MONITORING CAO-AFSPRAKEN SCHOLING EN PROFESSIONALISERING OBP'ERS MET PP-TAKEN MBO
MONITORING CAO-AFSPRAKEN SCHOLING EN PROFESSIONALISERING OBP'ERS MET PP-TAKEN MBO
- eindrapport -
drs. Nanda Tijsmans drs. Helga Dekker
Amsterdam, augustus 2010 Regioplan publicatienr. 1893 Regioplan Beleidsonderzoek Nieuwezijds Voorburgwal 35 1012 RD Amsterdam Tel.: +31 (0)20 - 5315315 Fax : +31 (0)20 - 6265199
Onderzoek, uitgevoerd door Regioplan Beleidsonderzoek in opdracht van de Stichting Onderwijsmarktfonds MBO.
INHOUDSOPGAVE
Samenvatting ...........................................................................................
I
1
Inleiding 1.1 1.2 1.3 1.4
........................................................................................... Context ............................................................................... Onderzoeksvragen en aanpak ........................................... Tussenstand....................................................................... Leeswijzer ..........................................................................
1 1 2 4 5
2
Benutting scholingsrechten ........................................................... 2.1 Bekendheid met afspraak .................................................. 2.2 Gebruik............................................................................... 2.3 Initiatief tot scholing ........................................................... 2.4 Meningen en ervaringen ....................................................
7 7 8 13 14
3
Conclusie .......................................................................................... 3.1 Beantwoording van de onderzoeksvragen ........................ 3.2 Aanbevelingen ...................................................................
19 20 22
Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3
........................................................................................... Methodische verantwoording ............................................. Achtergrondkenmerken respondenten en non-respons .... Webenquête onderwijsondersteuners ...............................
25 27 33 37
SAMENVATTING
De bve-sector (beroepsonderwijs en volwasseneneducatie) heeft te maken met grote veranderingen. Het competentiegerichte onderwijs (cgo) bevindt zich op veel onderwijsinstellingen in de laatste fase van invoering. Tegen deze achtergrond is in de cao bve 2007-2009 opgenomen dat onderwijsondersteuners 1 recht hebben op 59 uur scholing en professionalisering ten behoeve van de invoering van het cgo per cursusjaar. De cao-partijen wilden graag weten in hoeverre onderwijsondersteuners deze scholingsrechten benutten. Hiervoor is antwoord gezocht op vragen over de bekendheid met de caoafspraak, het gebruik van het scholingsrecht, type scholing en omvang en de mening over deze afspraak. Aan de hand van een webenquête onder 127 onderwijsondersteuners en gesprekken met 25 teamleiders hebben we de vragen beantwoord. Bekendheid met de cao-afspraak Bijna de helft van de onderwijsondersteuners (47%) was voor hun deelname aan het onderzoek niet bekend met de scholingsafspraak waarin het recht op scholing voor onderwijsondersteuners is geregeld. Onderwijsondersteuners zijn vaak door hun leidinggevende of teamleider geattendeerd op de caoafspraak. Ook hebben veel onderwijsondersteuners zelf gehoord of gelezen over de afspraak. Gebruik Teamleiders geven desgevraagd aan dat alle onderwijsondersteuners scholings- en professionaliseringsmogelijkheden krijgen aangeboden. Ze kunnen echter niet allemaal even goed beoordelen om hoeveel onderwijsondersteuners het gaat, omdat de beschikbare gelden per team worden aangeboden en besteed en derhalve niet tot op individueel niveau kunnen worden getraceerd. Uit de enquête blijkt dat ruim veertig procent (44%) de onderwijsondersteuners het afgelopen jaar scholing heeft gevolgd in het kader van cgo. Dit betekent dat bijna zestig procent (56%)van de onderwijsondersteuners het afgelopen jaar géén cgo-gerelateerde scholing heeft gevolgd. Onderwijsondersteuners noemen verschillende oorzaken voor het niet volgen van scholing. Ze zeggen niet op de hoogte te zijn geweest van hun scholingsrecht, niet om scholing te hebben gevraagd, geen tijd te hebben of geen geschikte scholing te kunnen vinden. Redenen om wel scholing te volgen zijn vooral persoonlijke overwegingen. Tachtig procent (van de 44% die scholing volgde in het kader van cgo) volgde het afgelopen jaar scholing om zichzelf verder te professionaliseren.
1
Medewerkers in carrièrepatroon 7 of 8 met primaire procestaken.
I
Het initiatief tot het volgen van scholing ligt in het algemeen bij de onderwijsondersteuners zelf. Teamleiders spelen hier naar eigen zeggen ook een rol in; in POP-gesprekken worden de mogelijkheden voor scholing besproken. In dit gesprek kunnen zowel de onderwijsondersteuners als de teamleiders scholingsverzoeken indienen. Type en omvang Om na te gaan of de cao-afspraak optimaal benut wordt, is onderzocht hoeveel uur scholing en welk type scholing onderwijsondersteuners volgen. De meeste onderwijsondersteuners bepalen in samenspraak met hun teamleider welk type scholing ze gaan volgen. Teamleiders geven aan dat er in het kader van cgo verplichte scholingsonderdelen zijn die zij alle onderwijsondersteuners aanbieden. Op de bestedingen van vrijwillige scholingsonderdelen hebben de teamleiders echter minder goed zicht. Er is geen standaard scholingspakket voor onderwijsondersteuners, omdat hun achtergronden en werkzaamheden (en dus scholingsbehoeften) te divers van aard zijn. Het is daardoor voor teamleiders niet direct duidelijk welke scholing voor onderwijsondersteuners kan worden ingezet. Volgens onderwijsondersteuners zelf wordt het grootste deel van de scholing besteed aan scholing op het gebied van pedagogiek, vakdidactiek en studieloopbaanbegeleiding. Teamleiders vinden het lastig om aan te geven hoeveel uur onderwijsondersteuners het afgelopen jaar aan scholing hebben besteed, omdat ze dit niet registreren. Het aantal uur scholing dat een onderwijsondersteuner kan volgen, wordt grotendeels bepaald door de teamleiders in samenspraak met de rest van het team. De meeste onderwijsinstellingen registreren het scholingsbudget dan ook op teamniveau en niet op individueel niveau. Uit de enquête blijkt een kwart van de onderwijsondersteuners (26%) 59 uur (of meer) scholing (in het kader van het cgo) heeft benut. Dertien procent volgde minder dan 59 uur scholing, vijf procent volgde wel scholing maar kon niet aangeven hoeveel uur. De rest (56%) van de onderwijsondersteuners volgde geen scholing in het kader van het cgo. Het is opmerkelijk dat meer dan de helft van de onderwijsondersteuners zegt geen scholing te volgen in het kader van cgo, terwijl teamleiders aangeven dat er verplichte scholingsonderdelen worden aangeboden. Het is onduidelijk waar deze discrepantie vandaan komt. Mogelijke verklaringen kunnen zijn dat onderwijsondersteuners een andere definitie van scholing hanteren dan teamleiders of dat er in de praktijk niet voldoende tijd beschikbaar is voor het volgen van aangeboden scholing. Meningen en ervaringen Onderwijsinstellingen zijn al vanaf 2000 bezig met het opzetten van een onderwijsstructuur waarin het cgo centraal staat. In 2010 moet het cgo in alle onderwijsinstellingen in de bve-sector zijn ingevoerd. 2 Veel onderwijs-
2
Gedurende de uitvoering van dit onderzoek heeft de staatssecretaris laten weten dat aan de invoering van het cgo uitstel wordt verleend tot augustus 2011.
II
instellingen bevinden zich daarom nu in een afrondende fase van de implementatie van het cgo. De scholingsafspraak in de cao is bedoeld om de invoering van cgo bij de medewerkers in schaal 7 en 8 te ondersteunen. Onderwijsondersteuners vinden dat er geen grote veranderingen zijn opgetreden met betrekking tot scholing en professionalisering na de invoering van de cao bve 2007-2009. Volgens een aantal teamleiders is scholing minder vrijblijvend geworden en staat het duidelijker op de agenda van de onderwijsinstelling. Teamleiders leggen de oorzaak voor deze veranderingen echter eerder bij de invoering van het cgo dan bij de afspraken in de cao. In figuur S1.1 is zijn de belangrijkste resultaten van het onderzoek schematisch weergegeven.
Figuur S1.1
Schematische weergave van belangrijkste resultaten (n=127) Is de scholingsafspraak bekend?
Ja (47%, n=60)
Nee (53%, n=67)
Is er scholing gevolgd in het kader van cgo?
Ja (44%, n=56)
Nee (56%, n=71)
Hoeveel uur scholing is er gevolgd in het kader van cgo?
59 uur (of meer) scholing gevolgd in het kader van cgo (26%, n=33)
- Minder dan 59 uur scholing gevolgd (13%, n=16) - Uren onbekend (5%, n=7)
III
IV
1
INLEIDING
In de cao bve 2007-2009 zijn afspraken opgenomen ten behoeve van de scholing en professionalisering van werknemers gerelateerd aan cgo. Cao-partijen hebben de Stichting Onderwijsarbeidsmarkt MBO (SOM) de opdracht gegeven om de komende jaren de scholing en professionalisering van een specifieke groep werknemers te monitoren. In onderliggende rapportage doen wordt verslag gedaan van de eerste meting die heeft plaatsgevonden.
1.1
Context Al enige jaren zijn mbo-scholen bezig met de overgang naar het competentiegerichte onderwijs (cgo). Dit heeft zowel voor studenten (deelnemers) als voor het onderwijzend en ondersteunend personeel gevolgen. Het cgo vereist dat mensen in teams meer met elkaar regelen hoe het werk te verdelen. De sociale partners erkennen dat medewerkers daarbij goede afspraken nodig hebben in de cao om voldoende zekerheid aan te kunnen ontlenen. 1 Eind 2005 hebben de vakbonden en de MBO Raad afgesproken dat zij tijdens de looptijd van de cao bve 2005-2007 werk zouden maken van de aanpassing van de cao aan de belangrijkste ontwikkelingen waarmee de sector te maken heeft: de invoering van het cgo, de toenemende marktwerking en de vergrijzing. In de cao bve 2007-2009 is hiermee van start gegaan. Met deze cao wilden cao-partijen omstandigheden scheppen waarbinnen het cgo succesvol kan worden ingevoerd. Partijen hechten belang aan scholing en professionalisering. Dit geldt ook voor de werknemers betrokken bij het primaire proces in de schalen 7 en 8. Eén van de gemaakte afspraken betreft daarom de scholingsrechten van ondersteunend personeel met onderwijstaken. Deze groep is niet onderwijsbevoegd, maar maakt wel onderdeel uit van een onderwijsteam. In de cao is afgesproken dat zij recht heeft op scholing van 59 uur per cursusjaar.
Artikel E- 9c 1.
2.
De werknemer die direct betrokken is bij het primaire proces en die benoemd is in een functie met carrièrepatroon 7 of 8 heeft ten behoeve van de invoering van het competentiegerichte onderwijs recht op 59 uur ten behoeve van scholing en professionalisering per cursusjaar. De werknemer vult de uren genoemd in het vorige lid in overleg met de werkgever in.
Bron: cao bve 2007-2009
1
Onderhandelaarsakkkoord cao bve 2007.
1
Deze cao-afspraak vormt de aanleiding van het onderliggende onderzoek. Het huidige onderzoek richt zich echter alleen op de vraag in hoeverre een specifieke groep werknemers gebruikmaakt van scholingsmogelijkheden. Het zal niet de cao-afspraak als zodanig evalueren (of de implementatie daarvan). Logischerwijs vormt dit onderzoek wel een belangrijke bouwsteen voor de uiteindelijke evaluatie van de cao-afspraak.
1.2 Vraag
Onderzoeksvragen en aanpak De centrale vraag die met deze monitor moet worden beantwoord, is: In hoeverre benutten de medewerkers met taken in het primaire proces (pp-taken) in carrièrepatroon 7 en 8 de scholingsrechten die ze hebben? 2 Deze hoofdvraag is uitgesplitst in de volgende deelvragen: Gebruik 1. Maken de werknemers met ondersteunende en beheerstaken uit carrièrepatroon 7 of 8 en die zijn betrokken bij het primaire proces gebruik van de 59 uur voor professionalisering en scholing? 2. Hoeveel werknemers maken gebruik van deze 59 uur? 3. Neemt de werknemer zelf het initiatief of wordt hij/zij gestimuleerd? 4. Welke rol speelt de werkgever in het benutten van deze 59 uur voor de werknemer? Omvang en type scholing 5. Worden daarvoor alle 59 uur benut? Waarom wel of niet? 6. Voor welk type scholing en/of professionalisering zetten de werknemers de 59 uur in? 7. Welke ontwikkelingen/veranderingen zijn opgetreden in de scholing en professionalisering sinds de nieuwe regeling in de cao?
Afbakening
Tijdens het onderzoek is een extra afbakening gemaakt in het type onderwijs waar de scholing aan besteed kan worden. Onderwerp van onderzoek is in hoeverre de scholingsrechten benut worden ten behoeve van het competentiegericht onderwijs.
2
De oorspronkelijke onderzoeksvraag was breder, maar gaande het onderzoek is besloten om de vraag te beperken tot het gebruik van scholingsmogelijkheden.
2
Doelgroep: Over wie hebben we het? In de cao is de doelgroep geformuleerd als werknemers 1. betrokken bij het primaire proces en 2. in carrièrepatroon 7 en 8 Het betreft dus werknemers, die wel onderwijstaken hebben, maar geen docent zijn. In veel mbo-instellingen worden medewerkers die geen docent zijn vaak onderwijs beheerspersoneel genoemd (OBP) of ook wel onderwijsondersteunend personeel (OOP). Het feit dat ze in carrièrepatroon 7 en 8 zijn benoemd, geeft ook aan dat ze ondersteunend personeel zijn. De ’betrokkenheid’ die zij hebben bij het primaire proces is meestal omvangrijk. Het zijn onderwijsondersteuners, maar vaak met volledig primaire taken. Ter indicatie, dit zijn bijvoorbeeld: onderwijsassistenten, instructeurs of interne begeleiders. Het gaat in de cao-afspraak, noch in dit onderzoek, niet om ondersteunend personeel die af en toe een les waarneemt of invalt, zoals een conciërge eventueel zou kunnen doen. In dit onderzoek zullen we de doelgroep in het vervolg aanduiden als onderwijsondersteuners.
Aanpak
Om de onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden, hebben we een enquête uitgezet onder de onderwijsondersteuners (n=112) en diverse gesprekken gevoerd met P&O-medewerkers (P&O-ers) en teamleiders binnen roc’s (n=25) (zie bijlage 1 en 2 voor een volledig overzicht). Enquête In 2008 waren 48.200 personen werkzaam in de bve-sector. Onduidelijk is echter hoeveel van deze personen behoren tot de doelgroep van dit onderzoek. Ter illustratie, in 2008 hadden 2800 personen (5,9%) een salaris in carrièrepatroon 7. 3 Van deze personen is echter niet bekend of zij werkzaam zijn in het primaire proces. Het is wel bekend dat onderwijsondersteuners zelden een salaris in carrièrepatroon 8 ontvangen. Op basis van deze gegevens kunnen we dus concluderen dat er zo’n 2800 personen tot de doelgroep behoren (carrièrepatroon 7 of 8 en werkzaam in het primaire proces). Het is echter onduidelijk hoe ruim deze schatting is. De onderzoeksgroep wordt ook niet duidelijk geregistreerd in salaris-, pensioen- of personeelsadministraties. Vandaar dat een grote groep onderwijsondersteuners is aangeschreven, zodat in ieder geval de doelgroep bereikt zou worden. In overleg met de MBO Raad en de AOb is een digitale vragenlijst opgesteld. Via de administratie van het ABP zijn in de periode van 10 oktober tot 13 november 2009 zo’n 5000 uitnodigingen verspreid onder de doelgroep. De respons was elf procent (n=557). Hiervan behoorden er 112 tot de doelgroep van het onderzoek, dit is twintig procent van de respondenten die de vragenlijst benaderd heeft.
3
Bron: http://jaarboek.onderwijsarbeidsmarkt.nl/.
3
Zie voor meer informatie over de steekproef en de respons bijlage 1. Overige activiteiten Omdat de doelgroep moeilijk te bereiken is, zijn tijdens het onderzoek verschillende andere paden bewandeld om de respons te verhogen. Zo zijn ook teamleiders gevraagd onderwijsondersteuners uit te nodigen om mee te doen aan het onderzoek. Dit heeft geresulteerd in 112 extra uitnodigingen op veertien instellingen. Ook is medewerking gevraagd van de de Landelijke Beroepsgroep Onderwijs Ondersteunend Personeel (LBOOP). Begin november heeft de LBOOP een nieuwsbrief verstuurd onder haar leden (à 200 personen), waarin een oproep werd gedaan om deel te nemen het onderzoek. In totaal hebben beide acties vijftien extra respondenten opgeleverd, waarmee het totaal aantal ondervraagde onderwijsondersteuners op 127 komt. Interviews Er zijn enkele voorbereidende gesprekken gevoerd met P&O-ers die waardevolle informatie hebben opgeleverd over de positie van de onderwijsondersteuners binnen de organisatie en het algemene scholingsbeleid. Daarnaast zijn 25 interviews met teamleiders gevoerd, die inzicht bieden in de positie van onderwijsondersteuners in het team en de manier waarop de doelgroep gebruikmaakt van hun recht op scholing. Zie voor achtergronden van de respondenten bijlage 2. Er is gekozen voor verschillende benaderingen van respondenten (webenquête en interviews) zodat er zowel kwantitatieve als kwalitatieve gegevens verzameld werden.
1.3
Tussenstand Implementatie van cao-afspraken kost tijd. Het kan een tijdje duren voordat de doelgroep voldoende bekend is met de mogelijkheden die de afspraken voor hen bieden. De toepassing van de afspraken is in de regel gekoppeld aan functioneringsgesprekken die slechts eens per jaar plaatsvinden. Daarnaast kost het een instelling tijd om procedures te verankeren en administraties aan te passen. Naarmate er meer tijd is voor implementatie van een cao-afspraak, zullen bereik en gebruik verbeteren. Bovenstaande geeft aan dat de uitkomsten van deze eerste monitormeting moet worden gezien als een tussenstand van een proces. Het onderzoek is een eerste meting. Doorgaans wordt dit de nulmeting van een monitor genoemd; het betreft namelijk de vastlegging van een uitgangssituatie. De andere metingen maken het mogelijk veranderingen en effecten vast te stellen door een vergelijking met de uitkomsten van de nulmeting. In dít geval vindt de eerste meting plaats ruim ná ondertekening van de cao. In 2008 hebben zich dus al veranderingen kunnen voordoen onder invloed van de gemaakte afspraken. Daarom is in onze ogen sprake van een éénmeting.
4
Zowel in de enquête als in de interviews is daarom ook naar gepercipieerde veranderingen in 2008 ten opzichte van 2007 gevraagd.
1.4
Leeswijzer In hoofdstuk 2 worden de resultaten van de webenquête gepresenteerd. In hoofdstuk 3 worden de onderzoeksvragen beantwoord en worden op basis van de resultaten een aantal aanbevelingen gedaan.
5
6
2
BENUTTING SCHOLINGSRECHTEN
In dit hoofdstuk worden de resultaten van de webenquête beschreven. Op enkele plaatsen worden de resultaten uit de webenquête toegelicht met informatie uit de interviews met teamleiders.
2.1
Bekendheid met afspraak
OnderwijsDe scholingsafspraak, waarin het recht op scholing voor onderwijsonderondersteuners steuners is geregeld, is vrij onbekend onder de onderwijsondersteuners zelf. Meer dan de helft van de onderwijsondersteuners (53%) was, voor hun deelname aan het onderzoek, niet bekend met de afspraak. In figuur 2.1 is de bekendheid met de afspraak uitgesplitst naar verschillende onderwijs ondersteunende functies. Het lijkt erop dat met name interne begeleiders en onderwijsassistenten niet bekend zijn met de scholingsafspraak. De in figuur 2.1 getoonde verschillen tussen de functiegroepen zijn echter niet significant. Wel zien we een significant verschil tussen mannen en vrouwen. Vrouwen zijn minder bekend met de scholingsafspraak dan mannen. Van de vrouwen was veertig procent bekend met de afspraak ten opzichte van zestig procent van de mannen (p=.03). Leeftijd en het aantal jaren werkervaring zijn geen verklaring voor het wel of niet bekend zijn met de scholingsafspraak.
Figuur 2.1
Was u voor dit onderzoek bekend met deze afspraak? (n=127)*
Totaal (n=127)
47%
Onderw ijsassistent (n=21)
53%
33%
Instructeur (n=89)
67%
53%
Intern begeleider /BPV-begeleider (n=7)
47%
29%
Andere OBP functie (n=10)
71%
40%
0%
20%
60% 40%
Bekend met scholingsafspraak *
60%
80%
100%
Onbekend met scholingsafspraak
Getoonde verschillen zijn niet significant.
7
Onderwijsondersteuners die wel bekend waren met de afspraak zijn daar vaak door hun leidinggevende of teamleider op geattendeerd. Daarnaast hebben ze vaak zelf gehoord of gelezen over de afspraak (zie tabel 2.1).
Tabel 2.1
Indien bekend met de cao-afspraak: Wie heeft u hierop attent gemaakt? (n= 60)
Mijn teamleider/leidinggevende/directeur Niemand, ik heb er zelf over gehoord/gelezen Mijn collega’s De vakbond Via de medezeggenschapsraad Afdeling HR/Personeelszaken
2.2 Teamleiders
Percentage 57% 22% 13% 3% 3% 2%
Aantal 34 13 8 2 2 1
Gebruik Teamleiders geven in de gesprekken aan dat alle onderwijsondersteuners recht hebben op scholing en professionalisering. Op de vraag hoeveel onderwijsondersteuners het afgelopen jaar gebruik heeft gemaakt van deze mogelijkheid, komt echter geen duidelijk antwoord. Met de invoering van het cgo en de cao bve 2007-2009 hebben veel onderwijsinstellingen hun scholingsbeleid vernieuwd of aangepast. Veel onderwijsinstellingen hebben deze vernieuwingen nog niet kunnen evalueren. Daardoor kunnen teamleiders en P&O-ers nog niet goed beoordelen in hoeverre onderwijsondersteuners gebruikmaken van de nieuwe scholingsafspraak. Wel geven de teamleiders aan dat er voor vrijwel alle onderwijsondersteuners verplichte scholingsonderdelen zijn. Hierbij valt te denken aan instructeuropleidingen, onderwijsbevoegdheid, BIO-trajecten en cursussen op het gebied van examinering. Volgens teamleiders zijn er dus wel mogelijkheden om scholing te volgen, zij kunnen echter slecht aangeven hoe vaak er in de praktijk gebruik wordt gemaakt van deze mogelijkheden (in paragraaf 2.2.1 gaan we in op de oorzaak hiervan).
OnderwijsUit de enquête onder onderwijsondersteuners blijkt dat het grootste deel van ondersteuners de opleidingen die zij volgden plaatsvond in het kader van het cgo. Ruim veertig procent van de onderwijsondersteuners volgde (deels) scholing in het kader van cgo. De helft hiervan volgde uitsluitend cgo-onderwijs (zie figuur 2.2). Een kleiner deel van de onderwijsondersteuners besteedde hun scholingsbudget aan andere typen scholing dan scholing in het kader van het cgo. Hieruit kan geconcludeerd worden dat ruim veertig procent van de onderwijsondersteuners (in elk geval deels) gebruik heeft gemaakt van het scholingsrecht.
8
Figuur 2.2
Was de scholing die u het afgelopen jaar volgde in het kader van het cgo? (n=127)
24%
Alleen CGO-scholing Zowel CGO-scholing als andere scholing
44%
Alleen andere scholing
20%
Nvt, want heeft geen scholing gevolgd
12%
Reden Scholing
Redenen om scholing te volgen zijn vooral persoonlijke overwegingen (zie tabel 2.2). Tachtig procent volgde het afgelopen jaar scholing om zichzelf verder te professionaliseren. Iets minder dan de helft van de onderwijsondersteuners volgde scholing om zich beter toe te rusten op specifieke cgovaardigheden. Het willen voldoen aan beroepsstandaarden is ook een belangrijke motivatie om scholing te volgen. Er is ook een groep, bijna een derde van de onderwijsondersteuners, die het afgelopen jaar alleen scholing heeft gevolgd omdat de werkgever dat verplicht heeft gesteld.
Tabel 2.2
Redenen voor het volgen van cgo scholing: Waarom volgde u het afgelopen schooljaar (2008-2009) scholing? 1 (n= 56)
Ik wil mij verder professionaliseren Ik wil mij beter toerusten op de specifieke vaardigheden die het cgo vereist Ik wil voldoen aan de met mijn vak verbonden beroepsstandaarden Mijn werkgever heeft het me verplicht Ik wil mijn arbeidsmarktpositie verbeteren Anders *
Reden geen scholing
Percentage* 80% 43%
Aantal 45 24
38%
21
29% 23% 7%
16 13 4
Respondenten mochten meerdere antwoorden geven, daarom telt het totaal op tot meer dan honderd procent.
Onderwijsondersteuners noemen als belangrijkste oorzaken voor het niet volgen van scholing dat zij niet op de hoogte zijn geweest van hun scholingsrecht of niet om scholing hebben gevraagd (zie tabel 2.3). Slechts een kleine
1
Het betreft hier alleen respondenten die (deels) scholing in het kader van cgo hebben gevolgd.
9
groep onderwijsondersteuners geeft als reden voor het niet volgen van scholing dat ze de toegevoegde waarde van scholing niet ziet.
Tabel 2.3
Indien geen scholing gevolgd: Waarom heeft u geen gebruikgemaakt van uw recht op scholing? (n=56)
Ik was niet op de hoogte van dit recht Ik heb er niet om gevraagd Mijn werkgever biedt mij geen scholingsmogelijkheden Ik zie de toegevoegde waarde niet voor mijn functie Ik zie de toegevoegde waarde niet voor mijn positie op de arbeidsmarkt Het heeft geen zin, omdat ik binnenkort stop in deze functie Andere reden *
Percentage* 39% 30% 9% 5% 3%
Aantal 22 17 5 3 2
2%
1
30%
17
Respondenten mochten meerdere antwoorden geven, daarom telt het totaal op tot meer dan honderd procent.
Veel respondenten (30%) noemen (ook) andere oorzaken voor het niet volgen van scholing, zoals: tijdgebrek, geen geschikte scholing kunnen vinden of scholing die gepland is voor komend jaar (zie ook kader).
Kader: Overige redenen om geen scholing te volgen “Ik sta fulltime voor de klas, daardoor is er geen tijd voor scholing.” (Man, onderwijsassistent, 47 jaar) “Het is vaak moeilijk scholing te volgen, omdat scholing valt onder de te geven lesuren. Een lesuur mag niet uitvallen en vaak is er niemand om het van je over te nemen. Erg moeilijk bij iemand die 1.0 fte werkt.” (Vrouw, instructeur, 46 jaar) “De scholing die ik had gekozen ging niet door, te weinig deelnemers.” (Vrouw, instructeur, 29 jaar)
2.2.1 Type
Type en omvang scholing Teamleiders geven aan dat de groep onderwijsondersteuners zeer divers is. Onderwijsondersteuners hebben zeer diverse werkzaamheden en verschillende achtergronden, waardoor onderwijsbehoeften ook sterk variëren. Deze diversiteit maakt het voor teamleiders lastig te bepalen welke scholing het beste kan worden ingezet voor onderwijsondersteuners. Om deze reden worden geen collectieve cursussen aangeboden. Alle medewerkers, dus ook onderwijsondersteuners, hebben dezelfde rechten: 59 uur besteding voor scholing naar keuze (bovenop eventuele verplichte scholing). Teamleiders geven aan dat onderwijsondersteuners deel uitmaken van een onderwijsteam. Ze hebben daarom net als docenten te maken met het cgo. Volgens de teamleiders wordt dan ook een deel van de verplichte scholing 10
gevolgd in het kader van het cgo. Het grootste deel van de scholing lijkt te worden besteed aan het verkrijgen van een onderwijsbevoegdheid of een PDA (pedagogisch didactische aantekening). Onderwijsondersteuners bevestigen het beeld van de teamleiders dat scholing het meest wordt ingezet op het gebied van pedagogiek en didactiek (zie tabel 2.4). Verder vindt er veel scholing plaats op het gebied van organisatorische vaardigheden en samenwerking. In tabel 2.4 is tevens te zien dat scholing op het gebied van didactische vaardigheden relatief tijdsintensief is (gemiddeld 36 uur). Waarschijnlijk heeft dit hoge aantal uren te maken met de opmerking van de teamleiders dat veel onderwijsondersteuners een opleiding volgen voor het halen van de onderwijsbevoegdheid. Aan scholing op het gebied van organisatorische vaardigheden en samenwerking wordt het minst aantal uren besteed. Het relatief hoge aantal uren in de categorie ‘anders’ is te verklaren uit het feit dat dit veelal gecombineerde cursussen zijn, zoals een opleiding waarin pedagogische én didactische vaardigheden worden gecombineerd.
Tabel 2.4
Hoeveel uren werden voor de volgende typen scholing ingezet?
Type scholing
Pedagogisch (deelnemers leren begeleiden, corrigeren van gedrag, groepsprocessen) Didactisch (leren een didactisch plan uit te voeren, vakinhoudelijk) Organisatorisch (leren een bijdrage te leveren aan onderwijsactiviteiten en de leeromgeving) Samenwerking (werken in een team, functioneren in de school) Interpersoonlijk (leren luisteren inleven) Anders Afgelopen jaar geen scholing gevolgd (in het kader van cgo)
Omvang
% dat deze scholing heeft gevolgd 24% (n=31)
Gemiddeld aantal uur dat is besteed 26 uur
24% (n=30)
36 uur
21% (n=27)
18 uur
21% (n=26)
18 uur
17% (n=21) 5% (n=6)
20 uur 37 uur
56% (n=71)
n.v.t.
Zoals eerder gemeld staat in de cao bve dat de specifieke doelgroep van dit onderzoek, ten behoeve van de invoering van het cgo, recht heeft op 59 uur scholing per jaar. Teamleiders vinden het lastig om aan te geven hoeveel uur hun onderwijsondersteuners het afgelopen jaar aan scholing hebben besteed. De meeste onderwijsinstellingen stellen per onderwijsteam een scholingsbudget op, waarin is aangegeven hoeveel tijd en geld ieder onderwijsteam aan scholing mag besteden. Vervolgens wordt binnen het team overlegd hoe het scholingsbudget zal worden verdeeld. Hierbij wordt rekening gehouden met een verplicht scholingsdeel en een deel voor vrije keuze. Omdat op het teamniveau een scholingsbudget wordt toegekend, kan wel worden bezien in hoeverre de gelden worden gebruikt, maar kan niet worden nagegaan hoeveel financiële middelen en scholingsuren op individueel teamniveau daadwerkelijk worden besteed. Bovendien is er meer aandacht voor de opleidingsbehoefte 11
en effectiviteit van scholing dan voor het aantal uur. Een aantal teamleiders geeft wel aan dat zij zien dat onderwijsondersteuners te druk zijn met hun werkzaamheden om scholing te volgen. Teamleiders wijzen echter ook op gevallen waarin veel meer dan 59 uur scholing wordt besteed, bijvoorbeeld wanneer een medewerker een opleiding volgt om een didactische aanstelling te halen.
Kader: omvang benutting uren scholing “De OBP-ers benutten echter meestal niet de volle 59 uur, omdat hier niet altijd ruimte voor is. Soms is het heel druk en moeten ze voor andere zaken ingezet worden. In de HRM-cyclus wordt wel vastgelegd welke cursussen ze gaan doen, maar vaak is het een probleem wanneer dit moet gebeuren. Hiervoor zijn ze ook afhankelijk van het aanbod van cursussen. Het is niet altijd van te voren duidelijk wanneer cursussen aangeboden zullen worden. Het is moeilijk te zeggen, maar gevoelsmatig haalt ongeveer 75 procent de 59 uur.” (teamleider roc)
Zoals reeds naar voren is gekomen, heeft meer dan de helft van de onderwijsondersteuners het afgelopen jaar geen scholing gevolgd op het gebied van het cgo (44% volgde helemaal geen scholing en 12% volgde geen scholing op het gebied van het cgo, zie figuur 2.2). Bijna een kwart van de werknemers heeft de 59 uur of meer scholing benut (zie tabel 2.5). Eén op de tien besteedde minder dan 59 uur in het kader van het cgo, gemiddeld besteedden zij 22 uur aan scholing.
Tabel 2.5
Heeft u het afgelopen schooljaar de 59 uur die u aan scholing kon besteden, benut aan scholing in het kader van het cgo? (n=127)
Ja, ongeveer wel Nee, ik heb het afgelopen schooljaar (veel) minder uren benut Nee, ik heb het afgelopen schooljaar (veel) meer uren benut Weet niet Afgelopen jaar geen scholing gevolgd (in het kader van het cgo) *
Percentage
Aantal
21%
27
Gemiddeld aantal uur n.v.t.
13%
16
22 uur
5%
6
*
5%
7
*
56%
71
n.v.t.
Het aantal respondenten in deze categorie is te klein om een gemiddelde waarde te berekenen.
De belangrijkste reden dat onderwijsondersteuners minder dan 59 uur aan scholing hebben besteed, is dat zij zich veelal niet bewust zijn van de 59 uursregeling. Ook gaan ze niet op zoek naar aanvullende scholingsuren wanneer een cursus korter is dan 59 uur. De belangrijkste reden om meer dan 59 uur aan scholing te besteden, is dat de cursus meer dan 59 uur in beslag neemt. De omvang van een relevante geachte cursus bepaalt dus de aan scholing bestede tijd en niet de cao-regeling als zodanig. 12
2.3
Initiatief tot scholing In het algemeen nemen onderwijsondersteuners zelf het initiatief tot scholing (zie figuur 2.3). Een kleiner deel van de scholing die het afgelopen jaar heeft plaatsgevonden, was op initiatief van de leidinggevende, teamleider of directeur. Dit komt overeen met het eerder gepresenteerde beeld van onderwijsondersteuners die geen scholing hebben gevolgd. De voornaamste reden hiervoor was dat ze niet op de hoogte waren van hun scholingsrecht of niet om scholing hebben gevraagd. Hieruit kan worden opgemaakt dat onderwijsondersteuners vinden dat zij zelf initiatief moeten nemen teneinde van hun recht op scholing gebruik te maken. Dit strookt niet met het beeld van teamleiders. Teamleiders geven juist aan regelmatig scholingsmogelijkheden aan te bieden aan onderwijsondersteuners. 2 Verder is het opvallend dat de afdeling HR of personeelszaken helemaal niet betrokken is bij het initiëren van scholing.
Figuur 2.3
Heeft u het afgelopen jaar zelf het initiatief genomen tot scholing of was dat iemand anders? (n=127)
Ikzelf 32%
Mijn teamleider/ directeur/ leidinggevende
44%
Anders
5%
19%
Geen scholing gevolgd
Teamleiders bevestigen dit beeld gedeeltelijk. Volgens teamleiders klopt het inderdaad dat de werkgever als het ware een katalysator is; de werknemer neemt op eigen initiatief deel aan cursussen en de werkgever stimuleert en faciliteert dit vervolgens. Aan de andere kant wordt er een aantal cursussen verplicht gesteld voor de medewerkers. Hier ligt het initiatief duidelijk bij de werkgever.
Kader: Initiatief scholing “Als je zelf aangeeft scholing te willen volgen, dan liggen er zeker mogelijkheden.” (Man, Instructeur, 46 jaar)
2
Op basis van de beschikbare onderzoeksresultaten kan geen verklaring worden gegeven voor dit verschil.
13
Dat het grootste deel van de onderwijsondersteuners zelf het initiatief neemt tot het volgen van scholing wil niet zeggen dat de werkgever niet betrokken is bij de scholingsmogelijkheden. Een derde van de onderwijsondersteuners geeft aan wel door de leidinggevende of personeelszaken gestimuleerd te worden tot het volgen van (meer) scholing. Vaak komt dit aan bod tijdens een functionerings- of beoordelingsgesprek. Over het algemeen wordt in samenspraak tussen de onderwijsondersteuner zelf en zijn of haar teamleider, bepaald welk type scholing wordt gevolgd (zie tabel 2.6). Daarentegen wordt aantal uur scholing dat onderwijsondersteuners mogen volgen grotendeels bepaald door de teamleiders. Eerder werd reeds duidelijk dat de omvang van de cursus bepalend is voor het aantal uur scholing dat onderwijsondersteuners volgen (zie paragraaf 2.2.1). Teamleiders geven aan regelmatig POP-gesprekken te voeren met hun medewerkers. In deze gesprekken worden ook de mogelijkheden voor scholing besproken. Zowel onderwijsondersteuners als de teamleiders kunnen scholingsverzoeken indienen.
Tabel 2.6
Indien scholing gevolgd: Wie bepaalt in het algemeen welk type/hoeveel uur scholing u volgt? (n=71)**
Dat bepaal ik zelf Dat bepaalt afdeling HR/personeelszaken Dat bepaalt mijn teamleider/directeur/ leidinggevende Anders (o.a. teamaangelegenheid)
Type scholing* 70% 4%
Aantal uur scholing* 40% 3%
56%
60%
7%
18%
*
Respondenten mochten meerdere antwoorden geven, daarom telt het totaal op tot meer dan honderd procent. ** Deze vraag is alleen beantwoord door respondenten die het afgelopen jaar scholing hebben gevolgd.
2.4
Meningen en ervaringen Onderwijsinstellingen zijn al vanaf 2000 bezig met het opzetten van een onderwijsstructuur waarin het cgo centraal staat. In augustus 2011 3 moet het cgo in alle onderwijsinstellingen in de bve-sector zijn ingevoerd. Veel onderwijsinstellingen bevinden zich daarom nu in een afrondende fase wat betreft de implementatie van het cgo. De scholingsafspraak in de cao is bedoeld om de invoering van cgo bij de medewerkers in schaal 7 en 8 te ondersteunen. Dit hoofdstuk sluit af met een korte beschrijving van de meningen over en ervaringen met deze scholingsafspraak.
3
Gedurende de uitvoering van het onderzoek heeft de staatssecretaris laten weten dat aan de invoering van het cgo uitstel wordt verleend tot augustus 2011.
14
2.4.1
Onderwijsondersteuners over de scholingsafspraak Volgens onderwijsondersteuners heeft het toevoegen van artikel E9-c aan de cao bve niet voor grote veranderingen gezorgd. Bijna de helft van de onderwijsondersteuners vindt dat de cao weinig tot niets heeft veranderd (zie figuur 2.4). Een kwart van de onderwijsondersteuners geeft aan dat er het afgelopen jaar juist veel is veranderd.
Figuur 2.4
De cao bve 2007-2009 is op veel instellingen ingevoerd in het schooljaar 2008-2009. Is er het afgelopen schooljaar op uw instelling iets veranderd met betrekking tot scholing en professionalisering in het kader van het cgo? (n=127)
26%
28% Er is veel veranderd Er is weinig tot niets veranderd Er is niets veranderd
46%
Uit de opmerkingen van onderwijsondersteuners kan worden opgemaakt dat veel instellingen al voor de invoering van de cao bve 2007-2009 bezig waren met een urennorm voor scholing en/of cgo-activiteiten 9 (zie kader).
Kader: Urennorm en cgo “Bij ons op school werd de 59 uur norm altijd al gebruikt, alleen moeten we het komende schooljaar (2009/2010) een scholingsplan zelf op papier zetten en verantwoorden.” (Vrouw, instructeur, 37 jaar) “Er is weinig veranderd omdat we al fanatiek aan het bijscholen waren voor het cgo.” (Man, instructeur, 28 jaar)
Hoewel de cao bve 2007-2009 niet overal voor verandering heeft gezorgd, is iets meer dan de helft van de respondenten wel (heel erg) tevreden over de afspraken (zie figuur 2.6).
15
Figuur 2.6
Hoe tevreden bent u met de afspraken die zijn opgenomen in de cao ten behoeve van de scholing en professionalisering? (n=127) 7%
2%
6%
Heel erg tevreden Tevreden Noch tevreden, noch ontevreden
39%
46%
Ontevreden Heel erg ontevreden
In figuur 2.6 is te zien dat een groot deel van de onderwijsondersteuners positief staat tegenover de cao-afspraak ten behoeve van scholing en professionalisering. Veertig procent van de respondenten is noch tevreden, noch ontevreden. Slechts één op de tien onderwijsondersteuners is ontevreden over de cao-afspraak. Uit de opmerkingen die zijn gemaakt bij deze vraag kan worden opgemaakt dat de ontevredenheid over de caoafspraak niet zozeer te wijten is aan de afspraak als zodanig dan wel aan de uitvoering ervan. Onderwijsondersteuners menen dat de uitvoering van de cao niet altijd goed uitpakt in de praktijk. In de praktijk blijkt weinig tijd beschikbaar voor het volgen van scholing (zie kader).
Kader: Mening cao-afspraak, enkele onderwijsondersteuners “Scholing voorschrijven is mooi, maar je moet ook de kans hebben. De werkdruk is enorm, ik ben al blij dat ik mijn lessen voorbereid krijg.” (Vrouw, instructeur, 41 jaar) “De afspraken in de cao zijn natuurlijk van goede aard. De uitvoering binnen teams/organisaties vervallen snel weer in het oude.” (Man, instructeur, 40 jaar)
2.4.2
Teamleiders over de scholingsafspraak Hoewel vrijwel alle teamleiders bekend zijn met de scholingsafspraak, is er voor een aantal teamleiders nog wel onduidelijkheid over precieze invulling van de afspraak. Een deel van de teamleiders wist niet dat de 59 uur scholing en professionalisering ingezet dient te worden ten behoeve van de invoering van het cgo. Sommige teamleiders vinden de cao-afspraak overbodig omdat onderwijsondersteuners onderdeel uitmaken van een onderwijsteam en daardoor automatisch recht hebben op scholing. Anderen vinden de scholingsafspraak slecht ingebed in de context omdat er in de rest van de cao bve vrijwel geen aandacht wordt besteed aan deze specifieke groep onderwijsondersteuners (zie kader). 16
Kader: Mening cao-afspraak, P&O-medewerker “Het is een beetje raar dat in de cao helemaal geen definitie is gegeven van de OBPers met primaire proces taken, maar dat er wel een aparte paragraaf over scholing is opgenomen voor deze mensen. In feite heeft de cao te weinig aandacht voor deze speciale groep medewerkers. Er zijn geen taakomschrijvingen, urennormen of andere zaken vastgelegd over deze medewerkers, alleen het feit dat zij recht hebben op 59 uur scholing staat er in. Dat is gek.” (medewerker P&O, roc)
Teamleiders merken op dat er veel ontwikkelingen hebben plaatsgevonden door de invoering van het cgo en het nieuwe scholingsbeleid. Door de invoering van het cgo zijn de speerpunten voor scholing en professionalisering veranderd. Teamleiders leggen de oorzaak voor deze veranderingen eerder bij de invoering van het cgo dan bij de afspraken in de cao. Scholing is minder vrijblijvend geworden en staat duidelijker op de agenda van de onderwijsinstelling. Medewerkers zullen, volgens de teamleiders, hierdoor hun rechten op scholing en professionalisering beter gaan benutten dan in het verleden.
Kader: Mening cao-afspraak, teamcoördinator “De cao-regeling heeft niet tot wezenlijke veranderingen binnen het scholingsbeleid van de onderwijsinstelling geleid. Wel heeft er nu een opsplitsing plaatsgevonden tussen het aantal uur dat door een individu besteed mag worden aan scholing en professionalisering en het aantal uur dat teamgebonden wordt besteed aan scholing.” (teamcoördinator roc)
17
18
3
CONCLUSIE
In dit onderzoek is geïnventariseerd in hoeverre een specifieke groep werknemers gebruikmaakt (of kan maken) van hun scholingsrechten zoals deze zijn opgenomen in de cao. De centrale vraag was: In hoeverre benutten de medewerkers met PP-taken in de schalen 7 en 8 de scholingsrechten die ze? 1 In figuur 3.1 is zijn de resultaten van het onderzoek schematisch weergegeven. Een kwart van alle onderwijsondersteuners (26%) heeft het afgelopen jaar 59 uur (of meer) aan cgo-scholing besteed en heeft hiermee zijn scholingsrechten optimaal benut. Een kleinere groep (13%) maakte wel gebruik van het scholingsrecht, maar benutte niet alle beschikbare uren.
Figuur 3.1
Schematische weergave van belangrijkste resultaten (n=127) Is de scholingsafspraak bekend?
Ja (47%, n=60)
Nee (53%, n=67)
Is er scholing gevolgd in het kader van cgo?
Ja (44%, n=56)
Nee (56%, n=71)
Hoeveel uur scholing is er gevolgd in het kader van cgo?
59 uur (of meer) scholing gevolgd in het kader van cgo (26%, n=33)
- Minder dan 59 uur scholing gevolgd (13%, n=16) - Uren onbekend (5%, n=7)
1
De oorspronkelijke onderzoeksvraag was breder, maar gaande het onderzoek is besloten om de vraag te beperken tot het gebruik van scholingsmogelijkheden.
19
De onderzoeksvragen die uit de centrale vraag zijn afgeleid, worden onderstaand beantwoord.
3.1
Beantwoording van de onderzoeksvragen Maken de werknemers met ondersteunende en beheerstaken uit salarisschaal 7 of 8 en die zijn betrokken bij het primaire proces gebruik van de 59 uur voor professionalisering en scholing? En hoeveel werknemers maken gebruik van deze 59 uur?
• Meer dan de helft van de onderwijsondersteuners (53%) is niet bekend met de scholingsafspraak zoals deze in de cao staat geformuleerd. Onderwijsondersteuners die wel bekend zijn met de afspraak zijn hier veelal door hun leidinggevende of teamleider op geattendeerd. Daarnaast hebben ze zelf gehoord of gelezen over de afspraak. • Ruim veertig procent van de onderwijsondersteuners heeft het afgelopen jaar (deels) scholing gevolgd in het kader van cgo. • Teamleiders geven aan nog niet goed te kunnen beoordelen in hoeverre onderwijsondersteuners gebruikmaken van scholingsmogelijkheden. Wel geven de teamleiders aan dat er voor vrijwel alle onderwijsondersteuners verplichte scholingsonderdelen zijn. • Professionalisering is voor onderwijsondersteuners de belangrijkste reden voor het volgen van scholing. Ook is er een aanzienlijk deel van de onderwijsondersteuners dat scholing volgde omdat de werkgever dit verplicht stelde. • Belangrijkste redenen voor het niet volgen van scholing zijn: dat onderwijsondersteuners niet op de hoogte waren van hun scholingsrecht of niet om scholing gevraagd hebben. Ook spelen praktische redenen als tijd en beschikbaarheid van cursussen een rol. Beleid en praktijk van onderwijsinstellingen zijn in dit geval niet geheel met elkaar in overeenstemming. Onderwijsinstellingen bieden volgens teamleiders wel de mogelijkheden voor scholing, maar blijkbaar maken de onderwijsondersteuners hier niet (optimaal) gebruik van. Los van de redenen voor onderbenutting is het opvallend dat veertig procent van de onderwijsondersteuners het afgelopen jaar geen scholing heeft gevolgd, terwijl teamleiders aangeven dat er ook verplichte scholing op het programma staat. In de antwoorden van de onderwijsondersteuners en teamleiders hebben we helaas niet terug kunnen vinden waardoor deze discrepantie veroorzaakt wordt. In het onderzoek is wel naar voren gekomen dat een aantal onderwijsondersteuners niet genoeg tijd beschikbaar heeft om scholing te volgen. Wellicht dat dit een verklaring is. Een andere mogelijk verklaring is dat onderwijsondersteuners een ander idee (of definitie) van scholing hebben dan teamleiders.
20
Worden daarvoor alle 59 uur benut? Waarom wel of niet?
• Teamleiders vinden het lastig om aan te geven hoeveel uur onderwijsondersteuners het afgelopen jaar aan scholing hebben besteed. Omdat op het teamniveau een scholingsbudget wordt toegekend, kan wel worden bezien in hoeverre de gelden worden gebruikt, maar kan niet worden nagegaan hoeveel financiële middelen en scholingsuren op individueel teamniveau daadwerkelijk worden besteed. • Bijna een kwart van de onderwijsondersteuners heeft de 59 uur scholing benut (in het kader van het cgo). Dertien procent volgde minder dan 59 uur scholing, vijf procent kreeg het afgelopen wel scholing maar kon niet aangeven hoeveel uur. De rest (56%) volgde geen scholing (in het kader van het cgo). • Volgens onderwijsondersteuners is de voornaamste reden voor het niet optimaal benutten van het scholingsrecht dat zij niet wisten dat ze recht hebben op 59 uur scholing of zelf niet hebben gevraagd om meer uren.
Neemt de werknemer zelf het initiatief of wordt hij/zij gestimuleerd?
• Volgens de teamleiders komen in ieder functionerings- of ontwikkelingsgesprek opleidingswensen aan bod. • Een groot deel van de onderwijsondersteuners neemt zelf het initiatief voor het aanvragen van scholing (32%). • Een derde van de onderwijsondersteuners geeft aan door de leidinggevende of personeelszaken gestimuleerd te worden tot het volgen van (meer) scholing.
Welke rol speelt de werkgever in het benutten van deze 59 uur voor de werknemer?
• De werkgever speelt verschillende rollen als het gaat om aanbieden van scholing. Enerzijds stelt de werkgever scholing verplicht, anderzijds is er ruimte voor scholing naar persoonlijke behoefte: - Veel onderwijsinstellingen hebben verplichte scholingsonderdelen. Dit zijn vaak cursussen die worden gegeven in het kader van het cgo. Het cgo vraagt nieuwe vaardigheden van de medewerkers. In de verplichte cursussen leren de onderwijsondersteuners deze nieuwe vaardigheden aan. - Wanneer het gaat om niet-verplichte scholing heeft de werkgever een andere rol. De werkgever biedt de onderwijsondersteuners in POPgesprekken mogelijkheden voor scholing. In dit gesprek kunnen zowel de onderwijsondersteuners als de teamleiders scholingsverzoeken indienen. Het uiteindelijke initiatief om de scholing daadwerkelijk te 21
volgen ligt meer bij de onderwijsondersteuners. Verder is het opvallend dat de afdeling HR of personeelszaken helemaal niet betrokken is bij het initiëren van scholing.
Voor welk type scholing en/of professionalisering zetten de werknemers de 59 uur in?
• Uit de enquête onder onderwijsondersteuners blijkt dat er voornamelijk scholing plaatsvindt op het gebied van pedagogiek en didactiek. Ook wordt volgens teamleiders het grootste deel van de scholing besteed aan het verkrijgen van een onderwijsbevoegdheid of een PDA (pedagogisch didactische aantekening). • Verder vindt er scholing plaats op het gebied van organisatorische vaardigheden en samenwerking.
Welke ontwikkelingen/veranderingen zijn opgetreden in de scholing en professionalisering sinds de nieuwe regeling in de cao?
• Volgens een aantal teamleiders is scholing minder vrijblijvend geworden en staat het duidelijker op de agenda van de onderwijsinstelling. Teamleiders leggen de oorzaak voor deze veranderingen eerder bij de invoering van het cgo dan bij de afspraken in de cao. Door de invoering van het cgo zijn de speerpunten voor scholing en professionalisering veranderd. • Onderwijsondersteuners bevestigen dit beeld, volgens hen zijn er geen grote veranderingen opgetreden na de invoering van de cao bve 20072009.
3.2
Aanbevelingen Voor de sociale partners is de vraag aan de orde in hoeverre onderwijsondersteuners gebruikmaken van hun scholingsrechten. Dit onderzoek naar gebruik van scholing vormt een noodzakelijke eerste stap om deze beleidsvraag te beantwoorden. Op basis van het huidige onderzoek kunnen we de volgende aanbevelingen doen.
Verbeter de informatievoorziening over het recht op scholing
In het algemeen zien we dat de mogelijkheden voor scholing wel aanwezig zijn binnen onderwijsinstellingen, maar dat er in de praktijk toch niet optimaal gebruik van wordt gemaakt. Belangrijkste reden voor de onderbenutting van het scholingsrecht lijkt te zitten in de onbekendheid van dit recht onder onderwijsondersteuners. Onderwijsondersteuners blijken niet goed op de 22
hoogte te zijn of te zijn gebracht van hun scholingsrecht en daardoor niet om scholing te vragen. Door de informatievoorziening te verbeteren zullen onderwijsondersteuners beter op de hoogte zijn van hun scholingsrecht en kunnen ze deze beter benutten.
Zorg dat scholen gaan registreren wie hoeveel en welke scholing ontvangt
Scholingsbudgetten in het kader van cgo worden vaak aan teams toegekend. De teams bepalen vervolgens in overleg wie, welke scholing gaat volgen. Uit het onderzoek blijkt dat teamleiders vaak niet registreren hoeveel scholing individuele werknemers hebben ontvangen. Het is voor teamleiders daarom lastig om na te gaan in hoeverre onderwijsondersteuners (en personeel in het algemeen) de 59 uur scholing benutten. Door op persoonsniveau scholingsuren te registreren zal er beter inzicht komen in het daadwerkelijk aantal ontvangen scholingsuren per individu. Hierdoor wordt het tevens mogelijk om gerichter actie te ondernemen. Op deze manier kan ervoor gezorgd worden dat onderwijsondersteuners optimaal gebruikmaken van hun scholingsrecht.
Zorg voor optimale benutting van scholingsrechten
In de cao is opgenomen dat onderwijsondersteuners recht hebben op 59 uur scholing, maar het is onduidelijk wie er verantwoordelijk is voor de benutting van deze rechten. Teamleiders benadrukken dat er altijd mogelijkheden zijn om te praten over scholing. Toch is er een grote groep onderwijsondersteuners die dit niet doet en (dus) geen scholing volgt. Onderwijsondersteuners en teamleiders noemen hiervoor verschillende oorzaken, zoals het niet op de hoogte zijn, geen tijd hebben en er niet om vragen. Het is nu echter onduidelijk in hoeverre onderwijsondersteuners hiervoor zelf verantwoordelijk zijn en in hoeverre de teamleiders een taak hebben in het stimuleren én mogelijk maken van scholing. Is het benutten van het scholingsrecht een verantwoordelijkheid van de onderwijsondersteuner zelf of heeft de teamleider (of werkgever) hier ook een verantwoordelijkheid in? Door duidelijkheid te scheppen over de verantwoordelijkheden kunnen de rollen van de betrokkenen beter geformuleerd worden. De sociale partners spelen een belangrijke rol in het beantwoorden van deze vragen. Er zijn verschillende oorzaken genoemd voor het niet volgen van scholing. Een terugkerend onderwerp, bij zowel teamleiders als onderwijsondersteuners, is tijd. Op basis van de huidige onderzoeksgegevens kunnen we echter niet duiden hoe omvangrijk dit probleem is en in hoeverre dit een specifiek probleem is voor onderwijsondersteuners. Vervolgonderzoek zou nodig zijn om dit verder te duiden.
23
24
BIJLAGEN
25
26
BIJLAGE 1
Methodische verantwoording Steekproef webenquête
Doelgroep De werknemer die direct betrokken is bij het primaire proces en die benoemd is in een functie met carrièrepatroon 7 of 8. 1
Om deze doelgroep te bereiken, is gebruikgemaakt van het databestand van pensioenfonds ABP. ABP is het bedrijfstakpensioenfonds voor werkgevers en werknemers van overheid en onderwijs. Het databestand van ABP maakt geen onderscheid in functie en/of salarisschaal, wél is er zicht op het bruto jaarsalaris, omvang van de aanstelling én instroommoment. De selectie van de steekproef is dan ook op deze variabelen gebaseerd: • Jaarinkomen tot € 35.000,-. • Omvang aanstelling van minimaal 0,4. • Instroommoment langer dan een jaar geleden. Hieronder lichten we de steekproeftrekking toe. Selectie 1: Jaarinkomen tot € 35.000,Voor de steekproef wilden we alleen respondenten in carrièrepatroon 7 en 8. Uit de aandachtsgroepenmonitor van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bleek het merendeel van de OOP’ers in schaal 7 te vallen, bovendien valt schaal 7 grotendeel binnen carrièrepatroon 7 en voor een deel ook in carrièrepatroon 8. Het laagste maandsalaris in schaal 7 is: € 1.969 Het hoogste maandsalaris in schaal 7 is: € 2.584 Op jaarbasis komt dit dus neer op
13*€ 1.969= € 25.597 13*€ 2.584= € 33.592
In tabel B1.1 staan de categorieën weergegeven zoals ABP deze gebruikt voor de indeling van het jaarinkomen (op basis van een fulltime aanstelling).
1
Cao bve, Artikel E-9b.
27
Tabel B1.1
Indeling ABP Aantal personen (bij benadering)
€ 25.000,- tot € 30.000,€ 30.000,- tot € 35.000,€ 35.000,- tot € 40.000,€ 40.000,- tot € 45.000,€ 45.000,- tot € 50.000,-
4000 9500 7000 4700 6200
We hebben gekozen om de bovenste twee regels uit de tabel (€ 25.000,- tot € 30.000,- en € 30.000,- tot € 35.000,-) te gebruiken voor het trekken van de steekproef. Deze selectie was nog te breed voor het trekken van de steekproef, daarom is ervoor gekozen twee aanvullende selectiecriteria te gebruiken. De afspraak over scholing en professionalisering hebben betrekking op een hele specifieke groep werknemers in de bve. Voor de steekproeftrekking is gebruikgemaakt van de gegevens van pensioenfonds ABP. Het ABP registreert echter geen gegevens over salarisschalen, carrièrepatronen en functies. Er is wel informatie beschikbaar over het fulltime jaarinkomen (in trappen van € 5.000,-). Het jaarinkomen voor functies in carrièrepatroon 7 en 8 valt voor het grootste deel binnen de range van € 25.000,- tot € 35.000,-. Om de doelgroep in carrièrepatroon 7 en 8 te bereiken, moesten we daarom een groep aanschrijven in de range € 25.000,- tot € 35.000,-. Nadeel van deze methode was echter, dat door overlap tussen de carrièrepatronen ook veel personen worden aangeschreven die niet bij de doelgroep van dit onderzoek horen (zie figuur B1.1 voor een illustratie).
28
Figuur B1.1
Illustratie van steekproeftrekking
Carrièrepatroon 5
€ 19.000 € 20.000 € 21.000 € 22.000 € 23.000 € 24.000 € 25.000 € 26.000 € 27.000 € 28.000 € 29.000
Carrièrepatroon 6
€ 20.000 € 21.000 € 22.000 € 23.000 € 24.000 € 25.000 € 26.000 € 27.000 € 28.000 € 29.000 € 30.000
Carrièrepatroon 7
€ 22.000 € 23.000 € 24.000 € 25.000 € 26.000 € 27.000 € 28.000 € 29.000 € 30.000 € 31.000 € 32.000 € 33.000 € 34.000
Carrièrepatroon 8
€ 25.000 € 26.000 € 27.000 € 28.000 € 29.000 € 30.000 € 31.000 € 32.000 € 33.000 € 34.000 € 35.000 € 36.000 € 37.000 € 38.000
Carrièrepatroon 9
Carrièrepatroon 10
€ 28.000 € 29.000 € 30.000 € 31.000 € 32.000 € 33.000 € 34.000 € 35.000 € 36.000 € 37.000 € 38.000 € 39.000 € 40.000 € 41.000 € 42.000 € 43.000
€ 28.000 € 29.000 € 30.000 € 31.000 € 32.000 € 33.000 € 34.000 € 35.000 € 36.000 € 37.000 € 38.000 € 39.000 € 40.000 € 41.000 € 42.000 € 43.000 € 44.000 € 45.000 € 46.000 € 47.000
Bron: cao bve 2007-2009
Selectie 2: Omvang aanstelling minimaal 0,4. We gaan ervan uit dat de respondenten die wij zoeken, geen kleine aanstellingen hebben. Dit concluderen we op basis van gesprekken in het veld. Selectie 3: Instroommoment langer dan een jaar geleden. Als iemand nog maar net is aangesteld, zal de kans klein zijn dat diegene op de hoogte is van zijn scholingsrechten, laat staan ervan gebruik heeft gemaakt. Het is dus een optie om alleen respondenten te selecteren die langer dan 1 jaar in dienst zijn. Door gebruik te maken van de drie bovenstaande selectiecriteria bleven er ongeveer 12.500 potentiële respondenten over. Uit deze groep is een aselecte steekproef van 5000 mensen getrokken. Daarbij werd gecontroleerd op een goede spreiding in: • werkgever/onderwijsinstelling (n=70), • omvang dienstverband (Klasse DTF). 29
Respons webenquête Er zijn 5000 potentiële respondenten aangeschreven. In de periode 10 oktober tot en met 13 november 2009 hebben 557 respondenten de webenquête benaderd. Dit is een bruto respons van 11 procent. Het eerste deel van de webenquête bestond uit 6 selectievragen op basis waarvan werd gecontroleerd of de respondent tot de doelgroep van het onderzoek behoorde. Van de 557 respondenten die de vragenlijst benaderd hebben, behoorden er 112 tot de doelgroep van het onderzoek. Dit is 20 procent van de respondenten die de vragenlijst benaderd heeft. De netto respons (aantal respondenten dat overblijft na de selectievragen) op het aanschrijven komt hiermee op 2 procent (112 respondenten van de 5000 aangeschreven) (zie tabel B1.2). Gesprekken met teamleiders Via de interviews met teamleiders hebben wij meer kwalitatieve informatie verzameld. Hiervoor hebben we gebruikgemaakt van het P&O-netwerk van SOM. In dit netwerk zijn afdelingshoofden van alle mbo-instellingen in Nederland opgenomen, het netwerk betreft 88 personen verdeeld over 63 instellingen. Via dit netwerk zijn we in contact gekomen met teamleiders. Uiteindelijk hebben we 25 teamleiders bereid gevonden om mee te werken aan een telefonisch interview. Deze teamleiders is óók gevraagd of zij een uitnodiging voor de webenquête wilden verspreiden onder werknemers die direct betrokken zijn bij het primaire proces en die benoemd zijn in een functie met carrièrepatroon 7 of 8. Dit heeft ertoe geleid dat 14 teamleiders de uitnodiging hebben verspreid onder in totaal 112 werknemers. Hiervan hebben uiteindelijk 15 werknemers de vragenlijst ingevuld. In totaal hebben 127 respondenten de vragenlijst ingevuld (zie tabel B1.2)
Tabel B1.2
Responsverdeling Vragenlijst benaderd (bruto respons)
Respons via webenquête (N=5000) Respons via teamleiders (N=112) Totaal
Vragenlijst benaderd én behoort tot de doelgroep (netto respons) Aantal Percentage
Aantal
Percentage
557
11%
112
2%
15
13%
15
13%
572
11%
127
2%
In tabel B1.3 is een overzicht gegeven van de instellingen waarmee gesprekken zijn gevoerd. Binnen de instellingen is gesproken met teamleiders of medewerkers van P&O.
30
Tabel B1.3
Gesprekspartners
Onderwijsinstelling Voorbereidende gesprekken 1 AOC Oost 2 Edudelta Onderwijsgroep 3 Gilde Opleidingen 4 Koning Willem I College 5 Koning Willem I College 6 Markiezaat College Inhoudelijke gesprekken 7 Hoornbeeck College 8 Noorderpoortcollege 9 Arcus College 10 Regio College Rijn IJssel 11 ROC Aventus 12 ROC Westerschelde 13 Drenthe College 14 Friesland College 15 AOC Terra MBO Groningen 16 ROC Friese Poort Sneek 17 AOC Friesland 18 ROC A12 19 ROC Ter AA 20 Regiocollege Zaandam 21 ROC van Amsterdam 22 Regio College Rijs IJssel 23 ROC ASA Amarantis 24 Drenthe College 25 ROC ASA Utrecht
Enquête verspreid? (aantal) -
Nee Nee Nee Nee Ja (6) Ja (16) Ja (5) Ja (8) Ja (4) Ja (20) Ja (6) Nee Ja (5) Ja (8) Ja (2) Ja (15) Ja (5) Ja (10) Ja (2)
31
32
BIJLAGE 2
Achtergrondkenmerken respondenten en non-respons Respondenten In totaal hebben 127 respondenten de webenquête ingevuld. In tabel B2.1 staan de achtergrondkenmerken van de respondenten weergegeven.
Tabel B2.1
Achtergrondkenmerken van respondenten
Achtergrondkenmerk
*
Aantal
Percentage
Sector
Educatie Zakelijke dienstverlening Techniek Zorg en Welzijn Kunst, cultuur, media en design Horeca, toerisme en voeding Groen en agrarisch Mode en uiterlijk Vavo Overig Totaal
31 14 23 32 6 5 9 6 1 18 145
24% 11% 18% 25% 5% 4% 7% 5% 1% 14% 114%*
Functie
Onderwijsassistent Instructeur Intern begeleider/BPV-begeleider Andere OBP-functie Geen OBP-functie Totaal
21 87 6 13 127
17% 69% 5% 10% 100%
Carrièrepatroon Carrièrepatroon 7 Carrièrepatroon 8 Totaal
92 35 127
72% 28% 100%
Geslacht
Man Vrouw Totaal
48 79 127
38% 62% 100%
Leeftijd
20 t/m 29 jaar 30 t/m 39 jaar 40 t/m 49 jaar 50 t/m 59 jaar 60 t/m 65 jaar Onbekend Totaal
20 25 39 34 8 1 127
16% 20% 31% 27% 6% 1% 100%
Respondenten kunnen werkzaam zijn in meerdere sectoren, daarom telt het totaal op tot meer dan honderd procent.
33
Gemiddeld aantal jaar werkzaam in de functie: 3,6 jaar (range 0-12 jaar) Gemiddelde aanstellingsomvang: 0,76 fte (range 0,2-1,0 fte)
Tabel B2.2
Zijn de onderwijstaken die u uitvoert structureel, incidenteel of ter vervanging? Aantal
Percentage
92 16 19 127
72% 13% 15% 100%
Structureel Incidenteel of ter vervanging Beide Totaal
Non-respons Respondenten hebben de mogelijkheid gekregen om zich af te melden voor deelname aan het onderzoek. In totaal hebben 197 respondenten zich afgemeld voor het onderzoek. De belangrijkste reden om af te melden, was dat de respondenten niet tot de doelgroep behoorden (zie figuur B2.1).
Figuur B2.1
Reden voor afmelding
9% 2%
Ik behoor niet tot de doelgroep
6%
Ik heb geen tijd om de vragenlijst in te vullen
1%
Ik vind het onderwerp onvoldoende interessant Ik word te vaak benaderd voor het invullen van een vragenlijst Anders 82%
In tabel B2.3 zijn de achtergrondkenmerken van de afmelders te zien. Hier is inderdaad te zien dat 91 procent niet werkzaam is in carrièrepatroon 7 of 8. Ook vervult een deel geen OBP-functie of is zelfs helemaal niet werkzaam in het mbo.
34
Tabel B2.3
Achtergrondkenmerken van afmelders (non respons)
Achtergrondkenmerk
Aantal
Sector
Educatie Zakelijke dienstverlening Techniek Zorg en Welzijn Kunst, cultuur, media en design Horeca, toerisme en voeding Groen en agrarisch Mode en uiterlijk Vavo Overig Niet werkzaam in mbo Totaal
34 17 21 22 4 13 8 6 6 83 24 238
17% 9% 11% 11% 2% 7% 4% 3% 3% 42% 12% 121%*
Functie
Onderwijsassistent Instructeur Intern begeleider/BPV-begeleider Andere OBP-functie Geen OBP-functie Totaal
11 2 2 158 24 197
6% 1% 1% 80% 12% 100%
14 3 180 197
7% 2% 91% 100%
Carrière- Carrièrepatroon 7 patroon Carrièrepatroon 8 Anders Totaal *
Percentage
Respondenten kunnen werkzaam zijn in meerdere sectoren, daarom telt het totaal op tot meer dan honderd procent.
Over de doelgroep Dit onderzoek had betrekking op een zeer specifieke groep werknemers in de bve-sector. Tijdens het veldwerk bleek het lastig om deze groep werknemers duidelijk in beeld te krijgen. Hiervoor zijn twee belangrijke redenen. Allereerst blijkt het door gebrek aan informatie(registratie) zeer moeilijk om zicht te krijgen op de definitie van de groep werknemers. Ten tweede is er een praktisch probleem bij het bereiken van de doelgroep. Het eerste probleem doet zich voor bij het vaststellen van de exacte doelgroep van het onderzoek. Definities in de cao blijken niet goed aan te sluiten bij de gebruikelijke definities op de werkvloer of in statistieken. In de cao spreekt men over werknemers in de carrièrepatronen 7 en 8 betrokken bij het primaire proces. Op de werkvloer wordt vaak gesproken van functies en salarisschalen in plaats van carrièrepatronen. Bovendien worden er op onderwijsinstellingen verschillende termen gebruikt voor dezelfde groep werknemers. Soms spreekt men op de werkvloer van OBP-ers (organisatie en beheerpersoneel) met primaire procestaken. In andere gevallen worden dezelfde werknemers aangeduid met de term OOP (onderwijsondersteunend personeel). Anderen spreken in termen van functieaanstellingen, zoals 35
bijvoorbeeld instructeurs of lesassistenten. Al deze verschillende termen zorgen voor verwarring en maken het lastig de groep goed te definiëren. Een tweede probleem doet zich voor bij het bereiken van de doelgroep. Er zijn niet veel administraties waarin zowel persoonsgegevens áls informatie over functieaanstelling en salarisschaal/carrièrepatroon worden bijgehouden. En als ze er zijn, zoals bij bepaalde salarisverwerkers, dan is de informatie verspreid over verschillende partijen. Bovendien dient er ook rekening gehouden te worden met de Wet bescherming persoonsgegevens waardoor persoonsgegevens niet zomaar mogen worden vrijgegeven aan externe partijen (als bijvoorbeeld een onderzoeksbureau). Uiteindelijk heeft Regioplan, in overleg met de BC (bestuurscommissie), ervoor gekozen om gebruik te maken van de administratie van de ABP, bedrijfstakpensioenfonds voor overheid en onderwijs. ABP beschikt als pensioenfonds over persoonsgegevens van alle (pensioengerechtigde) werknemers in het onderwijs. Uiteraard is bij de steekproeftrekking ook rekening gehouden met de Wet bescherming persoonsgegevens. De beperkingen van het databestand hebben er toe geleid dat er een zeer ruime steekproef is getrokken en veel respondenten zijn benaderd die uiteindelijk niet tot de doelgroep van het onderzoek horen. Deze methode heeft er echter wel toe geleid dat we de doelgroep hebben kunnen bereiken.
36
BIJLAGE 3
Webenquête onderwijsondersteuners (Opgesteld in overleg met de MBO Raad en AOb.) Monitor scholing en professionalisering in het MBO Welkom bij de monitor scholing en professionalisering in het MBO. De vragenlijst bestaat uit 5 onderdelen: A. Algemeen B. U en uw baan C. Gebruik scholing D. Initiatief en ontwikkeling E. Slot Het invullen van de vragenlijst duurt ongeveer 10 minuten. U kunt op elk gewenst moment het invullen van de vragenlijst onderbreken en op een later tijdstip verder gaan. Eerder ingevulde gegevens blijven behouden. Al uw antwoorden zullen anoniem verwerkt worden en zijn niet persoonlijk herleidbaar. Om in te loggen op de vragenlijst heeft u een gebruikersnaam en wachtwoord nodig. Deze staan in de uitnodigingsbrief. Let op: gebruik voor het wachtwoord kleine letters en geen spatie. Bij problemen met inloggen kunt u contact opnemen met de helpdesk. Stuur hiervoor een bericht naar:
[email protected] Vul hieronder uw gebruikersnaam en wachtwoord in: Gebruikersnaam: Wachtwoord:
37
A. Algemeen Om te beginnen stellen we een aantal selectievragen die bepalen of u behoort tot de doelgroep van dit onderzoek. 1. 1 2
Is de CAO-BVE op u van toepassing? Ja Nee
CAO
2. Binnen welke sector(en) bent u werkzaam? (meer antwoorden mogelijk) Educatie Zakelijke dienstverlening Techniek Zorg en Welzijn Kunst, Cultuur, Media en Design Horeca, Toerisme en Voeding Groen en Agrarisch Mode en Uiterlijke verzorging Vavo Overig Ik ben niet (meer) werkzaam in het MBO Als v2 (sector) is 10 (niet werkzaam in MBO) → naar EIND1
Sector
3.
Wat is uw functie? 1 Onderwijsassistent 2 Instructeur 3 Intern begeleider/ BPV-begeleider 4 Geen ondersteunend en beheerspersoneel (OBP) 5 Andere OBP-functie, namelijk Als v3functie) is 4 (geen OBP) → naar EIND1
Functie
4.
Team
1 2 3 4
5.
Maakt u deel uit van een onderwijsteam? Ja Nee Weet niet Anders, namelijk
Heeft u onderwijstaken, al dan niet incidenteel? Onderwijstaken zijn alle taken gericht op assisteren, uitvoeren en begeleiden van het primaire proces, zoals: het voorbereiden van lessen, het begeleiden van kleine groepen tijdens een les en toezicht houden tijdens de les. 1 Ja 2 Nee Als v5 (taken) is 2 (geen onderwijstaken) → naar EIND1
38
Taken
6.
In welk carrièrepatroon valt uw salaris? 1 Carrièrepatroon 7 2 Carrièrepatroon 8 3 Anders Als v6 (schaal) is 3 (Anders) → naar EIND1
B.
U en uw baan
7.
Sinds wanneer bent u werkzaam in deze functie? Sinds het
Schaal
Jaar
jaar 8.
Wat voor dienstverband heeft u? Vast dienstverband Tijdelijk contract met uitzicht op een vast dienstverband Tijdelijk contract zonder uitzicht op een vast dienstverband Dienstverband vanwege een bijzondere regeling (brugbaan, participatiebaan of vergelijkbare gesubsidieerde baan) 5 Anders
Dienstvb
1 2 3 4
9.
Wat is uw aanstellingsomvang? Fte
Fte
10. Zijn de onderwijstaken die u uitvoert structureel, incidenteel of ter vervanging? . 1 Structureel 2 Incidenteel of ter vervanging 3 Beide
Taken
11.
Wat is uw geslacht? Man Vrouw
Geslacht
In welk jaar bent u geboren?
Gebjaar
1 2 12. 19
39
C. Gebruik scholing Met de cao bve 2007-2009 hebben cao-partijen geprobeerd omstandigheden te scheppen waarbinnen het competentiegerichte onderwijs (CGO) succesvol kan worden ingevoerd. Cao-partijen hebben in deze cao nieuwe scholings- en professionaliseringsafspraken opgenomen ter ondersteuning voor een succesvolle invoering van het CGO. Afgesproken is dat de OBP-medewerkers die direct betrokken zijn bij het primaire proces, benoemd in een functie met carrièrepatroon 7 of 8, recht hebben op 59 uur scholing per jaar. 13.
Was u voor dit onderzoek bekend met dit recht in de CAO? 1 Ja 2 Nee Als v13 (bekend) is 1 (ja)→ v14 (attent) Als v13 (bekend) is 1 (nee)→ v15 (gebruik)
14. 1 2 3 4 5 6
Wie heeft u hierop attent gemaakt? Afdeling HR/personeelszaken Mijn teamleider/directeur/leidinggevende Mijn collega’s De vakbond Niemand, ik heb er zelf over gehoord/gelezen Anders, namelijk…
15. Heeft u het afgelopen schooljaar (2008-2009) scholing gevolgd die door de werkgever mogelijk is gemaakt? 1 Ja 2 Nee Als v15 (gebruik) is 1 (ja)→ v16 (CGO) Als v15 (gebruik) is 2 (nee)→ v23 (geen gebruik)
Bekend
Attent
Gebruik
De invoering van competentiegericht onderwijs (CGO) betekent een grotere zelfstandigheid voor onderwijsteams en nieuwe vaardigheden voor onderwijzend en ondersteunend personeel. 16. Was de scholing die u het afgelopen jaar volgde in het kader van CGO? Dus scholing die u volgde om u beter toe te rusten op de nieuwe taken en vaardigheden die daarbij nodig zijn. 1 Ja 2 Nee 3 Beide, naast CGO-scholing ook andere scholing Als v16 (gebruik) is 2 (nee)→ v24 (reden initiatief)
40
CGO
De volgende vragen gaan over de scholing die u volgde in het kader van competentiegericht onderwijs. 17. Waarom volgde u het afgelopen schooljaar (2008-2009) scholing? (maximaal 3 antwoorden mogelijk) Ik wil mij verder professionaliseren Ik wil voldoen aan de met mijn vak verbonden beroepsstandaarden Ik wil mij beter toerusten op de specifieke vaardigheden die het CGO vereist Ik wil mijn arbeidsmarktpositie verbeteren Mijn werkgever heeft het me verplicht Anders, namelijk…
Reden scholing
18. Heeft u het afgelopen schooljaar de 59 uur die u aan scholing kon besteden benut aan scholing in het kader van CGO? 1 Ja, ongeveer wel 2 Nee, ik heb het afgelopen schooljaar (veel) minder uren benut 3 Nee, ik heb het afgelopen schooljaar (veel) meer uren benut 4 Weet niet Als v18 (benut) is 1 (ongeveer wel) → v22 (type) Als v18 (benut) is 2 (veel minder)→ v20 (benut minder uren) Als v18 (benut) is 3 (veel meer)→ v21 (benut meer uren) Als v18 (benut) is 4 (weet niet)→ v22 (type)
Benut
19. Hoeveel uur scholing (in het kader van CGO) heeft u het afgelopen schooljaar gevolgd? uren
Uur scholing
20. Waarom heeft u het afgelopen schooljaar (veel) minder dan 59 uur scholing benut? (meer antwoorden mogelijk) Ik heb geen behoefte aan (meer) scholing Ik wil zelf niet meer tijd besteden aan scholing Er zijn onvoldoende mogelijkheden om meer uren aan scholing te besteden Ik mag van mijn werkgever niet meer uren scholing volgen De scholing neemt minder dan 59 uur in beslag Er is geen passende cursus Ik wist niet dat ik dit aantal uur kon besteden Anders, namelijk…. Als v20 (Benut minder) is beantwoord →v22 (Type)
Benut minder
21. Waarom heeft u het afgelopen schooljaar (veel) meer dan 59 uur scholing benut? (meer antwoorden mogelijk) . Ik heb behoefte aan meer scholing Ik wil graag veel tijd besteden aan scholing
Benut meer
41
Er zijn genoeg mogelijkheden om meer uren aan scholing te besteden Mijn werkgever heeft mij verplicht om meer scholing te volgen De scholing neemt meer dan 59 uur in beslag Anders, namelijk…
22. Hoeveel uren werden voor de volgende typen scholing ingezet? (meer antwoorden mogelijk) Aantal uren Pedagogisch – deelnemers leren begeleiden, corrigeren van gedrag, groepsprocessen Interpersoonlijk – leren luisteren, inleven Didactisch – leren een didactisch plan uit te voeren, vakinhoudelijk Organisatorisch – leren een bijdrage te leveren aan onderwijsactiviteiten en de leeromgeving Samenwerking – werken in een (onderwijs)team, functioneren in de school Anders, namelijk… Als v22 (type) is beantwoord →deel D, v24 (initiatief)
Aantal uren
U heeft aangegeven het afgelopen schooljaar geen scholing te hebben gevolgd. U heeft hier wel recht op.
Geen gebruik
23. Waarom heeft u geen gebruik gemaakt van uw recht op scholing? Ik was niet van op de hoogte van dit recht Ik heb er niet om gevraagd Ik zie de toegevoegde waarde niet voor mijn positie op de arbeidsmarkt Ik zie de toegevoegde waarde niet voor mijn functie Het heeft geen zin, omdat ik binnenkort stop in deze functie Mijn werkgever biedt mij geen scholingsmogelijkheden Anders, namelijk… Als v23 (geen gebruik) is beantwoord →Deel E v29 (tevreden) D. Initiatief en Ontwikkeling 24. Heeft u zelf het initiatief genomen tot scholing of was dat iemand anders? 1 Ik zelf 2 Afdeling HR/personeelszaken 3 4
Mijn teamleider/directeur/leidinggevende Anders, namelijk…
25. Heeft uw werkgever (personeelszaken of leidinggevende) u (ook) gestimuleerd tot het volgen van (meer) scholing? 1 Ja, iemand van personeelszaken 42
Initiatief
stimuleren
2 Ja, mijn leidinggevende 3 Nee Als v25 (stimuleren) is 3 (Nee)→ v27 (type scholing) 26. Wanneer heeft uw werkgever (leidinggevende of personeelszaken) u gestimuleerd tot het volgen van (meer) scholing? (meer antwoorden mogelijk)
Wijze stimuleren
Dit kwam aan bod tijdens mijn functioneringsgesprek Dit kwam aan bod tijdens een beoordelingsgesprek Dit kwam aan bod tijdens een ander (informeel) gesprek Anders, namelijk… 27. Wie bepaalt in het algemeen welk type scholing u volgt? (meerdere antwoorden mogelijk) Dat bepaal ik zelf Dat bepaalt afdeling HR/personeelszaken Dat bepaalt mijn teamleider/directeur/leidinggevende Anders, namelijk…
Type scholing
28. Wie bepaalt in het algemeen hoeveel uur scholing u volgt? (meerdere antwoorden mogelijk) Dat bepaal ik zelf Dat bepaalt afdeling HR/personeelszaken Dat bepaalt mijn teamleider/directeur/leidinggevende Anders, namelijk…
Aantal uren
E. Tot slot 29. De cao bve 2007 - 2009 is op veel instellingen ingevoerd in het schooljaar 2008-2009. Is er het afgelopen schooljaar op uw instelling iets veranderd met betrekking tot scholing en professionalisering in het kader van CGO? 1 2 3 30.
Ontwikkeling
Er is veel veranderd Er is weinig tot niets veranderd Er is niets veranderd Hieronder kunt u uw antwoord toelichten.
Toelontw
43
31. Hoe tevreden bent u met de afspraken die zijn opgenomen in de cao ten behoeve van de scholing en professionalisering? 1 Heel erg tevreden 2 Tevreden 3 Noch tevreden, noch ontevreden 4 Ontevreden 5 Heel erg ontevreden
32.
Hieronder kunt u uw antwoord toelichten.
tevreden
waaromtev
Terugrapportage Eind 2009 zullen de resultaten van dit onderzoek openbaar worden. Als u er prijs op stelt, kunnen wij u (een samenvatting van) de resultaten toesturen of op de hoogte stellen van de publicatiedatum. Hiervoor hebben we uw e-mailadres nodig. De door u verstrekte gegevens zullen vertrouwelijk behandeld worden (overeenkomstig de Wet Bescherming Persoonsgegevens). 33.
Wilt u een terugrapportage ontvangen? 1 Nee 2 Ja Als v32 (terug) is 1 → EIND2
terugr
34.
e-mail
Wat is uw e-mailadres? @ Als v33 (e-mail) is beantwoord → EIND2
44
Regioplan Beleidsonderzoek Nieuwezijds Voorburgwal 35 1012 RD Amsterdam T 020 531 531 5 F 020 626 519 9 E
[email protected] I www.regioplan.nl