Monitor cultuureducatie Overijssel 2011 voortgezet onderwijs
Monitor cultuureducatie Overijssel 2011 voortgezet onderwijs
Opdrachtgever: Kunst en Cultuur Overijssel Utrecht, september 2011 © Oberon Postbus 1423 3500 BK Utrecht tel. 030-2306090 fax 030-2306080 e-mailadres:
[email protected]
Oberon – Monitor Cultuureducatie Overijssel 2011 – voortgezet onderwijs
4
Inhoudsopgave 1
Inleiding .......................................................................................................................................... 5
2
Resultaten: visie en organisatie .................................................................................................. 7
3
Resultaten: invulling cultuureducatie binnen het curriculum ............................................... 14
4
Resultaten: Cultuurkaart ............................................................................................................. 19
5
Resultaten: samenwerking met externe partners .................................................................... 22
6
Resultaten: ................................................................................................................................... 24
7
Resultaten: verankeringsmaat ................................................................................................... 27
8
Verankering cultuureducatie in PO en VO ................................................................................ 30
9
Conclusies en aanbevelingen .................................................................................................... 33
Oberon – Monitor Cultuureducatie Overijssel 2011 – voortgezet onderwijs
1
5
Inleiding
Het voorliggende rapport is een tweede meting van de monitor Cultuureducatie Overijssel voor het voortgezet onderwijs. In 2008 heeft Oberon voor het eerst de stand van zaken op het gebied van cultuureducatie in Overijssel in beeld gebracht, in opdracht van KCO. In dat jaar had een meting van de landelijke ‘Monitor cultuureducatie voortgezet onderwijs’ plaatsgevonden waar we secundaire analyses op hebben uitgevoerd. Voor deze tweede meting heeft Oberon in overleg met KCO een vragenlijst opgesteld die aansluit bij de vorige meting in Overijssel, bij de laatste landelijke Monitor cultuureducatie1 uit 2009 en bij actuele provinciale en landelijke ontwikkelingen op het gebied van cultuur. Centrale vraag is in hoeverre scholen cultuureducatie hebben verankerd in hun onderwijsprogramma. De monitor belicht niet alleen het proces, maar gaat ook in op de visie, de opbrengsten en de inhoudelijke invulling van cultuureducatie. Sinds de vorige meting in 2008 zijn er grote veranderingen aangekondigd in het rijksbeleid voor cultuureducatie, zeker voor het voortgezet onderwijs. Staatssecretaris Zijlstra benadrukt in het kamerstuk “Meer dan kwaliteit: een nieuwe visie op cultuurbeleid”2 het belang van cultuureducatie. De financiering voor het primair onderwijs blijft dan ook gehandhaafd. Uit het feit dat cultuureducatie in het voortgezet onderwijs meer verankerd is dan in het primair onderwijs, concludeert het kabinet dat het voortgezet onderwijs cultuureducatie zonder rijksbijdrage kan bekostigen. Deze uitspraken, samen met het mogelijk verdwijnen van de cultuurkaart, hebben veel onrust veroorzaakt onder scholen. De staatssecretaris beziet nu in overleg met het CJP of de cultuurkaart kan blijven bestaan zonder rijksbijdrage, bijvoorbeeld met bijdragen vanuit private fondsen of commerciële partijen. In Overijssel kunnen scholen voor voortgezet onderwijs sinds enige jaren deelnemen aan het cultuurtraject. Het traject ondersteunt scholen drie jaar met een financiële bijdrage voor cultuureducatieve activiteiten. Het wil bewerkstelligen dat cultuureducatie verankerd wordt in het beleid van de school. Eerder was dit traject bedoeld voor de onderbouw van het vmbo omdat voor deze leerlingen minder budget beschikbaar was vanuit het rijk. In de groep scholen die in het lopende traject ondersteund worden, is ook het speciaal onderwijs en de bovenbouwen vertegenwoordigd. Kunst & Cultuur Overijssel ondersteunt de cultuurtrajecten en is projectleider. Alle gemeenten in Overijssel hebben met de provincie prestatieafspraken gemaakt over beleidsvorming op het gebied van cultuureducatie. De 21 middelgrote en kleine gemeenten in Overijssel richten zich op leerlingen in de leeftijd 4 tot 12 jaar en hebben geen specifiek cultuureducatiebeleid voor de leerlingen binnen het voortgezet onderwijs. De provincie Overijssel telt verder vier grote (G33) steden die rechtstreeks subsidie voor cultuureducatie krijgen vanuit het rijk en het Fonds Cultuurparticipatie. Al deze steden hebben beleid opgesteld over cultuureducatie voor de kinderen van 12 tot 18 jaar binnen het voortgezet onderwijs. Zij leveren bijvoorbeeld een financiële bijdrage aan cultuureducatieve programma’s op de scholen. Kunst & Cultuur Overijssel wil, in opdracht van de provincie Overijssel, cultuureducatie in Overijssel monitoren. In 2008 vond hiervoor een eerste meting plaats. Door middel van de huidige meting, die plaats vond in juni 2011, wordt de stand van zaken aan het begin van het lopende cultuurtraject in beeld gebracht. Hierbij zijn de scholen die in het lopende cultuurtraject zitten, afgezet tegen scholen uit het vorige cultuurtraject en tegen de overige scholen in Overijssel. Kunst & Cultuur Overijssel is voornemens ook aan het eind van het traject een monitor te laten uitvoeren. 1 2
Cultuureducatie in het primair en voortgezet onderwijs. Monitor 2008-2009. September 2009. Utrecht: Oberon en Sardes. Zijlstra, H. (2011). Meer dan kwaliteit. Een nieuwe visie op cultuurbeleid. Den Haag: Kamerstuk 10 juni 2011.
Oberon – Monitor Cultuureducatie Overijssel 2011 – voortgezet onderwijs
6
Respons In Overijssel zijn 105 scholen voor voortgezet onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs en praktijkonderwijs. Een deel van deze scholen (n=18) ontvangt momenteel een bijdrage van de provincie in het kader van het cultuurtraject. Een ander deel (n= 26) heeft in het verleden een deelgenomen aan dit cultuurtraject. De overige 61 scholen zijn niet betrokken bij het cultuurtraject. Zover mogelijk hebben de cultuurcoördinatoren van de scholen via email een uitnodiging ontvangen om deel te nemen aan de monitor. Als er geen gegevens van de cultuurcoördinator bekend waren, is de uitnodiging verzonden aan de directie van de school. In totaal hebben 41 scholen (39%) de vragenlijst ingevuld. Het responspercentage was vooral hoog onder de huidige cultuurtrajectscholen (n=15; 83%). Ook onder de voormalige cultuurtrajectscholen (n=11; 42%) was het responspercentage hoger dan onder de overige scholen (n=15; 25%). In deze rapportage brengen we zoveel mogelijk de stand van zaken op huidige en voormalige cultuurtrajectscholen en de overige scholen naast elkaar in beeld. We vergelijken de huidige stand van zaken met de uitkomsten van de monitor in Overijssel uit 2008 en met de laatste landelijke monitor, in 2009. Hieronder staan de responderende scholen weergegeven per schoolsoort. Tabel 1.1
Overzicht responderende scholen per schoolsoort (n hcto = 15; n vcto = 11; n oso = 15; n o_2008 = 22 (25%)) Huidige CT scholen Overijssel
Voormalige CT scholen Overijssel
Overige scholen Overijssel
Overijssel 08
Landelijk 09
VSO
3 (20%)
1 (9%)
0 (0%)
nvt
nvt
Categoraal praktijkonderwijs
4 (27%)
1 (9%)
1 (7%)
5 (29%)
15%
Vmbo scholen
2 (13%)
4 (36%)
1 (7%)
3 (18%)
32%
3 (20%)
3 (27%)
10 (67%)
1 (6%)
43%
3 (20%)
2 (18%)
3 (20%)
8 (47%)
19%
Havo/vwo/gymnasium scholen (evt met vmbo-t) Scholen met breed onderwijsaanbod
Op alle huidige cultuurtrajectscholen is de vragenlijst ingevuld door een cultuurcoördinator die vaak ook docent is. Op de voormalige cultuurtrajectscholen is de vragenlijst ingevuld door cultuurcoördinatoren (63%) en/of docenten (73%). Op alle overige scholen heeft een lid van de directie de vragenlijst ingevuld. Deze is soms ook cultuurcoördinator (20%) en/of docent (27%). Interpretatie van de resultaten Het aantal responderende scholen uit Overijssel staat per vraag aangegeven (huidige cultuurtrajectscholen aangeduid met ’n hcto = ..’ ; voormalig cultuurtrajectscholen aangeduid met ‘n vcto = ’ ; en overige scholen aangeduid met ’n oso = ..’). De percentages geven aan hoe veel procent van de scholen het betreffende antwoord heeft gegeven. Het aantal respondenten is niet bij iedere vraag gelijk, omdat niet iedereen de vragenlijst volledig heeft ingevuld. De percentages in tabellen tellen niet altijd op tot 100%. In sommige gevallen komt dat doordat de respondenten meerdere antwoorden konden aankruisen, in andere gevallen komt het door de afronding.
Oberon – Monitor Cultuureducatie Overijssel 2011 – voortgezet onderwijs
2
7
Resultaten: visie en organisatie
Om cultuureducatie te kunnen verankeren in het onderwijsprogramma, moet aan een aantal voorwaarden voldaan zijn. We gaan hier in op de belangrijkste voorwaarden. Een deel hiervan komt terug in de verankeringsmaat (hoofdstuk 7). Visie en doelen Als cultuureducatie een structureel onderdeel van het curriculum uitmaakt op een school, is het nodig dat de school een visie heeft geformuleerd en weet welke doelen zij nastreeft met cultuureducatie. Tabel 2.1
Heeft uw school een visie op cultuureducatie3 geformuleerd? (n hcto = 15; n vcto = 11; n oso = 15) Huidige CT scholen Overijssel
Voormalige CT scholen Overijssel
Overige scholen Overijssel
Overijssel 08
Landelijk 09
Nee
4 (27%)
1 (9%)
3 (20%)
29%
10%
Ja, maar deze is niet schriftelijk vastgelegd
5 (33%)
4 (36%)
2 (13%)
nvt
37%
Ja, deze is vastgelegd in het schoolplan en/of de schoolgids
0 (0%)
3 (27%)
2 (13%)
nvt
23%
6 (40%)
3 (27%)
8 (53%)
nvt
31%
nvt
nvt
nvt
71%
Ja, deze is vastgelegd in een apart cultuurbeleidsplan Ja
nvt
De meerderheid van de scholen in Overijssel heeft een visie geformuleerd op cultuureducatie, zie tabel 2.1. Dit is een verbetering sinds 2008, toen 29% van de Overijsselse scholen geen visie op cultuureducatie geformuleerd had. Het valt op dat vooral de voormalig cultuurtrajectscholen bijna allemaal een visie hebben, al hebben ze die niet allemaal schriftelijk vastgelegd. De huidige cultuurtrajectscholen blijven daarbij achter. Zij hebben hun visie vaak nog niet geformuleerd of vastgelegd. Als ze een vastgelegde visie hebben, integreren ze hem niet in het schoolplan of de schoolgids. Landelijk lag het percentage scholen met een visie in 2009 iets hoger dan nu in Overijssel, maar ook veel landelijke scholen hadden hun visie niet vastgelegd. De scholen konden aangeven welke doelen ze hebben geformuleerd, zie tabel 2.2. Tabel 2.2
Welke doelen heeft u geformuleerd voor cultuureducatie? (n hcto = 15; n vcto = 11; n oso = 15) Meerdere antwoorden mogelijk
Doelen voor de school
Het schoolklimaat verbeteren Breed aanbod voor leerlingen realiseren Profileren als kunst/cultuurschool
3
Huidige CT scholen Overijssel 7 (47%)
Voormalige CT scholen Overijssel 6 (55%)
Overige scholen Overijssel 4 (27%)
11 (73%)
10 (91%)
4 (27%)
1 (9%)
Overijssel 08
Landelijk 09
11 (69%)
50%
13 (87%)
13 (81%)
86%
6 (40%)
nvt
29%
Alle vormen van educatie waarbij cultuur of kunst als doel of als middel worden ingezet. In de beleidstermen van OCW is het de verzamelnaam voor kunsteducatie, erfgoededucatie en media-educatie. Ook wordt literatuureducatie soms apart vermeld (definitie cultuurnetwerk nederland).
Oberon – Monitor Cultuureducatie Overijssel 2011 – voortgezet onderwijs
Doelen voor leerlingen
Leerlingen in aanraking brengen met kunst en cultuur Participatie/deelname aan kunst en cultuur stimuleren Persoonlijke ontwikkeling stimuleren Talentontwikkeling stimuleren Kennis en vaardigheden op het gebied van kunst en cultuur vergroten Leren omgaan met verschillende culturen Kinderen leren waarnemen, herkennen, analyseren en waarderen Leerlingen kennis en waardering voor de eigen omgeving bijbrengen
Huidige CT scholen Overijssel
Voormalige CT scholen Overijssel
15 (100%)
11 (100%)
13 (87%)
8
Overige scholen Overijssel
Overijssel 08
Landelijk 09
15 (100%)
nvt
97%
9 (82%)
13 (87%)
14 (88%)
84%
13 (87%) 6 (40%)
8 (91%) 8 (91%)
14 (93%) 10 (67%)
14 (88%) nvt
90% 57%
10 (67%)
7 (64%)
12 (80%)
12 (75%)
79%
7 (47%)
5 (45%)
9 (60%)
nvt
59%
10 (67%)
7 (64%)
12 (80%)
nvt
73%
8 (53%)
6 (55%)
11 (73%)
nvt
69%
Alle scholen willen leerlingen in aanraking brengen met kunst en cultuur. Bovendien beogen veel scholen dat leerlingen zelf meer gaan deelnemen aan kunst en cultuur en willen ze met cultuureducatie een bijdrage leveren aan de persoonlijke ontwikkeling van leerlingen. Zowel de huidige als de voormalige cultuurtrajectscholen willen ook vaak het schoolklimaat verbeteren. Veel voormalig cultuurtrajectscholen leggen zich toe op talentontwikkeling en willen leerlingen een breed aanbod bieden. Dit is in iets mindere mate ook voor de andere scholen een doelstelling. De overige scholen willen vaker kennis en vaardigheden vergroten, kinderen leren waarnemen, herkennen, analyseren en waarderen en leerlingen kennis en waardering voor de eigen omgeving bijbrengen. Andere doelen die de scholen noemen, zijn creativiteitsontwikkeling van de leerling, de mogelijkheid voor de docent om de leerlingen op een andere manier te leren kennen en het stimuleren van leerlingen om hun vrije tijd anders in te delen. “Alle 1e klassen leren in 1 week tijd een circusact en geven een voorstelling aan hun ouders. Hierdoor leren zij elkaar beter kennen, verleggen grenzen, overwinnen angsten, zijn trots op zichzelf en het maakt ouders meer betrokken bij school.” Organisatie In de onderstaande paragraaf gaan we in op de organisatie van cultuureducatie op de scholen. Hoe is het gesteld met draagvlak? Heeft de school een cultuurcoördinator en welke taken heeft hij of zij? En organiseert de school losstaande culturele activiteiten of is cultuureducatie vormgegeven in een samenhangend programma? Tabel 2.3
In hoeverre is er sprake van een samenhangend programma voor cultuureducatie? (n hcto = 14; n vcto = 9; n oso = 13)
Er is sprake van incidentele, losstaande activiteiten Sommige activiteiten zijn - bijvoorbeeld qua thema of onderwerp - op elkaar afgestemd Er is sprake van één samenhangend, structureel programma
Huidige CT scholen Overijssel
Voormalige CT scholen Overijssel
Overige scholen Overijssel
Overijssel 08
Landelijk 09
3 (21%)
3 (33%)
5 (38%)
3 (14%)
32%
4 (29%)
5 (56%)
4 (31%)
15 (71%)
41%
7 (50%)
1 (11%)
4 (31%)
3 (14%)
27%
Oberon – Monitor Cultuureducatie Overijssel 2011 – voortgezet onderwijs
9
De aanwezigheid van een samenhangend programma zegt iets over de inhoudelijke kwaliteit en continuïteit van cultuureducatie. Over het algemeen is in Overijsselse scholen ongeveer even vaak sprake van een samenhangend programma voor cultuureducatie als landelijk. Op ongeveer de helft van de huidige cultuurtrajectscholen, een enkele voormalige cultuurtrajectschool en een derde van de overige scholen in Overijssel is er sprake van één samenhangend programma. Dat is een grote vooruitgang sinds de vorige meting, toen slechts 14% van de Overijsselse scholen een samenhangend programma had. Aan de andere kant is ook het percentage scholen met uitsluitend incidentele, losstaande activiteiten toegenomen. Er zijn in Overijssel nu vooral minder scholen dan in 2008 die slechts een aantal activiteiten op elkaar afstemt. Tabel 2.4
Heeft uw school een cultuurcoördinator (iemand die de verantwoordelijkheid heeft voor de ontwikkeling en uitvoering van het programma cultuureducatie)? (n hcto = 14; nvcto = 9; n oso = 13) Huidige CT scholen Overijssel
Ja Nee
Voormalige CT scholen Overijssel
Overige scholen Overijssel
Overijssel 08
Landelijk 09
14 (100%)
9 (100%)
11 (85%)
15 (71%)
80%
0 (0%)
0 (0%)
2 (15%)
6 (29%)
20%
Bijna alle scholen in de responsgroep hebben een cultuurcoördinator. Ook dit is een vooruitgang sinds de vorige meting, toen nog bijna 30% van de Overijsselse scholen geen cultuurcoördinator had. Hier moet bij worden aangetekend dat de vragenlijst op naam verzonden is naar cultuurcoördinatoren waarvan het e‐mailadres bekend was. Het kan zijn dat zij vaker gerespondeerd hebben dan scholen zonder cultuurcoördinator, die de uitnodiging waarschijnlijk op een algemeen adres hebben ontvangen. Tabel 2.5
Wat zijn de taken van de cultuurcoördinator? (n hcto = 14; n vcto = 9; n oso = 11) Huidige CT scholen Overijssel
Voormalige CT scholen Overijssel
Overige scholen Overijssel
Landelijk 09
Ontwikkelen van schoolbeleid op het gebied van cultuureducatie
13 (93%)
5 (56%)
8 (73%)
74%
Inbedden van cultuureducatie in het onderwijsprogramma
12 (86%)
5 (56%)
9 (82%)
65%
14 (100%)
9 (100%)
10 (91%)
91%
Vergroten van draagvlak voor cultuureducatie binnen de school
12 (86%)
5 (56%)
9 (82%)
77%
Participeren in schooloverstijgende netwerken op het gebied van cultuureducatie
12 (86%)
4 (44%)
6 (55%)
44%
6 (43%)
4 (44%)
3 (27%)
18%
Selecteren en organiseren van culturele activiteiten voor de school
Fondsenwerving
De belangrijkste taak voor cultuurcoördinatoren is het selecteren en organiseren van culturele activiteiten op hun school. Uit tabel 2.5 blijkt dat veel cultuurcoördinatoren ook de andere genoemde taken uitvoeren, vooral op de huidige cultuurtrajectscholen. Slechts weinig cultuurcoördinatoren besteden tijd aan fondsenwerving, al besteden zowel de huidige als de voormalige cultuurtrajectscholen hier vaker tijd aan dan de overige scholen. Verder valt op dat cultuurcoördinatoren op de voormalige cultuurtrajectscholen minder vaak het vergroten van draagvlak in hun takenpakket hebben dan cultuurcoördinatoren op andere scholen. Uit tabel 2.6 (Is er sprake van voldoende draagvlak voor cultuureducatie?) blijkt echter niet dat het draagvlak voor cultuureducatie op deze scholen groter is dan op de andere scholen.
Oberon – Monitor Cultuureducatie Overijssel 2011 – voortgezet onderwijs
10
Tabel 2.6
Is er sprake van voldoende draagvlak voor (het programma) cultuureducatie? (n hcto = 14; n vcto = 9; n oso = 13) Huidige CT scholen Overijssel
Directie Niet
0 (0%)
In enige mate
6 (43%)
In grote mate
8 (57%)
Docenten kunstvakken
Huidige CT scholen Overijssel
Voormalige CT scholen Overijssel
Overige scholen Overijssel
Overijssel 08
Landelijk 09
1 (8%)
0 (0%)
4%
4 (44%)
4 (31%)
13 (62%)
46%
5 (56%)
8 (62%)
8 (38%)
50%
0 (0%)
Voormalige CT scholen Overijssel
Overige scholen Overijssel
Overijssel 08
Landelijk 09
1 (7%)
0 (0%)
0 (0%)
2 (10%)
4%
In enige mate
3 (21%)
2 (22%)
1 (8%)
3 (14%)
23%
In grote mate
10 (71%)
7 (78%)
12 (92%)
16 (76%)
73%
Niet
Andere docenten
Huidige CT scholen Overijssel
Voormalige CT scholen Overijssel
Overige scholen Overijssel
Overijssel 08
Landelijk 09
1 (7%)
0 (0%)
1 (8%)
2 (10%)
8%
In enige mate
7 (50%)
6 (67%)
7 (54%)
16 (76%)
74%
In grote mate
6 (43%)
3 (33%)
5 (38%)
3 (14%)
18%
Niet
Tabel 2.6 geeft aan hoe het er volgens de scholen voor staat met het draagvlak voor cultuureducatie. Zoals verwacht is het draagvlak het hoogst onder de kunstvakdocenten. Slechts op enkele scholen is onder kunstvakdocenten, directie of andere docenten helemaal geen draagvlak voor cultuureducatie. Dit is een verbetering sinds 2008, vooral voor de directies en andere docenten. In vergelijking met het landelijke beeld uit 2009 is in Overijssel vooral het draagvlak onder niet‐ kunstvakdocenten hoog. Er zijn geen grote verschillen tussen huidige en voormalige cultuurtrajectscholen en de overige scholen, behalve dat het draagvlak onder kunstvakdocenten op de overige scholen hoger is dan onder de voormalige en huidige cultuurtrajectscholen. Tabel 2.7
Heeft uw school een combinatiefunctionaris of cultuurcoach voor onderwijs en cultuur aangesteld? (n hcto = 14; n vcto = 9; n oso = 13)
Ja Nee
Huidige CT scholen Overijssel 1 (7%) 13 (93%)
Voormalige CT scholen Overijssel 2 (22%) 7 (78%)
Overige scholen Overijssel 1 (8%) 12 (92%)
Slechts een klein deel van de Overijsselse scholen heeft een combinatiefunctionaris/cultuurcoach voor onderwijs en cultuur aangesteld. Combinatiefunctionarissen kunnen door een gemeente op scholen worden aangesteld binnen de Impuls brede scholen, sport en cultuur om (op het gebied van cultuur) te “bevorderen dat de jeugd tot 18 jaar vertrouwd raakt met één of meer kunst‐ en cultuurvormen en het onder jongeren stimuleren van actieve kunstbeoefening”4. Uit de landelijke monitor blijkt dat combinatiefunctionarissen vooral scholen voor primair onderwijs worden ingezet, vaak binnen de brede school.
4
Zie http://www.combinatiefuncties.nl
Oberon – Monitor Cultuureducatie Overijssel 2011 – voortgezet onderwijs
Tabel 2.8
11
Vindt u dat de docenten voldoende deskundig zijn om cultuureducatie vorm te geven? (n hcto = 14; n vcto = 9; n oso = 13) Huidige CT scholen Overijssel
Niet
Voormalige CT scholen Overijssel
Overige scholen Overijssel
Overijssel 08
Landelijk 09
0 (0%)
0 (0%)
0 (0%)
1 (5%)
1%
In enige mate
12 (86%)
5 (56%)
8 (62%)
14 (67%)
46%
In grote mate
2 (14%)
4 (44%)
5 (38%)
6 (29%)
53%
Voor cultuureducatie is het vanzelfsprekend belangrijk dat de docenten die de lessen verzorgen voldoende deskundig zijn. De huidige cultuurtrajectscholen zijn kritischer over de deskundigheid van hun eigen docenten dan de andere scholen in Overijssel. Vooral de voormalige cultuurtrajectscholen vinden docenten vaker in grote mate deskundig. De huidige cultuurtrajectscholen staan aan het begin van het traject. Het zal interessant zijn om te zien hoe deskundig zij hun docenten vinden als dit traject is afgerond. Over het algemeen zijn de scholen ongeveer even tevreden als in 2008. Landelijk vinden meer scholen dat docenten voldoende deskundig zijn om cultuureducatie vorm te geven dan in Overijssel. Ook de ruimtes waarin cultuureducatie verzorgd wordt, zijn van belang. Heeft de school een aparte ruimte voor muziekeducatie? Voldoet de ruimte voor de beeldende vakken aan de eisen die de school eraan stelt? In de onderstaande tabellen wordt weergegeven hoeveel scholen voor voortgezet onderwijs een bepaalde ruimte in huis hebben en hoe tevreden ze over deze ruimte zijn. Tabel 2.9a Hoe beoordeelt u de ruimtes/faciliteiten voor cultuureducatie? (n hcto = 14; n vcto = 9; n oso = 13) Ruimtes voor beeldend
Huidige CT scholen Overijssel
Voormalige CT scholen Overijssel
Overige scholen Overijssel
Overijssel 08
Landelijk 09
Onvoldoende
2 (14%)
0 (0%)
1 (8%)
4 (25%)
13%
Voldoende
4 (29%)
3 (33%)
5 (38%)
7 (44%)
45%
Goed
7 (50%)
6 (67%)
7 (54%)
5 (31%)
37%
1 (7%)
0 (0%)
0 (0%)
nvt
5%
Niet aanwezig Tabel 2.9b Ruimtes voor muziek
Huidige CT scholen Overijssel
Voormalige CT scholen Overijssel
Overige scholen Overijssel
Overijssel 08
Landelijk 09
Onvoldoende
3 (21%)
2 (22%)
2 (15%)
6 (38%)
19%
Voldoende
3 (21%)
2 (22%)
4 (31%)
8 (50%)
39%
Goed
5 (36%)
4 (44%)
7 (54%)
2 (13%)
26%
Niet aanwezig
3 (21%)
1 (11%)
0 (0%)
nvt
16%
Tabel 2.9c Ruimtes voor dans/theater
Huidige CT scholen Overijssel
Voormalige CT scholen Overijssel
Overige scholen Overijssel
Overijssel 08
Landelijk 09
Onvoldoende
3 (21%)
5 (56%)
1 (8%)
8 (50%)
22%
Voldoende
3 (21%)
1 (11%)
8 (62%)
6 (38%)
29%
Goed
2 (14%)
0 (0%)
2 (15%)
2 (13%)
18%
Niet aanwezig
6 (43%)
3 (33%)
2 (15%)
nvt
30%
Oberon – Monitor Cultuureducatie Overijssel 2011 – voortgezet onderwijs
12
Tabel 2.9d Podium met verlichting
Huidige CT scholen Overijssel
Voormalige CT scholen Overijssel
Overige scholen Overijssel
Overijssel 08
Landelijk 09
Onvoldoende
3 (21%)
1 (11%)
3 (23%)
8 (50%)
20%
Voldoende
5 (36%)
3 (33%)
1 (8%)
6 (38%)
28%
Goed
3 (21%)
2 (22%)
7 (54%)
2 (13%)
30%
Niet aanwezig
3 (21%)
3 (33%)
2 (15%)
nvt
22%
Tabel 2.9e Audiovisuele apparatuur
Huidige CT scholen Overijssel
Voormalige CT scholen Overijssel
Overige scholen Overijssel
Overijssel 08
Landelijk 09
Onvoldoende
2 (14%)
1 (11%)
5 (38%)
7 (44%)
25%
Voldoende
8 (57%)
5 (56%)
3 (23%)
5 (31%)
42%
Goed
3 (21%)
2 (22%)
4 (31%)
4 (25%)
28%
1 (7%)
1 (11%)
1 (8%)
nvt
5%
Niet aanwezig
Scholen in Overijssel zijn momenteel vaker tevreden over ruimtes en faciliteiten voor cultuureducatie dan bij de vorige meting. Alleen de ruimtes voor dans/theater op de voormalig cultuurtrajectscholen voldoen nog duidelijk niet aan de verwachtingen. Financiën Scholen ontvangen vanuit het rijk tegoeden vanuit de cultuurkaart om cultuureducatie vorm te geven en er zijn provinciale en gemeentelijke subsidies om cultuureducatie te bevorderen. Hoe hebben scholen de financiering van cultuureducatie geregeld? Tabel 2.10 Is cultuureducatie als aparte post opgenomen in de (meerjaren)begroting van de school? (n hcto = 14; n vcto = 9; n oso = 13)
Ja Nee
Huidige CT scholen Overijssel 8 (57%) 6 (43%)
Voormalige CT scholen Overijssel 5 (54%) 4 (44%)
Overige scholen Overijssel 4 (31%) 9 (69%)
Overijssel 08 15 (71%) 6 (29%)
Landelijk 09 51% 49%
Iets meer dan de helft van de huidige en voormalige cultuurtrajectscholen en een derde van de overige scholen in Overijssel heeft cultuureducatie als aparte post opgenomen in de begroting. Opvallend genoeg is dit minder dan bij de vorige meting. Het komt wel overeen met het landelijke beeld uit 2009. In tabel 2.11 wordt weergegeven welke financieringsbronnen scholen inzetten om cultuureducatie op hun school vorm te geven. Deze vraag hebben we ook gesteld aan scholen die cultuureducatie niet als aparte post in hun begroting hebben opgenomen.
Oberon – Monitor Cultuureducatie Overijssel 2011 – voortgezet onderwijs
Tabel 2.11
13
Welke financieringsbronnen zet uw school in om cultuureducatie vorm te geven? (n hcto = 14; n vcto = 9; n oso = 13) Huidige CT scholen Overijssel
Voormalige CT scholen Overijssel
Overige scholen Overijssel
Landelijk 09
Eigen middelen
7 (50%)
5 (56%)
8 (62%)
72%
Ouderbijdragen
6 (43%)
6 (67%)
12 (92%)
56%
13 (93%)
3 (33%)
1 (8%)
13%
3 (21%)
1 (11%)
4 (31%)
29%
1 (7%)
0 (0%)
1 (8%)
12%
14 (100%)
9 (100%)
13 (100%)
94%
Subsidies provincie (bijvoorbeeld cultuurtraject) Subsidies gemeente Extra inkomstenbronnen (bijvoorbeeld sponsoring, fondsen) Cultuurkaart
De cultuurkaart wordt in Overijssel optimaal ingezet: alle scholen die de vragenlijst hebben ingevuld gebruiken de tegoeden van de cultuurkaart. De huidige cultuurtrajectscholen krijgen een bijdrage van de provincie, al lijkt één respondent daarvan niet op de hoogte. Veel scholen, vooral de overige scholen, gebruiken ouderbijdragen om cultuureducatie vorm te geven. Iets meer dan de helft van de scholen in Overijssel gebruikt eigen middelen voor cultuureducatie. Landelijk ligt dit percentage hoger.
Oberon – Monitor Cultuureducatie Overijssel 2011 – voortgezet onderwijs
3
14
Resultaten: invulling cultuureducatie binnen het curriculum
Hoe hebben de scholen cultuureducatie inhoudelijk ingevuld? Welke disciplines komen aan bod, en op welke manier? Onderstaande tabellen brengen dit in beeld. Tabel 3.1
Wanneer is de school actief met kunstzinnige of culturele activiteiten? (n hcto = 15; n vcto = 10; n oso = 15) Meerdere antwoorden mogelijk Huidige CT scholen Overijssel
In de kunstvakken In andere vakken, namelijk: In projecten Na of tussen de lesuren
Voormalige CT scholen Overijssel
Overige scholen Overijssel
Overijssel 08
Landelijk 09
12 (80%)
8 (80%)
15 (100%)
15 (94%)
90%
7 (47%)
3 (30%)
7 (47%)
8 (50%)
33%
14 (93%)
7 (70%)
9 (60%)
16 (100%)
82%
8 (53%)
3 (30%)
9 (60%)
6 (38%)
41%
Tabel 3.1 laat zien wanneer scholen actief zijn met cultuureducatie. Sinds 2008 zijn meer scholen culturele activiteiten aan gaan bieden na of tussen de lesuren, vooral de overige scholen. Dit lijkt ten koste gegaan te zijn van de projecten. Net als landelijk doen scholen in Overijssel veel aan kunst in kunstvakken en projecten en minder tijdens andere vakken. De kunstvakken die worden aangeboden in de onderbouw en in de bovenbouw komen in respectievelijk tabel 3.2 en 3.3 aan de orde. Als andere vakken waarin cultuureducatie een rol krijgt, noemen scholen bijvoorbeeld maatschappijleer, geschiedenis, en de talen. “Docenten andere schoolvakken behandelen enkele keren per jaar aan kunst en cultuur gerelateerde onderwerpen die een aanvulling geven op het schoolvak.”
Tabel 3.2
Welke (kunst)vakken/disciplines worden op uw school aangeboden t.b.v. cultuureducatie in de onderbouw? (n vso = 4; n pro = 6; n vmbo = 15; n hv = 23) VSO
Praktijkonderwijs
onderbouw vmbo
onderbouw havo/vwo
Tekenen
100%
83%
60%
70%
Handvaardigheid
100%
83%
60%
65%
Textiele werkvormen
50%
83%
7%
4%
AV-vorming / Media
0%
50%
7%
17%
Beeldende vorming
75%
33%
47%
48%
Muziek
50%
67%
73%
100%
Dans
25%
50%
0%
22%
Drama
25%
33%
47%
48%
Tabel 3.2 geeft een overzicht van de vakken die de scholen aanbieden in de onderbouw. Vooral tekenen, handvaardigheid en op havo/vwo muziek wordt veel aangeboden aan onderbouwleerlingen. Dit is een klassiek beeld dat ook landelijk al jaren hetzelfde is. In 2008 viel op dat in Overijssel weinig scholen av‐vorming/media aanboden (slechts één school in de responsgroep). Momenteel zijn er in de responsgroep in ieder geval drie praktijkscholen, één vmbo‐ school en vier havo/vwo‐scholen (alle vier overige scholen) die het vak aanbieden. Scholen voor praktijkonderwijs lijken een meer divers aanbod te bieden dan de andere scholen. Verschillen tussen
Oberon – Monitor Cultuureducatie Overijssel 2011 – voortgezet onderwijs
15
huidige en voormalige cultuurtrajectscholen zijn hier moeilijk te maken omdat de groepen zeer klein worden. Wat wel opvalt, is dat drama vooral aan bod komt in de onderbouw van het vmbo op overige scholen (3 scholen; 75%) en nauwelijks op huidige cultuurtrajectscholen (1 school; 20%). Tabel 3.3
Welke (kunst)vakken/disciplines worden op uw school aangeboden t.b.v. cultuureducatie in bovenbouw? (n vmbo = 11; n havo/vwo = 18) Overijssel 11 examen vmbo
Oude stijl
Overijssel 08 examen vmbo
Overijssel 11 Overijssel 08 examen havo/vwo examen havo/vwo
Tekenen
5 (45%)
90%
5 (63%)
67%
Handvaardigheid
4 (36%)
60%
5 (63%)
33%
Textiele werkvormen
0 (0%)
10%
0 (0%)
0%
AV-vorming
0 (0%)
0%
0 (0%)
-
Beeldende vorming
4 (36%)
40%
2 (25%)
-
Muziek
1 (9%)
20%
5 (63%)
33%
Dans
0 (0%)
10%
0 (0%)
-
Drama
0 (0%)
10%
0 (0%)
-
Kunst (algemeen)
2 (18%)
-
3 (38%)
0%
Kunst (beeldende vormgeving)
3 (27%)
-
2 (25%)
11%
Kunst (muziek)
2 (18%)
-
2 (25%)
0%
Kunst (dans)
2 (18%)
-
0 (0%)
0%
Kunst (drama)
2 (18%)
-
1 (13%)
0%
Nieuwe stijl
Tabel 3.3 laat zien welke vakken/disciplines de scholen aanbieden voor het eindexamen. Ook in de bovenbouw zien we het klassieke beeld terug: de nadruk ligt op tekenen/handvaardigheid en (binnen havo/vwo) op muziek. De vmbo‐scholen zijn sinds 2008 voor een deel overgestapt op eindexamenvakken nieuwe stijl, vooral voor beeldende vorming. Ook op de havo/vwo scholen wordt Kunst nu vaker aangeboden dan in 2008. Een vergelijking tussen huidige en voormalige cultuurtrajectscholen en overige scholen is lastig te maken omdat de groepen te klein worden. Waar een vergelijking wel mogelijk was (huidige cultuurtrajectscholen en overige scholen met een bovenbouw havo/vwo), levert deze geen noemenswaardige verschillen op. Binnen cultuureducatie kunnen een aantal vaardigheden aan bod komen: • Actieve vaardigheden: leerlingen beoefenen zelf kunst • Receptieve vaardigheden: leerlingen kijken en luisteren naar professionele kunst • Reflectieve vaardigheden: leerlingen analyseren en bespreken hun eigen en professionele kunst. We hebben aan de scholen gevraagd hoeveel procent van de lestijd aan deze drie vaardigheden besteed wordt. Tabel 3.4
In hoeverre komen de volgende aspecten van cultuureducatie aan bod binnen het curriculum? Geef aan hoeveel procent van de tijd aan deze aspecten wordt besteed. VSO (n=3)
Actief Receptief Reflectief
92% 7% 2%
Praktijk onderwijs (n=5) 80% 13% 7%
vmbo onderbouw (n=13) 69% 15% 16%
Landelijk 09 vmbo onderbouw 61% 22% 16%
havo/vwo onderbouw (n=13) 67% 19% 15%
Landelijk 09 havo/vwo onderbouw 50% 24% 21%
Oberon – Monitor Cultuureducatie Overijssel 2011 – voortgezet onderwijs
16
Overeenkomstig het landelijke beeld besteden scholen in Overijssel in de onderbouw voornamelijk aandacht aan actieve vaardigheden. Reflectie komt slechts weinig aan bod, vooral niet in het speciaal onderwijs en op praktijkscholen. Voor het VSO en het praktijkonderwijs is het niet mogelijk om de cultuurtrajectscholen (huidig of voormalig) met de overige scholen te vergelijken omdat het aantal scholen te klein is. Voor de vmbo‐scholen kunnen we deze vergelijking wel maken. De huidige cultuurtrajectscholen besteden in de onderbouw van het vmbo meer aandacht aan receptieve (24%) en reflectieve vaardigheden (19%) dan andere scholen. Voor de onderbouw havo/vwo kunnen we alleen huidige cultuurtrajectscholen (vier scholen) vergelijken met de overige scholen (acht scholen). Er zijn geen betekenisvolle verschillen tussen deze scholen. Wel is duidelijk dat de havo/vwo scholen in Overijssel meer aandacht besteden aan actieve vaardigheden dan landelijk. Tabel 3.5
Actief Receptief Reflectief
In hoeverre komen de volgende aspecten van cultuureducatie aan bod binnen het curriculum? Geef aan hoeveel procent van de tijd aan deze aspecten wordt besteed. vmbo bovenbouw (n=8) 59% 23% 19%
Landelijk 09 vmbo bovenbouw 47% 29% 22%
havo/vwo bovenbouw 55% 24% 22%
Landelijk 09 havo/vwo bovenbouw 41% 31% 28%
In de bovenbouw is er meer aandacht voor receptieve vaardigheden en voor reflectie dan in de onderbouw. Landelijk is de aandacht voor reflectie in de bovenbouw van het havo/vwo iets hoger dan in Overijssel. Op het vmbo is ook in de bovenbouw op cultuurtrajectscholen meer aandacht voor passieve vaardigheden en reflectie dan op overige scholen. In de responsgroep zijn te weinig scholen met een bovenbouw vmbo om de huidige en voormalige cultuurtrajectscholen met de overige scholen te vergelijken. Voor de bovenbouw van het havo/vwo kunnen we vier huidige cultuurtrajectscholen vergelijken met acht overige scholen. Huidige cultuurtrajectscholen besteden in de bovenbouw van het havo/vwo een iets groter deel van de tijd voor cultuureducatie (29%) aan receptieve vaardigheden dan de overige scholen (23%). De overige scholen besteden iets meer tijd aan het reflectieve aspect van cultuureducatie (24%) dan de huidige cultuurtrajectscholen (19%). Tabel 3.6
Hoeveel uren per week worden besteed aan de kunstvakken? Geef hier een inschatting van het gemiddelde aantal uren per week per leerling/groep.
VSO (n=3) Praktijkonderwijs (n=6) vmbo onderbouw (n=15) havo/vwo onderbouw (n=19) Landelijk 09 vmbo onderbouw Landelijk 09 havo/vwo onderbouw
2,3 2,5 3,4 3,7 3,6 3,2
Scholen voor voortgezet speciaal onderwijs en praktijkonderwijs in Overijssel besteden iets meer dan twee uur per week aan cultuureducatie. In de onderbouw van vmbo en havo/vwo wordt iets meer dan drie uur per week aan cultuureducatie besteed. Er zijn geen grote verschillen met het landelijke beeld. Voor zover de huidige en voormalige cultuurtrajectscholen en de overige scholen met elkaar vergeleken kunnen worden (onderbouw vmbo en onderbouw havo/vwo), verschillen zij niet van elkaar.
Oberon – Monitor Cultuureducatie Overijssel 2011 – voortgezet onderwijs
17
Cultureel erfgoed, media‐educatie/wijsheid en literatuureducatie Bepaalde aspecten van cultuureducatie verdienen hier wat extra aandacht. We hebben scholen gevraagd óf en zo ja, hóe ze aandacht besteden aan cultureel erfgoed, media‐educatie en literatuureducatie. Tabel 3.7
Hoe komt cultureel erfgoed aan bod? Meerdere antwoorden mogelijk (n hcto = 15; n vcto = 9; n oso = 13) Huidige CT scholen Overijssel
Niet Als onderdeel van de kunstvakken Als onderdeel van de vakken aardrijkskunde en/of geschiedenis Als onderdeel van andere vakken Vakoverstijgend
Voormalige CT scholen Overijssel
Overige scholen Overijssel
Overijssel 08
Landelijk 09
1 (7%)
2 (22%)
2 (15%)
2 (13%)
9%
6 (43%)
4 (44%)
7 (54%)
7 (44%)
64% 70%
8 (57%)
5 (56%)
7 (54%)
7 (44%)
25%
5 (36%)
3 (33%)
4 (31%)
8 (50%)
44%
Het aandeel scholen dat aandacht besteed aan cultureel erfgoed is de afgelopen twee jaar niet afgenomen of toegenomen. In Overijssel wordt hier op voormalige cultuurtrajectscholen en overige scholen iets minder aandacht aan besteed dan landelijk. Op de huidige cultuurtrajectscholen komt cultureel erfgoed ongeveer even vaak aan bod als landelijk. De “andere vakken” waarin cultureel erfgoed aan de orde komt, zijn bijvoorbeeld geschiedenis, klassieke talen, mens en maatschappij, aardrijkskunde en maatschappijleer. Dit zijn ook de vakken die bij vakoverstijgende projecten op het gebied van cultureel erfgoed worden betrokken. Tabel 3.8
Hoe komt media-educatie/wijsheid aan bod? Meerdere antwoorden mogelijk (n hcto = 14; n vcto = 9; n oso = 13) Huidige CT scholen Overijssel
Niet Als onderdeel van de kunstvakken Als onderdeel van andere vakken Vakoverstijgend
Voormalige CT scholen Overijssel
Overige scholen Overijssel
Overijssel 08
Landelijk 09
0 (0%)
1 (11%)
2 (15%)
38%
18%
8 (57%)
3 (33%)
6 (46%)
31%
62%
8 (57%)
6 (67%)
9 (69%)
19%
58%
3 (21%)
3 (33%)
3 (23%)
19%
53%
Bij de vorige meting viel op dat relatief weinig scholen in Overijssel aandacht besteedden aan media‐ educatie/wijsheid. Inmiddels komt het op bijna alle scholen aan bod, voornamelijk tijdens niet‐ kunstvakken zoals informatiekunde, beeld & media, filosofie, geschiedenis, godsdienst, Nederlands en maatschappijleer. In de volgende tabel laten we zien op welke manier scholen aandacht besteden aan media‐educatie/wijsheid. Dit hebben we alleen gevraagd aan scholen die hebben aangegeven dát ze hier aandacht aan besteden.
Oberon – Monitor Cultuureducatie Overijssel 2011 – voortgezet onderwijs
Tabel 3.9
18
Op welke manier besteedt uw school aandacht aan media-educatie/media-wijsheid? Meerdere antwoorden mogelijk (n n hcto = 14; n vcto = 8; n oso = 11)
Huidige CT scholen Overijssel
Voormalige CT scholen Overijssel
Overige scholen Overijssel
Landelijk 09
Leerlingen leren praktische vaardigheden (bijvoorbeeld ictvaardigheden, audio/videoproductie technieken)
13 (93%)
8 (100%)
10 (91%)
85%
Leerlingen maken zelf mediaproducten (bijvoorbeeld websites, games)
7 (50%)
2 (25%)
7 (64%)
52%
Leerlingen worden zich bewust van de grote rol die media spelen in de maatschappij
5 (36%)
4 (50%)
8 (73%)
71%
Leerlingen leren hoe ze verantwoord met media kunnen omgaan
10 (71%)
6 (75%)
8 (73%)
57%
1 (7%)
0 (0%)
2 (18%)
Anders, namelijk …
Tijdens media‐educatie leren leerlingen praktische ict‐vaardigheden en leren ze hoe ze verantwoord kunnen omgaan met media. Vooral op de overige scholen komt ook het maken van websites of games en de rol van media in de maatschappij aan de orde. Opvallend weinig voormalige cultuurtrajectscholen (25%) laten leerlingen zelf mediaproducten maken. Media‐educatie heeft op deze scholen blijkbaar meer raakvlakken met burgerschapsvorming dan met cultuureducatie. Tabel 3.10 Hoe komt literatuureducatie aan bod? Meerdere antwoorden mogelijk (n hcto = 14; n vcto = 9; n oso = 13) Huidige CT scholen Overijssel Niet
Voormalige CT scholen Overijssel
Overige scholen Overijssel
Landelijk 09
3 (21%)
1 (11%)
1 (8%)
12%
Als onderdeel van Nederlands en moderne vreemde talen
11 (79%)
8 (89%)
12 (92%)
82%
Als onderdeel van het vak CKV
4 (29%)
0 (0%)
4 (31%)
34%
Vakoverstijgend / in projectvorm
4 (29%)
0 (0%)
2 (15%)
21%
Literatuureducatie wordt in Overijssel ongeveer even vaak aangeboden als landelijk. Op de huidige cultuurtrajectscholen komt het minder vaak aan bod dan op de andere scholen. Literatuureducatie is vaak onderdeel van de moderne vreemde talen en soms ook van CKV.
Oberon – Monitor Cultuureducatie Overijssel 2011 – voortgezet onderwijs
4
19
Resultaten: Cultuurkaart
Het mogelijk verdwijnen van de cultuurkaart zorgt voor veel onrust onder scholen. Momenteel probeert het CJP in overleg met de staatssecretaris en de kamer alternatieve financieringsbronnen voor de cultuurkaart te vinden. Uit de kwartaalrapportage van het CJP blijkt dat in Overijssel veel gebruik wordt gemaakt van de cultuurkaart. Op 1 februari 2011 had 87% van de Overijsselse leerlingen de cultuurkaart voor schooljaar 2010/2011 geactiveerd.5 Landelijk is dit percentage 83%. Totaal hebben de scholen in Overijssel vanuit de cultuurkaart (geld vanuit OCW en vanuit het VSBfonds) €936.796,00 beschikbaar voor cultuureducatie. We hebben de scholen gevraagd hoe hun leerlingen de tegoeden op de kaart besteden, welke effecten zij merken van de kaart en wat het eventueel verdwijnen van de kaart voor hun school en leerlingen zou betekenen. Tabel 4.1
Heeft uw school eisen verbonden aan de besteding van de landelijke cultuurkaart? VSO (n=3)
Praktijk onderwijs (n=6)
vmbo (n=15)
Landelijk 09 vmbo
havo/vwo (n=20)
Landelijk 09 havo/vwo
Nee, leerlingen zijn volledig vrij in de keuze van culturele activiteiten
0%
17%
7%
5%
0%
9%
Ja, leerlingen zijn deels vrij en mogen deels kiezen uit een door ons opgesteld programma
0%
17%
33%
45%
40%
61%
Ja, leerlingen mogen kiezen uit een door ons opgesteld programma
0%
33%
13%
8%
10%
5%
100%
33%
47%
42%
50%
25%
Ja, leerlingen volgen een vast, door ons opgesteld programma
Alle scholen voor voortgezet speciaal onderwijs besteden de cultuurkaart van leerlingen aan een door de school vastgesteld programma. Op de praktijkscholen is het beeld meer verdeeld, zij laten leerlingen soms ook kiezen uit een door hun opgesteld programma. Enkele praktijkscholen laten leerlingen deels of volledig vrij in de keuze van culturele activiteiten. Op de helft van de vmbo‐ en havo/vwo‐scholen in Overijssel volgen leerlingen een vast door de school opgesteld programma. Zeker op havo/vwo‐scholen is dat meer dan landelijk, waar een groot deel van de leerlingen deels vrij is en deels kiest uit een door de school opgesteld programma. Geen enkele Overijsselse havo/vwo‐ scholen die de vragenlijst heeft ingevuld laat leerlingen volledig vrij in hun keuze van culturele activiteiten; landelijk doet bijna een tiende van de havo/vwo‐scholen dat.
5
Bron: Kwartaalrapportage Cultuurkaart schooljaar 2010-2011. Gebaseerd op gegevens tot 1 februari 2011. CJP: 2011
Oberon – Monitor Cultuureducatie Overijssel 2011 – voortgezet onderwijs
Tabel 4.2
20
Wat zijn de effecten van de cultuurkaart? Meerdere antwoorden mogelijk (n hcto = 14; n vcto = 9; n oso = 13) Huidige CT scholen Overijssel
Leerlingen bezoeken door de kaart meer culturele activiteiten Leerlingen besteden de kaart aan activiteiten die ze anders zelf zouden betalen We kunnen nu met de school meer culturele activiteiten bezoeken De school besteedt de kaart aan activiteiten die we anders uit andere middelen zouden betalen Anders, namelijk:
Voormalige CT scholen Overijssel
Overige scholen Overijssel
11 (79%)
5 (56%)
10 (77%)
3 (21%)
3 (33%)
4 (31%)
13 (93%)
8 (89%)
12 (92%)
4 (29%)
5 (56%)
5 (38%)
0 (0%)
0 (0%)
1 (8%)
Over de effecten van de cultuurkaart zijn de cultuurtrajectscholen en de overige scholen het eens: ze kunnen met de school meer culturele activiteiten bezoeken en de leerlingen bezoeken (mede daardoor) meer culturele activiteiten. Gemiddeld een derde van de scholen zegt dat leerlingen de kaart besteden aan activiteiten die ze anders zelf zouden betalen. De helft van de voormalige cultuurtrajectscholen besteedt de cultuurkaart aan activiteiten die ze anders uit andere middelen zouden betalen. Dat zijn er relatief meer dan bij de huidige cultuurtrajectscholen en de overige scholen. We hebben scholen gevraagd te omschrijven wat op hun school het effect zou zijn bij het verdwijnen van de cultuurkaart. Hieronder staat een selectie van de antwoorden. De algemene tendens is duidelijk: zonder geld kunnen scholen het aanbod dat ze de leerlingen nu bieden, niet in stand houden. Een enkeling geeft aan dat ouders het verschil zullen moeten bijbetalen, andere scholen zouden minder culturele activiteiten voor hun leerlingen organiseren. Vooral excursies en voorstellingen of workshops op school zullen verdwijnen. Voor een deel van de leerlingen betekent dit dat ze niet meer met cultuur in aanraking zullen komen. “Met de cultuurkaart kunnen we naar buiten de school uit. Naar theatervoorstellingen en musea. Onze leerlingen komen uit milieus waar geen geld is voor dit soort zaken. Zonder cultuurkaart gaan we weer terug naar af.” “Dat er heel veel minder aan culturele activiteiten wordt gedaan, en dat waarschijnlijk sommige leerlingen NIET meer met culturele activiteiten in aanraking komt.” “Dan zou het hele cultuurprogramma om zeep gebracht worden.” “Het zou dan allemaal voor rekening van de ouders komen en die betalen al zoveel geld.” “Een erg klein budget waarvan we nauwelijks nog kwalitatief goede voorstellingen/workshops etc. zouden kunnen boeken.” “Halvering van cultuurbudget en dus halvering van culturele activiteiten” “Lln. bezoeken komen uit zich zelf niet in theater/ bioscoop o.i.d. Het is een verarming”
Oberon – Monitor Cultuureducatie Overijssel 2011 – voortgezet onderwijs
21
“Veel minder culturele activiteiten. Buiten de school, musea enz. zal niet veel minder worden, maar de Kunstkick een heel mooi gebeuren zal moeilijk te betalen zijn. Ook bevindt de school zich in een minder kunstminnende regio.” “We zouden de leerlingen nauwelijks meer in contact kunnen brengen met culturele activiteiten, verschraling van het onderwijs!” Activiteiten die met de cultuurkaart verdwijnen, zijn voornamelijk het uitnodigen van kunstenaars en instellingen binnen de school en excursies de school uit. “Een voorstelling naar school halen, of een cabaretier, een workshopdag rondom het thema Afrika enz. enz. enz.” “Ja, binnenkort gaan we bijvoorbeeld naar Silo 8 van Vis a Vis en dankzij de cultuurkaart is dit mogelijk. Zoals al eerder vermeld: we kunnen geen schrijvers meer op school uitnodigen.”
Oberon – Monitor Cultuureducatie Overijssel 2011 – voortgezet onderwijs
5
22
Resultaten: samenwerking met externe partners
Veel scholen zoeken voor cultuureducatie samenwerking met culturele instellingen in de omgeving. Met wie werken scholen samen, op welke manier doen zij dat, en hoe verloopt de samenwerking? “We hebben voor de leerlingen relevante theater ingehuurd. Zoals loverboy's, sociale weerbaarheid en omgaan met geld.” Tabel 5.1a Met welke externe partners werkt u samen bij de invulling van het curriculum of cultuureducatieve activiteiten? Geef bij iedere partner aan op welke manier u samenwerkt. Overijssel 2011 (n = 36) school maakt gebruik van beschikbare aanbod van de instelling Theater/theatergezelschap Museum Ondersteunende instelling voor kunst/ cultuur Filmhuis/bioscoop Centrum voor kunst en cultuur Bibliotheek Individuele kunstenaars Muziekgezelschap (orkest, band, etc.) Erfgoedinstelling Archief Vereniging voor amateurkunst
64% 58%
school formuleert vraag, instelling speelt daar op in 22% 22%
gezamenlijke ontwikkeling en uitvoering van activiteiten
geen samenwerking
6% 6%
8% 14%
42%
22%
14%
22%
44% 25% 31% 8%
22% 19% 22% 25%
8% 25% 17% 17%
25% 31% 31% 50%
28%
17%
3%
53%
28% 6% 3%
11% 0% 0%
6% 6% 6%
56% 89% 92%
In tabel 5.1a staat weergegeven hoeveel procent van de Overijsselse scholen met bepaalde instellingen samenwerkt en hoe die samenwerking is vormgegeven. Veel Overijsselse scholen werken samen met een theater(gezelschap), een museum en/of een ondersteunende instelling op het gebied van kunst/cultuur. Ze doen dat voornamelijk door gebruik te maken van het beschikbare aanbod van de instelling. Scholen die met individuele kunstenaars samenwerken, formuleren vaak een vraag waar de kunstenaar op inspeelt. Het gezamenlijk ontwikkelen en uitvoeren van activiteiten doen scholen het meest met centra voor kunst en cultuur. Het beeld in Overijssel komt in grote lijnen overeen met het landelijke beeld. Ook landelijk werken veel scholen samen met musea en theaters en ontwikkelen scholen vooral samen met individuele kunstenaars en centra voor kunst en cultuur gezamenlijk activiteiten. In Overijssel werken minder scholen samen met individuele kunstenaars dan landelijk en ontwikkelen minder scholen samen met theaters en musea gezamenlijk activiteiten. In tabel 5.1b (op de volgende pagina) staat de situatie in Overijssel uit 2008 weergegeven.
Oberon – Monitor Cultuureducatie Overijssel 2011 – voortgezet onderwijs
23
Tabel 5.1b Met welke externe partners werkt u samen bij de invulling van het curriculum of cultuureducatieve activiteiten? Geef bij iedere partner aan op welke manier u samenwerkt. Overijssel 2008
Theater/theatergezelschap Individuele kunstenaars Bibliotheek Centrum voor kunst en cultuur Museum Ondersteunende instelling voor kunst/ cultuur Muziekgezelschap (orkest, band, etc.) Erfgoedinstelling Filmhuis/bioscoop Archief Vereniging voor amateurkunst
school maakt school gebruik van formuleert beschikbare vraag, aanbod van de instelling speelt instelling daar op in 56% 25% 13% 31% 25% 13%
gezamenlijke ontwikkeling en uitvoering van activiteiten 6% 38% 50%
instelling is makelaar
geen samenwerking
6% 6% 0%
6% 13% 13%
31%
25%
19%
6%
19%
44%
19%
13%
6%
19%
19%
31%
25%
6%
19%
31%
25%
6%
13%
25%
50% 44% 13%
19% 25% 6%
6% 6% 0%
0% 0% 6%
25% 25% 75%
13%
6%
0%
0%
81%
Het valt op dat in Overijssel in 2008 meer scholen met de verschillende instellingen samenwerkten dan momenteel het geval is. Dit is een opvallende ontwikkeling waar vanuit de cijfers van deze monitor geen sluitende verklaring voor te geven is. Uit gesprekken met de scholen zou moeten blijken of zij zich bewust richten op samenwerking met minder partners (en daarin bijvoorbeeld meer de diepte opzoeken), of de samenwerking met bepaalde partners hen slecht bevallen is, of dat er een andere reden is waarom scholen met minder partners contact onderhouden. Landelijk verschuift de nadruk binnen cultuureducatie steeds meer van door het aanbod van instellingen gestuurde activiteiten naar activiteiten op basis van de vraag van scholen. Juist individuele kunstenaars, waar scholen in Overijssel nu minder vaak mee samenwerken dan tijdens de vorige meting, kunnen waarschijnlijk meer vraaggericht werken. Tabel 5.2 Is er sprake van een doorlopende lijn voor cultuureducatie van het basis- naar het voortgezet onderwijs? (n hcto = 14; n vcto = 9; n oso = 13) Huidige CT scholen Overijssel Nee, dat is geen aandachtspunt op onze school
Voormalige CT scholen Overijssel
Overige scholen Overijssel
Landelijk 09
10 (71%)
7 (78%)
5 (38%)
73%
3 (21%)
1 (11%)
7 (54%)
18%
Ja, hier hebben we contact over gelegd met basisscholen
0 (0%)
0 (0%)
1 (8%)
3%
Ja, er vindt afstemming plaats met basisscholen op het gebied van…
1 (7%)
1 (11%)
0 (0%)
5%
Nee, maar dat zijn we wel van plan
Erg weinig scholen voor voortgezet onderwijs, zowel landelijk als in Overijssel, hebben contact met basisscholen over een doorlopende lijn voor cultuureducatie. De helft van de overige scholen in Overijssel zegt dat ze van plan zijn iets dergelijks te organiseren. Voor de voormalige en huidige cultuurtrajectscholen en scholen landelijk is het geen aandachtspunt.
Oberon – Monitor Cultuureducatie Overijssel 2011 – voortgezet onderwijs
6
24
Resultaten: Evaluatie en opbrengsten
Tabel 6.1
Worden proces en opbrengsten van cultuureducatie door middel van evaluatie in beeld gebracht? (n hcto = 14; n vcto = 9; n oso = 13)
Ja Nee
Huidige CT scholen Overijssel 11 (79%) 3 (21%)
Voormalige CT scholen Overijssel 3 (33%) 6 (67%)
Overige scholen Overijssel 3 (23%) 10 (77%)
Overijssel 08
Landelijk 09
10 (48%) 11 (52%)
50% 50%
Landelijk worden het proces en opbrengsten van cultuureducatie op de helft van de scholen geëvalueerd. In Overijssel lag dat percentage in 2008, en ook nu nog, wat lager. De huidige cultuurtrajectscholen evalueren relatief veel, waarschijnlijk omdat het een subsidie‐eis is. Het valt op dat de voormalige cultuurtrajectscholen niet veel vaker evalueren dan de overige scholen. Veel cultuurtrajectscholen stoppen blijkbaar met evalueren op het moment dat het traject afloopt. In de volgende tabel staat weergegeven welke aspecten van cultuureducatie geëvalueerd worden. Tabel 6.2 Wat wordt geëvalueerd? Meerdere antwoorden mogelijk (n hcto = 11; n vcto = 3; n oso = 3) Huidige CT scholen Overijssel
Voormalige CT scholen Overijssel
Overige scholen Overijssel
Landelijk 09
6 (55%)
1 (33%)
3 (100%)
70%
10 (91%)
3 (100%)
3 (100%)
96%
de organisatie van het programma/de activiteiten
9 (82%)
3 (100%)
3 (100%)
91%
de samenwerking en het overleg met externe partners
6 (55%)
1 (33%)
2 (67%)
63%
waardering van leerlingen
8 (73%)
3 (100%)
3 (100%)
80%
waardering van ouders
3 (27%)
1 (33%)
0 (0%)
21%
het beleid/ de doelstellingen de inhoud van het programma/de activiteiten
Als scholen evalueren, brengen ze vooral de inhoud, organisatie en waardering van leerlingen in beeld. Het beleid / de doelstellingen en de samenwerking met externe partners worden minder vaak geëvalueerd. De waardering van ouders komt zowel landelijk als in Overijssel niet vaak aan bod. De groep overige scholen die evalueert is klein, maar deze drie scholen brengen tijdens hun evaluaties wel bijna alle aspecten van cultuureducatie in beeld. Alleen de waardering van ouders wordt ook bij hen niet geëvalueerd.
Oberon – Monitor Cultuureducatie Overijssel 2011 – voortgezet onderwijs
Tabel 6.3
25
Wilt u aangeven of u positieve effecten ziet van cultuureducatie? Weergeven: het percentage scholen dat zegt effect te zien (n hcto =14; n vcto = 9; n oso = 12)
Effecten op leerlingniveau
Leerlingen hebben meer plezier, ze zijn trots Leerlingen hebben een positiever zelfbeeld Leerlingen beschikken over meer verbeeldingskracht en originaliteit Leerlingen beschikken over betere communicatieve en expressieve vaardigheden Leerlingen beschikken over meer kennis en vaardigheden op het gebied van kunst en cultuur Leerlingen hebben meer denkvaardigheden (concentratie, oplossen van problemen) Leerlingen passen kennis en vaardigheden beter toe in andere vakgebieden Effecten op groepsniveau
Leerlingen zijn meer betrokken bij culturele activiteiten (kiezen vaker voor kunstvakken en nemen vaker deel aan culturele activiteiten) Leerlingen werken beter samen Effecten op schoolniveau
Het schoolklimaat is verbeterd Effecten op de maatschappij
Voortijdig schoolverlaten is teruggelopen Gunstiger verloop van de schoolloopbaan in de vervolgopleiding Meer leerlingen stromen door naar een vervolgopleiding op het gebied van kunst en cultuur Leerlingen gaan bewuster om met hun sociale en culturele omgeving (o.a. met culturele diversiteit) Cultuurparticipatie is gestegen: leerlingen ondernemen in hun vrije tijd meer op het gebied van kunst en cultuur (cursussen, bezoek voorstellingen, etc.)
Huidige CT scholen Overijssel
Voormalige CT scholen Overijssel
Overige scholen Overijssel
Overijssel 08
Landelijk 09
93%
89%
100%
88%
85%
79%
78%
92%
81%
65%
79%
78%
83%
69%
72%
57%
67%
75%
63%
63%
64%
78%
92%
56%
79%
36%
44%
50%
44%
32%
29%
33%
50%
38%
19%
Huidige CT scholen Overijssel
Voormalige CT scholen Overijssel
Overige scholen Overijssel
Overijssel 08
Landelijk 09
71%
56%
58%
75%
56%
43% Huidige CT scholen Overijssel 64% Huidige CT scholen Overijssel
67% Voormalige CT scholen Overijssel 78% Voormalige CT scholen Overijssel
50% Overige scholen Overijssel 58% Overige scholen Overijssel
69%
53%
0%
0%
0%
0%
-
0%
11%
8%
0%
-
14%
22%
42%
31%
-
21%
56%
58%
56%
23%
36%
0%
58%
63%
39%
Overijssel 08 75% Overijssel 08
Landelijk 09 51% Landelijk 09
Oberon – Monitor Cultuureducatie Overijssel 2011 – voortgezet onderwijs
26
Tabel 6.3 laat zien hoeveel scholen bepaalde effecten van cultuureducatie zien. Het gaat daarbij nadrukkelijk om gepercipieerde effecten, we hebben deze vraag ook gesteld aan scholen die cultuureducatie niet evalueren. In de tabel staat uitsluitend weergegeven hoeveel scholen zeggen dat ze een effect zien. De andere scholen hebben aangegeven dat ze geen effect zien of dat ze niet weten of er effect is. Veel scholen weten bijvoorbeeld niet of voortijdig schoolverlaten is teruggelopen, of de schoolloopbaan van leerlingen in het vervolgonderwijs beter verloopt, en of leerlingen in hun vrije tijd meer ondernemen op het gebied van kunst en cultuur. Scholen zien relatief vaak effecten op leerlingniveau, vooral dat leerlingen meer plezier hebben, een positiever zelfbeeld krijgen en over meer verbeeldingskracht en originaliteit beschikken. In vergelijking met het landelijke beeld uit 2009 zien de scholen in Overijssel vaker dat leerlingen kennis en vaardigheiden beter toepassen in andere vakgebieden en dat ze bewuster omgaan met hun omgeving. In vergelijking met 2008 vinden de scholen nu vaker dat leerlingen plezier hebben en trots zijn door cultuureducatie, dat ze over meer verbeeldingskracht en originaliteit beschikken en dat ze veel kennis en vaardigheden hebben op het gebied van kunst en cultuur. Aan de andere kant zeggen scholen nu minder vaak dat ze effecten op groepsniveau (samenwerking en betrokkenheid bij culturele activiteiten) zien of dat cultuurparticipatie van leerlingen is gestegen. Op veel aspecten zien relatief veel overige scholen, iets minder voormalige cultuurtrajectscholen, en nog minder huidige cultuurtrajectscholen effecten. Vooral op het gebied van de kennis en vaardigheden van leerlingen zou het kunnen zijn dat de huidige cultuurtrajectscholen door de uitgevoerde evaluaties een meer realistisch beeld hebben van de effecten van cultuureducatie. De huidige cultuurtrajectscholen zien wel vaker dan de andere scholen een effect op het schoolklimaat, wat voor een deel van hen ook specifiek een doel is (zie tabel 2.2). “Ik hoop als CKV coördinator dat we in Nederland nog veel kunnen investeren in kunst en cultuur. Vooral voor de speciale doelgroep waar ik voor werk is het een enorm aanwinst.”
Oberon – Monitor Cultuureducatie Overijssel 2011 – voortgezet onderwijs
7
27
Resultaten: verankeringsmaat
Uit de resultaten van de monitor kunnen we afleiden in welke mate scholen cultuureducatie hebben verankerd in hun onderwijsprogramma. Om een globaal beeld te krijgen van de mate van verankering, hebben we een aantal kwaliteitscriteria die zijn ontwikkeld voor de cultuurprofielscholen (KPC en Oberon, 2005), toegepast als procesindicatoren. Deze verankeringsmaat wordt ook gebruikt in de landelijke monitor cultuureducatie. De volgende negen indicatoren geven de mate van verankering aan: Schriftelijk vastgelegde visie Samenhangend programma Cultuurcoördinator Breed draagvlak Deskundigheid docenten Structurele samenwerking met culturele partners Structurele financiën (meerjarenbegroting) Accommodatie Evaluatie
Per indicator wordt vastgesteld of de school deze verankerd heeft. Hierbij hebben we strenge selectiecriteria toegepast: alleen als iets ‘in grote mate’ gerealiseerd is, is er sprake van verankering. Alle indicatoren zijn even zwaar gewogen. Figuur 7.1 (zie volgende pagina) brengt in beeld in hoeverre de aspecten van cultuureducatie verankerd zijn, oplopend van minst naar meest verankerd. Verankering wordt alleen in beeld gebracht van scholen die alle indicatoren volledig hebben ingevuld. De tabellen en figuren in dit hoofdstuk betreffen daarom zeven huidige cultuurtrajectscholen, vier voormalige cultuurtrajectscholen en tien overige scholen in Overijssel.
Oberon – Monitor Cultuureducatie Overijssel 2011 – voortgezet onderwijs
Figuur 7.1
28
Indicatoren verankering cultuureducatie
verankering huidige Cultuurtrajectscholen Overijssel 2011 (n hcto = 7)
verankering voormalige Cultuurtrajectscholen Overijssel 2011 (n vcto = 4)
Cultuurcoördinator (100%)
Cultuurcoördinator (100%)
Evaluatie (86%)
Structurele financiën (100%)
Structurele samenwerking (71%)
Structurele samenwerking (100%)
Vastgelegde visie (43%)
Evaluatie (75%)
Structurele financiën (43%)
Breed draagvlak (50%)
Breed draagvlak (29%)
Deskundigheid docenten (50%)
Samenhangend programma (29%)
Vastgelegde visie (25%)
Deskundigheid docenten (29%)
Samenhangend programma (25%)
Accommodatie (14%)
Accommodatie (0%)
verankering overige scholen Overijssel 2011
(n oso = 10)
Cultuurcoördinator (90%) Vastgelegde visie ( 70%) Breed draagvlak (50%) Deskundigheid docenten(50%) Samenhangend programma (40%) Structurele financiën (30%) Evaluatie (20%) Structurele samenwerking (20%) Accommodatie (20%)
De cultuurtrajectscholen (zowel huidig als voormalig) hebben cultuureducatie vaker als post opgenomen op de begroting dan de overige scholen. Ook evalueren ze vaker en werken ze vaker structureel samen met culturele instellingen. De huidige cultuurtrajectscholen in Overijssel vinden minder vaak dat ze deskundige docenten en voldoende draagvlak voor cultuureducatie hebben dan de voormalige cultuurtrajectscholen en de overige scholen in Overijssel. De achterstand op dit gebied is goed te verklaren door het feit dat het nieuwe traject pas één schooljaar loopt. Bovendien zijn scholen in het cultuurtraject opgenomen juist omdat ze extra ondersteuning konden gebruiken bij cultuureducatie. De voormalige en huidige cultuurtrajectscholen hebben minder vaak een vastgelegde visie en een samenhangend programma op het gebied van cultuureducatie dan de overige scholen in Overijssel. Dit is een opvallend resultaat, wat zou kunnen voortkomen uit het feit dat de overige scholen niet in een cultuurtraject zijn opgenomen juist omdat ze zelf al aandacht besteden aan cultuureducatie.
Oberon – Monitor Cultuureducatie Overijssel 2011 – voortgezet onderwijs
Tabel 7.1
29
Percentage scholen dat de negen indicatoren verankerd heeft (2011: n hcto = 7; n vcto = 4; n oso = 10) (2008: n cto = 11; n oso = 10)
Huidige Voormalige CT scholen CT scholen Overijssel Overijssel Cultuurcoördinator 100 100 Evaluatie 86 75 Structurele samenwerking 71 100 Vastgelegde visie 43 25 Financiën 43 100 Breed draagvlak 29 50 Samenhangend programma 29 25 Deskundige docenten 29 50 Accommodatie 14 0 Indicator
Overige CT scholen scholen 2008 Overijssel 90 82 20 82 20 82 70 64 30 91 50 18 40 18 50 18 20 9
Overige scholen 2008 60 10 80 80 50 0 10 40 0
Landelijk 2009 82 54 56 64 52 30 39 61 10
In 2008, tegen sluiting van de vorige trajectperiode, was cultuureducatie op de cultuurtrajectscholen op veel punten beter verankerd dan op de overige scholen. Het zal interessant zijn om te zien of het huidige cultuurtraject bij de nieuwe cultuurtrajectscholen een soortgelijke ontwikkeling in gang zet. De landelijke percentages op de verankeringsindicatoren liggen over het algemeen binnen het Overijsselse bereik. Alleen het draagvlak voor cultuureducatie is in Overijssel op alle groepen scholen hoger dan landelijk. De deskundigheid van docenten blijft in Overijssel daarentegen wat achter bij het landelijk gemiddelde. Ook in 2008 was dit het geval. Om de totale mate van verankering in beeld te krijgen, hebben we scholen in drie categorieën ingedeeld: koplopers, volgers en achterblijvers (zie tabel 7.2). Scholen die geen of slechts een indicator verankerd hebben, zijn achterblijver. Scholen die zes of meer indicatoren verankerend hebben, vallen onder de koplopers. De scholen daar tussenin beschouwen we als volgers. Tabel 7.2
Mate van verankering van cultuureducatie in het onderwijsprogramma – koplopers, volgers en achterblijvers (n hcto = 7; n vcto = 4; n oso = 10)
Typering
Koplopers
Volgers
Achterblijvers
Omschrijving Scholen die aan 6 of meer indicatoren voldoen Scholen die aan 2, 3, 4 of 5 indicatoren voldoen Scholen die aan geen of 1 indicator voldoen
Huidige CT scholen Overijssel
Voormalige CT scholen Overijssel
Overige scholen Overijssel
Overijssel 08
Landelijk 09
1 (14%)
1 (25%)
3 (30%)
5 (24%)
30%
6 (86%)
3 (75%)
7 (70%)
15 (71%)
56%
0 (0%)
0 (0%)
0 (0%)
1 (5%)
14%
Onder de scholen waarvan we de verankering konden vaststellen, zijn geen achterblijvers. De huidige cultuurtrajectscholen in Overijssel zijn vaak volgers. Het kan zijn dat deze scholen de subsidie willen inzetten om cultuureducatie te verankeren binnen het curriculum. Mogelijk ontwikkelen zij zich in de komende periode nog tot koploper.
Oberon – Monitor Cultuureducatie Overijssel 2011 – voortgezet onderwijs
30
Verankering cultuureducatie in PO en VO6
8
In dit hoofdstuk besteden we aandacht aan de mate waarin cultuureducatie is verankerd in het basisonderwijs (PO) en het voortgezet onderwijs (VO) en vergelijken we de resultaten PO en VO met elkaar. In onderstaande tabel zijn de scores van de basisscholen en scholen voor voortgezet onderwijs in Overijssel naast de score van scholen in de laatste landelijk monitor gezet. Tabel 8.1 Indicator
Verankering in Overijssel (PO en VO) in vergelijking met het landelijke beeld
PO % Landelijk Cultuurcoördinator 80 Vastgelegde visie 65 Structurele financiën 81 Evaluatie 76 Breed draagvlak 43 Structurele samenwerking 32 Samenhangend programma 25 Deskundige leerkrachten 25 Accommodatie -
PO (n=121) % Overijssel 84 80 78 74 35 35 21 17 -
VO % Landelijk 82 64 52 54 20 56 29 61 10
VO (n=21) % Overijssel 95 52 52 52 48 43 43 33 14
De situatie in het Overijsselse basisonderwijs komt overeen met de landelijk situatie in 2009. Basisscholen in Overijssel hebben vaker een vastgelegde visie dan landelijk. Als het gaat om een breed draagvlak en om deskundigheid van leerkrachten scoren Overijsselse basisscholen wat minder hoog dan de scholen landelijk. De VO‐scholen in Overijssel doen het op bepaalde indicatoren aanzienlijk beter dan de scholen tijdens de laatste landelijke monitor: ze hebben bijna allemaal een cultuurcoördinator in dienst, hebben binnen de school groter draagvlak onder alle geledingen (directie, kunstvakdocenten en overige docenten) en hebben vaker een samenhangend programma. Op een aantal andere indicatoren doen de Overijsselse VO‐scholen het juist minder goed dan landelijk: scholen in Overijssel werken minder vaak structureel samen met instellingen, hebben minder vaak een visie op cultuureducatie vastgelegd en zijn minder vaak tevreden over de deskundigheid van docenten. Op de volgende pagina staan de verankeringspiramiden van het primair en voortgezet onderwijs in Overijssel weergegeven. Hierin wordt geen onderscheid gemaakt tussen basisscholen met verschillende denominaties en in grote of kleine gemeenten en tussen cultuurtrajectscholen en overige scholen (voortgezet onderwijs). Voor deze vergelijkingen verwijzen we u naar de betreffende hoofdstukken in de rapportage.
6
Hoofdstuk is geschreven in samenwerking met Sardes en zal ook worden opgenomen in het rapport over de cultuurmonitor primair onderwijs.
Oberon – Monitor Cultuureducatie Overijssel 2011 – voortgezet onderwijs
31
Figuur 8.1. Indicatoren verankering cultuureducatie aflopend van meest naar minst verankerd (PO n=127; VO n=21) Verankering PO Overijssel 2011
Verankering VO Overijssel 2011
Cultuurcoördinator (84%)
Cultuurcoördinator (95%)
Vastgelegde visie ( 80%)
Vastgelegde visie (52%)
Structurele financiën (78%)
Evaluatie (52%) Structurele samenwerking (52%)
Evaluatie (74%) Structurele financiën (48%) Breed draagvlak (35%) Breed draagvlak (43%) Structurele samenwerking (35%) Samenhangend programma (21%) Deskundigheid leerkrachten (17%)
Deskundigheid docenten (43%) Samenhangend programma (33%) Accommodatie (14%)
Welke verschillen zien we tussen PO en VO in Overijssel? Opvallend is dat de VO‐scholen in Overijssel inhoudelijke aspecten van cultuureducatie (samenhangend programma, deskundigheid leraren) vaker verankerd hebben dan de PO‐scholen. Dat de deskundigheid van leraren in het VO beter is verankerd, is te verklaren door het feit dat in het VO kunstvakdocenten werken en dat cultuureducatie in het PO doorgaans door groepsleerkrachten wordt gegeven die daar geen speciale opleiding voor hebben. De betere samenhang in het programma in het VO zou ook kunnen voortkomen uit het vakgericht werken in het VO. Ook werken scholen voor voortgezet onderwijs in Overijssel meer structureel samen met culturele instellingen dan de basisscholen. Dit is mogelijk het gevolg van de invoering van het vak CKV en de bijbehorende CKV‐vouchers (later de Cultuurkaart). De PO‐scholen in Overijssel zijn juist weer verder dan VO op meer randvoorwaardelijke aspecten van cultuureducatie: visie, financiën en evaluatie zijn beter verankerd in het Overijsselse PO dan in het VO. Dit komt mogelijk voort uit de regeling Versterking cultuureducatie primair onderwijs. Scholen ontvangen een geoormerkt budget van € 10,90 per leerling. Er werd van scholen verlangd een visie op cultuureducatie te ontwikkelen en deze te vertalen naar een samenhangend geheel van cultuureducatieve activiteiten. Ook de komst van ICC‐ers in het primair onderwijs heeft mogelijk bijgedragen aan goede randvoorwaarden: het opstellen van een visie is onderdeel van hun training. Hoewel veel PO‐scholen in Overijssel (alsook landelijk) een visie hebben vastgelegd, zijn scholen nog niet zover dat ze de visie vertalen in een samenhangend programma. Het nieuwe landelijke beleidsprogramma ‘Cultuureducatie met kwaliteit’, aangekondigd in de kamerbrief van staatssecretaris Zijlstra7, zet dan ook in op het verbeteren van de inhoudelijke kwaliteit van cultuureducatie in het primair onderwijs en dan met name op het realiseren van doorlopende leerlijnen. Scholen en culturele instellingen zullen daarin gaan samenwerken en ook gemeenten en provincies krijgen een rol. De opbrengsten van het meerjarige landelijke onderzoeks‐ 7
Zijlstra, H. (2011). Meer dan kwaliteit. Een nieuwe visie op cultuurbeleid. Den Haag: Kamerstuk 10 juni 2011.
Oberon – Monitor Cultuureducatie Overijssel 2011 – voortgezet onderwijs
32
en ontwikkelproject Cultuur in de Spiegel8 kunnen de doorlopende leerlijnen cultuur op de Overijsselse scholen mogelijk ook een stap verder brengen. Koplopers, volgers en achterblijvers in het primair en voortgezet onderwijs Tabel 8.2 laat zien hoe veel koplopers, volgers en achterblijvers er zijn in het PO en VO in Overijssel en landelijk. Tabel 8.2
Koplopers, volgers en achterblijvers in Overijssel en landelijk. PO Landelijk %
PO (n=127) Overijssel %
VO Landelijk %
VO (n=21) Overijssel %
Koplopers
25
19
30
24
Volgers
67
73
56
76
8
8
14
0
Achterblijvers
Zowel in het basisonderwijs als in het voortgezet onderwijs zijn er in Overijssel meer volgers dan landelijk. Onder de responderende VO‐scholen waren helemaal geen achterblijvers (tegenover 14% landelijk). Het percentage koplopers is in Overijssel zowel op PO als VO wat lager dan landelijk tijdens de laatste meting.
8
Zie www.cultuurindespiegel.nl.
Oberon – Monitor Cultuureducatie Overijssel 2011 – voortgezet onderwijs
9
33
Conclusies en aanbevelingen
In dit hoofdstuk bespreken we kort enkele conclusies die we kunnen trekken uit de Monitor Cultuureducatie Overijssel 2011. We hebben de antwoorden van scholen in het huidige cultuurtraject, scholen uit het vorige cultuurtraject en overige scholen in Overijssel vergeleken met de uitkomsten van de vorige monitor in Overijssel in 2008 en met de laatste landelijke monitor in 2009. Bij de eerste meting in Overijssel had slechts een klein aantal scholen (n=22) de vragenlijst beantwoord. Dit betekende een redelijke respons (25%), maar vanwege het kleine aantal scholen hebben we destijds voorzichtig conclusies getrokken. Ook nu dient de vergelijking met deze eerste meting voorzichtig te gebeuren. Bij de huidige meting was de respons vooral onder huidige cultuurtrajectscholen en voormalig cultuurtrajectscholen hoog. Als dit ook bij een volgende meting het geval is, kan een vergelijking sterkere conclusies opleveren. Verankering De centrale vraag in dit onderzoek was in hoeverre de scholen in Overijssel cultuureducatie verankerd hebben in hun onderwijsprogramma. We gebruiken hiervoor de ‘verankeringsmaat’ die ook gebruikt wordt in de landelijke monitor cultuureducatie.9 Om de totale mate van verankering in beeld te krijgen, hebben we scholen in drie categorieën ingedeeld: koplopers, volgers en achterblijvers. Onder de scholen in Overijssel waarvan we de verankering konden vaststellen, zijn geen achterblijvers. In Overijssel zijn ongeveer evenveel koplopers als landelijk en beduidend meer volgers, vooral onder de huidige cultuurtrajectscholen. Het lijkt erop dat deze scholen de subsidie willen inzetten om cultuureducatie te verankeren binnen het curriculum. In 2008, tegen sluiting van de vorige trajectperiode, was cultuureducatie op de toenmalige cultuurtrajectscholen op veel punten beter verankerd dan op de overige scholen. Het zal interessant zijn om te zien of het huidige cultuurtraject bij de nieuwe cultuurtrajectscholen een soortgelijke ontwikkeling in gang zet. Vooruitgang sinds de vorige meting Op een aantal punten die bij de vorige meting als aandachtspunt genoemd werden, is in Overijssel duidelijk vooruitgang geboekt: • In 2008 werd in Overijssel weinig aandacht besteed aan media‐educatie/wijsheid. Inmiddels besteden bijna alle scholen hier wel aandacht aan. • In 2008 bleven de cultuurtrajectscholen achter op het gebied van receptieve en reflectieve vaardigheden. Uit de huidige meting blijkt dat hier in Overijssel, vooral in de onderbouw van het vmbo en vooral op de huidige cultuurtrajectscholen, nu meer aandacht voor is. • In 2008 was slechts een vijfde van de cultuurtrajectscholen in Overijssel zeer tevreden over de deskundigheid van de docenten. Dit percentage ligt inmiddels hoger (44% voor voormalige cultuurtrajectscholen en 38% voor overige scholen). Dit is overigens nog wel lager dan het landelijke percentage (53%). De voormalig cultuurtrajectscholen zijn veel vaker tevreden (44%) dan in 2008 (18%). Docenten op de voormalig cultuurtrajectscholen zijn schijnbaar meer deskundig geworden sinds de vorige meting. De huidige cultuurtrajectscholen zijn niet vaak (14%) tevreden over de deskundigheid van docenten. Het is interessant om te bezien of deze tevredenheid tijdens hun cultuurtraject ook toe zal nemen. • Het draagvlak op Overijsselse scholen is toegenomen sinds de vorige meting. Slechts op enkele scholen is onder kunstvakdocenten, directie of andere docenten helemaal geen draagvlak voor cultuureducatie. In vergelijking met het landelijke beeld uit 2009 is in Overijssel vooral het draagvlak onder niet‐kunstvakdocenten hoog. 9
Verankering kan alleen berekend worden voor scholen die alle indicatoren volledig hebben ingevuld.
Oberon – Monitor Cultuureducatie Overijssel 2011 – voortgezet onderwijs
34
Aandachtspunten cultuurtraject Voormalig cultuurtrajectscholen doen op veel aspecten niet onder voor de overige scholen in Overijssel. Gezien het feit dat zij vijf jaar geleden gekozen werden voor het cultuurtraject juist omdat ze achterbleven, is dit een goed resultaat. Er zijn nog wel een aantal aandachtspunten: • Een relatief groot deel van de voormalige cultuurtrajectscholen heeft de visie op cultuureducatie niet schriftelijk vastgelegd. • Het merendeel van de voormalige cultuurtrajectscholen voert geen evaluaties meer uit van het proces en de opbrengsten van cultuureducatie. Schijnbaar worden sommige aspecten van het cultuurtraject, zoals een vastgelegde visie en verplichte evaluaties, niet afdoende geborgd binnen de scholen. Binnen het cultuurtraject zou meer aandacht moeten zijn voor borging. Het kan helpen om scholen te laten ervaren wat het nut van bepaalde verplichtingen is voor de eigen school. Dit past goed bij het landelijk ingezette beleidsprogramma 'Cultuureducatie met kwaliteit'10 dat vanaf 2012‐2013 wordt ingevoerd. Staatssecretaris Zijlstra pleitte in zijn brief aan de kamer voor meer focus op de inhoudelijke kwaliteit van cultuureducatie. Om deze te kunnen vaststellen is het van belang dat scholen (en instellingen) vanuit hun visie op cultuureducatie duidelijke doelen formuleren (in de vorm van beoogde opbrengsten) en in evaluaties nagaan of deze doelen ook worden behaald. De inhoud van cultuureducatie zou bij het vaststellen van een visie en de daaruit voortkomende doelstellingen centraal moeten staan. Randvoorwaarden cultuurtrajectscholen Gezien het feit dat er maar weinig koplopers onder de cultuurtrajectscholen zijn, zou de aandacht van de huidige cultuurtrajectscholen vooral op de randvoorwaarden moeten liggen. Aandachtspunten voor hen zijn bijvoorbeeld: • een vastgelegde visie; • breed draagvlak voor cultuureducatie op school, vooral onder kunstvakdocenten; • de deskundigheid van docenten. De bovenstaande punten kunnen goed in samenhang bevorderd worden. Het ontwikkelen van een visie kan bijdragen aan breed draagvlak voor cultuureducatie als verschillende geledingen binnen de school hun bijdrage kunnen leveren aan de visie. De ervaring leert namelijk dat draagvlak vergroot als leerkrachten betrokken worden bij nieuwe ontwikkelingen. Ook deskundigheidsbevordering kan, onder de geschoolde leerkrachten, zorgen voor groter draagvlak voor cultuureducatie. In het kader van draagvlakvergroting kan het raadzaam zijn om meerdere mensen binnen de school bij deskundigheidsbevordering te betrekken. Op basis van de grote vooruitgang in deskundigheid onder voormalig cultuurtrajectscholen sinds de vorige meting, verwachten we zeker een positieve bijdrage van het cultuurtraject. Bij het vastleggen van een visie kan het een aandachtspunt zijn om de visie in het algemene schoolbeleid te integreren en op te nemen in het schoolplan of in de schoolgids. Een geïntegreerde visie is beter geborgd dan een visie in een apart cultuurbeleidsplan. Doorlopende leerlijn cultuureducatie De huidige cultuurtrajectscholen in Overijssel bieden leerlingen relatief vaak een samenhangend programma aan voor cultuureducatie. Dat is zeker een positief punt, omdat dit impliceert dat zaken inhoudelijk worden afgestemd, een stap in de richting van een doorlopende leerlijn cultuureducatie. Landelijk is hier veel aandacht voor, bijvoorbeeld in het kamerstuk van staatssecretaris Zijlstra, maar ook vanuit Cultuur in de spiegel, een onderzoeksproject gefinancierd door het ministerie van OCW en het VSBfonds. In Overijssel zijn sinds de vorige meting niet alleen meer scholen met een samenhangend programma, maar ook meer scholen die uitsluitend incidentele, losstaande activiteiten aanbieden. 10
Zijlstra, H. (2011). Meer dan kwaliteit. Een nieuwe visie op cultuurbeleid. Den Haag: Kamerstuk 10 juni 2011.
Oberon – Monitor Cultuureducatie Overijssel 2011 – voortgezet onderwijs
35
Dit percentage is nu ongeveer even hoog als landelijk. Vooral het percentage scholen in Overijssel dat sommige activiteiten op elkaar heeft afgestemd, is afgenomen. Dit impliceert dat een aantal scholen nu heeft gekozen voor minder afstemming. Dit is onwenselijk met het oog op de continuïteit van cultuureducatie. Mocht de cultuurkaart verdwijnen, dan zullen de incidentele, losstaande activiteiten naar alle waarschijnlijkheid als eerste sneuvelen. Samenwerking met culturele instellingen Het ontwikkelen van doorlopende leerlijnen blijft een aandachtspunt in Overijssel, net als landelijk. Dit is niet alleen zaak van de scholen, maar zeker ook van de instellingen die cultuureducatief aanbod verzorgen. Bij de samenwerking tussen scholen en instellingen zou hier aandacht voor moeten zijn. De meest vruchtbare samenwerking op dit gebied is waarschijnlijk een waarbij scholen vanuit hun didactische expertise en instellingen vanuit hun inhoudelijke expertise gezamenlijk activiteiten ontwikkelen. Dit is een samenwerkingsvorm die maar weinig voorkomt. Met centra voor kunst en cultuur wordt wel gezamenlijk activiteitenaanbod ontwikkeld, maar uit de monitor blijkt dat scholen bij andere instellingen voornamelijk gebruikmaken van het beschikbare aanbod. Individuele kunstenaars spelen wel vaak in op vragen van de scholen, maar het percentage scholen dat samenwerkt met individuele kunstenaars is sinds 2008 echter sterk afgenomen. Een vraaggestuurde en evenwichtige samenwerking tussen scholen en instellingen maakt meer kans wanneer scholen beschikken over een duidelijke visie op cultuureducatie. Instellingen en scholen kunnen er in dat geval samen voor zorgen dat cultuureducatie aansluit bij de leerlijnen in het onderwijs.