MONITOR
Jaargang 33 • nr. 5 • okt/nov 2004
Lange levensduur Portret ‘valpoli’ Veilige narcose ‘Warme zorg’ dementen
Leo (79) en Gré (82) Ikking
Focus: supersenioren
KERNGEZOND STOKOUD
MONITOR FOCUS: KERNGEZOND STOKOUD
VITAAL DANKZIJ HOBBY “De ouderen die hier op de ‘valpoli’ komen, worden steeds vitaler,” vertelt geriatrie-verpleegkundige Nannette Ruijgrok van Erasmus MC. “Omdat wij een hele dag met hen meelopen, horen wij hun héle verhaal. Laatst hadden we een 91-jarige zangpedagoge, die zei, heel modern: ‘Ik geef geen les meer, ik coach mensen.’ Een andere patiënt vertelde over z’n hobby, klokken maken. Weer een ander speelde viool. Je hebt natuurlijk ook mensen die de hele dag verveeld in een stoel zitten, maar de meeste ouderen zijn opvallend vitaal.” De reden dat de senioren de ‘valpoli’ bezoeken, is dat ze bij herhaling en zonder duidelijke aanleiding vallen. Meer hierover op pagina 14 tot 18. De geriatrie-verpleegkundige begeleidt de ouderen de hele dag. Observatie is hierbij belangrijk: hoe pakt iemand z’n kopje koffie aan? Wat eet en drinkt iemand van de aangeboden maaltijd? Hoe komt iemand overeind uit z’n stoel? Wat is de rol van de partner? Neemt die alles uit handen? Nannette Ruijgrok: “Mensen komen soms met hun partner, soms met een begeleider, dochter of zoon. De partner is óók vaak in de tachtig. Wij letten op of de partner overbelast is. Soms zeggen ze dat letterlijk: ‘Het wordt allemaal veel te veel, ik kan het niet meer aan.’ Maar er zijn ook partners die de belasting niet willen toegeven. Voor hen is het een taboe, al stralen ze de overbelasting wel non-verbaal uit, je ziet het aan hun houding. Waarom een taboe? Ach, men is al zó lang samen. Men heeft de crisisjaren, Tweede Wereldoorlog en de bevrijding meegemaakt, en zegt: ‘We hebben alle lief en leed gedeeld, dit deel van ons leven willen we ook delen.’ Maar als verpleegkundige zie je dat het soms echt niet meer gaat. Je probeert dan tactvol te adviseren: ‘Het lijkt ons goed dat…’ of ‘Wij adviseren u om…’ Soms raad je mensen aan hulp te accepteren die ze weigeren. Een andere keer geef je voorlichting over mogelijkheden die het leven makkelijker maken, zoals dagopvang. Ook geef je eenvoudige, maar doeltreffende tips: weg met de losliggende Perzische tapijtjes. Of: wist u dat er ondergoed met luchtkussentjes bestaat, waarmee u bij een val minder kans loopt op een gebroken heup?” Het leuke van haar werk vindt geriatrie-verpleegkundige Nannette Ruijgrok dat ze op de ‘valpoli’ elke dag een ander mens ontmoet, met een ander levensverhaal. “Deze ouderen staan op een kruispunt en weten niet hoe ze verder moeten. Wij helpen hen op weg en proberen de negatieve kanten van ouder worden te verminderen.” n
2
okt/nov 2004
MONITOR
INHOUD FOCUS: KERNGEZOND STOKOUD
In het gesticht Arme ouderen waren vroeger, op z’n Rotterdams gezegd, bij de ratten af. Wie geen geld had en evenmin kinderen bij wie hij terecht kon, belandde in het armenhuis. Zo rond 1900 telde de stad Rotterdam verschillende gestichten (zo heetten ze echt). Voor NederlandsHervormden was er het Lidmatenhuis, aan de Gedempte Botersloot. Rooms-katholieken gingen naar het Sint-Antoniusgesticht, aan de Kruiskade. Het Hofje van Gerrit de Koker, aan de Goudsesingel, bood plaats aan 72 vrouwen ‘van alle gezindten behalve Joods.’ Voor joodse bejaarden was er het Gesticht voor Israëlitische Oude Lieden en Zieken, aan de Claes de Vrieslaan, dat volgens de historische serie Als de dag van gisteren goed bekend stond. Dat laatste kan niet worden beweerd van het gemeentelijk Armenhuis, aan de Schiedamsedijk.
Pag. 2: Vitaal dankzij hobby VERPLEEGKUNDE: Geriatrie-verpleegkundige Ruijgrok over de patiënten van de ‘valpoli’ Pag. 4: Stethoscoop Wijsheid van eeuwelingen Pag. 5: Leachajiem! EPIDEMIOLOGIE: Beetje alcohol goed tegen dementie
Pag. 30: Rubriek Reageerbuis REUMATOLOGIE Professor Mieke Hazes aan het woord Pag. 31: Agenda Erasmus MC Promoties, congressen, symposia
Pag. 9: ‘Veroudering bestaat niet’ EPIDEMIOLOGIE: Schade die we oplopen, lijkt te voorkomen Pag. 10: Hoogbejaard geopereerd ANESTHESIOLOGIE: Mevrouw Spronk, 94 jaar, onder het mes
In die ‘maalstroom naar de afgrond’ stond het gemeentelijk Armenhuis. “In het sobere gebouw sleten ze hun laatste dagen, betutteld door de beheerders, slecht verzorgd en met de nek aangekeken als ze zich buiten het huis bevonden,” memoreert Als de dag van gisteren. De arme zielen waren herkenbaar aan hun donkerbruine gestichtkleding. Ze moesten werken van 8.00 tot 12.00 uur en van 14.00 tot 19.00 uur. Woensdag en zondag mochten ze naar buiten. Vrouwen en mannen leefden strikt gescheiden. Waren ze getrouwd, dan mochten ze elkaar een uurtje per week bezoeken.
Pag. 12, 13: Lang leven met kanker ONCOLOGIE: Kanker als niet-dodelijke, langdurige ziekte
Honderd jaar na deze wantoestanden publiceren we een Monitor over kerngezond stokoud worden. Een gemiddelde leeftijd van 100, 125 of 140 wordt niet langer uitgesloten. De nadruk komt meer te liggen op gezónd vergrijzen en verzilveren. In dit nummer aandacht voor de gunstige kanten van alcohol, botontkalking, bedzweren, de valpoli en lang leven met kanker.
Pag. 26-29: Geen geheugen, wel gevoel MAATSCHAPPELIJKE GEZONDHEIDSZORG: ‘Warme zorg’ voor demente ouderen
Pag. 6, 7, 8: Als Methusalem MAATSCHAPPELIJKE GEZONDHEIDSZORG: Hoe lang zullen we leven?
De Schiedamsedijk had een uiterst bedenkelijke reputatie. Prostituees (‘landhaaien’), souteneurs, peeskamers, beroving, chantage, dat alles was voor journalist Herman van Dijkhuizen van dagblad Voorwaarts in 1925 voldoende om te berichten over deze straat als ‘de maalstroom naar de afgrond’. Boven zijn artikel stond: ‘De Rotterdamsche roofholen en hun bevolking.’
Slapen deden de ‘oude lieden’ als vee op de grond, op stro waarin luizen, vlooien en kakkerlakken huisden. Het is aan de protesten van een gemeentearts te danken dat het gestichtbestuur vijftig ‘bedden der toekomst’ aanschafte. De behuizing was zo slecht dat het Rotterdamse gemeentebestuur in 1905 aan de Oostervantstraat een nieuw tehuis liet bouwen. De preekstoel, die vanaf de Schiedamsedijk meeverhuisde, moest bij aankomst worden verbrand; het hout zat vol ongedierte.
Jaargang 33 • nr. 5 • okt/nov 2004
Pag. 11: 90-plussers onder het mes ANESTHESIOLOGIE ‘Narcose-artsen’ over kansen van hoogbejaarden
Pag. 14, 15: Beeldportret ‘Valpoli’ GERIATRIE: Hr. Willem de Graaf wordt getest Pag. 16, 17, 18: Vallen en opstaan GERIATRIE: Bericht uit de ‘valpoli’ van afdeling Geriatrie Pag. 19: Turboveroudering CELBIOLOGIE: Onderzoek naar supersnelle veroudering Pag. 20: Calciumkanalen INWENDIGE GENEESKUNDE: Senioren, botontkalking en celkanaaltjes Pag. 21: Maden met ‘n missie DERMATOLOGIE Maden als schoonmaaksters van wonden Pag. 22, 23: Bedzweren bezweren VERPLEEGKUNDE Doorligwonden hardnekkig probleem
‘Valpoli’ pag. 14-18
Pag. 24: Homocysteïne & botbreuk INWENDIGE GENEESKUNDE: Zoeken in bloed naar botontkalking Pag. 25: Funeste bijwerkingen FARMACOLOGIE: Met medicijn van de wal in de sloot
Joop van de Leemput
[email protected]
De volgende Monitor verschijnt rond 4 december
MONITOR
okt/nov 2004
3
STETHOSCOOP RUIS EN WIJSHEID Observaties van auteur Steffie van den Oord, die de levensverhalen van meer dan twintig honderdjarigen optekende in het boek Eeuwelingen.
■ ARBEIDSETHOS
■ GEBOORTEPLANNING
“Ik heb altijd hard moeten werken. Maar van werken ga je niet dood!”
“Tien kinders, dat doen ze niet meer! En dat is maar goed ook. Vroeger was de vrouw een slaaf. Want al die kinders, dat was geen flauwekul, eej.”
Voormalig binnenschipper Jan Pieter Bos uit Papendrecht, geboren 12 juli 1891, overleden 15 december 2002, dus 111 jaar oud geworden. ■ ACTIEF IN DE TUIN “Toen ik honderd werd, had ik vóór acht meter en áchter elf meter tuin: dat hield ik allemaal zelf bij. Ik had een krukje waar ik even op ging zitten als ik moe was, en daarna tuinde ik weer verder. Met honderd jaar, hé!”
Heer Jan Pieter Bos, zie hierboven. ■ MODERNE TIJDEN “Ik zit alweer in m’n derde eeuw. Ik verwacht er niet veel van. De mensen maken zulke grote bokkenspringen; oorlog zus, aanslag zo. Ik zie het op tv: als het al geen natuurramp is, dan maken mensen mekaar wel af.”
Heer Jan Pieter Bos, zie boven. ■ OUDERDOM Alle uitspraken op deze pagina zijn afkomstig uit boek Eeuwelingen, auteur Steffie van den Oord, uitgeverij Contact, 2002, ISBN 90 254 15881
■ NA DE OORLOG “De Beatles en de oorlog hebben alles veranderd.”
Uitspraak van mevr. Nel GogarnDirker, geboren 22 juni 1899 te Rotterdam. Haar man Dick kwam uit een miljonairsfamilie en bezat als een van de eersten een auto. Het stel ‘vloog’ met zestig kilometer per uur over de weg, in een zevenpersoons Opel met open dak. “We hadden altijd schik”. In 1932 verloor het echtpaar het complete vermogen op de beurs, maar daarna bouwden ze hun kapitaal weer op. ■ GOED HUWELIJK “Verliefd? Dat ben ik nooit geworden. Dat speelde niet zo. Het was belangrijker dat je met mekaar overweg kon.”
Voormalig smid Antoon Brunia, geboren 12 juni 1900 te Rotterdam, overleden 13 juni 2002. Zijn huwelijk was door de familie van zijn vrouw min of meer geregeld. Eerst had hij er niet zo’n zin in, maar later groeide de genegenheid voor zijn vrouw. Als hij over haar praat, moet hij even huilen. Hij verontschuldigt zich daarvoor: “Ik mis haar zo!” 4
okt/nov 2004
MONITOR
“Het mensdom wordt toch zo oud! Als je vroeger in Langerak er een van zestig zag lopen, met zo’n knotje, dat was dat een oud wijfje. Maar ik ben 109!”
Mevr. Annigje Baron-Rozendaal, geboren 1 januari 1893, overleden 23 november 2001. Haar leven draaide om kaas: ze maakte kaas op de boerderij, ze verkocht kaas, ze at zelf veel kaas en ze trouwde een vertegenwoordiger in kaas. Aan het einde van de oorlog opende het echtpaar een winkel in kaas en melk, aan de Bloemfonteinstraat te Rotterdam. Ook ventten ze kaas en andere zuivel op straat, met een hondenkar.
Mevr. Cornelia van het WesteindeVermue, geboren 27 augustus 1899 te Kruiningen, Zeeland, overleden 14 februari 2002. Ze was gelukkig toen ze net getrouwd was, vertelt ze, “maar op den duur ging dat over. Ik had al vijf kinders die allemaal maar één jaar scheelden en dacht: als het nou maar úútscheedt! Maar ik kreeg er nóg vijf.”
“Kijk naar de leeuwerik; die stijgt tot op zijn hoogtepunt, verder kan-ie niet, dan komt-ie naar beneden. Zo is het met de mens ook: je kunt niet verder gaan dan voor je is weggelegd. Maar je moet wel proberen zo hoog mogelijk te komen”.
Levenswijsheid van de heer Louis Hellebrekers, geboren 1901, Susteren, Limburg, overleden 2002.
■ OPTIMISME HELPT
■ ACTIEF BLIJVEN
“Het is reuze makkelijk om een positieve aard te hebben. Met wat optimisme gaan de dingen als vanzelf.”
Voormalig dominee Douwe van der Wielen, geboren 31 december 1899 te Bergum (Friesland), overleden 3 januari 2002. Zijn vrouw Hilda, ver in de negentig, leefde tijdens het interview ook nog. Overigens werd van hem bij de geboorte gezegd: ‘Die wordt niet oud’. De dominee werd uiteindelijk 102 jaar.
“Uit verveling ben ik na mijn pensioen stambomen gaan maken. Doe ik niks, dan ga ik dood. En ik kien hier in huis, met ‘de vrouw’. Die komt uit Holland, haar man is dood en ze zit in een stoel; ze moet toch gereden worden en nou doe ik dat. Op mijn honderdste moet ik nog een kruiwagen duwen… Zesennegentig is ze, mijn vriendin. Een hele mooie vrouw, ik weet wat ik uitzoek!”
■ DAGBESTEDING
Verteld door de Limburger Louis Hellebrekers, zie boven.
“Ik verveel me niet op mijn oude dag. De dagen vliegen om! Nee, ik dik het niet aan - het is zo.”
Mevr. Jacoba Slaper-Suzenaar, geboren 24 november 1900 te Zuidbroek, Groningen. Zij ontvangt bezoek, maakt cryptogrammen, kookt zelf, leest de krant en kijkt televisie. Kwaaltjes die haar dwarszitten, heeft ze niet. Haar dochter brengt ’s middags een haring of kroketje. “Bovendien slaap ik als de beste, ik doe m’n naam echt eer aan.”
■ BITTERE ARMOEDE
■ ZUSTERS VAN DE LIEFDE
“Kaailopers noemden we de vaders die zopen; zodra ze één cent verdiend hadden, met een vrachtje of zo, dronken ze die op in de kroeg op de kaai. Kan ik nóg kwaad om worden.”
“Nooit kreeg je iets tussendoor. Fruit? Ik wist niet eens wat het was. In het gesticht heb ik nooit één koekje gezien!”
Mevr. Sophie Smit, geboren 8 augustus 1896 te Zierikzee, over de bittere armoe tijdens haar jeugd in Zeeland. Juist de mannen uit de armste buurten zaten in het café. Hun vrouwen liepen op straat te bedelen om kleding voor hun kinderen, of zochten kruukels, daarbij opgejaagd door de politie. Als ze de opgelegde boete niet konden betalen, gingen de vrouwen de gevangenis in. “Ze hadden haast niet te eten - ondenkbaar is dat nu.”
■ LEVENSWIJSHEID
Herinnering van mevr. Johanna van Schaick (‘Jopie’, 1898, A’dam) aan de liefdeloze opvoeding door de Zusters van de Liefde. Haar krullen werden afgeschoren, haar mooie knoopschoentjes verruild voor oude klompen en ze moest gestichtkleding aan. Met haar zusje mocht ze niet praten, net zo min als tijdens haar werk sokken breien voor V&D. Haar vader mocht één keer per maand op bezoek komen: “Ik heb het er nóg moeilijk mee.”
■ TEGENWOORDIGE TIJD “Ik ben zó dankbaar dat ik deze tijd nog mag meemaken. Ik vind het heerlijk, die vrijheid voor de jeugd. Wij, meisjes van eenentwintig, waren nog groentjes. Wij wisten van niks.”
Uitspraak van mevr. Johanna van Schaick (zie links), die in een klooster opgroeide, waar ze zich opgesloten voelde en niets mocht leren, ‘want dat was niet nodig’. Ze dacht bijvoorbeeld dat kinderen werden ‘gebracht’, in plaats van gebaard. Later is mevr. Van Schaick vroedvrouw geworden. ■ BEJAARDENTEHUIS “Mijn intrede in het bejaardentehuis was eigenlijk het mooiste moment van mijn leven - nee, ik overdrijf niet. Ik vind het een paleisje! Hier werd ik met liefde ontvangen, en liefde heb ik altijd moeten missen, behalve toen ik verloofd was, maar dat is eigenlijk heel kort geweest. Ik heb hier alles wat mijn hartje begeert. Ik leef als God in Frankrijk, hier in het bejaardentehuis in Amstelveen.”
Uitspraak van mevr. Johanna van Schaick, zie links.
INVLOED ALCOHOL Tekst: Joop van de Leemput
Foto: Levien Willemse
Lechajiem!
Proost! in café De Ballentent, R’dam
Zelden werd een onderzoek zó juichend onthaald door liefhebbers van jonge jenever en ander ‘sterks’ als de ERGO-studie die uitwees dat matige alcohol drinken de kans op dementie verlaagt. Een terugblik. udere Nederlanders kennen de Jiddische kreet nog van vóór de oorlog: ‘Lechajiem!’. Dat betekent zoiets als: ‘Op het leven’ en is later verbasterd tot ‘Daar-ga-je!’ Uit epidemiologisch onderzoek onder ruim zevenduizend Rotterdamse mannen en vrouwen van 55 jaar en ouder uit de wijk Ommoord, gepubliceerd in vakblad The Lancet van 26 januari 2002, bleek dat een bescheiden dagelijkse hoeveelheid alcohol inderdaad goed is voor ‘het leven’. Die ontdekking gaf stof tot gein in de kroeg: “Alwéér een borrel?” “’t Moet van de dokter.”
O
Tegen slagaderverkalking - Voor de nauwkeurigheid halen we de Rotterdamse bevindingen nog eens letterlijk aan. In het persbericht van de Erasmus Universiteit Rotterdam staat de
conclusie als volgt verwoord: “Uit andere onderzoeken is gebleken dat matig alcoholgebruik de kans op slagaderverkalking verlaagt. Aangezien er mogelijk een associatie bestaat tussen slagaderverkalking en dementie, onderzocht promovenda Annemieke Ruitenberg de invloed van matig alcoholgebruik op de kans op dementie. Personen die matig alcohol dronken hadden 40% minder kans op het krijgen van dementie dan personen die geen alcohol dronken. Bij een hogere alcoholconsumptie verdween dit effect. Het maakte niet uit of de alcohol afkomstig was uit bier, wijn, sterke drank of sherry.” ‘Matig alcoholgebruik’ houdt in één tot drie glazen alcoholhoudende drank per dag. Reinigende werking - Er zijn verschillende mogelijke verklaringen
voor het gunstige effect van enkele dagelijkse borrels. Ten eerste is bekend dat ethanol de samenklontering van bloedplaatjes vermindert en ook dat alcohol de samenstelling van vet in het bloed verandert. Alcohol lijkt dus een reinigende werking te hebben, ook in het lichaam. Daarnaast zouden geringe hoeveelheden alcohol een direct effect kunnen hebben op het leervermogen (cognitie) omdat het inwerkt op de hippocampus. In dit deel van de hersenen wordt acetylcholine aangemaakt, een stofje dat geheugen- en leerprocessen aanstuurt. Taboe doorbroken - Prof. Monique Breteler, hoogleraar Neuro-epidemiologie licht toe: “Ik leerde vroeger op school dat bij iedere borrel die je drinkt een aantal hersencellen afsterft. Tegenwoordig is het idee: wijn en andere alcoholische dranken hebben mits met mate gedronken - een gunstige invloed. Dat alcohol een positief effect heeft op hart- en vaatziekten is bekend sinds de jaren tachtig. Een gunstige invloed op deméntie is in de
EPIDEMIOLOGIE
jaren negentig vastgesteld door een Franse onderzoeksgroep uit, nota bene, Bordeaux. Nee, die studie was niet gesponsord door de wijnindustrie. Publicatie van die Franse studie, genaamd PAQUID, in een wetenschappelijk vakblad stuitte echter op problemen. Het idee ‘Alcohol is goed’, dat was een taboe, vooral in de Verenigde Staten. De Fransen hebben ons toen gevraagd het onderzoek te herhalen. Dat is gebeurd in Rotterdam-Ommoord en wij kwamen tot precies dezelfde conclusies.” Ze tekent aan: “Het gunstige effect van alcohol op dementie verdwijnt als je meer drinkt dan de aanbevolen één tot drie glazen per dag. Bij een hogere inname stijgt de kans op dementie zelfs. De alcoholinname moet bovendien evenwichtig verdeeld zijn. In het weekeinde flink laden en op werkdagen niets drinken, dat is niet goed. De bloedspiegels dienen constant te zijn. Net als bij medicijnen, die neem je ook elke dag.” Geen officiële richtlijn - Tot nu toe beveelt de overheid niet aan om dagelijks één tot drie glazen alcoholische drank te drinken. Waarom niet? Prof. Breteler: “Daar zitten veel haken en ogen aan. Zo’n richtlijn moet eenduidig zijn en dat blijkt moeilijk. Alcoholconsumptie is bijvoorbeeld niet aan te bevelen voor mensen die bepaalde geneesmiddelen gebruiken, voor mensen die direct daarop gaan autorijden en voor mensen die op een ladder of steiger werken. Verder krijg je geen tekort als je de aanbeveling niet opvolgt. Bij groente en fruit is dat wel zo, een te lage consumptie daarvan leidt tot deficiëntie.” “Een ander risico is dat mensen door zo’n richtlijn te veel gaan drinken. Nog even terug naar groente en fruit: daar is geen risico op overconsumptie; een extra appel is ongevaarlijk. Bovendien zijn sommige mensen van nature extra gevoelig voor alcohol. De marges zijn smal en verschillen per individu. Een algemene richtlijn kan daar niet op inspelen. Met al dit soort mitsen en maren kun je geen heldere aanbeveling maken. Wat overigens niet wegneemt dat een glaasje wijn of andere alcoholhoudende drank goed is.” ■ TEST UW JIDDISCH ‘Lechajiem’ is Jiddisch. Wie z’n kennis van het Jiddisch wil testen, kan dat doen via internet, op de site van het Joods Historisch Museum: www.jhm.nl Ga daar naar ‘Interactief’, naar ‘Aap, Noot, Moos’, naar ‘Woordenspel’.
MONITOR
okt/nov 2004
5
6
okt/nov 2004
MONITOR
LEVENSDUUR Tekst: Joop van de Leemput
Beeld: Helen van Vliet
MAATSCHAPPELIJKE GEZONDHEIDSZORG
ALS METHUSALEM Volgens het Oude Testament werd hij 969 jaar oud: Methusalem. Daarom zeggen we ‘zo oud als Methusalem.’ Hoe oud zal de mens in de toekomst worden? Nu al lijkt 120 jaar binnen handbereik te liggen: lang zullen we leven.
H
et klinkt wat cru, maar het is wel waar: mensen zouden eigenlijk maar veertig jaar oud moeten worden. Daarna zit hun taak erop en kunnen ze sterven. Immers, al ver vóór ons twintigste levensjaar zijn we in staat tot voortplanting, dus tegen het veertigste levensjaar kunnen onze kinderen voor zichzelf zorgen. En wie tegen die tijd z’n genen nog niet heeft doorgegeven, is evengoed overbodig. In het dierenrijk - Er bestaat ook een aanwijzing dat dértig jaar al onze ‘eindleeftijd’ zou kunnen zijn: onze lengte en gewicht. Als we naar de vlo, vlieg, muis, hond, koe en olifant kijken, zien we een in leeftijd oplopende lijn. Hoe langer en zwaarder, des te ouder. Er zijn weliswaar uitzonderingen, zoals de schildpad, maar voor veel dieren gaat deze redenatie wel op. Hier lijkt dertig jaar voor de mens de grens.
Drie keer te oud - Vanuit de natuur gezien lijkt dertig tot veertig jaar dus de eindleeftijd. De werkelijkheid is dat zowel mannen als vrouwen nu al met enige regelmaat de grens van 110 jaar passeren. Weliswaar is dit uitzonderlijk, het is niet onmogelijk (zie volgende pagina: ‘Langlevers’). Vandaag de dag is honderd jaar worden wel bijzonder, maar niet meer zo zeldzaam. In het Zuid-Hollandse dorp Oud-Beijerland bijvoorbeeld (23.500 inwoners) leven vijf 100plussers. Een woordvoerder van de gemeente deelde half augustus mee dat deze senioren op dat moment 100, 100, 100, 102 en 103 jaar oud waren. “En eind dit jaar hopen we er nog twee 100-jarigen bij te hebben,” voegt hij daaraan toe. Het aantal 100-plussers in Nederland neemt volgens het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) sterk toe. Per 1 januari van dit jaar waren er al 1290 eeuwelingen, overigens meer vrouwen dan mannen. Ruim een kwart van deze ‘supersenioren’ woont nog zelfstandig.
MONITOR
okt/nov 2004
▲
Nóg een argument: vóór het dertigste levensjaar bereiken mensen fysiek hun hoogtepunt. Daarna begint geleidelijk het verval, door medici ‘achteruitgang van functies’ genoemd. Bijvoorbeeld het gezichtsvermo-
gen, het gehoor en het vermogen van hart en longen nemen af.
7
LEVENSDUUR MAATSCHAPPELIJKE GEZONDHEIDSZORG GRONINGER GEERT Van bijna 700 wereldbewoners staat inmiddels vast dat ze de leeftijd van 110 jaar hebben gehaald. De allereerste was de Groninger Geert Adriaans Boomgaard. Hij is geboren 21 sept. 1788 en overleden op 3 febr. 1899.
HOE OUD WORDT U? Dat kunt u laten schatten, via een vragenlijst op internet. Deze lijst bevat ruim veertig Engelstalige vragen. Wie alles invult, krijgt meteen z’n levensverwachting, met verbetertips erbij. U kunt bijvoorbeeld punten winnen met gehuwd zijn, oude grootouders (80-plus) hebben, niet roken en een goede bloeddruk. Minpunten krijgt u bijvoorbeeld voor vetzucht, stress, riskante seks en te weinig slaap. ‘Opmerkelijk’ noemt prof. Ruud Kempen van de Universiteit Maastricht in z’n oratie (waar hij de vragenlijst aanhaalt) dat ‘een positieve levensopvatting’ substantieel bijdraagt aan een langer leven: zeven jaar extra. Zie www.beeson.org, klik op ‘interactive tools’, daarna op ‘living to 100’, vervolgens op ‘calculator’.
Blik in de toekomst - Hoeveel extra levensjaren zijn deze eeuw te verwachten? In de periode 1900-2000 nam de levensverwachting met maar liefst 25 jaar toe. Is zulke verlenging nogmaals mogelijk? Prof. Johan Mackenbach (51 jaar), hoogleraar Maatschappelijke Gezondheidszorg: “Nog eens 25 extra levensjaren, dat is eigenlijk uitgesloten met de huidige mogelijkheden. Maar misschien zullen we nieuwe interventies ontwikkelen waarmee het wel zal lukken. Tot nu toe hebben de pessimisten namelijk steeds ongelijk gekregen. Begin vorige eeuw had niemand verwacht dat een levensverwachting van 75, 80 jaar mogelijk zou zijn. Inmiddels is deze leeftijd de gewoonste zaak van de wereld. Nu zijn er serieuze wetenschappers die de gemiddeld haalbare leeftijd op 85 tot 90 jaar stellen. De kans is groot dat ook hun schatting voorbij wordt gestreefd door de feiten.” Inderdaad, Japanse vrouwen hebben als eerste groep ter wereld de gemiddelde levensverwachting van 90 jaar bereikt. En wanneer worden we gemiddeld honderd jaar oud? Dat zal, volgens deskundigen in het vakblad Science (10 mei 2002), in sommige landen al rond het jaar 2032 zijn. Dus al over dertig jaar, mits de groei in levensverwachting netjes doorzet. Ultra oude boom - Prof. Mackenbach vervolgt: “Het is interessant om hierbij ook eens te kijken naar andere levende organismen, naar ander soorten in de natuur. Wat is het oudste levende wezen op aarde? Een achttien meter hoge naaldboom, Pinus longaeva, die op een geheim gehouden plek in Californië, de Verenigde Staten, staat. Daarvan hebben biologen vastgesteld dat hij 4770 jaar oud is! Die boom heet overigens Methusalem. Sommige organismen groeien vrijwel eindeloos door en lijken daarmee het idee te weerspreken dat alle leven eindig is. Als we de achtergronden hiervan begrijpen, kunnen we daaruit misschien nieuwe mogelijkheden voor levensverlenging bij de mens distilleren.” Nederland middenmoter - De realiteit is echter, vertelt prof. Mackenbach, dat de gemiddelde levensverwachting in Nederland stagneert. Was ons land lange tijd
8
okt/nov 2004
MONITOR
TOP 10 OUDSTE MENSEN OOIT 1: Mevr. Jeanne Louise Calment 2: Heer Shigechiyo Izumi 3: Mevr. Sarah DeRemer Knauss 4: Mevr. Lucy Hannah 5: Mevr. Marie Louise Febronie Meilleur 6: Mevr. Tane Ikai 7: Mevr. Carrie White 8: Mevr. Kamato Hongo 9: Mevr. Maggie Barnes 10: Heer Thomas Peter Mortensen
Frankrijk Japan VS VS Canada Japan VS Japan VS VS, geb. Denemarken
122 jaar 120 jaar 119 jaar 117 jaar 117 jaar 116 jaar 116 jaar 116 jaar 115 jaar 115 jaar
oudste mens ooit oudste man ooit
43: Mevr. Hendrikje van Andel 283: Heer Jan Pieter Bos
Nederland, Hoogersmilde Nederland, Rotterdam
114 jaar 111 jaar
oudste nu levende mens oudste Rijnmonder
Niet altijd wordt een geclaimde leeftijd bevestigd door gegevens in het bevolkingsregister. Daarom zijn er ook mediaberichten over hoogbejaarden die stellen ouder dan 130 jaar te zijn. Zie: www.grg.org Bronnen: Fred van Dam te Barneveld, Gert Jan Kuiper te Arnhem, die deze gegevens verzamelen.
koploper in Europa, nu behoort het tot de middenmoot. Mogelijk is dat deels te wijten aan de rookgewoonten (vooral die van vrouwen) en een zorg voor ouderen die minder dan elders is gericht op levensverlenging. Nederlandse vrouwen worden nu al zelfs minder oud dan het Europese gemiddelde. De grote levenswinst van de afgelopen eeuw was niet zozeer te danken aan een verbeterde gezondheidszorg (vaccinaties, antibiotica, betere operatietechnieken, nieuwe medicijnen), maar meer aan zaken als de aanleg van drinkwaterleidingen en riolering, voldoende voeding en een lager kindertal. De verbeterde gezondheidszorg leverde volgens prof. Mackenbach zo’n vijf jaar ‘winst’ op, de verbeterde levensomstandigheden maar liefst twintig jaar. Etnische verschillen - De gemiddelde levensverwachting heeft betrekking op de hele bevolking. Hierbinnen bestaan fikse verschillen. Kijkend naar de sociaal-economische positie, kan gesteld worden: laag inkomen, lage opleiding, lage beroepspositie = bijna vijf jaar eerder dood. Vijf jaar, dat is bij mannen het verschil tussen ‘alleen lagere school’ en ‘hbo of universiteit’. Bij vrouwen bedraagt het verschil 2,6 jaar. Minder eenduidig is het patroon bij de etnische achtergrond. Bij de mannen leven Turken en Surinamers korter dan Nederlanders. Zij gaan 1,5 jaar eerder dood. Marokkaanse mannen leven juist langer dan Nederlanders, namelijk bijna vier jaar extra. Antilliaanse mannen leven vrijwel even lang als Nederlanders. Bij de vrouwen zijn de verschillen kleiner. Marokkaanse vrouwen leven bijna
een jaar langer dan Nederlandse vrouwen, Surinaamse vrouwen daarentegen zo’n 1,5 jaar korter. Jonge allochtonen - Over de langere levensverwachting van Marokkaanse mannen zegt prof. Mackenbach: “We weten niet precies hoe dat komt. Het verschil van 3,5 jaar is zó groot dat we eerst dachten aan een fout in ons onderzoek, maar voor zover wij kunnen overzien zijn data en verwerking ervan in orde. Misschien heeft het te maken met het feit dat juist de gezondste Marokkanen destijds zijn uitgekozen voor migratie naar Nederland. Verder veronderstellen we dat oudere Marokkanen de baten ondervinden van onze goede gezondheidszorg, maar niet de nadelen van leven in Nederland, zoals te veel eten, te vet eten en roken. Het lijkt te gaan om een tijdelijk verschijnsel, dat beperkt is tot de eerste generatie migranten. Jonge Marokkanen, en trouwens ook andere jonge allochtonen, sterven juist eerder dan jonge Nederlanders. Dat komt onder meer door infectieziekten, zoals hepatitis en aandoeningen van de luchtwegen. Ook geweld en verkeersongevallen spelen hier een rol.” Rijken leven langer - Binnen Nederland heersen duidelijk verschillen. Op kaarten van het RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) is te zien dat gebieden waar de welvaart laag is (bij voorbeeld Oost-Groningen, ZuidLimburg en de grote steden) het aantal gezonde levensjaren óók laag is. De kop van Drente, de Veluwe en de rijke randen rond Den Haag, Rotterdam en Amsterdam daarentegen scoren hoog. De rijken die daar leven, blijven gemiddeld tot wel tien jaar langer gezond, zowel mannen als vrouwen. En ze worden ook ouder. ■
LEVENSDUUR Tekst: Joop van de Leemput
Beeld: Levien Willemse
EPIDEMIOLOGIE
‘Veroudering bestaat niet’ gaat het mis en worden oudere mensen ziek. Deze stroming hangt de ‘geriatrische gedachte’ aan. Geriatrie betekent: de wetenschap betreffende de oorsprong, behandeling en preventie van ziekten van senioren.
Veroudering bestaat niet, stelt prof. Bert Hofman van de afdeling Epidemiologie & Biostatistiek. Wat wel bestaat is een stapeling van schade die we oplopen met het verstrijken der jaren. Die schade lijkt echter te voorkomen.
Einde niet in zicht - Prof. Albert Hofman: “Men zegt wel eens: wat maakt het nou uit welke visie je aanhangt? Voor onderzoekers maakt dat alles uit. Het bepaalt namelijk in welke richting ze zoeken. Speuren ze naar een onderliggend, centraal proces? Of zoeken ze naar specifieke oorzaken van ziekten? Ik denk dat de geriatrische gedachte juist is. Een geronto-gen is namelijk nooit gevonden, veroudering bestaat niet, accumulatie van ellende tegen het eind van het leven wél. Zo’n opeenstapeling van schade is met preventie te voorkomen. Daarom kunnen we aannemen dat mensen rustig 110, 115, 120 jaar kunnen worden.”
e afgelopen honderdvijftig jaar is iets opmerkelijks gebeurd, iets onwaarschijnlijks,” zegt prof. Albert Hofman van de afdeling Epidemiologie & Biostatistiek van Erasmus MC. “Tot rond 1850 werden mensen gemiddeld 37 jaar oud. Natuurlijk, er zijn altijd mensen geweest die ouder werden, zoals farao’s, koningen, edelen en geestelijken. Maar anderzijds stierf een groot aantal kinderen tijdens of vlak na de geboorte. Rond 1850 gebeurt iets onwaarschijnlijks: de gemiddelde levensverwachting gaat recht omhoog. En die stijging blijft mondiaal doorzetten. De laatste cijfers, uit 2002, tonen aan dat in het recordland Japan de gemiddelde leeftijd van mannen op 86 jaar ligt en van vrouwen op 90 jaar. Nederlandse mannen en vrouwen zitten hier tien jaar onder. De gemiddelde levensduur is dus bijna verdrievoudigd sinds 1850. Voor elke vier jaar die we leven, krijgen we er een jaar bij. Ik zeg ook wel eens: je leeft een week en ontvangt een weekeinde cadeau.”
‘
D
Extra levensduur - Prof. Hofman besluit: “Voor preventie van ouderdomsziekten is nog volop ruimte. Hart- en vaatziekten, doodsoorzaak nummer 1, zijn potentieel te voorkomen. Op dat gebied valt nog heel wat levensduur te winnen. Misschien ook door het preventief innemen van een polypil, die bestaat uit verschillende soorten medicatie die de vaten gezond moet houden.” ■
RIDE Vergeleken met vroeger zijn senioren langer actief
Twee stromingen - Prof. Hofman ziet geen reden om te veronderstellen dat de stijging van de levensverwachting zal stoppen. Hij is een aanhanger van de ‘geriatrische gedachte’. GEZONDHEIDSPARADOX Wat is de ‘gezondheidsparadox’? Dat is de volgende tegenstelling: dankzij verbeterde mogelijkheden om ernstige zieken te behandelen, overleven meer mensen een aandoening die voorheen fataal was. Deze veelal oudere mensen hebben last van naeffecten, restverschijnselen, beperkingen. Vandaar de paradox: hoe beter de gezondheidszorg, des te meer zieke ouderen.
Binnen de wetenschap bestaan twee stromingen betreffende het thema veroudering: De eerste stroming meent dat er een onderliggend proces bestaat waardoor mensen verouderen. Dat proces veroorzaakt onder meer rimpels, grijs haar, slecht zicht, hardhorendheid, botontkalking en hart- en vaatziekten. Kortom, alle aandoeningen waaraan ouderen lijden, ook kanker, zijn te herleiden tot een nog onbekend, onderliggend proces. Deze stroming hangt de ‘gerontologische gedachte’ aan. Gerontologie betekent: de wetenschap van processen die zich voor-
doen tijdens het ouder worden en tijdens de ouderdom. Opgestapelde ellende - De tweede stroming stelt dat er géén onderliggend proces van veroudering bestaat. Mensen worden wel ouder en krijgen wel last van kwalen, maar dat komt doordat het lichaam tijdens het verstrijken van de jaren voortdurend schade oploopt. Die schade komt van binnen (bijvoorbeeld door ademhaling, zie pag. 19) en van buiten (bijvoorbeeld door UV-straling). De ellende stapelt zich op. En aan het einde, als de schade te groot is geworden,
In Nederland speuren onderzoekers van academische medische centra in Rotterdam, Leiden, Amsterdam en Utrecht samen naar de ontstaansmechanismen van ouderdomsziekten. Ze doen dit in het RIDE. Dit staat voor: Research Institute of Diseases in the Elderly. Dit instituut is in 2000 opgericht op initiatief van, onder meer, het ministerie van Volksgezondheid en NWO (Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek). De onderzoekers gebruiken gegevens van ERGO, een langlopend epidemiologisch onderzoek van Erasmus MC onder ruim achtduizend 55-plussers in de Rotterdamse wijk Ommoord. Meer weten? Zie internet: www.zonmw.nl/index klik op ‘RIDE’.
MONITOR
okt/nov 2004
9
VEILIGE VERDOVING ANESTHESIOLOGIE
Tekst: Joop van de Leemput
Beeld: Levien Willemse
Hoogbejaard geopereerd In Erasmus MC gaan geregeld hoogbejaarde patiënten van tussen de negentig en honderd jaar onder het mes, met algehele narcose.
kwetsen’: “Ik wil niet op de voorgrond staan, maar laag blijven. Je moet uitkijken met wat je zegt, anders denken mensen dat je jezelf groot wilt voordoen.” Later voegt ze daaraan toe: “Geen poeha, hoor, hou het artikel eenvoudig.”
e afgelopen maanden zijn meerdere patiënten van 92 tot 97 jaar geopereerd in Erasmus MC. Volgens prof. Jan Klein, hoogleraar Anesthesiologie, hoeft algehele narcose bij deze specifieke groep geen problemen te veroorzaken. Voorheen stonden chirurgen en anesthesiologen wat huiverig tegenover operaties bij hoogbejaarden, vertelt hij, maar er bestaan aanwijzingen dat uitgerekend de oudste patiënten zo’n ingreep goed kunnen verdragen. Een mogelijke verklaring is dat hoogbejaarden tot de sterksten van hun generatie behoren; zij beschikken over meer reserve dan verondersteld.
Zelfstandig wonen - Haar dochter Corry, 60 jaar, pedicure te Vlaardingen, vertelt: “Mijn moeder woonde tot voor kort zelfstandig, aan de Statensingel in Rotterdam. ‘s Morgens kreeg ze wel wat hulp bij het aantrekken van de steunkousen, maar veel deed ze zelf: een boterham smeren, warm eten koken, zelf uitkleden, naar bed gaan. Zij leest de krant, kijkt televisie en we doen samen boodschappen. Ze heeft veel voor de kerk gedaan en zingt in het bejaardenkoor Bergsingel. Vanwege een oude ontsteking, die de laatste tijd erg pijn deed, ging het de laatste tijd wat minder. Ze is tijdelijk opgenomen in bejaardentehuis Atrium.” Mevr. Spronk: “Een heel goed tehuis, de mensen daar zijn erg aardig.” Haar dochter: “Toen ze daar voor het eerst van haar kamer naar beneden ging om de lunch te gebruiken, was dat erg leuk. Ze zat naast twee gezellige mannen, zei ze.” Mevr. Spronk: “Ik ben ook lid van de PCOB, de Protestants Christelijke Ouderen Bond. Zet dat er ook maar in. Die organiseert allerlei dingen.”
D
Helemaal helder - “Ik ben naar het ziekenhuis gebracht en dacht: ik zie wel hoe het gaat,” vertelt mevrouw Spronk, 94 jaar, uit Rotterdam over haar operatie. De dag voor de ingreep heeft ze rustig geslapen, zegt ze. Eén dag na de operatie is ze volledig aanspreekbaar en kijkt ze helder uit haar ogen. Als we haar een compliment maken over haar snelle herstel en haar kwieke voorkomen, antwoordt ze ad rem: “Ja natuurlijk, wat dacht je dan. Ik ben hierboven nog helemaal helder, hoor.” Een Rotterdamse oma - Haar kleinzoon Jack, 38 jaar, die op bezoek is: “Wij zaten in de rats toen we hoorden dat oma geopereerd moest worden. De kans op slagen was fifty-fifty, zeiden de artsen. We hadden geen idee hoe we oma zouden aantreffen na de operatie, maar ze zat lekker aan de koffie, gezellig te beppen. Ik heb een echte Rotterdamse oma, die middenin het leven staat en gisteren nog wist te vertellen wat Bush allemaal fout doet in Irak.” ‘Geen poeha, hoor’ - Mevr. Spronk benadrukt ‘dat ze wel de waarheid wil vertellen, maar niemand wil 10
okt/nov 2004
MONITOR
Geen keuze - Over de operatie vertelt Corry: “Dinsdag kreeg mijn moeder opeens veel pijn. Twee dagen later, donderdag, zou ze geopereerd worden. Er waren wat spoedgevallen, daardoor vond donderdagnacht om 24.00 uur de ingreep plaats. Een uur later, om 1.00 uur ’s nachts, kregen wij thuis een telefoontje dat het goed was gegaan. Daarna is mijn moeder naar de uitslaapkamer gegaan.” “De volgende ochtend gingen wij op bezoek. Wij waren best zenuwachtig, maar ze zat er fris bij. Tijdens een operatie je moeder kwijtraken, dat zou triest zijn. Misschien klinkt het raar, maar mijn moeder en ik zijn heel hecht bevriend, we zijn maatjes. De ingreep moést gebeuren, we hadden geen keuze. De infectie werd alsmaar erger en stond op springen.
Anesthesioloog dr. Frank Grüne (rechts) in de operatiekamer
Het was erop of eronder, zei de dokter. Ik ben blij dat alles goed is verlopen. We hopen binnenkort met haar op vakantie te gaan.” Niets te drinken - Later voegt Corry toe dat ze het nogal vervelend
vond dat nergens op de afdeling ’s avonds iets te drinken was te krijgen, zelfs niet uit een automaat. “Er was wel koffie, maar alleen voor de nachtploeg, het personeel. Uiteindelijk hebben we een bekertje water uit de toiletruimte moeten halen.” ■
GOED HERSTEL 100-PLUSSERS Hoe vergaat het zeer oude mensen na een operatie? ‘Zeer oud’ wil zeggen: 100 tot 107 jaar. In de Verenigde Staten zijn 31 patiënten uit deze uitzonderlijke leeftijdsklasse onderzocht. Van deze ‘supersenioren’ kreeg maar één persoon binnen 48 uur na de operatie last van een grote complicatie. De overleving van de hoogbejaarde patiënten op langere termijn bleek gelijk te zijn aan die normaal is voor hun leeftijdsklasse. Prof. David Warner, hoogleraar Anesthesiologie in de Mayo Kliniek te Rochester (VS) concludeert: “Deze bevindingen suggereren dat passende chirurgie niet moet worden geweigerd puur op basis van leeftijd.” Leeftijd is dus op zichzelf geen goede risicovoorspeller. Wat dan wel? Prof. Warner meent de ‘functionele status’. Hij bedoelt hiermee de mate waarin de hoogbejaarde z’n dagelijkse activiteiten kan verrichten, zoals aankleden, eten en afwassen.
Meer weten? Journal of the American Geriatrics Society, 1998, 46 (8): pagina 988-993.
VEILIGE VERDOVING ANESTHESIOLOGIE
90-plussers onder ’t mes gen juist op latere leeftijd hart- en vaatziekten en kanker.” Hij toont de lijst patiënten van die dag (26 augustus 2004): velen zijn in de zeventig, een enkeling eind tachtig. Er staat één jonge patiënt op, van twintig jaar.
Anesthesiologen zien steeds meer tachtig- en negentigplussers in de operatiekamers. Hoe oud mag een mens zijn voor een chirurgische ingreep met verdoving? “Een bovengrens bestaat niet.” oe oud was uw oudste patiënt? Anesthesioloog dr. Frank Grüne, die tien jaar in de Universitätsklinik Köln heeft gewerkt en sinds kort actief is voor Erasmus MC in Rotterdam: “Een dame van 96 jaar.” Drs. Sander van Duin, arts-assistent anesthesiologie: “Dat was mevrouw Spronk, die 94 jaar is.” (Zie pag. links).
H
Hoe oud mag een mens zijn om nog geopereerd te kunnen worden? Dr. Grüne: “Er bestaat geen bovengrens. Het hangt af van de ziekte die iemand heeft, en z’n reservecapaciteit. De oudste patiënt ooit was een mevrouw uit de Verenigde Staten van 113 jaar. Zij is geopereerd aan een fractuur in haar bovenbeen. Een operatie van iemand in de twintig kan veel gevaarlijker zijn dan die van een 90-plusser. Een hoge leeftijd wordt in de anesthesiologie beschouwd als slechts een kleine risicofactor. Een gróte risicofactor is bijvoorbeeld diabetes mellitus (suikerziekte) en een slecht werkend hart.” Komt u veel hoogbejaarden tegen in de operatiekamer? Dr. Grüne: “Hun aantal neemt toe. Mensen worden steeds ouder en krij-
Wat zijn voor hoogbejaarden de risico’s van verdoving en operatie? Drs. Van Duin: “De gevaren worden door patiënten en hun familieleden nogal eens verkeerd ingeschat. Men meent dat narcose op hoge leeftijd heel gevaarlijk is, en een operatie ook. Het risico van de verdoving is echter laag, heel laag. Dit risico hangt samen met het functioneren van onder meer hart en longen. Een hoge leeftijd is op zichzelf geen grote risicofactor.” Dr. Grüne: “Als het mis gaat, is dat meestal ná de operatie. Mensen krijgen dan een longontsteking, hartinfarct, infectie of trombose.” Drs. Van Duin: “Op de dagen na de operatie doet het lichaam een extra beroep op het hart, de longen, de nieren, het afweersysteem enzovoort. Er ontstaan problemen als die niet in staat zijn om te voldoen aan de toegenomen behoefte. Het ene probleem veroorzaakt dan het andere.” Prof. Jan Klein, hoogleraar Anesthesiologie, vergeleek begin 2003 de risico’s van de operatie met die van de verdoving. Hij stelde: “De kans op overlijden ten gevolge van de operatie is momenteel grofweg duizend maal zo groot als de kans op overlijden ten gevolge van de anesthesie.”
Is lokale verdoving mogelijk voor hoogbejaarden? Drs. Van Duin: “Zeker, plaatselijke verdoving is juist geschikt voor hen. Die belast het hart en de longen minder. Dat is gunstig, want ouderen hebben minder reservecapaciteit. Angst en stress onderdrukken we met een kleine dosis slaapmiddel.” Dr. Grüne: “Volledige verdoving is een verstoring van het algehele milieu. Oudere mensen breken medicijnen ook minder snel af, waardoor er langer naweeën zijn, soms vier keer zo lang als bij jongeren.” Waarvan hangt het besluit wel/niet opereren af? Dr. Grüne: “Van de ziekte en van de conditie van de patiënt. Na een chirurgische ingreep moet het lichaam op volle toeren draaien. De chirurg heeft de borst, buik of rug immers opengesneden. En of je nu open ligt van een verkeersongeluk of van een operatie, dat maakt niets uit. Het trauma moet worden hersteld. Iemand met een goede conditie, bijvoorbeeld Lance Armstrong, gaat dan in een hogere ‘versnelling’. Of desnoods in vier hogere versnellingen. Een oudere dame of heer kan dat niet meer, al heb je binnen elke leeftijdsgroep grote verschillen; ik ken nog mensen van ver in de tachtig die fanatiek wielrennen. Verder speelt de aandoening een grote rol: een ingreep aan de aorta is veel gevaarlijker dan een ingreep aan het oog.” Zijn hoogbejaarden nerveuzer voor een operatie dan jongeren? Drs. Van Duin: “Eerder minder. Juist jonge mensen zijn zenuwachtig, ze stellen veel vragen en overwegen na het vernemen van alle informatie: wil ik dit wel? Oudere mensen laten de operatie over zich heenkomen. Ze geven zich makkelijk over, en zeggen: ‘We zien wel.’ Ze vertrouwen de arts nog. Dat vertrouwen is gunstig, omdat men dan rustig en zonder stresshormonen de ingreep ondergaat.” Dr. Grüne: “Als anesthesioloog leg je stap voor stap uit wat er gaat gebeuren. Je wilt de patiënt en zijn of haar familieleden goed informeren. Maar oudere mensen steken tijdens de uitleg wel eens afwerend hun hand op: ‘Ach dokter, laat maar, ik vertrouw het wel’.” ■ MONITOR
okt/nov 2004
11
Tien jaar leven met kan Mevr. Jansje van der Linden-Verboom (74) woonde tien jaar geleden net in Gorinchem toen de klap viel: borstkanker met uitzaaiingen naar de ribben. Inmiddels is ze een ‘veteraan’.
M
evrouw Van der Linden houdt van water. Toen zij en haar man besloten om Spijkenisse te verlaten, viel hun oog op een advertentie voor een nieuwbouwproject aan het water in Gorinchem. Ze wijst door de enorme glazen pui van hun flat naar de rivier en de kanalen die elkaar kruisen: de Linge, het Kanaal van Steenenhoek en het Merwedekanaal. De wallen in de verte geven de toenmalige begrenzing van de stad aan. Ze start: “Mijn verhaal begint ook zo’n tien jaar geleden. Ik woonde nog niet zo lang hier. Als voorzorgsmaatregel
12
okt/nov 2004
MONITOR
liet ik me twee keer per jaar doorlichten. De moeder van mijn man is namelijk aan borstkanker overleden, dus ik wilde mezelf goed laten controleren. Ik nam contact op met het ziekenhuis in Gorinchem om een röntgenfoto te laten maken.” In eerste instantie leek alles er goed uit te zien. Na een week kwam echter een geheel ander bericht: men ontdekte een miniem plekje met borstkanker en uitzaaiingen naar de ribben. Een jonge arts had mevrouw Van der Lindens foto’s nog eens goed bekeken en was tot deze diagnose gekomen. Dit bleek de start te zijn
van - tot nu toe - tien jaar leven met kanker. We schrijven inmiddels een decennium later. Mevrouw Van der Linden vertelt: “Een van de specialisten van Erasmus MC-Daniel den Hoed zei pasgeleden tegen me: ‘Weet u dat u een succesnummer bent? Tien jaar redelijk goed kanker overleven? Ik reageerde: moet ik daar blij mee zijn? Al die jaren zat ik vol spanning. Zal ik mogen leven of niet? En hoe?” Ze wil niets weten van een mensverheerlijkend verhaal over haar persoon. Want: “Wij kunnen als mensen alleen maar doen wat goed is. Als christen geloof ik dat onze handelwijzen gezegend moeten worden. Ik heb heel veel steun gehad aan mijn geloof, ook om verder te gaan.” Ze heeft niet de behoefte om uit te leggen hoe ze de steun krijgt, en wat die precies voor haar betekent, want dat is iets persoonlijks.
De dag na de ontdekking van het plekje in haar borst, is de tumor weggehaald in het Gorkumse ziekenhuis. Mevrouw wilde een second opinion hebben en koos voor Erasmus MCDaniel den Hoed. Daar was haar schoonmoeder behandeld en ze kende de kliniek. Ze herinnert: “Dan ga je de molen in. De artsen daar bevestigden het bestaan van de uitzaaiingen, nadat ze een klein stukje bot uit het bekken hadden gehaald voor nader onderzoek.” Berusting en opstandigheid
Gemoedstoestanden wisselden elkaar af: van berusting tot opstandigheid. Het gevoel dat de wereld in elkaar stort. “Waarom treft mij dit? Ik heb niet gerookt, geen alcohol gedronken, noch de anticonceptiepil geslikt. Toch krijg ik deze ziekte.” De periode na de bevestiging van de diagnose in Erasmus MC-Daniel den
KANKER OVERLEVEN Tekst: Monique Snoeij
Van der Linden vertelt, vult haar echtgenoot haar af en toe aan. Hij weet nog exact wat voor medicijn zijn vrouw voorgeschreven kreeg: “Dat was Nolvadex (soortnaam tamoxifen), een kankerremmer. Ze heeft dat middel acht jaar lang gebruikt.” Zijn vrouw: “En ik kon er vrij goed tegen, had eigenlijk geen last van bijwerkingen. Ik mocht bijna alles doen en deed ook bijna alles. Ik had een duidelijke afspraak met mijn man en de kinderen gemaakt: ik doe en laat wat de dokter mij voorschrijft. Ik was hooguit wat eerder vermoeid, maar dat kan ook van de spanning zijn gekomen. Die was er namelijk wel, vooral als de dag van een uitslag naderde naar aanleiding van gemaakte foto’s of een ondergaan onderzoek.” Vermoeidheid na kanker is een bekend verschijnsel, meldt de Nederlandse Kankerbestrijding/KWF. De vermoeidheid kan tijdens of direct na de behandeling optreden, maar ook pas vele jaren later. De helft van mensen met kanker heeft er last van. Er is geen aanwijsbare lichamelijke oorzaak te vinden, maar niettemin kan de vermoeidheid chronisch, heel hevig en ‘ongekend’ zijn.
nker
Rondstruinen in bibliotheek
Hoed, was er een van onderzoek na onderzoek. Waarbij ze elk ogenblik spanning ervaart. Terwijl mevrouw
Voor een partner verandert de wereld evengoed na het horen van de diagnose. “Ik kreeg een tik, maar wilde alles doen om de moed erin te houden,” verklaart de heer Van der Linden. Hij spande zich in om inzicht te krijgen in de ziekte. Struinde rond in de bibliotheek om boeken te vinden over de mogelijkheden en de onmogelijkheden. “Ik realiseerde me dat de ziekte zich al had ‘voortgeplant’ en vroeg me af hoe het verder zou gaan.”
OVERLEVINGSKANSEN Er bestaan meer dan honderd soorten kanker. Elke soort wordt beschouwd als een andere ziekte. De soorten kanker verschillen ook wat betreft kans op overleving. Hier volgt een lijst met soorten kanker die een overlevingspercentage hebben van 75% of hoger: Soort kanker: Zaadbalkanker Baarmoederkanker Melanoom (huid) Ziekte van Hodgkin Borstkanker Strottenhoofdkanker Bron: Nederlandse Kankerbestrijding/KWF
Kans om vijf jaar te overleven: 95% 85% 89% voor vrouw 73% voor man 83% 80% 77%
Artsen en specialisten staan gereserveerd tegenover cijfers die overlevingskansen aanduiden. Zulke cijfers geven de overleving van grote groepen patiënten weer. Iemands individuele overleving is in grote mate onvoorspelbaar en kan sterk afwijken van het gemiddelde, vandaar de terughoudendheid van artsen en specialisten.
ONCOLOGIE
Beeld: Levien Willemse
Man en vrouw praten over de eerste acht jaren van haar ziekte, toen ze nog zoveel samen gereisd hebben. Deze reizen boden een welkome afleiding van de ziekte. Naar Indonesië, Amerika, Italië. Mijnheer memoreert: “Je bent geloof ik in Rome flauw gevallen, maar dat kan goed van de hitte zijn gekomen…” Zij reageert: “We benutten de tijd zoveel mogelijk en gingen bijvoorbeeld twee maanden per jaar naar Scandinavië op vakantie.” Attent en meevoelend
Na een periode van acht jaar, viel mevrouw Van der Linden plotsklaps kilo’s af en gaf ze steeds over. Bij een controle, moest ze gelijk in het ziekenhuis blijven. Het medicijn bleek uitgewerkt. “Ik werd vijf dagen opgenomen en kreeg gelijk chemotherapie,” gaat zij verder. Ze was opgelucht dat ze was opgenomen, omdat ze zich zo naar voelde. “Er was dankbaarheid dat ze me gingen onderzoeken. Ik vind de artsen en verpleegkundigen in Erasmus MCDaniel den Hoed attent en meevoelend. Ze luisteren naar je en nemen je serieus. Je wordt nooit met een kluitje het riet in gestuurd.” Met de chemokuren begon een nieuwe fase. De sterkte van de eerste kuur bleek te zwaar. In plaats van zes keren terugkomen, mocht ze maar vijf keer van de dokter. Mijnheer Van der Linden blikt terug: “Toch was er resultaat. Mijn vrouw kreeg ook medicatie: Arimidex.” De soortnaam hiervan luidt anastrozol. Kind aan huis
Tot dit jaar februari ging het best goed. “Arimidex is een patiëntvriendelijk medicijn,” legt mijnheer Van der Linden uit. Tegen zijn vrouw: “Maar in februari werd je echt ziek; je verloor gewicht en had een behoorlijke bronchitis. Die bronchitis hebben ze in de Daniel als eerste behandeld. Daarna kreeg je weer een chemokuur van zes sessies. Deze keer op 75%-sterkte.” Van februari tot half augustus dit jaar toog het echtpaar twee keer per maand naar het ziekenhuis. Op 12 augustus zou de chemokuur teneinde zijn. Fijn, dachten ze. Dan kunnen we op vakantie. Maar het ging anders. De behandelend arts zei tegen mevrouw: u moet verder met de behandeling. U krijgt nog drie maanden langer chemotherapie. “Ik kreeg gelukkig wel twee weken de tijd om op vakantie te gaan,” zegt ze. “We waren met de rustperiode erbij,
vier weken verlost van de kliniek,” verzucht mijnheer. Zijn vrouw: “Je voelt je daar op een gegeven moment kind aan huis!” Geen aardappelen
Mevrouw Van der Linden bezoekt voor de chemokuren meestal op donderdag het Behandelcentrum van Erasmus MC-Daniel den Hoed. De vrijdag erna voelt ze zich naar en koortsig. “Ik heb een paar dagen na de kuur ook een hekel aan eten. Ik loop de kamer uit als mijn man kookt.” Haar echtgenoot braadt in die dagen het vlees ’s avonds laat, als zij op bed ligt. De braadlucht is voor haar niet te verdragen. “Ik ventileer flink, zodat ’s morgens die reuk uit huis is verdwenen,” glimlacht hij. Mevrouw: “Aardappelen staan me zó tegen. Ik ben al nooit een aardappeleter geweest, maar in die dagen na een kuur helemaal niet.” Volgens haar man lijkt de aversie tegen bepaalde voeding in die periode een beetje op die van een zwangere vrouw. Botversterkende kuur
Behalve de chemokuur, krijgt mevrouw Van der Linden ook APD. Dit is een botbeschermend middel. Laatstgenoemd medicijn heeft ze al twee jaar. Nu combineert ze de toediening per infuus vaak met de chemobehandeling: “Dat zijn lange ochtenden in de Daniel.” Haar man is er altijd bij. “Ik lees daar de krant uit, praat met haar en loop soms wat rond.” Steun van God
Mevrouw Van der Linden leeft inmiddels tien jaar met kanker. Ze besluit: “Ik vraag of God mij helpen wil, en weet dat Hij van mij verwacht dat ik doe wat nodig is. Ik wil geen lijdend voorwerp zijn. Onze kinderen weten dat. Ze vragen hoe het met me is. Ik geef eerlijk antwoord en daarna gaan we over op een ander gespreksonderwerp.” ■
VERLAMMENDE VERMOEIDHEID De Nederlandse Kankerbestrijding/KWF heeft een brochure gemaakt over aanhoudende vermoeidheid na kanker. Die bevat onder meer negen tips hoe met deze belemmering om te gaan. De brochure is gratis en kan worden besteld via de Hulpen Informatielijn: 0800-022 66 22.
MONITOR
okt/nov 2004
13
‘Valpoli’ Het ‘fotomodel’ rechts is mijnheer Willem de Graaf, 83 jaar, uit Rozenbrug. Hij bracht een hele dag door in de ‘valpoli’ en deed daar allerlei tests, onder meer van z’n ogen, z’n gehoor en zijn evenwicht. Mevrouw De Graaf, 78 jaar (te zien achterin op de foto linksboven), was opgelucht dat haar man uitgebreid werd nagekeken in Erasmus MC: “Ik ben blij dat er wat aan gedaan werd. M’n man loopt slecht en heeft geen gevoel meer in z’n handen. Als hij z’n handen over elkaar wrijft, is het net of er zand tussen zit. Alles glipt eruit. Bovendien kan hij met zijn linkeroog sinds kort niet meer zien.” De ouderdom komt met gebreken, en soms plotseling. Mevrouw De Graaf vertelt dat alle klachten zich pas de laatste zeven maanden voordoen. De snelle achteruitgang heeft haar overvallen. “Steeds weer komt er wat bij. Voor mij is het ook moeilijk. Ik moet alle financiële zaken regelen en het ziekenfonds schrijven of de taxi nog wel wordt vergoed. Die regeling loopt namelijk af. Ook moet ik een rollator voor hem regelen. Verder kijken we uit naar een ander huis, dat komt er ook nog bij. Wij hebben een grote eengezinswoning met zeventien meter voor- en achtertuin. Een prachttuin hadden we vroeger, mijn man werkte er veel in. Nu zit hij achter het raam en ziet het onkruid omhoog schieten. De tuin staat er vol mee, het lijkt wel of we het hebben gezaaid!” “Bij het zoeken naar een klein, compact huis willen we beslist in Rozenburg blijven, daar wonen we al 34 jaar. Een verpleeghuis, dat zou ik beslist niet willen. Wij zijn al 58 jaar gehuwd, we willen niet uit elkaar.” Later op de dag verschijnt meneer Willem de Graaf aan de telefoon. Het kost hem grote moeite de hoorn vast te houden. Hij vertelt dat hij al zeven keer is gevallen. Hij viel onder meer in de toilet, terug op de wc-pot; in de tuin, achterover op een container; en buiten, in Rozenburg, bij een tribune tijdens een wielerwedstrijd. “Tot op heden zonder kleerscheuren,” zegt hij. Zijn leven is zwaar, met al die klachten opeens: “Ik zit in de moeilijkheden. Om je echt de waarheid te zeggen: ik heb niet veel moed meer. Mijn vrouw moet mij van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat helpen, met aankleden, met alles, ik kan niets meer zelf doen. En zij is ook 78 jaar. Soms denk ik: komt er geen einde aan?” Meneer De Graaf hoopt dat de uitslagen van alle tests hem helpen bij het snel krijgen van een rollator en aangepaste woning. Dan is hij ook van z’n grote tuin af, zegt hij. En dat zou een hele opluchting zijn. ■
14
okt/nov 2004
MONITOR
PLOTS VALLEN Beeld: Levien Willemse
GERIATRIE
MONITOR
okt/nov 2004
15
Op de ‘valpoli’ kunnen senioren die door onbegrepen oorzaken meerdere malen vallen, zich een dag lang laten onderzoeken. Monitor volgde een Rotterdammer van 92 jaar: “Prima dat er bejaardentehuizen zijn, maar niet voor mij.” ent u metrostation Rijnhaven, in Rotterdam? Daar had ik een boodschap gedaan en stond ik te wachten op bus 77, terug naar huis. Het duurde heel lang. Komt die bus eindelijk, klap ik ineens in elkaar. ‘Wat ga jij nou doen?’, zei de chauffeur. Ze hebben me de bus in gehesen en vanaf halte Breeplein heeft een aardige mevrouw
‘K
“Komt die bus eindelijk, klap ik ineens in elkaar” me naar huis gebracht. Daar at ik een boterham, en later werkte ik wat in de tuin. Niks meer aan de hand.”
Meneer Jansen (92) wordt uitgebreid getest
Met vallen en opstaan Bericht uit de ‘valpoli’ van Erasmus MC 16
okt/nov 2004
MONITOR
Aan het woord is meneer ‘Jansen’. Hij is zo geschrokken van de gebeurtenissen dat hij liever niet met z’n echte naam vermeld wil worden. Hij is 92 jaar en woont sinds de dood van zijn vrouw in 1985 alleen, in zijn Rotterdamse benedenwoning. Eens per week ontvangt hij hulp van thuiszorg. Zijn avondeten wordt bezorgd door Tafeltje Dekje. Hij is zijn hele leven metaalslijper geweest en heeft, op de kinderen van zijn vrouw na, geen contact met familieleden. Meneer Jansen is al een keer of vijf gevallen. Monitor volgde hem bij zijn bezoek aan de valpoli. Het is 9.30 uur en meneer Jansen voert een gesprek met arts-assistent en klinisch geriater in opleiding drs. Maaike Bisschop. Zij wil weten welke aandoeningen en behandelin-
PLOTS VALLEN Tekst: Manja Gruson
“Laatst stond ik in de supermarkt en kon ik opeens geen stap meer verder” gen hij de laatste jaren heeft gehad. Meneer Jansen vertelt dat hij een lichte vorm van suikerziekte heeft, en erge last van zijn benen die geteisterd worden door spataderen en ernstig jeukend eczeem. “Laatst stond ik in de supermarkt en kon ik ineens geen stap meer verder. Mijn benen wilden niet meer. ‘Etalagebenen’ noemen ze dat, geloof ik. Ik wachtte tien minuten en liep daarna naar de tramhalte. Halverwege kon ik weer niet verder. En soms, als ik een tijdje met mijn benen over elkaar zit, heb ik moeite het ene been van het andere af te krijgen.”
OVER DE ‘VALPOLI’ • 30% van alle zelfstandig thuiswonende 65-plussers valt tenminste 1x per jaar. • 50% van alle zelfstandig thuiswonende 80-plussers valt tenminste 1x per jaar. Veelvuldig vallen is bij ouderen vaak te wijten aan een samenspel van factoren, zoals én slechte ogen, én medicijnen die op elkaar reageren, én een depressie. Het ontrafelen van die problemen kan een hele puzzel zijn, die de huisarts lang niet altijd in zijn eentje op kan lossen. In zo'n geval kan de huisarts de patiënt doorverwijzen naar de valpolikliniek. Daar wordt de patiënt een dag lang onderzocht door een arts-assistent klinische geriatrie, een klinisch geriater, een verpleegkundig specialist geriatrie en een fysiotherapeut. Zonodig worden andere specialisten zoals een neuroloog en een cardioloog, en paramedici als de diëtist en een maatschappelijk werker geraadpleegd.
“Bijna iedereen is dood. Bij mij in de straat zijn dit jaar vijf mensen overleden” als mij iets overkomt, het snel afgelopen is.” “Ik begreep van de geriatrie-verpleegkundige dat er bij u is ingebroken?’, vraagt de arts-assistent. “Ja, vorig jaar, op de laatste koopzondag werd er om een uur of 16.00 aangebeld. Het was slecht weer en aardedonker, ik zag niet wie het was. Ik vroeg: ‘Ben je Petra?’, maar dat was ze niet. ‘Trudy?’ Ook niet. Maar toen ik vroeg of ze Mandy was - de kleindochter van mijn vrouw - zei ze ‘ja’. Ik spreek mijn kleindochters nooit, dus weet ik niet goed hoe hun stemmen klinken. Ik zei: ‘Kom maar binnen dan’ en ze stelde me voor aan iemand die ze haar ‘collega’ noemde. Die kerel bleef gek genoeg de hele tijd staan. Hij zei dat ie steenpuisten had. Ik zette thee in de keuken. We praatten even en toen gingen ze weer. ‘Dag opa’, zeiden ze. Maar toen ik mijn dochter belde om te vertellen dat haar dochter langs was geweest zei zij: ‘Dat kan niet, die is hier, thuis.’ Later bleek dat ze een bankpasje gestolen hadden dat in de kast lag. Ze hebben er niets mee van mijn rekening gehaald gelukkig. Nu ben ik er op berekend. Ik ben nooit bang, maar zo’n gebeurtenis werkt natuurlijk wel op je zenuwen.” Het is inmiddels 12.15 uur: fysiotherapeut Conny Noordzij laat meneer Jansen verschillende oefe-
“Ik ben nooit bang, maar zo’n inbraak werkt natuurlijk wel op je zenuwen” ningen doen. Hij moet onder meer een rondje om zijn as draaien, vanuit sta-positie iets van de grond oprapen, achterom kijken en op één been gaan staan. De fysiotherapeut inspecteert zijn wandelstok op slijtagesporen en hoogte en wandelt met meneer Jansen een stukje door de gangen van het ziekenhuis, waarbij ze haar hand beschermend achter zijn rug houdt. “Ik hoor dat u met één voet niet helemaal los van de grond komt en dat u niet in gelijke tred loopt, ik kan me voorstellen dat u daardoor struikelt,” zegt Conny Noordzij. “Nou, ik ben nog nooit over mijn eigen benen gestruikeld,” reageert meneer Jansen verbaasd. Als hij na afloop zijn schoenen weer aantrekt, wat moeizaam gaat, zegt hij: “Dat is waarschijnlijk een gebrek van mij, dat ik altijd alles zelf wil doen.” De fysiotherapeut: “Dat brengt inderdaad risico’s met zich mee, maar het heeft er ook voor gezorgd dat u nog steeds zelfstandig bent.” Meneer Jansen: “Mijn dochter doet wel eens boodschappen voor me, maar dat vind ik niks. Dan koopt ze snoep en nootjes, maar die lust ik niet, dat vind ik zonde van mijn geld.”
GERIATRIE
Nannette Ruijgrok en klinisch geriater drs. Francesco Mattace Raso voeren overleg. Maaike Bisschop vat samen: “Meneer Jansen is de afgelopen vijf jaar zo’n vijf keer gevallen. Wat steeds in zijn verhaal terugkomt, is dat het regende en donker was en dat hij met zijn stok liep in plaats van met de rollator, omdat hij denkt dat die steviger is. Hij valt vooral buiten, omdat hij bijna niets ziet. Thuis weet hij zich nog vast te grijpen als hij duizelig of draaierig wordt. Het is een wonder dat hij nog zelf zijn boodschappen doet. Hij heeft typische diabetesvoeten en eczeem, en perifeer vaatlijden.
Art-assistent: “Het is een wonder dat meneer zelf zijn boodschappen doet” Met zijn geheugen is niets mis, hij heeft geen cognitieve stoornissen. Wel heeft hij dus slechte visus en weinig externe hulp. Volgens de fysiotherapeute heeft hij geen vloeiende motoriek en is hij met alleen zijn stok niet veilig op straat.” “Is hij iemand die naar advies kan luisteren?’, wil de klinisch geriater weten. De arts-assistent: “Jawel, maar mijn adviezen zullen hem ernstig beperken. Hij moet eigenlijk zelf geen TOP 10 VALOORZAKEN
“Heeft u nog vragen?’, informeert de fysiotherapeut tot slot. “Ja, dat eczeem, de dokter geeft er zalf voor, maar het blijft maar terugkomen. Als ik er aan krab, komt er steeds vocht onder vandaan en die pijn aan mijn benen en voeten is heel vermoeiend.” “U kunt ook beter niet krabben. Maar dat eczeem moet u echt met de dokter bespreken, daar weet ik niets van. Wel wil ik u adviseren nieuwe zolen en hakken onder uw schoenen te laten zetten, dan staat u weer wat rechter.” Meneer Jansen (verbaasd): “Deze schoenen zien er toch prima uit?” De fysiotherapeut: “Van bovenaf gezien wel ja, ha ha. Maar van onder toch niet hoor.” Om 14.00 uur zijn alle onderzoeken achter de rug. Arts-assistent Bisschop, geriatrisch verpleegkundige
1 Afname spiermassa en spierkracht 2 Stoornissen in looppatroon: schuifelend, onzeker lopen, dribbelpasjes, voeten niet goed optillen 3 Evenwichtsstoornissen 4 Gebrekkig gebruik van loophulpmiddel als stok, rollator of looprek 5 Achteruitgang gezichtsvermogen: bijvoorbeeld door staar of multi- of bifocale brillen; als men naar beneden kijkt, kijkt men door het leesgedeelte onderaan de bril en mist onderste traptrede of stoepje 6 Artrose: slijtage van het kraakbeen in met name knieën en heupen 7 Ontbrekende hulp bij dagelijkse activiteiten, zoals boodschappen doen en koken 8 Depressies: piekeren kan de concentratie verstoren waardoor men minder goed oplet 9 Achteruitgang van geheugen: concentratie benodigd voor lopen of gaan zitten is verstoord 10 Ouder dan 80 zijn; dit is een risico op zich
MONITOR
okt/nov 2004
17
▲
Arts-assistent drs. Bisschop vraagt of meneer Jansen een valsituatie kan beschrijven. Meneer Jansen antwoordt: “Dan sta ik bijvoorbeeld in de keuken, ik draai me om en dan komt het ineens.” Maaike Bisschop: “Wat komt ineens?” Meneer Jansen pakt met beide handen zijn hoofd: “Dat gevoel. En dan kan ik me vaak nog net vastgrijpen.” “En gaat u naar de dagopvang?” “Wat moet ik daar de hele dag? Ik heb slechte ogen. Niets meer aan te doen, het netvlies is verteerd. Ik zie niets dan schimmen. Dammen en schaken gaat niet meer.”
‘Vindt u het nog wel prettig om zelfstandig te wonen?” “Ja, je bent vrij, hebt met niemand wat te maken. Ik vind het prima dat die bejaardentehuizen er zijn, maar niet voor mij. Maar het is soms wel lastig om alles aan anderen te moeten vragen. Ik heb een tuin van tachtig vierkante meter die bijgehouden moet worden. Ik wil niet opscheppen, maar mensen hoefden het mij maar te vragen en ik stond voor ze klaar. Nu heb ik zelf hulp nodig en is er niemand. Bijna iedereen is dood. Bij mij in de straat zijn dit jaar vijf mensen overleden.” “Heeft u wel eens overwogen om u in te laten schrijven?’ vraagt de artsassistent. “Nee, ik ben op leeftijd. Ik hoop dat
Beeld: Levien Willemse
PLOTS VALLEN GERIATRIE boodschappen meer doen. Medicijntechnisch kan ik weinig voor hem doen, behalve bloedverdunners voorschrijven vanwege zijn perifeer vaatlijden.” De klinisch geriater: “Meneer Jansen zal moeten stoppen met roken. Hij heeft vaatproblemen, hij rookt en hij is diabeticus. Dat is een gevaarlijke combinatie. De kans dat hij binnen twee jaar een been kwijtraakt is groot als hij niet stopt met roken. En geef hem een informatieboekje over voethygiëne mee. Want echt, deze man zien we anders over zes maanden terug op chirurgie.” De art-assistent: “Dat vind ik wel vervelend om te doen want hij
Meneer Jansen (92): “Mijn wil is wet, ik bepaal wat er met mij gebeurt” denkt zelf dat hij zich heel goed verzorgt.” Geriatrie-verpleegkundige Nannette Ruijgrok: “Je kunt zeggen dat zijn benen zorgelijk zijn en dat we een wijkverpleegkundige kunnen regelen. Die komt dan drie keer per week bij hem thuis om onder meer zijn benen te verzorgen.” De arts-assistent: “Ik kan dus weinig voor hem betekenen. Ik ga de kwaliteit van zijn leven alleen maar beperken. Hij mag geen boodschappen meer doen, hij mag niet meer roken, schaken en dammen kon hij al niet meer. Zijn grote tuin kan hij niet meer bijhouden… Ik vind het
heel sneu om hem dat allemaal te moeten vertellen.” 15.00 uur: het eindgesprek met meneer Jansen. Arts-assistent Maaike Bisschop: “Meneer Jansen, we hebben even om de tafel gezeten met de klinisch geriater en zijn tot een aantal conclusies gekomen. Uw bloedvaten zijn niet goed. Die zijn dichtgeslibt door de suikerziekte en door het roken. Ook het gevoel in uw voeten is door de suikerziekte niet goed. Omdat u slecht ziet, ziet u de stoep vaak niet. Het kan zo erg worden dat uw voeten afsterven en er zelfs een been afgezet moet worden. Eigenlijk moet u helemaal stoppen met roken. Maar misschien kunt u daarvoor in de plaats een glaasje wijn drinken?” Meneer Jansen: “Maar ik drink niet.” De arts-assistent: “En met uw stok bent u niet stabiel genoeg. Uw zicht zal steeds slechter worden waardoor u vaker zult vallen.” Meneer Jansen: “Ja, maar met de rollator kan ik ook onder een auto komen. En overal is de weg opgebroken, daar kan ik met de rollator niet lopen.” De arts-assistent: “Ik vind het vervelend om te zeggen, maar eigenlijk is het niet veilig meer voor u om boodschappen te doen.” Meneer Jansen: “Maar mijn kinderen wonen helemaal in Spijkenisse, die kan ik toch niet steeds vragen?’ De arts-assistent: “Er zijn winkels die boodschappen thuisbezorgen. Wijkverpleegkundigen kunnen u helpen een lijstje te maken. Ze kunnen ook uw boodschappen telefonisch voor u bestellen. We willen u graag meer hulp aanbieden. U kunt een codewoord met de wijkverplegers afspre-
VOORBEELD VAN EEN DAGSCHEMA 8.15 uur: meneer Jansen arriveert per taxi bij Erasmus MC 8.30 uur: geriatrie-verpleegkundige Nannette Ruijgrok verwelkomt hem met een kop koffie, neemt de dag met hem door, neemt vast wat bloed af voor onderzoek naar lever-, nier- en schildklierfunctie, bloedarmoede en vitaminegebrek, meet zijn bloeddruk, temperatuur en saturatie (zuurstofgehalte in het bloed) en verricht een geheugentest 9.30 uur: arts-assistent drs. Maaike Bisschop voert een vraaggesprek met meneer Jansen 10.30 uur: uitgebreid lichamelijk onderzoek 11.00 uur: röntgenfoto van hart en longen 11.30 uur: urineafname ter controle van eiwitverlies, infecties 11.45 uur: een hartfilmpje moet aantonen hoe het hart er aan toe is; heeft meneer ooit een hartaanval gehad? Is er een ritmestoornis? 12.15 uur: onderzoek door fysiotherapeut Conny Noordzij 13.00 uur: meneer Jansen nuttigt een warme maaltijd 14.00 uur: overleg door arts-assistent Bisschop, geriatrie-verpleegkundige Ruijgrok en klinisch geriater drs. Mattace Raso 15.00 uur: meneer Jansen krijgt de uitslag te horen 15.30 uur: meneer Jansen vertrekt per taxi naar huis 18
okt/nov 2004
MONITOR
ken, zodat u weet dat er geen vreemden aan de deur staan. Verder klopt uw hart wat onregelmatig waardoor er bloedpropjes naar de hersenen gestuurd kunnen worden die een uitval kunnen veroorzaken. Daarvoor, en voor de doorbloeding in de benen, geven we u bloedverdunners. En als laatste: u hoopt er ineens niet meer te zijn, maar de kans is groot dat u nog slechter gaat zien en lopen en dan staat u nergens bij een verzorgingstehuis ingeschreven. Misschien kunt u er toch eens over nadenken welk tehuis u eventueel fijn zou vinden?” Meneer Jansen: “Mijn kinderen hebben me al eens ingeschreven zonder dat ik dat wist. Daar was ik nijdig over, dat ze dat achter mijn rug om geregeld hadden. Mijn wil is wet, ik bepaal wat er met mij gebeurt.” De arts-assistent: “Ja, zo’n beslissing is moeilijk. Maar toch denk ik dat u uzelf moet laten inschrijven. U krijgt
Klinisch geriater: “Is hij iemand die naar advies kan luisteren?” zeker niet binnen een maand een plek. Er is een wachtlijst. Begrijpt u het allemaal een beetje?” Meneer Jansen: “Ja ja.” De arts-assistent: ‘En roken is heel slecht voor u.” Meneer Jansen: “Ja, dat weet ik wel. Maar ik rook al sinds mijn elfde. Dan deed ik een boodschap voor de buurvrouw en de cent die ik overhield mocht ik houden. Daar kocht ik dan een sigaret voor bij de kruidenier. Ik ben al eens geminderd naar acht sigaretten per dag, en nu rook ik er nog maar twee per dag.” De arts-assistent: “Toch kunt u die twee sigaretten ook het beste laten. Het klinkt hard, maar voor hetzelfde geld heeft u straks geen onderbenen meer.” Meneer Jansen: “Ik zal het proberen.” De arts-assistent: “Heeft u nog vragen?” Meneer Jansen, die moe lijkt: “Ik zou het echt niet meer weten.” De arts-assistent: “Dan gaan wij uw huisarts op de hoogte brengen van ons onderzoek en we zorgen ervoor dat er drie keer per week wijkverpleging bij u thuis komt. We zien u graag over zes weken nog eens op de polikliniek terug. Nu bellen we een taxi voor u.” ■
TEST, TEST… Ouderen die de ‘valpoli’ - officieel: dagdiagnostisch centrum Geriatrie - bezoeken, zoals meneer Jansen (zie verhaal links) ondergaan een hele reeks tests. De eerste keer dat de ouderen komen, bekijkt een team deskundigen uitgebreid hun situatie. Daarna worden de senioren, veelal tachtig- en negentigplussers, uitgenodigd om op een andere dag deel te nemen aan een wetenschappelijk onderzoek. De meeste ouderen zijn hiertoe wel bereid. Wat houdt zo’n wetenschappelijk onderzoek naar plotseling vallen in? - Test verschil in bloeddruk bij zitten en staan, met behulp van een ‘kanteltafel’ - Controle overgevoeligheid van halsslagader - Echo halsslagader i.v.m. mogelijke vernauwing - Schatting van hartfunctie, via een echo - Test evenwicht, patiënt staat op wiebelmatje met sensoren - Meting spierkracht, o.m. knijpkracht, reflexen - Test gezichtsvermogen, o.m. met letterkaart - Test gehoor, of men fluisteren verstaat - Meting van botdichtheid, bij de enkel - Analyse of bepaalde medicijnen meer problemen veroorzaken dan andere; wat is het effect van aangepaste medicatie? Nadat alles in kaart is gebracht, brengt een groep behandelaars verslag uit aan de patiënt. Mogelijke adviezen zijn: • Houd na het eten zittend pauze i.v.m. bloeddrukdaling en duizeligheid • Geconcentreerd opstaan en zitten; doe één ding tegelijk • Schaf leesbril aan, doe vari-focusbril weg (door lijntje ziet men dubbel) • Neem geregeld supplement vitamine D en kalk, om tekort aan te vullen • Overweeg gebruik steunkousen, tegen het zakken van bloed in de benen • Schaf een rollator aan en gebruik die daadwerkelijk, óók buiten op straat • Wissel van medicatie zodat bepaalde bijwerkingen verdwijnen of verminderen • Schaf ‘safe-hip’ aan, ondergoed met soort ‘airbags’ op heuphoogte Klinisch geriater dr. Jaap Krulder beseft dat niet alle senioren de adviezen opvolgen. “We raden mensen aan bijvoorbeeld een rollator te gebruiken, maar soms horen we: ‘Dat wil ik niet, zo’n ding is voor oude mensen.’ Maar de keuze is: óf een rollator gebruiken óf het risico van een val lopen, plus eventueel een opname in een verzorgingstehuis. Of onze aanbevelingen worden opgevolgd weten we niet, dat gaan we binnenkort onderzoeken. Bij de gesprekken zijn wel bijna altijd kinderen aanwezig, meestal een dochter of schoondochter. We rapporteren onze bevindingen bovendien aan de huisarts. Die kan de patiënt stimuleren om de aanbevelingen uit te voeren.”
LEVENSDUUR CELBIOLOGIE Sommige kinderen sterven ver vóór hun puberteit aan veroudering. In Erasmus MC zijn stammen ‘turboouderdomsmuizen’ gefokt. Die moeten wetenschappers helpen om grip te krijgen op de geheimen van abnormale en normale veroudering. rasmus MC ontvangt al jaren ter bestudering stukjes huid van patiëntjes die in uitzonderlijk snel tempo verouderen. Deze biopten komen van specialisten uit heel Nederland, maar ook uit het buitenland. De getroffen patiëntjes lijden aan verouderingsziekten, zoals het syndroom van Cockayne, progeria (ook wel ziekte van Hutchinson-Gilford genoemd) en trichothiodystrofie (TTD). Kinderen met deze ziekten worden hooguit twintig en soms maar vijf jaar oud. Ze lijden aan typische ouderdomskwalen: botontkalking, spierzwakte, uitvallend haar, hardhorigheid en achteruitgang van het zenuwstelsel.
Turboveroudering
E
Verbluffende overeenkomst Wetenschappers van Erasmus MC zijn erin geslaagd een muis te ontwikkelen die dezelfde kwalen heeft als bovengenoemde patiëntjes. De overeenkomsten tussen de kinderen en de gemuteerde muizen zijn verbluffend: beiden hebben broos haar, dat grijs wordt of uitvalt. Beiden lijden aan botontkalking, spierverzwakking, mentale achteruitgang en een afname van de vruchtbaarheid. Zelfs hun bloed, nieren en lever vertonen tekenen van veroudering. De muisjes trekken krom en krijgen een bochel. Ook de kinderen krimpen als oudjes ineen, soms al tijdens de peuterleeftijd. HOE WE OUDER WORDEN… • Mensen en dieren halen adem • Hierbij ontstaan vrije zuurstof-radicalen • Die beschadigen de DNA-structuur • Gevolg: genen onbruikbaar, cellen sterven af • Lichaam repareert voortdurend schade • Maar DNA-reparatie is niet feilloos • Hoe ouder, des te meer DNA-schade • Gevolg van deze schade: veroudering Meer weten? Zie vakblad Science 11 april 2002 en promotie dr. Jan de Boer aan Erasmus Universiteit Rotterdam: ‘Een muizenmodel voor trichothiodystrofie’.
Links een gemuteerde muis met de verouderingsziekte TTD, rechts een gezonde soortgenoot
Gemuteerde stammen - Inmiddels zijn in Rotterdam een aantal verschillende stammen gemuteerde muizen ontwikkeld. Sommige van die muizen verouderen in drie weken. Normaal gesproken worden zulke muizen twee tot drie jaar. De vroegtijdige veroudering van deze turbo-muis is als een te snel afgedraaide speelfilm. Die biedt wetenschappers uitgelezen kansen om te achterhalen wat zich allemaal in de cellen afspeelt. Onmisbaar bij onderzoek - De gemuteerde muizen zijn onmisbaar bij onderzoek naar normale en abnormale veroudering. Met de getroffen kinderen kan lang niet al het onderzoek worden gedaan. Ten eerste zijn er maar weinig kinderen met zulke specifieke aandoeningen. Ten tweede is het ethisch onverantwoord om deze kwetsbare en zieke kinderen aan allerlei tests te onderwerpen. De turbomuis neemt daarom hun plaats in. Zeldzame ziekten - Aandoeningen die versnelde veroudering veroorzaken zijn hoogst zeldzaam. Ze komen voor bij 1 op de 100.000 kinderen (Cockayne) of bij 1 op de miljoen kinderen (progeria). Maar, benadrukt prof. Hoeijmakers, hoogleraar Moleculaire Genetica, onderzoek naar zulke zeldzame ziekten kan van belang worden voor aandoeningen die juist vaak voorkomen, zoals kanker: “Dit onderzoek draait om DNA. Of liever gezegd: om het onvermogen van het lichaam om beschadigd DNA
te repareren. Ook bij gezonde mensen treedt voortdurend beschadiging van DNA op, maar zij hebben een reparatiemechanisme. Kinderen die versneld verouderen, missen misschien dit herstelvermogen.” Opmerkelijk is dat de beschadiging optreedt bij het meest wezenlijke dat ons in leven houdt: ademhalen. Toevoegingen aan maaltijd - Prof. Hoeijmakers stelt dat de wetenschap niet ver verwijderd is van het ‘vertalen’ van de kennis naar een therapie. Hij schat dat binnen zo’n vier jaar een sprong voorwaarts kan worden gemaakt. Een therapie die de versnelde veroudering afremt, zal mogelijk bestaan uit bestanddelen die aan voedsel kunnen worden toegevoegd. Inmiddels hebben enkele grote, Nederlandse voedingsfirma’s hiervoor belangstelling getoond. Binnenkort zal in Rotterdam een bedrijf worden opgericht dat gelieerd is aan Erasmus MC. Deze onderneming gaat zich richten op het ontwikkelen van stoffen die veroudering afremmen. Uitzonderlijk kostbaar - Het verouderingsonderzoek naar DNA-reparatie is zeer kostbaar. Het wordt betaald door onder meer de Europese Unie, NWO en het Amerikaanse NIH. De bedragen zijn hoog: ze lopen in de tientallen miljoenen euro’s en dollars. Het onderzoek naar veroudering en DNA-reparatie wordt door Erasmus MC gecoördineerd. Meer dan tien onderzoekscentra in Europa en de
Verenigde Staten nemen hieraan deel. Pensioen met 75 jaar - Prof. Hoeijmakers vat het nut van verouderingsonderzoek als volgt samen: “Niet zozeer jaren toevoegen aan het leven, maar leven toevoegen aan de jaren. Boven de 100 jaar worden en als een kasplantje leven, dat wil niemand. Het wordt maatschappelijk van groot belang om juist op latere leeftijd de goede gezondheid te bevorderen. Daar draait het onderzoek van onze afdeling Celbiologie dan ook om. Wij zoeken naar manieren om onszelf meer te sparen, zodat we oud worden in een goede gezondheid, zonder intensieve verzorging en dure medicijnen.” Lang gezond blijven - Hij besluit: “De grote tegenslagen uit het verleden, zoals infectieziekten, zijn we inmiddels grotendeels de baas. Mensen leven twee, drie keer zo lang als vroeger. Daardoor treden andere aandoeningen op de voorgrond: ouderdomsziekten. Tegenwoordig sterft 34% aan hart- en vaatziekten, 27% aan kanker en 9% aan aandoeningen van de luchtwegen. Hetzelfde geldt overigens voor huisdieren, zoals honden en katten. Die worden ook steeds ouder en krijgen, net als mensen, last van botontkalking, kanker en dementie. Lang gezond blijven wordt maatschappelijk van groot belang. Gezonde mensen kunnen tot hun 75 jaar blijven werken. Waarom zouden we dat niet doen, als er geen beperkingen of gebreken zijn?” ■ MONITOR
okt/nov 2004
19
BOTONTKALKING INWENDIGE GENEESKUNDE
Tekst: Monique Snoeij
Beeld: Levien Willemse
Calciumkanalen boven water Senioren krijgen te maken met botontkalking. Een paar jaar geleden zijn minuscule kanalen ontdekt die het transport van calcium regelen in de nieren, darmen en botten. Zijn die kanaaltjes te beïnvloeden, waardoor botontkalking kan worden afgeremd? e opbouw van bot is te vergelijken met een rit in de achtbaan, vertelt dr. Bram van der Eerden, onderzoeker bij de afdeling Inwendige Geneeskunde van Erasmus MC: “Tot je dertigste maakt je lichaam in stijgende lijn bot aan. Daarna volgt een periode van stabiliteit; de botaanmaak blijft gelijk. In de laatste fase, vanaf midden vijftig, zoeft de botaanmaak naar beneden. En de kwaliteit van het bot ook.”
D
Wegvallen oestrogeen - Botontkalking is een veelvoorkomende kwaal bij senioren. Die leidt tot verminderde botkwaliteit en vaak ook tot botbreuken. De belangrijkste reden van botverlies is het wegvallen van de productie van bepaalde hormonale stoffen: oestrogenen. Hierdoor neemt de afbraak van bot toe. Deze ‘sloop’ wordt niet langer gecompenseerd door nieuwe botvorming. Dr. Van der Eerden: “Met als gevolg fracturen. Heup- en polsbreuken staan in de Top Tien. Sommige ouderen durven hun huis niet meer uit, uit angst om te vallen.” Kanalen ontdekt - Zonder calcium is er geen bot. Dat is geen nieuws. 20
okt/nov 2004
MONITOR
Wel nieuwswaardig is de ontdekking van belangrijke spelers in dit veld: calciumselectieve kanalen in het bot. Die zorgen voor transport van calcium. “Zie deze kanalen als een soort gaatjes in een celmembraam, het ‘jasje’ rondom de cel. Ze leiden het calcium de cel in.” Dr. Van der Eerden onderzoekt de rol van calciumkanalen. Want: “als we de werking van deze transportlijnen goed in beeld brengen, kunnen we misschien medicatie ontwikkelen die hernieuwde botaanmaak regelt en botafbraak tegengaat.” Gezusters kanaal - De afdeling Interne Geneeskunde bewandelt verschillende wegen om de oorzaken van osteoporose te achterhalen. En hiermee weer een sprong naar de kanalen. De nieren en de darmen zijn nauw betrokken bij de regulatie van calcium in het bloed. Daarnaast is ook het bot erbij betrokken. De Universiteit van Nijmegen heeft calciumselectieve kanalen in de nieren en de darmen ontdekt. “Deze twee tevoorschijn gekomen zusjes zijn de ‘poortwachters’ van calciumopname. Het kanaal in de nieren heet TRPV5 (Transient Receptor Potential Channel), dat in de darmen TRPV6. Ik heb
bekeken of de kanalen ook in bot voorkomen, als een derde zusje. En dat blijkt het geval!” Bouwers & knauwers - Dr. Van der Eerden heeft gekeken naar de verschillende celtypen in bot: osteoblasten en osteoclasten, ook wel ‘bouwers’ en ‘knauwers’ genoemd. “De osteoblasten zijn verantwoordelijk voor de botaanmaak. En de osteoclasten voor de botafbraak. Ik heb ontdekt dat in de bouwers TRPV6 voorkomt. In de knauwers komt naast dit kanaal ook het type TRPV5 voor.” Muis zonder TRPV5 - De onderzoeker werkt samen met Nijmegen. Daar is een muis genetisch zo gemanipuleerd dat hij geen TRPV5-kanaal heeft. “We weten nu dat de nieren van deze muis geen calcium meer kunnen opnemen. De muis neemt nog wel meer calcium op in de darm. Maar er blijkt geen mechanisme te zijn dat het ontbreken van het kanaal opvangt.” Mindere kwaliteit - Bovendien blijkt dat niet alleen de botafbraak bij deze muizen sterk geremd is, maar ook de botaanmaak. Het dier heeft minder bot, dat ook kwalitatief minder is. “Ondanks minder botafbraak komen er in die muis zonder kanaal meer osteclasten, knauwers, voor. Een opvallend kenmerk, dat aangeeft dat het kanaal een hoofdrol speelt in het bot,” stelt dr. Van der Eerden begeesterd.
Kanalen manipuleren - “We bestuderen nu of je door beïnvloeding de calciumkanalen kunt verbeteren, waardoor je botontkalking kunt tegengaan.” Voor zijn onderzoek focust dr. Van der Eerden op de ontwikkelingen van jonge en oude muizen. De hoeveelheid bot en de kwaliteit blijken te verslechteren met het ouder worden van de dieren. Na de muizen, gaat het onderzoek richting de mens. “Daarvoor haken we aan bij ERGO, de Rotterdamse studie onder ruim achtduizend senioren in de wijk Ommoord. Via DNA uit bloed, calciumspiegels en botfoto’s kijken we of er een verband bestaat tussen genetische veranderingen in de DNA-code voor de kanalen, en de bothoeveelheid en kwaliteit van het bot. Zo ja, dan kun je wellicht voorspellen of iemand botontkalking krijgt.” Alleen nog afremmen - Op dit moment bestaat enkel medicatie om botafbraak af te remmen. Dat gebeurt met behulp van oestrogenen of bisfosfonaten. De bevindingen van Bram zouden kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van medicatie om botaanmaak te stimuleren. Dr. Bram van der Eerden (34) ontving als ‘veelbelovend wetenschapper’ voor zijn onderzoek naar calciumkanalen een zogeheten Veni-beurs van het Nederlands Instituut voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) ter grootte van maximaal e 200.000. ■ Zie ook pagina 24: ‘Meer homocysteïne, meer botbreuken’
DOORLIGGEN Tekst: Monique Snoeij
Het aantal senioren in ziekenhuizen neemt toe. En dus zien verpleegkundigen steeds meer doorligwonden, open benen en diabetes. Maden blijken effectieve ‘schoonmakers’ van deze wonden te zijn, al moet de patiënt eerst z’n ‘jakkesgevoel’ overwinnen.
Beeld: Levien Willemse
Maden met ’n missie
n de geschiedenis worden maden verschillende keren omschreven als ‘de poetsvrouwen van wonden’, bijvoorbeeld in 1829 door de Franse chirurg Baron Dominique Larrey, veldarts van Napoleon. Tijdens een expeditie in Syrië constateerde hij dat bepaalde maden alleen het dóde weefsel bij wonden aten.
I
Soldaten op slagveld - In de Amerikaanse burgeroorlog is de ‘werkwijze’ van maden goed beschreven. Artsassistent dermatologie Dorine Ruijgh van de afdeling Dermatologie van Erasmus MC: “Sommige soldaten bleven noodgedwongen een aantal dagen op het slagveld liggen. Anderen werden direct ter behandeling meegenomen. En wat bleek? De soldaten die snel behandeld werden, overleden vaak aan wondinfecties. Bij de achterblijvers waren de ‘wilde’ maden inmiddels aan het werk gegaan. En juist díe soldaten bleven vaker in leven.” Een Amerikaanse legerchirurg, John Forney Zacharias, zette de maden overigens al doelbewust in bij gangreenwonden. Terug in belangstelling - Begin jaren dertig zijn voor het eerst op grotere schaal doelgericht maden in wonden uitgezet. De maden werden benut om geïnfecteerde wonden te behandelen. “In die tijd kwamen artsen erachter dat je de beestjes moet steriliseren,” vertelt Dorine Ruijgh. Na de ontdekking van antibiotica, kwam de madentherapie tot stilstand. Sulfonamiden en penicilline werden doeltreffender geacht. Maar sinds een jaar of vijf staat de madentherapie weer in de belangstelling. Maden opereren namelijk soms namelijk doelmatiger dan het chirurgische mes, stelt arts-assistent Dorine Ruijgh. Maden verorberen alleen dood weefsel. Gezond weefsel laten ze onaangetast. Madentherapie wordt wel biochirurgie genoemd.
DERMATOLOGIE MADENWEETJES
• Elke wond die veel dood weefsel met beslag heeft, is schoon te maken met maden • Per vierkante centimeter dood weefsel zijn tien maden nodig • Een pot maden kost euro 166, plus verzendkosten (uit Duitsland) • Maden worden pas op de dag vóór de behandeling besteld • Maden moeten goed worden verzorgd. Ze krijgen drie keer per dag fysiologisch zout. Bij een teveel aan zout verdrinken ze • Maden groeien als kool. Een made die de wond ingaat, is 2 millimeter klein. Binnen vier dagen is ze uitgegroeid tot een volle centimeter • Na de behandeling verdwijnen maden in een luchtafsluitbare pot en gaan ze mee met het verbrandingsafval van Erasmus MC
schoonmaakploeg aan het werk. Geen enkele patiënt in Erasmus MC heeft tot nu toe geweigerd om zich te laten behandelen met de ‘wormpjes’, al moesten de meesten wel even wennen aan het idee. De patiënten verdragen de behandeling goed, zo blijkt. Soms vinden ze het wat pijnlijk, maar met medicatie is de pijn goed te bestrijden. De witte larven verspreiden wel een typische geur. De wond produceert namelijk korte tijd extra vocht en bovendien is de afbraak van dood weefsel goed te ruiken, weet de artsassistent. Ze relativeert: “Zodra het verband is verwijderd, is de vreemde geur ook verdwenen.”
Duitse maden slurpen Nederlandse wonden schoon
Snel brandschoon - Tegenwoordig onderzoekt arts-assistent Ruijgh hoe de madenbehandeling uitpakt bij verschillende soorten patiënten. Zij behandelt voornamelijk mensen met een open been (veneus ulcus), maar ook patiënten met doorligwonden en wonden waarbij diabetes een rol speelt. Ze vertelt: “De maden maken heel snel wonden brandschoon. Je zet ze op de wond en binnen korte tijd is al het dode weefsel opgesnoept. Deze schoonmaak bevordert de wondgenezing.” Verpakt in waszakjes - De artsassistent brengt de maden op twee verschillende manieren in de wond. Er bestaan speciaal madenzakjes (biobags), dat lijkt op waszakjes voor delicate materialen. Ze legt uit: “Je be-
schermt eerst de wondranden en legt daarna zo’n zakje of meerdere zakjes op de wond. Het voordeel van zulke zakjes is dat de maden niet kunnen ontsnappen. Een nadeel is dat je nooit de hele wond bestrijkt, want de zakjes zijn vierkant en dat is een wond nooit.” Los op de wond - De andere methode is de maden loslaten op de wond. De wond wordt daarna snel afgedekt met een soort vitrage. Op deze manier bestrijken de maden wél de gehele wondoppervlakte. Nadeel is dat ze wel eens ontsnappen: “Een patiënt trof op een dag een wegloper in bed aan.” Typische geur - Een behandeling met maden duurt drie à vier dagen. Gedurende deze periode is de maden-
Lucilia sericata - Het zijn geen huistuin- en keukenmaden die de afdeling Dermatologie gebruikt. Men koopt steriel gekweekte vliegenmaden in Duitsland. “Ze heten Lucilia sericata en komen per koerier naar Rotterdam. De Lucilia sericata zitten los in een containertje of in een zakje. De beestjes zijn steriel verpakt. Er kan alleen zuurstof door de verpakking komen, verder helemaal niets.” Het bijzondere van Lucilia is dat ze een extra-corporaal verteringssysteem heeft, dus buiten het lichaam. Dit betekent dat de maden speeksel afscheiden met enzymen. Dit zorgt ervoor dat het dode weefsel en het weefselbeslag vloeibaar worden. “De maden slurpen vervolgens de vloeistof op. Ze bijten niet, ze knagen niet, maar ze zuigen,” legt Dorine Ruijgh uit. Bekend is dat de maden ook bepaalde bacteriën verteren. Onderzoek moet nog uitwijzen welk effect dit op de wondgenezing heeft. ■ MONITOR
okt/nov 2004
21
Bedzweren
bezweren Decubitus, ofwel bedzweren, doorligwonden, weefselversterving, is sinds mensenheugenis een probleem in zorginstellingen. Onder meer ouderen lopen risico hierop. Ondanks onderzoek sinds de jaren vijftig daalt het aantal patiënten met zulke wonden maar moeizaam. et is altijd schokkend om doorligwonden te zien, zelfs als je er beroepshalve mee hebt te maken,” zegt verpleegkundig onderzoeker Jan Weststrate, lid van de werkgroep Decubitus & Wondzorg Erasmus MC. “En dat terwijl deze wonden vaak kunnen worden vermeden: decubitus is te voorkomen door consequent de landelijke richtlijn toe te passen.” In academische ziekenhuizen in Nederland heeft negentien procent van de patiënten, dus één op de vijf, last van bedzweren, zo blijkt uit gegevens van het landelijke onderzoek Prevalentie Decubitus. Erasmus MC wijkt niet af van dit percentage, ondanks alle aandacht die daar al jaren aan dit probleem wordt besteed. Jan Weststrate weet dat artsen en verpleegkundigen lang niet altijd de lan-
delijke CBO-richtlijn toepassen. “Dat vind ik nogal wat…” Hij is niet de enige die er zo over denkt. Het ministerie van Volksgezondheid acht decubitus een urgent probleem en eist dat ziekenhuizen en verpleeghuizen meer maatregelen nemen om doorliggen te voorkomen. De Inspectie voor Volksgezondheid wil weten hoe vaak decubitus voorkomt (prevalentie) en welke voorzorgsmaatregelen de instellingen ertegen treffen.
EXTREME HUIDKWETSUUR
De afgelopen jaren zijn in Nederland landelijke onderzoeken gehouden naar decubitus in ziekenhuizen, verpleeghuizen en revalidatiecentra. Grosso modo blijkt het aantal patiënten dat doorligt, ondanks de studies ernaar, niet te dalen. Er zijn richtlijnen opgesteld om het probleem aan te pakken, vertelt de verpleegkundig onderzoeker. Hij verwijst naar de landelijke Richtlijn Decubitus Preventie, waaraan hij zelf meeschreef. De werkgroep Decubitus & Wondzorg Erasmus MC meent dat het goed zou zijn als de richtlijn op iedere afdeling een vaste plaats in de boekenkast heeft en óók daadwerkelijk wordt nageleefd. Want daar schort het aan; de werkgroep concludeert dat instellingen de richtlijn niet goed naleven. Een voorbeeld hiervan is het niet-signaleren en
’H
Doorliggen is een ernstige beschadiging van de huid door permanent verhoogde druk. Die druk leidt tot verminderde bloedvoorziening. Doorligwonden worden eerst donkerrood, vervolgens blauw en dan zwart. Ze zijn pijnlijk, ruiken naar, kunnen infecteren en - in het ergste geval - leiden tot overlijden. Mensen die zich moeilijk of niet kunnen bewegen, lopen de grootste kans op doorligwonden, bijvoorbeeld mensen die verlamd of erg verzwakt zijn. Het is een misverstand om te denken dat een patiënt dagenlang in dezelfde positie moet liggen voordat er doorligwonden ontstaan. Iemand die tot de risicogroep behoort, kan al binnen een uur decubitus krijgen. 22
okt/nov 2004
MONITOR
Kritiek van staatssecretaris
“Decubitus is eigenlijk niet nodig, mits je de juiste maatregelen neemt,” zo zei staatssecretaris Clémence RossVan Dorp (Volksgezondheid) bij het in ontvangst nemen van het IGZ-rapport over decubitus op 14 april in Den Haag. Volgens haar kosten doorligwonden de maatschappij ongeveer een half miljard euro per jaar.
Zo ziet decubitus eruit
DOORLIGGEN Tekst: Monique Snoeij
PREVENTIE DECUBITUS • Tijdig signaleren dankzij multidisciplinaire aanpak • Wisselligging en -houding: patiënt verleggen • Mobiliseren: patiënt laten bewegen • Voedingstoestand verbeteren • Gebruik matrassen die druk op huid verlagen • Gebruik drukverlagende kussens op (rol)stoelen
niet-rapporteren van patiënten met een verhoogd risico op decubitus. Bij maar één op de drie patiënten wordt het probleem tijdig onderkend. Afspraken ook nakomen
Nog te vaak wordt doorliggen als een verpleegkundige zaak gezien. De werkgroep Decubitus & Wondzorg bepleit samenwerking tussen de verschillende vakgebieden. Patiënten liggen soms acht uur op de operatiekamer zonder speciaal anti-decubitusmatras. Of ze zitten uren op een harde stoel bij de afdeling SpoedEisende Hulp (SEH). Of ze liggen oncomfortabel in een onderzoekskamer. Kortom, patiënten kunnen op allerlei plekken en afdelingen in het ziekenhuis decubitus ontwikkelen: bij de functielaboratoria, op de OK, of bij het laten maken van een CT-scan. Iedere medewerker heeft daarom een eigen verantwoordelijkheid. Jan Weststrate: “Het is een multidisciplinair probleem, waarvoor artsen, fysiotherapeuten, diëtisten en verpleegkundigen samen een oplossing kunnen vinden.” Uit een recent Maastrichts onderzoek blijkt overigens dat zes op de tien verpleegkundigen in Nederland adequate maatregelen neemt tegen decubitus. Samenwerking vereist
Jan Weststrate schetst een voorbeeld waarbij op hetzelfde moment een arts aan het bed van de patiënt staat om de doorbloeding te bespreken, de verpleegkundige beoordeelt welke verpleegkundige interventies nodig zijn, en de voedingsdeskundige bekijkt wat er op het gebied van voedsel kan worden gedaan om decubitus te voorkomen of te verhelpen. In andere gevallen is een fysiotherapeut erbij betrokken om z’n vakkennis in te brengen. Dát is een integrale aanpak van een integraal probleem,’ zegt hij. “We bereiken een doorbraak door te luisteren naar elkaar, elkaars expertise te respecteren en samen beleid te maken. In de trant van: we houden ons aan de afspraken die we nu samen gemaakt hebben.”
Beeld: Levien Willemse
Het bijscholen van betrokkenen en het aanschaffen van de juiste materialen, zoals drukverlagende matrassen, horen ook bij deze aanpak. Erasmus MC heeft dit beleid al geruime tijd ingevoerd. De werkgroep meent verder dat per afdeling moet worden bekijken hoe de medewerkers met decubitus omgaan. “We zien namelijk dat de ene afdeling doorliggen adequater ter hand neemt dan de andere. Het moet een drive zijn om ook op decubitusgebied van elkaar te leren. En elkaar erop aan te spreken. Als een patiënt van de ene afdeling naar de andere wordt verplaatst, informeren sommige niet altijd waarom er geen preventieve maatregelen zijn genomen om doorliggen te voorkomen,” merkt de verpleegkundig onderzoeker op. Erasmus MC is pasgeleden gestart met de registratie van decubitus per verpleegafdeling. Dit is een stap vooruit, want dit verschaft systematisch inzicht in waar de schoen knelt. Verpleegkundigen in opleiding aan de Hogeschool Rotterdam helpen bij de dataverzameling. ‘Aandachtsvelders’
Sinds een aantal jaren zijn er zogeheten ‘aandachtsvelders’ actief op de verpleegafdelingen. Een aandachtsvelder is een verpleegkundige die het belang van het voorkomen van doorliggen kan uitstralen naar de hele afdeling. Decubitus-consulente Astrid van Dam noemt dit een goede ontwikkeling. “Op sommige afdelingen zie je de aandacht voor decubitus groeien.” Astrid van Dam vertelt dat de aanschaf van allerlei hulpmiddelen een tweede keuze is. De eerste keuze is en blijft altijd de zorgverlening. “Bijvoorbeeld het geven van de wisselligging aan de patiënt. Daarnaast is voeding een belangrijk aspect. Senioren zijn vaak ondervoed, waardoor de vitaliteit van de huid is afgenomen. Het is daarom raadzaam ouderen meteen bij opname te wegen. Er zijn nationale richtlijnen op voedingsgebied met betrekking tot decubitus.” Risico’s goed beoordelen
Consulente Astrid van Dam benadrukt het belang van een goede risicoinventarisatie. Op basis daarvan kunnen maatregelen worden genomen om decubitus te voorkomen. “Als je een speciaal anti-decubitusmatras moet bestellen, ben je eigenlijk al te laat,” stelt ze. ■
VERPLEEGKUNDE WASKOM MET SNEEUW De ergste doorligwonden die Madelon Modderman, ‘aandachtsvelder’ decubituszorg, ooit heeft gezien, waren bij een mevrouw uit het Caribisch gebied. “Ze was héél ziek geweest en naar Nederland gekomen voor verdere behandeling. Toen ze bij ons kwam, had ze al doorligwonden aan haar stuit, billen, dijbenen en onderbenen. Alles lag open. Uiteindelijk hebben ze haar beide benen moeten amputeren om de wonden goed te kunnen sluiten.” Met een patiënte die er zo erg aan toe is, ontwikkel je een enorme band, vertelt Madelon Modderman: “Die mevrouw had bijvoorbeeld nog nooit sneeuw gezien. Toen het een keer sneeuwde, ben ik naar buiten gelopen en heb ik een waskom vol sneeuw verzameld. Die nam ik mee naar haar bed. Dat vond ze geweldig!” Madelon Modderman is teamverpleegkundige op de afdeling Plastische Chirurgie en Kaakchirurgie en vanaf het prille begin ‘aandachtsvelder’. Dit houdt in dat zij maandelijks informatie en advies krijgt tijdens de bijeenkomsten onder leiding van decubitus- en wondconsulente Astrid van Dam. Madelon verspreidt de informatie vervolgens onder haar collega’s. Madelon stelt dat haar collega’s alert zijn op het voorkomen van doorliggen. Ze controleren de huid van patiënten geregeld. De verpleegkundigen beseffen dat doorliggen zeer pijnlijk en ongemakkelijk is voor de patiënt. Die alertheid heeft te maken met de soort afdeling. “Zo krijgen wij patiënten die langdurige operaties moeten ondergaan, zoals borstreconstructie na een borstamputatie. Dit zijn mensen die een verhoogde kans op decubitus hebben vanwege ondergane chemokuren, medicatie en de urenlange operatie. Op onze afdeling liggen ook dwarslaesiepatiënten die komen om hun decubituswonden operatief te laten sluiten.” De afdeling Plastische Chirurgie en Kaakchirurgie hanteert de Waterlow-schaal, een scorelijst om het risico van doorliggen te bepalen. Hierbij wordt bijvoorbeeld gekeken naar de lichaamsbouw, de conditie van de huid en mate waarin een patiënt beweegt. Madelon Modderman: “Als verpleegkundige gebruik je ook je gezonde verstand. Als iemand op het moment dat je de scorelijst invult nog te weinig punten heeft voor een anti-decubitusmatras, kan dit matras toch al nodig zijn. Bijvoorbeeld als iemand na een operatie nog vier of vijf dagen op bed moet blijven liggen.” Hoe goed je ook je best doet, controleert, de scorelijst hanteert en preventief handelt, je kunt decubitus nooit uitbannen, weet Madelon. “Daarvoor spelen te veel factoren een rol.”
MONITOR
okt/nov 2004
23
BOTONTKALKING INWENDIGE GENEESKUNDE
Tekst: Kees Vermeer
Meer homocysteïne, meer botbreuken beïnvloedt. Tevens gaan we in kaart brengen welke genetische factoren iemand voorbestemt tot een hoger homocysteïnegehalte.”
Dat senioren een verhoogde kans op botbreuken hebben, is bekend. Maar het risico wordt nog groter als hun bloed veel homocysteïne bevat. Een mogelijke remedie: foliumzuur, ofwel vitamine B 11.
Ook goed nieuws - Gelukkig voor de ouderen in de risicogroep hebben de onderzoekers ook mogelijk goed nieuws: het is bekend dat foliumzuur (vitamine B11) het niveau homocysteïne omlaag kan brengen. Foliumzuur komt voor in verse groenten, fruit, aardappelen, peulvruchten, volkoren- en zuivelproducten, en is ook te koop in tabletten. Een foliumzuurrijk dieet, of het innemen van foliumzuur in pilvorm, kan dus een eenvoudige manier zijn om osteoporose voor een deel te helpen voorkomen. Of dat werkelijk zo is, en hoeveel foliumzuur daarvoor nodig is, moet verder worden onderzocht. ■
r. Joyce van Meurs en dr. André Uitterlinden van de afdeling Inwendige Geneeskunde van Erasmus MC verrichten onderzoek naar de genetische achtergronden van veroudering. Zij richten zich onder meer op osteoporose: het brozer worden van de botten. Deze verzwakking vergroot met het verstrijken van de jaren het risico op fracturen.
D
‘EVEN HERHALEN’
Rol van homocysteïne - Wereldwijd wordt onderzoek gedaan naar osteoporose, maar over de oorzaken ervan is nog niet veel bekend. Japanse onderzoekers hebben recent een gen onderzocht dat zowel de dichtheid van de botten beïnvloedt als het niveau van homocysteïne in het bloed. Dat bracht de Rotterdamse onderzoekers op het idee om de rol van het homocysteïne zelf bij botbreuken eens goed te bestuderen. Lichaamseigen stofje - Homocysteïne is geen onbekende stof. Het is een lichaamseigen goedje dat bij de stofwisseling van het aminozuur methionine wordt geproduceerd. Al in de jaren zestig zijn mensen onderzocht die vanwege een genetische aanleg veel ervan in het bloed hebben. Dat bleek een risicofactor voor harten vaatziekten. En bij zwangere vrouwen kan een teveel leiden tot een baby met een open rug. Gegevens van ERGO - De Rotterdamse onderzoekers gebruikten voor hun onderzoek onder meer gegevens uit de databank van ERGO, een langlopend onderzoek dat ‘het gezond ouder worden’ bestudeert bij ruim achtduizend 55-plussers in de Rotterdamse wijk Ommoord. Ook het 24
okt/nov 2004
MONITOR
homocysteïnegehalte in het bloed van de deelnemers aan ERGO is gemeten. “Wij hebben bij in totaal 2.500 ouderen gekeken of dit niveau voorspellend is voor botbreuken,” vertelt dr. Joyce van Meurs. “Dat bleek inderdaad zo te zijn. Het niveau van homocysteïne stijgt sowieso met de leeftijd, maar bij een kwart van de ouderen wordt een verhoogde waarde gevonden. Die mensen hebben een tweemaal hogere kans op botbreuken.” DNA-materiaal in huis - Het resultaat kwam, gezien vroegere studies, niet als een verrassing, maar het verband tussen homocysteïne en botbreuken was nog niet eerder zo goed onderzocht. Dr. Uitterlinden: “Je moet een goede
studiepopulatie hebben en die mensen vanaf het begin kunnen volgen. Wij hebben het geluk dat we over alle gegevens van ERGO konden beschikken. Op onze afdeling staat bijvoorbeeld het DNA-materiaal van alle deelnemers.” Is het de oorzaak? - Het gevonden verband wil nog niet zeggen dat het hoge homocysteïnegehalte ook de óórzaak is van de fracturen. “Dat is een vraag die nu zal worden onderzocht, door na te gaan of het verlagen van het niveau van homocysteïne leidt tot een lagere kans op botbreuken,” licht dr. Van Meurs toe. “Verder willen we met biochemische technieken gaan kijken hoe homocysteïne de opbouw van het collageen in botten
Dr. Joyce van Meurs en dr. André Uitterlinden wilden hun bevindingen vastleggen in een wetenschappelijke publicatie en stuurden het manuscript op naar de New England Journal of Medicine. Maar een goed wetenschappelijk experiment moet herhaalbaar zijn. Daarom vroeg het medische vakblad of zij het onderzoek nòg een keer konden doen. Waar haal je dan zo snel een tweede grote groep ouderen vandaan? Dr. Van Meurs loste dat op door een ander deel van de ERGO-populatie te bestuderen: een groep ouderen bij wie eveneens het niveau homocysteïne was gemeten, maar op een ander moment en met een andere methode. Bovendien vroeg dr. Uitterlinden zijn collega’s in het VU Medisch Centrum in Amsterdam, waar de zogeheten LASAstudie onder ouderen plaatsvindt, om eveneens het homocysteïneniveau en de kans op botbreuken te analyseren. Verder benaderde hij met hetzelfde verzoek een concurrerende onderzoeksgroep aan de Harvard Medical School in Boston. Iedere keer werd hetzelfde resultaat gevonden: de kwart van de ouderen met de hoogste waarden van homocysteïne heeft een twee maal verhoogde kans op botbreuken. Meer weten? Zie de New England Journal of Medicine van 13 mei 2004.
BIJWERKINGEN Tekst: Kees Vermeer
Beeld: Levien Willemse
FARMACOLOGIE
treden pas na verloop van tijd op. En mensen kunnen nog andere medicijnen gebruiken, waardoor niet altijd duidelijk is door welk geneesmiddel, of combinatie van geneesmiddelen, een bijwerking ontstaat. Daardoor worden lang niet alle bijwerkingen bij Lareb gemeld en is het moeilijk om betrouwbaar te schatten hoe vaak een bijwerking werkelijk voorkomt.”
Van de wal in de sloot Bepaalde pijnstillers kunnen bij ouderen een tweede aanval van hartfalen veroorzaken. Dit is slechts één voorbeeld van een soms funeste bijwerking van een medicijn dat al volop in de handel is. ijwerkingen komen niet altijd aan het licht tijdens de ontwikkeling van een medicijn. De werking van het nieuwe geneesmiddel wordt uiteraard wel onderzocht, maar die studies gebeuren met relatief gezonde vrijwilligers. Ouderen of mensen met hartfalen bijvoorbeeld doen daaraan niet mee. “Bovendien zijn de onderzoeksgroepen vaak relatief klein, bijvoorbeeld duizend personen,” vertelt dr. Hans Feenstra, internist in opleiding in Erasmus MC. “Daardoor komen lang niet alle bijwerkingen eruit. Pas na registratie wordt het middel door grote groepen patiënten gebruikt. Dan kunnen bepaalde bijwerkingen wèl boven water komen.”
B
Op grotere schaal - Na registratie van een medicijn kan op grotere schaal onderzoek worden verricht naar eventuele bijwerkingen. Bij dat onderzoek worden wèl ouderen en andere patiëntengroepen betrokken. Dr.
Feenstra heeft zelf onderzoek gedaan naar gebruik van bepaalde pijnstillers, de zogeheten NSAID’s, door 50-plussers die eerder in een ziekenhuis waren opgenomen wegens hartfalen. NSAID’s werken pijnstillend en ontstekingsremmend. Ze worden vaak voorgeschreven aan ouderen met pijn in botten en gewrichten, bijvoorbeeld vanwege artrose of reuma. De bekendste zijn ibuprofen, naproxen en voltaren. Hartfalen - Dr. Feenstra ontdekte dat NSAID’s een twééde aanval van hartfalen kunnen veroorzaken. Hij schat dat in Nederlandse ziekenhuizen maar liefst een kwart van alle heropnamen wegens hartfalen te maken heeft met het gebruik van NSAID’s. Er zijn meer voorbeelden van ernstige bijwerkingen van medicijnen die op grote schaal in gebruik zijn. Enkele jaren geleden moest de firma Bayer een cholesterolverlagend medicijn uit
de handel nemen vanwege de kans op schade aan spierweefsel en nieren. En recent vonden Engelse onderzoekers dat paracetamol de kans op astma kan vergroten. Meldsysteem - Hoe komen bijwerkingen aan het licht? Elk Europees land is verplicht een meldsysteem te hebben van vermoede bijwerkingen van geneesmiddelen. In Nederland bestaat het Bijwerkingen Centrum Lareb, dat door de overheid is aangewezen om vermoede bijwerkingen te registreren en analyseren. Lareb staat voor: Landelijke Registratie en Evaluatie van Bijwerkingen. Artsen kunnen daar mogelijke bijwerkingen melden. “Maar dat gebeurt vrijwillig,” vertelt dr. Feenstra. “Men denkt er niet altijd of heeft er geen tijd voor. Bovendien moet een arts een verband kunnen leggen tussen medicatie en mogelijke bijwerkingen. Sommige neveneffecten
Signaalfunctie - Dr. Feenstra benadrukt daarom het belang van het wèl melden van mogelijke bijwerkingen van medicijnen bij het Lareb, want dat kan een belangrijke signaalfunctie hebben. Naar aanleiding van een melding kan namelijk verder onderzoek worden gedaan. Dat is mogelijk met andere gegevensbanken, bijvoorbeeld de data van de Rotterdamse ERGOstudie of de Utrechtse PHARMO-database met gegevens over diagnose en medicatie bij patiënten die in het ziekenhuis hebben gelegen. Een van de stappen in zulk onderzoek is na te gaan of de vermoede bijwerking is te verklaren. Zo kunnen de genoemde NSAID’s ervoor zorgen dat het lichaam vocht vasthoudt. Dat kan voor iemand met een verminderde pompfunctie van het hart net te veel zijn. Maar een verband tussen medicijn en bijwerking is niet altijd zo duidelijk, illustreert dr. Feenstra met een voorbeeld: “Een paar jaar geleden bestond het vermoeden dat gebruik van een bepaald antipsychoticum tegen schizofrenie zou leiden tot meer kans op zelfmoord. Maar zelfmoord komt bij schizofrene mensen sowieso al vaak voor. Hierbij is het dus veel lastiger om de bijwerking te verklaren.” Overal te koop - Bijsluiters van NSAID’s waarschuwen tegenwoordig wel voor de gevaren. Zo staat hartfalen vermeld als contraïndicatie. Maar bijsluiters worden niet altijd gelezen. “Artsen behoren wel rekening te houden met het gevaar van deze medicijnen voor patiënten met hartfalen,” zegt dr. Feenstra, “maar dan nog, de pijnstillers zijn gewoon te koop bij apotheek of drogist op de hoek. Je weet nooit wat de patiënt er zelf bij koopt.” ■
BIJWERKINGEN? ACH... Farmaceutische bedrijven verlenen geen voorrang aan het opsporen van bijwerkingen, zo bleek een paar jaar geleden uit onderzoek van de Inspectie voor de Gezondheidszorg. De bedrijven willen vooral een warme relatie met
huisartsen opbouwen. En ervoor zorgen dat die hun geneesmiddelen voorschrijven. Volgens prof. Bruno Stricker, hoogleraar FarmacoEpidemiologie in Rotterdam, is de situatie sinds het onderzoek weinig veranderd.
MONITOR
okt/nov 2004
25
Geen geheugen, wel g ‘Warme zorg’ mensen met dementie onderzocht Wie dementeert mag z’n verstand kwijtraken, met z’n gevoel is niets mis. Gelukkig is er de laatste jaren steeds meer aandacht voor de belevingswereld van mensen met dementie. Dr. Jacomine de Lange toetste de uit de VS overgewaaide ‘belevingsgerichte zorg’. Vanwaar uw fascinatie met dementie? Dr. Jacomine de Lange: “Misschien liggen de wortels in mijn jeugd. Als twaalfjarige ging ik graag op bezoek bij mijn oma die aan dementie leed. Ik kamde haar haren en hielp met haar breiwerk. En ik paste op haar als mijn opa weg moest. Maar ik ben 26
okt/nov 2004
MONITOR
ook geboeid door de manier waarop mensen met dementie met hun ziekte omgaan.” Wat is ‘belevingsgerichte zorg’? “Omdat iedereen dementie kan krijgen, voelen veel mensen angst en afkeer voor dementie. Wie dement is, is afgeschreven. ‘Dan raak je in
een soort van slaaptoestand en doe je niets meer’ is de gedachte. Belevingsgerichte zorg beschouwt mensen met dementie daarentegen als personen met een ziekte en niet zozeer als een zieke met een afnemende persoonlijkheid. Dat betekent dat verzorgers de gevoelens van dementerenden bevestigen en serieus nemen, en meegaan in hun belevingswereld waardoor de bewoners zich geborgen voelen en hun gevoel van eigenwaarde kunnen behouden. ‘Uw ouders zijn allang dood’, is bijvoorbeeld geen geruststellend antwoord voor een dementerende die vraagt waar vader en moeder zijn. Hij of zij zal de vraag daarom waarschijnlijk blijven herhalen. Een reactie als: ‘Wat waren uw ouders voor men-
sen?’ gaat wel serieus in op de belevingswereld. Veel dementerenden zijn intensief met hun ouders bezig. Waarschijnlijk omdat zij zich nog al eens verward en onveilig voelen en je ouders van oorsprong de eerste mensen waren die je een gevoel van veiligheid gaven. Ik herinner me een bewoonster die aan de verzorgende vroeg of zij haar moeder wilde zijn. Heel ontroerend.” “Wat ook veel gebeurt, is dat verzorgenden - uiteraard met de beste bedoelingen - de bewoners proberen af te leiden als ze verdrietig zijn. Het verdriet wordt niet serieus genomen en de bewoner daardoor niet getroost en bevestigd in zijn gevoel. Afleiden is prima, als er maar eerst getroost is.”
DEMENTIE Tekst: Manja Gruson
gevoel
wensen. De ene persoon wil graag verzorgd en vertroeteld worden, de ander juist helemaal niet. En ook dat is per persoon geen statisch gegeven en kan veranderen; dus moeten verzorgers blijven kijken welke signalen de bewoners afgeven en steeds opnieuw vragen wat iemand wil.” Wat wilde u met uw onderzoek achterhalen? “Mensen met dementie moeten zich op verschillende gebieden aanpassen; een nieuwe leefomgeving, verlies van zelfstandigheid, verlies van verstand. Ik wilde onderzoeken of dat aanpassen makkelijker ging met ‘belevingsgerichte zorg’ dan met de standaardzorg. Deze benadering ontstond eind jaren tachtig in Amerika en werd halverwege de jaren negentig in Nederland geïntroduceerd. Vooralsnog is ‘belevingsgerichte zorg’ hier alleen terug te vinden in workshops en als één van verschillende aangestipte theorieën op opleidingen. Standaard is deze zorg in Nederland dus nog lang niet.” “Het onderzoek is gevoerd door middel van ‘participerende observa-
GERIATRIE
tie’. Samen met twee stagiaires observeerde ik op acht verschillende verpleegafdelingen tachtig mensen van 65 jaar en ouder en hun verzorgenden. Om de beginsituatie zoveel mogelijk gelijk te krijgen voor de verschillende verpleegafdelingen, kregen alle verzorgenden een tweedaagse cursus ‘belevingsgerichte zorg’. De verzorgers van de experimentele afdelingen kregen daarna een uitgebreidere vervolgcursus. We observeerden - deels in de rol van verzorgenden - situaties als: opstaan, naar bed gaan, eten, koffiedrinken en activiteiten in de huiskamer en groepsactiviteiten. Steeds na één uur schreven we onze observaties op als een film. Om subjectiviteit zoveel mogelijk uit te sluiten controleerden we elkaars verslagen. Grappig was het warme welkom en de grote herkenning van bewoners als ik me op een afdeling voorstelde met de woorden: ‘Ik ben hier nieuw en ken nog niemand’. Er was altijd wel iemand die dan zei ‘Kind, ik ken hier ook niemand’. En altijd was het van: ‘Ga toch lekker zitten, wil je koffie?’.” MONITOR
okt/nov 2004
27
▲
Hoe reageerden de verzorgenden op de nieuwe aanpak? “De bereidheid en het enthousiasme onder verzorgenden voor de basisworkshop waren groot. Opvallend was dat veel van hen dachten dat ze al belevingsgerichte zorg toepasten. Zij waren vooral verrast over de invloed van hun eigen emoties op de manier waarop ze de verpleeghuisbewoners verzorgden. Ze ontdekten bijvoorbeeld dat ze irritaties over hun eigen vader of moeder projecteerden op bewoners die hen onbewust aan hun ouders deden denken. Of ze realiseerden zich dat ze zelf graag knuffelden, maar dat niet iedere bewoner er evenveel behoefte aan heeft om geknuffeld te worden. Sommigen vroegen voor het eerst in jaren aan de bewoners ‘wilt u dat ik uw haren was?’ in plaats van dat ze plompweg aankondigden ‘ik ga uw
haren wassen’. Vaak duurde het even voor het kwartje viel; dan leerden ze dat je van een routineuze harenwassessie een fijn moment kon maken door onder de douche het hoofd van de bewoner tijdens het wassen gelijk lekker te masseren, maar vergaten dan in hun enthousiasme te vragen of de bewoner wel behoefte had aan een massage. Ik herinner me een grappig voorval dat verzorgers met de gebruikelijke middagdrankjes rondgingen. Ze hadden net geleerd dat bewoners het fijn kunnen vinden om keuzemogelijkheid te krijgen, ook al drinken ze al jarenlang niets anders dan appelsap. Daarbij vergaten ze dat lang niet alle bewoners willen of kunnen kiezen. De verzorgers bleven eindeloos suggesties doen terwijl sommige bewoners duidelijk onzeker werden en in de war raakten. Op een gegeven moment riep een van de bewoners: ‘Laat die kinderen toch met rust.’ Ha ha. Veel verzorgenden gaan uit van een gelijkheidsprincipe. Maar ‘belevingsgerichte zorg’ gaat er juist van uit dat je rekening houdt met verschillende persoonlijkheden en verschillende
Beeld: Levien Willemse
Belevingsgerichte zorg leidt tot minder angst Was het als participerend onderzoeker moeilijk niet persoonlijk geraakt te worden? “Ik was vaak ontroerd door de wijze waarop mensen hun vreugde of verdriet onder woorden brachten. En ik was verbaasd te ontdekken dat veel bewoners meer eigen initiatief toonden en hun wensen beter kenbaar maakten dan ik van tevoren had gedacht. Het verraste me dat verzorgenden dit meestal niet zagen. Zo was er bijvoorbeeld een dame van ver in de negentig die tijdens het wassen de hele tijd ‘jammerde’ of het niet zo ruw kon en niet te koud. De verzorgende vroeg mij wat ze toch in hemelsnaam met die altijd klagende, zich verzettende mevrouw aan moest. Ik was verbaasd door haar wanhopige vraag, want het leek mij overduidelijk dat die mevrouw aangaf zachtjes en met lekker warm water gewassen te willen worden. De verpleegsters horen zulke duidelijke verzoeken dus vaak niet. Ze zien die als achtergrondgeruis, of onnodig geklaag. Omdat ze het zelf bijna al28
okt/nov 2004
MONITOR
tijd warm hebben, druk als ze zijn, kunnen ze zich niet indenken dat de bewoners vaak kouwelijk zijn.” “Mijn stagiaires vonden het wel soms moeilijk om in de rol van onderzoeker te blijven. Zij hadden sneller een oordeel over de zorg dan ik. Van tevoren spraken we af dat we uit onze rol van onderzoeker mochten stappen en in mochten grijpen als we echt in gewetensnood kwamen. Dat is gelukkig niet gebeurd.” ■ Zie rechts: fragmenten uit proefschrift VIER EFFECTEN ‘WARME ZORG’ Uit het promotieonderzoek kwamen vier belangrijke effecten van belevingsgerichte zorg naar voren: • Bewoners waren beter in staat hun emotionele evenwicht te bewaren en zich te uiten • De relatie met de verzorgenden verbeterde • Bewoners werden minder angstig • Bewoners kregen een positiever zelfbeeld Op de foto’s: bewoners van Antonius Binnenweg, Rotterdam. Zie pag. rechts
DEMENTIE GERIATRIE Fragment uit proefschrift:
Conflicten tussen bewoners Mevrouw Van Loon staat met haar rolstoel in het hoekje van meneer De Ridder, die zich directeur van het verpleeghuis waant. ‘Je moet niet zo dicht bij me gaan zitten,’ zegt meneer De Ridder, ‘ik wil deze hoek hier vrijlaten.’ (…) ‘Mag ik hier dan niet zitten?’ vraagt mevrouw Van Loon. De Ridder: ‘Nee hier niet, verder zijn alle plaatsen vrij, maar dit wil ik vrijhouden voor als er hoog bezoek komt. En je betaalt niks, dus…’ ‘En jij dan? Jij betaalt toch ook niks!’ reageert mevrouw Van Loon vinnig. Meneer De Ridder zwijgt. ‘En hou nou maar stil’, zegt hij even later. ‘Ik hou stil, jij begint’, antwoordt mevrouw Van Loon. ‘Nou, laten we het er dan maar op houden dat we allebei schuld hebben’, bemiddelt meneer De Ridder, ‘ik doe m’n ogen dicht en ga slapen.’ ‘Ja, dan ben je er vanaf’, meesmuilt mevrouw Van Loon. Fragment uit proefschrift:
Veiligheid bieden ‘O, wat ben ik blij dat jullie er zijn’, zegt mevrouw Vermeulen als de verzorgenden de huiskamer binnenkomen. ‘Hoezo?’ vraagt de verzorgende. Mevrouw Vermeulen: ‘Ik ben mijn fietsje kwijt, ik kan het nergens meer vinden.’ ‘Hij staat hier achter tegen de muur,’ zegt de verzorgende. ‘O, ik dacht al dat ik in een zwart gat terechtgekomen was, wat gelukkig’, verzucht mevrouw Vermeulen. Fragment uit proefschrift:
Eerst troosten, dan afleiden Mevrouw De Groot zit onbedaarlijk te snikken. Verzorgende: ‘Och, mevrouw De Groot, kom eens bij mij. Wat is er toch? Kom we gaan samen even op de bank zitten. Kom jij maar lekker tegen mij aanzitten.’ De verzorgende loopt met de bewoonster naar de bank. De bewoonster kruipt tegen haar aan. De verzorgende kust haar behoedzaam op haar haren: ‘Vertel eens wat er is…’ Snikkend vertelt mevrouw De Groot een heel verhaal over Betty (haar dochter) en haar kinderen. Als ze iets over haar man vertelt, vraagt de verzorgende: (….) ‘En was hij je eerste vriendje?’ Bewoonster: ‘Nee hoor, ik kon er wel tien om elke vinger krijgen. Dat kwam omdat ik zo mooi kan zingen.’ Verzorgende: ‘Zing dan eens iets voor ons mevrouw De Groot, toe.’ Even aarzelt ze, ze slikt nog een paar tranen weg en begint met een hoge stem een ballade te zingen. Iedereen luistert stil en aandachtig en begint spontaan te klappen als het uit is. Mevrouw De Groot straalt.
Fragment uit proefschrift:
Fragment uit proefschrift:
Meer persoonlijke zorg
Ingaan op de belevingswereld
De verzorgende neemt mevrouw Jansen mee naar een grote passpiegel. ‘Zo, komt maar eens naar de spiegel, dan kunt u uw haar even kammen.’ Mevrouw Jansen kijkt nauwelijks in de spiegel. Het lijkt of ze niet durft. ‘Durft u niet te kijken?’ vraagt de verzorgende, ‘kijk maar eens of uw haar goed zit.’ Ze kijkt en begint te lachen. ‘Wie is dat?’ vraagt de verzorgende. ‘Dat is familie’, zegt mevrouw Jansen lachend. ‘Kijk eens goed wie dat is’, dringt de verzorgende aan. ‘Dat is mijn man’, lacht mevrouw Jansen.
Verzorgende: ‘Zal ik uw haren doen?’ Mevrouw Kuiper: ‘Nee!!! Nee, dat wil ik niet hebben. Dan loop ik zes weken voor gek met dat natte haar.’ De verzorgende zegt rustig: ‘Wat lang, zes weken.’ Mevrouw Kuiper: ‘Wat zeg je?’ Verzorgende: ‘Zes weken, waarom zes weken?’ Mevrouw Kuiper: ‘Ja waarom… waarom.. zo lang duurt het en dat wil ik nu niet. Ik kies zelf het moment wel uit, maar niet wanneer ik op vakantie ben, zeker niet als ik op vakantie ben met al die andere mensen. Nee hoor, niet mijn haar.’ Verzorgende: ‘Op vakantie? Wanneer gaat u op vakantie dan?’ Mevrouw Kuiper: ‘Nee, niet gaan, ik ben nu op vakantie! Ik ben hier wel, maar ik blijf hier niet.’ Verzorgende: ‘Waar woont u dan?’ Mevrouw Kuiper: ‘In A.’ Verzorgende: ‘We zijn hier ook in A.’ Mevrouw Kuiper: ‘O, ja?’ Verzorgende: ‘Dit is de Maasstraat.’ Mevrouw: ‘Maasstraat? Ik woon hier niet zo ver vandaan. Daar heb ik twee huizen. Ja zie je, ik woon in de lichtkring, maar dan eh eh eh..’ Verzorgende: ‘In de lichtkring? Hoelang
Fragment uit proefschrift:
Moeite met aanpassen De verzorgende gaat tijdens het avondeten rond met een mandje met brood en biedt iedereen een boterham aan. Meneer Verkerk: ‘Krijg ik maar één boterham?’ Verzorgende: ‘Ja, als u die op hebt, krijgt u de volgende.’ Meneer Verkerk: ‘Godverdomme, kríjg ik één boterham? Moet je hier om alles vragen?’ Hij blijft schreeuwen. (…) ‘Hee jullie, kan ik niet eens een fatsoenlijke boterham krijgen?’ Hij gooit het brood over tafel. Twee andere bewoonsters zeggen: ‘Nou, nou, kan het niet wat minder?’ Mevrouw Kooistra heeft een hoogrode kleur, stopt met eten en zegt zachtjes dat hij moet ophouden. Meneer Verkerk: ‘Verdomme wijf, bemoei je er niet mee.’ Verzorgende (met harde stem): ‘Wilt u nu eindelijk eens ophouden, iedereen heeft er last van.’ Meneer Verkerk: ‘Wat ophouden als ik van jullie moet bedelen om een boterham! Jullie, aanpassen, aanpassen, godverdomme, ik ben mijn vrijheid gewend geweest en ik moet hier alleen maar doen wat jullie zeggen, godverdomme, godverdomme, geef me een boterham!’ Fragment uit proefschrift:
Veilig gevoel dankzij pop Mevrouw Wester roept mij (de onderzoekster, red.) en vraagt of ik naar haar kindje kom kijken. Ik wrijf het kind over de wang, maar dat mag niet want ze slaapt. (…) ‘Weet u hoe oud het kind is?’ vraagt ze. Ik schat het acht maanden, maar het blijkt zes jaar te zijn. Mevrouw Wester zegt: ‘Ik denk dat ik hier maar blijf slapen want het regent en het is al donker buiten, dan durf ik met dat kind toch niet meer de straat op.’ Ik zeg dat ze gerust kan blijven slapen. Ze zegt: ‘Ik ben toch alleen, dus niemand mist me.’
woont u daar al?’ Mevrouw Kuiper: ‘Hoelang? Nou eh…’ Ze is een tijdje stil … ‘Hoelang, dat weet ik nou niet. Maasstraat zei je? O ik woon… nou weet ik toch ook de straat niet meer, wat stom hè?’ De verzorgende humt. Mevrouw Kuiper: ‘Het is vlakbij die school daar. Ja zie je en daar heb ik twee huizen… en ik ben hier nu, ook zonde. Mooie huizen met meubels. Maar mijn kinderen uit Afrika heb ik opgehaald en nu kunnen zij daar mooi in en ik in die andere. Dat is erg mooi.’ Verzorgende: ‘Ja, humhum.’ Mevrouw Kuiper: ‘Nee als die uit Afrika er zijn, kunnen die mooi met zijn allen in mijn huis.’ Verzorgende: ‘Wonen uw kinderen in Afrika?’ Mevrouw Kuiper: ‘Jaha, al heel lang. Ja ik ga ze nu niet meer opzoeken hoor, dat heb ik al vaak genoeg gedaan.’ Verzorgende: ‘Is het een mooi land?’ Mevrouw: ‘Ja een mooi land, jawel maar ik ga er niet meer heen.’ Verzorgende: ‘Hoe lang geleden bent u er geweest?’ Mevrouw: ‘Ja, hoelang? Een tijdje… nou dat weet ik niet meer.’ Verzorgende: ‘Humhum… hoeveel kinderen hebt u?’ Mevrouw Kuiper: ‘Zes, zes jongens.’ ■
ANTONIUS BINNENWEG: IEDER Z’N HUISKAMER Op de foto’s staan bewoners van Antonius Binnenweg, een geriatrisch centrum & verpleeghuis te Rotterdam. Dit verpleeghuis werkt met ‘belevingsgerichte zorg.’ Bijzonder is ook dat de bewoners daar leven in ‘leefstijlgerichte woongroepen.’ Er zijn zes groepen: Huiselijke groep: in de huiselijke groep staan de mensen vroeg op. Ze houden van huishoudelijke klusjes en leven in een huiskamer vol snuisterijen. Cultuurgroep: cultureel belangstellenden hechten aan hun privacy. Ze zijn bereisd en belezen. Aan de muren hangt kunst, er staat een volle boekenkast en de NRC ligt op tafel. Ze maken uitstapjes naar musea en galeries. Rotterdamgroep: de Rotterdamgroep houdt van drukte, van het levenslied, gezellig bij elkaar buurten en gebak bij de koffie. Ondernemersgroep: de zaak- en werkgroep is bestemd voor voormalig ondernemers. Die verlangen naar rust, zijn gereserveerd in hun contacten, en gesteld op een verzorgd uiterlijk. Ze eten in het restaurant, zoals ze dat gewend zijn. Natuurgroep: natuurliefhebbers wonen op de begane grond met toegang tot een tuin met kas. Ze leven sober, hun huiskamer heeft een natuurlijke uitstraling met veel geloogd hout. Hilligersberggroep: mensen met een deftige ‘Hilligersbergachtergrond’ zien personeelleden als hun bedienden. Ze hechten aan luxe en etiquette. Volgens het personeel van Antonius Binnenweg zijn de bewoners enthousiast over ‘hun’ huiskamers.
MONITOR
okt/nov 2004
29
REAGEERBUIS Tekst: Anneke Aaldijk
Beeld: Levien Willemse
prof. Mieke Hazes
Prof. Mieke Hazes (49 jaar, geboren te Haarlem) is hoogleraar Reumatologie. Zij startte vier jaar geleden in Erasmus MC met een geheel nieuwe afdeling, waar inmiddels vijfentwintig medewerkers actief zijn. Prof. Hazes is naast reumatoloog ook werkzaam als epidemioloog.
dat we patiënten in een heel vroeg stadium behandelen. Als er een verdenking is op reuma, beginnen we gelijk met medicijnen. We moeten patiënten wel overtuigen van het belang van zo’n vroegtijdig optreden. Ze schrikken vaak van de hoeveelheid medicijnen die ze opeens moeten gaan slikken. Ook voor reumatologen is deze manier van behandelen intensiever. Vroeger was het, met eerbied gezegd, vaak pappen en nathouden. Tegenwoordig kiezen we voor een intensieve behandeling met bijbehorende veelvuldige controle, in combinatie met het meten van de ziekteactiviteit.” Van welke beslissing heeft u spijt?
“Toen ik hier kwam werken, wilde ik de afdeling snel opzetten. Hierbij moest ik veel keuzes maken. Achteraf gezien had ik enkele beslissingen liever uitgesteld en had ik iets meer geduld moeten opbrengen. De tijd lost toch vaak een aantal problemen op.” Welke ontwikkeling zal uw vakgebied op z’n kop zetten?
Hoe bent u in uw vakgebied verzeild geraakt?
“Toen ik afstudeerde wilde ik een specialisatie gaan doen, mij ergens in vastbijten. De aandoening reuma trok me: die betreft het bewegingsapparaat, het heeft een brede internistische insteek en reuma gaat niet alleen over de ziekte, maar over heel de mens. Daarnaast heeft reumatologie veel raakvlakken met immunologie en ook dat vakgebied interesseerde me. Ik heb altijd het gevoel gehad dat ik, in zowel wetenschappelijke als klinische zin, iets voor deze patiëntengroep kon doen. En als ik terug kijk naar wat ik tot op heden heb gedaan, is dat inmiddels ook wel bewezen.” Welke recente kwestie trof u?
“Pasgeleden zochten we patiënten voor een ‘knijpcursus’ voor het onderwijs. Bij zo’n cursus kijken we patiënten na op zwelling en pijn in de gewrichten. Ik vroeg aan patiënten op de polikliniek of zij mee wilden werken, maar bijna niemand bleek te kunnen omdat ze allemaal werken. Dat was voor mij een blij30
okt/nov 2004
MONITOR
de verrassing: het feit dat al deze mensen werken toont aan hoe succesvol de verbeterde behandeling is. Het vormt een bewijs van de betere zorg die we leveren aan mensen met reuma. Vijf jaar geleden konden veel patiënten door hun klachten niet werken.”
“Er vinden enorme veranderingen plaats binnen dit vakgebied, zeker ook in Rotterdam: wij behandelen reuma steeds vroeger en agressiever. Die aanpak moet in een aantal andere ziekenhuizen en door huisartsen meer worden overgenomen. We zetten daarom een groot patiëntenonderzoek op naar vroegtijdige herkenning van reuma in de huisartsenpraktijk. Ons einddoel is beter begrijpen hoe reuma ontstaat en een behandeling vinden waarmee we de ziekte volledig tot staan kunnen brengen.”
Wat is de belangrijkste medische innovatie die u heeft meegemaakt?
Wat doet u met tegenzin, maar is nuttig en moet toch gebeuren?
“De behandeldoelen voor reuma zijn de laatste vijf jaar enorm veranderd. Wij streven er tegenwoordig naar dat er geen ziekteactiviteit is, en dat is een heel verschil met vroeger. Toen werd dat doel onhaalbaar geacht en waren we al tevreden als de patiënt zei dat het goed ging, ook al was er een zwelling van de gewrichten. We behandelen reuma tegenwoordig intensiever, met een hogere dosering en goede nieuwe medicatie zoals anti TNFa. Dit medicijn onderdrukt het TNFa enzym dat de ontsteking veroorzaakt. Er zijn inmiddels drie middelen op de markt, deze zijn heel effectief, maar wel duur.” “Een andere belangrijke verandering is
“De rompslomp en het papierwerk van de logistiek, de handelwijze en de draaiboeken. Al die administratieve handelingen staan me tegen. Soms denk ik: daar gáán we weer. Maar alle onderzoeken en projecten moeten wel goed geregeld worden, ook op papier, want dat garandeert de kwaliteit die je wilt bieden.” Welke eigenschap die u mist bewondert u in collega’s?
“Sommige mensen zijn enorm effectief in de besteding van hun werktijd: zij kunnen iets in een half uur regelen waar ik soms een uur voor nodig heb. Daarop kan ik wel eens jaloers zijn.” ■
AGENDA Door: Anneke Aaldijk,
[email protected]
COLOFON Monitor is het blad voor externe relaties van Erasmus MC. Oplage: 9000 exemplaren. Abonnementen: (kosteloos voor relaties Erasmus MC)
[email protected] Verschijningsdata: Tweede maandag van februari, april, juni, augustus, oktober en december. Redactie-adres: Erasmus MC, Afdeling Communicatie, Postbus 2040, 3000 CA Rotterdam, Bezoekadres: Dr. Molewaterplein 50, Telefoonnummer: 010 - 463 50 90, E-mail: j.vandeleemput@ erasmusmc.nl Hoofdredactie: Majella de Spaey Eindredactie: Joop van de Leemput Aan dit nummer werkten mee: Café De Ballentent, Rotterdam, Antonius Binnenweg, Rotterdam, Gré, Leo en Evelien Ikking, heer Willem de Graaf. Auteurs: Anneke Aaldijk, Manja Gruson, Cindy Juinen, Connie Meilof, Monique Snoeij, Kees Vermeer, Helen van Vliet Fotografie: Levien Willemse Art-direction: Beeld & Storm Producties B.V. Kim Brinkkemper, Marco Oosten Drukwerkcoördinatie: Baillien & Maris, Hasselt Overname artikelen: Artikelen mogen alleen worden overgenomen met bronvermelding: Monitor, Erasmus MC. Een bewijsnummer wordt op prijs gesteld.
CONGRESSEN • ORATIES • PROMOTIES • SEMINARS
Promoties, oraties, lezingen en sympoPromoties, oraties, lezingen en symposia: voor actuele gegevens zie de website van Erasmus MC: www.erasmusmc.nl, 'actueel', 'agenda'. Promoties vinden plaats in Collegezaal 7 van Erasmus MC, faculteitsgebouw, ingang Dr. Molewaterplein 50 te Rotterdam tenzij hieronder anders vermeld. 11–15 OKTOBER ■ COEUR PhD houdt cursus: ‘Heart failure research’. Locatie: Colloquium Zaal 9. Informatie: www.coeur.nl 13 OKTOBER ■ Capita Selecta organiseert lezing: ‘Kindermishandeling’. Deze gaat over het signaleren van vermoedens van kindermishandeling. Op basis van artikel 19 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind is de Nederlandse overheid verplicht maatregelen te treffen die kinderen beschermen tegen behandeling. Dit houdt in dat beroepskrachten die in hun dagelijkse werkzaamheden met kinderen te maken krijgen, kennis dienen te hebben over het signaleren en op de hoogte dienen te zijn van richtlijnen en procedures binnen de instelling waarin ze werkzaam zijn. Spreker: mw. A. Kempe, afdeling Psycho Sociale Zorg. Tijdstip: 17.00-18.30 uur. Locatie: Collegezaal 3. ■ Promotie mw. I. Terreehorst. Titel proefschrift: ‘Mite avoidance in allergic rhinitis: a cover story?’ Tijdstip: 11.45 uur. ■ Promotie mw. I. M. de Heer. Titel proefschrift: ‘Saethre-Chotzen syndrome’. Tijdstip: 13.45 uur ■ Promotie S. Swaminathan. Titel proefschrift: ‘Modelling lymphatic filariasis transmission and control’. Tijdstip: 15.45 uur 14 OKTOBER ■ Afdeling Celbiologie en Genetica houdt lezing: ‘Growth factor enhancement of mammalian regeneration’. Spreker: Nadia Rosenthal. Tijdstip: 16.00 uur. Locatie: Collegezaal 4/7. Informatie: Jasperina Erades, tel. 408 71 99, of www.eur.nl/fgg/ch1/lectures 18 OKTOBER ■ Afdeling Hematologie houdt lezing: ‘TGF-b receptor signal transduction’. Spreker: Peter ten Dijke, Nederlands Kanker Instituut, Amsterdam. Tijdstip: 16.00 uur. Locatie: Ee 1318 Faculteitsgebouw. Informatie: Ruud Delwel, 010-408 78 43,
[email protected] 18-22 OKTOBER ■ COEUR PhD cursus: ‘Congenital heart disease’. Locatie: Colloquium Zaal J. Informatie: www.coeur.nl 20 OKTOBER ■ Capita Selecta houdt lezing: ‘De lange termijngevolgen van traumatisch hersenletsel’. Traumatisch hersenletsel is een aandoening van het hersenweefsel veroorzaakt door de inwerking van een externe kracht. De aandoening kan een verminderde of veranderde bewustzijntoestand veroorzaken waardoor een beperking van het cognitieve, emotionele en/of fysieke functioneren optreedt. De spreker bespreekt zijn eigen ervarin-
gen als patiënt met hersenletsel, en vertellen over de problemen die hij tegenkomt. Spreker: H. van Daal, ervaringsdeskundige Vereniging Cerebraal. Tijdstip: 17.00 uur. Locatie: Collegezaal 3. 22 OKTOBER ■ COEUR Research Seminar ‘Atherosclerosis and heart failure’. Tijdstip: 13.30-16.30 uur. Locatie: Ned. Architectuur Instituut. Informatie: www.coeur.nl 25 OKTOBER ■ Afdeling Psychiatrie organiseert colloquium Psychiatrie Rijnmond. Titel: ‘Angststoornissen bij kinderen en jeugdigen: een onderzoeksprogramma.’ Spreker: Dr . R. Ferdinand, hoofd polikliniek, afdeling Kinder- & Jeugd Psychiatrie, Erasmus MC-Sophia Kinderziekenhuis. Tijdstip: 16.30-18.00 uur. Locatie: Colloquium Zaal I. Info:
[email protected] 26 OKTOBER ■ Ondernemingsraad voert overleg met Raad van Bestuur Erasmus MC. Tijdstip 13.30 uur. Locatie: Auditorium centrumlocatie.
26 OKTOBER ■ Het Congresbureau houdt, samen met het Pijnkenniscentrum, Landelijk Verpleegkundig Pijnnetwerk en de Pijnkenniscentra van het AZG, AZM en UMC St. Radboud, het congres: ‘Pijn, een verpleegkundig speerpunt’ Dit congres is bedoeld voor pijnverpleegkundigen, verpleegkundig specialisten, onderzoekers en verpleegkundigen in Nederland en België die zich bezighouden met de zorg voor patiënten met acute pijn, oncologische pijn, chronische pijn of pijn bij kinderen. Locatie: World Trade Center Rotterdam. Informatie: mw. M. de Haan, tel. 408 78 78, email
[email protected], www.hetcongresbureau.nl
27 OKTOBER ■ Capita Selecta houdt lezing: ‘Medisch Ethische Toetsingscommissie’. Sprekers geven een toelichting op de inhoudelijke toetsingswerkzaamheden van de commissie, en de procedures waaraan onderzoekers zich dienen te houden indien zij een onderzoeksprotocol bij de commissie indienen. Spreker: prof. H. Tilanus en mr. H. Kernkamp-Maathuis, Medisch Ethische Toetsingscommissie. Tijdstip: 17.00 uur. Locatie: Collegezaal 3. 29 OKTOBER ■ Afdeling Klinische Chemie houdt, in samenwerking met enkele andere afdelingen van Erasmus MC, de lezing: ‘Farmacogenetica binnen het Erasmus MC’. Sprekers: dr. Ron van Schaik, dr. Teun van Gelder van afd. Klinische Chemie en van de apotheek van Erasmus MC. Tijdstip: 15.30-16.30 uur. Locatie: Collegezaal Erasmus MC-Sophia Kinderziekenhuis (derde etage). Aanmelden is mogelijk tot één week voor datum bij
[email protected] 2 NOVEMBER ■ Vergadering Ondernemingsraad Erasmus MC. Tijdstip 13.30 uur. Locatie: Auditorium centrumlocatie.
3 NOVEMBER ■ Capita Selecta houdt lezing: ‘Lage rugen bekkenbodemklachten in de ruimte en op aarde’. Spreker: prof. dr. Snijders, afdeling Biomedische Natuurkunde en Technologie, Erasmus MC. Tijdstip: 17.00 uur. Locatie: Collegezaal 3. 4-5 NOVEMBER ■ Het Congresbureau houdt cursus: ‘Ontwikkelingen in de Geneeskunde’. Locatie: Congrescentrum De Doelen, Rotterdam. Informatie: M. Bot, m.bot@ erasmusmc.nl, www.hetcongresbureau.nl 10 NOVEMBER ■ Capita Selecta houdt lezing: ‘Proteomics in kankeronderzoek’. Spreker: prof. W. Oosterhuis, afdeling Pathologie en dr. T. Tuinder, afdeling Neurologie, Erasmus MC. Tijdstip: 17.00 uur. Locatie: Collegezaal 3 11 NOVEMBER ■ Afdeling Celbiologie en Genetica houdt lezing: ‘Transcriptional control of B lymphopoiesis’. Spreker: Rudi Grosschedl. Tijdstip: 16.00 uur. Locatie: Collegezaal 4/7. Informatie: Jasperina Erades, tel. 408 71 99, of www.eur.nl/fgg/ch1/lectures 15 NOVEMBER ■ Afdeling Hematologie houdt lezing: ‘Cellular interactions during thymus development and function’. Spreker: Graham Anderson University of Birmingham, Engeland. Tijdstip: 16.00 uur. Locatie: Ee 1318 Faculteitsgebouw. Informatie: Ruud Delwel, 010-408 78 43,
[email protected] 17-19 NOVEMBER ■ Het Congresbureau houdt cursus: 30e Erasmus Endocrinologie Cursus. Doelgroepen: endocrinologen, internisten, klinisch chemici, kinderartsen, gynaecologen en assistenten in opleiding. Locatie: Congrescentrum de Leeuwenhorst te Noordwijkerhout. Informatie: M. Bot,
[email protected], www.hetcongresbureau.nl. 22 NOVEMBER ■ Afdeling Psychiatrie organiseert colloquium Psychiatrie Rijnmond: Titel: ‘Depressie’. Spreker: dr. W. van de Broek en dr. T. Birkenhäger. Tijdstip: 16.30-18.00 uur. Locatie: Colloquium Zaal I. Info:
[email protected]
24 NOVEMBER ■ Capita Selecta houdt lezing: ‘Nieuwe medicijnen bij kanker’. Spreker: dr. A. Planting, internist-oncoloog. Zeer recent zijn nieuwere medicijnen ter beschikking gekomen: remmers van groeifactoren, tyrosine kinase-remmers en farnesyltranferase-remmers. De voortgaande ontwikkelingen en verdere verwachtingen voor de toekomst zullen worden toegelicht. Tijdstip: 17.00 uur. Locatie: Erasmus MC, centrumlocatie, collegezaal 3.
26 NOVEMBER ■ COEUR Research Seminar: ‘Electrophysiology’. Tijdstip: 13.30-16.30 uur. Locatie: Ned. Architectuur Instituut, Rotterdam. Informatie: www.coeur.nl
MONITOR
okt/nov 2004
31
www.erasmusmc.nl
Een pak van d’r hart
Nieuwe tijden vragen om een nieuwe visie op zorg en
Erasmus MC. Waar onderzoek, onderwijs en
medische wetenschap. Daarom vormen het Academisch
patiëntenzorg zijn samengebracht. Waar de hele mens
Ziekenhuis Rotterdam (Dijkzigt, Daniel en Sophia) en
centraal staat. Omdat een mens nu eenmaal meer is
de Faculteit der Geneeskunde en Gezondheidsweten-
dan een lichaam. Erasmus MC. Daar komt alle kennis
schappen van de Erasmus Universiteit Rotterdam
bij elkaar. Daar is alle kunde onder één dak. En daar,
voortaan samen één universitair medisch centrum:
wordt iedereen beter van.