet en de Bijlmermeer. In de corporatiewoningen bij het station Holendrecht wonen relatief weinig Antillianen. •
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
5. Arbeidsmarkt
Antillianen hebben al jarenlang een kwets-
Kernpunten bare positie op de arbeidsmarkt en het > De werkzame beroepsbevolking onder Antillianen is met 60% lager dan gemiddeld in de stad (70%). > Dit komt door het werkloosheidspercentage (14%) onder Antillanen, dat ondanks de economische groei in de afgelopen jaren nog steeds drie keer zo hoog is als het gemiddelde in de stad (5%). > Het aantal Antillianen dat ingeschreven staat bij een Centrum voor Werk en Inkomen is tussen 1999 en 2003 gehalveerd naar 900 personen en ligt nu op 10% (tegenover gemiddeld 8% in Amsterdam). > Momenteel stijgt het aantal werklozen onder alle etnische groepen. > De meeste werkzoekenden onder Antillianen zijn jonger dan 55 jaar, laag opgeleid en langdurig werkloos. > De positie van Antilliaanse mannen is veel sneller verbeterd dan die van de vrouwen. Dit heeft onder meer te maken met het feit dat vrouwen er vaak alleen voorstaan bij het opvoeden van hun kinderen. > Ongeveer 10% van de niet-werkende werkzoekenden (130 personen) onder Antillianen bestaat uit jongeren tot 25 jaar. > Er zijn verschillende probleemcumulatiegebieden in Zuidoost, waar concentraties Antillianen overlappen met concentraties werkloosheid en bijstand. Het gaat om de flats Daalwijk, Develstein, Egeldonk en Kleiburg. > Ondanks de positieve ontwikkelingen tot 2003 blijft de positie van Antillianen op de arbeidsmarkt kwetsbaar, mede door hun lage opleidingsniveau en het hoge aandeel mensen met een gesubsidieerde baan.
werkloosheidspercentage onder deze groep is in Amsterdam en de rest van Nederland veel hoger dan gemiddeld. Door de economische groei van de afgelopen jaren is een deel van de achterstand ingehaald. Toch heeft niet iedereen in gelijke mate kunnen profiteren van de gunstige ontwikkeling. Ook is het de vraag in hoeverre de effecten van de economische voorspoed zullen verdwijnen nu het minder goed gaat met de economie. Hieronder volgen de feiten en cijfers over de afgelopen jaren en enkele uitspraken over mogelijke ontwikkelingen in de toekomst.
Beroepsbevolking
36 De werkloze beroepsbevolking heeft betrekking op mensen die actief op zoek zijn naar werk (voor meer dan 12 uur per week), die niet werken (of minder dan 12 uur per week werken) en beschikbaar
Amsterdam telt ruim 9.000 Antillianen in de leeftijd van 15 tot 65 jaar. Hiervan behoort 70% tot de beroepsbevolking. Dit is bijna gelijk aan het Amsterdamse aandeel. Als gekeken wordt naar de werkzame beroepsbevolking ligt het percentage bij Antillianen lager dan gemiddeld in Amsterdam: 60% tegen 70%. Dit komt door het hoge aandeel werklozen onder de Antilliaanse beroepsbevolking (14% in 2002), dat ondanks een sterke daling in de afgelopen jaren bijna drie keer zo hoog is als het stedelijke gemiddelde (5%).36
zijn voor minimaal 12 uur per week. Deze mensen hoeven niet ingeschreven te staan bij een CWI.
Het aantal zelfstandig ondernemers onder Antillianen is zowel in Amsterdam als in de rest van Nederland laag. Bij het Ondernemershuis
39
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
in Zuidoost staan veertien Antillianen ingeschreven die ondernemer zijn of van plan zijn een onderneming te starten. Dit is 4% van het totaal aantal ingeschreven personen in Zuidoost. In Nederland is het aandeel Antilliaanse ondernemers in de beroepsbevolking (4%) lager dan onder Surinamers (5%), Turken (10%) en Marokkanen (5%).38
Figuur 20 – Beroepsbevolking in Amsterdam 37 80
%
70 60 50 40 30 20 10
Niet-werkende werkzoekenden Een andere veelgebruikte definitie van werkloosheid betreft het aantal niet-werkende werkzoekenden. Dit zijn alle mensen die ingeschreven staan bij een Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) die niet of minder dan 12 uur per week werken.39 Het aantal niet-werkende werkzoekenden onder Antillianen is de afgelopen jaren zowel in absolute als in relatieve zin zeer snel gedaald. Op 1 januari 2003 stonden er zo’n 900 Antillianen in Amsterdam als niet-werkende werkzoekende geregistreerd (480 vrouwen en 400 mannen) bij een CWI. Dit is 10% van alle Antillianen tussen de 15 en 64 jaar; een percentage dat iets hoger is dan het Amsterdamse gemiddelde (8%). Het aandeel is momenteel vergelijkbaar met het percentage onder Surinamers (9%) en lager dan onder Marokkanen (13%) en Turken (15%). In 1995 was er nog sprake van een heel andere situatie: toen was 28% van de Antilliaanse 15 tot 65 jarigen werkzoekend. Dit aandeel was een stuk hoger dan onder Surinamers (24%), Marokkanen (23%) of Turken (22%). Overigens moet er rekening worden gehouden met een onderregistratie van Antillianen in de statistieken van het CWI. Werkzoekenden geven zelf aan tot welke bevolkingsgroep zij behoren en omdat Antillianen de Nederlandse nationaliteit hebben, is het de vraag in welke groep zij terecht komen. De werkloosheid is vooral onder Antilliaanse mannen spectaculair gedaald in de afgelopen jaren (zie figuur 21). Tussen 1995 en 2003 is het percentage werklozen onder deze groep met 60% afgenomen. De werkloosheid onder vrouwen is met 40% ook sterk gedaald, maar veel minder snel dan bij de mannen. Hierdoor zijn er tegenwoordig in verhouding meer Antilliaanse vrouwen dan mannen werkloos, terwijl in 1995 het tegenovergestelde het geval was. In het eerste half jaar van 2003 is het aantal Antilliaanse werklozen overigens voor het eerst sinds jaren weer licht gestegen naar 925 personen op 1 juli 2003.
40
0 beroepsbevolking
werkzame werkloosheidsberoepsbev. percentage
beroepsbevolking
Amsterdam 1996
werkzame werkloosheidsberoepsbev. percentage Antillianen
2002
Bron: O+S
Figuur 21 – Aandeel niet-werkende werkzoekenden onder 15-64 jarigen 35
%
30 25 20 15 10 5 0
man
vrouw
man
Amsterdam
1995
2001
vrouw Antillianen
2002
2003
Bron: CWI/O+S
Een kanttekening bij deze positieve ontwikkelingen is het hoge aandeel Antillianen met een gesubsidieerde baan. Volgens landelijk onderzoek is dit met 7% het hoogst van alle etnische groepen. De uitstroom naar reguliere arbeid vanuit de I/D-banen is bovendien laag (30%) en het aandeel dat in 2002 ontslagen werd hoog (ruim 25%).40 Zeker in tijden van economische achteruitgang en bezuinigingen maakt dit de groep extra kwetsbaar. Verder heeft de sterke daling van het aantal niet-werkende werkzoekenden waarschijnlijk niet alleen met de bloeiende economie te maken, maar ook met het opschonen van bestanden van de Sociale Dienst in het kader van de Megabanenmarkt.
37 De beroepsbevolking is het percentage van de bevolking van 15-64 jaar. De werkzame beroepsbevolking is het percentage van de bevolking van 15-64 jaar dat niet werkloos is. 38 Tillaart, H. van den (2001). 39 Zij hoeven niet direct beschikbaar te zijn voor een baan van 12 uur of meer per week.
De Antilliaanse niet-werkende werkzoekenden in Amsterdam bestaan voornamelijk uit mensen onder de 55 jaar met een lage opleiding. De grootste groep (ruim 730 personen in 2002) bestaat uit mensen in de leeftijd van 25 tot 55 jaar die alleen basis- of middelbaar
Hieronder vallen ook bijstandgerechtigden, WW’ers en WAO’ers die bij het CWI ingeschreven staan. 40 CBS (2003).
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
Figuur 22 – Niet-werkende werkzoekende Antillianen naar leeftijd in Amsterdam, 2002 55-64 jaar 9%
15-24 jaar 12%
45-54 jaar 22% 25-34 jaar 26%
35-44 jaar 31%
Bron: CWI/O+S
Figuur 23 – Niet-werkende werkzoekende Antillianen naar werkloosheidsduur in Amsterdam, 2002 t/m 3 maanden 13% 3+ jaar 37% 4-6 maanden 13%
6-12 maanden 14% 2-3 jaar 8%
arbeidsmarkt. De meerderheid heeft alleen de basisschool afgemaakt en is pas sinds kort ingeschreven bij het CWI. Net zoals de andere leeftijdsgroepen zijn ze vaak nog niet bemiddelbaar op de arbeidsmarkt (29%) of moeten zij een lang traject doorlopen, bijvoorbeeld een opleiding, voordat zij aan het werk kunnen (34%). Antilliaanse 55-plussers zijn nauwelijks vertegenwoordigd onder de nietwerkende werkzoekenden. In de toekomst zal deze groep gaan toenemen volgens de bevolkingsprognose en hierdoor zal hun aandeel in de groep werkzoekenden waarschijnlijk stijgen. Op dit moment vormen ze 10% (zo’n 140 mensen) van alle werkzoekenden. Volgens gegevens uit 2001 behoren ruim 1.300 Antilliaanse huishoudens in Amsterdam tot de doelgroep van de sociale activering.41 Dit is een kwart van het totaal aantal Antilliaanse huishoudens tot 65 jaar. De kern van sociale activering is het verhogen van de maatschappelijke participatie en het doorbreken en/of voorkomen van sociaal isolement van langdurig werklozen. Van de Antillianen die onder de doelgroep van de sociale activering vallen is 39% alleenstaand (gemiddeld is dit 48% onder de doelgroep) en vormt 35% een eenoudergezin (gemiddeld 21%). Het aandeel Antillianen van de eerste generatie dat tot de doelgroep van sociale activering behoort is 60%.42
1-2 jaar 15%
Probleemcumulatie Bron: CWI/O+S
onderwijs (Mavo, Vbo) gevolgd hebben. Deze mensen zijn vaak langdurig werkloos en (nog) niet bemiddelbaar op de arbeidsmarkt. Werkzoekende Antilliaanse jongeren (15-24 jaar) vormen een groep die vaak te maken heeft met een slechte startsituatie op de
Etnische minderheden hebben gemiddeld genomen een slechtere positie op de arbeidsmarkt dan autochtone Amsterdammers. Bijstands- en werkloosheidsconcentraties overlappen dan ook vaak met concentraties van etnische minderheden. Dit is vanzelfsprekend niet in alle gevallen zo, omdat de kwaliteit van het woningaanbod in buurten
41 Volgens de werkdefinitie van de Sociale Dienst
Tabel 1 – Niet-werkende werkzoekende Antillianen in Amsterdam naar leeftijd en bemiddelingsfase, 2002
zijn dit mensen die (nog) niet bemiddelbaar zijn
bemiddelings-
op de arbeidsmarkt
fase
direct bemiddelbaar
kort traject
lang traject
(nog) niet
nader te
bemiddelbaar
bepalen
percentage
vraag of er arbeidsverplichtingen gelden. Tachtig procent van de totale doelgroep van de sociale activering bestaat uit bijstandsgerechtigden. 42 KWIZ (2001).
totaal percentage
(fase 4), ongeacht de
15-24 jaar 25-34 jaar 35-44 jaar 45-54 jaar 55-64 jaar totaal
16 13 12 9 3
4 3 4 2 –
34 26 18 20 14
en absoluut
29 45 52 60 75
17 14 14 10 9
100 (139) 100 (294) 100 (338) 100 (241) 100 (102) 1.114 Bron: CWI/O+S
41
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
niet overal hetzelfde is en de positie van etnische minderheden onderling verschilt. Hieronder kijken we naar de gebieden waar concentraties Antillianen overlappen met concentraties werkloosheid en bijstand. In gebieden waar zowel een hoge concentratie bijstandsgerechtigden als een hoge werkloosheid bestaat, is het welzijnsniveau over het algemeen laag. In figuur 24 zijn concentraties bijstand (groen), werkloosheid (blauw) en Antillianen (geel) in stadsdeel Zuidoost weergegeven. Het gaat om de (sloop)flats Daalwijk, Develstein, Egeldonk en Kleiburg. In deze flats komt zowel een hoge concentratie bijstandsgerechtigden en werkloosheid als een hoge concentratie Antillianen voor. Door de combinatie van de eenzijdige bevolkingssamenstelling en een gebrek aan sociaal-economische participatie kan gesteld worden dat er in deze buurten sprake is van probleemcumulatie. In de vier flats wonen in totaal 525 Antillianen; zij vormen hier 12% van de bewoners. •
42
Figuur 24 – Concentratiegebieden werklozen (blauw), bijstand (groen) en Antillianen (geel) in Zuidoost, 2002
Bron: Stadsmonitor Amsterdam, O+S en UvA, afdeling Geografie en Planologie
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
6. Inkomen
Armoede
Kernpunten > Het inkomen van Antillianen is hoger dan dat van Marokkanen en Turken, maar lager dan het inkomen van Nederlanders. > Er is relatief veel armoede onder Antillianen in de hoofdstad: een derde van de huishoudens leeft op of onder de armoedegrens (tegenover 18% gemiddeld). > Financieel gezien verkeren vooral Antilliaanse jongeren in een slechte positie: bijna de helft van hen leeft in een huishouden met een minimuminkomen. > Het aandeel Antillianen dat cliënt is bij een schuldhulpverleningsbureau is met 4,3% relatief hoog. > Deze groep haakt bij schuldhulpverlening vaker af dan andere groepen voordat er een traject is gestart: bij de intake voor de start van het hulpverleningstraject is het aandeel Antillianen nog maar 2,5%.
Toch is er onder Antillianen in de hoofdstad relatief vaak sprake van armoede. In Amsterdam moeten in totaal bijna 70.000 huishoudens rondkomen van een inkomen tot 105% van het wettelijk sociaal minimum. Bijna 70% van de minima-huishoudens is van nietNederlandse afkomst. Van de Antilliaanse Amsterdammers behoren ruim 3.700 mensen tot een huishouden met een inkomen op de uiterste ondergrens van de Nederlandse norm.43 Het huidige percentage (33%) is wel lager dan in 1995 en 2001, toen het rond de 40% lag.44 Tabel 2 – Personen wonend in een huishouden met een minimuminkomen naar etnische groep in Amsterdam, 2002 45 Aantal
Hoewel de positie van Antillianen op de arbeidsmarkt is verbeterd in de afgelopen jaren, blijkt hun inkomenspositie in vergelijking met andere groepen niet goed te zijn. Zij zijn ruim vertegenwoordigd onder de minima. In deze paragraaf komt aan de orde hoe hun inkomenspositie in vergelijking met andere etnische groepen is. Ook komen 43 OmArm Amsterdam/ O+S (2003).
verschillende leeftijdscategorieën aan bod.
44 OmArm Amsterdam/ O+S (2001). 45 OmArm Amsterdam/ O+S (2003). 46 In de afgelopen drie jaar tenminste 30 maanden een minimuminkomen. 47 Bron: bestand Sociale Dienst (2003), bewerking O+S. 48 OmArm Amsterdam/ O+S (2003). 49 Idem.
Volgens de enquête Sociale Positie en Voorzieningengebruik van Allochtonen (SPVA) uit 1998 ligt het netto-huishoudensinkomen van Amsterdamse Antillianen op hetzelfde niveau als dat van Surinamers. Het is daarmee hoger dan het inkomen van Marokkanen en Turken, maar lager dan dat van Nederlanders. Uit de gegevens blijkt verder dat het inkomen van Antillianen in de hoofdstad hoger is dan in Rotterdam, Den Haag en Utrecht.
% van totale groep
Antillianen Surinamers Marokkanen Turken Nederlanders totaal
3.738 20.102 22.738 11.588 42.700 133.355
33 29 38 32 11 18
Van het totaal aantal minimahuishoudens had 65% in 2002 een langjarig minimuminkomen.46 Het aandeel langjarige minima onder Antillianen was met 61% iets lager dan gemiddeld. Het percentage mensen onder de minima met een bijstandsuitkering is onder deze etnische groep hoog (68% tegenover 52% gemiddeld).47 Verder ontving 7% van de Antilliaanse huishoudens aanvullende bijstand voor levensonderhoud in 2002.48 Dit aandeel is relatief hoog in vergelijking met de overige etnische groepen. De situatie van allochtone jongeren onder de 18 jaar is nog minder rooskleurig dan die van allochtonen in het algemeen. Van de Antilliaanse jongeren leefde in 2002 bijna de helft (bijna 1.400 jongeren, oftewel 45%) in een huishouden met een minimuminkomen. Dit is het hoogste aandeel van alle etnische groepen in Amsterdam.49 Gemiddeld ligt het aandeel jongeren in de hoofdstad dat opgroeit in een gezin met een minimuminkomen op 29%.
43
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
Schuldhulpverlening51
ongeveer 340 Antillianen bij een bureau voor schuldhulp ingeschreven; in 2003 tot en met half augustus waren dat er 250. Omgerekend naar een heel jaar zou dit neerkomen op 400 Antillianen, oftewel een toename van 18%. Het aandeel Antillianen onder de cliëntengroep is van 2002 op 2003 (tot en met half augustus) gelijk gebleven: 4,5% in 2002 en 4,3% in 2003. Dit is relatief hoog. Bovendien kan het aantal in werkelijkheid hoger zijn, omdat alleen naar het land van herkomst of de etniciteit van de cliënt zelf wordt gevraagd en niet naar de achtergrond van de ouders. De bureaus hanteren bovendien niet allemaal dezelfde registratiemethode van de etniciteit.
Als Amsterdammers werkelijk geen mogelijkheden meer zien om uit de schulden te komen, dan kunnen zij hulp vragen bij de schuldhulpverlening. Deze vorm van hulpverlening is bedoeld voor personen of gezinnen die zelfstandig niet meer uit de schulden kunnen komen. Het aantal cliënten in de schuldhulpverlening neemt onder alle etnische groepen toe. De verwachting is dat het totaal aantal eind 2003 met bijna 40% zal zijn gestegen ten opzichte van 2002. De toename geldt in iets minder sterke mate ook voor Antillianen. In 2002 stonden er in totaal
Na aanmelding komen cliënten op de wachtlijst terecht alvorens zij een intakegesprek krijgen. Binnen de groep mensen die zo’n gesprek heeft gehad, is het percentage Antillianen nog maar 2,5%; dit is (net als bij Surinamers) lager dan hun aandeel in de totale cliëntengroep. Hieruit blijkt dat zij na hun aanmelding in verhouding vaker dan andere groepen afvallen voordat zij een intakegesprek hebben gehad. Mogelijk haken zij door de lange wachttijd tussen de aanmelding en het intakegesprek eerder af dan andere groepen. •
Tabel 3 – Jongeren (<18 jaar) wonend in een huishouden met minimuminkomen naar etnische groep in Amsterdam, 2002 50 Aantal
% van totale groep
Antillianen Surinamers Marokkanen Turken Nederlanders totaal
44
1.388 6.838 10.251 4.671 6.465 39.782
45 35 44 37 13 29
50 OmArm Amsterdam/ O+S (2003). 51 REGAS-bestand 2002 Sociale Dienst Amsterdam, bewerking O+S.
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
7. Inburgering en integratie
Inwoners van zowel de Antillen als
Kernpunten Nederland houden bij de integratie van > Het aantal potentiële Antilliaanse nieuwkomers in Amsterdam is in de afgelopen jaren gedaald van 760 personen in 1998 naar 560 in 2002. > Steeds minder Antillianen melden zich aan voor een inburgeringcursus. In 2002 lag het aandeel op slechts 35%, terwijl dit in 1998 nog 60% was. > In 2002 onderging 85% van de Antillianen die hiertoe verplicht waren een inburgeringonderzoek. > Drie op de tien mensen moesten volgens het onderzoek een inburgeringcursus gaan volgen. > Antillianen ondervinden veel taalproblemen in Nederland, met name bij actief taalgebruik zoals spreken en schrijven. > Zij oordelen in verhouding negatief over hun positie in de maatschappij. > Ruim een derde wil voorgoed terug naar het land van herkomst, terwijl de helft in Nederland wil blijven. > Er is weinig sociale cohesie onder Antillianen. > De helft van deze groep voelt zich verwant met een religie; na de Nederlanders is dit het laagst van de etnische groepen.
Antillianen te weinig rekening met het grote verschil tussen Nederland en de overzeese delen van het Koninkrijk. De beeldvorming van Antillianen over Nederland strookt vaak niet met de werkelijkheid, terwijl Nederlanders er op hun beurt onterecht van uitgaan dat Antillianen dezelfde normen en waarden als Nederlanders hebben. Niet alleen is er een onderscheid als het gaat om geschiedenis, taal, onderwijs, economie en politiek, ook in cultureel opzicht zijn er talrijke verschillen. Antillianen vinden het daarom vaak moeilijk om hun draai te vinden in Nederland en te integreren in de maatschappij. Een inburgeringcursus kan daarbij een hulpmiddel zijn. In deze paragraaf volgen feiten en ontwikkelingen op het gebied van inburgering en integratie.
Inburgering
Brassband Maracana
Het aantal Antilliaanse nieuwkomers neemt gestaag af. Dit bleek eerder uit het hoofdstuk over vestiging en vertrek. In figuur 25 is te zien dat het aantal Antilliaanse vestigers van 16 jaar en ouder die nog geen jaar in Nederland wonen en hier niet zijn geboren (‘potentiële nieuwkomers’), is gedaald van 760 personen in 1998 naar 560 in 2002.
45
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
Sinds september 1998 vallen Antillianen die zich voor het eerst in Nederland vestigen voor een niet-tijdelijk doel en die geen Mavo vier diploma bezitten onder de Wet Inburgering Nieuwkomers (WIN). De nieuwkomers dienen zich na hun inschrijving in het bevolkingsregister aan te melden bij het loket voor inburgering. Door de afname van het aantal potentiële nieuwkomers daalt ook het aantal mensen dat zich inschrijft voor inburgering: van zo’n 450 in 1998 naar 200 in 2002. Uit een vergelijking van de cijfers blijkt echter dat het aantal feitelijke aanmeldingen voor inburgering in verhouding veel sneller daalt dan de potentiële instroom. In 1998 meldde 60% zich aan voor inburgering, in 2000 was dit 42% en in 2002 nog slechts 35%.
Figuur 25 – Antilliaanse nieuwkomers in Amsterdam
Een mogelijke reden voor het snel dalende aantal aanmeldingen voor inburgering is dat de registratie in het bevolkingsregister sinds 2000 op een andere plaats is dan de inschrijving voor inburgering. Dit werkt voor sommige mensen waarschijnlijk belemmerend.
Het is niet bekend welk deel van de Antillianen het inburgeringtraject met succes afrondt. Er zijn geen uitvalcijfers bekend; de kwaliteit en beschikbaarheid van ROCgegevens is hiervoor onvoldoende.
Na de feitelijke aanmelding als nieuwkomer vindt er bij een derde loket een inburgeringonderzoek plaats, waarmee bepaald wordt of de persoon in kwestie wel of geen inburgeringcursus moet gaan volgen. Dit is de fase voor het daadwerkelijke inburgeren. Het doel van de verlengde intake is het maken van een goede inschatting van de vaardigheden, competenties en mogelijkheden van de inburgeraar. In 2002 hebben zich ongeveer 170 Antillianen gemeld bij dit loket, oftewel 85% van de feitelijke inschrijvingen van nieuwkomers onder deze groep. Voordat het daadwerkelijke inburgeren begon, waren er dus bijna dertig mensen uitgevallen die wel verplicht waren een onderzoek te ondergaan. De samenstelling van de groep Antillianen die in 2002 een onderzoek onderging is als volgt. Bijna vier op de tien (38%) nieuwkomers waren jonger dan 26 jaar. Een kwart van de groep had buiten Nederland minder dan tien jaar onderwijs gevolgd, 35% tussen de tien en twaalf jaar en een kwart dertien jaar of meer. Volgens de resultaten van het inburgeringonderzoek moest 30% (50 mensen) van degenen die een onderzoek ondergingen een inburgeringcursus gaan volgen. De rest kreeg ontheffing van de meldingsplicht wegens een op Nederland gerichte opleiding, voldoende kennis van de Nederlandse taal of uitstroom wegens verhuizing.
Taalproblemen
46
900 800 700 600 500 400 300 200 100 0 1998
1999
Potentiële instroom nieuwkomers
2000
2001
2002
Feitelijke inschrijving nieuwkomers
Bron: DMO/E&I
Hoewel bijna alle Antillianen Nederlands op school hebben gehad, blijkt dat veel van hen de Nederlandse taal niet goed machtig zijn. Met name waar het gaat om actief taalgebruik (zoals spreken en schrijven) bestaan er problemen. Nederlanders gaan er echter vaak vanuit dat Antillianen goed Nederlands spreken en dit kan tot allerlei communicatieproblemen leiden. Moeilijkheden met de taal kunnen een grote belemmering vormen in het dagelijks leven, maar ook bij bijvoorbeeld sollicitaties naar een baan. Een gebrekkig vermogen van Antillianen om zichzelf goed uit te drukken in het Nederlands kan bovendien hun zelfbeeld negatief beïnvloeden. Als gevraagd wordt naar de problemen met het voeren van een gesprek in het Nederlands, zeggen Antillianen in vergelijking met andere groepen maar weinig moeilijkheden te ondervinden. Drie kwart geeft aan nooit moeite met het Nederlands te hebben. Deze cijfers laten zien dat de positie van Antillianen sterk verschilt van die van Turken en Marokkanen als het gaat om taalbeheersing. Uit de praktijk blijkt echter dat een grote groep Antillianen in het dagelijks leven wel degelijk problemen ondervindt met het taalgebruik.
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
het negatieve zelf- en groepsbeeld dat veel Antillianen hebben. Dit heeft te maken met de socialisatie en opvoeding van Antillianen thuis en op school.52
Tabel 4 – Problemen met het voeren van een gesprek in het Nederlands, Amsterdam, 1998 (%)
Antillianen Surinamers Marokkanen Turken
vaak/altijd
soms
nooit
3 1 29 32
23 10 39 45
74 89 31 23
Tabel 5 – Meent u dat uw eigen positie in Nederland het laatste jaar is veranderd? Amsterdam, 1998 (%)
Bron: SPVA98
Antillianen in de Nederlandse maatschappij
52 Van Hulst (2003), pp. 19, 24 en 25.
Opmerkelijk is dat Antillianen negatiever oordelen over hun positie als bevolkingsgroep in de maatschappij dan bijvoorbeeld Surinamers. Slechts een kleine groep mensen gaf enkele jaren geleden aan dat de positie van Antillianen in Nederland was verbeterd sinds 1997. Dit kan enerzijds te maken hebben met het ideologisch verschuivende klimaat in Nederland, dat de integratie van Antillianen bemoeilijkt. Daarnaast staan Antillianen zelf soms wantrouwend tegenover Nederlanders vanwege de koloniale ervaringen. Anderzijds sluit het oordeel over de eigen positie aan bij
verbeterd
Antillianen Surinamers Marokkanen Turken
18 38 19 32
gelijk
(enigszins)
gebleven
verslechterd
47 37 33 26
34 26 48 42 Bron: SPVA98
De helft van de Antillianen wil in principe niet terug naar de Antillen. De belangrijkste redenen om in Nederland te blijven zijn kinderen, dat het hier ‘goed bevalt’, het gebrek aan binding met de Antillen en het feit dat men geen toekomst voor zichzelf ziet in het land van herkomst. Ruim een derde wil daarentegen wel voorgoed terug. Het valt op dat het grootste percentage mensen dat terug wil in de leeftijdscategorie van 35 tot 55 jaar valt. Zoals
47
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
Figuur 26 – Meer contact met leden van de eigen groep naar opleiding en etnische samenstelling van de woonbuurt, naar etnische groepen in Amsterdam, 1998 (%) 90
%
80 70 60 50 40 30 20 10
Turken
m in
de r in all 20 de oc % w hto of oo n nw en ijk
0% in all de oc w hto oo ne nw n ijk
25
Opleidingsniveau
Marokkanen
-4
0% in allo de ch w to oo ne nw n ijk
m ee
-6
bo H
bo M
45
/W
r in allo 65% de ch e w ton n oo e nw n ijk
o
o w /V av o /H
Vb o
ge e
n
/M
/B
av o
ao
0
Etnische samenstelling buurt
Antillianen
Surinamers
Bron: SPVA98 (ISEO/SCP)
blijkt uit het hoofdstuk over migratie zeggen Antillianen niet alleen dat zij terug willen naar het land van herkomst, maar gaan zij in veel gevallen ook terug. Dit heeft gevolgen voor hun positie in de Nederlandse maatschappij. Mensen die van plan zijn te remigreren, zullen minder investeren in hun integratie omdat dit op de lange termijn weinig voordelen voor hen oplevert. Tabel 6 – Zou u zelf nog eens voorgoed naar het land van herkomst willen gaan? Amsterdam, 1998 (%) weet niet
wil niet
37 58 33 30
16 13 18 19
47 29 48 51 Bron: SPVA98
Sociale contacten Uit het rapport Minderheden in Amsterdam (WRA, 2003) blijkt dat minderheden met een hoog opleidingsniveau en werk op middelbaar en hoger niveau aanzienlijk vaker met autochtonen omgaan dan degenen met een laag opleidingsniveau. Bovendien blijkt dat wanneer men in een wijk woont waar weinig autochtonen zijn, men ook minder contacten heeft met autochtonen dan degenen die in gemengde wijken wonen.
48
meer met
meer met
leden eigen
beiden
autochtone
groep
evenveel
Nederlanders
38 55 69 75
54 37 26 21
38 8 6 4
Antillianen Surinamers Turken Marokkanen
Bron: SPVA98 (ISEO/SCP)
wil terug
Antillianen Surinamers Marokkanen Turken
Tabel 7 – Contact van etnische minderheden met autochtonen in de vrije tijd, Amsterdam, 1998 (%)
In figuur 26 is te zien dat Antillianen een aparte categorie vormen. Alleen laaggeschoolde Antillianen en degenen die in de wijken wonen waar de meerderheid allochtoon is, hebben voor het grootste deel contact met mensen uit de eigen groep. Hoger opgeleiden en Antillianen in wijken waar weinig allochtonen wonen, hebben beduidend meer contacten met autochtonen. De vele contacten van Antillianen met autochtone Nederlanders kunnen, net als het hoge aandeel gemengde huwelijken, gebruikt worden om de mate van integratie in de Nederlandse maatschappij te meten. Hierbij moet echter wel worden opgemerkt dat dit ook het gevolg kan zijn van het relatief lage aantal Antillianen in Amsterdam. Zij zijn daardoor min of meer gedwongen om ook om te gaan met mensen die niet van Antilliaanse afkomst zijn.
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
Sociale cohesie Er zijn in verhouding tot andere etnische groepen veel Antilliaanse zelforganisaties in de hoofdstad. In Amsterdam bestaat er één zelforganisatie per 770 Surinamers, terwijl dat er voor Marokkanen één per 462 is, voor Turken één per 291 en voor Antillianen één per 247.53 Volgens de publicatie Surinaamse en Antilliaanse zelforganisaties in Amsterdam telde de stad 43 Antilliaanse zelforganisaties in 1998.54 Hoewel dit aantal hoog is, komt uit verschillende onderzoeken naar voren dat de sociale cohesie onder Antillianen in Nederland laag is. Het aantal zelforganisaties dat via een dubbelfunctie aan een andere organisatie is verbonden, blijkt onder Antillianen in vergelijking met andere etnische groepen het grootst te zijn. De zelforganisaties vertegenwoordigen hierdoor maar een klein deel van de Antilliaanse gemeenschap.55 Bovendien zijn ze vaak aan interne verdeeldheid onderhevig, waardoor samenwerking en continuïteit ontbreken.56 Het gebrek aan sociale cohesie heeft onder meer te maken met het verdwijnen van de familienetwerken en de grote verschillen die bestaan tussen de bevolking van de zes
Interview met participatieorgaan SABANA Selwyn Eisden en Velma Mathew, bestuursleden van SABANA
Begin 2003 is SABANA opgericht, een participatieorgaan dat stadsdeel Zuidoost adviseert over zaken die met Antillianen en Arubanen in Amsterdam te maken hebben. SABANA is momenteel bezig met het opzetten van de interne organisatie en het versterken van haar positie. Communicatie naar de achterban en het geven van adviezen zijn daarbij de belangrijkste middelen.
53 Het Parool, 5 mei 2001. 54 IMES/gemeente Amsterdam (1998). 55 IMES (2001). 56 Idem, p. 44. 57 Van Hulst (2000). 58 Bron: O+S (2003).
Op welke wijze zijn jullie betrokken bij SABANA? Eisden: “Wij zijn twee van de acht bestuursleden van SABANA. Voor de Antillianen met een zwakke sociaal-economische positie die in de afgelopen jaren naar Amsterdam zijn gekomen, wilde ik graag vrijwilligerswerk gaan doen. De organisatiegraad van de recente nieuwkomers is heel erg laag. Zelf woon ik al drieëntwintig jaar in Nederland en heb ik een goede baan.” Mathew: “Ik woon al achtentwintig jaar in
eilanden. De diversiteit in afkomst, taal, sociaal-economische achtergrond en etniciteit vormt een belemmering voor de sociale cohesie.57
Religie De helft van de Amsterdamse Antillianen voelt zich verwant met een bepaald geloof. Dit aandeel is onder Turken (84%), Marokkanen (81%) en Surinamers (60%) een stuk hoger. Onder Nederlanders en Zuid-Europeanen is het percentage met een kwart juist veel lager. De religieuze identificatie van Antillianen is (net als bij andere bevolkingsgroepen) in de grote steden over het algemeen lager dan daarbuiten. Naarmate iemand zich meer identificeert met de Nederlandse cultuur, voelt hij of zij zich bovendien minder vaak religieus verwant. Antillianen van de tweede generatie geloven veel minder vaak dan mensen van de eerste generatie. Opvallend is verder dat in verhouding veel jongeren zich verwant voelen met een religie. Dit geldt zowel voor Antillianen als voor andere etnische groepen.58
Nederland en ben vanaf het begin betrokken bij de Antilliaanse gemeenschap. In de jaren zeventig begon ik als vrijwilliger bij het Antilliaanse Contact Centrum (ACC) in Amsterdam. Vanuit het ACC zijn in Nederland heel wat initiatieven genomen om welzijnsinstellingen voor Antillianen op te zetten.” Wat is het doel van SABANA? Eisden: “SABANA wil de participatie van Antillianen in de samenleving stimuleren. Ons onuitgesproken doel is het bereiken van de nieuwkomers afkomstig uit de zwakkere sociaal-economische groepen, die nu naar Nederland komen en veel ondersteuning nodig hebben. Daarnaast adviseren wij het stadsdeelbestuur gevraagd en ongevraagd. We houden voortdurend contact met het stadsdeel; er is sprake van een wisselwerking. Ons streven is om met zaken te komen die door anderen nog niet gesignaleerd zijn.” Mathew: “We zijn momenteel nog bezig met het opzetten van de interne organisatie, maar doen ook al advieswerk. Onze speerpunten zijn werk en inkomen, huisvesting, gezondheidszorg en welzijn, sport en vrijetijdsbesteding en ten slotte onderwijs. Per speerpunt
49
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
hebben we een commissie opgericht, waarvoor we op dit moment vrijwilligers zoeken. Elk bestuurslid heeft zo’n account en maakt een plan van aanpak op het betreffende terrein. Het stadsdeel heeft een budget beschikbaar gesteld en het rapport van O+S vormt de basis voor onze plannen. We willen concrete en diepgaande voorstellen doen op elk terrein.” Wat heeft SABANA tot nu toe gedaan? Mathew: “Vorig jaar hebben we onder meer een woonbegeleidingsproject voor jongeren op de rails gezet en een adviesbrief geschreven over de oprichting van SAASA, het Servicecentrum Antillianen.” Eisden: “Daarnaast hebben we contact gelegd met het Stedelijk Jongerenwerk en hebben we aandacht gevraagd voor de specifieke behoeften van Antilliaanse jongeren en nieuwkomers. Verder assisteert SABANA bij projecten van de GG&GD in de gezondheidszorg. Ook hebben we advies gegeven over Otrabanda, het opvangcentrum in Zuidoost dat op last van de politie is gesloten. De bestemming van dit pand is momenteel nog niet duidelijk.” Mathew: “Ik had een briljant voorstel:
50
Otrabanda zou een vadercentrum moeten worden, waar mannen niet komen om te drinken en domino te spelen, maar waar ze meteen cursussen gaan doen en aan zichzelf moeten werken. In Den Haag is een dergelijk centrum al succesvol en wij hebben het stadsdeel hiervan op de hoogte gesteld.”
SABANA, v.l.n.r.: Isabel Zuca, Selwyn Eisden, Velma Mathew, Juan Walter, Ostrid Servinus en Kenneth Valks. Niet aanwezig op foto: Izegjaas Martis en Marlon Reina
SABANA vertegenwoordigt de Antillianen in Amsterdam, maar is geen gekozen orgaan. Hoe zorgen jullie voor genoeg draagvlak onder de doelgroep? Mathew: “Er was veel geruzie binnen de Antilliaanse gemeenschap. Wij hebben op een gegeven moment gewoon de knoop doorgehakt en SABANA opgericht. De meeste zelforganisaties zijn gericht op een bepaald doel en kijken niet naar het algemeen belang. Hoewel dit de samenwerking met SABANA lastig maakt, hebben we de zelforganisaties wel nodig om iets te bereiken.” Eisden: “SABANA is in relatieve anonimiteit tot stand gekomen en daarom hebben we vorig jaar themabijeenkomsten gehouden, onder andere over integratie en participatie. Daarnaast hebben we ons tijdens een muzikale bijeenkomst op de Arena Boulevard voorgesteld.”
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
Veel Antilliaanse zelforganisaties worden na korte tijd opgeheven of leiden een slapend bestaan. Hoe wil SABANA dit voorkomen? Eisden: “De brandstof van die initiatieven raakt op. Bovendien is er vaak geen geld beschikbaar. Als je iets wilt doen voor de gemeenschap, moet je zelf investeren en niet wachten op het stadsdeel. Wel is het belangrijk om uiteindelijk steun te krijgen van de gemeente.” Mathew: “Vanwege het gebrek aan sociale cohesie is het belangrijk dat er een participatieorgaan als SABANA bestaat. Vroeger werd je centraal opgevangen als je als Antilliaan naar Nederland kwam. Nu zijn mensen hier niet meer toe bereid. Tot het begin van de jaren tachtig hadden Antillianen die hier naartoe kwamen een duidelijk doel voor ogen. Ze ontmoetten elkaar, vingen elkaar op en deden dingen samen. Ook dat is veranderd.” In hoeverre bestaat er een verschil in de familieverbanden van Antillianen op de Antillen en in Nederland?
Interview met Project Blenchi Esther Macharius, veldwerker Stichting Streetcornerwork, Project Blenchi
Het Project Blenchi richt zich op Antilliaanse jongeren van 12-25 jaar en is onderdeel van Streetcornerwork, een stichting die zich richt op jongeren en (jong)volwassenen in achterstandssituaties. De cliëntengroep van Blenchi bestaat uit meer dan honderd jongeren, voornamelijk tussen de 18 en 25 jaar. Waarom is Blenchi opgericht? Macharius: “Het bleek dat Antillianen behoefte hadden aan informatie in hun eigen taal. Zij vertalen zinnen vaak letterlijk vanuit het Papiaments, waardoor zij zich niet goed kunnen uiten in het Nederlands. Wij bieden hen daarom hulpverlening in het Spaans, Papiaments, Engels en Surinaams. Hoe problematisch die taalbarrière kan zijn, blijkt uit de situatie van één van onze cliënten, een jonge moeder die niet lang geleden van Curaçao kwam. Ik ga vanwege de taalproblemen altijd met haar mee naar instanties om haar te begeleiden. Door een misverstand ging zij echter in haar eentje naar een afspraak met de Sociale Dienst. Na een uur belde de ambtenaar die het gesprek met haar voerde mij op en zei:
Eisden: “De sociale verbanden verdwijnen door de slechte economische toestand al op de Antillen. In Nederland versterkt dit proces. Mensen komen hier in een isolement terecht, hoewel er meestal nog wel sprake is van een extended family. De familierelaties staan onder druk omdat nieuwkomers eerst vaak een paar weken bij familieleden in Nederland logeren, om vervolgens op straat te worden gezet. Bovendien zijn de afstanden in Nederland groter dan op Curaçao en veroorzaakt de drugsproblematiek problemen binnen families. In tegenstelling tot bij andere bevolkingsgroepen lijkt het wel of alle Antilliaanse generaties hulp nodig hebben. De problematiek is complexer dan bij andere groepen. Dit kan te maken hebben met het hoge aandeel eenoudergezinnen. Naast participatie moet de inburgering echt op gang komen. Mensen klitten, zitten met elkaar in Zuidoost en praten alleen maar Papiamentu. Het is belangrijk om ook Nederlanders te leren kennen.”
“Dit kind is niet goed bij haar hoofd”. Het bleek dat mijn cliënte de vragen niet goed begreep en telkens de verkeerde antwoorden gaf, waarbij ze heel slecht vanuit het Papiaments naar het Nederlands vertaalde.” Hoe is de situatie van jonge nieuwkomers van de Antillen? Macharius: “Een inburgeringcursus is goed, maar zo’n traject duurt op dit moment niet lang genoeg. Bovendien hebben veel jongeren geen inkomen. Ze moeten eerst een adres hebben voordat ze zich kunnen inschrijven en eventueel een uitkering kunnen aanvragen, maar 80% heeft geen eigen woning. Doordat de regels een belemmering vormen, zijn zij vaak niet verzekerd en hebben zij geen inkomen. Toch moeten zij twee keer op een dag naar de inburgeringcursus. Zij gaan dan bijvoorbeeld met de tram, maar hebben geen geld om een kaartje of een eventuele boete te betalen. Zeker in de huidige tijd is het bovendien steeds moeilijker om werk te vinden.” Wat doen jullie voor de jongeren? Macharius: “Wij stimuleren onze cliënten om te gaan werken of te studeren. Een deel van onze taken bestaat uit het doorverwijzen van jongeren naar de juiste instanties. Ook geven wij indicaties voor begeleid wonen. Daarnaast
51
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
werken wij drie dagen per week als veldwerker op straat en gaan af op groepjes jongeren die problemen veroorzaken. Blenchi werkt samen met onder meer justitie, politie, Jeugdzorg en het maatschappelijk werk. Door te praten proberen we problemen te achterhalen. Onze cliënten moeten problemen (geen dak boven het hoofd, schulden, etc.) hebben voordat wij ze helpen.” Welk deel van de Antilliaanse jongeren heeft te maken met problemen? Macharius: “Alle Antilliaanse jongeren hebben een duwtje in de rug nodig. Ze zijn grofweg te verdelen in vier groepen: 1. Een groep die in niemand gelooft. Zij komen eens in het half jaar bij ons langs om hun post op te halen, maar verder hebben we geen contact met ze. Zij hebben heel veel antecedenten, behoren tot de harde kern en houden zich bezig met zware dingen. Dit zijn twintig tot dertig jongeren. 2. Een groep waar het heel slecht mee gaat. Zij vertrouwen geen instanties en hebben niets. Deze groep bestaat uit zo’n dertig jongeren, deels jonge moeders. Blenchi is het laatste station voor hen. Veel dingen in hun leven zijn kapot en wij proberen die te renoveren. 3. Een groep die niet werkt, niet naar school gaat en antecedenten heeft. Zij zijn echter wel in staat om dingen te doen en hebben alleen een duwtje nodig. Met vallen en opstaan kunnen zij het redden in de maatschappij. Dit zijn ongeveer dertig jongeren.
Interview met Humanited Wenner Regales, Ulrich Schoop, Braien Candelaria en Arjen Endruweit
De vereniging Humanited (voortgekomen uit de dancehall-groep Candela) start begin 2004 een empowermentcentrum voor Antilliaanse jongeren. Dit moet een project worden waar jongeren zelf als rolmodel gaan fungeren voor andere jongeren. De vereniging, die bestaat uit voornamelijk Antilliaanse jongeren uit Amsterdam van rond de 25 jaar, heeft subsidie gekregen voor het project ‘Mix Flava’ dat zij willen opstarten. In dit project staat het bereik en de participatie van Antilliaanse jongeren in Amsterdam centraal. De jongeren die aan ‘Mix Flava’ deelnemen, willen Antilliaanse jongeren van 14 tot 25 jaar de kans geven om hun
52
4. De laatste groep gaat wel keurig naar school of heeft werk, maar heeft geen dak boven het hoofd. Voor deze jongeren hoeven we weinig te doen; we helpen ze bijvoorbeeld af en toe met het schrijven van een brief. Het is een stabiele groep waar je geen kind aan hebt.” Is er een verschil tussen jongens en meisjes? Macharius: “Meisjes houden zich vaker bezig met diefstal, maar ook met roof en vechtpartijen, tot doodslag aan toe. Jongens zijn meer meelopers. Je wordt als watje uitgeroepen, hebt geen lef en geen balls als je niet meedoet.” Wat zijn de oorzaken van hun problemen? Macharius: “Het eerste wat ze vaak willen is een postadres, een woning en werk. Ze zijn stroef als ze binnen komen en ik ga dan doorvragen. Wat zich bij veel jongeren afspeelt is geweld, zoals verkrachting, aanranding en fysieke en geestelijke mishandeling. De kinderen hebben vaak trauma’s en zijn dan net een wandelende tijdbom. Soms hebben ze gewoon een omhelzing nodig. Men luistert niet naar ze. Ik leer ze opnieuw vertrouwen, zorg dat ze hun eigen verhaal motiveren en voed ze als het ware opnieuw op. Ik luister en doe de eerste twee maanden veel voor ze. Na drie maanden moeten ze zelf een opdracht doen, bijvoorbeeld een sollicitatiegesprek voeren. Ik bereid dat dan voor door een rollenspel met ze te doen. Wij leren ze om op eigen benen te staan.”
artistieke kant meer te ontwikkelen en hen een middel geven om hun eigen verhaal te vertellen door middel van muziek. Door het opstarten van diverse muziek-, culturele- en educatieve projecten willen zij Antilliaanse jongeren bereiken en hen stimuleren zelf als voorbeeld te dienen voor andere Antilliaanse jongeren. Vanuit het empowermentcentrum zullen diverse projecten en activiteiten opgestart worden die gericht zijn op het bereiken van zowel Antilliaanse risicojongeren als gewone Antilliaanse jongeren. De activiteiten die vanuit deze centrale jongerenplek ontwikkeld worden, variëren van muziek- en mentorprojecten tot begeleidingsprojecten. Er zal samengewerkt worden met andere organisaties zodat jongeren in een vroeg stadium bereikt, gemotiveerd en gestimuleerd kunnen worden en zo hun maatschappelijke betrokkenheid vergroten.
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
Humanited
Hoe is het project ontstaan? Regales: “In de zomer van 2003 zijn we begonnen met de dancehall-groep Candela (=vuur). Voordat we elkaar ontmoetten deden we elk ons eigen ding. We hebben toen een nummer opgenomen, getiteld Basta’wo (=het is nu afgelopen) en daaruit is Candela gevormd. Drie van ons komen uit Curaçao en één van de bandleden is Duits/Marokkaans. Humanited is de vereniging die we gevormd hebben om een aantal projecten op te zetten. Mix Flava is één van die projecten, waarbij we een compilatiealbum gaan maken met verschillende stijlen muziek die we door elkaar mixen. Onze naam zegt het al: ‘Human united’: mensen, muziekstijlen, culturen, alles door elkaar. Humanited is aangesloten bij Kas di Kultura in Curaçao. We hebben overal connecties.” Wat was de aanleiding om het project op te zetten? Candelaria: “Basta’wo was de aanleiding voor een documentaire/realityshow over de slavernij die we op Curaçao maken. Daar zijn anderen nu, net als wij hier, aan het filmen. In verhaalvorm wordt verteld wat Antilliaanse jongeren in Nederland en op Curaçao bezighoudt. De jongeren worden gevolgd en het publiek krijgt inzage in hun manier van leven,
afgewisseld met stukjes documentaire over de geschiedenis van Curaçao en de verhouding Curaçao-Nederland. We willen een platform vormen waarmee we informatie geven over Antillianen. Het gaat bijvoorbeeld altijd maar over bolletjesslikkers, maar veel mensen vergeten de ellende die daaraan vooraf gaat en het feit dat mensen bewust hun leven op het spel zetten om geld te verdienen.” Schoop: “Wij willen de Antilliaanse jongeren in een positief daglicht stellen en een positieve bijdrage leveren zodat mensen ons beter begrijpen. We willen ons verhaal vertellen, onze geschiedenis, bijvoorbeeld over de slavernij; een onderwerp dat nu in de doofpot wordt gestopt. Nederlanders moeten de kern van Antillianen te weten komen. Het is proof. Door Antillianen zelf goede dingen te laten zien – onze kant van het verhaal.” Candelaria: “Vroeger gebruikten Nederlanders allemaal dingen van Curaçao. Ons land heeft veel uitgedacht en we laten in onze documentaire zien wat ons is afgenomen met het kolonialisme. De documentaire/ realityshow is bedoeld voor iedereen die in ons is geïnteresseerd. We willen hem gaan vertonen op de lokale kanalen.” Waar gaat de realityshow/documentaire over? Regales: “Antilliaanse jongeren die op
53
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
Curaçao wonen zijn daar aan het filmen. Ze denken dat Nederland het paradijs is. Ze filmen hun struggle. Misschien zullen ze op den duur naar Nederland komen, maar misschien ook niet. Ze zijn nu van plan om te komen en wij volgen hun stappen in een realityshow. De documentaire is om onze geschiedenis naar voren te brengen. En hoe ons verleden ons vandaag stoort om verder te groeien. We zijn bezig met de voorbereidingen en zullen ons er in het derde kwartaal van 2004 helemaal op storten. In de tussentijd doen we de research.” Welke projecten gaan jullie verder opzetten? Schoop: “Mix Flava, een project over de slavernij, reality-education en de Humanited Launch is een project om het te lanceren, een oproep aan jongeren die ons willen helpen. We gaan een gangsta move (GM) maken. We zijn een vereniging en hebben aanhang nodig. Daarom moeten we jongeren naar ons toe trekken. Op 15 januari 2004 beginnen we op ons kantoor in het jongerencentrum Tha Spot in Develstein.” Regales: “Het is een Bijlmer-ding; zo is er bijvoorbeeld niet eens een professionele opnamestudio in de Bijlmer voor muzikanten.
54
Het moet zo groot mogelijk worden en uiteindelijk willen we ook mensen buiten Amsterdam bereiken.” Endruweit: “We willen de creatieve kant in jongeren naar boven halen. Muziek verstaat iedereen. Met workshops willen we jongeren wijzen op hun rechten. Pure knowledge. In 2004 gaan we een talentenjacht organiseren op Curaçao met CCBB (Curaçao College Beach Bash). De winnaar mag een nummer opnemen en komt op Mix Flava. Ook gaan we toeren met onze groep.” Het gaat vaak over problemen met Antilliaanse jongeren. Met hoeveel van hen gaat het wel goed? Schoop: “De media belichten meestal de kant van de Antillianen met wie het niet goed gaat. Maar aan de andere kant zijn er genoeg jongeren die studeren en/of werken en het ondanks hun moeilijkheden toch ver weten te schoppen. Vaak beginnen de problemen in het gezin en op school. Maar als het wel goed gaat, dan hoor je het niet. Wij hebben allemaal onze problemen gehad, dat ontken ik niet. Wij willen jongeren helpen die nu problemen hebben, bijvoorbeeld in een gebroken gezin.” •
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
8. Onderwijs
Een goede opleiding wordt vaak de basis
Kernpunten voor participatie in de maatschappij > De gemiddelde Citoscore van Antillianen is relatief laag in vergelijking met andere groepen. > Zes van de tien Antilliaanse scholieren krijgen een Vmboschooladvies; dit is het hoogste percentage van alle etnische groepen. > Antilliaanse meisjes volgen iets vaker een Havo/Vwo opleiding dan jongens. > Het aandeel Antillianen dat van middelbare school wisselt (26%) is hoger dan gemiddeld. Dit is zorgelijk omdat deze scholieren vaker problemen op school ondervinden. > Hetzelfde geldt voor leerlingen die op latere leeftijd instromen in het voortgezet onderwijs. Ook dit aandeel is het hoogst onder Antillianen. > Hoewel het om slechts 210 scholieren gaat, is het aandeel Antillianen dat in het speciaal onderwijs zit hoger dan onder andere etnische groepen: 3% in het speciaal basisonderwijs en 6% in het (voortgezet) speciaal onderwijs. > Het aandeel jongens in het speciaal onderwijs (13%) is onder deze groep nog hoger dan gemiddeld. > Het percentage Antilliaanse scholieren in het speciaal onderwijs met gedragsproblemen is buitengewoon hoog. Ook hier gaat het echter om een klein absoluut aantal (70 leerlingen). > Antilliaanse scholieren verzuimen vaker dan gemiddeld. > In 2002/2003 waren er 300 (19%) voortijdige schoolverlaters zonder startkwalificatie onder Antillianen. Dit aandeel is hoger dan onder Nederlanders, maar lager dan onder Surinamers. > Het aandeel Antillianen in het hoger onderwijs stijgt en ligt nu op 1% (ruim 550 personen). > Vooral economie is een populaire studie onder deze groep.
genoemd. Een met succes afgeronde schoolcarrière biedt kansen op de arbeidsmarkt, verbetert de inkomenspositie en zorgt voor perspectief. Door te kijken naar de prestaties van Antilliaanse scholieren die nu onderwijs volgen, kan iets worden gezegd over de toekomst van deze groep. Uit dit hoofdstuk blijkt echter dat het niet rooskleurig is gesteld met het onderwijsniveau en de resultaten van deze leerlingen. Voor de komende jaren kan dit betekenen dat hun positie op de arbeidsmarkt ook weinig zal verbeteren.
Antillianen in Amsterdam geven over het algemeen vaker dan andere etnische groepen aan dat zij een hoge opleiding hebben gevolgd.59 Alleen bij Surinamers ligt het aandeel hoogopgeleiden iets hoger. In vergelijking met Nederlanders is het aandeel Hbo- en Wodiploma’s onder Antillianen nog erg laag. Mbo-/Havo- of Vwo zijn de meest gevolgde opleidingen onder Antillianen.
Tabel 8 – Niet-schoolgaanden (18-64 jaar) in Amsterdam naar hoogst behaalde diploma, 1998 (%) geen/Bao
59 Dit blijkt uit de SPVAenquête van 1998. 60 O+S (2001).
Antillianen Surinamers Marokkanen Turken Nederlanders en geïndustrialiseerde landen 60
26 25 76 68 12
Vbo/Mavo
Mbo/Havo/Vwo
Hbo/Wo
28 32 11 16 24
30 24 10 12 29
16 19 4 4 35 Bron: SPVA98
55
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
Tabel 9 – Hoogst behaalde diploma van Antillianen in Amsterdam naar land waar opleidingen zijn gevolgd (niet-schoolgaanden, 18 jaar en ouder), 1998
Land waar opleiding is gevolgd
Land van herkomst Land van herkomst en Nederland Nederland totaal
Basisonder-
Vbo/Mavo
Mbo/Havo/
Hbo/Wo
totaal
wijs (%)
(%)
Vwo (%)
(%)
(abs.)
44 15 18 26
42 23 24 28
15 36 38 30
26 20 17
55 94 55 204 Bron: SPVA98
Het valt op dat het land waar de opleiding is gevolgd grotendeels bepaalt of men een hoger onderwijsniveau bereikt. In tabel 9 is te zien dat mensen die alleen op de Antillen onderwijs hebben gevolgd, lager opgeleid zijn dan mensen die ook (of uitsluitend) in Nederland studeerden. Het blijkt dat alle hoogopgeleide Amsterdamse Antillianen ten minste een deel van hun studie in Nederland hebben gevolgd. Bij deze constateringen moet wel opgemerkt worden dat laagopgeleiden minder vaak dan hoogopgeleiden aan enquêtes meedoen.
Figuur 27 – Schooladviezen naar etnische herkomst in Amsterdam, 1997/98 - 2002/03 63 100
% advies onbekend
90 80
Havo/Vwo en Vwo
70 Lwoo/Vmbo
60 50 40 30 20 10
De Citoscore in het primair onderwijs geeft een indicatie voor het studiesucces in het voorgezet onderwijs. Leerlingen die een andere leerweg of schoolsoort volgen dan op grond van hun Citoresultaten te verwachten is, lopen – net als bij een keuze die anders is dan het schooladvies – een groter risico op een minder succesvolle schoolcarrière. In tabel 10 is te zien hoe de Citoscores zich vanaf 1999/2000 ontwikkelen per etnische groep. Het blijkt dat de Citoscore van Antillianen in elk jaar op het laagste niveau van de etnische groepen ligt. Het hoogste gemiddelde (538) wordt gehaald door Nederlanders; deze score is bijna tien punten hoger dan die van Antillianen.
al
N
ed
er
to
er la
nd
am rin
ta
s
s er
n ke Su
Tu r
ar ok M
An
til
Schooladviezen en Citoscore
ka
lia
ne
ne
n
n
0
Ook het schooladvies aan het einde van de basisschool geeft een belangrijke indicatie voor de schoolresultaten in het voortgezet onderwijs. Leerlingen die een andere schoolsoort of leerweg volgen dan hen in het primair onderwijs is geadviseerd, lopen een grotere kans op een minder succesvolle schoolcarrière. Dat geldt zowel voor leerlingen die een hoger als een lager schooltype kiezen dan geadviseerd. In figuur 27 staat een overzicht van de adviezen. Te zien is dat Antilliaanse leerlingen het vaakst van alle etnische groepen (58%) een Vmbo-advies krijgen.62
61 Bron: idem. 62 Een onderwerp waar meer onderzoek naar dient te worden verricht is het schooladvies van Antillianen. Hoewel de Citoscores van Antillianen laag zijn, is het mogelijk dat
Tabel 10 – Gemiddelde Citoscores naar schooljaar en etniciteit in Amsterdam 61
Antilliaanse scholieren een te laag schooladvies
schooljaar van afname
Antillianen Surinamers Turken Marokkanen Nederlanders
aantal
krijgen. Op basis van de beschikbare cijfers kun-
1999/00
2000/01
2001/02
leerlingen
527 529 528 527 538
528 531 530 529 539
529 531 529 530 538
248 2.200 1.377 2.445 5.745
nen hier echter geen uitspraken over gedaan worden. 63 Bron: DMO/Babliowsky onderwijsonderzoek (2003).
56
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
Tabel 11 – Leerlingen voortgezet onderwijs naar etniciteit en onderwijsniveau in Amsterdam, 2001/2002 64 Havo/
Antillianen Surinamers Marokkanen Turken Nederlanders totaal
Vmbo
Havo/Vwo
Vmbo
Vwo
totaal
in %
in %
508 3.220 3.558 1.864 3.728 16.945
321 2.245 1.764 1.123 6.735 16.036
829 5.465 5.322 2.986 10.463 32.981
61 59 67 62 36 51
39 41 33 38 64 49
Bron: DMO/CFI, bewerking O+S
Figuur 28 – Instroom in voortgezet onderwijs vanuit voortgezet onderwijs naar etnische herkomst (excl. onbekend) in Amsterdam, 1997/98 - 2002/03 67 30
%
25 20
school ging (zogenaamde zij-instromers). Het aandeel zij-instromers onder Antillianen (26%) is iets hoger dan gemiddeld.66 Over het algemeen kan gesteld worden dat leerlingen die vanuit het voortgezet onderwijs instromen vaker problemen op school ondervinden dan scholieren die vanuit het primair onderwijs naar de middelbare school gaan.
15 10 5 al ta
nd la er
to
er
s
n ke ed N
ne ka ar ok M
am rin Su
Tu r
s er
n ne lia til An
n
0
Voortgezet onderwijs
64 Het gaat in de tabel om bij benadering vastgestelde percentages. 65 Hierbij is uitgegaan van kinderen van 4 tot en
In Amsterdam zitten ongeveer 33.000 leerlingen in het voorgezet onderwijs, waaronder ruim 800 Antilliaanse leerlingen. Antillianen maken ongeveer 2% uit van de leerlingen in het voortgezet onderwijs. Ruim de helft van de Amsterdamse scholieren volgt een Vmboopleiding. Dit aandeel is bij allochtone leerlingen een stuk hoger dan bij autochtone scholieren. Onder Antillianen is het aandeel dat een Vmbo-opleiding volgt met 61% iets hoger dan onder Surinamers (59%), maar lager dan onder Marokkanen (67%) en Turken (62%). Antilliaanse meisjes volgen vaker een Havo/Vwo-opleiding dan de jongens.
met 17 jaar. 66 Bron: DMO/Babliowsky onderwijsonderzoek (2003). 67 Bron: idem. 68 Cijfers over het praktijkonderwijs binnen het Vmbo (speciaal voortgezet onderwijs) zijn niet
In 2002/2003 bestond 53% van de Antilliaanse instromers in het voortgezet onderwijs uit meisjes en 47% uit jongens. Dit is opmerkelijk, aangezien de verdeling tussen leerplichtige Antilliaanse jongens (51%) en meisjes (49%)65 minder scheef verdeeld is. Mogelijk heeft dit te maken met het hogere aandeel absoluut verzuimers onder de Antilliaanse jongens.
voorhanden en daarom is dit onderwijstype hier buiten beschouwing gelaten.
Figuur 28 laat zien hoe groot het aandeel leerlingen in 2002/2003 was dat van de ene middelbare school naar de andere middelbare
Ook leerlingen die op latere leeftijd instromen in het voortgezet onderwijs lopen een groter risico op vertraging of uitval. Het percentage vertraagden (de instromers van dertien jaar en ouder) is in vergelijking met andere etnische groepen het grootst onder Antillianen (46%). Het grote aandeel leerlingen van boven de dertien jaar dat instroomt in het voortgezet onderwijs is overigens niet verwonderlijk, omdat een deel van de leerplichtige jongeren pas op latere leeftijd naar Nederland is gekomen. Dit geldt eveneens voor het percentage zij-instromers.
Speciaal onderwijs Voor kinderen die in het basisonderwijs niet goed tot hun recht komen en dus meer of andere zorg nodig hebben, is er speciaal basisonderwijs. Vroeger bestonden voor kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden de LOM-scholen, en voor moeilijk lerende kinderen de MLK-scholen. Voor de nog jongere kinderen bestond de afdeling ‘In hun ontwikkeling bedreigde kleuters’. Deze schoolsoorten vallen nu allemaal onder dezelfde noemer: scholen voor speciaal basisonderwijs, oftewel Sbo. In Amsterdam zijn er zeventien van deze scholen. Voor kinderen die niet naar het reguliere basis- of voortgezet onderwijs kunnen, maar ook niet thuishoren in het speciaal basisof voortgezet onderwijs, zijn er andere scholen voor speciaal onderwijs. Deze worden hieronder ‘(voortgezet) speciaal onderwijs’ genoemd.68
57
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
speciaal basisonderwijs
5 4
(voortgezet) speciaal onderwijs
3 2 1 to ta al
s nd er la ed N
M
Su
ar ok
rin
ka
Tu rk s
s aa m
ia an s
Bron: LAS
Figuur 30 – Aandeel leerlingen per cluster (voortgezet) speciaal onderwijs in Amsterdam, 2002/2003 60
% cluster 1-3
50 40
cluster 4
30 20 10 0 jongens
meisjes
jongens
Amsterdam
meisjes
Antilliaans
Bron: LAS
Figuur 31 – Meldingen absoluut verzuim en samenstelling bevolking 5-17 jaar naar etniciteit in Amsterdam, 2001/2002
35
% bevolking
30 25
absoluut verzuim
20 15 10 5 s la nd er
ke
ed er N
ka ar ok
Tu r
ne n
s er Su
rin
am
ne
n
0 An til lia
Schoolverzuim
an s
0
n
In figuur 30 is te zien dat het aandeel Antilliaanse jongens met ernstige ontwikkelingsstoornissen (57% in cluster vier) in vergelijking met het gemiddelde aandeel jongens met deze problemen (39%) buitengewoon hoog is. Ook het aandeel Antilliaanse meisjes met gedragsproblemen (38%) is hoger dan gemiddeld onder meisjes (27%). Hoewel het gaat om relatief kleine absolute aantallen (58 jongens en 13 meisjes), is dit toch een zorgwekkende constatering.
6%
M
Het (voortgezet) speciaal onderwijs is onder te verdelen in verschillende clusters. De clusters één tot en met drie bestaan uit scholen voor kinderen met visuele, auditieve, communicatieve en lichamelijke handicaps. Cluster vier bestaat uit scholen voor kinderen met ernstige ontwikkelingsstoornissen (de vroegere scholen voor zeer moeilijk opvoedbare kinderen, scholen voor langdurig psychiatrisch zieke kinderen en scholen verbonden aan een pedologisch instituut).
Figuur 29 – Aandeel jongeren in speciaal onderwijs naar etniciteit in Amsterdam, 2002/2003
An til l
Hoewel het om een klein absoluut aantal gaat, is het aandeel Antilliaanse kinderen in het speciaal onderwijs in Amsterdam het hoogst van alle etnische groepen. In figuur 29 is te zien dat 3% van de Antilliaanse leerlingen in het speciaal basisonderwijs zit en bijna 6% in het (voortgezet) speciaal onderwijs. Het gaat in totaal om 210 Antilliaanse kinderen, waarvan er zo’n 75 in het speciaal basisonderwijs zitten. Het aandeel jongens dat in het speciaal onderwijs zit, is over het algemeen hoger dan het percentage meisjes. Voor Antillianen geldt dit in nog iets sterkere mate dan gemiddeld. Ruim één op de tien Antilliaanse jongens (150 kinderen) zit in het speciaal onderwijs. Gemiddeld in de stad is dit één op de vijftien jongens.
Bron: LAS/O+S
Absoluut schoolverzuim betekent dat een jongere niet ingeschreven staat bij een school, terwijl hij/zij wel leerplichtig is. Dit wordt door de gemeente gecontroleerd door de bevolkingsadministratie met de leerplichtadministratie te vergelijken. Relatief verzuim betekent dat de jongere wel ingeschreven staat bij een school maar niet verschijnt. Dit kan zijn doordat de jongere spijbelt omdat hij/zij een dagje geen zin heeft. Het kan ook een teken zijn dat er meer aan de hand is. Relatief verzuim kan bovendien worden veroorzaakt door ‘luxe verzuim’. Dit is verzuim vanwege een
58
extra vakantie buiten de schoolvakanties om, zonder toestemming van de directeur. Als we kijken naar het absoluut verzuim onder Antillianen, dan blijkt dat zij vaker dan gemiddeld verzuimen. In het schooljaar 2002/2003 waren er 99 absoluut verzuimers onder Antilliaanse leerlingen, waarvan 51 jongens. Een jaar eerder waren dat er 87, waarvan 49 jongens. Net als bij Antillianen is het aandeel absoluut verzuimers onder de totale groep hoger bij jongens dan bij meisjes.69
69 Bron: DMO/LASbestand.
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
Ook in het aantal relatief-verzuimmeldingen zijn Antillianen oververtegenwoordigd. In het schooljaar 2001/2002 was het aantal meldingen onder Antillianen 238 en in 2002/2003 lag dit aantal op 286.70 Hun aandeel onder de relatief-verzuimers is ongeveer twee keer zo hoog als verwacht mag worden op basis van het percentage Antilliaanse leerlingen.
Startkwalificatie en voortijdig schoolverlaten In het schooljaar 2002/2003 hadden 300 Antilliaanse jongeren tussen de 17 en 23 jaar (19%) geen startkwalificatie, terwijl zij het onderwijs voortijdig verlieten. Een startkwalificatie is minimaal een diploma Havo/Vwo of niveau 2 (basisberoepsopleiding) van het middelbaar beroepsonderwijs. Het diploma van het Vmbo biedt geen startkwalificatie. Van 60% was niet bekend of zij wel of geen startkwalificatie hadden; dit betreft vaak studenten in het hoger onderwijs waarvan de gegevens ontbreken.
70 LAS/O+S (2002) en LAS-bestand 2002-2003.
Het aandeel jongeren zonder startkwalificatie is onder Antillianen met twee op tien jongeren hoog in vergelijking met Nederlanders (10%). Het is echter gelijk aan het percentage onder Marokkanen en Turken (beide 19%) en lager dan onder Surinamers (24%). In figuur 32 is te zien dat de meeste Antilliaanse jongeren zonder startkwalificatie tussen de 18 en 20 jaar zijn. Dit betekent dat een deel van hen op latere leeftijd alsnog een kwalificatie haalt.
71 Bron: website Ministerie van OC&W. 72 De Universiteiten van
Figuur 32 – Leeftijd Antilliaanse jongeren zonder startkwalificatie, Amsterdam, 2002/2003
Amsterdam registreren bij de inschrijving alleen
25
de nationaliteit van
20
studenten. Op deze
15
manier worden mensen
10
die geboren zijn op de
5
Antillen geregistreerd als
0
burgers van Nederland.
%
17 jaar
18 jaar
19 jaar
20 jaar
21 jaar
22 jaar
Bij de inschrijving bij een instelling voor hoger
Bron: LAS
onderwijs kunnen studenten op vrijwillige basis hun land van herkomst vermelden. Uit het bestand van de IB-Groep blijkt dat de meerderheid van de studenten zijn geboorteland aangeeft. 73 Echo (2002).
De oorzaken van voortijdig schoolverlaten lopen nogal uiteen. Een veelgenoemde, directe oorzaak is een verkeerde beroepskeuze/ opleidingskeuze als gevolg van het ontbreken van een duidelijk beroepsbeeld. De leer- en studieproblemen die hierdoor ontstaan, kunnen dan weer leiden tot een afnemende motivatie voor school. Daarnaast is er regelmatig sprake van problemen in de psychosociale,
sociaal-maatschappelijke en/of sociaal-emotionele sfeer. Het gaat bijvoorbeeld om problemen thuis, gedragsproblemen, problemen met leraren en contacten met politie en/of justitie. Verder kunnen beperkte cognitieve vaardigheden ook een oorzaak zijn. Tot slot zijn er jongeren die voor hun levensonderhoud op zichzelf zijn aangewezen en daardoor afhankelijk zijn van een inkomen. Voor hen is het aantrekkelijker om te gaan werken. Vaak is er sprake van een opeenstapeling van problemen die de leerling uiteindelijk doen besluiten de school (voorgoed) te verlaten. De echte risicoleerlingen zijn de jongeren met een combinatie van problemen op psychosociaal, sociaal-emotioneel en sociaal-maatschappelijk vlak, of jongeren die regelmatig in contact zijn (geweest) met politie en/of justitie. Velen binnen deze groep hebben een intensieve vorm van hulpverlening nodig voordat zij hun weg terugvinden naar het onderwijs. Anderen moeten hun straf nog uitzitten, voordat zij weer kunnen deelnemen aan het reguliere onderwijs.71
Hoger onderwijs Uit gegevens van de Informatie Beheer-Groep blijkt dat iets minder dan 1% van alle studenten die in 2002-2003 aan de Amsterdamse Universiteiten en Hbo-instellingen ingeschreven stonden, afkomstig zijn van de Antillen.72 Het gaat dan om ongeveer 560 mensen, oftewel 10% van het totaal aantal Antilliaanse studenten in Nederland. In vergelijking met de voorgaande jaren is hun aandeel in het hoger onderwijs vrijwel gelijk gebleven. Als we kijken naar het absolute aantal Antilliaanse studenten is er wel een toename te zien: in 20022003 studeerden er zo’n 100 Antillianen (20%) meer dan in 2000-2001. Antillianen kiezen, net als andere studenten, vaak voor een studie economie. Het aandeel vrouwelijke studenten in het Hbo onder Antillianen is volgens landelijk onderzoek hoger dan gemiddeld.73 In het Wo is de verdeling tussen mannen en vrouwen ongeveer gelijk. Net als bij de andere etnische groepen zijn er meer Antilliaanse studenten van de tweede generatie dan van de eerste generatie. Dit geldt met name voor het Wo, waar zo’n 80% tot de tweede generatie behoort. De uitval onder Antillianen in het Hbo is in vergelijking met andere groepen (behalve Surinamers) relatief hoog. Een derde van de Antilliaanse Hbo-studenten valt na
59
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
Figuur 33 – Instroom per Hbo- en Wo-sector onder Antillianen, Nederland, 2001 40
%
35 30 25 20 15 10 5 0 economie
Hbo
gedrag/ gezondmaatschappij heidszorg
recht
techniek
natuur
taal en cultuur
landbouw/ natuurlijke omgeving
kunst
onderwijs
Wo
Bron: Echo (2002)
twee jaar uit. De uitval is vooral groot onder oudere studenten, migranten van de eerste generatie en mannen. De uitval in het Wo
onder de Antillianen is met 7% na twee jaar juist laag.74
Interview Montessori College Oost
genoemd). Het lukt meestal niet om deze leerlingen op een school voor praktijkonderwijs te plaatsen omdat die vol zitten. Ze worden hier op school opgevangen totdat er elders plaats is. We hebben momenteel iets meer dan twee groepen met leerlingen die naar het praktijkonderwijs moeten. Het team dat ze lesgeeft is grotendeels Surinaams en ze hebben allemaal ervaring op de Antillen. Dat werkt goed en spreekt de leerlingen aan.” Hettema: “Als algemeen directeur ben ik betrokken bij de Eerste Opvang van nieuwkomers, die wij sinds eind jaren tachtig bieden. Om geografische redenen doen wij de opvang voor Oost en Zuidoost. Momenteel zitten er ongeveer vijftig Antilliaanse leerlingen op het MCO. Al jarenlang blijkt dat er veel moeilijk lerende kinderen onder deze groep zijn.” Kroon: “De ervaring is dat zij het thuis vaak heel moeilijk hebben. De gezinssituatie is niet stabiel; moeder of oma kan de opvoeding niet meer aan en de vaders ontbreken. Sommige leerlingen hebben te maken met de Jeugdzorg. Eerst plaatsten we de Suranten in een gewone Vmbo-klas, maar dat werkte niet. Veel Antilliaanse nieuwkomers hebben moeite met de Nederlandse taal omdat zij Papiamentu als eerste taal spreken. Bovendien is het soort onderwijs op de Antillen anders dan in Nederland. Nu bieden we ze eerst een programma van een jaar aan voordat zij naar een Vmbo-klas gaan.”
Pieter Hettema, algemeen directeur Montessori College Oost (MCO) en Hella Kroon, directeur op het MCO
Het Montessori College Oost is een college voor Vmbo in Amsterdam-Oost. De school heeft zo’n 1.150 leerlingen en in mei 2003 zaten er daarvan 270 leerlingen in deelschool vijf, oftewel de Eerste Opvang. Deze opvang is voor nieuwkomers tussen de twaalf en zestien jaar die eerst Nederlands moeten leren. Op welke wijze heeft u te maken met Antilliaanse leerlingen? Kroon: “Het Montessori College Oost heeft vele jaren ervaring met de speciale opvang van Surinaamse en Antilliaanse jongeren, die wij hier ook wel ‘Suranten’ noemen. Een aantal Surinaamse en Antilliaanse jongeren komt naar Nederland en vindt zelf een school. De rest meldt zich bij het Bureau Nieuwkomers. De Suranten die daar komen, ongeveer het Vmbo aan lijken te kunnen en zelf geen school hebben gezocht, komen hier terecht, vaak midden in het schooljaar. Wij zijn één van de twee Vmbo scholen in Amsterdam die deze nieuwkomers opvangen. Ongeveer de helft van de groep bestaat uit praktijkschool leerlingen (vroeger de moeilijk lerende kinderen
60
74 Dit cijfer heeft betrekking op studenten die instroomden in 1999.
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
Hoe komt het dat zoveel Antilliaanse leerlingen in het speciaal onderwijs zitten? Hettema: “Naast de thuissituatie en allerlei psychologische factoren is onze ervaring dat de betere leerlingen al in Nederland zijn. De scholieren die nu nog komen, zijn vaak kansarm. In tegenstelling tot in de meeste andere landen is er een lage drempel om naar Nederland te gaan. Enerzijds komt dit doordat de Antillen deel uitmaken van het Koninkrijk. Anderzijds hebben de meeste Antillianen een extended family: omdat zij zowel in Nederland als op de Antillen familie hebben waar zij kunnen verblijven, is de drempel om te verhuizen vrij laag. Tot slot is de kwaliteit van het onderwijs op de Antillen vaak slecht. Verder is er geen speciaal onderwijs en verhuizen veel Antilliaanse leraren naar Nederland.” Hoe komt het dat zoveel Antilliaanse leerlingen kampen met gedragsproblemen? Kroon: “Het hoge aantal leerlingen in de praktijkklassen heeft niet te maken met het gedrag, maar met leerachterstanden op het gebied van taal, lezen, spelling en rekenen. Wel hebben de Antillianen vaker dan Surinaamse scholieren gedragsproblemen. Vooral jongens komen in het speciaal onder-
wijs terecht. Meisjes passen zich sneller aan aan wat hen gevraagd wordt en kunnen beter omgaan met de schoolse manier van leren. Jongens vallen eerder uit op gedrag. Dat is in het hele onderwijs zo. Wat me verder opvalt is dat de ouders van zowel Antilliaanse als Surinaamse leerlingen buitengewoon mondig zijn. In Zuidoost is er een hechte gemeenschap en als het enige tijd duurt eer een kind geplaatst wordt, heb je voordat je het weet een belangenbehartiger aan de telefoon.” Welke aanbevelingen kunt u doen als het gaat om onderwijs? Kroon: “Een belangrijke aanbeveling is het creëren van meer plekken op de Zomerschool. Dit spreekt de Antilliaanse leerlingen erg aan, omdat zij meestal niet op vakantie gaan. Leraren zijn ook enthousiast, maar er moet wel meer financiële ruimte voor komen. Verder is een langere schooldag in het kader van de Brede School heel belangrijk. Daarnaast is het aan te bevelen om een schakelprogramma voor Antillianen te ontwikkelen: mijn team werkt hard aan een juiste benadering van Antilliaanse leerlingen, maar eigenlijk zou het breder aangepakt moeten worden. Ik zou graag onderzoek laten doen naar de juiste
61
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
methodes, bijvoorbeeld als het gaat om taallessen en de manier waarop de leerlingen het best op het Vmbo kunnen worden voorbereid. Voorts is het belangrijk dat er plaats is voor leerlingen die midden in het schooljaar voor praktijkonderwijs komen. Nu is deze opvang een groot probleem omdat alle scholen vol
62
zitten. Tot slot zou er meer tijd en geld moeten worden gestoken in de zorgtaak van scholen voor deze leerlingen. Eigenlijk passen de meeste aanbevelingen in een sluitende en brede aanpak die nodig is om de problemen van deze groep op te lossen.” •
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
9. Zorg
Als het gaat om zorgvraagstukken vallen
Kernpunten bij de groep Antillianen twee zaken op: het > Het aandeel tienermoeders onder Antilliaanse meisjes is twee keer zo hoog als het gemiddelde in Amsterdam. > Volgens het bevolkingsregister zijn er momenteel twintig tienermoeders onder deze groep; volgens schattingen uit het veld is dit aantal veel hoger. > Het aantal tienermoeders onder Antilliaanse meisjes in Amsterdam is volgens het bevolkingsregister gedaald van 42 per 1.000 in 1999 naar 33 per 1.000 in 2002. > Het aandeel tienerzwangerschappen is onder de eerste generatie twee keer zo hoog als onder de tweede generatie. > De belangrijkste reden voor het hoge aantal tienerzwangerschappen is inconsequent gebruik van anticonceptiemiddelen, zowel onder jongens als onder meisjes. Dit heeft te maken met het gebrek aan seksuele voorlichting aan jongeren en het taboe op seksualiteit. > Ongeveer 70% van de Antilliaanse ouders maakt gebruik van de kinderopvang voor kinderen van 0 tot 5 jaar. Dit is hoog in vergelijking met andere groepen. > Het aandeel ouders dat opvoedingsproblemen ervaart bij kinderen in deze leeftijdscategorie (30%) is het hoogst van alle etnische groepen. De vraag naar opvoedingsondersteuning is juist laag. > Bijna 80% van de Antillianen vindt de eigen gezondheid goed of uitstekend.
75 Voor het schrijven van
tijden) en tienermoeder-
deze paragraaf zijn
schap per jaar (aantal
verschillende bronnen
levendgeborenen door
gebruikt. Deze gebrui-
tienermeisjes per jaar).
ken verschillende
76 Bron: Statline CBS, 2002.
definities voor tiener-
77 Bij het Moedercentrum
zwangerschap. Voor
en het consultatiebureau
de duidelijkheid moet
in Noord zijn geen
er een onderscheid
Antilliaanse tienermoe-
gemaakt worden tussen het aantal tienerzwan-
ders bekend uit Noord. 78 In 2003 zijn er tot
gerschappen (geboorten
oktober vijftig tot zestig
en abortussen), het tota-
nieuwe moeders inge-
le aantal tienermoeders (alle tienermeisjes met
schreven. 79 Bronnen: Mi Oso Es Mi
één of meer kinderen
Kas en 0|25, nummer 8,
van verschillende leef-
oktober 2003.
hoge aantal tienerzwangerschappen en de opvoedingsproblemen in gezinnen. Dit sluit aan bij de constatering dat een relatief groot aantal jongeren kampt met gedragsproblemen. In dit hoofdstuk staat wat de ontwikkelingen zijn op deze terreinen. Ook komt de vraag naar zorg aan bod.
Tienermoeders 75 Het gemiddelde aandeel tienermoeders onder Amsterdamse meisjes van 15 tot 20 jaar is dertien op de duizend.76 Bij de Nederlandse meisjes is dit aantal lager en bij de Antillianen meer dan twee keer zo hoog. Toch spreken we over relatief kleine aantallen tienermoeders. Op dit moment wonen er volgens het bevolkingsregister circa driehonderd tienermoeders in de hoofdstad, waarvan er iets meer dan twintig (8%) Antilliaans zijn.77 Volgens Mi Oso Es Mi Kas, een centrum in Zuidoost voor tiener- en jonge moeders, is dit aantal echter veel hoger. Bij het centrum staan zo’n vierhonderd jonge moeders ingeschreven78, waarvan naar schatting 35% Antilliaans is. Ongeveer 60% van alle ingeschreven moeders is jonger dan 20 jaar. Dit betekent dat er naar schatting 85 Antilliaanse tienermoeders staan geregistreerd bij het centrum. Ongeveer 5% van de ingeschrevenen bij Mi Oso Es Mi Kas komt van buiten Amsterdam. Het grote verschil tussen de aantallen in het bevolkingsregister en de registratie van Mi Oso Es Mi Kas heeft volgens deze instelling te maken met het feit dat een deel van de meisjes niet officieel geregistreerd staat als inwoner van Amsterdam. Velen zitten in een isolement en hebben geen vaste verblijfplaats en geen vast inkomen. Vaak wonen zij tijdelijk bij vrienden, familie of in een opvanghuis.79 Het vermoeden dat er
63
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
meer tienermoeders in Amsterdam zijn dan in het bevolkingsregister staan ingeschreven, wordt bevestigd door de GG&GD. Precieze aantallen zijn echter niet bekend. Bijna alle tienermoeders die in de gemeentelijke basisadministratie geregistreerd zijn, wonen bij hun familie (of kennissen). Slechts enkelen wonen in een opvanghuis of alleen.
Zuigelingensterfte in Nederland
80
Zuigelingen van niet-westerse origine hebben circa 35% meer kans om te overlijden dan autochtone zuigelingen. Vooral onder Antilliaanse zuigelingen is er sprake van een relatief hoge sterfte. De kans op overlijden onder pasgeboren Antilliaanse meisjes is bijna 80% hoger dan onder autochtone meisjes. Dit heeft onder meer te maken met het hoge aantal tienergeboorten onder Antillianen. Dergelijke geboorten brengen een verhoogd risico op zuigelingensterfte met zich mee van ongeveer 60%. Daarnaast is het relatief vaak voorkomen van seksueel overdraagbare aandoeningen onder deze groep een oorzaak.
Uit eerdere studies is bekend dat allochtone tienermeisjes vaker zwanger worden dan Nederlandse. Zo is de kans dat een allochtoon
meisje van 17 tot 20 jaar een levend geboren kind krijgt twee tot zeven keer zo groot als bij een autochtone leeftijdsgenoot in Amsterdam.81 Het grootste aantal tienerzwangerschappen in 1996-1998 is geregistreerd bij Ghanezen, gevolgd door Antillianen. Het abortuscijfer onder Surinaamse, Antilliaanse en Ghanese tienermeisjes is bovendien aanzienlijk hoger dan onder Nederlandse tienermeisjes. In Amsterdam had één op de tien Antilliaanse kinderen die in 2001 werden geboren een tienermoeder. Het relatieve aantal Antilliaanse tienermoeders is de laatste jaren licht gedaald. In 1998 werden 38 van de duizend Antilliaanse meisjes moeder. Een jaar daarna steeg dit volgens het bevolkingsregister naar 42 per duizend, maar gedurende 2002 zijn er slechts 33 Antilliaanse jonge moeders geregistreerd per duizend tienermeisjes. Dit aandeel is iets hoger dan landelijk82 en alleen in Rotterdam is het percentage tienermoeders hoger dan in Amsterdam. In absolute zin gaat het in alle jaren echter om lage aantallen: alleen in 2000 kwam het aantal Antilliaanse tienermoeders in de hoofdstad iets boven de twintig uit. De meeste Antilliaanse tienermoeders zijn 17 tot 20 jaar oud en wonen in Zuidoost. Opmerkelijk is dat het aantal tienerzwangerschappen onder de eerste generatie Antillianen twee keer zo hoog is als onder de tweede generatie. De belangrijkste reden voor de hoge zwangerschapscijfers onder Antilliaanse tieners is het inconsequente gebruik van anticonceptiemiddelen.
80 CBS (2003). 81 Nederlands Tijdschrift Geneeskunde (2002). 82 De landelijke cijfers over Antillianen zijn afkomstig uit de factsheet Tienermoeders in Nederland, Rutgers Nisso Groep, Utrecht (2001). De geboortecijfers in Amsterdam zijn gebaseerd op het aantal levendgeborenen onder 15 tot 20-jarige Antilliaanse meisjes in 1999 in Amsterdam.
Figuur 34 – Geboorten en abortussen onder tienermeisjes (14-19 jaar) naar etniciteit (per 1.000 meisjes van 14-19 jaar) in Amsterdam, 1996-1998
Nederland
Turkije
eerste generatie
Suriname Antillen Ghana
Turkije
tweede generatie
Suriname Antillen Ghana
0
10
geboorten
20
30
40
50
60
70
80
90
100
110
abortussen
Bron: Nederlands Tijdschrift Geneeskunde (2002)
64
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
Gebruik van anticonceptiemiddelen83 Verschillende onderzoeken duiden erop dat zowel bij Antilliaanse mannen als vrouwen negatieve gevoelens over voorbehoedsmiddelen een rol spelen. Voor vrouwen geldt dit voornamelijk voor de pil, voor mannen voor condooms. In de praktijk blijkt dat de zorg voor anticonceptie vooral op de meisjes neerkomt, omdat de pil het vaakst wordt gebruikt. De oorzaak voor het lage gebruik van anticonceptiemiddelen moet vooral gezocht worden in het taboe op seksuele voorlichting in de Antilliaanse cultuur. Bovendien maakt het machogedrag van de Antilliaanse mannen het moeilijk om met de partner over dit soort onderwerpen te praten. Ten slotte spelen instabiele relaties tussen man en vrouw en conservatieve opvattingen over voorbehoedsmiddelen een rol.84 Een positief toekomstperspectief, een stabiele relatie met een partner met wie je kunt praten over anticonceptie en voldoende kennis over anticonceptiemiddelen zijn voorwaarden voor een gemotiveerd gebruik van anticonceptiemiddelen. Uit onderzoek naar de kennis van allochtone tienermeisjes over de pil is gebleken dat Antilliaanse meisjes een negatievere attitude ten aanzien van de pil hebben dan AfroSurinaamse meisjes. Dit komt met name door de gebrekkige kennis over bijverschijnselen van de pil. Antilliaanse meisjes vinden dat je eerst een vaste vriend moet hebben als je de pil wilt slikken. Tot die tijd vinden ze het beter om een condoom te gebruiken. Daarnaast is de invloed van ouders van groot belang bij effectief pilgebruik door Afro-Surinaamse en Antilliaanse tieners. Hun ouders staan vaak negatief tegenover pilgebruik en de communicatie over pilgebruik is gebrekkig door taboes rond seksualiteit en anticonceptie. Opvallend is dat zowel Afro-Surinaamse meisjes als Antilliaanse meisjes de kans om zwanger te worden zonder gebruik van anticonceptiemiddelen erg hoog inschatten. Ook staan deze meisjes vaak negatief tegenover het krijgen van een kind op lage leeftijd.
Kinderopvang 83 Informatie in deze paragraaf is afkomstig uit de publicatie Geboorten en abortussen bij Amsterdamse tienermeisjes naar etnische herkomst, 1996-1998 van M. Stuart, M. van der Wal en W. Schilthuis in het Nederlands Tijdschrift Geneeskunde
Uit onderzoek van de afdeling Jeugdgezondheidszorg van de GG&GD in Amsterdam blijkt dat bijna de helft (48%) van de ouders geen gebruik maakt van de kinderopvang. Opvallend is dat Antilliaanse ouders relatief vaak gebruik maken van de kinderopvang. Dit percentage ligt met ruim 70% bijna op het niveau van de Nederlandse ouders. Dit is bevorderlijk voor het leren van de Nederlandse taal. Bij 15% van de kinderen die geen gebruik
(2002) en het onderzoek De Pil, ofzo van F. Terpstra, Universiteit
Figuur 35 – Gebruik kinderopvang naar etniciteit in Amsterdam (kinderen 0-4 jaar), 2000/2001
van Maastricht (2002). 84 Omdat dit onderzoek is
80
gebaseerd op relatief
70
kleine aantallen tieners,
60
kunnen we de uitkom-
50
sten meer als indicatie
40
beschouwen dan als
30
harde cijfers. Ook kun-
20
nen we geen uitspraken
10
doen over het verschil tussen de eerste en de
%
0 Antilliaans
Surinaams
Marokkaans
Turks
Nederlands
tweede generatie. 85 Van Hulst (2000).
Bron: GG&GD (2003)
maken van kinderopvang worden taal/spraakproblemen gesignaleerd door de consultatiebureau-arts. Bij kinderen die naar de kinderopvang gaan is dit percentage iets lager (10%).
Opvoedingsproblemen Vooral Antillianen met een lage sociaal-economische positie hebben problemen met de opvoeding van hun kinderen. Deze moeilijkheden hangen volgens Van Hulst (2000) samen met een aantal factoren: • het hoge aandeel moeders dat er alleen voor staat in de opvoeding; • het uiteenvallen van familienetwerken in Nederland, waardoor de moeders nog meer op zichzelf worden teruggeworpen; • spanningen in het gezin doordat jongeren die zich buiten het ouderlijk huis misdragen in Nederland vaker door de overheid worden bestraft – waarbij ook de moeder wordt geïnformeerd – dan op de Antillen.85 Volgens de GG&GD is het aandeel ouders van 0-4 jarigen dat opvoedingsproblemen ervaart onder Antillianen (zo’n 30%) hoger dan onder andere etnische groepen. De behoefte aan
65
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
opvoedingsondersteuning is daarentegen relatief laag (5%). Onder opvoedingsproblemen van kleuters worden problemen met eten, slapen, zindelijkheid, verstandelijke ontwikkeling, (hyper-)activiteit, contact met anderen en motoriek verstaan. Het hoge aandeel Antilliaanse ouders met opvoedingsproblemen is mogelijk te verklaren door het feit dat Antilliaanse gezinnen relatief vaak uit één ouder bestaan. Uit onderzoek is bekend dat alleenstaande ouders en ouders met een lage sociaal-economische status meer zorgen en twijfels over de opvoeding hebben en dus vaker opvoedingsproblemen ervaren.86 Uit eerder onderzoek is bekend dat Antilliaanse ouders bij kleuters onder andere eetproblemen ervaren.87
Figuur 36 – Ervaren opvoedingsproblemen en behoefte aan opvoedingsondersteuning in Amsterdam (0-4 jaar), 2000-2001
Wanneer er sprake is van een problematische opvoedingssituatie, kan vrijwillige jeugdhulpverlening aangevraagd worden door het kind, de ouders of door derden. In 2002 zijn 140 Antilliaanse jongeren van 0 tot en met 23 jaar ingeschreven bij het Bureau Jeugdzorg voor vrijwillige jeugdhulpverlening.88 Dit is 3% van het totaal aantal jongeren van 0 tot en met 23 jaar onder deze groep. Daarmee is het aandeel iets hoger dan onder de etnische minderheden, maar lager dan onder Nederlanders. Een groot deel van de cliënten (50 personen) is afkomstig uit Zuidoost. Verder zijn onder de groep hulpvragers 30 jongeren die gebruik maken van de onderwijshulpverlening.
Gezondheid
30
%
25 20 15 10 5 0 Antilliaans
Surinaams
Marokkaans
ervaren opvoedingsproblemen
Turks
Nederlands
behoefte opvoedingsondersteuning
Bron: GG&GD (2003)
Antillianen geven vaak aan dat zij gezond zijn. Hierbij speelt het feit dat een relatief groot deel van deze groep jong is waarschijnlijk een belangrijke rol. Het huisartsbezoek onder de Antillianen is ongeveer gelijk aan het gemiddelde in de stad89: meer dan de helft heeft al twee maanden geen contact gehad met de huisarts. Een kleine 6% bezoekt zijn huisarts vaker dan één keer in twee weken. Dit is minder dan de frequentie van het huisartsbezoek onder Turken en Marokkanen.
86 Hemanns, J.M.A. en Vergeer, M.M., Opvoeding en opvoedingsondersteuning. In: Rispens, J., Hermanns J.M.A. en Meeus W.H.J.,
Tabel 12 – Hoe is het op dit moment met uw gezondheid? Amsterdam, 1998 (%)
Opvoeden in Nederland, Assen (1996).
Antillianen Surinamers Marokkanen Turken
uitstekend
goed
neutraal
slecht
28 19 22 19
49 51 31 41
13 16 21 21
10 13 26 19 Bron: SPVA98
66
87 A.C.M. Diepenmaat, M.F. van der Wal, H. Pauw-Plomp (2001). 88 Dit aantal is exclusief gezinsvoogdij. 89 O+S (2003).
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
Interview met Stichting M.A.M.A. Maritza Wernet, directrice Stichting M.A.M.A.
Stichting M.A.M.A. is een zelforganisatie voor Antilliaanse vrouwen in Amsterdam Zuidoost. In 1989 is de stichting opgericht door een aantal vrouwen die hun krachten bundelden om Antilliaanse (alleenstaande) vrouwen die naar Amsterdam kwamen goed op te vangen. Er werken acht mensen met een I/D-baan, een aantal professionals op projectbasis en verschillende vrijwilligers. De doelstelling van de stichting is vrouwen bewust te maken van hun positie in de Nederlandse samenleving en de mogelijkheden deze te verbeteren. Verder wil Stichting M.A.M.A. informatie aanbieden waardoor de groep beter in staat is zich in deze maatschappij te handhaven en instrumenten aanreiken aan vrouwen, zodat zij hun zicht kunnen verbreden op de wijze waarop zij zich (met name op het gebied van arbeid en educatie) verder kunnen ontwikkelen. Er worden activiteiten aangeboden op de volgende terreinen: opvoeding en onderwijsondersteuning, toeleiding naar de arbeidsmarkt en scholing, integratie en participatie in de Nederlandse samenleving en belangenbehartiging en emancipatie.
heid te krijgen in hun leven en alles op een rijtje te zetten. Indirect helpen we hiermee ook de mannen en de rest van de familie. Zij brengt de motivatie die ze krijgt door de ondersteuning mee naar huis en dat werkt door in het gezin. De vraag naar bezoekvrouwen stijgt nog steeds. De cliëntengroep van de bezoekvrouwen bestaat uit ongeveer 200 gezinnen. De stichting heeft daarnaast zo’n 350 leden. Bij elkaar worden dus ongeveer 550 Antilliaanse gezinnen door ons geholpen. Het totaal aantal mensen dat profijt heeft van de stichting is een veelvoud hiervan, omdat ook de andere gezinsleden baat hebben bij onze hulp. Het merendeel van de cliënten bestaat uit alleenstaande moeders van de eerste generatie. Deze moeders moeten hun eigen zaken regelen zodra ze in Nederland zijn en daarbij ook nog hun kind goed opvoeden. Hier in Nederland hebben kinderen een belangrijkere positie dan bij ons. Maar ons motto is dat als het bij de moeder niet lekker loopt, het vaak ook niet goed gaat met het kind. Eerst moet de situatie bij deze vrouwen zelf dus verbeteren.”
Uit cijfers van de GG&GD blijkt dat Antilliaanse vrouwen weinig behoefte hebben aan opvoedingsondersteuning. Blijkt dit ook in de praktijk? Wernet: “Uit eigen ervaring weet ik dat deze vrouwen juist veel behoefte hebben aan ondersteuning op allerlei terreinen, waaronder de opvoeding. We moeten een laagdrempelig aanbod hebben om ze binnen te krijgen. Opvoedingsondersteuning is niet het enige aanbod van Stichting M.A.M.A.. We verzorgen verder activiteiten op het gebied van arbeidstoeleiding, integratie en participatie. We willen de vrouwen aansporen om naar activiteiten in de buurt te gaan zodat zij hun horizon verbreden en zichtbaar worden in de maatschappij. Ook emancipatie, belangenbehartiging, NT2 voor oudkomers en het Bezoekvrouwenproject behoren tot ons takenpakket.”
Hoe verloopt de arbeidstoeleiding? Wernet: “Er zijn veel Antillianen met gesubsidieerd werk en dat is zeker in deze tijd een probleem. Terwijl andere mensen in de afgelopen jaren van economische groei reguliere banen vonden, kregen veel Antillianen een I/D-baan als flatwacht, in de reiniging of in de kinderopvang. Het merendeel heeft een lage opleiding en is weinig kansrijk op de arbeidsmarkt. Verder is er sprake van een taalprobleem. Vanaf de lagere school leren zij Nederlands op de Antillen. Lezen en begrijpen is daardoor niet zo’n probleem, maar praten en schrijven is voor veel Antillianen heel lastig. Ons hele aanbod is daarom in het Papiaments. De taal is ook een belemmering bij het solliciteren naar een baan. Regelmatig worden mensen om deze reden afgewezen en sommigen denken ‘als ik de taal toch niet zo goed beheers, laat ik dan maar niet solliciteren’. Het gaat nog steeds niet goed met de Antillianen in Zuidoost. Het wordt ze echter ook niet gemakkelijk gemaakt, want de mogelijkheden voor deze groep zijn ook niet goed.”
Wat houdt het Bezoekvrouwenproject in? Wernet: “In het kader van dit project gaan wij op bezoek bij vrouwen thuis. Zie het als een soort professionele vriendin die langs komt. Als er sprake is van bepaalde problemen, kijken wij naar wie we de vrouwen kunnen doorverwijzen. We helpen ze verder duidelijk-
In hoeverre spelen culturele aspecten een rol bij de problemen van de Antillianen? Wernet: “Hier in Nederland moet je nieuwsgierig zijn en voor jezelf opkomen, maar wij hebben geleerd rustig af te wachten en netjes in de rij te staan. Wij zijn niet opgegroeid met de sociale vaardigheden die hier nodig zijn.
67
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
Dit is volgens mij een gevolg van de koloniale tijd. Stichting M.A.M.A. probeert mensen te stimuleren om deze vaardigheden aan te leren. Dit leidt soms tot een tweestrijd in jezelf: je moet vrede hebben met de tools die hier nodig zijn, voordat je ze kunt overbrengen op je kinderen. Het cultuurverschil tussen Nederland en de Antillen is groter dan veel mensen denken. Zelfs tussen de zes eilanden bestaan al enorme verschillen.” Hoe komt het dat er zoveel problemen zijn met het opvoeden van kinderen in Antilliaanse gezinnen? Wernet: “Men moet leren met de vele mogelijkheden in Nederland om te gaan. Er is sprake van onwetendheid, angst en gebrek aan vertrouwen tussen ouders en kinderen. Antilliaanse ouders hebben een minder goed beeld dan Nederlandse ouders van het aanbod voor hun kinderen in de Nederlandse samenleving, bijvoorbeeld als het gaat om ’s avonds uitgaan. Er is ook een verschil in
68
gedrag tussen Antillianen en Nederlanders. Een voorbeeld zijn minderjarigen, waaronder ook meisjes, die op straat staan te roken. Dat kan echt niet op de Antillen. Ook vinden ouders het soms moeilijk hun kinderen dingen te verbieden. Hoe kan je zeggen dat je niet wilt dat je kind een piercing neemt? Het is voor veel ouders lastig om grenzen te stellen; ze moeten consequent zijn in hun gedrag naar kinderen. Nederlandse kinderen zijn assertiever en mondiger en de Antilliaanse kinderen apen hun gewoon na. De ouders kunnen dat echter niet aan omdat ze die bagage van huis uit zelf niet hebben meegekregen. Nederlandse ouders praten van kleins af aan met hun kinderen. Antilliaanse ouders beginnen pas echt met ze te praten als ze al in de puberteit zitten en problemen hebben. Dan is het vaak te laat. In de puberteit worden vrienden bovendien steeds belangrijker. Het is voor jongeren dan moeilijk om nee tegen hun vrienden te zeggen, want ze willen erbij horen.” •
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
10. Veiligheid
Uit allerlei onderzoeken komt naar voren
Kernpunten dat het aandeel Antillianen dat zich > Jaarlijks worden er in de regio Amsterdam-Amstelland ongeveer 1.600 aanhoudingen verricht onder personen die geboren zijn op de Antillen. Hiermee is deze groep oververtegenwoordigd in de politiecijfers. > Het aantal aanhoudingen onder deze groep is tussen 2000 en 2002 ongeveer gelijk gebleven. > De aanhoudingen hebben betrekking op ongeveer 880 ‘unieke’ personen die geboren zijn op de Antillen. > Antillianen komen relatief vaak met de politie in aanraking wegens winkeldiefstal en gewelddadige delicten. > Een groot deel (27%) van de Antilliaanse daders van geweldsdelicten behoort tot de harde kern. > Het aantal veelplegers onder de Antillianen (zo’n 160 personen) is tussen 2001 en 2002 ongeveer gelijk gebleven. > Het aandeel Antilliaanse jongeren dat bij Bureau Halt terecht komt is met 5% relatief hoog. > In Zuidoost is er een kleine groep Antilliaanse verslaafden die veel overlast veroorzaakt en zich agressief gedraagt. Van het totaal aantal aanhoudingen gaat het in 17% van de gevallen om een verslaafde verdachte.
beweegt op het criminele pad hoger is dan bij veel andere groepen. Ook heeft een aantal gemeenten recent problemen gehad met Antilliaanse jongeren. Met name deze problematiek is de aanleiding geweest voor veel media-aandacht voor deze groep in de afgelopen tijd. Antillianen worden vooral vaak genoemd als het gaat om geweldsdelicten. Dit hoofdstuk beantwoordt een aantal vragen: hoe groot is de criminaliteit precies? Om wat voor soort delicten gaat het? En zijn er aanwijzingen voor het verergeren van de criminaliteit onder deze groep?
Aanhoudingen
90 Bron: cijfers van de politie AmsterdamAmstelland over 2000-2002. 91 De politie registreert alleen het geboorteland en de nationaliteit van de verdachte zelf.
Jaarlijks worden er in de regio AmsterdamAmstelland door de politie ongeveer 1.600 aanhoudingen verricht onder personen die geboren zijn op de Antillen.90 Dit is 3,7% van het totaal aantal aanhoudingen in de stad.91 Gemiddeld is 1,1% van alle Amsterdammers op de Antillen geboren en dat betekent dat zij vaker dan verwacht voorkomen in de verdachtenpopulatie. Het aantal aanhoudingen onder Antillianen is tussen 2000 en 2002 ongeveer gelijk gebleven in de hoofdstad. Omdat eenzelfde persoon meer dan één keer kan worden aangehouden, is het aantal unieke personen dat is gearresteerd (880 personen in 2002) lager dan het totaal aantal aanhoudingen. Het aantal personen bleef tussen 2000 en 2002
69
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
ongeveer gelijk. Van de Antilliaanse verdachten waarvan de woonplaats bekend is, woont ongeveer 75% in de regio AmsterdamAmstelland. Dit beeld komt overeen met andere verdachtengroepen.92
Figuur 37 – Aandeel aangehouden Antillianen en totaal bevolking geboren op de Antillen naar leeftijd, Amsterdam, 2002
5
% aandeel Antillianen in aanhoudingen
4 3
De oververtegenwoordiging in de politiestatistieken geldt overigens niet alleen voor Antillianen, maar ook voor andere niet-westerse etnische groepen.93 Verder geeft het aantal aanhoudingen slechts een indicatie van de werkelijke criminaliteit, omdat niet iedereen die een delict pleegt gearresteerd wordt en aangehouden mensen niet altijd schuldig zijn. Voor een eventuele stijging van het aantal delicten in Amsterdam dat gepleegd is door de groep Antillianen zijn in dit onderzoek geen aanwijzingen gevonden. Eerder lijkt het erop dat de criminaliteit lange tijd onopgemerkt is gebleven. “Het is opmerkelijk dat de groep van Antilliaanse daders voor een lange tijd niet opviel bij de politie. Dat wordt mogelijk veroorzaakt doordat zij niet uitschieten in aantallen delicten.”, aldus de politie.94 Antillianen komen in verhouding vaak met de politie in aanraking wegens delicten op het gebied van leefbaarheid (6% van de aanhoudingen), met name winkeldiefstal, en delicten die te maken hebben met de lichamelijke integriteit (geweldsdelicten), zoals bedreiging, straatroof, moord en overvallen (4,2% van de aanhoudingen). Volgens onderzoek van de politie is er een groep Antillianen die dit soort geweldsdelicten pleegt geconcentreerd in het gebied rond Geldershoof en Diemen-Zuid. Drugs zouden binnen deze groep geen rol spelen. Uit een onderzoek naar geweld in Amsterdam blijkt verder dat de oververtegenwoordiging in delicten die te maken hebben met de lichamelijke integriteit ook geldt voor Marokkanen en Surinamers.95 De politie meldt dat Antilliaanse verdachten voornamelijk alleen of in kleine groepjes van drie personen werken. De voorkeur gaat uit naar het zelfstandig plegen van criminaliteit. Wel is er wat dit betreft een marge van onzekerheid, omdat een verdachte de rol van medeverdachten bij het afleggen van een verklaring bij de politie kan verzwijgen.96 Het aantal veelplegers97 onder Antillianen die in Amsterdam zijn aangehouden is met zo’n 160 personen ongeveer gelijk gebleven tussen 2001 en 2002. Het aantal first offenders is gedaald van 590 naar 520 en het aantal licht criminelen toegenomen van 290 naar 350
70
aandeel geboren Antillianen in bevolking
2 1 0
12 t/m 17 jr
18 t/m 24 jr
25 jr en ouder
totaal
Bron: Politie Amsterdam-Amstelland
personen. Volgens de politie is een betrekkelijke kleine groep verdachten onder Antillianen verantwoordelijk voor een groot aantal delicten. Gemiddeld pleegt deze groep per persoon negentien delicten in Zuidoost, terwijl dit bij andere groepen in het stadsdeel op tien delicten per persoon ligt.98
92 Es, W. van en Hoff, M. (2003).
Bijna de helft van de Antilliaanse verdachten wordt in stadsdeel Zuidoost gearresteerd. Nog eens een kwart wordt in de binnenstad opgepakt. Hoewel dit niet hoeft te betekenen dat de delicten ook in deze stadsdelen worden gepleegd, komen deze cijfers overeen met de pleegplaats van de criminaliteit veroorzaakt door deze groep.99
93 Zie hiervoor onder meer DSP (2001) of DSP (2002). Deze rapportage is gemaakt op basis van cijfers uit het HKS en niet uit Xpol. 94 Es, W. van en Hoff, M. (2003). 95 DSP (2002).
Als we naar de leeftijd kijken van de mensen die in 2002 zijn aangehouden, dan is te zien dat Antillianen boven de 24 jaar in verhouding vaker met de politie in aanraking komen dan jongeren. De relatief hoge leeftijd van arrestanten geldt niet alleen voor Amsterdam; ook uit onderzoek in Nijmegen blijkt dat de Antillianen die in die stad met de politie in aanraking komen veelal boven de dertig jaar zijn. Volgens de politie in Nijmegen blijft een aanzienlijk deel van de jeugdige verdachten, die zich met name bezighouden met kleine criminaliteit, buiten beeld. Dit wijst erop dat de aandacht van de politie minder uitgaat naar de lichtere delicten.100
96 Es, W. van en Hoff, M. (2003). 97 Volgens de definitie van de politie AmsterdamAmstelland is een veelpleger een persoon die wordt verdacht van drie of meer misdrijven in het afgelopen jaar of die wordt verdacht van twee misdrijven in het afgelopen jaar en tevens drie of meer antecedenten heeft in alle jaren voorafgaand aan het laatste delict.
Het aandeel daders van geweldsdelicten dat tot de harde kern101 behoort is onder Antillianen hoog.102 In 2000 behoorde 27% (55 mensen) van de Antilliaanse daders tot deze dadercategorie (tegenover 17% gemiddeld). Wel is het aandeel Antilliaanse harde kern-daders zowel relatief als absoluut afgenomen in de loop der jaren (van 38% in 1996 naar 27% in 2000). Het percentage licht criminelen nam daarentegen juist toe van 51% in 1996 naar 62% in 2000.
Verder moet iemand het afgelopen jaar verdachte zijn geweest. 98 Es, W. van en Hoff, M. (2003). 99 Idem. 100 Politie: veel criminele Antillianen hoppen van stad naar stad. In: Dagblad De Limburger, 6 november 2003.
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
Jeugdcriminaliteit
101 Iemand wordt tot de harde kern gerekend wanneer hij/zij in één jaar van drie of meer zware delicten verdacht wordt en bovendien in de voorgaande jaren minstens drie antecedenten heeft. DSP heeft dit onderzoek gedaan op basis van processenverbaal die zijn opgemaakt tegen personen, waarvoor de registraties
Jongeren die gearresteerd zijn voor kleine criminaliteit kunnen worden doorverwezen naar Bureau Halt. Dit bureau levert een bijdrage aan de preventie en bestrijding van jeugdcriminaliteit. Jongeren van 12 tot 18 jaar, die door de politie zijn aangehouden voor bijvoorbeeld vernieling, (winkel)diefstal of overlast met vuurwerk, kunnen de keus krijgen: naar justitie of naar Halt. Via een Halt-procedure kunnen jongeren weer rechtzetten wat zij fout hebben gedaan, zonder dat zij in aanraking komen met justitie. In 2002 was van 42 jongeren (waarvan 17 meisjes) die in Amsterdam door Bureau Halt zijn doorverwezen bekend dat zij Antilliaans zijn. Dit is een relatief groot deel (5%) van het totaal aantal jongeren dat bij Halt terecht kwam in dat jaar.103 De Antilliaanse meisjes werden, net als bij de overige etnische groepen, vrijwel uitsluitend door de politie gepakt voor winkeldiefstal. De jongens kwamen in aanraking met de politie voor delicten als (winkel)diefstal, verduistering, baldadigheid en vernieling. In 2000 en 2001 was het aandeel Antillianen ook 5%. De verdeling van jongens en meisjes is vergelijkbaar met die van de totale groep jongeren die bij Halt terecht komt, hoewel in 2002 relatief veel Antilliaanse meisjes doorverwezen zijn door Halt.
Antilliaanse nachtzwervers in Zuidoost De UvA telde in 2002 ruim negentig nachtzwervers in Zuidoost, waarvan er negen (10%) geboren zijn op de Antillen.108 Eén van deze Antillianen is niet officieel ingeschreven in Nederland. Net als bij de andere etnische groepen verblijft het grootste deel (zeven mensen) van hen al minimaal vijf jaar in Amsterdam. De aanzuigende werking van de hoofdstad op Antilliaanse nachtzwervers uit andere plaatsen is net als bij de overige groepen gering. Verder blijkt uit het onderzoek dat de overgrote meerderheid van de nachtzwervers geen legale bron van inkomsten heeft. De Antilliaanse groep zwervers bestaat, in tegenstelling tot de andere groepen, alleen uit ‘buitenlopers’ en niet uit ‘buitenslapers’. De totale groep lopers zegt iets vaker verslaafd te zijn (88%) en buiten te slapen. Zij hebben daarnaast iets minder vaak een vaste slaapplek.
binnen het HKS van de politie AmsterdamAmstelland zijn
Risicofactoren
gebruikt. 102 DSP (2002). 103 Hierbij is alleen gekeken naar de jongeren waarvan de etniciteit bekend is. Bij het berekenen deze cijfers is uitgegaan van de manier waarop de etniciteit door O+S bepaald is. Antilliaanse jongeren van 12 tot 18 jaar vormen volgens deze manier van berekenen 3% van de Amsterdamse jongeren. 104 O+S (2003). 105 Es, W. van en Hoff, M. (2003). 106 Idem. 107 Rensen, P. en Deben, L. (2002). 108 Idem. 109 Volgens de coördinator van de post drugshulpverlening in Zuidoost.
De relatief hoge criminaliteit onder Antillianen hangt samen met de slechte sociaal-economische positie van deze groep. Een laag opleidingsniveau, een laag inkomen en werkloosheid zijn factoren die criminaliteit niet veroorzaken, maar de kans op crimineel gedrag wel vergroten. Dit geldt ook voor het opgroeien in een eenoudergezin, een gezinssituatie die onder deze bevolkingsgroep zeer veel voorkomt.104 Uit gegevens van de politie blijkt dat het overgrote deel van de criminele jongeren in Amsterdam (75%) is opgegroeid in een eenoudergezin.105 Ook de veelvoorkomende opvoedingsproblemen en schuldenproblematiek zijn zaken die risicogedrag kunnen veroorzaken. Verder blijkt dat een deel van de Antilliaanse jongeren geen vaste woonof verblijfplaats heeft. Zij verblijven vooral in de boxen van de flats in Zuidoost. Het gebruik van verdovende middelen speelt een geringe rol bij deze jongeren. Veel van de criminaliteit van de ‘zwervende’ groep is gericht op het overleven in de maatschappij.106 Bij het telonderzoek naar nachtzwervers in de Bijlmer
zijn in 2002 echter slechts elf zwervers afkomstig uit diverse landen aangetroffen in de boxen.107
Verslaving Er is in Zuidoost een kleine groep Antilliaanse gebruikers, die zich in vergelijking met andere verslaafden agressief gedraagt en veel overlast veroorzaakt. Van de 1.600 keren dat jaarlijks iemand van Antilliaanse afkomst wordt aangehouden, gaat het in 17% van de gevallen om een verslaafde verdachte. Een deel van de Antilliaanse verslaafden wordt niet bereikt door hulpverleners en heeft geen (legaal) inkomen. Mogelijk staan zij niet officieel geregistreerd als inwoner van Amsterdam of van Nederland.109 Een aantal van hen houdt zich bezig met cocaïnehandel. Volgens de Amsterdamse GG&GD zijn de Antilliaanse gebruikers in verhouding tot andere groepen vaker verslaafd aan cocaïne dan aan heroïne. De GG&GD kan weinig betekenen voor deze groep, omdat een methadonbehandeling geen effect heeft op cocaïneverslaafden.
71
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
Figuur 38 – Jaarlijks aantal opiaatverslaafden geregistreerd in methadonbehandeling 112 110 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
1985
1986
vrijwillig
1987
1988
1989
1990
politie & vrijwillig
1991
1992
1993
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
politie
Volgens cijfers van de GG&GD zijn er in 2002 ongeveer zestig Antilliaanse opiaatverslaafden met methadon behandeld in Amsterdam, waarvan een derde in Zuidoost woont.110 Geschat wordt dat er in Amsterdam 100 à 150 problematische Antilliaanse opiaatverslaafden zijn.111 Wat betreft demografische kenmerken en trends vertonen Antilliaanse opiaatverslaafden veel overeenkomsten met die uit Suriname. Het overgrote deel van de Antilliaanse en Surinaamse opiaatverslaafden bestaat uit mannen (respectievelijk 92% en 91%). De gemiddelde leeftijd is hoog: zowel de Surinamers als de Antillianen zijn gemiddeld 46 jaar oud. Gemiddeld kwamen deze opiaatverslaafden vijftien (Antillianen) en zestien jaar (Surinamers) geleden voor het eerst met de Amsterdamse methadonbehandeling in contact. De afwezigheid van de Antilliaanse opiaatverslaafden jonger dan dertig jaar is indicatief voor de geringe jonge aanwas. Het aantal geregistreerde Antilliaanse opiaatverslaafden in de methadonbehandeling (zowel vrijwillig als bij de politie) is de afgelopen tien jaar vrijwel stabiel is gebleven. De behandeling van Antillianen vindt in 85% van de gevallen plaats bij de poliklinieken van
72
1994
de GG&GD. Bij Nederlanders is dit 60%. De rest wordt door de eigen huisarts of Jellinek behandeld. Dit duidt op een hogere mate van actief druggebruik, samengaand met sociaalmaatschappelijke problematiek zoals het verlies van zelfstandige woonruimte. De medische problematiek in de zin van druggerelateerde infectieziekten is onder Antilliaanse gebruikers lager dan onder Nederlanders. Dit is te danken aan de lage prevalentie van intraveneus druggebruik. Bij Antillianen is 4% van de druggebruikers in vrijwillige behandeling bekend als HIV-positief. Bij Nederlanders komt HIV-positiviteit vaker voor (8%). Ook sterfte aan een overdosis is bij Antillianen een weinig voorkomend verschijnsel. In 2002 zijn er in Amsterdam geen Antillianen overleden aan een overdosis drugs, terwijl dit bij veertien Nederlanders het geval was.
110 Bron: GG&GD. 111 Deze schatting is gemaakt met behulp van de Capture/ Recapture methode. De groep die enkel
In de strafrechtelijke opvang verslaafden (SOV), een maatregel in het kader van de strafrechtelijke dwang- of drangbehandeling voor verslaafden die veelvuldig met justitie in aanraking komen, is 7% (28 van de 426 verslaafden) Antilliaans. Dit betekent een aanzienlijke oververtegenwoordiging van deze groep.
base-cocaïne gebruikt is in deze analyse niet vertegenwoordigd. 112 Vrijwillig: behandeling bij GG&GD, huisarts of Jellinek. Politie: methadon op politiebureau na arrestatie.
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
Interview met Drugshulpverlening in Amsterdam Zuidoost Ron van Wifferen, Coördinator geïntegreerde voorziening
Het verzamelgebouw drugshulpverlening in Zuidoost is zo’n vijf jaar geleden opgezet. In het gebouw zitten de GG&GD, Streetcornerwork Harddrugsteam, de Sociale Dienst, de Jellinek en HVO Querido. Hoe groot is de cliëntengroep in Zuidoost? Van Wifferen: “Naar schatting zijn er zo’n 1.000 tot 1.200 harddrugsverslaafden in Zuidoost. Wij bereiken 600 tot 700 gebruikers. Van deze groep hebben wij met zo’n 400 mensen een steady contact. De overige 200 komen hier regelmatig binnen. Van de 1.000-1.200 harddrugsverslaafden, komen ongeveer 200 personen niet uit Zuidoost. De drugsproblematiek is in de afgelopen jaren verergerd. Dit heeft enerzijds te maken met de veegacties van de politie elders in de stad en anderzijds met de ‘drugseconomie’: in Zuidoost is goedkope drugs van goede kwaliteit te koop. In de cijfers van de politie zie je terug dat dit mensen van buiten Zuidoost aantrekt. In vergelijking met enkele jaren geleden is een groter aandeel van de mensen die in Zuidoost met de politie in aanraking komen niet afkomstig uit dit stadsdeel.” Hoe ziet de cliëntengroep eruit? Van Wifferen: “Wij hebben voornamelijk te maken met een Surinaamse groep 40-plussers die al langdurig verslaafd is en ouder wordt (145 van de 307 in de peiling). Het bereik onder de Antillianen is laag. We hebben volgens een telling begin 2003 21 cliënten in deze groep, terwijl we buiten meer verslaafde Antillianen zien rondlopen. Dit heeft waarschijnlijk een drietal oorzaken: • De GG&GD probeert het levenspeil van verslaafden zo hoog mogelijk te houden. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van medicamenten (zoals methadon) om de bijverschijnselen van hun verslaving te beheersen. De totale groep gebruikers is vooral heroïneverslaafd en voor 80% bovendien cocaïneverslaafd. Voor heroïne zijn er medicamenten beschikbaar, maar voor cocaïne niet. Uit ervaring weet ik dat Antilliaanse gebruikers in tegenstelling tot de rest van de verslaafden relatief vaak cocaïne gebruiken. De GG&GD kan daarom weinig voor hen betekenen als het gaat om een medische behandeling.
• Het verschil in gebruik en het bezoek aan de drugshulpverlening is historisch gegroeid. Heroïne was er eerder dan cocaïne. De Antilliaanse gebruikers zijn over het algemeen jonger dan de Surinaamse gebruikers en zijn meer gericht op de middelen die in de jaren tachtig op de markt kwamen. • We vermoeden dat Antillianen vaker in de cokehandel zitten dan andere groepen. Ik kan dit niet hard maken, maar we zien het wel op straat. Deze constatering heeft waarschijnlijk te maken met de aanvoerroute van cocaïne, die voor een groot deel via de Antillen verloopt. We denken dat de cocaïnehandel een bron van inkomsten is voor een forse groep Antillianen. De cijfers over onze cliënten kunnen geëxtrapoleerd worden naar de andere instanties in het gebouw, zoals de Sociale Dienst. Ook bij hen zijn niet meer Antillianen bekend dan bij ons, terwijl we wel mensen zonder vaste baan zien rondlopen waarvan we denken dat zij zich met drugshandel bezig houden. Zij zijn niet bekend bij instanties, zijn waarschijnlijk niet ingeschreven in het bevolkingsregister en hebben toch geld.” In hoeverre veroorzaken de Antilliaanse gebruikers overlast en houden ze zich bezig met criminaliteit? De groep bestaat (net als bij de andere etnische groepen) voornamelijk uit mannen. De Antilliaanse gebruikers vormen een aparte scene (gebruikers die ‘tot elkaar veroordeeld zijn’ en soms samen gebruiken – red.) in Zuidoost. Als de 300-400 mensen die bij ons bekend zijn in aanraking komen met de politie, is dit meestal wegens overlast of kleine criminaliteit. Zware criminaliteit komt vrij weinig voor onder deze groep. Bij Ganzenhoef is een kleine scene die met name bestaat uit Antilliaanse gebruikers, waarvan het grootste deel niet bekend is bij ons. Soms zijn het er tien en soms veertig. Uit eigen ervaring en volgens de politie en de verslaafden hier zijn de Antilliaanse verslaafden uit die scene veel harder tegenover elkaar en de buitenwereld. Zij zijn onderling minder vriendelijk, gedragen zich agressiever en zijn gewelddadiger. De Antilliaanse verslaafden lijken meer overlast te veroorzaken dan de andere groepen. De scene hier, die voornamelijk uit Nederlanders en Surinamers bestaat, vormt toch meer één front. Als er drugs zijn, zullen zij sneller delen. Bovendien hebben zij minder politiecontacten. Voor zover ik weet speelt er bij de Antilliaanse verslaafden geen andere achterliggende
73
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
problematiek dan bij de andere etnische groepen. Wel valt me op dat zij vaak slecht Nederlands spreken. Het eerste waar ik Antillianen vaak aan herken is het gramma-
74
ticale verhaspelen van het Nederlands. Aan de buitenkant zie ik verschil tussen Surinamers en Antillianen meestal niet.” •
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
Bijlage Kerncijfers Onderwerp
Situatie 2000
Situatie 2002/2003 % van
% binnen
% van
totale
% binnen
abs. de groep bevolking
Bevolking Leeftijdscategorieën
Huishoudenstype
Wonen
Vestiging in Amsterdam Leeftijdscategorieën
Vertrek uit Amsterdam Leeftijdscategorieën
113 Vestigers van 16 jaar en ouder, niet in Nederland geboren en nog geen jaar in Nederland. 114 Het gaat hier om het aandeel Antillianen in het totale aantal nieuwkomers. 115 Idem. 116 Idem. 117 Gegevens over het jaar 2001. 118 Het gaat hier om het aandeel Antillianen in het totale aantal nieuwkomers. 119 Schooljaar 2001/2002. 120 Idem.
Totaal 11.623 0-17 jaar 3.335 18-24 jaar 1.408 25-49 jaar 5.443 50+ 1.437 alleenstaand 2.043 paar zonder kinderen 1.640 paar met kinderen 2.349 eenoudergezin 2.948 overig 2.643 Centrum 721 West binnen de ring 1.355 Nieuw West 1.157 Oost 994 Noord 941 Zuid 1.077 Zuidoost 5.378 Totaal 1.695 0-17 jaar 452 18-24 jaar 401 25-34 jaar 412 35+ 430 Totaal 1.437 0-17 jaar 406 18-24 jaar 266 25-34 jaar 382 35+ 383
Inburgering Potentiële instroom van nieuwkomers 113 Feitelijke inschrijvingen van nieuwkomers Deelname Voortgezet onderwijs Totaal Vmbo (H)avo/Vwo Citoscore Relatief-verzuimmeldingen Veiligheid Aanhoudingen Niet-werkende werkzoekenden Totaal Beroepsbevolking Bevolking 15-64 jaar Beroepsbevolking Werkzame beroepsbevolking Werkloze beroepsbevolking Mensen in Totaal immigranten problematische van 1e generatie, positie na 1985 gekomen, wonend in Bijlmer. W.v. onder de 25 jaar
100 19 12 47 12 18 14 20 25 23 6 12 10 9 8 9 46 100 27 23 27 23 100 28 19 27 27
853 360
528 238 1.644
42
114
563
10,2 2 3 2
116
302 829 508 321 529 286 1.582
2,5 73,3 61 49 20
12.207 3.192 1.596 5.544 1.875 2.122 1.687 2.392 3.019 3.079 824 1.394 1.285 1.100 1.141 1.154 5.309 1.253 247 327 330 349 1.490 397 279 402 412
9,4
4
120
1.462 8.519
1,6 2,5 2,2 1,6 0,7 1,2 1 1,2 3,7 2,5 0,9 1 0,9 1,1 1,1 0,8 6,3
1,6
totale
abs. de groep bevolking
100 26 13 45 15 17 14 19 25 25 7 11 11 9 9 9 43 100 10 26 26 28 100 27 19 27 28
117
54 100 61 39
1,7 2,3 2,6 1,7 1 1,2 1 1,2 3,7 2,7 1 1,1 1 1,1 1,3 0,9 6,4
6,6
115
8,5 2,5 3 2
118
119
4
1.114 2,3 2001-2003 (gemiddelde) 9.180 75 1,7 6.352 70 5.445 60 1.270 14
2.600 950
21 8
0,4
75
76
Antillianen
Antillianen 1994
Antillianen 2003
Antillianen Corporatiewoningen
Antillianen Bijstand Werkloosheid
Figuur 15
Figuur 16
Figuur 17
Figuur 19
Figuur 24
2002 2002 2002
2002 2002
0-11 jaar 12-17 jaar 55+
0-11 jaar 12-17 jaar 55+
1994 1998 2002
jaar
Kengetallen kaarten Stadsmonitor Amsterdam
12.299 42.535 48.870
12.299 205.301
2.094 1.098 1.137
2.292 861 565
10.569 10.718 12.299
1,67 8,03 9,22
1,67 55,6
2,1 2,6 0,7
2,5 2,4 0,4
1,46 1,49 1,67
in stad
groep
groep in stad
percentage
aantal
31 106 122
31 513
5 3 3
6 2 1
26 27 31
aantal
minimum
5,59 17,77 19,6
5,59 76,25
13,2 18,8 6,4
14,5 18,5 2,3
5,1 5,22 5,59
percentage
minimum
34 17 16
34 94
10 1 3
15 2 1
31 35 34
gebieden
aantal
totaal
33.502 18.310 14.053
33.502 123.010
3.274 64 240
2.122 179 285
32.108 30.611 33.502
concentratie
aantal in
aantal
4.023 4.171 3.152
4.023 118.570
503 14 45
462 45 35
3.554 3.369 4.023
Antillianen
12 22,8 22,4
12 96,4
15,4 21,9 18,8
21,8 25,1 12,3
11,1 11,0 12,0
groep
percentage
geel groen blauw
geel blauw
rood blauw groen
rood blauw groen
geel groen blauw
kleur
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
Literatuurlijst
• Adviescommissie Antilliaans Medeburgerschap
•
• •
•
• •
• • •
•
•
•
•
• •
in Nederland, Nèt Loke Falta. Advies inzake de aanpak van de criminaliteitsproblematiek onder Antillianen in Nederland, Den Haag (2001). Assante, A., gemeenteraadslid PvdA Amsterdam, Jonge moeders in Amsterdam: jonge meisjes in de knel, Amsterdam (2003). CBS, Allochtonen in Nederland 2003, Voorburg/Heerlen (2003). Crul, M. en Wolff, R., Talent gewonnen. Talent verspild? Een kwantitatief onderzoek naar de instroom en doorstroom van allochtone studenten in het hoger onderwijs 1997-2001, Echo, Utrecht (2002). Diepenmaat, A.C.M., Gebruik kinderopvang en opvoedingsproblemen bij Amsterdamse zuigelingen en kleuters, GG&GD, Amsterdam (2003). DMO, Voortgezet onderwijs in beeld, Amsterdam (2002). DMO/Babliowsky onderwijsonderzoek, Voortgezet onderwijs in beeld, resultaten in het Amsterdamse voortgezet onderwijs 1997/982002/03, (2003). DSP-Groep, Geweld in Amsterdam, Amsterdam (2002). DSP-Groep, Jeugdige verdachten in Amsterdam 1996-2000, Amsterdam (2001). Es, W. van en Hoff, M., Antilliaanse Criminaliteit in Amsterdam. Onderzoeksperiode 1998-2003, politie Amsterdam-Amstelland (2003). Gemeente Rotterdam (COS), Lus di Trafiko, Feiten en cijfers over Antillianen in Rotterdam, nr. 1 en 2, Rotterdam (2002). GGD Rotterdam en omstreken, Amor i salú. Het Rotterdamse communityproject ter bevordering van de seksuele gezondheid van Antillianen en Arubanen, Rotterdam (2003). Hemanns, J.M.A. en Vergeer, M.M., Opvoeding en opvoedingsondersteuning. In: Rispens, J., Hermanns J.M.A. en Meeus W.H.J., Opvoeden in Nederland (pp.134-157), Assen (1996). Hoolt, J., De Amsterdamse Bevolking ingedeeld in zeven bevolkingsgroepen naar stadsdeel, afdeling Bestuursinformatie gemeente Amsterdam (1981). Hoolt, J., Hubner, T.K., Janssen, M.F.M., Smit, D.J., Amsterdam. Bevolkingsprojecties tot 1990 (1982). Hulst, H. van, A continuing construction of crisis. Antilleans, especially Curaçaoans, in the Netherlands, in: Immigrant Integration. The Dutch case, pp. 93-122, Amsterdam (2000).
• Hulst, H. van, Geen snelle recepten. Gezichts-
• •
•
• •
•
•
• • • • •
• •
•
•
•
punten en bouwstenen voor een andere aanpak van Antilliaanse jongeren, Amsterdam (2003). IMES/UvA, Politieke participatie van etnische minderheden in vier steden, Amsterdam (2001). IMES/UvA, Surinaamse en Antilliaanse organisaties in Amsterdam, een netwerkanalyse, Amsterdam (1998). Kook, H. en Vedder, P., Moederwensen. Opvoedingsdoelen en opvoedingsstijlen van Antilliaanse moeders in Nederland, FORUM, Utrecht (1998). KWIZ, Armoede in Amsterdam, Groningen (2002). Martens, E.P., Erasmus Universiteit, ISEO en Tesser, P., Sociaal en Cultureel Planbureau, Sociale positie en voorzieningengebruik van allochtonen 1998 – SPVA ’98 [computer file], Amsterdam, Steinmetz-archief (P1570). Nederlandse Politie Academie (onderzoeksgroep), ‘Ik ben geen slechte jongen, ik doe alleen slechte dingen’. Een inventarisatie van de problemen rond Antillianen in Nijmegen, Elsevier Overheid (2003). OmArm Amsterdam/O+S, Amsterdamse Armoedemonitor 6, voorlopige versie, Amsterdam (2003). OmArm Amsterdam/O+S, Amsterdamse Armoedemonitor nummer 3, Amsterdam (2001). O+S, Beroepsbevolking, Amsterdam en Regio, 1993-2003, Amsterdam (2003). O+S, Burgermonitor 2002, Amsterdam (2003). O+S, De Staat van de Stad Amsterdam II, Amsterdam (2003). O+S, Onderzoek project Surinaamse en Antilliaanse randgroepjongeren in Amsterdam, Amsterdam (1986). O+S, Herijking Buurtindicatoren Jeugd in Amsterdam 2003, Amsterdam (2003). Radar Amsterdam, 7-Antillengemeenten. Kwantitatieve en kwalitatieve 0-meting, Amsterdam (2001). Rensen, P. en Deben, L., Uitgeteld in de Bijlmer. Nachtzwervers in de Bijlmer-hoogbouw 2002, Amsterdam (2002). San, M. van, Stelen & steken. Delinquent gedrag van Curaçaose jongens in Nederland, Amsterdam (1998). SCP, Rapportage minderheden 2003. Onderwijs, arbeid en sociaal-culturele integratie, Den Haag (2003).
77
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
• Stadsdeel Zuidoost, Project Antillianen en
• Uunk, W., Concentratie en achterstand. Over
Arubanen 2001-2004. Rapportage 2002, Amsterdam (2003). • Stuart, M.A.M., Wal, M.F. van der, Schilthuis, W.S., Geboorten en abortussen bij Amsterdamse tienermeisjes naar etnische herkomst, 1996-1998, Nederlands Tijdschrift Geneeskunde, 9 februari 2002; 146 (6). • Terpstra, F., De Pil, ofzo. Determinanten van pilgebruik bij Afro-Surinaamse en Antilliaanse meisjes, Faculteit der Gezondheidswetenschappen, Universiteit van Maastricht (2002). • Tillaart, H. van den, Monitor etnisch ondernemerschap 2000. Zelfstandig ondernemerschap van etnische minderheden in Nederland in de periode 1990-2000, ITS Nijmegen (2001).
de samenhang tussen etnische concentratie en de sociaal-economische positie van allochtonen en autochtonen, ISEO Erasmus Universiteit Rotterdam (2002). • Verwey-Jonker Instituut, Jonge Antilliaanse immigranten en hun voogden. De leefsituatie van Antilliaanse jongeren die met en zonder wettelijk gezag in Nederland verblijven, Utrecht (2003). • WRA SISWO, Minderheden in Amsterdam. Contacten, Concentratie en Integratie, Amsterdam (2003).
78
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
79
Monografie Antillianen en Arubanen in Amsterdam
80