Monitoring op natuurboerenerven Uitleg over de systematiek van het monitoren
Inleiding Boerenzwaluwen op het erf, korenbloemen in de akkers, fladderende citroenvlinders tussen de schuren. Al dat pracht gaan we monitoren! Natuurboeren voeren de werkzaamheden op hun bedrijf met zorg en aandacht voor flora en fauna uit. Naast een brede inzet om biologische en natuurvriendelijke producten in de winkels te krijgen willen we ook laten zien wat natuurvriendelijk boeren oplevert voor mens, plant en dier. Door het monitoren van verschillende vogels, vlinders en planten krijgen we een goed inzicht van de biodiversiteit op de erven. In deze folder geven we uitleg over de systematiek die we willen toepassen bij deze monitoring. De monitoring wordt enkele jaren achtereen uitgevoerd zodat we de ontwikkelingen van de biodiversiteit in kaart kunnen gaan brengen. Om de gegevens over de meerdere jaren goed te kunnen verwerken is het van belang dat deze volgens een eenduidige systematiek worden verzameld en verwerkt. Middels deze folder willen wij de systematiek toelichten en hopen dat dit en de veldgids jullie ondersteund bij het monitoren. Succes.
2
Hoe meet je dat? We willen biodiversiteit gaan meten op de boerenbedrijven. Ten eerste kunnen we meten wat de boer zelf kan doen. Dit wordt geregistreerd in de GAIA meetlat. Aanvullend gaan jullie zelf ook daadwerkelijk tellen wat er groeit en bloeit op de bedrijven. Dit is natuurlijk de meest directe graadmeter. Gegevens leggen we vast in een Excel bestand, wat we na elk teljaar weer aanvullen. Zo kunnen we gemakkelijk een overzicht voor meerdere jaren maken en monitoren of er vooruitgang is in de biodiversiteit. Biodiversiteit kun je niet aan 1 soort meten daarom worden er verschillende soorten flora en fauna geteld op en rond de erven. Voor de monitoring in het veld hebben we een telformulier opgesteld. Dit formulier kun je gebruiken per telbeurt en daar de gegeven op noteren.
3
Vaststellen van de gebieden Voor het vergelijken van de gegevens is het van belang dat altijd dezelfde gebieden gemonitord worden. Daarom is het belangrijk dat je voordat er gestart wordt met de monitoring de gebieden vast gaat leggen. TIP: maak een kaartje van de gebieden die je gaat monitoren want in ieder jaargetijde ziet het er allemaal weer net even anders uit. Dan weet je ook zeker welk gebied je moet observeren/tellen. Desgewenst kan landschap Overijssel helpen bij het maken van zo’n kaartje. Mail daarvoor Leonie Rouwenhorst. We hebben 5 verschillende biotopen geselecteerd voor de monitoring. Let op! niet ieder biotoop hoeft op jouw erf voor te komen. Wanneer een biotoop niet op het erf voorkomt, hoef je deze natuurlijk ook niet te monitoren. De biotopen zijn: 1. Erf 2. (Graan)akkers 3. Kruidenrijk grasland 4. Houtwallen en singels 5. Sloten en watergangen In ieder biotoop gaan ze dezelfde soortgroepen monitoren te weten: Vogels, vlinders en planten. In de inventarisatiegids Natuurboeren is een overzicht en korte beschrijving van de soorten gegeven. Deze veldgids is te downloaden op http://vrijwilligersdesk.landschapoverijssel.nl/monitoring-natuurboerenerven Het tellen van de soorten op de boerenbedrijven kan een behoorlijk uitvoerige klus worden. Om er voor te zorgen dat het niet een te grote belasting gaat vormen, hebben we met onze methode een minimum inspanning beschreven. Als dit wordt uitgevoerd ontstaat al een beeld van de natuurwaarden op het bedrijf. Het is de bedoeling deze minimum inspanning elke telronde uit te voeren. Zo kunnen we gegevens goed vergelijken, Meer tellen mag natuurlijk wel. Belangrijk is, dat de tellingen in een volgende ronde herhaald (kunnen) worden. Zo zijn de gegevens van de tellingen vergelijkbaar. 1. Monitoring op het erf Op het erf selecteer je 3 punten Zorg ervoor dat je vanaf elk punt een redelijk overzicht hebt van het erf en de gebouwen. Zie afbeelding.
4
Op ieder punt blijf je 5 minuten staan en tel je alle vogels die je ziet. Noteer na 5 minuten je waarnemingen op het telformulier. Vlinders en planten kun je niet vanaf 1 punt tellen. Daarvoor maak je een wandeling over het erf en tel je alle planten en vlinders die je ziet. 2. Monitoring (Graan)akkers In dit biotoop markeer je 3 transecten van 100 meter. Deze ga je monitoren door ze af te lopen en de aantallen vlinders en planten te tellen die je tegen komen. Voor het tellen van de vogels doorloop je het transect en tel je de vogels die je voorbij ziet of hoort vliegen. Bij het lopen gaan we er van uit dat je rustig wandelt tijdens het tellen. Het is de bedoeling het tempo steeds zo veel mogelijk gelijk te houden. 3. Monitoring (kruidenrijke) graslanden In dit biotoop markeer je 3 transecten van 100 meter. Deze ga je monitoren door ze af te lopen en de aantallen vlinders en planten te tellen die je tegen komen. Voor het tellen van de vogels doorloop je het transect en tel je de vogels die je voorbij ziet of hoort vliegen. 4. Monitoring houtwallen en singels Bij de monitoring van dit biotoop markeer je 3 transecten van 100 meter langs de houtwal en/of singel (zie afbeelding). Je loopt over het transect en telt de vlinders en planten die je in het transect ziet. Je telt ook de vogels die je vanuit het transect ziet en noteert deze aantallen.
5. Monitoring Sloten en watergangen In dit biotoop markeer je 3 transecten van 100 meter. Deze ga je monitoren door ze af te lopen en de aantallen vlinders en planten te tellen die je tegen komen. Voor het tellen van de vogels doorloop je het transect en tel je de vogels die je voorbij ziet of hoort vliegen.
5
Combineren van biotopen Het is natuurlijk heel goed mogelijk dat je een transect selecteert dat voor zowel de akker als de watergang te gebruiken is. Dat is zeker toegestaan, Vermeld dat wel op het formulier dat het gaat om dezelfde transecten zodat we gegevens niet dubbel gaan tellen. Dus je telt 1 transect voor 2 biotopen. Je noteert de gegevens bij 1 biotoop en vermeld dan dat deze gegeven ook gelden voor het andere biotoop. Die vul je dus niet nog weer in op het formulier.
De soortgroepen Waar let je op bij het tellen van de aantallen in de soortgroepen. Voor iedere soortgroep gaat het net weer even anders. Daarom lichten we dit ook graag even toe. Vogels Bij het tellen van de vogels is het belangrijk dat je alleen de vogel soorten telt en noteert die ook echt van het biotoop gebruik maken. Twijfel je over het gebruik van de biotoop noteer hem dan wel en vermeld even je twijfel. De ecologen van Landschap Overijssel kunnen je waarneming dan nog even nakijken. Tel alle vogels die je hoort en ziet wanneer je door het transect loopt. Tel alleen de soorten waarvan je sterk vermoedt dat ze een relatie hebben met de landbouwgronden. Hoog overvliegende vogels hoeven dus niet geteld te worden. Loop je met 2 mensen door de transect en tel je apart, dan kan het zijn dat je op een verschillend aantal uit komt. Neem dat altijd het gemiddelde van de waarnemingen. Probeer de soorten vogels zo goedmogelijk te herkennen. Wij begrijpen dat het soms lastig is om de soorten te onderscheiden. Het is dus geen probleem wanneer je een soort minder goed herkend. Door het vaker tellen wordt het herkennen steeds gemakkelijker. Denk bij het tellen van de vogels ook aan de uilen, kwartel en roofvogels. Deze zie je vermoedelijk minder tijdens de tellingen. Overleg dan ook goed met de natuurboer of deze soorten bij hen voorkomen. En noteer dan ook deze aantallen.
6
Vlinder Bij het tellen van vlinders moet je voorstellen dat je in een denkbeeldige kooi zit. Zie de afbeelding hieronder.
Tel alle vlinders die je in de 5 meter ziet en loop zo het hele transect af. Aan het einde van de transect noteer je de definitieve aantallen. Een aantal tips: ● Tel de vlinders het liefst bij mooi weer, ze zijn het meest actief tussen 11:00 en 15:00 uur. ● Tel minimaal 1 keer in periode april tot half mei ● Tel 2 of 3 keer in periode juni t/m augustus Planten Voor het tellen van de planten kun je gebruik maken van hetzelfde transect als van de vlinders. Je mag hier kijken naar een breedte van 3 meter. Let bij het tellen goed op de soorten en op de mate van bedekking van de soort. We tellen bij de planten dus geen aantallen, omdat dit vaak lastig te schatten is. Daarom werken we hierbij met bedekking van de 3 meter brede strook. Voor bedekkingen kun je het volgende hanteren: • zeer kleine oppervlakte < 2% (= <1 strekkende meter over volle breedte) • matig veel 2-20% (tot 1-10 strekkende meter) • talrijk > 20% Indien met de boer overlegt kan worden dat hij een deel van het trasect in de eerste maaibeurt kan laten staan kan een 3de telronden gedaan worden in juli. indien dit niet mogelijk is kan een extra telronde gedaan worden in mei. Maar wij vinden 2 telronden eventueel ook voldoende voor de planten.
7
Frequentie van tellen Niet alle soortgroepen hoeven even intensief gemonitord te worden. Wel is het belangrijk dat er in verschillende seizoenen naar de soorten gekeken wordt. Wij stellen dan ook minimaal 3 telrondes per jaar voor. ● Half april (tussen 10 en 20 april) ● Begin juni (tussen 5 en 15 juni) ● Zomer (half juli tot half augustus) Overleg met de boer wanneer hij zijn maaibeurt gaat uitvoeren. Het zou jammer zijn dat jullie op het bedrijf aankomen en de gewassen gemaaid zijn dan kunnen te tellingen bijna niet meer uitgevoerd worden. En nog mooier zou zijn wanneer de boer bij de eerste maaibeurt het gewas rond het transect kan laten staan. Dan krijg je een nog mooier beeld van de biodiversiteit. De herhaling van het tellen van de soortgroepen stellen wij als volgt voor: ● Vogels: elke 2 jaar ● Vlinders: jaarlijks ● Planten: elke 5 jaar ● Vaker tellen mag, maar is geen verplichting. Wanneer je meer gaat en wilt tellen dan de transecten krijg je een breder beeld van de soorten die op en rond het erf voorkomen. Het is dan wel belangrijk om de totalen per tracect apart te blijven benoemen. Daarnaast schrijf je dan ook het totaal aantal van het gehele biotoop, (de 3 transecten + de overige telling). Het is van belang dat de transecten apart genoemd worden voor de vergelijking van de gebieden over meerdere jaren. De telformulieren Op onze vrijwilligersdesk staan de telformulieren digitaal beschikbaar. http://vrijwilligersdesk.landschapoverijssel.nl/monitoring-natuurboerenerven Je kunt deze printen, invullen en naar ons opsturen. Landschap Overijssel Antwoordnummer 335 7700 WK Dalfsen (je hoeft de enveloppe dan niet te frankeren) Je mag het formulier ook scannen en mailen aan:
[email protected] Of je kunt het formulier digitaal invullen. Download dan de Excel versie van het formulier. Deze kan dan ook digitaal aan
[email protected] toegezonden worden. Mochten er vragen of opmerkingen zijn dan horen wij dat natuurlijk graag. Zeker wanneer het gaat over de methodiek, deze willen we waarnodig en mogelijk altijd verbeteren.
8