Molenhoek schrijft
Vooraf ‘Molenhoekers schrijven, verhalen over een dorp’, is het resultaat van een project in het kader van ‘Molenhoek pakt aan 2’ (2014). Het is uitgevoerd door zes schrijfgrage Molenhoekers. Zij organiseerden twee workshops ‘pakkend en creatief schrijven’, waaraan 12 dorpsgenoten deelnamen. Vervolgens daagden zij Molenhoekers uit voor een schrijfwedstrijd met Molenhoek als thema. Dat leverde zestien mooie verhalen op. Die hebben we gebundeld in een boekje, waarvan dit document een digitale versie is. De apotheose van het project vond 18 december plaats in de Brasserie van het Jachtslot in Molenhoek. Tijdens een literair diner, waar 45 dorpsgenoten aan deelnamen las Tomas Verbogt mooie en soms ook hilarische stukjes voor uit eigen werk. In het daarop volgend literair café met 65 bezoekers werden de prijswinnaars bekend gemaakt, nadat eerder vijf schrijvers waren genomineerd. Thomas Verbogt riep Sophie Hefti (Josephine), schrijver van ‘Toch gelijk’ uit als winnaar van de literaire hoofdprijs. Daarna bleek dat ook de aanwezige gasten op ‘Toch gelijk’ gestemd hadden. Sophie kreeg daarom ook de publieksprijs. Het verhaal ‘Kloosterkamer’ van Piet Roberts (Piro) werd gelauwerd met ‘De Gelderlanderprijs’, toegekend door drie journalisten van die krant. Inmiddels is het boekje zo goed als uitverkocht. Daarom deze digitale versie, zodat niemand de boeiende inhoud hoeft te missen. Veel dank aan allen die meewerkten aan het slagen van dit project. 1
Molenhoekers schrijven Verhalen over een dorp
2
Molenhoekers schrijven Verhalen over een dorp door
Piro
Montaigne
Oranje Paars
Molina
K. Rol.
El Buey
Amourette
De bussjooffeur
Josephine
Koala
Sietse
DeBacle
Bob Stanhope Droomster
Lichtpuntje
Dreamer 3
COLOFON
HARRY HENDRIX redactie HARRY HENDRIX en PIET ROBERTS schrijversbende HARRY HENDRIX en PIET ROBERTS en PETER JANSSEN en TINEKE HAEGENS en ERIK DRACHT en MARLIES MEZGER deze editie rolde uit de machines van PRINTSERVICE OVERASSELT de foto’s zijn van BARRY ROOIJAKKERS en HARRY HENDRIX en de AUTEURS zelf dankjewel AAN ALLE SPONSORS mastermind
ALGEMEEN ‘Molenhoek schrijft’ is één van de projecten in het kader van ‘Molenhoek pakt aan 2014’, van Dorpsraad Molenhoek.
COPYRIGHT
Het overnemen van artikelen als bedoeld in artikel 15 van de Auteurswet is niet toegestaan. De redactie is niet aansprakelijk voor eventuele onjuistheden in deze uitgave.
Contact en informatie
[email protected] www.dorpsraadmolenhoek.nl
Eerste druk: december 2014 ©’Molenhoek schrijft’, 2014
ISBN: 6584-2014-12-19
4
Inhoud
Voorwoord
6
Inzendingen voor de prijsvraag 1. DeBacle. De straatprijs
8
2. Sietse. Van manager tot spreekstalmeester
11
3. Dreamer. Mijn Molenhoeks Makkie
14
4. Koala. Lezen we nog?
16
5. Piro. Kloosterkamer
18
6. Oranje Paars. Oranje paars
20
7. Montaigne. Doe mij maar Molenhoek!
22
8. Molina. Ode aan de grenssteen
25
9. K. Rol. Mooi Molenhoek
25
10. El Buey. Dromertje
29
11. De bussjooffeur. De oversteek
32
12. Amourette. Passionele liefde
35
13. Josephine.Toch gelijk
39
14. Bob Stanhope. Een verdwaalde zomerdag in november
41
15. Lichtpuntje. Het kan misschien nog mooier op de Kuilseweg
44
16. Droomster. Over doperwten, lsd en Molenhoek
46
17. Juryrapport
48
Gastschrijvers 18. Kinda da Silva. Aldeia Molenhoek
51
19. Gerard Grubben. De kunst van het ouder worden
52
20. Harry Hendrix. Jachtslot Mookerheide
55
5
Voorwoord De Kanteling hangt al jaren als een mantra boven ons hoofd. Begrippen als zelfredzaamheid en participatiesamenleving zijn ermee verbonden. Maar hoe ziet de Kanteling er in de praktijk uit? Dorpsraad Molenhoek geeft het voorbeeld. Vijf jaar geleden kantelde die; zij het wellicht onbewust. Ondertussen zit die kanteling in haar genen en wordt er in Limburg zelfs al gesproken over de ‘Molenhoekse aanpak’. Ze staat met haar gezicht naar het dorp en niet naar het gemeentebestuur, zoals in veel dorpen gebruikelijk is. Zij roept dorpsgenoten op om zelf plannen te maken en uit te voeren. Zij stimuleert, daagt uit en faciliteert. Zij heeft een hoge dunk van de zelfredzaamheid, of beter nog ‘samenredzaamheid’, van Molenhoekers. Het begon vijf jaar geleden toen de gemeenteraad in grote meerderheid besloot dat Mook moest fuseren met Bergen en Gennep. Ze vergat te vragen hoe inwoners daar zelf over dachten. Geen gekantelde mentaliteit, vond de piepjonge Dorpsraad. Ze besloot tot een raadpleging onder de inwoners. En zie: twee derde van de inwoners (en niet de Dorpsraad zelf zoals boze tongen beweerden) wees de fusie af. Verongelijkte gezichten van raadsleden waren het loon voor deze gekantelde aanpak. Maar de toenmalige minister Donner begreep het beter en blies de fusie af. De Dorpsraad ging door op de ingeslagen weg. Zij vroeg kinderen van basisschool de Grote Lier om opstellen te schrijven over wat zij goed en minder goed vonden in Molenhoek. Honderd mooie en soms ontroerende verhalen waren het resultaat. Daarna lanceerde ze twee keer de campagne ‘Molenhoek pakt aan’. Ze daagde dorpsgenoten uit om plannen in te dienen voor (nog) meer leefbaarheid in het dorp. De Dorpsraad steunde mentaal en deelde stimuleringsprijzen uit om de voortgang te faciliteren. In 2013 leverde dat acht en in 2014 tien prachtige projecten op. Op de website van de Dorpsraad kunt u ze vinden: de bijenhotels, Meet & Eat, Opschoondagen, milieueducatie op scholen door Animo, de fietsloopbrug, de moestuin voor scholieren, het LOP, de leesclub, enzovoorts. Eén van de loten aan de stam van ‘Molenhoek pakt aan 2014’ is ‘Molenhoek schrijft’. Zes schrijfgekke Molenhoekers, ook wel de ‘schrijversben-
6
de’ genoemd, namen het initiatief. Zij riepen Molenhoekers op mee te doen aan een schrijfwedstrijd. Zestien verhalen om van te smullen druppelden via de digitale snelweg onze mailbox binnen. Stuk voor stuk authentieke ontboezemingen over het wonen en leven in Molenhoek. Het zijn juweeltjes die ons iets vertellen over de identiteit van Molenhoekers. Gepassioneerde droomverhalen over Molenhoeks Makkie en lyrische verhalen over de ons omringende natuur zoals de Mookerhei, de Heumense Schans en het Lierdal. Maar ook verhalen met overpeinzingen over het dagelijks leven in Molenhoek. Al die verhalen dragen bij aan het ontdekken en ontwikkelen van een dorpsidentiteit. En die is op haar beurt weer van belang voor de ontwikkeling van een persoonlijke identiteit. Verhalen verbinden dorpsgenoten en dat is van grote waarde in een tijd waarin de onderlinge banden losser worden. Schrijven schijnt volgens deskundigen ook een positief effect te hebben op gezondheid, zelfvertrouwen en vitaliteit. Schrijven vereist niet alleen dat je goed observeert maar ook dat je afdaalt in de diepste krochten van jezelf. Die krochten belemmeren je vaak om te zien wat er om je heen werkelijk te zien is. Vaak construeren we een werkelijkheid, zoals we willen dat die is. Waarden en belangen kleuren onze beelden. We fotoshoppen er meestal duchtig op los. Schrijven is daarom ook een ontdekkingstocht naar jezelf. Maar schrijven is vooral ook een leuke en creatieve bezigheid. Dat hebben twaalf Molenhoekers ervaren toen zij in september deelnamen aan twee trainingsdagen ‘pakkend en creatief schrijven’. Het was voor hen warmlopen voor de schrijfwedstrijd. Acht van hen leverden een verhaal in. Acht anderen deden dat zonder training. De resultaten van dit creatieve zestiental kunt u in dit boekje lezen. Veel leesplezier! Harry Hendrix ‘Molenhoek schrijft’
7
1 De straatprijs De zon scheen en het was minstens 15 graden bij de start van het Molenhoeks Makkie 2014. Een prachtige dag om je eens lekker uit te sloven op de hellingen rondom de Heumense schans, een oud verdedigingswerk uit de 17e eeuw. Sjors, sinds een aantal jaren inwoner van Molenhoek en een regelmatige loper, kon dit mooie evenement niet aan zich voorbij laten gaan. En dus stond hij in short tide en een door een lokale ondernemer gesponsord shirt te popelen in het startvak om de tien kilometer in maximaal 55 minuten af te leggen. Op dat moment was van enige rivaliteit tussen de lopers nog geen enkele sprake. Daar was het weer te mooi voor en de stemming onder de lopers te gezellig. Maar hij speelde met de gedachte een list te verzinnen om de straatprijs dit jaar naar zijn straatje te halen. Niet dat hij het type streber was of een dusdanig goede loper dat die wens ook maar enige realiteitszin in zich had, maar het jeukte. Een beker op de kast was toch wat anders dan een zoveelste middelmatige prestatie. Toen het startschot viel, in de pas met het spoorschema van de lijn VenloNijmegen, kwam de meute op gang. Sjors had bij het horen van het schot direct een onbestemd gevoel. Een startschot was niets bijzonders voor hem, hij had per slot van rekening al bij vele wedstrijden aan de start gestaan, maar dit keer was het anders, doffer, als of het niet de lucht in ging. De drukte belette hem voortvarend een basis te leggen voor een acceptabele eindtijd. Na de eerste bocht richting Lindelaan ging het beter en eenmaal over de spoor was van enige hinder geen sprake meer. Normaal gesproken kon hij tijdens het lopen zijn hoofd helemaal leeg maken, nergens aan denken en alleen genieten van de cadans en de omgeving. Dit keer liet de gedachte aan de straatprijs hem maar niet los. Hij woonde nog niet zó lang in Molenhoek dat hij zijn medelopers kon plaatsen in een bepaalde straat maar hij kon het niet laten om bij iedereen die hem of die hij voorbij liep een blik in de ogen te werpen met een intensiteit die angst inboezemde. Laten struikelen was natuurlijk veel te opzichtig, hij moest een list bedenken. Naar mate meer iets te trage kilometers achter hem lagen, begon het idee langzaam obsessieve vormen aan te nemen. De straatprijs van het Molenhoeks Makkie, waar hebben we het over. Het belette hem voluit te gaan en te genieten zoals altijd tijdens het hardlo-
8
pen. Hij kende zelfs de meeste van zijn eigen straatgenoten nauwelijks, laat staan hun sportieve prestaties. Ook een zingende burgemeester, een echt stevige klim door het losse zand op de Heumense schans of mooie chello-klanken in een wei, konden zijn gedachten niet verzetten. Halverwege de Bisseltsebaan begon Sjors zich te realiseren waar hij mee bezig was, hij zag de waanzin er van in maar kon er desondanks niet van loskomen. Een blik op zijn loophorloge leerde hem dat hij ondanks dat hij totaal niet met het lopen bezig was, toch redelijk op schema lag voor zijn beoogde eindtijd. Zijn trainer had het er altijd over dat een goede eindtijd meer tussen de oren dan in de benen zat maar nu zat er echt wat anders tussen die weerstand verhogende uitsteeksels. In de bocht richting Jachtslot wist hij het. Tijdens de loop kon hij zonder dat het er veel te dik boven op kwam te liggen, niets veranderen aan de uitslag, bovendien naderde de finish. De straatprijs werd pas veel later bekend gemaakt en daar zag hij ineens mogelijkheden. Die gedachte gaf hem vleugels en op de pittige klim omhoog naar het Jachtslot wist hij zelfs een veel jongere loper in hetzelfde sponsorshirt onder het voorbij lopen te stimuleren door te gaan terwijl hij zeker wist dat die niet bij hem in de straat woonde. De laatste meters over het spoorbruggetje en de Stationsstraat vlogen onder zijn voeten door en hij finishte in 54:47, net onder zijn beoogde eindtijd. Een goed gevoel niet zozeer vanwege zijn prestatie maar vooral door zijn onder het lopen opgekomen plannetje om deze editie van het MoMa een bijzonder vervolg te geven. Na de koolhydraten te hebben aangevuld met gesponsorde appeltaart, sportdrankje en een bakje fruit ging hij snel naar huis om zijn plannetje verder uit werken. Het kwam op de juiste timing, nee op de juiste tijden aan. Na een lekker warme douche kroop hij direct achter zijn laptop om zijn inmiddels ongepaste vormen aannemende obsessie ten uitvoer te brengen. Via www.uitslagen.nl wist hij achter het IP-adres van de website van het MoMa te komen. Met zijn achtergrond in de ICT was het vervolgens een koud kunstje om de database met eindtijden te kraken. Al snel bleek dat de oplossing niet simpel zou worden. Miranda Boonstra van een andere postcode voorzien was natuurlijk veel te opzichtig. Ook de slechts drie
9
deelnemers uit zijn straatje waren een probleem. Om in aanmerking te komen voor de straatprijs moesten zeker vijf lopers gefinisht zijn. Om dat te bereiken was een multidisciplinaire aanpak noodzakelijk. Hij voegde een paar fictieve lopers met een mooie eindtijd toe, paste de eindtijd van een aantal concurrenten iets naar beneden aan, verhuisde mensen naar al of niet bestaande postcodes en liet zelfs een enkeling uit de uitslagen verdwijnen. Om de kans op ontdekking van deze fraude te verkleinen maakte hij zelfs het inschrijfgeld voor het toegevoegde startnummer over naar de rekening van het MoMa. Voor een goede eindklassering moest je per slot van rekening iets overhebben. Hij kende de regels voor het bepalen van de beste straat niet tot in detail maar hij sloot de database af met een goed gevoel en zonder ook maar een bite als spoor achter te laten. 14 November tijdens het dorpscafé zou de straatprijs bekend gemaakt worden en Sjors zou daar zeker bij zijn en niet alleen om er een lekker biertje te drinken. DeBacle
10
2 Van manager tot spreekstalmeester Als je binnenkomt, vallen de rood gevlekte plavuizen en donkerbruine plafondbalken onmiddellijk in het oog. Een kop tomatensoep staat voor hem klaar. Twee van zijn kleinkinderen sorteren post uit hoog opgestapelde kratten om die even later te gaan bezorgen. Ik ben op bezoek bij Twan Peters, een wat verderop in mijn straat wonende buurman. Twan is 89 jaar en heeft twee dochters met resp. 16 en 2 kinderen. Hij is waarschijnlijk een van de oudste inwoners van Molenhoek. "Toen ik hier kwam wonen, bestond de Ringbaan slechts uit een reep asfalt, verder niets. De koeien stonden tot in de achtertuinen van de Eikenlaan. Daarvóór woonden we in de laatste straat van Nijmegen, zeg maar Hatert. In een nieuw rijtjeshuis dat 15.000 gulden had gekost. Ik had het met de krantenadvertentie in de hand telefonisch zo bij de makelaar gekocht." Zo kon dat kennelijk nog in de zestiger jaren. Hij moet er zelf smakelijk om lachen. Maar in Hatert en Grootstal rukte de woningbouw zodanig op dat Twan en zijn vrouw het gevoel kregen zo'n beetje in de stad te wonen. Dat wilden ze niet, en ze gingen op zoek naar een woning in een wat dorpser omgeving. "Ik was per slot van rekening zelf groot gegroeid op het platteland, in Hees. En hier in Molenhoek oogde alles nog zo landelijk, overal weilanden en bossen. Het was eigenlijk niet eens een dorp, meer een wijk, er was alleen een kerk. En je kon kruidenierswaren kopen in de voorkamer van familie De Best aan de Stationsstraat. En verder deden we onze boodschappen in een houten keet van Heijmans in Malden. Wij waren de eerste bewoners van de Ringbaan, en je ziet, ik woon er nog steeds. Hoewel..., mijn vrouw en ik zijn op zeker moment naar een bejaardenhuis verhuisd. Zij heeft er niet lang geleefd, en ik ben daarna weer teruggegaan naar hier." Dat het Molenhoek was geworden, had nog een andere reden. Twan Peters werkte in Cuijk, bij papierfabriek Lotus. Hij was er planner en organisator. Jarenlang fietste hij er via het pontje naar Katwijk naar toe. Vele jaren later was hij vrijwilliger bij de MOS, de Mookse Omroep- stichting. Die zetelde boven de sacristie van de kerk hier. Toen er sprake was van een gemeentelijke fusie tussen Mook, Gennep en Bergen, besloot het
11
bestuur ook tot één nieuwe grotere omroep over te gaan. Die herindeling is uiteindelijk niet door- gegaan, en de nieuwe omroep evenmin. "Ik had er elke zondag een vast programma, van 1 tot 3 uur. Vooral bedoeld voor ouderen. Ik was voorzitter van de Ouderen- bond hier en vond de radio een prachtig medium om hen te bereiken. Het programma bevatte informatie, verhalen en muziek. Ik bewaar nog schriften vol met vaak berijmde nieuwsitems en anekdotes die ik aan de luisteraar presenteerde. Je vraagt je misschien af hoe ik dat allemaal uit mijn mouw schudde. Nou, dat zit zo. Ik heb nogal veel verschillende opleidingen gevolgd. Ik kon overal over meepraten. En dat begon al toen ik bij Lotus werkte. Zaterdags was het daar altijd schoonmaaktijd, en ik vertelde dan intussen wat nieuwtjes uit het bedrijf. En als er bijvoorbeeld een jubileum van deze of gene was, zeiden ze tegen me: doe jij die toespraak maar. Zo ben ik langzamerhand tot het vertellen van verhalen gekomen." Bent u voor uw kinderen nou ook zo'n verhalenverteller geweest? "Nou, niet zoveel hoor. Dat is wel gek hè. Maar dat kwam eigenlijk doordat ik zo'n verantwoordelijke en stressvolle baan had. Ik zat soms hele dagen te vergaderen. En daar kwam bij dat op een bepaald moment instanties van buiten mij vroegen om cursussen te geven, ja in de avonduren natuurlijk. Cursussen Vergaderen, Discussiëren, Spreken in het openbaar bijvoorbeeld. Ik maakte die zelf en gaf ze ook zelf. Zo heb ik ooit de Top van de Vierdaagse begeleid. Dat was een leuke tijd, wel intensief. Maar ik verdiende 's avonds meer dan overdag! Daar heb ik het vertellen min of meer geleerd." Van het een kwam het ander. Zo verdiepte Peters zich ook in toneel, logopedie en psychologie. Dat kon hij weer voor zijn cursussen gebruiken. Hij organiseerde er rollenspellen en acts. Vorig jaar kwam hij in contact met een organisatie die verhalen met ouderen probeert te maken, waarbij elk verhaal gecoacht wordt. Een soort masterclass. "Ik heb daaraan meerdere keren in verschillende groepen meegedaan. Op een gegeven dag kreeg ik een aanbieding om bij het Wintercircus in Apeldoorn, bij een speciaal programma van een opleiding voor circusartiesten, spreekstalmeester te worden. Ik heb daar toen, in een circusachtige uitdossing natuurlijk, dat bekende liedje van Jacques Herb 'De Clown' gekaraookt. Geweldig! Het was zo'n succes dat ze me
12
meteen weer voor dit jaar hebben uitgenodigd." Waar komt die vitaliteit bij u toch vandaan? "Levenshouding hè. Een klein beetje filosofie van het leven. Dat was al zichtbaar in mijn werk. Maar ook als de mensen hier komen die mij verzorgen. Iedereen komt hier graag." In ieder geval ook de 16 kleinkinderen die hier om de hoek wonen en dagelijks in- en uitvliegen. Hoe is dat, opa zijn van 18 kleinkinderen? "Ik vind het geweldig! Het leuke is, het varieert van nog jong tot al het hebben van een gezin. Ik heb al 3 achterkleinkinderen. Ik ken ze doorgaans wel van naam. En ik krijg te horen als ze jarig zijn. Cadeautjes kopen hoeft niet meer, ik stop ze wat geld toe. Leuk vind ik ook dat ik weer meemaak wat die jonge gezinnen meemaken. Gezinnen van deze tijd. Met grote verschillen hoor, óók tussen de generaties onderling." Als ik m'n recordertje stop zet, komt een zoveelste kleindochter met partner de kamer binnen. Ik zie het direct, ze lijken allemaal op elkaar. Ze ziet er keurig opgedoft uit. Echt bij opa op visite. Sietse
13
3 Mijn Molenhoeks Makkie ‘Who'll stop the rain’ is het eerste dat ik hoor bij het wakker worden. Dat heb je als de wekker een radio is. Mijn bedgenote constateert dat het regent. Balen, vandaag is Molenhoeks Makkie en daarvoor heb ik me ingeschreven. Even voor tienen ben ik bij de start, leuk om de 15 km te zien vertrekken. Ik schrik me rot, niet van het startschot maar de kerkklokken beginnen ineens keihard te luiden. Wat een kabaal in zo’n dorp, waar is dat goed voor? Dan mag ook ik aan de bak, samen met vele honderden 10 km lopers. Wat hangt daar in de lucht? Een drone? Felle lampen verblinden me. Een terroristische aanval? Bukkend ren ik verder, ik ben kennelijk niet geraakt. Aan het eind van de Stationsstraat blijkt de weg versperd. Opgebroken vanwege de aanleg van een keerlus voor de bus. Rechts door het zand banjeren, daar gaat mijn p.r. Versnellen nu en linksaf het spoor over. Een zware bromtoon overstemt onze gitaarspelende en zingende burgemeester. Blauwe walmen ontnemen me het zicht. Loop ik nog goed? Woest blaffende honden happen naar mijn kuiten, oh nu weet ik weer waar ik ben. En gelukkig, daar fietst een mountainbiker als baken vooruit. Ho, dat zijn wel heel veel mountainbikers. Links en rechts jakkeren ze langs me heen. Er is toch geen wedstrijd aan de gang? Omhoog en omlaag gaat het, de bikers zijn weg. Mijn hart gaat tekeer maar de geest komt even tot rust. Een felle klim, een lange afdaling en daar de beruchte zandbak. Hoe moet ik daar doorheen met al die fotografen? Het lijkt wel het fotomoment van het Koninklijk Huis. Wild gebarend baan ik me een weg door de paparazzi, rechtsaf nu achterlangs het Jachtslot. Nog even en dan komt die nieuw aangelegde poel in zicht. De regen is nog niet opgehouden, is daardoor de poel veranderd in een ware rivier? Wadend door het wassende water lopen mijn schoenen vol. Hou ik nog vol? Het moet, doorgaan nu, nog een paar kilometer te gaan. Boomwortels en modder maken dit stuk tot een spekglad parcours. Slippend en spetterend gaat het voort. Nu omhoog naar het Jachtslot, hoorngeschal! Highlandgames en Fair lijken samen te spannen om me de laatste energie uit het lijf te persen. Geestelijk en lichamelijk slalommend weet ik
14
botsingen te voorkomen. Nu komt het aan om op reserve door te jassen. De finish lokt maar is nog niet in zicht. Oh no, het spoorbruggetje zit verstopt, een te brede auto probeert er over te komen. Ik kan net onder zijn linkerspiegel doorkruipen, een paar geschaafde knieën geven me de adrenalinestoot die ik nodig heb om de laatste kilometer af te leggen. De speaker ziet me aankomen, startnummer 1313. ‘Vorig jaar was hij nog 10 minuten sneller, wat is er gebeurd onderweg’? De wekkerradio loopt af. Ik hoor ‘hey, hey, hey beautiful Sunday’. Het belooft een prachtig mooi Molenhoeks Makkie te worden. Dreamer
15
4 Lezen we nog? Een interview met Peter Ik legde Peter, docent Nederlands, de vraag voor: het lijkt wel of de belezenheid van ons is afgenomen. Kun je iets vertellen over jouw leeservaringen? Een beetje onzeker keken we elkaar aan. Peter vond niet, dat de belezenheid was afgenomen. Kijk naar de jongeren. Zij zijn dagelijks met hun I-pad bezig en lezen snelle teksten. Natuurlijk is dat anders dan novelles lezen. Zij zijn niet met fictie bezig. Alhoewel: gamen, speurtochten...... Ik was even stil en liet de woorden na-echoën. Maar dan is het lezen niet afgenomen, het is alleen in een andere vorm? Peter aarzelde. Jaaa. Neee. Mmmmmm. Ik gooide het over een andere boeg: hoe waren je eigen leeservaringen? Peter: als kind was ik opgenomen in een ziekenhuis. Ik kreeg een boek over Daantje en een ander boek ging over drie kippen. Een soort stripboek. Dat vond ik spannend. Ik had weinig afleiding dus ik verslond die boeken. Maar was er een soort aha-erlebnis? drong ik aan. Peter legde uit, dat zijn motivatie om te lezen geleidelijk aan is gegroeid. De middelbare schooltijd heeft hij geen leesdrang bij zichzelf kunnen bespeuren. Ja, behalve dan de leraar Frans die de teksten zo prachtig kon dramatiseren.... Ik besloot het interview met de vraag of je door het lezen van fictie je beter kon verplaatsen in andere leefwerelden. Peter wist het niet. Ik bracht hem een beetje in verwarring. We lieten het hierbij. Ik dacht aan boeken van Couperus Eline Vere, Flauberts Madame Bovary en Thomas Mann's Zauberberg. Werelden werden hier naast elkaar gelegd. Ik vergat mijn eigen wereld. Verklaring van verschijnselen. Veroorzaakt door de natuur of een filosofische oorsprong? Herfst Kleuren verdiepen voeten ritselen de bladeren
16
vooruit steeds kloppen van een specht ik loop hoe lang? de Mookerhei door golvend land verstrakkende lucht omlijst de wereld deze strijkende viool. Koala
17
5 Kloosterkamer Ik sta midden op straat, de Kloostertuin. Vier meter hoger; daar was mijn kamer. Die kamer, in het klooster der paters Passionisten, keek uit op een kerktuin met een rij ijle populieren, die het zicht op de Stationsstraat voor een deel ontnam. Als ik aan mijn bureau zat kon ik, kijkend naar linksboven, precies zien hoe laat het was; de kerktoren stond bijna naast mijn kamer. Opdat de beminde parochianen de tijd die hen nog restte tot de eeuwigheid niet zouden vergeten sloegen de klokken om het kwartier, één, twee, drie, vier keer. Na vier keer werd ook nog het aantal uren gebeierd. Het dorp was stil in die tijd, er waren immers slechts enkele straten. Aan de overkant van de straat ontstond een nieuwe wijk. Eén van mijn klasgenoten op de gang had daar verkering gekregen, de slimmerik. Hij had zijn liefje ontmoet op het jongerenkoor, dat bijna elke zondag een beatmis verzorgde in de toen nog goed gevulde kerk. Ik zelf was geen koorlid en moest, wellicht als straf, een eind verder fietsen om míjn vriendinnetje te ontmoeten. Op mijn bureau stond een bakelieten radio, waarvan de zenders ‘Graz’, ‘Warschau’, Leipzig’’ en ‘Beograd’, als gevolg van een grondige poetsbeurt van de zenderplaat, enigszins vervaagd waren. Bij warmer weer zette ik het raam open en als de duisternis was ingevallen hoorde ik buiten slechts het ruisen van de populieren. Samen met de zwoele jazzklanken van ‘France Inter’ op mijn bakelietje dacht ik dan inspiratie te krijgen om van de moeilijke Latijnse zinnen toch nog leesbaar Nederlands te maken. Mijn school was het toenmalige Gabriëlcollege aan de Rijksweg in Mook, na fusies en naamsveranderingen het huidige Kandinskycollege in Nijmegen. Die school is, behalve de gevel, afgebroken, er zijn woningen voor in de plaats gekomen en heeft nu de deftige naam ‘Maesstate’. Op de plek waar ik nu sta bevond zich tot 1975 een majestueus klooster; de afbraakwoede in die tijd heeft er voor gezorgd dat een mooi dorpsgezicht voor de eeuwigheid is verdwenen. Nu loopt er een weg. Aan de ene kant kijk ik naar een gemetselde muur; vanaf de Stationsstraat doet de linkerkant van de kerk nu denken aan een amputatie van Pistoriusachtige omvang. Aan de andere kant staan bejaardenwoningen. Die zijn zo lelijk dat ik niet begrijp dat de architect geen gevangenisstraf heeft gekregen.
18
De rest van het kloostercomplex met zijn bos en tuin is gevuld met eengezinswoningen en een appartementengebouw dat op de verkeerde plek ligt. Plotseling word ik opgeschrikt door een remmende auto. Een venijnige druk op de claxon volgt. De bestuurster heeft schijnbaar haast, want ze kijkt me bozig aan en zet bij wijze van dreiging de ruitenwisser aan. Verschrikt doe ik een stapje opzij richting bejaardenwoningen, waardoor een zweem van etenslucht mijn neus binnendringt. Doordat de kerkklok vier maal slaat als voorspel en daarna nog zes keer tikt herinner ik me ineens een ovenschotel te hebben gefabriceerd die bijna gaar gestoofd is. Fluks begeef ik me naar huis om me onder het genot van een heerlijk glas rode wijn over te geven aan verdere nostalgische mijmeringen aan mijn laatste tienerjaren in het klooster. Piro
19
6 Oranje paars Het is een mooie namiddag in Molenhoek. Het is herfst. De zon schijnt en het ruikt heerlijk. Ik besluit een rondje te gaan hardlopen. Hup, schoenen aan en gaan! Ik ren eerst door het Patersbosje en steek dan de Lindenlaan over. Vervolgens sla ik rechtsaf en loop langs het spoor en over de spoorwegovergang. Dan gaat het linksaf het bos in, langs de verzinkerij. Het gaat lekker, hup hup door het poortje. Gelukkig stond er dit keer geen Schotse Hooglander voor de ingang. Dan durf ik er niet langs. Nu is de weg vrij. Dus ik ga taktaktak de trap op. Oef, dat is best zwaar! Boven aangekomen even een beetje herstellen maar dan gaat het weer door. Ik heb mijn cadans weer terug en geniet van het uitzicht. Wauw, wat is het hier mooi! Alles staat in vuur en vlam. Het oranje gras steekt prachtig af bij de paarse hei. Dit moet ik fotograferen. Het is hier altijd mooi, maar deze kleuren met dit licht zijn wel heel speciaal. Vlug, vlug naar huis! Als ik te lang wacht is de zon weg en ook het oranje paars. Ik draaf door, nee ik vlieg, ik zweef over de Heumense Schans! Weer een poortje door, versnellen berg af over de weg van het Jachtslot. Snel snel, over het bruggetje, Lindenlaan, Stationsweg. Ik neem het kleine paadje tussen de huizen door naar de Paterserf. Thuis gris ik het fototoestel uit de kast en daar ga ik weer. Tempo, tempo, doorlopen! Patersbos, Lindenlaan, Spoorwegovergang, bos in, taktaktak trap weer op. Ppffffffffiew, ik ben er. Gelukkig, het is nog steeds oranje. En paars! Mooi! Gauw een foto maken. Klik, een foto en klik nog een, en nog een! Klaar! Ik ga weer verder, rustig nu, genietend van de mooie omgeving. Ik maak het rondje af, terug naar huis. Goede training, snel rondje, mooi rondje! Maanden later maak ik van één van de foto’s een schilderij. Een oranje paars schilderij. Een schilderij van de Heumense Schans. In de herfst. Op een mooie namiddag in Molenhoek. Oranje Paars
20
Tekst en schilderij: Oranje Paars
21
7 Doe mij maar Molenhoek ! Drie jaar geleden zochten wij een huis in Limburg. We hadden dertig jaar in ’t Gooi in de Randstad gewoond. Tijd voor wat anders. Molenhoek scoorde hoog op onze lijst. Maar toen ik op Funda googelde bekroop me enige twijfel. Huizen te koop in de Passionistenstraat, de Franciscanessenstraat, de Dominicanessenstraat en de Kloostertuin? Alsof dat hele dorp gebouwd is rond een stel nonnenkloosters. Zou ik me in dat Roomse dorp met die prominente kerktoren wel vrij voelen? En wat kon ik nog aan Limburgse cultuur vinden in een dorp vol Hollandse import, waar je maar zelden een Limburgs sprekende tegenkomt? Tja, we waagden het er maar op. Als Limburgse boerenjongen kende ik het Rijke Roomse Leven van mijn jeugd. Elke morgen moest ik braaf naar de mis en tenslotte werd ik misdienaar. Op de cijferlijsten van mijn lagere school prijkt de negen voor catechismus naast de nul voor kerkverzuim. Mijn ouders waren trots op mij. Echter tot hun teleurstelling vertikte ik het om naar het seminarie te gaan. Ik kon de dwingelandij, de indoctrinatie en de dogma’s van het Vaticaan niet meer verdragen. Toen ik eenmaal de beklemmende sociale controle van het dorp ontvlucht was, zei ik definitief dag-met-het-handje tegen Rome. Nu, op mijn oude dag, ben ik terug in het katholieke Limburg. ‘En, Gerard’, vroeg een vriend van de Gooise Matras, ‘hoe bevalt je het leven in het Roomse zuiden, al spijt van de verhuizing?‘ Was dat een vraag uit beleefdheid of was hij echt geïnteresseerd? Ik verdenk sommige Gooise vragenstellers ervan dat zij stiekem hoopten dat wij in Molenhoek nog meer narigheid zouden aantreffen dan waar zij in ’t Gooi mee worden geconfronteerd. Leedvermaak is nu eenmaal troost voor eigen ellende. Daar in ’t Gooi zijn de mensen gehaast en er heerst een grote verkeersdrukte zodat in de overvolle straten geen plekje vrij is om te parkeren. De onroerendgoed belasting in ’t Gooi is erg hoog en de deelname aan het gemeenschappelijk leven erg laag. De gewone burgers ergeren er zich groen en geel aan de media-yuppen en de Gooise Vrouwen. Op de Gooise heidevelden wandel je ‘s zondags in file. Doe mij maar Molenhoek ! Terwijl we de verhuisdozen uitpakten bracht een aardige buurvrouw ons bloemen met een kaartje: hartelijk welkom in de Stationsstraat. Ik sloot me aan bij de KBO, want veel leeftijdgenoten die ik hier ontmoette zijn daar lid van. In de ledenvergadering stelde iemand voor om de K van KBO
22
maar te laten vallen. ‘Nee, niet doen,’ meende de meerderheid, ‘BO klinkt niet en KBO is een ingeburgerde naam. En of je gelovig bent of niet, daar maakt niemand zich druk om, het gaat er om dat je meedoet’. Ik lees nu in het KBO-blad dat een derde van de Limburgse KBO leden niet katholiek is. Ik vermoed trouwens dat het merendeel van de zich katholiek noemende Molenhoekers, net als de meeste Limburgers, meer cultuur-katholiek zijn dan echt gelovig katholiek. Veel mensen voelen zich traditioneel verbonden met de kerk, ongeacht of ze wel of niet in een hiernamaals geloven. Waarom ook niet? Die rituelen voor trouwen, dopen en begrafenissen zijn mooi en spreken de mensen aan. Gelukkig is in Nederland iedereen volkomen vrij in de keuze van zijn eigen godsdienst of levensovertuiging. Dat is wel eens anders geweest. In de weilanden aan de Maas bij Mook woedde in het jaar 1574 een veldslag tussen een katholiek en een protestants leger, beide met Gods zegen. Het resultaat was een afschuwelijk bloedbad met 3000 slachtoffers. Zoiets gebeurt nu in het Midden-Oosten tussen sjiieten en soennieten, die vier eeuwen op ons achter lopen. Wat me opvalt in Molenhoek is dat zoveel dorpelingen zich als vrijwilliger inzetten voor allerlei activiteiten, zoals sportverenigingen, de Algemene Hulpdienst, de dorpsraad, natuurbescherming, vluchtelingenwerk en jeugdzorg. Dat weerspiegelt een sterke gemeenschapszin. Ik wil één voorbeeld noemen, de bejaarde zuster Lutgard. In haar jonge jaren was zij kloosterzuster in het Dominicanessenklooster, toen gevestigd in het Jachtslot. Al 28 jaar zorgt deze zuster voor de opvang van vluchtelingenkinderen. Ik zie haar vaak met haar pupillen door het dorp lopen. Met koningsdag in april kreeg zij door onze burgemeester een zéér verdiend lintje opgespeld. Ik vroeg haar: “Zuster Lutgard, wat vind je nu echt belangrijk in het leven?” Ze zei: ‘Voor mij tellen twee dingen in het leven, God en de natuur’. Dat is geen tegeltjeswijsheid maar een doordenker van een levenswijze vrouw. Het klinkt als Spinoza, met een kleine nuance: Deus sive Natura, God of de Natuur. Tijden veranderen. In de parochiekerk van Onze Lieve Vrouw van Zeven Smarten trad een vrolijk smartlappenkoor op. In de sacristie vierden vluchtelingen van verschillende herkomst en geloof kerstmis. De carnaval begon met een mis met hoempa-hoempa muziek. De pastoor hield een geestige preek en liep mee in de optocht. Zoiets zou in mijn jeugd heiligschennis zijn geweest. Hoe ontroerend en hartverwarmend was de uitvaartdienst van onze hoogbejaarde vriend Louis Herings,
23
tot het laatst actief als vrijwilliger. Hij werd uitgeluid met Loeënde Klokken en Wie Sjoen oos Limburg is. Inderdaad, ik hoor wel eens zeggen: in Limburg is een begrafenis vrolijker dan een bruiloft in Holland. Mijn vrees dat het niet-katholiek zijn onze integratie in Molenhoek zou bemoeilijken, bleek ongegrond. Ondanks het hoge percentage import-bevolking van boven de Waal heerst hier in Molenhoek een gezellige Bourgondische sfeer, die ik toch als typisch Limburgs zie. Waar in Holland hebben ze een burgemeester die bij feestelijke gelegenheden de bevolking met zang en gitaar opvrolijkt? Doe mij maar Molenhoek ! Molenhoek, 10 november 2014. Montaigne
24
8 Ode aan de grenssteen Terwijl ik wachtte op de bus aan de Rijksweg viel mijn oog op de grenssteen. Ontroerd door dit onopvallende , kleine monument schreef ik deze ‘ODE AAN DE GRENSSTEEN’. Stoer sta jij daar onwrikbaar al meer dan honderd jaar tussen varens en gewas. Ik las je woorden, licht bemost : “Limburg” en “Gelderland.” Eerst was er nog de tram die langs je reed. Je keek op naar de molen aan de overkant. Je zag zijn trotse, trage wieken en treurde bij de fatale brand. Nu weggedoken voor het fietspad wijs jij de grens aan de mens die leven wil, die weten wil: Waar ben ik nu? Waar ga ik heen? Een eenzame wielrenner remt. Je voelt zijn hand, die je even beroert en denkt : Ik houd stand en waak over Limburg en Gelderland. Molina
25
9 Mooi Molenhoek Onder het genot van klassieke muziek urenlang werken aan het in oude staat terugbrengen van de afgetimmerde paneeldeuren vond ik prettig. Ik had het huis in Molenhoek gekocht van ene Mevrouw De Vries die na het overlijden van haar man de hypotheek niet meer kon betalen. De buren vertelden me dat Peter de Vries een free-lance journalist was, die plotseling ernstig ziek werd. Men kwam er niet achter wat hem mankeerde, hij ging snel achteruit en overleed na een paar weken; ‘een natuurlijke dood’. Tijdens zijn ziekte werd bij een inbraak zijn werkkamer leeggeroofd. De holle ruimte achter de aftimmering van de binnenkant van de kelderdeur was niet opgevuld met krantenpapier zoals bij de andere deuren, maar met meerdere grote dikke genummerde enveloppen. Opgewonden nam ik ze mee naar mijn bureau. Ik maakte een kop koffie en begon de papieren uit de eerste envelop te lezen. Het waren notulen van gemeenteraadsvergaderingen, ambtelijke brieven van Ministeries en memo’s van gemeentelijke en landelijke bewindslieden en kadastrale stukken. Op vrijwel alle stukken waren aantekeningen en verwijzingingen naar andere stukken geschreven. Het leek aanvankelijk los zand, maar allengs begon ik het verband tussen een en ander te zien en werd ik nieuwsgierig naar de volgende documenten. Na een paar uur duizelde mijn hoofd en ging ik met een biertje op de bank naar het plafond liggen staren. Die nacht sliep ik slecht en de hele volgende dag besteedde ik aan het doornemen van alle enveloppen. Door mijn hoofd tolden de meest krankzinnige beelden. Het vriendelijke Molenhoek had blijkbaar een zwarte kant. Kort gezegd komt het er op neer dat het COA moest zorgen voor de opvang van 3000 van hun land verdreven Papoea’s en dat daarvoor het leegstaande klooster in Molenhoek met het land er omheen werd aangewezen. Vroeger hadden de paar honderd inwoners een goed bestaan gehad ten dienste van het klooster. In de 2e helft van de 20e eeuw kwamen er geen nieuwe kloosterlingen meer bij, steeds meer oudjes overleden en de laatste tachtig-plussers verdwenen naar een verzorgingshuis. Indonesië vond in de ondergrond van Papoea-Nieuw Guinea grote voorraden van het zeldzame aardmetaal neodymium dat nodig is voor smartphone’s. Het bodemonderzoek werd mogelijk toen het oerwoud verwerkt was tot tuinmeubelen en hardhouten kozijnen voor de Nederlands markt. De via
26
rechtszaken afgedwongen ethische koerswijziging zorgde voor de erkenning van een ereschuld als oud-kolonisator ten aanzien van het Papoevolk. Omdat men vreesde voor protesten van de lokale bevolking werd er afgezien van een voorlichtingsbijeenkomst over de komst van de Papoea’s. Maar toenmalig wethouder Jos van Rijn was wel op de hoogte van het plan. Hij vond dat een slecht idee en ging maar weer eens met projectontwikkelaar Sjeng Hijmans een goed glas wijn drinken. Sjeng nam contact op met bisschop Adri Simons die ging over de bezittingen van de kloosterorde. Sjeng kocht het klooster en grond voor een laag bedrag. Eerst wilde hij de muur rond de kloostertuin laten staan en daarbinnen grote villa’s voor een gepriviligeerde groep superrijken bouwen binnen een gatedcommunity. Maar al snel rekende hij uit dat hij aan een wijk met villa’s, twee-onder-een-kappers en eenvoudige eengezinswoningen veel meer kon verdienen. In het locale sufferdje werd Sjeng Hijmans als reddende engel van Molenhoek gepresenteerd. Jos kon probleemloos de bouwvergunningen regelen en betrok net als bisschop Simons een van de nieuwe villa’s in de wijk. Bij nader inzien was ook het Rijk blij. Eerder naar Nederland gehaald exotische bevolkingsgroepen hadden voor problemen gezorgd. Voor opvang in de regio kreeg Indonesië uit het budget van ontwikkelingshulp enkele miljoenen voor de bouw van een reservaat op een onbewoond eiland. Dagenlang worstelde ik met de vraag wat ik met al deze informatie aan moest en besloot uiteindelijk hiervan een boek te maken. De hoofdrolspelers zou ik een lichtelijk vervormde naam geven en consequent zou ik blijven beweren dat het boek pure fictie was ;-) Voor de verkoopbaarheid zou ik wel wat dingetjes veranderen. John van Dijk (Jos van Rijn) verhuist naar Villa Bergzicht. Na 40 jaar huwelijk gaat hij scheiden en hij ontfermt zich over Linda de Vries en haar kindertjes. Bisschop Andre Simmens (Adri Simons) wordt cocktaildrinkend met een wulpse dame gespot in een strandbar op de Kaaimaneilanden. En de Papoea’s komen wel degelijk naar Nederland, maar niet naar Molenhoek. Het Rijk heeft voor hen een ‘elegante’ oplossing verzonnen. Daarbij worden diverse pijnlijke zaken uit de geschiedenis van Nederland in een ‘triple-win’ situatie opgelost. De geldstromen naar het noodlijdende Orientalis (Heilige Landstichting), naar het Afrika Museum waar de
27
presentatie van culturele roofkunst van missionarissen niet meer in deze tijd past en aan het Tropen Instituut worden op een hoop geveegd. Daar word het smartegeld aan nabestaanden van de moordpartijen tijdens de vrijheidsstrijd in Indonesië toegevoegd. De Efteling wordt uitgebreid met een koloniaal pretpark, waarna het op Europese schaal kan concurreren met Disneyland Parijs. Er komen attracties in het park die herinneren aan de grote betrokkenheid van Nederland bij de slavenhandel (in nasleep van de Zwarte Piet discussie) en aan het voortsudderende oud zeer van de Molukkers. De Papoea’s worden uit Nieuw Guinea opgehaald met de SS Rotterdam. Ze moeten daarbij wel in groepen van 20 in de twee-persoonshutten worden ondergebracht. De tot slaventransportschip omgebouwde SS Rotterdam wordt de grootste attractie van het park. Duizend nauw op elkaar samengeperste bezoekers zullen gillend de capriolen ondergaan die zijn geïnspireerd op de rekstokoefening van Epke Zonderland. Bedrijven kunnen in het park aan teambuilding doen met workshops regendansen, peniskoker snijden en koppen snellen. Ik laat Suzy Zuit, mijn blonde rondborstige vriendin waarmee ik een knipperlicht relatie heb, in de media optreden als auteur van het boek. Als amateurtoneelspeelster kan zij ook prima uit het boek voorlezen. Zelf heb ik daar een pesthekel aan. Na enige tijd zullen ze zo dol op haar zijn, dat ze helemaal niet meer willen weten dat zij dat boek niet geschreven heeft. Het geld is dan allang binnen en eindelijk kunnen we gaan samenwonen in het landgoed dat we gaan bouwen in het Lierdal van het ons zo geliefde dorp Molenhoek. K. Rol
28
10 Dromertje Ik denk dat ik een jaar of 7 was toen ik begon te filosoferen over het leven. Ik was een vrolijk, enthousiast jongetje die nieuwsgierig zijn omgeving onderzocht, met vriendjes onbezorgd flesjes met water vulde om mee te voetballen of in hoge bomen klom om daar een hut te bouwen. Ik creëerde knikkerbanen die van de zolder naar de voordeur liepen en bouwde hele steden met blokken en Playmobil. Dat bleef ik lang doen, gelukkig, maar ik zag steeds meer de ellende in de wereld; oorlogen, armoede en er was haat. Ik werd steeds vaker nat van het zweet wakker als ik weer eens in mijn nachtelijke uren in een veldslag was beland. Om het leven aan te kunnen, bedacht ik mijn ideale wereld, waarin liefde de belangrijkste drijfveer was en haat niet bestond. Voor alle mensen was er eten in overvloed en iedereen verdiende een boterham met zijn passie. Maar bovenal was er voor iedereen zijn of haar ware liefde. Ik weet nog dat ik met mijn ouders op bezoek ging bij familie in Cuijk. Ik stond dan op de Maaskade en keek naar de overkant. Ik was een platte, kale wereld gewend, maar daar aan de overkant waren bossen, golfde het, als een sprookjeswereld. “Papa, wat zijn dat voor bergen”. “Dat jongen, is een stuwwal. Lang geleden duwde landijs uit het noorden het land omhoog.” “Ja, maar mama, hoe heet het daar dan.” “Daar liggen de Mookerheide, de Zevenheuvelenweg en de Heumense Schans.” Mijn fantasie sloeg direct op hol. Ik zag beelden voor me van paarse heidevelden, glooiende wegen en forten op heuvels. Drie jaar later namen we voor het eerst het pontje vanuit Brabant naar deze wereld. We reden over de Zevenheuvelenweg, beklommen de Heumense schans en liepen over de Mookerheide. Ik genoot met volle teugen. Absorbeerde de verhalen van mijn moeder en voelde me een ontdekkingsreiziger met mijn vader. “Wist je”, zei mijn moeder, “dat er een gezegde over dit gebied bestaat, ‘Loop naar de Mookerhei’, als verwensing naar het onherbergzame gebied dat het vroeger was”. En terwijl we op de Heumense Schans stonden, “alle verdedigingswerken hebben normaal zes hoeken, maar deze heeft er vijf. Het heeft dus de vorm van een pentagram. Er wordt wel gezegd dat het een plek was voor heksen die hier de maan vereerde”. Mijn vader zag de details. Hij wees me de eerste bloemknopjes aan, een bijzondere paddenstoel tegen een dode boomstam en de kleine insectjes die onder de derde
29
steen rechtsachter de zevende boom zaten. “Kom eens jongen,” riep hij dan. Hij bukte zich, raapte een eikel van de grond en maakte het dopje los van de vrucht. “Als je de eerste knokkels van je duimen recht tegen elkaar zet met het dopje erachter, kun je erop fluiten”. “Dat ging hard. Dat wilde ik ook kunnen.” Het fluiten brengt me terug in het heden. Ik zit op een bankje naast de kerk in mijn geliefde Noord-Limburgse dorp. Ik kijk om me heen en realiseer me wat ik hier eigenlijk doe. Ik loop de kerk in en steek een kaarsje op voor de sterfdag van mijn moeder en denk aan mijn kinderen die net de deur uit zijn. Ondanks het lege nest en het missen van mijn ouders, ben ik gelukkig, denkend aan alle mooie herinneringen van twintig jaar Molenhoek”. Ik stap de kerk uit en besluit eerst nog even een rondje te wandelen voor ik me in het feestgedruis stort van de zoveelste Molenhoekdag. Ik steek het spoor over en ga het bos in. Na honderd meter zit aan de linkerkant een trap. De treden zijn zo ongelijk dat het de naam trap eigenlijk niet verdient, maar het is een manier om hogerop te komen. Hier zaten we, ruim twintig jaar geleden, mijn vrouw en ik. We kwamen hier altijd als we dingen te bespreken hadden of gewoon om samen gelukkig te zijn. Dit was onze heilige grond. We woonden nog in Nijmegen en kwamen die avond naar de schans op de fiets met een dekentje, hapjes en een fles met bubbeltjes. We waren bezig zwanger te worden en er allebei van overtuigd dat het niet gelukt was. Toch kwamen we niet om ons verdriet weg te drinken; we kwamen om onze liefde te vieren. We waren dolgelukkig met elkaar en als we zwanger zouden worden, zou dat gebeuren en anders niet. We kusten elkaar intens, genoten van het prachtige uitzicht en dronken een glaasje. Ik weet nog dat je zei dat het je niet smaakte, maar besteedde er geen aandacht aan. Ik had die dag een leuk huis gezien en stelde voor daar zo even langs te fietsen. We waren direct heel enthousiast en toen we de volgende ochtend wakker werden, deed je voor de vorm nog een zwangerschapstestje. Je raadt het al, alles kwam in een stroomversnelling. Ons eerste kindje was in aantocht, binnen twee weken hadden we het huis gekocht en dat allemaal een maand voordat we gingen trouwen in de plaats waar we nu gingen wonen.
30
Op dat moment voel ik de regen op mijn hoofd neerkomen. Eerst een paar spetters, snel gevolgd door een hele emmer. Ik ren naar de bosrand en ga onder een grote eikenboom staan schuilen. Kletsnat schud ik mezelf uit en kijk naar beneden. Ik begin te glimlachen. Ik buk me, raap het eikeldopje op, breek het hoedje eraf en blaas er hard op. Een harde fluittoon volgt. “Ik kan het nog… Maar wat ben ik toch een dromer hier onder die eikenboom vlakbij de Heumense Schans. Helaas is de wereld nog altijd vol van oorlog, ellende en haat. Nog niet zolang geleden was ik mijn geloof in een mooie wereld aan het verliezen. En kijk nu eens. Ik ga nu in mijn ideale kinderwereld leven samen met mijn ware liefde, waar ik net mee getrouwd ben, die hoogzwanger is en ik heb net een huis in Molenhoek met haar gekocht. En het beste nieuws is. Alles wat volgt moet nog komen. Het leven is best mooi voor een dromertje.” El Buey
31
11 De Oversteek 29 3 november 2014, 15.01 uur exact Collega Willie komt uit de bus gevallen. Hij is zo stijf als een plank en ik moet hem even ondersteunen. 4 uur achter elkaar bus rijden zonder de benen te strekken hakt er in, ook bij een vitale jongen van 70. Binnenkort gaan wij de rijtijden beter verdelen. Willie een half uur korter, ik een half uur langer. Willie vertelde dat er een geheimzinnig lampje op het dashboard brandt. Hij had dit gemeld bij Jacob de techneut van de Buurtbusvereniging. Frank Oomen van het tankstation waar wij elkaar afwisselen, had het druk met het verkopen van sigaren, shag en sigaretten. Volgens mij wordt het verlies door de lage Duitse brandstofprijzen bij Oomen goedgemaakt door de enorme hoeveelheden rookwaar, die daar worden verkocht. Onvoorstelbaar dat nog zoveel mensen hun longen asfalteren. Als straks de wals K er overheen komt, heb ik geen medelijden. Maar ik weet uit eigen ervaring hoe lekker een sigaartje of stickie smaakt. Gelukkig ben ik er al 20 jaar vanaf, maar dat heeft bloed, zweet en tranen gekost. Midden op het smalle spoorbruggetje in Molenhoek stond een brede man te fotograferen. Toen hij zijn buik inhield, kon ik net voorbij rijden. Hij was onder de indruk van mijn stuurmanskunst, want hij stak zijn duim omhoog. Bij station Molenhoek stond een beeldschone vrouw op mij te wachten. Thomas Verbogt, de door mij bewonderde schrijver en columnist van de Gelderlander zou zeggen: “mevrouw was goed gelukt”. Mevrouw wilde inchecken en toen ik zei dat mijn bus gratis is, zei ze dat dat amazing was. Ik hakkelde wat terug in het Engels,
32
want ik moest helemaal omschakelen, enerzijds vanwege de taal en anderzijds vanwege haar ontroerende schoonheid. Helaas ging zij pal achter mij zitten, zodat ik haar tijdens ons gesprek niet kon aankijken. Dat is wel een gemis bij zo'n wonder der natuur. Mijn vroegere collega kwam ook met haar hond langs gelopen en weer had zij geen tijd om een rondje mee te rijden. Nu stond er als excuus thuis een grote afwas op haar te wachten. Ik vertelde haar dat ik daar Vatima (onze afwasmachine) voor heb aangeschaft, maar zij doet alles nog handmatig. Net zo goed als zij geen compjoeter wil vanwege de virussen die in huis kunnen komen, wil zij ook nog geen vaatwasser, omdat die milieuonvriendelijk is. Persoonlijk vind ik de afwasmachine de beste uitvinding van de 20e eeuw. Het was verder erg rustig met passagiers en Omroep Groesbeek draaide lekkere oude rockmuziek, die ik uit volle borst heb meegezongen. De corpulente dame van de Stekkenberg stapte in en vertelde dat zij 10 minuten eerder was gestopt met het slank makende koersballen, want zij moest nog eten kopen. Even later kwam ik een man tegen die met beide armen vliegbewegingen aan het maken was. Ik dacht dat hij mee wilde rijden, maar toen ik de deur open deed, zei hij dat hij bezig was met de warming up voor zijn hardlooptraining. Het begon vandaag al vroeg te schemeren en daardoor zag ik een vrouw, die naar de bushalte kwam gerend, bijna over het hoofd. Mevrouw vroeg of ik wel de sjooffeur van buslijn 564 was. Ik zei dat ik dat een hele goeie van haar vond en bood mijn excuses aan. Bij station Molenhoek stond een oude Mercedesbus. De sjooffeur vertelde dat hij voor het geheimzinnige lampje van Willie kwam. Wat bleek, het lampje had aangegeven dat de remvoeringen van de bus versleten waren en die ging hij vervangen. Ik vond wel al dat de remmen erg piepten, maar zo lang ik nog overal op tijd tot stilstand kom, maak ik mij niet druk. De sjooffeur zou er voor zorgen dat de bus morgenvroeg met nieuwe remmen weer paraat stond. Veiligheid gaat bij de Buurtbusvereniging voor alles. Prima. Een jongeman vertelde dat hij bij zijn lieve opa en oma in Molenhoek op bezoek ging. Er stapte nog een leuk meisje in en tussen die 2 ontwikkelde
33
zich onderweg een ware romance. Een brandweerman kwam in vol ornaat de bus binnen. Ik vroeg of hij eventuele hete ontwikkelingen in de bus wilde blussen. De brandweerman knikte en genoot zichtbaar van het prille geluk. Toen de student beveiliging ook nog instapte, wist ik dat het met een brandweerman en een beveiliger in de bus niet meer fout kon gaan. Tijdens de laatste ronde was het helemaal donker geworden en bijna reed ik een Afrikaanse man voorbij. Een Groesbeker met rood haar (en die zijn er veel!) zie je al bijna niet staan in het donker, laat staan een medemens met een donkere huidskleur. De man stapte al telefonerend in. Negers staan volgens mij permanent in verbinding met Afrika. Ik zou die telefoonrekeningen wel eens willen zien. Meneer vroeg of ik hem naar de opvang wilde brengen. Ik zei dat het asielzoekerscentrum in Groesbeek al 10 jaar gesloten is, maar hij legde uit dat het om kinderopvang ging. Op de Stekkenberg is inderdaad pas een mooi nieuw gemeenschapshuis met kinderdagverblijf geopend. Daar stapte hij uit om zijn vrouw en zoontje met prachtige donkere ogen en zwarte krullen op te halen. Al Zimbabwaans pratend reden zij tot het eindpunt met mij mee. Overladen met Afrikaanse en Nederlandse (van het jongetje) dankbetuigingen nam ik afscheid. Een mooier einde van een lastige buurtbusdienst kun je je niet voorstellen. En moeilijk was de laatste ronde met storm en regen zeker. Tot 2 keer toe moest ik flink in de remmen, omdat ik een fietser zonder verlichting pas op het allerlaatste moment zag. Die mensen beseffen niet dat zij met hun leven spelen. Toen ik de kilometerstanden bij garage Oomen invulde, had ik een beginstand van 105.000 km (nieuwe bus) en een eindstand van 450.000 km (oude bus). Ik zei tegen Frank dat ik erg moe was, want volgens de kilometerteller had ik vandaag 345.000 kilometer gereden. Frank vond dat de bus en de sjooffeur er na zo’n lange tocht nog goed uit zagen. De bussjooffeur
34
12 Passionele liefde Getroffen als door een bliksemschicht! Liefde op het eerste gezicht. Cupido’s pijl regelrecht in mijn hart! Overdonderd, compleet verrast! Daar is ‘het’. Al vele jaren een diep gekoesterd verlangen. En dat terwijl ik nog met een voet in de trein sta, bewust van aarden onder de andere voet. Een diepe zucht. Diepe ontspanning in mijn borst. Een warm onderbuikgevoel waarvan ik mij bewust wordt terwijl dit beetje bij beetje mij in bezit neemt. Is dit thuiskomen? Is dit ‘Hemel op Aarde’? Uitgenodigd volg ik het mij geduide bospad. Regelrecht door het geel gekleurde gras, langs een van de bijenhotels, naar een door mensenhanden aangelegde trap in de stuwwal, naar het iets hoger gelegen licht paars gekleurde heideveld: de Heumense Schans. Voorbode van de iets verderop gelegen Mookerheide. De hemel is strak blauw gekleurd. De lucht voelt tintelfris in mijn longen. Extra diep in en uit ademend voel ik mijn borstkas breder uitzetten en de tinteling kriebelen tot in mijn tepels. Oh, wat heb ik hier naar verlangd. Meer onbewust dan bewust realiseer ik mij. In de verte herken ik het silhouet van de koperbruine bizonkudde. Ik weet dat ik niets hoef te vrezen, want gelijk ieder levend schepsel, laat de kudde jou jouw weg gaan als je hen geen strobreed in de weg legt. Hun territorium ligt daar waar ik nu loop. Hun leider gaat hen voor in mijn richting over het pad dwars door de heide. Mijn diepe verbondenheid met de natuur neemt met elke stap toe. Op afstand spreek ik hem – leider van deze kudde- in stilte toe: ”Respecteer mij gelijk ik jou en je kudde respecteer! Laten wij samen dit pad delen!” De kudde nadert… Terwijl alle Bizons, op de leider na, rechts van het pad gaan lopen, loopt de leider direct over de rechter rand op het pad. Stil, stoer en onverschrokken.
35
En ik, ik kies om mijn weg te gaan over de linker rand op het pad. Wanneer wij elkaar rakelings passeren, maken een paar Bizons in de kudde een nerveus ‘huppelsprongetje’. Als willen zij hiermee aangeven dat zij – net als ik zelf - blij zijn dat wij zonder enige strijd aan elkander voorbij konden gaan op het pad dat dwars door deze strook open heidegrond mij verder leidt naar een hek en toegang geeft tot het vroegere landgoed met het Parkbosgebied. Ooit, in een ver verleden, jachtgebied aan de eigenaren van het Jachtslot toebehorend. Ik ben op de goede weg weet ik. Mijn verlangen ‘haar’ te ontmoeten neemt met elke stap in hevigheid toe. Als gevolg van dit diep van binnen groeiend verlangen merk ik het bonzend kloppen van mijn hart. Vooral nu op de achtergrond het contrasterend ritmisch geluid van de kerkklok een stabiel en gelijkmatig rustgevend beiersignaal afgeeft. Een voortschrijden van tijd. Waartoe zal dit pad mij leiden naast dat het mij naar het Jachtslot brengt? Er hangen twee rood,wit, blauwe vlaggen aan weerszijden van het bordes. De rode loper ligt uit. Overduidelijk, men verwacht mij! Voorbij deze kolossale, met veel en dik koper beslag eikenhouten voordeur van dit Jachtslot, stap ik een andere wereld binnen. Een ruime hoge vestibule, met eikenhouten balie, waarachter de receptionist mij vriendelijk toeknikt. “Welkom, U wordt verwacht!”, is alles wat hij zegt terwijl hij een plattegrondje overhandigt van het Jachtslot. Hierop zie ik een ‘rode draad’ die ik volgen kan bij bezichtiging van het Jachtslot. Als ik de trap oploop valt een sprookjesachtige licht door het schitterende glas-in-loodraam op mij neer. Ik zie Sint Hubertus met gevouwen handen en hoe hij, op een knie geknield, zijn toestand van inkeer, zijn kentering doorleeft. Ook het schitterende plafond van de vestibule, één sterrenhemel en kunstwerk op zich. Onwillekeurig glimlach ik, voel dat dit mij vleugels geeft waardoor ik lichtvoetig de resterende traptreden bestijg die mij rechtsom over de galerij lopende bij de deur brengt met het bordje ‘Torenkamer’.
36
Hierachter doet een schitterend Art Deco stijl geschilderd trappenhuis mijn stoutste verwachting overstijgen en verstrekt mij toegang tot de tussenverdieping. Daar waar de kamers van diverse graven zijn gesitueerd. Als ook een, dé, ‘Bruidsuite’. Wat zou ik graag deze kamers met eigen ogen zien! Nieuwsgierig zoals als mensen ‘mensen’ zijn, doe ik een poging de deur te openen. Kennelijk heeft men dit voorzien! De deuren blijken allen afgesloten. Een kleine en nog smallere trap brengt mij vervolgens tot in de ronde Torenkamer met ‘hemelse koepel’ waaronder, rondom, brede vensters onbelemmerd uitzicht geven. Adembenemend! Ik kan mijn blikken niet afwenden en wordt als een magneet door ‘haar’ aangetrokken. Daar ligt ‘ze’… Overal, waar ik ook kijk, is ‘zij’…! Bloot en geheel open...Zonnestralen strelend over ‘haar’ naaktheid met zo hier en daar een natuurlijke afscherming. Een ongetemde kleurrijke afscherming, van heldere grasgroene en diep bladgroene tinten, tot goudgele-, koperbruine- en allerlei roze- rood- tinten. Mijn hart gaat hevig tekeer… Dit oogstrelend, dekkend kleurenspectrum doet mijn fantasie op hol slaan. Doet vermoeden dat onder deze bladerdeken, door de oude bomen hier neergelegd als gevolg van de seizoenen die verstreken, vele voetsporen in de grond zijn opgeslagen die de tand des tijds binnen dit landgoed niet konden overleven in schril contrast met alle binnen het slot overgebleven ademende schoonheid en ten toongestelde herinneringen. Van wie zouden toch al die voetstappen zijn die hier zijn neergelegd voordat ik die van mij hieraan mocht toevoegen? Als zij allen hun verhaal alsnog hier eens zouden mogen doen in het licht van onze tijd hier en nu…? Hoezeer zou geschiedenis zich dan herschrijven… ? Zoals wij mensen doen is immers bij lange na niet altijd wie we zijn…? En papier is geduldig zeggen wij.
37
“Is ‘toeval’ dát wat je toe-valt, dan is ‘toekomst’ dát wat je toe-komt.”, herinner ik mij opeens de woorden van mijn moeder. “Het zijn echter de zelf te maken keuzen die de plattegrond binnen het leven intekenen.”, zo hoor ik mijn vader haar aanvullen. Hier komen Moeder Aarde, Vader Zon binnen ‘ruimte en tijd’ samen. Ja, ik verlies mij in haar, geef mij geheel aan hem over, in alle eeuwigheid……. Amen. Amourette
38
13 Toch gelijk! Mijn rolschaatsen maakten een kort stotend geluid als ik over de betonklinkers bij de Jonkerlaan de hoek om kwam. Op de Singel veranderde dat in een hoge zoemende toon. Bergafwaarts, geasfalteerd, daar ging je lekker hard! Het was mijn vertrouwde omgeving, Molenhoek, de plaats waar je vol optimisme de toekomst tegemoet ging. In deze warme jas groeide ik op. Mijn vader leerde mij van Molenhoek te houden. Hij voelde zich grenzeloos verbonden met ‘zijn dorp’ en wist zeker dat dit het leukste dorp van Nederland was. Heel vaak wist mijn vader iets heel erg zeker, als hij zijn mening eenmaal had bepaald week hij daar nooit maar dan ook nooit meer van af. Koppig en oprecht zou je hem kunnen noemen. Als kind kon ik de mening van mijn vader niet altijd delen en dat betrof niet alleen zijn standpunt over Molenhoek. In de pubertijd liet ik me maar al te graag verleiden door de stad, waar alles sneller, hipper, spannender leek. Ik was bereid om waar dan ook ter wereld te gaan wonen. Het laatste wat in me opkwam was me te vestigen in mijn vertrouwde dorp waar de tijd stil leek te staan en waar ik praktisch iedere stoeptegel als goed bekend terrein beschouwde. Ik trok de deur achter me dicht, ging studeren in de grote stad waar het leven prikkelde en het licht nooit uitging. Ik trouwde en kreeg een kind met een véél te interessante man in een véél te ver land waar niets maar dan ook niets me deed herinneren aan de warme jas van vroeger. Ik kwam tot de ontdekking dat de werkelijkheid lang niet altijd hand in hand gaat met de uitdagingen waar je als puber naar op zoek was. Jaren later sta ik op het overvolle schoolplein van de, mij ò zo bekende, basisschool “De Grote Lier”. Onze kinderen komen onder luid gejuich de school uit rennen. Samen met alle kinderen en de ouders zingen we uit volle borst het schoollied om de vakantie in te luiden. Van alle mensen om mij heen hebben de meeste hetzelfde dorps DNA door hun aderen stromen, we hebben dezelfde blokfluitles gehad, dezelfde Sinterklaasintochten gezien, en zijn op dezelfde tienerfeestjes geweest. Mijn schoolvriendin van vroeger kijkt mij van opzij aan, ze legt haar hand op haar mond en zegt met een verontschuldigend lachje: “We lijken wel een stel dorpstrut-
39
ten”. Zonder aarzelen antwoord ik haar: “Dat zijn we ook!” en op dat moment realiseer ik me dat ik een sterke band met Molenhoek heb die zich al in een ver verleden diep in mij geworteld heeft. De tijd had zijn werk gedaan en me geleerd om het aller-dierbaarste op waarde te schatten. Ik geef haar een vette knipoog en ineens weet ik het zeker, mijn vader had gelijk, Molenhoek is inderdaad het fijnste dorp van de hele wereld! Josephine
40
14 Een verdwaalde zomerdag in november Op een verdwaalde zomerdag in november gaat de telefoon. Het is Ad, een vroegere dorpsgenoot, die nu in Molenhoek woont. Of ik zin heb in een kop koffie en een wandeling. Hoewel inmiddels verknocht aan de stad kan ik het platteland niet missen. De reuk van vers gemaaid gras in de lente en de stank van rottend aardappelloof in de herfst voeren mij elk jaar weer terug naar mijn dorpse kindertijd. Ik heb de stad lief maar het dorp zit in mijn genen. Die genen roepen door de telefoon: ‘we komen er aan!’. Eerst even googlen om te zien wat Molenhoek te bieden heeft. Dan mijn fiets in de auto, die ik een uur later parkeer langs de Scheidingsweg aan de rand van Nijmegen. Een paar minuten later peddel ik over het fietspad dat van Nijmegen door de bossen naar Molenhoek slingert. Voorbij Malden maken asfalt en bossen abrupt plaats voor een zandpad, omzoomd door weilanden. Rechts graast een kudde schapen. Links tovert de vroege herfstzon met mistflarden een weids dal om tot een sprookjesachtige vallei met in de verte een plukje koeien. Zo moet de verborgen vallei van mijn jeugdheld Arendsoog eruit gezien hebben. Maar dit paradijs gaat verdwijnen, zo meldt een columnist op de website van de Dorpsraad. Er komt een ‘Landgoed van allure’ zeggen de stichters. Tegenstanders spreken over een verminking van het landschap. Ik droom van een in het groen verscholen blokhut voor mijn jeugdheld. Na deze kortstondige wegdromerij fiets ik laverend tussen kuilen het land van ‘bronsgroen eikenhout’ binnen. Lang geleden was dit een oude Heerweg waarover door paarden getrokken Romeinse karren en wagens vanuit het zuiden naar Nijmegen trokken. Binnenkort komt hier een snelfietspad. Misschien wel een pad zonder straatlantaarns, want buurtbewoners hebben een alternatief bedacht. Ze willen een pad waarop de ‘glowing lines’ of ‘glowing stones’ van Daan Roosegaarde de fietser in het donker de weg wijzen. Abrupt botst de Kuilseweg, zo heet dit pad toepasselijk, op de Ringbaan. Ik sla linksaf en neem daarna de tweede straat rechts. Bij gemeenschapshuis ‘De Wieken’ begroeten Ad en ik elkaar allerhartelijkst. ‘Wat is dit eigenlijk voor een dorp’, vraag ik even later. ‘Molenhoek is geen dorp, reageert hij. ‘Het is veeleer een stadswijk van Nijmegen. Er wonen bijna vierduizend
41
mensen op een kluitje. De meeste inwoners werken, studeren en gaan uit in Nijmegen. Het zijn individualisten, die liefst hun eigen gang gaan. In die zin is Molenhoek anders dan Middelaar, waar noaberschap nog meer een plicht en minder een keuze is’. De Dorpsraad wil wel wat meer gemeenschapszin of ‘samenredzaamheid’, zoals ze dat noemt. Met de slogan ‘Molenhoek pakt aan’ heeft zij talrijke Molenhoekers in beweging gekregen. Die staken de handen uit de mouwen. Dat resulteerde in bijenhotels, ‘Meet & eat’, regelmatige opschoondagen en nog veel meer, zoals ik las op haar website www.dorpsraadmolenhoek.nl. ‘Hier vlakbij in de Wieken is het Lees- en Ontmoetingspunt, LOP, het paradepaardje van de Dorpsraad’, laat Ad weten. ‘Drie middagen per week is het open. Molenhoekers kunnen er gratis boeken lenen, die geschonken zijn door dorpsgenoten. Het is ook een ontmoetingspunt en een broedplaats voor nieuwe initiatieven en activiteiten. Het winkelcentrum ligt er op deze mooie dag in november verlaten bij. We nestelen ons op het miniterrasje bij de bakker. Genietend van heerlijke koffie en versgebakken koek praten we bij. Ondertussen zien we hoe spaarzame dorpsbewoners pogingen doen om de neringdoende middenstand in leven te houden. Mandjes en geen winkelwagens voldoen om ‘vergeten boodschappen’ te vervoeren. ‘De grote boodschappen doen ze in het winkelcentrum in Malden of bij de Aldi en Lidl in Groesbeek’, zegt Ad. ‘Toch was er veel protest toen onlangs bekend werd dat de Aldi zich in Molenhoek wilde vestigen. Dat zal de ondergang van dit winkelcentrum betekenen, riepen de tegenstanders. Maar dit centrum is volgens mij alleen te redden wanneer Molenhoekers hier hun boodschappen gaan doen’. ‘Of misschien is de verkoop van de Spar aan de Lidl wel een beter medicijn ’, opper ik. Wanneer de klok van de plaatselijke kerktoren luidruchtig laat weten dat het elf uur is, lopen we door de Stationsstraat richting station. Het is de enige straat die nog over is van het vroegere dorp. Enkele oude karakteristieke huizen en villa’s, zoals Linguenda, herinneren nog aan lang vervlogen tijden. Net als de kerk, het meest noordelijke gebedshuis van het bisdom Roermond. Het vroeger aangrenzende monumentale klooster van de paters Passionisten is lang geleden door nieuwbouw opgevreten. Maar de
42
oude sacristie staat er nog. De CAM trekt hier met haar culturele activiteiten meer bezoekers dan de pastoor met zijn kerkdiensten. Want al enig tijd is God niet alleen uit Jorwerd maar ook uit Molenhoek verdwenen. Via het station, waar Molenhoek trots op is, klimmen we naar de top van de Heumense Schans, een eeuwenoud verdedigingswerk. Vanaf hier hebben we een prachtig uitzicht op het Maasdal. Brutaal steekt de top van de kerktoren boven de bomen uit alsof hij ons wil toeroepen dat God helemaal niet uit Molenhoek verdwenen is. ‘Kom mee’ zegt Ad, ‘ik zal je nog iets mooiers laten zien’. We struinen over smalle bospaadjes naar het even verderop in het groen verscholen liggende Jachtslot ‘de Mookerheide’. Het is een stijlvol in Jugendstil opgetrokken slot. Ad trekt me mee de monumentale trappen op naar de derde verdieping, waar we buiten adem de torenkamer binnenhijgen. Vanaf grote hoogte kunnen we op deze heldere dag tientallen kilometers ver kijken over Limburg, Brabant en Gelderland. Links onder ons ligt de Heumense Schans en iets verderop de Mookerhei. Ver weg voor ons zien we de uiterwaarden van de Maas, die zich als een wit lint westwaarts slingert. Meer naar rechts is Mulderskop met in de verte daarachter Nijmegen. ‘Geen zin om te verhuizen?’ vraagt hij na een lange pauze, waarin ik dit fascinerend landschap opdrink. Zijn ogen verraden dat er slechts één antwoord mogelijk is. Bob Stanhope
43
15 Het kan misschien nog mooier op de Kuilseweg Eind 19de eeuw woonde Vincent van Gogh enkele jaren vlak bij “de Lindeboom” in het centrum van Nuenen. Mijn familie woonde in die tijd aan de andere kant van de boom, nog geen honderd meter bij de Van Gogh’s vandaan. Mijn overgrootvader had er een bakkerij. Hij bakte het brood voor de Nuenennaren. Ook Vincent moest eten en haalde bij bakkerij van de Ven zijn broden. Vaak op de pof, want hij was arm. Als er betaald moest worden en er was weer eens geen geld deed hij dat soms in natura en gaf de bakker een schilderij. Mijn overgrootvader was, volgens de overlevering, een ruimhartig man en nam hier genoegen mee. Al was het niet veel, het had waarde voor hem. Niet vanwege de hoge kwaliteit van de het werk dat Vincent maakte, want dat werd in die tijd nog helemaal niet onderkend. Zijn talent werd evenals de kunstenaar zelf, eerder verguisd dan bewonderd. Nee, de waarde zat hem in het materiaal. Een doek of paneel was immers brandbaar en kon dus gebruikt worden om de oven mee te stoken. Zo is er helaas waarschijnlijk menig kunstwerk door het vuur van mijn overgrootvaders bakkersoven verslonden. Vincent van Gogh schilderde in 1884 De Opwettense watermolen in Nuenen. Dit werk bestaat gelukkig nog, net als zijn schilderij van de Colse watermolen iets verderop in Eindhoven. De Opwettense molen was in die tijd in handen van de familie van Hoorn. Een aangetrouwde familie. In de molenaarswoning woonde, met zijn ouderlijk gezin en later met zijn broer en diens gezin, de vrijgezelle “Ome Piet” van Hoorn. Ik heb hem als honderdentwee jarige nog gekend en was onder de indruk van deze oude man. Hij had immers, zo vertelde hij mij, als jongeling nog vogelnestjes uit de bomen gehaald op verzoek van Vincent van Gogh, die ze gebruikte als oefenmateriaal om na te tekenen of schilderen. Door deze familiegeschiedenis voel ik me op magische wijze verwant met Van Gogh. Om
44
dit bijzondere gevoel te versterken heb ik eind jaren 70, toen de man honderd werd, de karakteristieke kop van Ome Piet getekend. Maar wat is nu de link tussen dit verhaal en Molenhoek met haar Kuilseweg? Niet het woord “molen”, dat zou te makkelijk zijn. Nee het is het werk van een andere, hedendaagse, kunstenaar genaamd Daan Roosegaarde. Hij is de bedenker van de “Glowing Lines”. Roosegaarde ontwikkelde samen met bouwbedrijf Heijmans een innovatieve technologie waardoor verf of ander materiaal overdag licht opneemt en dit in het donker afgeeft om zo, met weinig inbreuk op de donkere nacht, toch veilige verlichting aan bijvoorbeeld fietsers te bieden. In Nuenen heeft deze kunstenaar ter ere van zijn oud collega een bijzonder fietspad gecreëerd, bestaande uit duizenden lichtgevende steentjes, geïnspireerd op het schilderij “De Sterrennacht” van Vincent van Gogh. Dit pad loopt van de ene naar de andere door Van Gogh geschilderde watermolen. In Molenhoek wordt er gesproken over verharding van het zandpad de Kuilseweg, als onderdeel van de snelfietsroute tussen Cuijk en Nijmegen. De Kuilseweg ligt in een stukje natuur waar het ‘s nachts nog echt donker is. In het kader van “Molenhoek pakt aan” hebben enkele bewoners van de Kuilseweg, waaronder ondergetekende, het initiatief genomen om in de Dorpsraad en bij de gemeente Mook en Middelaar aandacht te vragen voor het behoud van het donker op een toch veilig fietspad. Het idee was dat de Glowing Lines, strakke belijning voor wegen en paden, van Roosegaarde hier de perfecte oplossing voor zouden kunnen zijn. Geen ontsierende lantarenpalen, geen lichtvervuiling maar subtiele en veilige verlichting in een mooie natuur. Naar het Van Gogh-Roosegaarde-fietspad ga ik volgende week zeker kijken als ik weer bij mijn moeder in Nuenen op bezoek ben. En als het aan ons ligt komt er een mooi Roosegaarde fietspad in Molenhoek. Wie weet vindt de kunstenaar nog een Molenhoekse inspiratiebron om in plaats van met lijnen de nieuwe snelfietsroute te kunnen verlichten. Want de toekomstige verlichting op de Kuilseweg kan misschien nog mooier. Lichtpuntje
45
16 Over doperwten, lsd en Molenhoek ‘Heb je niks beters te doen?’, zei mijn moeder vaak als ze me met een boek de zelden bewoonde woonkamer in zag glippen. Het betere bestond uit huiswerk maken, de gang stoffen of een onoverzienbare hoop doperwten diepvriesklaar te maken, voor de strenge winter die zou komen. Mijn moeder was een lief mens. Later, pas veel later, was ze uitgesproken trots dat ik niet in de schoonmaakbranche terecht was gekomen en ook de conservenindustrie links had laten liggen. Ik schatte in dat een antwoord op haar vraag niet nodig was en nestelde me in de enige grote stoel die we hadden, om onverklaarbare reden ‘de zorg’ genoemd. Daar begon het echte leven. Ik verslond de verhalen over anderen die dat leven al lang leefden, ik droomde mezelf tot in het middelpunt van het boek, als ware ik de hoofdpersoon. En als dat niet automatisch paste schreef ik in de kantlijn wat extra passages die het verhaal de door mij begeerde wending gaven. Lezen, schrijven en dromen, het leverde mij mijn eerste lsd-trips op. ‘Wat ben je toch naïef’, kan mijn geliefde wel eens niet altijd liefdevol zeggen. En dan doelt hij niet op mijn leeswoede of schrijfzin maar op het droomdeel van de trip waar ik nog altijd graag vertoef. Die dromen gaan niet meer over mijn 120 kilometer verwijderd geboortedorp. Mijn moeder leeft niet meer. ‘De zorg’ heeft hopelijk een tweede leven gekregen ergens en bergen doperwten bestaan waarschijnlijk alleen maar meer in een fabriek. Nee, mijn dromen gaan regelmatig over Molenhoek, waar ik sinds jaren vertoef en me steeds meer thuis ben gaan voelen. M’n nachtrust lijdt daar niet onder, integendeel. Dromen kan immers ook overdag, lopend over de Lierseweg, fietsend door het Patersbosje of mijmerend, geleund tegen het wachthokje op het station. De Keizershofdroom is een van mijn favorieten. Zo op het oog is het een saaie straat, licht oplopend, maar genoeg om bij haast op het eind naar adem te happen als ik bijna te laat ben voor de trein. Een paar hofjes zijn er, die baat zouden hebben bij een zaterdag met z’n allen de handen uit de mouwen steken. Met een gezellige buurtzitplek als resultaat of – pakweg – een jeu de boulesbaan. Of een buurttuintje voor de kinderen die met de oogst langs de deuren gaan. En de beste kok uit de buurt die
46
daarmee een buurtmaaltijd maakt. Waarbij de deelnemers elkaar dan elke keer het verhaal vertellen van de succesvolle straatdag van 2014. Ze kennen elkaar al, daar in de Keizershof. En ze weten elkaar te vinden voor het delen van lief en leed en spullen. En toch bracht de straatdag een extra dimensie. Ieder nam een voorwerp mee waaraan een (levens)verhaal vastzat. Het kon over vroeger gaan, over reizen of hobby’s of nog wat anders. Ademloos werd geluisterd en men fluisterde: ‘dat had ik nooit achter hem gezocht’, ‘wat een kanjer van een vrouw is dat’. En men ervoer dat het leven goed was, daar in de Keizershof. Mijn droom gaat verder … ook de Toverdans zijn eigen feest met verhalen of de flat aan de Singel. Dan komen lief en leed- en spullenruil vanzelf wel. Ik hoor op de achtergrond mijn geliefde, maar negeer voor even zijn bestaan. ‘Waarom niet meteen groots gedroomd?’, bedacht ik onlangs. En ik ging aan de slag, het is een kwestie van een druk op de droomknop. Niet alleen Keizershoffers maar alle Molenhoekers hebben immers een verhaal. Dat wordt een kwestie van vangen. Met een straatfeest of een schrijfwedstrijd. Of een interviewestafette. Of per straat een straatpen die begint te schrijven op nummer 1 en wordt doorgegeven aan de volgende en volgende. Nummer 13 kan worden overgeslagen als die niet thuis is of niet wil. Als op het eind het stokje, excuus de pen, aan ieder is doorgegeven springt ook bij huisnummer 13 het licht vast op groen. De Dorpsraad zal bereid zijn om een gegraveerde straatpen te sponsoren. Haar website wordt het platform waarop Molenhoekers elke week weer nieuwe verhalen kunnen vinden. Er komen overzichten op van speciale talenten die mensen hebben, variërend van Engelse conversatie tot tuinieren, van schrijven van een boek over Molenhoek tot het illustreren ervan, van het organiseren van Molenhoeks Makkie tot het organiseren van een opschoonteam per straat. Op die website vinden we welke nationaliteiten Molenhoek telt, staan vragen om hulp bij tuinonderhoud of een oproep voor een nieuwe leesclub. Wie gaat mee naar de tentoonstelling in het Noord-Brabants Museum? Wie wil de auto delen? Wie, hoe, wat, ……. Ik hoor mijn geliefde en schrik. Heeft hij dan toch gelijk? Heb ik niks beters te doen? Droomster
47
17 Juryrapport ‘Molenhoek schrijft’ vroeg de Gelderlander vijf verhalen te nomineren voor de literaire hoofdprijs. Roeland Segeren, Hans Peeters en Frank Houtappels lazen de verhalen. In onderstaand juryrapport ‘Stekels en subtiliteiten’ vertellen zij welke verhalen een nominatie verdienen en waarom.
Stekels en subtiliteiten Vraag schrijvers in Molenhoek om te schrijven over Molenhoek, en dan beginnen de verhalen hier. In Molenhoek. Want dat is wat opvalt als je de verhalen leest die zestien mensen schreven voor de schrijfwedstrijd Molenhoek Schrijft. Inspiratie begint letterlijk om de hoek: bij de start van het Molenhoeks Makkie, bij de Kloostertuin, op de betonklinkers van de Jonkerlaan. Dat ligt natuurlijk voor de hand als je als organisatie vraagt om verhalen die zich hier afspelen, maar het kan ook anders, zoals in onze nummer drie. Collega Willie komt uit de bus gevallen, schrijft De Bussjooffeur, en het verhaal begint. Je zit er meteen in. Het is een verhaal in de ik-vorm, we kijken door de ogen van de (of een) buschauffeur. We maken mee wat hij meemaakt op zijn reis, zijn bescheiden reis door de omgeving, en we lezen zijn overpeinzingen. Dat die anno 2014 soms blijk geven van verwondering over andermans huidskleur schuurt, maar zorgt er ook voor dat het een stekel heeft. Die schrijver, die denkt er toch niet echt zo over, toch? De nummer twee is een verhaal dat allesbehalve schuurt. Het is een positief verhaal, een verhaal waarin Josephine haar liefde voor Molenhoek verklaart. Dat lijkt misschien zoet en mild, maar het aardige is dat zij verklaart hoe die liefde zich ondanks de twijfels in haar jeugd ontwikkelt. De kop van het verhaal is wat dat betreft veelzeggend: ‘Toch gelijk!’.
48
De winnaar van de redactie van De Gelderlander kiest voor het subtiele van de melancholie en nostalgie. Het is beeldend geschreven en geeft toch ook blijk van een zekere trots voor het dorp. Die blijft onuitgesproken in de letterlijke zin, maar wordt tussen de regels door toch in woorden gevangen. De schrijver mijmert op straat, peinst onderkoeld komisch over architecten die zijn dorp iets aandoen, en wordt dan plots wakker. Het mooiste verhaal is van Piro: Kloosterkamer. Redactie De Gelderlander – editie Rijk van Nijmegen 1 Kloosterkamer - Piro 2 Toch gelijk! - Josephine 3 De Oversteek 29 – De Bussjooffeur 4 Ode aan de grenssteen - Molina 5 Doe mij maar Molenhoek! - Montaigne
49
Verhalen van gastschrijvers De volgende verhalen dongen niet mee naar de literaire hoofdprijs.
Het eerste verhaal is van Kinda, een Braziliaanse van 18, die drie maanden in Molenhoek woonde, terwijl ze in Nijmegen de Nederlandse taal leerde. De andere twee waren eerder te lezen op de website van de Dorpsraad.
50
18 Aldeia Molenhoek (Dit is het verhaal van Kinda, een Braziliaanse van 18, die drie maanden in Molenhoek woonde, terwijl ze in Nijmegen de Nederlandse taal leerde).
In mijn moedertaal hebben we geen letterlijke vertalling voor het Nederlands woord Dorp. Wat wij noemen Aldeia is eigenlijk ‘iets weg ver van alles’. Soms zijn er geen grote scholen of autos. Maar de mensen zijn er blij, enthousiast en vriendelijk. Het is eigenlijk bijna één grote familie. Toen ik op vakantie uit Brazilie naar Nederland kwam, was ik met mijn gezin altijd op bezoek bij ons nicht en haar partner in Molenhoek. De laatste keer werd ik uitnodigd om na mijn middelbaar school een tijd bij hun in huis te komen logeren. Goed, hier ben ik nu al 4 maanden om de Nederlandse taal te leren. In de begin was het lastig om Molenhoek als een 'aldeia' te herkennen, hoewel de huis op een zandpad staat, ligt het op 5 minuten van een moderne school, 5 minuuten van een groot winkelcentrum en heeft het ook zijn eigen treinstation! In mijn land zijn dit kenmerken van een grote stad. Maar nu zie ik hoe rustig het hier ook is. En hoe aardig, hoe warm, en dichtbij de mensen voelen en denken. Dat gebeurt nauwelijks in de grote stad een kwartier verder op. Molenhoek heeft tijd voor kunst, tijd voor natuur en tijd voor Eat &Meet met onbekenden. Molenhoek heeft tijd om de schapen te strelen. Ze vinden het niet erg als koeien de Kuilseweg oversteken en ze moeten wachten. Molenhoek geeft tijd aan het leven. Een Portugees gedicht van Fernando Pessoa zegt: “Vanuit mijn 'aldeia' is het net alsof ik het hele universum kan zien”. Dat voel ik als ik in Molenhoek ben. Op een mooie avond of als ik over de heide kijk. Hier is de lucht dichter bij dan in de stad waarin de horizon altijd achter de gebouwen is. Ik adem eens heel diep en kijk naar de heuvels van Molenhoek. Ik denk even na en zucht: ‘wat mooi zou het zijn als de hele wereld een grote aldeia was. Kinda da Silva
51
19 De kunst van het ouder worden Enkele jaren geleden verhuisde ik met mijn vrouw van de jachtige Randstad naar het dorpse Molenhoek. Vanaf het station komend zag ik het mooie witte landhuis met het sierlijke opschrift: LINQUENDA.
Ik zocht nieuwsgierig op Wikipedia naar de betekenis. Linquenda is het eerste woord van een gedicht van de Romeinse filosoof Horatius (65 – 8 v. Chr.). De beginzin luidt voluit: Linquenda tellus, et domus, et placens uxor, en betekent: 'Eens moet je erf, en huis, en dierbare echtgenote achter laten.' Dit is de typisch stoïcijnse levenskunst: het besef van de vergankelijkheid en eindigheid van ons zelf, van onze dierbaren en onze bezittingen. Linquenda betekent loslaten, onthechting, altijd onverstoorbaar blijven en je gemoedsrust bewaren als onheil je treft. Ik vroeg aan Janny Verdonk die ruim veertig jaar in het witte landhuis heeft gewoond, naar het hoe en waarom van dit opschrift. Zij vertelde mij
52
dat haar schoonvader Jan Verdonk (1906-1976), een telg uit een oude molenaarsfamilie, in de Zaanstreek een maalderij voor het fijnmalen van steenkool tot gruis had. Dat werd toentertijd gebruikt bij het gieten van ijzer. In 1958 verplaatste hij om economische redenen zijn bedrijf naar het stationsemplacement van Molenhoek. Hij kocht het in 1928 gebouwde witte landhuis. Volgens Janny is er wat Linquenda betreft geen sprake van een geestelijke vader maar van een geestelijke moeder, want het was de echtgenote van Jan Verdonk, de erudiete Helena Keijzer (1906-1970) die in 1958 het opschrift Linquenda op de gevel heeft laten zetten. Janny trouwde in 1965 met Jaap, de zoon van Jan Verdonk, die in het bedrijf van zijn vader werkte. In 1970 namen Janny en Jaap het landhuis over. Jaap stierf in 2009 waarna Janny het huis in 2011 verkocht. De huidige bewoners hebben ondertussen het huis gerestaureerd en daarbij het opschrift Linquenda intact gelaten. Op het eerste gezicht lijkt het vreemd dat de diepgelovige christelijke Helena Keijzer voor haar huis een spreuk van een heidense dichter koos. Bij nader inzien is het toch heel verklaarbaar, want de eerste christenen hebben zich sterk laten inspireren door deze wijdverspreide stoïcijnse levensbeschouwing in het Romeinse rijk. Geniet van je dierbaren en je bezittingen maar hecht je er niet aan. Leef altijd in het besef dat alles tijdelijk is en je het eens zult moeten achterlaten. De stoïcijnen waren niet per se zwartgallig, het waren eerder levensgenieters. Hun bekendste spreuk, Carpe diem, pluk de dag, konden de eerste Christenen minder waarderen, omdat zij geloofden dat het grote geluk pas ná de dood zou komen. De Stoïcijnen oefenden bewust in het Linquenda, in de kunst om te kunnen loslaten. Van jongs af aan ervaren we dat we voortdurend iets moeten achterlaten. We krijgen steeds méér verleden en minder toekomst. Dat is een volkomen natuurlijk proces dat doorgaat totdat we onze laatste adem uitblazen. Op een gegeven moment kunnen we niet meer voetballen, schaatsen, het Molenhoeks Makkie lopen of de dakgoot schoonmaken. In tegenstelling tot onze voorouders hebben wij nu sterke pijnstillers, protheses en andere technische snufjes die onze oude dag verdraaglijker maken. Maar uiteindelijk is het uitstel van executie. Ouderdom is een ongeneeslij-
53
ke ziekte met dodelijke afloop. De enige manier om er aan te ontsnappen is door vroeg dood te gaan. Wil je zo gelukkig en tevreden mogelijk ouder worden, zonder verbittering en verzuring? Dan kun je het beste het natuurlijke slijtage proces accepteren en leren ermee om te gaan. Maar het vergt veel oefening om je die kunst eigen te maken. Willem Elsschot maakte in 1910 een prachtig gedicht ‘De klacht van een oude’. Het gaat over een oude man die grote moeite heeft met het accepteren van zijn aftakeling: ‘Ik word aan ’t oud zijn niet gewend / De lichterlaaie die ik heb gekend / zit nog te diep in mijne knoken / en blijft mij dag en nacht bestoken.’ Linquenda komt in feite overeen met het Memento mori zoals ik het in mijn jeugd in de godsdienstles leerde. Net als alle dorpelingen moest ik op Aswoensdag, de woensdag na carnaval, naar de vroegmis om een askruisje te halen. Mijnheer pastoor wreef met zijn duim een kruis van as op mijn voorhoofd en prevelde “Memento, homo, quod pulvis es, et pulverem reverteris” (Gedenk, mens, dat je stof bent en tot stof zult wederkeren). Gerard Grubben
54
20 Jachtslot de Mookerheide Verscholen in een prachtig natuurgebied ligt Jachtslot de Mookerheide. Ooit was dit het ‘droompaleis’ van Baron Van Luden. Hij liet het tussen 1902 en 1905 bouwen om zijn rivaal, burgemeester van den Broek van de gemeente Heumen, de loef af te steken. Nu is het volledig in Jugendstil uitgevoerde slot een exclusief hotel-restaurant en vergaderlocatie. Het rijksmonument staat op de lijst van de honderd best bewaarde interieurs van Nederland tussen 1900 en 1940. Maar dat niet alleen, het is ook een unieke locatie voor de inwoners van Molenhoek. Luden Het waren de Nijmeegse architecten Oscar en Henri Leeuw die in opdracht van Jan Jacob Luden het Jachtslot zijn markante vorm gaven. De door een erfenis schatrijk geworden Luden was in een felle concurrentiestrijd verwikkeld met de toenmalige burgemeester van Heumen. Die was eigenaar van de plaatselijke brouwerij De Raaf. Luden wilde de belangrijkste man van het dorp worden. Om dat voor elkaar te krijgen legde hij een enorme heuvel aan op de Mookerheide. Daar bovenop liet hij het Jachtslot bouwen. Vanuit de hoge toren kon hij letterlijk en figuurlijk neerkijken op de brouwerij van de burgemeester. Vandaag de dag biedt de toren nog altijd een adembenemend uitzicht over Molenhoek en delen van de provincies Limburg, Noord-Brabant en Gelderland. De baron zelf heeft overigens weinig van zijn slot genoten. Hij was meestal in Parijs. In 1910 verkocht hij het aan Antonius Vroeg, die er nog jaren in zou wonen.
55
Duits hoofdkwartier In de Tweede Wereldoorlog laat Heinrich Himmler, Reichsführer van de SS, zijn oog op het Jachtslot vallen. Hij beschouwt het als een uitstekende vooruitgeschoven post. Hij eist het slot op en vestigt er zijn hoofdkwartier. Het mag een wonder heten dat het Jachtslot aan het einde van de oorlog de landing van de Canadese parachutisten en de daarop volgende felle gevechten heeft overleefd. Na de oorlog koopt de kloosterorde Bethanië (Dominicanessen) het landgoed. Zij vangen er moeilijk opvoedbare kinderen op in drie pensionaatsgebouwen en een school. In 1986 wonen er nog maar acht zusters. Omdat zij het slot niet meer kunnen onderhouden, wordt het merendeel van de grond, behalve de school en de drie pensionaatsgebouwen, verkocht aan Natuurmonumenten. Het Jachtslot zelf komt in handen van de huidige slotheer Hennie van Hout. Op bezoek Een smalle weg klimt langzaam door een woud van bomen omhoog. Plotseling doemt de imposante toren van het witgepleisterde Jachtslot de Mookerheide als uit het niets op. Een zware deur biedt toegang tot het voormalige domein van de baron. Binnen word je direct getroffen door een schitterend tafereel. Een prachtige, in hout gesneden trappartij leidt naar het immense in glas-in-lood uitgevoerde Hubertusraam. Daarboven ontvouwt zich een adembenemend plafond. ‘Ik weet het nog goed’, vertelt de slotheer Hennie van Hout even later onder het genot van een kop koffie. ‘De zusters vertrokken ’s avonds om half acht. Een half uur later was ik in het slot aanwezig om te voorkomen dat het zou worden gekraakt’. Van Hout was al langere tijd op zoek naar een kasteel dat geschikt zou zijn om een horecabedrijf in te beginnen. ‘Ik was toe aan een nieuwe uitdaging. Toen ik het Jachtslot voor het eerst bezocht, was ik helemaal verkocht. Bij binnenkomst had ik echt zo’n gevoel van ‘Wauw!’. Terug in oude luister In de daarop volgende jaren brengt Van Hout Jachtslot de Mookerheide terug in oude luister. Zijn zus en interieurstyliste Anne Van Hout helpt hem daarbij. Die wist tot dan toe nog weinig van Jugendstil maar verdiept zich in deze kunststroming. Jugendstil was vooral tussen 1880 en 1914 in
56
zwang als reactie op het impressionisme. De belangrijkste inspiratiebron was de natuur. Van Hout loopt zelf vele antiquariaten, kunsthandels en kunstbeurzen af om meubels, kunst- en gebruiksvoorwerpen voor zijn slot te kopen. In 1994 krijgt hij de mogelijkheid om ook de drie pensionaatsgebouwen van stichting Dominicus te kopen. In 1996 komen daar nog eens de school met gronden van de gemeente Mook en Middelaar bij. Zo bouwt hij aan het nieuwe Jachtslot de Mookerheide, dat nu een luxueus hotelrestaurant en vergaderlocatie is. Het bevat 23 exclusieve hotelkamers, waarvan zeven (bruids)suites. Daarnaast herbergt het restaurant Baron van Luden, Brasserie du Bois en diverse schitterend ingerichte private dining salons en feestzalen. Het landgoed telt daarnaast ook nog een Scottish Barn, een vergaderlocatie, een hertenkamp en diverse fiets- en wandelroutes. Van Hout: ‘In de loop der jaren zijn hier vele beroemdheden geweest. Dries van Agt, wijlen Willem Duys, Freek de Jonge, Lee Towers, Ivo Niehe en Hans Klok. Ook acteurs en actrices uit Hillstreet Blues en Dynasty en veel tenniscoryfeeën zoals Tom Okker, Ilie Năstase en Jimmy Connors waren er ooit te gast’. Jachtslot de Mookerheide is een plek, waar Molenhoek trots op mag zijn. Boven in de torenkamer kun je vrienden en familie vol trots wijzen op al het andere moois, dat onze omgeving te bieden heeft. Harry Hendrix
57
Peter Janssen, Erik Dracht, Piet Roberts, Tineke Haegens ,Marlies Mezger en Harry Hendrix
[email protected]
Deelnemers schrijfwedstrijd: 1.
DeBacle, Kees Lemmens. De straatprijs
2.
Sietse, Peter Janssen. Van manager tot spreekstalmeester
3.
Dreamer, Paul Jansen. Mijn Molenhoeks Makkie
4.
Koala, Annemarie Eras. Lezen we nog?
5.
Piro, Piet Roberts. Kloosterkamer
6.
Oranje Paars, Patricia Heijmen. Oranje paars
7.
Montaigne, Gerard Grubben. Doe mij maar Molenhoek!
8.
Molina, Ineke van Heusden. Ode aan de grenssteen
9.
K. Rol, Carol Cornelissen. Mooi Molenhoek
10. El Buey, Coen van Os. Dromertje 11. De bussjooffeur. Jos Wagemans. De oversteek 12. Amourette, Mary Bats. Passionele liefde 13. Josephine, Sophie Hefti. Toch gelijk 14. Bob Stanhope, Harry Hendrix. Een verdwaalde zomerdag in november 15. Lichtpuntje, Marian Bax. Het kan misschien nog mooier op de Kuilseweg 16. Droomster, Jacqueline Konings. Over doperwten, lsd en Molenhoek Thomas Verbogt wees de winnaar aan van de literaire hoofdprijs.
Zie www.dorpraadmolenhoek.nl voor de winnaar van de publieksprijs, de winnaar van de literaire hoofprijs en een verslag van het literair café.
58
Deze editie kwam tot stand in samenwerking met:
Marian Bax: schilderijen
59
‘Hoe moet ik daar doorheen met al die fotografen? Het lijkt wel het fotomoment van het Koninklijk Huis’, uit: Mijn Molenhoeks Makkie ‘Op de Gooise heidevelden wandel je ‘s zondags in file. Doe mij maar Molenhoek !’, uit: Doe mij maar Molenhoek! ‘En de Papoea’s komen wel degelijk naar Nederland, maar niet naar Molenhoek.’, uit: Mooi Molenhoek ‘Ondanks het lege nest en het missen van mijn ouders, ben ik gelukkig, denkend aan alle mooie herinneringen van twintig jaar Molenhoek’ ,uit: Dromertje ‘Adembenemend! Ik kan mijn blikken niet afwenden en wordt als een magneet door ‘haar’ aangetrokken’ uit: Passionele liefde ‘Links tovert de vroege herfstzon met mistflarden een weids dal om tot een sprookjesachtige vallei met in de verte een plukje koeien. Zo moet de verborgen vallei van mijn jeugdheld Arendsoog eruit gezien hebben’, uit: Een verdwaalde zomerdag in november ‘Ik hoor mijn geliefde en schrik. Heeft hij dan toch gelijk? Heb ik niks beters te doen?’, uit: Over doperwten, lsd en Molenhoek
60