Leerlijn & Observatiepunten Engelse taal (TPO)
Algemene opmerking
Fase 1 = veel imitatiegedrag (op basis van het vertoonde leerkrachtgedrag) Fase 1 t/m 6 = taaluitingen (veelal) nog op aanmoediging van de leerkracht; echt spontane taaluitingen zullen veelal nog bij het kind ontbreken Onderbouwing woordenschat is bij fase 1 t/m 3 gebaseerd op de woordenschat (passief en actief) van een 3 ½ jarige in de Nederlandse taalontwikkeling; en bij fase 4 t/m 6 van een 4 à 5 jarige in de Nederlandse taalontwikkeling
Observatie (groene cellen):
Per fase zijn er observatiepunten met daarbij af en toe concretiseringen van een kijkpunt Voor ieder observatiepunt geldt: leerkracht weet of het kind dit kan; het kind hoeft dit niet expliciet te laten zien
Mondelinge taalvaardigheid Fase 1 -
Fase 2 –
Fase 3 –
Fase 4 -
Fase 5 –
Fase 6 –
(basisniveau eind groep 1)
(basisniveau eind groep 2)
(streefniveau eind groep 2) / (basisniveau ½ groep 3)
(basisniveau eind groep 3)
(streefniveau eind groep 3) / (basisniveau ½ groep 4)
(basisniveau eind groep 4)
Subdomein: Woordenschat en woordgebruik Inhouden
Het kind …
Het kind …
Het kind …
Het kind …
Het kind…
Het kind …
Passieve woordenschat
Heeft een passieve/receptieve woordenschat van gemiddeld 800 woorden Begrijpt de aangeboden thema-woorden en basiswoordenschat door adequaat te reageren op vragen van de leerkracht
Heeft een passieve/receptieve woordenschat van gemiddeld 2000 woorden Begrijpt de aangeboden thema-woorden en basiswoordenschat door adequaat te reageren op vragen van de leerkracht Vraagt naar de betekenis van woorden o Wil het kind onbekende woorden
Heeft een passieve/receptieve woordenschat van gemiddeld 2500 woorden Begrijpt de aangeboden thema-woorden en basiswoordenschat door adequaat te reageren op vragen van de leerkracht Vraagt naar de betekenis van woorden o Wil het kind onbekende woorden begrijpen
Heeft een passieve/receptieve woordenschat van gemiddeld 3200 woorden Begrijpt de aangeboden thema-woorden en basiswoordenschat door adequaat te reageren op vragen van de leerkracht Vraagt naar de betekenis van woorden o Wil het kind uitbreidingswoorden
Heeft een passieve/receptieve woordenschat van gemiddeld 3700 woorden Begrijpt de aangeboden thema-woorden en basiswoordenschat door adequaat te reageren op vragen van de leerkracht Vraagt naar de betekenis van woorden o Wil het kind uitbreidingswoorden
Heeft een passieve/receptieve woordenschat van gemiddeld 4500 woorden Begrijpt de aangeboden thema-woorden en basiswoordenschat door adequaat te reageren op vragen van de leerkracht Vraagt naar de betekenis van woorden o Wil het kind uitbreidingswoorden
Indicatoren_leerlijn TPO_def.versie 13-08-2015
Leerlijn & Observatiepunten Engelse taal (TPO)
begrijpen Actieve woordenschat
Heeft een actieve/productieve woordenschat van gemiddeld 300 woorden Benoemt de aangeboden basiswoorden o Probeert het kind op aanmoediging van de leerkracht basiswoorden te gebruiken
Betekenisuitbreiding (semantiek)
Heeft belangstelling voor woorden en woordbetekenissen
Heeft een actieve/productieve woordenschat van gemiddeld 750 woorden Benoemt de aangeboden basiswoorden o Gebruikt het kind op aanmoediging van de leerkracht basiswoorden
Gebruikt nieuwe woorden
Heeft belangstelling voor woorden en woordbetekenissen Is er op gericht woorden productief te gebruiken
Gebruikt nieuwe woorden Doet moeite om samen met de leerkracht, Engelse woorden te vinden
begrijpen
Heeft een actieve/productieve woordenschat van gemiddeld 1000 woorden Benoemt de aangeboden basiswoorden o Probeert het kind de basiswoorden (spontaan) te gebruiken Gebruikt de aangeboden woorden in een gesprek of spel Gebruikt steeds meer verschillende en complexere woorden (hoeft nog niet correct te zijn)
Doet moeite om samen met de leerkracht, Engelse woorden te vinden Kan nieuwe woordbetekenissen uit (prenten)boeken afleiden
Heeft een actieve/productieve woordenschat van gemiddeld 1400 woorden Benoemt de aangeboden basiswoorden o Probeert het kind de basiswoorden spontaan te gebruiken Gebruikt de aangeboden woorden in een gesprek of spel Gebruikt steeds meer verschillende en complexere woorden Kan vorm- en betekenisaspecten van woorden onderscheiden (passief/receptief) Is zich bewust van het verschil tussen bevestigende en ontkennende taaluitingen
Doet moeite om samen met de leerkracht, Engelse woorden te vinden Kan nieuwe woordbetekenissen uit (prenten)boeken afleiden
begrijpen
begrijpen
Heeft een actieve/productieve woordenschat van gemiddeld 1600 woorden Benoemt de aangeboden basiswoorden o Gebruikt het kind de basiswoorden spontaan Gebruikt de aangeboden woorden in een gesprek of spel
Gebruikt steeds meer verschillende en complexere woorden Is zich bewust van het verschil in gebruik van persoonlijk voornaamwoorden Kan vorm- en betekenisaspecten van woorden onderscheiden (passief/receptief) Kan bevestigende en ontkennende taaluitingen onderscheiden Doet moeite om samen met de leerkracht, Engelse woorden te vinden - Let specifiek op: o persoonlijk voornaamwoord (moet goed gebruikt worden) Kan nieuwe woordbetekenissen uit een kort gesprekje/dialoog afleiden (niet actief)
Heeft een actieve/productieve woordenschat van gemiddeld 2000 woorden Benoemt de aangeboden basiswoorden o Gebruikt het kind de basiswoorden spontaan Gebruikt de aangeboden woorden in een gesprek of spel
Gebruikt bekende woorden in steeds meer situaties Gebruikt regelmatig verschillende en complexere woorden (maakt steeds minder fouten) Kent het verschil tussen enkel- en meervoudsvormen Begrijpt ontkenningen Kan vorm- en betekenisaspecten van woorden onderscheiden (passief/receptief)
Kan nieuwe woordbetekenissen uit (prenten)boeken en/of verhalen gebruiken Kan nieuwe woordbetekenissen uit een kort gesprekje/dialoog afleiden (niet actief) - Let specifiek op: o Enkel- en meervoudsvormen o ontkenningen
Indicatoren_leerlijn TPO_def.versie 13-08-2015
Leerlijn & Observatiepunten Engelse taal (TPO)
Mondelinge taalvaardigheid Fase 1 -
Fase 2 –
Fase 3 –
Fase 4 -
Fase 5 –
Fase 6 –
(basisniveau eind groep 1)
(basisniveau eind groep 2)
(streefniveau eind groep 2) / (basisniveau ½ groep 3)
(basisniveau eind groep 3)
(streefniveau eind groep 3) / (basisniveau ½ groep 4)
(basisniveau eind groep 4)
Subdomein: Vloeiend en verstaanbaar vertellen Inhouden
Het kind …
Het kind …
Het kind …
Het kind …
Het kind…
Het kind …
Verstaanbaar spreken
Herhaalt de aangeboden woorden Herhaalt standaardformuleringen
Herhaalt steeds meer: standaardformuleringen/ zinnen (bijvoorbeeld: Hello, my name is…. . How are you?) Probeert woorden (die expliciet zijn aangeboden in de klas) correct uit te spreken
LET HIERBIJ OP: - Of het kind redelijk goed te verstaan is; - Of het kind verschillende
Herhaalt standaardformuleringen Herhaalt eenvoudige zinnen
Spreekt duidelijk met de juiste uitspraak Herhaalt steeds meer standaardformuleringen/ zinnen (bijvoorbeeld: Hello, my name is…. . How are you?) Probeert woorden (die expliciet zijn aangeboden in de klas) correct uit te spreken LET HIERBIJ OP: - Of het kind over het algemeen goed te
Herhaalt langere zinnen
Herhaalt langere, complexere zinnen
Spreekt duidelijk met de juiste uitspraak o Zit er vooruitgang in het herhalen/uitspreken van standaardformuleringen (meer dan vijf woorden) Probeert woorden (die expliciet zijn aangeboden in de klas) correct uit te spreken
Spreekt duidelijk met de juiste uitspraak o Zit er vooruitgang in het herhalen /uitspreken van samengestelde zinnen o Gebruikt het kind steeds meer standaardformuleringen Probeert woorden (die expliciet zijn aangeboden in de klas) correct uit te spreken
Probeert steeds meer op een verstaanbare manier te spreken Probeert nieuwe woorden en zinnen (vaak standaardformuleringen) verstaanbaar uit te spreken
Benoemt en beschrijft alledaagse verschijnselen, die betrekking hebben op mensen, plaatsen en dingen; Beschrijft (in korte zinnen) veel voorkomende handelingen in school (bijv. buiten spelen, fruit eten) thuis (bijv. eten, naar bed gaan).
Vertelt over wat het gedaan of meegemaakt heeft op verstaanbare en op een steeds begrijpelijker wijze Gaat steeds meer eigen constructies (naast standaardformuleringen) gebruiken Beschrijft veel voorkomende handelingen in school (bijv. buiten spelen, fruit eten), thuis (bijv. eten, naar bed gaan) Beschrijft handelingen Maakt eigen constructies (deze zijn mogelijk minder goed verstaanbaar dan de standaardformuleringen)
LET HIERBIJ OP: LET HIERBIJ OP: - Of het kind goed te verstaan LET HIERBIJ OP: - Of het kind goed te verstaan is; is; LET HIERBIJ OP: - Of het kind goed te verstaan - Of het kind verschillende - Of het kind verschillende - Of het kind goed te verstaan is; klanken gebruikt;
Indicatoren_leerlijn TPO_def.versie 13-08-2015
Leerlijn & Observatiepunten Engelse taal (TPO)
klanken probeert te gebruiken;
Zinnen vormen (syntaxis)
Kan standaardformuleringen gebruiken, die in de klas geoefend zijn
Probeert, op aanmoediging van de leerkracht standaardformuleringen te gebruiken (bijvoorbeeld: I like ….; I don’t like…)
verstaan is; Of het kind verschillende klanken gebruikt; Kan standaardformuleringen gebruiken, die in de klas geoefend zijn Kan simpele vragen stellen en standaardformuleringen gebruiken, die m.b.v. routine ingeslepen zijn (bijvoorbeeld: How are you? How old are you?)
Probeert, op aanmoediging van de leerkracht standaardformuleringen te gebruiken (bijvoorbeeld: I My favourite colour is …) Probeert zinnen te formuleren met Engelse woorden en/of 'chunks' o Probeert het kind, na aanmoediging van de leerkracht een simpele vraag te stellen en/of standaardformulering te gebruiken Kan eenvoudige werkwoordsvervoegingen
klanken gebruikt;
Kan spontaan standaardformuleringen gebruiken - Om gedag te zeggen (bijvoorbeeld: See you later); - Zijn gevoelens te uiten (bijvoorbeeld: I'm excited); - Om hulp te vragen Benoemt alledaagse handelingen (bijvoorbeeld: May I go to the toilet, please?); Gebruikt eenvoudige vraagzinnen (bijvoorbeeld: What's this? Who's that?); Probeert zinnen te formuleren met gebruik van Engelse woorden en/of 'chunks' o Probeert het kind op aanmoediging van de leerkracht aangeboden Engelse zinnen te gebruiken Formuleert grammaticaal correcte simpele zinnen met de aangeboden Engelse woorden en/of 'chunks Kan eenvoudige werkwoordsvervoegingen maken o Maakt het kind vervoegingen met regelmatige
is; Of het kind verschillende klanken gebruikt;
-
Of het kind verschillende klanken gebruikt;
Maakt zinnen waarbij lidwoorden, voorzetsels en meervoudsvormen steeds vaker worden gebruikt (hoeft nog niet correct te zijn) Stelt eenvoudige vraagzinnen
Maakt steeds langere zinnen waarin lidwoorden, voorzetsels en meervoudsvormen voorkomen (hoeft nog niet correct te zijn) Gebruikt eenvoudige en soms complexe vraagzinnen (bijvoorbeeld: Where is my book? What's this? En: Who is that? Of: Can you come?)
Probeert zinnen te formuleren met afwisselend gebruik van Engelse en Nederlandse woorden Stelt vraagzinnen om ergens meer over te weten te komen, vooral gesloten vragen Durft de Engelse taal te gebruiken om iets voor elkaar te krijgen
Kan om hulp vragen door het gebruik van (merendeel) Engelse woorden of 'chunks'
Gebruikt steeds vaker complexe vraagzinnen om ergens meer over te weten te komen (naast gesloten ook open vragen) (bijvoorbeeld: How do you do that? En: How can I help you?)
Spreekt in volzinnen (zinnen die lijken op Nederlands (I was to MacDonalds. I eat a hamburger and french fries) of met woorden die al in het Engels zijn (I was to MacDonalds. I eat a hamburger and french fries): o Maakt het kind samengestelde zinnen o Spreekt het kind in volledige en goede zinnen o Gebruikt het kind een Engelse ‘zinsbouw’ met minimaal gebruik van Nederlandse woorden Gebruikt vraagzinnen om ergens meer over te weten te
Indicatoren_leerlijn TPO_def.versie 13-08-2015
Leerlijn & Observatiepunten Engelse taal (TPO)
maken o Oriënteert het kind zich op het verbuigen van werkwoorden
Benoemen van de wereld om zich heen (mensen, plaatsen, dingen, handelingen …)
Herkent en benoemt datgene wat in de klas geoefend is
Herkent en benoemt datgene wat in de klas geoefend is
werkwoorden Kan een boodschap duidelijk verwoorden o Kent het kind voldoende woorden om zich uit te drukken o Kent het kind standaardformuleringen (bijvoorbeeld: Miss, can you help me?) Herkent en benoemt datgene wat in de klas geoefend is
komen, door wie, wat, waar vragen te stellen (who, what, where, why, when, how) alles productief. Who is soms lastig productief (who/hoe)
Herkent, benoemt en probeert te beschrijven wat er in de klas geoefend is
(Het wereldbeeld van het kind wordt steeds groter en daarmee moet het benoemen en pogingen tot beschrijven van de wereld om zich heen ook toenemen)
(Het wereldbeeld van het kind wordt steeds groter en daarmee moet het benoemen en pogingen tot beschrijven van de wereld om zich heen ook toenemen)
(Het wereldbeeld van het kind wordt steeds groter en daarmee moet het benoemen en pogingen tot beschrijven van de wereld om zich heen ook toenemen)
(Het wereldbeeld van het kind wordt steeds groter, en daarmee moet het benoemen en (pogingen tot ) beschrijven van de wereld om zich heen ook toenemen)
De onderwerpen zijn dichtbij, ze gaan over het hier en nu, zijn context gebonden en concreet, vooral rond concrete voorwerpen of handelingen; de afstand tussen onderwerp en luisteraar is nog klein Kan het kind hetgeen geoefend is benoemen Probeert het kind actief gebruik te maken van de aangeboden woorden
De onderwerpen zijn dichtbij, ze gaan over het hier en nu, zijn context gebonden en concreet, vooral rond concrete voorwerpen of handelingen; de afstand tussen onderwerp en luisteraar is nog klein Kan het kind hetgeen geoefend is benoemen Probeert het kind actief gebruik te maken van de aangeboden woorden
De onderwerpen zijn dichtbij, ze gaan over het hier en nu, zijn context gebonden en concreet, vooral rond concrete voorwerpen of handelingen; de afstand tussen onderwerp en luisteraar is redelijk klein
De onderwerpen zijn dichtbij, ze gaan over het hier en nu, zijn context gebonden en concreet, vooral rond concrete voorwerpen of handelingen; de afstand tussen onderwerp en luisteraar is klein
Kan het kind hetgeen geoefend is benoemen Maakt het kind actief gebruik van de aangeboden woorden
Kan het kind hetgeen geoefend is, ook buiten de activiteit (buiten spelen, blokmomenten, thuis) benoemen Gebruikt het kind woorden die niet zijn aangeboden binnen de context
Herkent, benoemt en probeert te beschrijven wat er in de klas geoefend is
(Het wereldbeeld van het kind wordt steeds groter, en daarmee neemt ook het benoemen van de wereld om het kind heen toe) De onderwerpen zijn dichtbij, ze gaan over het hier en nu of over nabije omgeving, nabije toekomst/verleden; de verschijnselen en concepten worden complexer en abstracter; de afstand tussen onderwerp en luisteraar wordt groter Kan het kind hetgeen geoefend is, ook buiten de activiteit (buiten spelen, blokmomenten, thuis) benoemen Gebruikt het kind woorden die niet zijn aangeboden binnen de context
Herkent, benoemt en beschrijft wat er in de klas geoefend is, en dat wat het kind zelf aan ervaringen heeft opgedaan (gehoord, gezien of gelezen)
(Het wereldbeeld van het kind wordt steeds groter, en daarmee neemt ook het benoemen van de wereld om het kind heen toe) De onderwerpen zijn dichtbij, ze gaan over het hier en nu of over nabije omgeving, nabije toekomst/verleden; de verschijnselen en concepten worden complexer en abstracter; de afstand tussen onderwerp en luisteraar wordt groter Kan het kind hetgeen geoefend is, ook buiten de activiteit (buiten spelen, blokmomenten, thuis) benoemen Gebruikt het kind (spontaan) woorden die niet zijn aangeboden binnen de context
Indicatoren_leerlijn TPO_def.versie 13-08-2015
Leerlijn & Observatiepunten Engelse taal (TPO)
Mondelinge taalvaardigheid Fase 1 -
Fase 2 –
Fase 3 –
Fase 4 -
Fase 5 –
Fase 6 –
(basisniveau eind groep 1)
(basisniveau eind groep 2)
(streefniveau eind groep 2) / (basisniveau ½ groep 3)
(basisniveau eind groep 3)
(streefniveau eind groep 3) / (basisniveau ½ groep 4)
(basisniveau eind groep 4)
Subdomein: Luisteren Inhouden
Het kind …
Het kind …
Het kind …
Het kind …
Het kind…
Het kind …
Luisteren
Laat zien dat hij naar een ander luistert en geeft gepaste feedback door te knikken of te antwoorden (één woord) Knikt 'ja/nee' of antwoordt met 'Yes' of 'No'
Laat zien dat hij naar een ander luistert en geeft gepaste feedback (door te knikken of te antwoorden (3-woordzinnen)) Laat zien dat hij naar een ander luistert en geeft gepaste feedback (Yes, I do; I like it)
Instructie uitvoeren
Kan korte enkelvoudige instructies begrijpen en uitvoeren
Begrijpt opdrachten en voert deze uit (met visuele ondersteuning) o Begrijpt het kind korte enkelvoudige opdrachten zoals 'Sit down' Begrijpt wat er gezegd wordt (met visuele ondersteuning)
Kan enkelvoudige instructies begrijpen en dagelijks terugkomende handelingen uitvoeren Begrijpt opdrachten en voert deze uit (met visuele ondersteuning) o Begrijpt het kind enkelvoudige opdrachten zoals 'Can you sit on your chair, please' Begrijpt wat er gezegd wordt (met visuele ondersteuning)
Laat zien dat hij naar een ander luistert en geeft gepaste feedback (door te knikken of te antwoorden (korte zinnen)) Laat zien dat hij naar een ander luistert en geeft gepaste feedback (kindeigen) (I like the colour red) Kan enkelvoudige, maar langere, instructies begrijpen en uitvoeren
Begrijpt opdrachten en voert deze uit (met visuele ondersteuning) o Begrijpt het kind langere enkelvoudige opdrachten als ‘Can you get the pencils for me from the cupboard? Begrijpt wat er gezegd wordt (met visuele ondersteuning)
Begrijpt complexere zinnen
Begrijpt het kind ook moeilijkere zinnen en onderwerpen? Bijvoorbeeld een gesprek over een thema Kan meervoudige instructies begrijpen en uitvoeren (hoeft nog niet correct te zijn) Begrijpt opdrachten en voert deze uit o Begrijpt het kind meervoudige opdrachten zoals 'Close the door and sit on your chair, please’
Begrijpt steeds vaker complexe zinnen en zaken buiten het hier- en-nu (hoeft nog niet correct te zijn) Begrijpt het kind ook moeilijkere zinnen en onderwerpen? Bijvoorbeeld n.a.v. gebeurtenissen of thema Kan meervoudige instructies begrijpen en uitvoeren (hoeft nog niet correct te zijn) Begrijpt opdrachten en voert deze correct uit o Begrijpt het kind meervoudige opdrachten zoals 'Take your chair and sit in a circle’
Begrijpt complexere zinnen en zaken buiten het hier-ennu
Begrijpt het kind ook moeilijkere zinnen en onderwerpen? Bijvoorbeeld n.a.v. actuele gebeurtenissen
Begrijpt complexere instructies en kan deze uitvoeren
Begrijpt opdrachten en voert deze correct uit o Begrijpt het kind meervoudige opdrachten zoals 'I want you to do the following things: go to the hall, clean the floor and put the dirt in the bin'
Indicatoren_leerlijn TPO_def.versie 13-08-2015
Leerlijn & Observatiepunten Engelse taal (TPO)
Luisteren naar verhaal en begrijpen van een verhaal
Luistert naar een op de leeftijd afgestemd verhaal en begrijpt het verhaal Luistert naar een op de leeftijd afgestemd fragment op televisie of internet, met visuele ondersteuning (illustraties) en begrijpt het fragment
Luistert naar een op de leeftijd afgestemd verhaal en begrijpt het verhaal Luistert naar een op de leeftijd afgestemd fragment op televisie of internet, met visuele ondersteuning (illustraties) en begrijpt het fragment
Heeft zichtbaar plezier bij het luisteren naar verhalen Kan een voorgelezen, op de leeftijd afgestemd, verhaal met bewegingen ondersteunen of uitbeelden met behulp van de leerkracht
Heeft zichtbaar plezier bij het luisteren naar verhalen Kan een voorgelezen, op de leeftijd afgestemd, verhaal met bewegingen ondersteunen of uitbeelden met behulp van de leerkracht
LET OP: - pas het niveau van de verhalen aan bij zowel het belevingswereld als het niveau en leeftijd van het kind;
LET OP: - pas het niveau van de verhalen aan bij zowel het belevingswereld als het niveau en leeftijd van het kind;
Luistert naar een op de leeftijd afgestemd verhaal en begrijpt het verhaal Luistert naar een op de leeftijd afgestemd fragment op televisie of internet, met visuele ondersteuning (illustraties) en begrijpt het fragment
Kan gerichte vragen beantwoorden (mag in het Nederlands antwoorden) Kan een voorgelezen, op de leeftijd afgestemd, verhaal naspelen met behulp van aanwijzingen van de leerkracht
LET OP: - pas het niveau van de verhalen aan bij zowel het belevingswereld als het niveau en leeftijd van het kind;
Luistert naar een op de leeftijd afgestemd verhaal en begrijpt het verhaal Luistert naar een op de leeftijd afgestemd fragment op televisie of internet, met visuele ondersteuning (illustraties) en begrijpt het fragment Kan een verhaal coherent navertellen in eigen woorden (woorden zijn in principe wel aangeboden; mag in het Nederlands) Kan een voorgelezen, op de leeftijd afgestemd, verhaal naspelen met behulp van de leerkracht
Kan een verhaal coherent navertellen in eigen woorden (woorden zijn in principe wel aangeboden; mag in het Nederlands) Kan een voorgelezen, op de leeftijd afgestemd, verhaal naspelen met behulp van de leerkracht
Kan een verhaal coherent navertellen in eigen woorden (woorden zijn in principe wel aangeboden; mag in het Nederlands) Kan een voorgelezen, op de leeftijd afgestemd, verhaal naspelen met behulp van de leerkracht
LET OP: - pas het niveau van de verhalen aan bij zowel het belevingswereld als het niveau en leeftijd van het kind;
LET OP: - pas het niveau van de verhalen aan bij zowel het belevingswereld als het niveau en leeftijd van het kind;
LET OP: - pas het niveau van de verhalen aan bij zowel het belevingswereld als het niveau en leeftijd van het kind;
Luistert naar een op de leeftijd afgestemd verhaal en begrijpt het verhaal Luistert naar een op de leeftijd afgestemd fragment op televisie of internet, met visuele ondersteuning (illustraties) en begrijpt het fragment
Luistert naar een op de leeftijd afgestemd verhaal en begrijpt het verhaal Luistert naar een op de leeftijd afgestemd fragment op televisie of internet, met visuele ondersteuning (illustraties) en begrijpt het fragment
Mondelinge taalvaardigheid Fase 1 -
Fase 2 –
Fase 3 –
Fase 4 -
Fase 5 –
Fase 6 –
(basisniveau eind groep 1)
(basisniveau eind groep 2)
(streefniveau eind groep 2) / (basisniveau ½ groep 3)
(basisniveau eind groep 3)
(streefniveau eind groep 3) / (basisniveau ½ groep 4)
(basisniveau eind groep 4)
Indicatoren_leerlijn TPO_def.versie 13-08-2015
Leerlijn & Observatiepunten Engelse taal (TPO)
Subdomein: Gesprekjes voeren Inhouden
Het kind …
Het kind …
Het kind …
Het kind …
Het kind…
Het kind …
Initiatief nemen bij een gesprekje
Neemt op aanmoediging van de leerkracht deel aan een gesprekje tussen bijvoorbeeld 2 of meer kinderen Kan een kort gesprekje met vaste uitdrukkingen voeren o Kan het kind met behulp van de leerkracht een kort gesprekje voeren Geeft (een eenvoudig) antwoord op (half open)-, aanwijs-, luister- of keuzevragen van de leerkracht of een ander kind
Kan antwoord geven op vragen o Kan het kind eenvoudig antwoord geven op (half open) vragen van de leerkracht of een ander kind
Kan antwoord geven op vragen o Kan het kind gepast antwoord geven op vragen van de leerkracht of een ander kind
(geen doelen)
Vragen beantwoorden
(geen doelen)
Geeft antwoord op aanwijsvragen
Kan antwoord geven op aanwijsvragen. This is a …….
Geeft antwoord op aanwijs-, gesloten en wieof wat vragen met standaardformuleringen die in de klas zijn aangeboden
Wie- of wat vragen: My name is …; I'm fine, thank you; I'm six years old
Neemt, naast gesprekken in de kleine groep, af en toe deel aan gesprekken in de grote kring, onder leiding van de leerkracht Kan een kort gesprekje met vaste uitdrukkingen voeren o Kan het kind een kort gesprekje voeren, met behulp van de leerkracht Probeert gepast antwoord te geven op open vragen van de leerkracht of een ander kind (hoeft niet correct te zijn)
Kan een kort gesprekje beginnen en reageren op wat de ander zegt, onder leiding van de leerkracht
Kan een gesprek beginnen, gaande houden en/of beëindigen met behulp van de leerkracht
Geeft antwoord op open vragen van de leerkracht of een ander kind (hoeft niet correct te zijn): waarmee, wanneer, waarom, etc. Doet pogingen om open vragen en indirecte vragen te beantwoorden Kan antwoord geven op vragen o Kan het kind gepast antwoord geven op open vragen als ook indirecte vragen (hierbij letten op het taalkundig formuleren bij de zinnen)
Neemt, naast gesprekken in de kleine kring, regelmatig deel aan gesprekken in de grote kring, onder leiding van de leerkracht Kan een gesprek volgen in de grote kring Kan deelnemen aan een gesprek in de grote kring (voor korte periode(n)) Geeft gepast antwoord op vragen van de leerkracht of een ander kind Beantwoordt open vragen en indirecte vragen
Kan gepast antwoord geven op vragen van leerkracht of ander kind o Kan het kind gepast antwoord geven op open vragen als ook indirecte vragen (hierbij letten op het taalkundig formuleren bij de zinnen)
Ontluikende geletterdheid Fase 1 -
Fase 2 –
Fase 3 –
Fase 4 -
Fase 5 –
Fase 6 –
Indicatoren_leerlijn TPO_def.versie 13-08-2015
Leerlijn & Observatiepunten Engelse taal (TPO)
(basisniveau eind groep 1)
(basisniveau eind groep 2)
(streefniveau eind groep 2) / (basisniveau ½ groep 3)
(basisniveau eind groep 3)
(streefniveau eind groep 3) / (basisniveau ½ groep 4)
(basisniveau eind groep 4)
Subdomein: Fonemisch bewustzijn en alfabetisch principe Inhouden
Het kind …
Het kind …
Het kind …
Het kind …
Het kind…
Het kind …
Reageren op rijmpjes (klankbewustzijn)
Auditieve analyse en synthese (Fonemisch bewustzijn)
Doet ervaring op met rijmen Doet mee met spelletjes rondom de Engelse taal Probeert bestaande rijmpjes en versjes op te zeggen
Doet mee met woord- en klankspelletjes Kan samengestelde woorden opdelen in afzonderlijke componenten Kan bestaande rijmpjes en versjes opzeggen
Maakt onderscheid tussen de vorm en de betekenis van woorden Herkent en gebruikt rijmwoorden (ook productief) Kan zinnen in woorden verdelen
Probeert zelf te rijmen
Doet steeds meer pogingen om te rijmen
Kan samen met iemand anders een rijmpje opzeggen Heeft plezier in het zingen van liedjes waar rijm (eindrijm) in voorkomt (geen doelen)
Maakt zinnen af uit vaker voorgelezen boekjes of rijmpjes Kan het verschil tussen lange en korte woorden horen (geen doelen)
Kan het een lang woord opdelen in kortere stukjes (lettergrepen) Probeert lettergrepen te plakken
Probeert rijmwoorden te bedenken bij woorden (uit basiswoordenlijst)
Probeert rijmwoorden te bedenken bij woorden (uit uitbreidingswoordenlijst)
(geen doelen)
Probeert woorden en/of klanken te sorteren Doet, op eigen initiatief, pogingen om Engelse woorden en teksten te ontcijferen (bijvoorbeeld door het ontcijferen van geschreven teksten op kleding, zoals 'I am cool') Probeert gesproken woorden in klanken te verdelen en deze weer samen te voegen
Stelt, op eigen initiatief, vragen over hoe je bepaalde Engelse woorden (in geschreven taal) uitspreekt
Stelt vragen over hoe je bepaalde Engelse woorden (in geschreven taal) uitspreekt
Stelt, op eigen initiatief, Stelt vragen over hoe je vragen over hoe je bepaalde bepaalde Engelse woorden Engelse woorden (in (in geschreven taal) geschreven taal) uitspreekt uitspreekt
Indicatoren_leerlijn TPO_def.versie 13-08-2015
Leerlijn & Observatiepunten Engelse taal (TPO)
Taalbeschouwing Fase 1 -
Fase 2 –
Fase 3 –
Fase 4 -
Fase 5 –
Fase 6 –
(basisniveau eind groep 1)
(basisniveau eind groep 2)
(streefniveau eind groep 2) / (basisniveau ½ groep 3)
(basisniveau eind groep 3)
(streefniveau eind groep 3) / (basisniveau ½ groep 4)
(basisniveau eind groep 4)
Subdomein: Inhouden
Het kind …
Het kind …
Het kind …
Het kind …
Het kind…
Het kind …
Nadenken en praten over taal
Is zich bewust van het (eigen) gebruik van Engels tegen een ander kind (bijvoorbeeld: ‘No, you have to say tree, not 'boom'’)
Is zich bewust van het (eigen) gebruik van Engels tegen een ander kind (bijvoorbeeld: ‘No, you have to say tree, not 'boom'’)
Wordt zich steeds meer bewust van de verschillen en overeenkomsten tussen de Nederlandse en Engelse taal
Probeert het taalgrapjes
Wordt zich steeds meer bewust van de verschillen en overeenkomsten tussen de Nederlandse en Engelse taal
Maakt het eenvoudige taalgrapjes
Doet pogingen om de uitspraak van het Engels te voorspellen op basis van vergelijkbare woorden. Doet pogingen om de betekenis van Engelstalige woorden te herleiden uit een lemma (trefwoord) Maakt het taalgrapjes
Indicatoren_leerlijn TPO_def.versie 13-08-2015