OVERZICHT De Raad Aanvang: Tijd
03-10-2006 18:00
Het Plein
18:00 Inrichting fietsroute Keerkring He.... zit dat zo! Structuurvisie Park Randenbroek e.o. Voorontwerp bestemmingsplan Maatweg 19:00 Tijd
Raadzaal 1.02
19:00 Structuurvisie Park Randenbroek e.o. en herontwikkeling locatie Elisabeth Voorbereiding besluit
Molendijkzaal 0.01
Vermeerzaal 1.03
PvdA: Wet Werk en Bijstand Informatie
Onderzoeksrapport handhaving brandveiligheid Voorbereiding besluit
19:30 20:00 Inrichting Keerkring Peiling
Procedure en Toetsingspunten Locatiekeus opvangvoorzieningen Voorbereiding besluit
21:00 Tijd
Raadzaal 1.02
21:30 Raadsdebatten: geen Besluiten (zonder debat) 1. Begroting 2007 van Gewest Eemland en van GGD Eemland Toelichting : Overeenkomstig art. 41 van de gemeenschappelijke regeling wordt de raad in de gelegenheid gesteld van zijn gevoelen te doen blijken; het college adviseert geen bezwaar te maken 2. Beslissing op bezwaar inzake vestigen voorkeursrecht Vathorst West II Toelichting : Op 6 juni 2006 heeft de raad besloten tot vestigen voorkeursrecht in Vathorst West II. Voorgesteld wordt bezwaar ongegrond te verklaren omdat niet is gebleken dat niet is voldaan aan de gronden waarop het vestigen van een voorkeursrecht kan worden tegengehouden 3. Verzoek om vergoeding planschade Eindweg 1, 5 en 7 te Hooglanderveen Toelichting : Betreft verzoek van voor 1 september 2005; derhalve nog bevoegdheid raad. Moties 4. SP en PvdA : Motie Tinq tankstation Soesterweg 22:00 Einde
1
De Ronde Datum: Aanvang:
dinsdag 3 oktober 2006 19:00
Structuurvisie Park Randenbroek e.o. en herontwikkeling locatie Elisabeth Voorbereiding besluit Inrichting Keerkring Peiling
Structuurvisie Park Randenbroek e.o. en herontwikkeling locatie Elisabeth Voorbereiding besluit Reg.nr.: 2194863 Van: College van B&W Ambtelijk contact: De Ruiter (033-4694558) Portefeuillehouder: Van Daalen, Luchtenveld en Hekman Opsteller: De Ruiter (033-4694558) Samenvatting: De wens uit het Collegeprogramma om te onderzoeken of en hoe meer groen en minder bebouwing mogelijk is op de locatie Elisabeth met behoud van de eis van budgetneutraliteit vraagt om acties om draagvlak en middelen te genereren. Deze acties kosten meer tijd dan de voorgestelde drie maanden. Om toch voortgang te geven aan de Structuurvisie Park Randenbroek en omgeving stellen wij voor de besluitvorming en verdere uitwerking van de Structuurvisie los te koppelen van de uiteindelijke beslissing over de herontwikkeling van de locatie Elisabeth. Reden van aanbieding: De Raad informeren over de stappen die zijn genomen in het proces Structuurvisie Park Randenbroek en omgeving, het resultaat daarvan, de stappen die wij de komende tijd willen nemen en besluitvorming vragen over het vervolg. Van de raad wordt gevraagd: zich voor te bereiden op besluitvorming over - het loskoppelen van de besluitvorming en verdere uitwerking van de Structuurvisie Park Randenbroek en omgeving en de uiteindelijke beslissing over de locatie Elisabeth. - het ter inspraak brengen van de Structuurvisie Park Randenbroek en omgeving d.d. 7 februari 2006 exclusief de passage over de locatie Elisabeth (pagina 51 t/m 59). Vervolgtraject: Het loskoppelen van de besluitvorming over de Structuurvisie en de locatie Elisabeth betekent dat beide trajecten een eigen vervolg krijgen. Inhoudelijke afstemming wordt uiteraard gewaarborgd. Het vervolgtraject is uitgebreid omschreven in het bijgaande raadsvoorstel. Doel activiteit: Voorbereiding besluit Soort activiteit: Raadsvoorstel Soort verslag: Verslag Bijbehorende documenten: /smartsite.shtml?ch=&id=164811 (nr. 2187634) : /smartsite.shtml?ch=&id=156492. : /smartsite.shtml?ch=&id=165206 : /smartsite.shtml?ch=&id=165204 : /smartsite.shtml?ch=&id=165205
Inrichting Keerkring Peiling Reg.nr.: 2193308 Van: College van B&W Ambtelijk contact: Schnackers (4928) Portefeuillehouder: Luchtenveld Opsteller: Schnackers Samenvatting: De heroverweging van de fietsroute Keerking is afgerond en de resultaten bekend. De heroverweging heeft plaatsgevonden naar aanleiding van een initiatiefvoorstel van BPA, SP en JA. Afspraken hierover zijn gemaakt in de Ronde van 23 mei jl. Het College heeft de door initiatiefnemers ingediende variant, samen met een aantal andere varianten, ruimtelijk uitgewerkt en beoordeeld. Met name de aspecten fietsveiligheid en parkeren zijn aanleiding geweest voor de heroverweging. Resultaat van de heroverweging is dat het College een nieuwe voorkeursvariant heeft gekozen. Deze variant ("variant 4") behelst de aanleg van een fietsstraat en de aanleg van een parkeerterrein direct bij de in/uitgang van de voetbalvereniging (capaciteit 76 ppl). De fietsveiligheid van de fietsstraat, waarop auto- en fietsverkeer van dezelfde ruimte gebruik maken, vindt het College ruim voldoende omdat alleen sprake is van langsrijdend autoverkeer en niet van in/uitparkerend of kerend autoverkeer. Verder geldt dat de intensiteit van het autoverkeer, met uitzondering tijdens ’voetbaluren’, erg laag is. Ten aanzien van de parkeercapaciteit geldt dat de nu voorgestelde capaciteit voldoet aan de eerder in het stedenbouwkundige Programma van Eisen van de Spoorwegzone, genoemde eis. Namelijk dat als gevolg van verdwijnen van capaciteit op o.a. het Boogschuttersplein, 20-30 nieuwe parkeerplaatsen gerealiseerd moeten worden. Reden van aanbieding: De resultaten van de heroverweging, inclusief de keuze van de voorkeursvariant, worden teruggekoppeld in de Ronde van 3 oktober a.s. De Raad wordt verzocht kennis te nemen van de resultaten en zijn mening hierover kenbaar te maken. Van de raad wordt gevraagd: Zijn mening over de resultaten van de heroverweging, waaronder de door het College vastgestelde nieuwe voorkeursvariant, kenbaar te maken. Vervolgtraject: Nadat de Raad zijn wensen kenbaar heeft gemaakt worden alle noodzakelijke activiteiten uitgevoerd om de voorkeursvariant uit te werken tot een Definitief Ontwerp. Doel activiteit: Peiling Soort activiteit: College peilt raad Soort verslag: Verslag Bijbehorende documenten: /smartsite.shtml?id=164815 : Tekeningen: /smartsite.shtml?id=164816 /smartsite.shtml?id=164817 /smartsite.shtml?id=164818
/smartsite.shtml?id=164820 : /smartsite.shtml?id=164821
Het Besluit Datum: Aanvang:
dinsdag 3 oktober 2006 21:30
Raadsdebatten: geen Besluiten (zonder debat) 1.
Begroting 2007 van Gewest Eemland en van GGD Eemland Toelichting : Overeenkomstig art. 41 van de gemeenschappelijke regeling wordt de raad in de gelegenheid gesteld van zijn gevoelen te doen blijken; het college adviseert geen bezwaar te maken
2.
Beslissing op bezwaar inzake vestigen voorkeursrecht Vathorst West II Toelichting : Op 6 juni 2006 heeft de raad besloten tot vestigen voorkeursrecht in Vathorst West II. Voorgesteld wordt bezwaar ongegrond te verklaren omdat niet is gebleken dat niet is voldaan aan de gronden waarop het vestigen van een voorkeursrecht kan worden tegengehouden
3.
Verzoek om vergoeding planschade Eindweg 1, 5 en 7 te Hooglanderveen Toelichting : Betreft verzoek van voor 1 september 2005; derhalve nog bevoegdheid raad. Moties
4.
SP en PvdA : Motie Tinq tankstation Soesterweg Einde
Raadsdebatten:
geen
Besluiten (zonder debat)
1.
Begroting 2007 van Gewest Eemland en van GGD Eemland Reg.nr .: 2192302 2192302 (pdf)
Toelichting : Overeenkomstig art. 41 van de gemeenschappelijke regeling wordt de raad in de gelegenheid gesteld van zijn gevoelen te doen blijken; het college adviseert geen bezwaar te maken
2.
Beslissing op bezwaar inzake vestigen voorkeursrecht Vathorst West II Reg.nr .: 2183141 2183141 (pdf)
Toelichting : Op 6 juni 2006 heeft de raad besloten tot vestigen voorkeursrecht in Vathorst West II. Voorgesteld wordt bezwaar ongegrond te verklaren omdat niet is gebleken dat niet is voldaan aan de gronden waarop het vestigen van een voorkeursrecht kan worden tegengehouden
3.
Verzoek om vergoeding planschade Eindweg 1, 5 en 7 te Hooglanderveen Reg.nr .: 2185361 2185361 (pdf)
Toelichting : Betreft verzoek van voor 1 september 2005; derhalve nog bevoegdheid raad.
Moties
4.
SP en PvdA : Motie Tinq tankstation Soesterweg SP en PvdA : Motie Tinq tankstation Soesterweg (pdf)
Einde
Gemeente Amersfoort
RAADSVOORSTEL
Van Aan Portefeuillehouder
: Burgemeester en Wethouders : Gemeenteraad : Wethouder drs J.A. Hekman
Reg.nr. Datum Agendapunt
: 2192302 : 19 september 2006 : HB-1
TITEL Begroting 2007 van Gewest - en GGD Eemland
BESLISPUNTEN Besluiten om , in het kader van de bevoegdheid van de raad zijn gevoelen te doen blijken, geen bezwaar aan te tekenen tegen de begroting 2007 van het Gewest - en de GGD Eemland.
AANLEIDING Conform artikel 41 van de Gemeenschappelijke regeling Gewest Eemland wordt de raad in de gelegenheid gesteld het gevoelen omtrent de begroting te doen blijken. De begrotingsstukken zijn door het Dagelijks bestuur van het Gewest naar de raad gestuurd en de raad vraagt hierover advies van het college.
BEOOGD EFFECT Het kunnen overgaan tot vaststelling van de begroting 2007 van Gewest - en GGD Eemland in de vergadering van het Algemeen Bestuur (vermoedelijk op 12 oktober 2006).
ARGUMENTEN De procedure is juist doorlopen en de ramingen 2007 van het Gewest - en GGD Eemland vormen onderdeel van de Gemeentebegroting 2007. Beide begrotingen zijn voorgelegd aan en besproken in verschillende ambtelijke overleggen. Vervolgens is het advies van de functionele commissies en portefeuillehoudersoverleggen ingewonnen. Op 29 juni 2006 zijn de stukken besproken in het portefeuillehoudersoverleg Financiën en het Dagelijks Bestuur van het Gewest Eemland. Op basis van het voorstel van het Dagelijks Bestuur adviseert het college van B&W om, in het kader van de bevoegdheid van de raad zijn gevoelen te doen blijken, geen bezwaar aan te tekenen tegen de begroting 2007 van Gewest - en GGD Eemland.
KANTTEKENINGEN Niet van toepassing.
FINANCIËN De ramingen 2007 van het Gewest - en de GGD Eemland vormen onderdeel van de Gemeentebegroting 2007.
Inlichtingen bij:
drs.H.S. Westra, CST/FIN, (033) 469 47 58
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 2192302 pagina 2
VERVOLG Vaststelling van de begroting 2007 van Gewest - en GGD Eemland in de vergadering van het Algemeen Bestuur (vermoedelijk op 12 oktober 2006).
BETROKKEN PARTIJEN Niet van toepassing.
Burgemeester en wethouders van Amersfoort, de secretaris,
de burgemeester,
Drs. P.J. Buijtels
A. van Vliet-Kuiper
Bijlagen:
- ontwerp raadsbesluit - de begrotingsstukken 2007 van Gewest - en GGD Eemland liggen ter inzage
Gemeente Amersfoort raadsbesluit
pagina 1
RAADSBESLUIT
Reg.nr.2192302
De raad van de gemeente Amersfoort; op basis van het voorstel van burgemeester en wethouders van 19 september 2006, sector CST/FIN (nr.2192302); b e s l u i t:
besluiten om, in het kader van de bevoegdheid van de raad zijn gevoelen te doen blijken, geen bezwaar aan te tekenen tegen de begroting 2007 van het Gewest - en de GGD Eemland.
Vastgesteld in de openbare vergadering van 3 oktober 2006. de griffier
de voorzitter
Gemeente Amersfoort
RAADSVOORSTEL
Van Aan Portefeuillehouder
: Burgemeester en Wethouders : Gemeenteraad : Wethouder drs. J.A. Hekman
Reg.nr. Datum Agendapunt
: 2183141 : 12 september 2006 : HB-2
TITEL Beslissing op bezwaar erven Van den Hengel inzake vestigen voorkeursrecht Vathorst West II
BESLISPUNTEN 1. Het bezwaar van de heer mr. L.J.H. de Vink namens de erven A.G. van den Hengel tegen het besluit tot vestigen en bestendigen van het voorkeursrecht Vathorst West II ongegrond te verklaren; 2. Het besluit inzake het voorkeursrecht Vathorst West II te handhaven; 3. Het hoofd van de afdeling Juridische zaken te mandateren de beslissing op bezwaar namens de raad te ondertekenen.
AANLEIDING Uw raad heeft op 6 juni 2006 het collegebesluit van 28 april 2006 tot het vestigen van een voorkeursrecht op onder andere het perceel van de erven Van den Hengel, bestendigd. De bezwaren betreffen: De termijnen. Het collegebesluit tot vestigen van een voorkeursrecht en het raadsbesluit tot bestendigen zijn besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Men kan daar dus bezwaar tegen maken. Daarnaast is het mogelijk zienswijzen in te dienen voorafgaand aan het raadsbesluit. Deze termijnen zijn correct gehanteerd. De aanschrijving Eigenaren en zakelijk gerechtigden zijn vermeld in openbare registers, te weten het Kadaster. Bij het Kadaster staat vermeld dat de heer A.G. van den Hengel eigenaar is. Het is bekend dat hij is overleden. Correspondentie is terecht aan de erven Van den Hengel verzonden. Het bestemmingsplan Het voorkeursrecht is bedoeld voor een situatie waar in de toekomst andere bestemmingen zullen komen, zoals hier: wonen, werken en groen- en recreatieve voorzieningen, maar er nog geen definitieve invulling kan worden gegeven. Er kan dan ook niet worden gesteld dat er misbruik van bevoegdheid plaatsvindt nu de richting van de toekomstige ontwikkelingen bekend is, of dat er te weinig duidelijk zou zijn over de termijn waarbinnen er meer duidelijkheid moet zijn.
BEOOGD EFFECT Niet van toepassing.
ARGUMENTEN Tegenhouden van het vestigen van een voorkeursrecht kan op de volgende gronden: - de gemeente heeft procedurefouten gemaakt; - de toekomstige bestemming is reeds aanwezig; - het is nu al duidelijk dat de toekomstige bestemming niet gerealiseerd zal worden. Hiervan is niet gebleken.
Inlichtingen bij:
mw. J. den Engelse, DIA/FJD, (033) 469 47 31
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel pagina 2
KANTTEKENINGEN Niet van toepassing.
FINANCIËN Niet van toepassing.
VERVOLG Niet van toepassing.
BETROKKEN PARTIJEN Niet van toepassing.
Burgemeester en wethouders van Amersfoort, De secretaris,
de burgemeester,
Drs. P.J. Buijtels
A. van Vliet-Kuiper
Bijlagen
- raadsbesluit
2183141Gemeente Amersfoort raadsbesluit
pagina 1
RAADSBESLUIT
Reg.nr.2183141
De raad van de gemeente Amersfoort; op basis van het voorstel van burgemeester en wethouders van 31 augustus 2006, sector DIA/FJD (nr.2183141); b e s l u i t:
1. het bezwaar van de heer mr. L.J.H. de Vink namens de erven A.G. van den Hengel tegen het besluit tot vestigen en bestendigen van het voorkeursrecht Vathorst West II ongegrond te verklaren; 2. het besluit inzake het voorkeursrecht Vathorst West II te handhaven; 3. het hoofd van de afdeling Juridische zaken te mandateren de beslissing op bezwaar namens de raad te ondertekenen.
Vastgesteld in de openbare vergadering van 3 oktober 2006. de griffier
de voorzitter
Gemeente Amersfoort
RAADSVOORSTEL
Van Aan Portefeuillehouder
: Burgemeester en Wethouders : Gemeenteraad : Wethouder drs. J.A. Hekman
Reg.nr. Datum Agendapunt
: 2185361 : 19 september 2006 : HB-3.
TITEL Verzoek om vergoeding planschade Eindweg 1, 5 en 7 te Hooglanderveen
BESLISPUNTEN 1. Het verzoek namens de eigenaren van Eindweg 1, 5 en 7 om vergoeding van planschade toe te wijzen. 2. De heer G.W.M. van de Mast inzake Eindweg 1, de heer en mevrouw Tomassen-Mulder inzake Eindweg 5 en de heer en mevrouw Verrips-van Rooijen inzake Eindweg 7 een schadevergoeding toe te kennen tot een bedrag van respectievelijk EUR 15.000,-, 10.000,- en 10.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2004 tot de dag van uitbetaling.
AANLEIDING Bij brief door ons ontvangen op 1 juni 2004, is namens de eigenaren van de woningen aan de Eindweg 1, 5 en 7 te Hooglanderveen (hierna: verzoekers) een verzoek om schadevergoeding ex artikel 49 WRO ingediend. Aanleiding daartoe is het bestemmingsplan Vathorst, waardoor verzoekers van mening zijn dat hun woning in waarde is gedaald. Voor de verdere motivering hiervan verwijzen wij u kortheidshalve naar de brief van verzoekers die als bijlage bij het rapport van de Saoz is gevoegd. Overeenkomstig de door de raad vastgestelde verordening procedure planschadevergoeding, hebben wij de planschadebeoordelingscommissie, de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (hierna: Saoz) te Rotterdam, verzocht ons over het verzoek te adviseren. Omdat in artikel 49 WRO (oud) expliciet is vermeld dat de raad een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toekent, dient dit voorstel ter besluitvorming aan uw raad te worden voorgelegd.
BEOOGD EFFECT Besluitvorming over het onderhavige verzoek.
ARGUMENTEN 1.
Onlangs heeft de Saoz haar adviezen aan ons toegezonden, waaruit blijkt dat verzoekers in planologisch opzicht in een nadeliger positie zijn komen te verkeren. Daartoe heeft de Saoz een vergelijking gemaakt tussen het planologisch regime van het bestemmingsplan Buitengebied I en II en dat van het bestemmingsplan Vathorst zoals uitgewerkt in het plan “Vathorst, uitwerkingsplan De Velden 3abc, 2005”. Hierna volgt een samenvatting van de vergelijking. Tussen haakjes staan de afstanden vermeld gemeten vanaf de objecten Eindweg 5 respectievelijk 7. Op basis van het plan Buitengebied I en II konden verzoekers zijdelings ten noordoosten op een afstand van ongeveer 105 (85, 80) meter vanaf hun woning worden geconfronteerd met onder meer 12 meter hoge bedrijfsgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een agrarisch bedrijf, twee 9 meter hoge bedrijfswoningen , 23 meter hoge silo’s en hooibergen voorzien van een maximaal 15 meter hoge overkapping. Voorts konden er op afstanden vanaf ongeveer 90 (80, 60) meter te zuidoosten, 100 (90, 85) meter ten oosten, 130 (125, 120) en 170 (160, 150) meter ten noordoosten een viertal vrijstaande woningen worden opgericht. De overige gronden konden slechts worden bebouwd met 6,60 meter hoge bouwwerken ten dienste van de agrarische bestemmming. Nu kunnen verzoekers op de gronden direct ten noorden van hun perceel geconfronteerd worden met de bouw van 2 woningen met een maximale hoogte van 13,20 meter.
Inlichtingen bij:
mw.mr. A.E. Buteyn, SOB/EO, (033) 469 44 63
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel pagina 2
De gronden ten westen en ten oosten daarvan, kunnen met lichtmasten, geluidwerende voorzieningen en kunstwerken alsmede met 5,50 meter hoge overige bouwwerken worden bebouwd. De ten oosten en ten noordoosten gelegen gronden kunnen nu onder meer met maximaal 17,60 meter hoge gestapelde woningen en maximaal 13,20 meter hoge eengezinswoningen en woningen ten behoeve van bijzondere woonvormen worden bebouwd. Gelet op het voorgaande is de Saoz van mening, rekening houdend met de reeds bestaande bebouwing direct ten oosten van de woning van verzoekers dat met name de bouwmogelijkheden ten noorden en ten noordoosten per saldo zijn toegenomen. Derhalve kan het uitzicht met name op korte afstand in noordelijke richting, verdergaand worden aangetast. Hoewel er van het voorheen toegestane gebruik van de agrarische gronden reeds op korte afstand enige geur- en geluidshinder uit kon gaan, is de Saoz van mening dat gelet op het permanente karakter van de op te richten woningen en het thans toegestane gebruik van de op korte afstand gelegen gronden, er per saldo sprake is van een toegenomen gebruiksintensivering als gevolg waarvan er meer geur-, geluid- en verkeerhinder kan worden ondervonden dan voorheen. Ook zal er meer inkijk en daarmee een verdergaand verlies van privacy ontstaan in de woning en de tuin van verzoekers. De situeringswaarde van de woning is verslechterd doordat waar de woning voorheen kon worden gekwalificeerd als gelegen aan de rand van het (agrarische) buitengebied, de woning nu meer ingesloten kan komen te liggen. Door de planologische mutatie is in beginsel nadeel ontstaan. Ingeschat wordt dat op basis van de uitwerkingsregels en de huidige inzichten met betrekking tot de inrichting van het gebied waardevermindering is opgetreden. Geconcludeerd wordt dat de planologische maatregel voor verzoekers heeft geleid tot een nadeliger positie waaruit op grond van artikel 49 WRO voor vergoeding vatbare schade in de vorm van waardevermindering is voortgevloeid. 2.
De Saoz adviseert het verzoek om vergoeding van planschade namens de eigenaren van de Eindweg 1, 5 en 7 toe te wijzen en hen een schadevergoeding toe te kennen tot een bedrag van respectievelijk € 15.000,-, 10.000,- en 10.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2004 tot de dag van uitbetaling. Voor een nadere motivering van dit advies verwijzen wij u kortheidshalve naar de rapporten van de Saoz dat voor u ter inzage zijn gelegd. Alvorens een definitief besluit te nemen in deze zaak en uw raad een voorstel te doen, hebben wij verzoekers conform de verordening procedure planschadevergoeding, in de gelegenheid gesteld hun zienswijze kenbaar te maken. Hiervan hebben verzoekers geen gebruik gemaakt. In de gegeven situatie, waarbij het advies van de Saoz geacht wordt deel uit te maken van onze motivering, is er ons inziens rechtsgrond aanwezig om verzoekers een redelijke schadevergoeding toe te kennen ter hoogte van het door de Saoz vastgestelde bedrag.
KANTTEKENINGEN Niet van toepassing.
FINANCIËN De financiële gevolgen komen ten laste van de exploitatie van het OBV.
VERVOLG Niet van toepassing.
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel pagina 3
BETROKKEN PARTIJEN Niet van toepassing. Burgemeester en wethouders van Amersfoort, de secretaris,
de burgemeester,
P.J. Buijtels
A. van Vliet-Kuiper
Bijlagen
- Raadsbesluit
2185361Gemeente Amersfoort raadsbesluit
pagina 1
RAADSBESLUIT
Reg.nr.2185361
De raad van de gemeente Amersfoort; op basis van het voorstel van burgemeester en wethouders van 4 september 2006, sector SOB/EO (nr.2185361); b e s l u i t:
1. het verzoek namens de eigenaren van Eindweg 1, 5 en 7 om vergoeding van planschade toe te wijzen; 2. de heer G.W.M. van de Mast inzake Eindweg 1, de heer en mevrouw Tomassen-Mulder inzake Eindweg 5 en de heer en mevrouw Verrips-van Rooijen inzake Eindweg 7 een schadevergoeding toe te kennen tot een bedrag van respectievelijk EUR 15.000,-, 10.000,- en 10.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2004 tot de dag van uitbetaling. 3. Het verzoek namens de eigenaren van Eindweg 1, 5 en 7 om vergoeding van planschade toe te wijzen. 4. De heer G.W.M. van de Mast inzake Eindweg 1, de heer en mevrouw Tomassen-Mulder inzake Eindweg 5 en de heer en mevrouw Verrips-van Rooijen inzake Eindweg 7 een schadevergoeding toe te kennen tot een bedrag van respectievelijk EUR 15.000,-, 10.000,- en 10.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2004 tot de dag van uitbetaling. Vastgesteld in de openbare vergadering van 3 oktober 2006. de griffier
de voorzitter
MOTIE TINQ tankstation
Amersfoort, 19 september 2006 Raadsvoorstel nr.: ---
De raad van de gemeente Amersfoort; overwegende dat: - er voor de leef- en woonomgeving van de bewoners aan de Soesterweg tal van gevaarlijke en onveilige incidenten bij het tankstation TINQ, Soesterweg 452 hebben plaatsgevonden; - er regelmatig geen toezicht is, zoals wettelijk vereist; - de ondergrondse tanks regelmatig gevuld worden door ondeskundig personeel, dat niet aanspreekbaar is in het Nederlands of in het Engels; - de veiligheidsvoorschriften daarbij niet altijd in acht worden genomen, zoals bijvoorbeeld niet roken tijdens het vullen; - het vullen bij herhaling heeft plaatsgevonden vanaf de openbare weg, dus buiten het terrein dat voorzien is van een vloeistofdichte bestrating; - er bij het vullen tenminste 3x lekkage is geweest van benzine of diesel, de laatste keer zodanig dat in de hele omgeving een benzinelucht te ruiken was; - de eigenaar/uitbater van het tankstation alle regels aan zijn laars lapt en ondanks dwangsommen niet genegen is zich aan de voorschriften te houden; draagt het college op: 1. actief toe te (blijven) zien op strikte naleving van de wettelijke verplichtingen en de gemeentelijke voorschriften door de eigenaar/uitbater van het tankstation Tinq aan de Soesterweg 452; 2. over te gaan tot bestuursdwang indien de eigenaar zich ná het verbeuren van de maximale bedragen aan dwangsommen nog steeds niet houdt aan de wettelijke verplichtingen en opgelegde voorschriften, de mogelijkheid tot sluiting daaronder nadrukkelijk begrepen; 3. eenzelfde handelwijze toe te passen bij elk ander tankstation dat verplichtingen en voorschriften kennelijk en bij herhaling negeert. Datum, 19 september 2006 Anya Wiersma (SP) Dico Kuiper (PvdA)
SP en PvdA : Motie Tinq tankstation Soesterweg
De Ronde Datum: Aanvang:
dinsdag 3 oktober 2006 19:00
PvdA: Wet Werk en Bijstand Informatie
SP en PvdA : Motie Tinq tankstation Soesterweg
PvdA: Wet Werk en Bijstand Informatie Reg.nr.: 2193346 Van: PvdA Ambtelijk contact: Van Berkum / Huitink Portefeuillehouder: Kruyt Opsteller: Tanamal Samenvatting: De vorige raadsperiode heeft de toenmalige wethouder de afspraak gemaakt dat de raad regelmatig op de hoogte zou worden gehouden omtrent de WWB, schuldhulpverlening, gesubsidieerde arbeid e.d.. Diverse ontwikkelingen zowel landelijk als lokaal maken het noodzakelijk dit onderwerp op korte termijn te agenderen. Reden van aanbieding: De raad moet worden geinformeerd over de recente ontwikkelingen en de huidige stand van zaken . Hierbij dient mee te worden genomen: - gesubsidieerde arbeid, ID-banen en de contacten met de UWV - toekomst van Stichting Banenplan; - schuldhulpverlening; - wijzigingen langdurigheidstoeslag; - nibud-effectenonderzoek en rekenkameronderzoek; - armoedebeleid Van de raad wordt gevraagd: kennis te nemen van de informatie en hierop te reageren Vervolgtraject: Afhankelijk van reactie wethouder en fracties Doel activiteit: Informatie Soort activiteit: Informatie Soort verslag: Verslag
SP en PvdA : Motie Tinq tankstation Soesterweg
De Ronde Datum: Aanvang:
dinsdag 3 oktober 2006 19:00
Onderzoeksrapport handhaving brandveiligheid Voorbereiding besluit Procedure en Toetsingspunten Locatiekeus opvangvoorzieningen Voorbereiding besluit
SP en PvdA : Motie Tinq tankstation Soesterweg
Onderzoeksrapport handhaving brandveiligheid Voorbereiding besluit Reg.nr.: 2193349 Van: Rekenkamercommissie Ambtelijk contact: Mehciz (4312) Portefeuillehouder: Van Vliet-Kuiper Opsteller: Mehciz (4312) Samenvatting: Rekenkamercommissie heeft onderzoek gedaan naar doeltreffendheid handhavingsbeleid, in het bijzonder op het gebied van brandveiligheid. Reden van aanbieding: Kennisgeving aan raad van bevindingen onderzoek. Van de raad wordt gevraagd: Bespreking rapport, in het bijzonder conclusies en aanbevelingen Vervolgtraject: Het overnemen van de conclusies en aanbevelingen uit het rapport Doel activiteit: Voorbereiding besluit Soort activiteit: Raadsvoorstel Soort verslag: Verslag Bijbehorende documenten: Samenvatting en conclusies (zie hoofdstuk 5 rapport ’Handhavingsbeleid brandveiligheid in Amersfoort’) Bestuurlijke reactie college (pdf) Rapport ’Handhavingsbeleid brandveiligheid in Amersfoort’ (pdf)
SP en PvdA : Motie Tinq tankstation Soesterweg
Procedure en Toetsingspunten Locatiekeus opvangvoorzieningen Voorbereiding besluit Reg.nr.: 2177813 Van: College van B&W Ambtelijk contact: Verheule (033-4694485) Portefeuillehouder: Van Daalen Opsteller: Verheule Samenvatting: Het College wil een verdergaande scheiding van doelgroepen in de dak- en thuislozenzorg bewerkstelligen door de volgende voorzieningen toe te voegen: - een hostel voor drugsverslaafden - een opvangvoorziening voor alcoholverslaafden - containerwoningen voor zeer onaangepaste huurders - een nieuwe inloop voor dak- en thuislozen waarna de locatie Stovestraat gesloten wordt. De zoektocht naar nieuwe locaties wordt ter hand genomen langs de weg van participerende inspraak. NB: Nieuw toegevoegd: Memo van college waarbij ingegaan wordt op tijdens De Ronde van 5 september gemaakte opmerkingen en gestelde vragen. Reden van aanbieding: Dit voorstel is mede een vervolg op twee moties die in de vorige raadsperiode zijn aangenomen, nl de motie opvangvoorzieningen en de motie containerwoningen. Van de raad wordt gevraagd: Besluitvorming gemeenteraad over de locatiekeus en toetsingspunten opvangvoorzieningen voor te bereiden. Vervolgtraject: Besluitvorming in gemeenteraad Zie verder de procedure zoals opgenomen in het raadsvoorstel Doel activiteit: Voorbereiding besluiten Soort activiteit: Raadsvoorstellen Soort verslag: Verslag Motie opvangvoorzieningen (pdf) Verslag 5 september (pdf)
Kleine Koppel 35 3812 PG Amersfoort Telefoon (033) 469 40 00 Telefax (033) 469 41 23 Banknr. B.N.G.:28.50.74.652
Aan Rekenkamer t.a.v. de heer M. Snijder Postbus 4000 3800 EA AMERSFOORT
Uw brief/kenmerk
Ons kenmerk
SOB/DO/2198327 Onderwerp
Datum
Bestuurlijke reactie rekenkameronderzoek
20 september 2006
Geachte heer Snijder,
Alvorens onze bestuurlijke reactie te geven op rekenkamerrapport “Handhavingsbeleid brandveiligheid in Amersfoort” hechten wij er aan onze waardering uit te spreken voor het door u verrichte onderzoekswerk en het uiteindelijke rapport. Brandveiligheid is, zeker gezien de rampen in Enschede en Volendam, terecht een saillant onderwerp dat een grondig onderzoek rechtvaardigt. Wij hebben het rapport als prettig en goed leesbaar ervaren.
De brandweer is de motor achter veiligheid in Amersfoort Ze is toegankelijk, goed voorbereid, goed toegerust en aangesloten op de samenleving
Brandweer
Wij delen voor een groot deel de conclusies zoals de commissie deze formuleert in hoofdstuk 5 van het rapport. De afgelopen jaren hebben de gemeente en de brandweer veel inzet gepleegd op dit onderwerp. U geeft dit dan ook terecht aan. Een van de resultaten daarvan is dat de achterstanden met betrekking tot de gebruiksvergunningen zijn weggewerkt. Met tevredenheid hebben wij kennis genomen van de uitslag van de enquête onder de eigenaren / beheerders van openbare gebouwen. Dit verschaft meer inzicht in de bekendheid van de doelgroep met de brandveiligheidsregels en de feitelijke naleving ervan. De conclusie dat ‘nalevers’ beter op de hoogte zijn van brandveiligheidsregels dan de ‘overtreders’ bevestigt dat voorlichting over regels en sancties een belangrijk instrument is om de naleving te vergroten. Daar waar nodig zullen wij dit meer toepassen. Voorts zijn wij ons er van bewust dat er op onderdelen nog stappen gezet moeten worden. U doet daartoe ook een aantal aanbevelingen. Onder meer voor het opzetten van een integrale handhavingorganisatie en het verder doorvoeren van de beleidscyclus in het zogenaamde programmatisch handhaven. Wij kunnen ons hier geheel in vinden. Zoals al uit de interviews met de verschillende medewerkers van onze organisatie bleek, wordt er in de sector Stedelijke Ontwikkeling en Beheer gewerkt aan het integreren van handhavingstaken op het gebied van de “openbare ruimte” en de “vergunningverlening”. Dit laatste is mede het gevolg van de te verwachten invoering van de “omgevingsvergunning”. U concludeert dat er door de brandweer geen gewenst nalevingniveau is geformuleerd. Dat klopt. Wij streven naar een 100% nalevingniveau. In de onderzoeksperiode 2002 - 2005 is de inschatting 70%. Vanaf 2006 wordt dit geregisteerd, om de beleidscyclus rond te kunnen maken. Inlichtingen bij
H. Booij (033) 469 40 24
Volgvel
1
Gemeente Amersfoort
BRW/VH/AD/2192184
De komende 4 jaar werken we naar een verhoging van het nalevingniveau middels voorlichting, oefeningen en controles. Hierover zullen wij met de directeur van de brandweer afspraken maken die ook passen in het kader van programmatisch handhaven. Naar onze opvatting heeft u, in uw aanpak, de onderzoeksopdracht breder geïnterpreteerd. De geformuleerde onderzoeksopdracht richtte zich op de doeltreffendheid van het handhavingsbeleid van de brandveiligheid van openbare gebouwen. Het rapport spreekt zich daarnaast ook uit over de opzet van integrale handhaving in zijn algemeenheid binnen de gemeente Amersfoort. Zoals reeds in het begin van onze reactie aangegeven rechtvaardigt de brandveiligheid van openbare gebouwen in het bijzonder, maar ook handhaving in zijn algemeenheid een breed onderzoek zoals door uw commissie thans uitgevoerd. Wij kunnen ons dan ook geheel vinden in de uiteindelijke uitvoering er van. Tot slot, uw overige aanbevelingen; wij zullen deze zowel beleidsmatig, als in de werkplannen van de komende jaren implementeren. Ten aanzien van het betrekken van de raad bij de invulling van het handhavingsprogramma zullen wij met de raad in overleg treden.
Met vriendelijke groet, burgemeester en wethouders van Amersfoort,
Handhavingsbeleid brandveiligheid in Amersfoort
Handhavingsbeleid brandveiligheid in Amersfoort Een onderzoek naar de doeltreffendheid van het handhavingsbeleid op het gebied van brandveiligheid in de periode 2002-2005
21 augustus 2006
Inhoudsopgave 1
Inleiding ................................................................................................................................................. 7 1.1 Verantwoording onderzoekskeuze..................................................................................................... 7 1.2 Doel- en vraagstelling.......................................................................................................................... 7 1.3 Onderzoeksaanpak.............................................................................................................................. 8 1.4 Leeswijzer ............................................................................................................................................ 9
2
Handhavingsbeleid in algemene zin.................................................................................................... 11 2.1 Programmatisch Handhaven ........................................................................................................... 11 2.2 Integraal handhaven ......................................................................................................................... 13 2.3 Conclusie............................................................................................................................................ 16
3
4
Handhavingsbeleid Brandveiligheid ................................................................................................... 19 3.1
De brandweer .............................................................................................................................. 19
3.2
Beleidsinstrumentarium en uitvoering ...................................................................................... 20
3.3
De gebruiksvergunning............................................................................................................... 20
3.4
Toezicht........................................................................................................................................ 20
3.5
Aanpak van overtredingen ......................................................................................................... 23
3.6
Effecten van het beleid................................................................................................................ 25
3.7
Conclusie...................................................................................................................................... 26
De praktijk vanuit het perspectief van de doelgroep ........................................................................... 29 4.1 Dimensies van naleving..................................................................................................................... 29 4.2 Naleving nader bekeken ................................................................................................................... 33 4.3 Conclusie............................................................................................................................................ 35
5
Samenvatting en conclusies ................................................................................................................. 37 5.1 Inleiding ............................................................................................................................................. 37 5.2 Conclusies .......................................................................................................................................... 40 5.3 Slotbeschouwing en aanbevelingen ................................................................................................. 41
Geraadpleegde bronnen ............................................................................................................................... 45 Bijlage 1 Normenkader ............................................................................................................................... 47 Bijlage 2 Vragenlijst.................................................................................................................................... 51 Bijlage 3 Rechte tellingen ........................................................................................................................... 61 Bijlage 4 Responsverantwoording .............................................................................................................. 73
1
Inleiding
1.1 Verantwoording onderzoekskeuze Handhaving en handhavingsbeleid zijn brede begrippen die ingrijpen in vrijwel alle beleidsterreinen. Overal waar regels gemaakt worden is controle op de naleving nodig. Inspecteurs voor Bouw en Woningtoezicht controleren de naleving van bouwbesluiten en van bouwvergunningen. Sociaal rechercheurs controleren of uitkeringsgerechtigden niet zwart werken naast de uitkering en de brandweer controleert of beheerders zich houden aan de regels voor de brandveiligheid van gebouwen. Beleid en de daarbij behorende regels zijn alleen doeltreffend, wanneer de naleving hiervan actief wordt gestimuleerd, gecontroleerd en waar nodig gesanctioneerd. De rekenkamercommissie is dan ook geïnteresseerd in de wijze waarop het handhavingsbeleid binnen de gemeente is uitgewerkt en wat de stand van zaken is met betrekking tot de uitvoering hiervan. Zij heeft besloten hier onderzoek naar te verrichten. Gezien de breedte van het onderwerp heeft de rekenkamercommissie besloten het onderzoek toe te spitsen op het handhavingsbeleid op het terrein van brandveiligheid van openbare gebouwen (horecagelegenheden, zorginstellingen, sporthallen, scholen, bioscopen en dergelijke). De rekenkamercommissie heeft gekozen voor deze afbakening vanwege de maatschappelijke relevantie ervan. Immers, het niet naleven van de brandveiligheidsregels in openbare gelegenheden brengt serieuze risico’s met zich mee. Bovendien sluit de rekenkamercommissie met dit onderwerp aan bij een actueel thema binnen de gemeente. In een recent memo geeft de brandweer aan niet in alle gevallen het gewenste brandveiligheidsniveau te kunnen garanderen1. Om deze situatie te verbeteren, zijn inmiddels twee maatregelen genomen: (1) een aantal inspecteurs is opgeleid tot Bijzonder Opsporingsambtenaar (BOA) en (2) het sanctie-instrumentarium is uitgebreid door invoering van de Beleidsregel Brandveiligheid die de brandweer in staat stelt ter plekke een last onder dwangsom op te leggen. De rekenkamercommissie vindt de vraag relevant welk niveau van brandveiligheid op dit moment wel kan worden gegarandeerd en in hoeverre met de genomen maatregelen hierin verbetering kan worden verwacht.
1.2 Doel- en vraagstelling De doelstelling van het onderzoek is het onderzoeken van de effectiviteit, of doeltreffendheid, van het handhavingsbeleid op het gebied van brandveiligheid bij openbare gebouwen. Openbare gebouwen zijn in het onderzoek gedefinieerd als gebouwen waarvoor een gebruiksvergunning vereist is en die onderhevig zijn aan inspecties van de brandweer. Het onderzoek is gericht op het vaststellen van de doeltreffendheid van het beleid. De rechtmatigheid en doelmatigheid maken geen deel uit van het rekenkameronderzoek. Als onderzoeksperiode is gekozen voor de periode 2002-2005. Dit is kort genoeg om uitvoerbaar en voldoende actueel te blijven en lang genoeg om uitspraken te doen over trends en ontwikkelingen. ______________ 1
Zie BW voorstel ‘Beleidsregels handhaving brandveiligheid, d.d. 01-07-2005. Brandveiligheidsniveau definiëren wij als de kans op een (brand)ongeval in relatie tot de ernst van de gevolgen hiervan.
7
De centrale vraagstelling van het onderzoek luidt: In hoeverre was in Amersfoort in de periode 2002-2005 sprake van een voldoende doeltreffend handhavingsbeleid op het gebied van brandveiligheid van openbare gebouwen en welke effecten kunnen worden verwacht van het geïntensiveerde handhavingsbeleid? Deze hoofdvraag is opgedeeld in een aantal deelvragen die in dit rapport beantwoord worden1: 1. Hoe is het handhavingsbeleid van de gemeente in algemene zin vormgegeven? 2. Hoe is het handhavingsbeleid op het gebied van brandveiligheid vormgegeven? a) Wat is het beleidsinstrumentarium voor handhaving van brandveiligheid? b) Op welke wijze is het handhavingsbeleid brandveiligheid uitgevoerd? c) Hoe wordt de uitvoering van het handhavingsbeleid brandveiligheid gecontroleerd door de gemeente? d) Welke doelstellingen zijn geformuleerd en wat is het gewenste nalevingsniveau2? e) Hoe vaak zijn tekortkomingen in de naleving aangetroffen en wat was hun aard? f) Welke sancties zijn toegepast? 3. Wat is het ‘feitelijke’ nalevingsniveau? a) In welke mate geeft men aan de regels na te leven? b) In hoeverre is de doelgroep bekend met de regels omtrent brandveiligheid 4. Hoe is het Amersfoortse beleid in vergelijking met andere gemeenten?
1.3 Onderzoeksaanpak Normenkader Centraal in het onderzoek staat een normenkader, op basis waarvan de rekenkamercommissie een oordeel vormt over de doeltreffendheid van het handhavingsbeleid. Dit betekent dat de verzamelde informatie naast een ‘meetlat’ is gelegd. Het normenkader is geformuleerd aan de hand van de in het gemeentelijk beleid gestelde doelstellingen, een handreiking voor het vergroten van de effectiviteit van het beleid uitgegeven door het projectbureau ‘Handhaven Op Niveau’3 en een beknopte benchmark waarbij is bekeken hoe een aantal andere gemeenten met de handhaving van brandveiligheid omgaan. Het normenkader is in de bijlage verder uitgewerkt. Onderzoeksfasen Het onderzoek is opgebouwd uit vier fasen. Het doel van de eerste fase was inzicht te krijgen in de beleidscontext. Hiertoe hebben we verschillende beleidsdocumenten bestudeerd waaronder de nota Programmatisch Handhaven, de nota Integraal Handhavingsbeleid en de Uitvoeringsprogramma’s 2004 en 2006. Daarnaast is er in deze fase een gesprek geweest met drie leden van de werkgroep Integraal Handhaven van de gemeente. In de tweede fase lag de nadruk op het handhavingsbeleid ten aanzien van de brandveiligheid. We hebben beleidsdocumenten bestudeerd, zoals de Beleidsregels Handhaving Brandveiligheid en het Meerjarenplan van de brandweer. Daarnaast is er een gesprek geweest met de brand______________ 1
Tijdens het onderzoek zijn deze deelvragen nog nader gespecificeerd in subvragen. Omwille van de leesbaarheid beperken we ons in deze rapportage tot de hoofdvragen. 2 Onder nalevingsniveau verstaan wij de mate waarin de (brandveiligheids)regels worden nageleefd door het adressaat als geheel. 3 Dit bureau is door het Rijk opgezet en ondersteunt gemeenten bij het opstellen en uitvoeren van handhavingsbeleid.
8
weer. Om een goede indruk te krijgen van de naleving hebben we in deze fase een enquête afgenomen onder 450 eigenaren/beheerders van openbare gebouwen. Tevens heeft met twee beheerders (van een onderwijsinstelling en een horeca-instelling) een gesprek plaatsgevonden, waarin de nadruk lag op de eigen naleving van de regels en de indruk die men heeft van de handhavingsactviteiten van de brandweer Amersfoort. In de derde fase hebben we het Amersfoortse handhavingsbeleid op het gebied van brandveiligheid vergeleken met het beleid van drie gemeenten van vergelijkbare grootte als Amersfoort: Leiden, Dordrecht en Arnhem. Er zijn beleidsdocumenten bestudeerd en gesprekken gevoerd met betrokken ambtenaren uit elke gemeente. In de laatste fase hebben we de verzamelde informatie bij elkaar gebracht, geanalyseerd en beschreven. In deze fase is ook een gesprek gevoerd met de burgemeester als portefeuillehouder Openbare Orde en veiligheid. Uitvoerders en planning Gezien de beperkte capaciteit waarover de rekenkamercommissie zelf beschikt, heeft ze besloten voor dit onderzoek een extern bureau in te huren. Daarbij is de keuze gevallen op het bureau Research voor Beleid1. Het onderzoeksteam werd gevormd door de secretaris van de rekenkamercommissie, een onderzoeker en een projectleider van Research voor Beleid. De heer Oostlander was lidrapporteur vanuit de rekenkamercommissie. Het onderzoek startte half februari en heeft een doorlooptijd gehad van circa 18 weken, gevolgd door de hoor en wederhoorprocedure van 10 weken2.
1.4 Leeswijzer Het tweede hoofdstuk beschrijft het algemene handhavingsbeleid van de gemeente Amersfoort en beantwoordt daarmee de eerste onderzoeksvraag. We gaan in op de ideeën van ‘Programmatisch Handhaven‘ en ‘Integraal Handhaven’ en op de gang van zaken in de praktijk. In het derde hoofdstuk wordt ingegaan op het handhavingsbeleid op het gebied van brandveiligheid. We behandelen de organisatie, de beleidsinstrumenten en wijze van prioriteren, de uitvoering van de handhaving en de naleving. De tweede onderzoeksvraag (inclusief de subvragen) worden hiermee beantwoord. Het vierde hoofdstuk gaat in op de praktijk achter dit beleid; hoe is volgens eigen zeggen de naleving van de gebruiksvergunninghouders? De enquête vormt de basis van dit hoofdstuk en geeft daarmee antwoord op de derde onderzoeksvraag. De vergelijking van Amersfoort met de gemeenten Leiden, Dordrecht en Arnhem is in kaders opgenomen in de hoofdstukken. De laatste onderzoeksvraag wordt dus verspreid over de hoofdstukken beantwoord. In het laatste hoofdstuk komen de conclusies aan bod en wordt de hoofdvraag zoals geformuleerd in paragraaf 1.2 beantwoord.
______________ 1
Drie bureaus zijn uitgenodigd een offerte in te dienen. Alle hebben dit gedaan. Er is vervolgens met twee bureaus een gesprek geweest. 2 Normaliter beslaat de hoor- en wederhoorprocedure ongeveer vijf weken. In verband met het zomerreces is deze periode verlengd.
9
2
Handhavingsbeleid in algemene zin
In dit hoofdstuk beschrijven we hoe het handhavingsbeleid van de gemeente is opgezet, zowel beleidsmatig als organisatorisch. Daarmee beantwoorden we de eerste onderzoeksvraag hoe het handhavingsbeleid in algemene zin is vormgegeven. Achtereenvolgens gaan we in op de concepten ‘Programmatisch Handhaven’ en ‘Integraal Handhaven’. We kijken bij elk van deze concepten hoe ze in de praktijk vorm krijgen.
2.1 Programmatisch Handhaven algemeen Na de incidenten ‘Volendam’ en ‘Enschede’ is er landelijk veel aandacht gekomen voor fysieke veiligheid. Dit heeft samen met het rapport van de commissie-Michiels uit 1998, waarin een omvangrijk handhavingstekort werd geconstateerd, ertoe bijgedragen dat gemeenten en andere handhavingsinstanties hun handhavingsbeleid kritisch zijn gaan bekijken. De landelijke overheid heeft in deze context in 2001 de stuurgroep Handhaven op Niveau in het leven geroepen. Deze stuurgroep geeft advies en reikt middelen aan die gemeenten, provincies, waterschappen en andere handhavingsorganisaties kunnen gebruiken voor het optimaliseren van hun handhavingsbeleid. De noemer waaronder de professionalisering en optimalisering van het handhavingsbeleid plaatsvinden, is ‘Programmatisch handhaven’. Programmatisch Handhaven is het cyclisch, democratisch, integraal en transparant handhaven van ordeningswetgeving1. Inherent aan het programmatisch handhaven is dat men van tevoren risico’s inschat, prioriteiten stelt, bepaalt welke nalevingsniveaus men nastreeft en nagaat of dit lukt2. Het handhavingsbeleid zou idealiter bestaan uit een cyclus waarbij prioriteiten en bijbehorende handhavingsacties worden gebaseerd op van te voren te formuleren doelstellingen en een evaluatie van het beleid. Om het handhavingsbeleid op deze cyclische manier vorm te geven, reikt de stuurgroep een aantal instrumenten aan. Eén van de instrumenten is de risicomatrix. Met behulp van deze matrix kunnen risico’s worden ingeschat en kunnen aan de hand hiervan prioriteiten voor de uitvoering van de handhavingstaken worden gesteld. Een tweede instrument is de ‘Tafel van elf’. De ‘Tafel van elf’ is een opsomming van elf factoren of dimensies die van invloed zijn op de naleving van regels. Met behulp van dit instrument kunnen sterke en zwakke kanten van de handhaving en de naleving worden bepaald. Aan de hand van deze inzichten kan het bestaande beleid worden geëvalueerd en kan gekeken worden waar de handhaving zich op zou moeten richten. Bijvoorbeeld als blijkt dat er minder wordt nageleefd, omdat er onvoldoende kennis van regels is, dan is dit een aangrijpingspunt om het preventieve handhavingsbeleid (waaronder voorlichting) te intensiveren.
Amersfoort In navolging van de groeiende aandacht voor handhaving is in Amersfoort in 2001 een onderzoek uitgevoerd naar de afstemming tussen brandweer en de gemeentelijke afdelingen ‘Bouw- en Gebruikskwaliteit’ en ‘Milieu’. Naar aanleiding van dit onderzoek is de nota ‘Integraal Handhavingsbeleid gemeente Amersfoort’ opgesteld. Deze nota is in 2003 uitgewerkt in een nota ‘Programma______________ 1 2
Definitie gehanteerd door de stuurgroep Handhaven op Niveau Algemene Rekenkamer (2005), Handhaven en gedogen, Den Haag
11
tisch handhaven’ die de basis vormt voor de jaarlijks door het bestuur vast te stellen uitvoeringsprogramma’s. De idee achter programmatische handhaving binnen de gemeente Amersfoort is dat de handhaving zich ontwikkelt van reactief naar proactief, planmatig en integraal. Halverwege 2004 is het uitvoeringsprogramma 2004 vastgesteld met daarin een plan van aanpak om het handhavingsbeleid uit te werken en ‘goed op de kaart te zetten’. Het handhavingsbeleid van de gemeente is als volgt opgebouwd: Schema 2.1 handhavingsbeleid Gemeente Amersfoort Visie Nota Integraal handhavingsbeleid (2002)
Beleidsmatige uitwerking Nota programmatisch handhaven (2003)
Uitvoeringsprogramma’s (2004, 2006)
Benchmark Arnhem heeft een eerste handhavingstrategie uitgewerkt voor 2005-2006. Leiden en Dordrecht zijn hier al voor 2002 of 2003 mee begonnen.
De praktijk van het Programmatisch Handhaven in Amersfoort Centraal in het Programmatisch Handhaven’ staat: 1. het inschatten van risico’s; 2. het stellen van prioriteiten; 3. het bepalen van nalevingsniveaus en het nagaan of dit lukt.
Ad 1/2. Inschatting risico’s en prioritering; uitvoeringsprogramma’s Eén van de afspraken die is gemaakt, is het jaarlijks uitbrengen van een Uitvoeringsprogramma met daarin de prioriteiten en de handhavingsactiviteiten die in het daarop volgende jaar worden uitgevoerd door de afdelingen van de sector Stedelijke Ontwikkeling en Beheer (SOB), de brandweer, politie, de afdeling milieu van het Gewest, de concernstaf en stadstoezicht. “In het Uitvoeringsprogramma komt tot uiting hoe de beschikbare middelen, financiën en personeel en de mix
12
van nalevingsinstrumenten worden ingezet op activiteitenniveau”1. De handhavingstaken die in dit uitvoeringsprogramma staan, worden geformuleerd aan de hand van prioriteiten. Hierbij wordt gewerkt met een risicomatrix. Voor dit Uitvoeringsprogramma hebben de verschillende handhavingspartijen in 2004 een risicomatrix ingevuld. De risicomatrix inventariseert wat de gevolgen zijn voor bepaalde handhavingsthema’s (bijvoorbeeld Horeca Binnenstad of Stallen van voertuigen) als er niet wordt gehandhaafd (zie verder het normenkader in bijlage 1). In het Uitvoeringsprogramma 2004 is op basis hiervan een indeling gemaakt van handhavingsthema’s met hoge, gemiddelde en lage prioriteit. In 2005 is er geen uitvoeringsprogramma uitgebracht en zijn er geen nieuwe prioriteiten gesteld. De belangrijkste reden hiervoor is dat er binnen de gemeente op dat moment onvoldoende personele capaciteit beschikbaar was. Men is, wat betreft de integrale handhavingsactiviteiten, in dat jaar op dezelfde voet doorgegaan als in 2004. In februari 2006 is een nieuw Uitvoeringsprogramma opgesteld. De opzet hiervan is anders dan het programma uit 2004. In dit Uitvoeringsprogramma zijn alleen de activiteiten beschreven die integraal worden uitgevoerd. Bovendien wordt er gesproken over een hoge en een lage prioriteit. De middencategorie is in dit Uitvoeringsprogramma niet meer aan de orde. Ad. 3 Nalevingsniveaus en evaluatie Er zijn in afwijking van hetgeen in het Uitvoeringsprogramma (zie ook kader blz. 10) staat geen gewenste nalevingsniveaus geformuleerd. Er wordt ook niet gekeken welk nalevingsniveaus behaald zijn. Er worden geen aparte jaarverslagen over het handhavingsbeleid gemaakt. Wel wordt gerapporteerd middels de sectorale jaarverslagen. Het handhavingsbeleid wordt niet geëvalueerd en de beleidscyclus, waarbij onder meer verbeterpunten worden geformuleerd aan de hand van een evaluatie, wordt niet afgemaakt. De portefeuillehouder bevestigt dit: ‘hier ligt een ontwikkelpunt voor de toekomst’. De nadruk lag de afgelopen periode op de kwantiteit, te weten het wegwerken van de achterstanden in gebruiksvergunningen (zie hierover in hoofdstuk 3) Benchmark De gemeente Amersfoort geeft als enige van de benchmarkgemeenten geen apart jaarverslag handhaving uit. In Dordrecht verschijnt jaarlijks een verantwoordingsrapportage over de handhavingsactiviteiten. Deze wordt besproken in de raadscommissie. In Arnhem wordt aan het eind van het jaar een beleidsevaluatie uitgevoerd. De verantwoording loopt daar synchroon met de begrotingscyclus. Ook in Leiden wordt een jaarverslag uitgebracht.
2.2 Integraal handhaven Betrokken partijen Handhaving vindt plaats op vele beleidsterreinen. Er zijn dan ook meerdere afdelingen binnen de gemeente die in meerdere of mindere mate met handhaving te maken hebben.
______________ 1
Programmatisch Handhaven, van reactie naar pro-actie, 2003, Gemeente Amersfoort
13
Schema 2.2
betrokken beleidsterreinen en afdelingen bij handhaving. Beleidsterreinen: Milieu • • Bouwen • Openbare ruimte • Ruimtelijke ordening • Openbare orde en veiligheid
Brandweer
Sector
Politie
Gewest
Concernstaf en
Stedelijke
Eemland
Stadstoezicht
Ontwikkeling
(Milieu)
en Beheer
Integraal Handhaven In het K+V rapport uit 2002 is gepleit voor het opzetten van één centrale handhavingsafdeling binnen de gemeenten. De gemeente Amersfoort heeft bewust gekozen om niet een structuurdiscussie te gaan voeren, maar zich te concentreren op de feitelijke handhaving1. Er is dus niet, zoals in sommige andere gemeenten, één handhavingsafdeling opgericht. In plaats hiervan is de werkgroep Integraal Handhaven in het leven geroepen met daarin vertegenwoordigd de afdelingen die iets met handhaving te maken hebben binnen de gemeente Amersfoort. Al de handhavingspartijen uit deze werkgroep zijn lokaal georganiseerd, behalve de politie en het Gewest Eemland. Deze partijen tezamen vormen de Amersfoortse ‘handhavingsorganisatie’, hoewel er geen sprake is van een fysieke entiteit. Schema 2.3
organisatie van integrale handhaving gemeente Amersfoort Werkgroep Integraal Handhaven: • • • • • • • • •
Bouw- en gebruikskwaliteit Beheer Openbare Ruimte Gewest Eemland Openbare Orde en Veiligheid Juridische Zaken Brandweer Politie gemeentelijke afdeling Milieu Stedelijk Beheer
Uitvoeringsprogramma
Terugblik
Risico’s
Prioriteiten
Integrale Activiteiten
______________ 1
Zie gespreksverslag portefeuillehouder Openbare Orde en Veiligheid
14
Capaciteit
Benchmark In Arnhem zijn alle afdelingen die met handhaving te maken hebben bijeen gebracht in één sector. De gemeentelijke brandweer is regionaal georganiseerd, maar er vindt nauwe afstemming plaats met de ‘handhavingssector.’ Interessant detail uit deze gemeente is de mogelijkheid voor medewerkers om snuffelstages te lopen op andere afdelingen om zo meer inzicht in andere handhavingstaken te krijgen. Leiden heeft de meeste handhavingsactviteiten op het gebied van fysieke veiligheid ondergebracht in één afdeling. De brandweer is hier geen onderdeel van. In Dordrecht is een aparte projectleider handhaving aangesteld met coördinerende taken en vindt maandelijks overleg plaats met de contactpersonen uit de betrokken afdelingen. De organisatiestructuur is niet aangepast.
De werkgroep heeft zich ten doel gesteld te kijken hoe integrale handhaving binnen de gemeentelijke structuur vorm kan krijgen. Omdat de handhavingstaken van de gemeente versnipperd zijn over verschillende afdelingen en onderdelen, is de insteek van de werkgroep de verschillende handhavingspartijen met elkaar en elkaars werkwijzen te laten kennismaken. Binnen de werkgroep wordt informatie uitgewisseld tussen de verschillende handhavingspartijen, waarbij afspraken worden gemaakt over de integrale aanpak en nieuwe ontwikkelingen worden gesignaleerd. Benchmark Ook Leiden, Dordrecht en Arnhem hebben een integrale handhaving tot doel. De ene gemeente formuleert een verregaande doelstelling: integraliteit van handhaven op alle gebieden van de fysieke veiligheid (Dordrecht). De andere gemeente is wat voorzichtiger: integraliteit in twee stappen: eerst voor elkaar leren signaleren en daarna voor elkaar handhaven (Arnhem). In Leiden heeft integraliteit wel aandacht, maar is de focus vooral gericht op het inhalen van de achterstand op het gebied van gebruiksvergunningen.
De praktijk van het Integraal Handhaven In de praktijk blijkt het lastig om handhavingstaken integraal uit te voeren. Een efficiënt en effectief systeem van handhaving is niet gemakkelijk te organiseren1. Ten eerste zijn de verschillende handhavingspartijen op verschillende beleidsterreinen actief. Zo handhaven BGK, BOR, SB, brandweer en OOV met name op het gebied van de openbare ruimte en de gebouwde omgeving. De afdeling Milieu en het gewest Eemland handhaven op het gebied van milieu (bovendien is het gewest Eemland een regionale organisatie). De afdeling Juridische Zaken ondersteunt het beleid en handelt zaken af die het bestuursrechtelijke traject in zijn gegaan. De politie en de brandweer zijn partijen die weer op andere terreinen handhaven. Daarnaast heeft elk van deze handhavingspartijen een eigen werkwijze en hebben de ‘handhavers’ andere competenties. Ook heeft elke handhavingspartij eigen prioriteiten en bijbehorende activiteiten die uitgevoerd moeten worden. Door de gekozen constructie, waarbij zoveel mogelijk wordt samengewerkt tussen afdelingen met behoud van de eigen verantwoordelijkheid, kan het integraal handhaven niet afgedwongen worden. In die zin ontbreekt centrale, dwingende aansturing. De portefeuillehouder geeft aan dat nu handhaving een politiek ‘hot item is’, besloten is te proberen de handhaving voor de openbare ruimte onder één afdeling onder te brengen. Momenteel is de sector SOB bezig met een herstructurering van de gemeentelijke handhavingsorganisatie. Het streven ______________ 1
Zie beleidsprogramma brandweer 2006-2010 pag. 33
15
is daarbij te komen tot een organisatiestructuur die integrale handhaving moet vergemakkelijken. Hoe de handhavingsorganisatie er dan uit komt te zien is nog niet duidelijk, maar zeker is dat er eenduidige aansturing moet komen vanuit twee clusters: ‘openbare ruimte’ en ‘objecten’. In de loop van dit jaar (2006) komt er een programma voor de herstructurering op het gebied van de openbare ruimte. Draagvlak voor ‘Integraal Handhaven’ binnen de gemeente Uit het onderzoek blijkt dat handhaving op bestuurlijk niveau aandacht krijgt. De gemeente is bezig met het herschikken van de handhavingspartijen en –functies. Daarnaast voelen de handhavingspartijen zich gesteund door het College van B&W als het gaat om stevig optreden tegen overtreders. Aandacht voor integrale handhaving is volgens de respondenten van belang, omdat naar verwachting in 2008 de omgevingsvergunning van kracht wordt. Voor deze geïntegreerde vergunning is Integraal Handhaven een noodzaak.
De omgevingsvergunning is één geïntegreerde vergunning voor bouwen, wonen, monumenten, ruimte, natuur en milieu. De vergunning moet leiden tot:
· · · ·
minder administratieve lasten voor bedrijven en burgers betere dienstverlening door de overheid aan bedrijven en burgers kortere procedures geen tegenstrijdige voorschriften
Bron: De omgevingsvergunning; één integrale omgevingsvergunning voor fysieke projecten, Ministerie van VROM, 2005
2.3 Conclusie Sinds de incidenten in Volendam en Enschede is het denken over veiligheid binnen de gemeente Amersfoort veranderd. Het handhavingsbeleid van de gemeente is in deze context opnieuw bekeken en is in de periode 2001-2005 waar mogelijk geoptimaliseerd. Centraal in dit hoofdstuk stond de vraag hoe het algemene handhavingsbeleid binnen de gemeente Amersfoort is vormgegeven. Het Amersfoortse handhavingsbeleid is uitgewerkt in een visie, een beleidsdocument en jaarlijkse uitvoeringsplannen. Er zijn vele afdelingen betrokken bij de handhaving. De coördinatie van het handhavingsbeleid is in handen van de werkgroep Integraal handhaven. De noemer waaronder de professionalisering en optimalisering van het handhavingsbeleid plaatsvinden, is ‘Programmatisch handhaven’. De idee achter programmatische handhaving binnen de gemeente Amersfoort is dat de handhaving zich ontwikkelt van reactief naar proactief, planmatig en integraal. Programmatisch handhaven wordt binnen Amersfoort beschouwd als een cyclisch, democratisch, integraal en transparant proces. De werkgroep stelt de gezamenlijke handhavingsacties op aan de hand van een prioritering. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een risicomatrix. De wijze van prioriteren lijkt echter niet vast te staan en er wordt geen vast format voor het Uitvoeringsprogramma gebruikt. Dit is in 2004 wel geformuleerd (zie kader blz. 10), maar in de praktijk worden niet alle elementen uit het format in de Uitvoeringsprogramma’s opgenomen. Zo worden de ande-
16
re twee elementen van Programmatisch handhaven (het bepalen van nalevingsniveaus en het nagaan of deze ook worden behaald) in de praktijk (nog) niet gerealiseerd. Er wordt alleen in algemene zin een nalevingsniveau geformuleerd en er worden geen systematische evaluaties uitgevoerd. De beleidscyclus wordt in die zin niet rond gemaakt. De werkgroep Integraal Handhaven heeft de verschillende handhavingspartijen met elkaar kennis laten maken. Daarnaast probeert de werkgroep zoveel mogelijk activiteiten integraal vorm te geven. Dit is echter lastig, omdat de verschillende handhavingspartijen verschillende werkwijzen en instrumenten hanteren en bovendien van verschillende kanten worden aangestuurd. Uit het onderzoek blijkt dat er wel goede wil is bij de uitvoerende organisaties , maar dat het concept Integraal handhaven binnen de huidige structuur van de gemeentelijke handhavingsorganisatie onvoldoende vorm kan krijgen. Op dit moment wordt gewerkt aan een programma voor de herstructurering op het gebied van de handhaving in openbare ruimte.
17
18
3
Handhavingsbeleid Brandveiligheid
In dit hoofdstuk gaan we in op de tweede deelvraag hoe het brandveiligheidsbeleid is vormgegeven. We bespreken daarbij de organisatie van de handhaving bij de brandweer, de gebruiksvergunning, de wijze van prioriteren, het toezicht en de naleving. De informatie die als basis heeft gediend voor dit hoofdstuk komt uit diverse beleidsstukken van de brandweer en de gemeente, alsmede een gesprek met de brandweer.
3.1 De brandweer De brandweer heeft als belangrijkste taken het organiseren van de fysieke veiligheid van mens, dier en milieu en de crisisbeheersing. Dat is meer dan het bestrijden van brand en het bieden van hulp bij ongevallen. Door te adviseren over de inrichting van gebieden en door vergunningverlening en handhaving beperkt de brandweer de risico’s in de stad zoveel mogelijk. Dit doet zij in samenwerking met andere gemeentelijke diensten. Hoe is nu het handhavingsbeleid op het gebied van brandveiligheid vormgegeven? (onderzoeksvraag 2) . De taken van de brandweer zijn onder te verdelen in pro-actie, preventie, preparatie, repressie en nazorg. De handhavingstaken liggen bij de afdeling Veiligheid1. In totaal heeft de brandweer momenteel 2.5 fte beschikbaar voor handhaving van met name gebruiksvergunningen. De brandweer bestaat uit twee afdelingen en een stafafdeling Middelen en Ondersteuning. Schema 3.1
Handhaving binnen de brandweerorganisatie
Brandweer organisatie
Afdeling Operatiën
Afdeling Veiligheid
Afdeling Middelen en Ondersteuning
Handhavingstaken
______________ 1
Brandweer Amersfoort; de motor achterveiligheid, november 2005.
19
3.2
Beleidsinstrumentarium en uitvoering
Wat is het beleidsinstrumentarium voor de handhaving van brandveiligheid en hoe wordt dit uitgevoerd? (onderzoeksvragen 2a en 2b). Het instrumentarium van de brandweer Amersfoort bestaat uit: · gebruiksvergunning · toezicht (regulier en thematisch) · aanpakken van overtredingen middels bestuursrechtelijke (bestuursdwang, last onder dwangsom) en strafrechtelijke (procesverbaal/BOAs) instrumenten.
3.3
De gebruiksvergunning
Een gebruiksvergunning is een vergunning voor het brandveilig gebruik van gebouwen waar grotere groepen (soms verminderd redzame) mensen verblijven, zoals een kantoorgebouw, café of verpleeghuis1. Ook objecten waar een extra risico aanwezig is, zoals kamerverhuur, dagverblijven voor kinderen of lichamelijk- en/of geestelijke gehandicapten zijn gebruiksvergunningplichtig. Het afgeven van gebruiksvergunningen en de controles hierop is, naast het geven van voorlichting en het adviseren over brandveiligheid een belangrijke preventieve taak van de brandweer. Tot 2000 is een achterstand opgelopen in het afgeven van gebruiksvergunningen. Vanaf 2000 lag de nadruk dan ook op het inhalen van deze achterstand. De achterstand is inmiddels volledig ingehaald. Benchmark Ook Leiden, Dordrecht en Arnhem hebben te maken gehad met een achterstand in de uitgifte van gebruiksvergunningen. Op dit onderdeel heeft een inhaalslag plaatsgevonden. In Arnhem en Amersfoort is dit inmiddels afgerond, in de andere gemeenten loopt dit proces nog.
3.4
Toezicht
Regulier toezicht De brandweer heeft een bestand van 1500 gebouwen die periodiek worden gecontroleerd op brandveiligheid. Ongeveer 750 à 800 hiervan zijn gebruiksvergunningsplichtig. De controles van de vergunninghouders (de reguliere controles) prioriteert de brandweer aan de hand van de landelijke richtlijn ‘Preventie Activiteitenplan’ (prevap). Met deze methode krijgen verschillende typen gebouwen een prioriteitscode met bijbehorende controlefrequentie. De code die wordt toegekend (1= hoogste prioriteit, 4= laagste prioriteit) hangt af van het aantal mensen dat in het gebouw aanwezig kan zijn, de kwetsbaarheid van de gebruikersgroep (zo heeft een zorginstelling een hoge prioriteit), de oppervlakte van het gebouw en de hoogste verblijfsvloer. Aan de code is een controlefrequentie gekoppeld die varieert van twee keer per jaar tot eens in de vier jaar.
______________ 1 2
Brandweer Amersfoort; de motor achter veiligheid, november 2005 Voor de vragenlijst en de responsverantwoording verwijzen we naar bijlage 2 en 3.
20
Benchmark Ook in Dordrecht en Arnhem wordt met de Prevap-richtlijn gewerkt. In Leiden gebeurt dit nog niet. Hier krijgen alle gebruiksvergunninghouder eens per jaar controle.
Deze controlefrequenties gelden voor gebouwen die een gebruiksvergunning hebben. De andere gebouwen uit het bestand van de brandweer krijgen automatisch de laagste prioriteit en worden dus eens in de vier jaar gecontroleerd. De brandweer besteedt wel extra aandacht aan ‘grensgevallen’ (gebouwen die net geen gebruiksvergunning hoeven te hebben). De controlefrequenties die uit de prevap-richtlijn zijn afgeleid worden voor 85-90% daadwerkelijk gerealiseerd. Het aantal daadwerkelijk uitgevoerde controles hangt af van de naleving door de vergunninghouders. Indien er veel overtredingen geconstateerd worden die een handhavingsactie behoeven (aanschrijven, hercontrole), kan dit ten koste gaan van de controle van een ander object. De enquête onder gebruiksvergunninghouders (zie hoofdstuk 4) geeft ook het beeld dat sprake is van regelmatige controles. 25% van de respondenten is in de periode 2002-2006 twee keer gecontroleerd, 22% vier keer, en 16% zelfs meer dan vier keer. De categorie ‘werknemers’ (bedrijven, fabrieken en opslag) worden het minst vaak gecontroleerd. De categorie ‘kwetsbare groepen’ (onderwijs- en zorginstellingen) en de categorie ‘amusement’ (horeca, theaters en dergelijke) het vaakst. Dit komt globaal overeen met de controlefrequenties van ‘prevap’. Ook uit de interviews met twee vergunninghouders blijkt dat men heeft gemerkt dat er sinds 2002 regelmatig controles worden uitgevoerd. De brandweer heeft zelf aangegeven ‘op schema’ te zijn voor wat betreft het afgeven en controleren van gebruiksvergunningen. Tabel 3.2
Hoe vaak is uw bedrijf of instelling in de periode 2002 t/m 2006 door inspecteurs van de brandweer gecontroleerd?
Functiegebouw
1 keer
2 keer
3 keer
4 keer
meer dan 4 keer
weet niet/ geen mening
Totaal
Kwetsbare groepen Amusement/recreatie Werknemers Overig
15% 13% 28% 13%
23% 19% 37% 20%
7% 15% 18% 11%
26% 28% 8% 28%
23% 22% 3% 16%
7% 4% 6% 11%
100% 100% 100% 100%
Totaal
18%
25%
13%
22%
16%
7%
100% N= 218
Bonus/malus systeem In het Uitvoeringsprogramma 2004 wordt voorgesteld een zogenaamd ‘bonus/malus’ -systeem te hanteren. Bij de toepassing van dit systeem hangt de controlefrequentie van een bedrijf of instelling af van de mate van naleving in het verleden. Dit systeem is een manier om een prioritering in de taken aan te brengen, omdat het ervoor zorgt dat bedrijven en instellingen die zich goed aan de regels houden minder vaak gecontroleerd worden dan bedrijven of instellingen die de regels slechter naleven. Op deze manier is de verdeling van capaciteit optimaal.
21
Bonus/malus systeem: Uitgangspunt is de controlefrequentie van ‘prevap’. Als een bedrijf of instelling goed naleefgedrag heeft getoond in de afgelopen 2 jaar, valt het terug naar 50% van de controles. Als er sprake is van goed naleefgedrag in de afgelopen 3 jaar, dan valt het terug naar 25% van de controles met een minimum van 1 keer per 2 jaar. Wanneer bij controle blijkt dat er een overtreding is, stijgt de controlefrequentie met een stap (bijv. 25% naar 50%). Bron: Uitvoeringsprogramma 2004
In de praktijk wordt dit systeem echter nog niet toegepast, omdat de brandweer geen zicht heeft op het nalevingsgedrag van vergunninghouders over meerdere jaren (zie ook ‘nalevingniveaus’ verderop)1. Dit komt omdat pas sinds kort met een digitaal registratiesysteem wordt gewerkt. Het is wel de bedoeling van de brandweer het ‘bonus/malus’ -systeem in de toekomst, zodra men over meer digitale gegevens beschikt, toe te passen. Er is nu gestart met het in kaart brengen van het nalevingsgedrag, de uitvoering van het bonus/malus systeem wordt in de beleidsperiode 2006-2010 uitgevoerd. Thematisch toezicht Vanaf 2005 heeft een verschuiving plaatsgevonden in de focus van het beleid. Toen de ‘kwantiteit’ op orde was (alle ‘achterstallige’ gebruiksvergunningen zijn inmiddels afgegeven) kon er meer aandacht komen voor de kwaliteit van het beleid, namelijk het verscherpen van het toezicht en het optimaliseren van het instrumentarium (o.a. sneller kunnen optreden door het lik-op-stuk beleid, het direct opleggen van een dwangsom en het opleiden van BOA’s). Nu is er capaciteit voor thematische controles. Volgens de burgemeester zijn bewust thematische prioriteiten gesteld aan de hand van berekende risico’s. Zo worden seksinrichtingen en coffeeshops een aantal keer per jaar gecontroleerd. Met het oog op ‘Integraal Handhaven’ gebeurt dit zoveel mogelijk met andere gemeentelijke diensten. Sinds vorig jaar is het toezicht op ‘hottimes’ geïnitieerd. Dit houdt in dat er tijdens druk bezochte tijden bij horeca en detailhandel gezamenlijk met de politie wordt gecontroleerd, bijvoorbeeld tijdens koopavonden of uitgaansavonden in discotheken. De brandweer gaat ervan uit dat deze ‘zichtbare’ controles tevens een preventieve werking hebben. Door te controleren op ‘hottimes’ hoopt de brandweer dat horeca-eigenaren het gevoel krijgen van “de jongens zijn er weer”. Daarnaast beziet de brandweer of er een keurmerk ontwikkeld kan worden voor veilige uitgaansgelegenheden in het kader van het convenant ‘ Veilig Uitgaan’. Bij evenementen surveilleert de brandweer gezamenlijk met Stadstoezicht. Ook vervullen zij een oog & oor –functie voor elkaar. De oog & oor –functie houdt in dat gemeentelijke partijen tevens kijken naar misstanden die niet direct op hun eigen werkveld betrekking hebben en vervolgens de informatie doorgeeft aan de juiste dienst. De oog & oor –functie is een belangrijk aspect van het ‘Integraal Handhaven’. Aandacht voor preventieve handhaving is er verder, doordat de brandweer horecaondernemers in het Horecaoverleg informeert over de regelgeving en draagvlak hiervoor creëert. Ook wordt er een kerstkaartenactie gehouden, waarbij horecaondernemers geadviseerd worden over brandveiligheid rondom Kerst. Naast deze ‘geplande’ activiteiten, reageert de brandweer ook op meldin______________ 1
nalevingsgedrag: actviteiten die het adressaat al dan niet onderneemt om aan gestelde regels te voldoen.
22
gen die binnen komen via het zogenaamde ‘piepsysteem’. Burgers melden misstanden echter over het algemeen niet vaak direct aan de brandweer. Dit komt ongeveer eens in de maand voor.
3.5 Aanpak van overtredingen Instrumenten Om tekortkomingen in de naleving aan te pakken kan de brandweer (via de gemeente) bestuursrechtelijke instrumenten inzetten om een overtreding ongedaan te (laten) maken. Daarbij gaat het om bestuursdwang, last onder dwangsom en het (deels) intrekken van een vergunning waardoor een gebouw (gedeeltelijk) gesloten kan worden. In de periode 2002-2005 is er zelden strafrechtelijk opgetreden tegen overtreders. De focus van het bestuursrecht is het ongedaan maken van de overtreding. In de praktijk wordt dan ook zoveel mogelijk in overleg met de overtreder opgelost zonder dat er bestuursrechtelijke of strafrechtelijke instrumenten worden ingezet. Alleen als de overtreder niet mee wil werken worden deze instrumenten opgelegd. De meeste overtredingen die worden aangetroffen hebben betrekking op vluchtwegen en verlichting (zie ook hoofdstuk vier). In de praktijk komt het geheel of gedeeltelijk sluiten van panden niet vaak voor. Vaak is het dreigen met sluiting voldoende om de overtreder mee te laten werken. Is er echter sprake van een zeer onveilige situatie dan gaat de brandweer daadwerkelijk over tot sluiting, zoals blijkt uit het voorbeeld van hotel-restaurant de Wok. Gemeente Sluit hotel-restaurant de Wok. 24 maart 2006 Vrijdagmiddag 24 maart heeft de gemeente hotel-restaurant De Wok (voorheen Boeddha) gesloten. De sluiting volgt op een gezamenlijke inspectie door brandweer, politie, belastingdienst en arbeidsinspectie. De inspectie vond plaats op donderdagavond 23 maart, 22.00 uur. Aanleiding voor de actie was de voortdurende brandonveilige situatie in het horecapand; de exploitant van het bedrijf reageerde niet voldoende op aanzeggingen van de brandweer om de brandveiligheid in het pand op orde te brengen. Bij de inspectie werd daarnaast in het pand aan de Utrechtseweg 2 een persoon zonder geldige verblijfsvergunning aangehouden. De inspectie was een gezamenlijke actie van de brandweer en de wijk-, zeden-, milieu- en vreemdelingenpolitie, de arbeidsinspectie, de belastingdienst en de gemeente. De leiding was in handen van de brandweer. Vanaf de ingebruikname van het pand door de huidige exploitant heeft de brandweer na inspecties tot vijf maal toe rapport opgemaakt. Er was - zowel in het hotel als in het restaurantgedeelte - veel mis met de brandveiligheidssituatie: zo functioneerde de automatische brandmeldinstallatie niet goed, was de noodverlichting deels kapot, waren vluchtwegen versperd, werkten brandwerende scheidingen niet en lag er brandgevaarlijk materiaal opgeslagen in het pand. Ook ontbrak het verplichte ontruimingsplan. Sinds september 2005 is de brandweer 19 keer uitgerukt voor een loze melding naar het pand aan de Utrechtseweg. Naast brandonveilig was de bedrijfsvoering in De Wok ook in strijd met de hygiëneregels. De gemeente heeft nu bestuursdwang toegepast en het bedrijf gesloten totdat er aan alle (veiligheids)voorschriften is voldaan. Op het tijdstip van de inspectie waren vijf hotelkamers in gebruik. De gasten zullen (zonodig) elders ondergebracht worden. Bron: Gemeente Amersfoort
23
De brandweer zegt pragmatisch om te gaan met eventuele tegenstrijdigheden in regels en situaties waarbij de regels botsen met de praktijk. Een voorbeeld hiervan is een café-eigenaar die de vluchtdeur op slot wil doen, vanwege publiek dat anders via de achterdeur binnen kan komen. Een ander voorbeeld is een monumentaal pand waarvan de deur naar binnen opent. Volgens de brandveiligheidsregels moet de deur naar buiten openen, maar omdat het een monumentaal pand is, mag het niet zomaar verbouwd worden. De brandweer zegt in dergelijke gevallen met de ondernemer mee te denken, zonder dat de veiligheid in het geding komt. In het geval van tegenstrijdige regelgeving staat veiligheid voorop. Volgens de brandweer is de overtreder over het algemeen bereid mee te werken. Sinds de achterstand in het afgeven van de gebruiksvergunningen is ingehaald, is aandacht geweest voor het aanscherpen van het instrumentarium. In 2005 constateerde de brandweer dat de tot dan toe ingezette handhavingsinstrumenten niet voldoende slagkracht gaven om in alle gevallen het gewenste brandveiligheidsniveau te kunnen garanderen1. In bepaalde situaties is het van belang direct op te kunnen treden, bijvoorbeeld als er op een avond te veel bezoekers in een discotheek zijn. Instrumenten als bestuursdwang en een last onder dwangsom zijn in een dergelijke situatie minder geschikt, omdat de inzet ervan tijdrovend is. Om deze situatie te verbeteren, zijn inmiddels twee maatregelen genomen. Ten eerste is een aantal inspecteurs opgeleid tot Bijzonder Opsporingsambtenaar (BOA) en daarnaast is het sanctie-instrumentarium uitgebreid door invoering van de Beleidsregel Brandveiligheid die de brandweer in staat stelt ter plekke, zonder tussenkomst van de gemeente een last onder dwangsom op te leggen2. Door het inzetten van BOA’s kan strafrechtelijk worden opgetreden. Deze BOA’s zijn bevoegd een procesverbaal op te maken waardoor de overtreder door het Openbaar Ministerie kan worden vervolgd. De BOA’s kunnen geen strafrechtelijke boete opleggen. Die bevoegdheid ligt exclusief bij het OM.
Toegepaste sancties In onze onderzoeksopzet hebben wij ook de vraag gesteld naar het aantal tekortkomingen in de naleving en aard hiervan en de sancties die hierop zijn toegepast (onderzoeksvragen 2c en 2d). Het blijkt dat geen overzicht is van de hoeveelheid en aard van de geconstateerde overtredingen en de getroffen maatregelen. Tot mei 2005 werden inspectieverslagen alleen op papier geregistreerd waardoor het niet mogelijk was om gegevens te aggregeren en onderzoeksmatige analyses te doen. Sindsdien wordt ook gebruik gemaakt van een digitaal registratiesysteem; het BWTsysteem. De geschiedenis van de laatste jaren is wel ingevoerd in BWT, maar de voor dit doel gewenste rapportages zijn nog niet te genereren. Met het BWT-systeem is het de bedoeling in de toekomst wel meer zicht te krijgen op de ingezette instrumenten en de effecten hiervan. Hoewel er geen duidelijk zicht is op de naleving beoordeelt de brandweer het beleid als effectief.
Benchmark Over het algemeen geldt voor alle gemeenten dat er op dit moment weinig bekend is over het feitelijke nalevingsniveau. De gemeente Leiden geeft aan dat de naleving van de regels nog niet zo goed is; er worden nog veel overtredingen aangetroffen. Arnhem vindt het gezien de recente invoering van het integraal handhavingsprogramma nog te vroeg om hierover iets te kunnen zeggen. Ook Dordrecht durft het niet aan om iets te zeggen over de effecten van het gevoerde beleid.
______________ 1 2
Zie BW voorstel ‘Beleidsregels handhaving brandveiligheid, d.d. 01-07-2005. De Beleidsregels Brandveiligheid gelden alleen voor horeca en detailhandel
24
3.6
Effecten van het beleid
Rapportages Hoe wordt de uitvoering van het handhavingsbeleid brandveiligheid gecontroleerd door de gemeente? (onderzoeksvraag 2c). De brandweer maakt sinds 2003 jaarverslagen in het kader van contractmanagement. In de jaarverslagen wordt gerapporteerd of de voorgenomen activiteiten ook daadwerkelijk zijn uitgevoerd. Daarnaast bestaat het jaarverslag uit een financieel overzicht en financiële analyses. Uit een analyse van de jaarverslagen blijkt dat de meeste prestaties die gepland zijn ook zijn uitgevoerd. Naast de jaarverslagen stelt de brandweer sinds 2001 zogenaamde meerjarenplannen op waarin onder andere de visie van de brandweer voor de komende jaren en de bijbehorende activiteiten en financiële onderbouwingen worden beschreven. Er zijn inmiddels twee van deze meerjarenplannen uitgebracht; één voor de periode 2001-2004 en één voor de periode 2006-2010. De meerjarenplannen worden vastgesteld door het college van B&W. Effectiviteit In de jaarverslagen en meerjarenplannen wordt niet gerapporteerd over de effectiviteit van het beleid. Desalniettemin beoordeelt de brandweer het beleid als effectief. Ten eerste is de achterstand in de gebruiksvergunningen ingelopen. Dit betekent onder meer dat alle vergunninghouders op de hoogte zijn gesteld van alle geldende regelgeving. Verder heeft men zich bezonnen op het instrumentarium en op thematisch toezicht (o.a. op ‘hottimes’). Ten derde constateert de brandweer dat er goede wil is bij de ondernemers en dat de naleving de afgelopen jaren beter is geworden. Op dit moment doet de brandweer de eerste ervaringen op met de BOA’s en het direct opleggen van een last onder dwangsom. Er is nog geen zicht op de effecten hiervan, maar de verwachtingen van de brandweer zijn hoog. Deze ‘nieuwe’ instrumenten maken het mogelijk direct op te treden. Dit geeft meer slagkracht en er gaat bovendien een preventieve werking van uit, aldus de brandweer. Nalevingniveaus Welke doelstellingen worden geformuleerd en wat is het gewenste nalevingsniveau? (onderzoeksvraag 2f). In het nieuwe beleidsprogramma van de brandweer 2006-2010 wordt vermeld dat waar nodig prestatie-indicatoren worden ontwikkeld. Op dit moment gebeurt dat nog niet. Naar eigen zeggen wordt er in principe naar 100% naleving gestreefd. De effecten van de handhaving worden niet structureel door de brandweer gemeten. Er wordt nagedacht over prioriteiten, handhavingsacties en de benodigde middelen. Er wordt echter niet systematisch gekeken wat de ‘feitelijke’ naleving is en aan de hand hiervan of men de juiste prioriteiten hanteert, de juiste instrumenten inzet en op welke punten het beleid moet worden bijgesteld. De beleidscyclus is in die zin niet rond2. Wel wordt aan de hand van jaarrapportages bezien wat er precies is uitgevoerd en
1 2 Dit is overigens ook eerder vastgesteld in het rapport Berenschot. ‘Doorlichtingen op doelmatigheid en doeltreffendheid’ dd. 15 oktober 2004
25
met welke middelen. Deze jaarrapportages zijn echter feitelijk van aard en geven geen totaalbeeld van de realisatie van de beleidsdoelstellingen. Benchmark Opvallend is dat ook in Leiden, Dordrecht en Arnhem niet duidelijk is geformuleerd welk effect wordt beoogd in termen van nalevingsniveaus. Betrokkenen geven aan dat het lastig is om te beschrijven wat precies het uiteindelijke effect moet zijn van de handhavingsactiviteiten.
De conclusie luidt dat niet systematisch wordt gereflecteerd op de effectiviteit van het beleid. Dit heeft te maken met de tot voort kort vigerende wijze van registratie, waarbij van elke gebruiksvergunningsplichtige een papieren ‘dossier’ aanwezig is, maar geen digitale informatie beschikbaar is. Met het BWT-systeem dat sinds mei 2005 gebruikt wordt kan wellicht in de toekomst meer inzicht verkregen worden in de ‘feitelijke’ naleving en kunnen hier de doelstellingen en prioriteiten op worden afgestemd.
Benchmark Ook in Dordrecht werd op het gebied van brandveiligheid de afgelopen jaren alleen met papieren dossiers gewerkt. In deze gemeente is dit jaar een start gemaakt met het verbeteren van deze informatie-infrastructuur. De andere gemeenten waren hier al eerder mee begonnen.
3.7
Conclusie
Dit hoofdstuk behandelde de vraag hoe het handhavingsbeleid op het gebied van brandveiligheid is vormgegeven. De handhavingstaken van de brandweer zijn ondergebracht bij de afdeling Veiligheid1. In totaal heeft de brandweer momenteel 2.5 fte voor handhaving van met name gebruiksvergunningen. Het beleidsinstrumentarium van de brandweer voor handhaving bestaat uit: · de gebruiksvergunning · het regulier en thematisch toezicht · sanctieapparaat (bestuursdwang, last onder dwangsom) De inhaalslag van de gebruiksvergunningen is recentelijk afgerond en men werkt momenteel aan de aanscherping van het instrumentarium. Zo kunnen overtreders met de ‘nieuwe’ instrumenten (direct opleggen van een last onder dwangsom en BOA’s) beter worden aangepakt en is er capaciteit voor thematische controles en controles op ‘hottimes’. De brandweer legt verantwoording af aan de gemeente over haar activiteiten door het opstellen van jaarverslagen die door het college van B&W worden goedgekeurd. Tot nu toe zijn drie jaarverslagen vastgesteld. De brandweer stelt prioriteiten en denkt na over het instrumentarium en thematische controles, maar er worden geen nalevingsniveaus geformuleerd en de naleving wordt niet gemeten. Er wordt ______________ 1
Brandweer Amersfoort; de motor achterveiligheid, november 2005.
26
ook niet systematisch nagegaan wat de redenen zijn voor het niet-naleven van de regels. Hierdoor wordt geen antwoord gegeven op de vraag of de juiste doelstellingen en prioriteiten zijn geformuleerd en of de juiste instrumenten zijn ingezet. Op dit moment is de registratie van de brandweer niet geschikt om na te gaan wat de geconstateerde overtredingen en toegepaste maatregelen zijn, zodat onderzoeksmatige analyses gemaakt kunnen worden. In de toekomst is dit wel mogelijk, omdat sinds mei 2005 het digitale BWT- registratiesysteem wordt gehanteerd waarin per adres de geschiedenis is op te vragen. De brandweer zelf beoordeelt het beleid als effectief. Ten eerste is de achterstand in de gebruiksvergunningen ingelopen. Verder is aandacht besteed aan het instrumentarium en is het thematisch toezicht geïntroduceerd (o.a. op ‘hottimes’). Daarnaast merkt de brandweer dat er bij de ondernemers sprake is van goede wil en dat de naleving de afgelopen jaren beter is geworden. In het kader van de omgevingsvergunning die in 2008 van kracht wordt en de regionalisering van de brandweer is ‘Integraal Handhaven’ een concept dat binnen de brandweer aandacht heeft. Op uitvoerend niveau wordt zoveel mogelijk binnen de huidige structuur van de handhavingsorganisatie samengewerkt en gezamenlijk inspecties uitgevoerd. De brandweer mist echter volgens eigen zeggen een centrale aansturing vanuit de gemeente.
27
4
De praktijk vanuit het perspectief van de doelgroep
In dit hoofdstuk gaan we in op de derde onderzoeksvraag ‘Wat is het ‘feitelijke nalevingsniveau?’. We bezien we de werkwijze van de brandweer vanuit het perspectief van de doelgroep van het beleid. We baseren ons daarbij op de telefonische enquête onder beheerders/ eigenaren van openbare gebouwen en de gesprekken die met twee van hen hebben plaatsgevonden. Het ging hierbij voornamelijk om de vraag hoe de doelgroep het handhavingsbeleid brandveiligheid ervaart en hoe volgens eigen zeggen hun naleving is. Voor de vragenlijst en rechte tellingen verwijzen we naar bijlage 2 en 3. Een responsoverzicht is in bijlage 4 opgenomen. Om inzicht te krijgen in de perceptie van het beleid door de doelgroep, is een telefonische enquête gehouden onder 450 beheerders/eigenaren van openbare gebouwen die een gebruiksvergunning hebben. Deze zijn onderverdeeld in de volgende vier categorieën. · Kwetsbare groepen: onderwijsinstelling, kinderdagverblijf, zorginstelling · Amusement/recreatie: horeca, bioscoop, museum, theater, buurthuis, sporthal, zwembad · Werknemers: kantoor, fabriek, opslagruimte · Overig: winkelgebouw, religie. De eerste paragraaf gaat in op wijze waarop de gebruikers zelf hun naleving beoordelen. Vervolgens brengen wij in kaart hoe de gebruikers ‘scoren’ op de verschillende nalevingsdimensies van ‘Tafel van elf. De ‘Tafel van elf’ is een opsomming van elf factoren of dimensies die van invloed zijn op de naleving van regels (zie verder bijlage normenkader). In de tweede paragraaf bezien we of, en op welke dimensies, de ‘nalevers’ verschillen van de ‘overtreders’. We sluiten af met een aantal conclusies.
4.1 Dimensies van naleving Naleving volgens gebruikers zelf Wat is het feitelijk nalevingsniveau volgens de gebruikers? Eén derde van de gebruiksvergunninghouders zegt dat bij de laatste controle één of meerdere overtredingen zijn geconstateerd. De overtredingen hebben over het algemeen betrekking op de uitgangen en vluchtwegen (bij 43% van de respondenten) en in tweede plaats op de verlichting (bij 27% van de respondenten). In nagenoeg alle gevallen is de overtreding in overleg met de brandweer opgelost. Als we kijken naar de verschillende categorieën, dan valt op dat de organisaties en bedrijven uit de categorie ‘werknemers’ het slechtst naleven. De categorie ‘amusement’ en de restcategorie leven de regels volgens eigen zeggen het best na.
______________
29
Tabel 4.1
Zijn tijdens de laatste controle één of meerdere overtredingen geconstateerd?
Functiegebouw
ja, 1 overtreding
ja, meerdere overtredingen
nee
weet niet/ geen mening
Totaal
Kwetsbare groepen Amusement/recreatie Werknemers Overig
19% 14% 18% 13%
16% 12% 24% 9%
59% 72% 49% 69%
6% 2% 10% 8%
100% 100% 100% 100%
Totaal
16%
16%
61%
7%
100% N= 229
In welke mate geeft men aan de regels na te leven? (onderzoeksvraag 3a). Op de vraag hoe men de eigen naleving beoordeelt, antwoordt een ruime meerderheid dat deze ‘zeer goed’ (26%) tot ‘goed’ (70%) is. Er zijn nauwelijks verschillen tussen de verschillende categorieën. ‘Scores’ op de nalevingsdimensies van de ‘Tafel van elf’ Kennis van regels In hoeverre is de doelgroep bekend met de regels omtrent brandveiligheid? (onderzoeksvraag 3b). De doelgroep is redelijk bekend met de brandveiligheidregels. 60% zegt deze goed tot zeer goed te kennen. 13% zegt deze slecht of zelfs zeer slecht te kennen. 28% geeft aan de regels in grote lijnen te kennen. Gezien de gedetailleerdheid van de regels is het de vraag of het ‘in grote lijnen’ kennen van de regels voldoende is om de regels goed te kunnen naleven. Als we kijken naar de verschillende categorieën dan blijkt de kennis bij de categorie ‘amusement’ het best. Bij de categorie ‘werknemers’ bestaat de minste kennis over de brandveiligheidsregels. Wellicht omdat deze categorie het minst geïnteresseerd is in de brandveiligheidregels en ook de controlekans het kleinst acht (zie verderop). De respondenten die bekend zijn met de regels (in grote lijnen tot zeer goed) vinden deze regels over het algemeen duidelijk. Toch geeft 15% aan de regels onduidelijk te vinden. De kennis welke sanctie bij welke overtreding hoort is niet aanwezig. Maar liefst 78% zegt dit niet te weten. Kosten/baten Het naleven van de regels wordt door de gebruiksvergunninghouders als een dure aangelegenheid gezien. Bijna driekwart is het eens met de stelling dat het naleven van de regels kostbaar is. Tabel 4.2
Stelling: Het naleven van de brandveiligheidseisen is kostbaar helemaal mee eens
mee eens
neutraal
mee oneens
Kwetsbare groepen Amusement/recreatie Werknemers Overig
20% 12% 10% 16%
55% 58% 54% 69%
5% 7% 3%
16% 16% 33% 15%
5% 7%
Totaal
15%
58%
4%
21%
3%
Functie gebouw
weet niet/ geen mening
Totaal 100% 100% 100% 100% 100% N= 230
Immateriële kosten en baten: imago Het niet naleven van de regels kan slecht zijn voor het imago van een bedrijf of instelling. Zoals verwacht is imago voor de categorie ‘werknemers’ het minst van belang. Desalniettemin zegt nog
30
71% het (helemaal) eens te zijn met de stelling dat het naleven van de regels goed is voor hun imago. Bij de overige categorieën is dit nog een groter gedeelte (82-83%). Op de vraag of men het nadelig zou vinden als bekend zou worden dat het bedrijf of instelling een sanctie heeft gekregen voor het niet naleven van de regels zegt 83% dit als zeer nadelig of nadelig te ervaren. 14% procent zegt dit niet of nauwelijks nadelig te vinden. In deze laatste groep is de categorie ‘werknemers’ het meest vertegenwoordigd. Figuur 4.1 Stelling: Het naleven van de brandveiligheidseisen is goed voor ons imago 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
w eet niet/geen mening mee oneens neutraal mee eens
ve rig O
us em Am
Kw
et sb ar e
gr oe pe n
en t/r ec re at ie W er kn em er s
helemaal mee eens
Mate van acceptatie Onder de doelgroep is sprake van een hoge mate van acceptatie van het beleidsdoel. Maar liefst 94% is het (helemaal) eens met de stelling dat het belangrijk is dat de gemeente Amersfoort streng toeziet op de brandveiligheid van openbare gebouwen. Ook wordt de deskundigheid van de inspecteurs door de doelgroep goed beoordeeld. Ruim twee derde beoordeelt deze als ‘goed’, nog eens een kwart zegt dat de deskundigheid van de inspecteurs ‘voldoende’ is. Een groot deel van de respondenten die bekend zijn met de brandveiligheidsregels vindt dat deze naleefbaar zijn. Een kwart vindt ze gedeeltelijk naleefbaar. Opvallend is dat voor de categorie ‘kwetsbare groepen’ zoals scholen en zorginstellingen het naleven (van dezelfde regels) het meeste moeite lijkt te kosten. Bijna de helft van deze categorie zegt de regels gedeeltelijk of niet naleefbaar te vinden. Bij met name de categorie ‘werknemers’ is dit veel minder. Vindt u de brandveiligheidsregels naleefbaar?
w eet niet/ geen mening nee gedeeltelijk
Am
ba re Kw et s
ve rig O
W er kn em er s
ja,
gr oe pe n
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
us em en t/r ec re at ie
figuur 4.2
31
Uit de open antwoorden op de vraag wat hiervoor de belangrijkste reden is blijkt dat men de regels vindt botsen met de praktijk: “Een school is geen school zonder tekeningen en werkstukken, die opgehangen worden. Strikt volgens de regels zou dat niet mogen”. Ook geven sommige respondenten aan dat de regels veranderen of soms tegenstrijdig zijn. Normgetrouwheid doelgroep De normgetrouwheid van de doelgroep is een dimensie die niet expliciet in de enquête is meegenomen1. Wel is gevraagd naar hoe men de naleving van andere bedrijven/instellingen in dezelfde sector beoordeelt. Een groot deel van de respondenten antwoordt dat men dit niet weet. Tabel 4.3
Hoe beoordeelt u over het algemeen de naleving van de brandveiligheidseisen van andere bedrijven of instellingen in uw sector?
Functiegebouw
zeer goed
goed
niet goed/ niet slecht
slecht
zeer slecht
weet niet/ geen mening
5%
Totaal
Kwetsbare groepen
6%
47%
42%
100%
Amusement/recreatie Werknemers Overig
4% 1% 9%
47% 33% 26%
7% 1% 2%
5% 3% 17%
2%
35% 61% 45%
100% 100% 100%
Totaal
5%
39%
3%
7%
0%
47%
100% N= 230
Meldingskans De kans dat iemand anders dan de overheid een overtreding meldt, aan de betreffende overheidsinstantie is volgens de doelgroep klein. 86% van de respondenten zegt dat deze kans klein (38%) tot zeer klein (48%) is. Controlekans De respondenten denken over het algemeen dat de kans dat zij gecontroleerd worden groot is. Bij de categorie ‘werknemers’ zien we echter een iets ander beeld. Zo geeft 40% van de categorie werknemers aan dat zij de kans op controle klein tot zeer klein inschat. In de categorie ‘amusement’ geeft 12% aan dat zij de kans klein acht. Dit komt globaal overeen met de controlefrequenties uit de prevap-richtlijn. Tabel 4.4
Hoe groot schat u de kans dat de brandweer inspecteurs langs stuurt om uw bedrijf of instelling te controleren op naleving van de brandveiligheidseisen?
Functiegebouw
zeer groot
groot
klein
zeer klein
weet niet/ geen mening
Totaal
Kwetsbare groepen Amusement/recreatie Werknemers Overig
31% 35% 13% 18%
41% 46% 46% 60%
22% 12% 36% 20%
2%
5% 7%
4% 2%
100% 100% 100% 100%
Totaal
24%
47%
23%
2%
3%
100% N=230
______________ 1
Normgetrouwheid is de mate van bereidheid van de doelgroep om zich te conformeren aan het gezag van de overheid. Het operationaliseren hiervan zou betekenen dat er een groot aantal extra vragen aan de enquête had moeten worden toegevoegd. Uit efficiency overwegingen is hier uiteindelijk van af gezien.
32
Detectiekans De respondenten zijn van mening dat, indien er sprake zou zijn van een overtreding, deze tijdens een controle (zeer) waarschijnlijk wordt opgemerkt. Slechts 4% van de respondenten denkt dat deze waarschijnlijk niet wordt opgemerkt. Selectiviteit De respondenten hebben geen goed beeld van de selectie die de brandweer maakt in de te controleren bedrijven en instellingen. 60% van hen geeft aan dit niet te weten of hier geen mening over te hebben. Sanctiekans Ruim de helft van de respondenten denkt niet dat zij een sanctie krijgen opgelegd als zij een overtreding begaan. Dit lijkt veel, maar is te verklaren vanuit het feit dat de brandweer, zoals ook blijkt uit de gevoerde gesprekken, veel overtredingen in overleg oplost. De sancties, zoals bestuursdwang en een last onder dwangsom, worden in de praktijk niet vaak gebruikt. De ingeschatte kans op een sanctie is bij de categorie ‘werknemers’ het laagst. 65% denkt niet dat zij een sanctie opgelegd krijgen na het constateren van een overtreding. Bij de categorie ‘kwetsbare groepen’ is dit 56%. Bij de categorie ‘amusement’ en de restcategorie geldt dit voor respectievelijk 47% en 42%. Sanctie-ernst In de enquête is gevraagd wat de respondenten vinden van de zwaarte van de sanctiemaatregelen. Een groot aantal respondenten heeft deze vraag echter niet kunnen beantwoorden, omdat zij onvoldoende op de hoogte zijn van welke sanctiemaatregel bij welke overtreding hoort. Maar liefst 64% antwoord daarom ‘weet niet’ op deze vraag.
4.2 Naleving nader bekeken We hebben van bovenstaande dimensies gekeken of zij invloed hebben op de naleving. Met andere woorden, verschillen de ‘overtreders’ op deze dimensies van de ‘nalevers’. De ‘overtreders’ zijn in deze analyse degenen die hebben aangegeven dat er bij de laatste controle één of meerdere overtredingen zijn geconstateerd. Opvallend is dat de nalevers beduidend beter op de hoogte zijn van de brandveiligheidsregels dan de ‘overtreders’. De helft van de ‘overtreders’ zegt de regels goed tot zeer goed te kennen, tegen 67% van de ‘nalevers’. Tabel 4.5
Hoe goed kent u de eisen die de gemeente Amersfoort stelt in het kader van brandveiligheid van openbare gebouwen? Overtredingen geconstateerd?
Totaal
Ja
Nee
Zeer goed
15%
12%
13%
Goed Niet goed, niet slecht (de grote lijnen) Slecht Zeer slecht
36% 37% 8% 4%
55% 22% 7% 3%
49% 27% 7% 3%
100%
100%
N= 213 100%
Totaal
33
De ‘nalevers’ zijn het over het algemeen vaker eens met de stelling dat het naleven van de regels kostbaar is dan de ‘overtreders’ (figuur 4.3). Dit is opvallend, omdat men zou verwachten dat het kostenaspect een mogelijke overweging is bij het ‘bewust’ overtreden van de regels. Het kan echter ook zo zijn dat de ‘nalevers’ aanpassingen aan het gebouw hebben gedaan, die de ‘overtreders’ (nog) niet hebben gedaan, waardoor de laatste groep nog geen goed zicht heeft op de kosten. Figuur 4.3 Stelling: Het naleven van de brandveiligheidseisen is kostbaar 100% w eet niet/geen mening mee oneens
90% 80% 70%
neutraal
60% 50%
mee eens
40% 30%
helemaal mee eens
20% 10% 0% %
%
ja
nee
Overtredingen geconstateerd?
Degenen die de regels naleven denken vaker dat het naleven van de regels goed is voor het imago dan degenen bij wie één of meerdere overtredingen zijn geconstateerd. Tabel 4.6
Stelling: Het naleven van de brandveiligheidseisen is goed voor ons imago Overtredingen geconstateerd?
Helemaal mee eens Mee eens Neutraal Mee oneens Weet niet/geen mening Totaal
Totaal
ja
nee
5% 64% 5% 27%
12% 72% 3% 12% 1%
100%
100%
9% 69% 4% 17% 0% N= 213
100%
De meldingskans (de kans dat iemand, bijvoorbeeld een bezoeker de overtreding meldt aan de gemeente of brandweer) wordt door ‘nalevers’ hoger ingeschat dan door ‘overtreders’. 5% van de ‘overtreders’ schat deze kans groot of zeer groot in, tegenover 12% van de ‘nalevers’. De controlekans (de kans dat de brandweer een inspecteur langs stuurt voor een controle) wordt echter door beide groepen ongeveer even groot ingeschat. Dit is opvallend, want men zou verwachten dat de kans op controles een grote invloed zou hebben op de naleving. Uit deze analyse komt dit niet naar voren.
34
4.3 Conclusie In dit hoofdstuk is beschreven wat de ‘feitelijke’ naleving is en in hoeverre de doelgroep bekend is met de regels en hoe het de eigen naleving beoordeelt. De naleving van de brandveiligheidsregels is volgens de respondenten goed. In totaal zegt ongeveer tweederde van hen dat er bij de laatste controle geen overtredingen zijn geconstateerd. Uit de analyse komt naar voren dat de naleving het best is onder de categorie ‘amusement’. Ook is de kennis van regels het best binnen deze categorie. Overigens is de naleving en de kennis van de regels ook bij de andere groepen niet slecht. Uit de analyse blijkt dat de ‘nalevers’ beter op de hoogte zijn van de brandveiligheidsregels dan de ‘overtreders’. Tevens blijkt dat de respondenten (nog) niet op de hoogte zijn van de overtredingen en bijbehorende maatregelen. De kans op controle wordt door de verschillende respondenten hoog ingeschat. De categorie ‘werknemers’ schat deze kans, overeenkomstig de controlefrequenties van ‘prevap’, het laagst in. De controlekans is in deze analyse echter niet van invloed op de naleving. Met andere woorden; het maakt voor het naleven van de regels niet uit of een instelling eens in de vier jaar of twee keer per jaar wordt gecontroleerd. Dit is een opmerkelijke uitkomst. Men zou verwachten dat hoe hoger de kans op controle is, hoe beter er wordt nageleefd. In deze analyse komt dit verband niet naar voren. De meldingskans door derden lijkt wel van invloed op de naleving. Deze kans wordt echter door de vergunninghouders als klein ervaren. Verder zien we dat het imago van belang is voor de naleving (met name voor de organisaties en instellingen uit de categorieën ‘amusement’ en ‘kwetsbare groepen’).
35
36
5
Samenvatting en conclusies
5.1 Inleiding De doelstelling van dit onderzoek was het onderzoeken van de effectiviteit, of doeltreffendheid, van het handhavingsbeleid op het gebied van brandveiligheid bij openbare gebouwen. Openbare gebouwen zijn in het onderzoek gedefinieerd als gebouwen waarvoor een gebruiksvergunning vereist is en die onderhevig zijn aan inspecties van de brandweer. De centrale vraagstelling van het onderzoek luidde: In hoeverre was in Amersfoort in de periode 2002-2005 sprake van een voldoende doeltreffend handhavingsbeleid op het gebied van brandveiligheid van openbare gebouwen en welke effecten kunnen worden verwacht van het geïntensiveerde handhavingsbeleid? Deze hoofdvraag is opgedeeld in een aantal deelvragen: 1. Hoe is het handhavingsbeleid van de gemeente Amersfoort in algemene zin vormgegeven? Het Amersfoortse handhavingsbeleid is uitgewerkt in een visie, een beleidsdocument en jaarlijkse uitvoeringsplannen. Er zijn vele afdelingen betrokken bij de handhaving. De coördinatie van het handhavingsbeleid is in handen van de werkgroep Integraal Handhaven. De werkgroep Integraal Handhaven heeft de verschillende handhavingspartijen met elkaar kennis laten maken. Daarnaast probeert de werkgroep zoveel mogelijk activiteiten integraal vorm te geven. Dit is echter lastig, omdat de verschillende handhavingspartijen verschillende werkwijzen en instrumenten hanteren en bovendien van verschillende kanten worden aangestuurd. Uit het onderzoek blijkt dat er wel goede wil is bij de uitvoerende organisaties, maar dat het Integraal Handhaven binnen de huidige structuur van de gemeentelijke handhavingsorganisatie onvoldoende vorm kan krijgen. Op dit moment wordt gewerkt aan een programma voor de herstructurering op het gebied van de handhaving in openbare ruimte. De noemer waaronder de professionalisering en optimalisering van het handhavingsbeleid plaatsvinden, is ‘Programmatisch handhaven’. De idee achter programmatische handhaving binnen de gemeente Amersfoort is dat de handhaving zich ontwikkelt van reactief naar proactief, planmatig en integraal. Programmatisch handhaven wordt binnen Amersfoort beschouwd als een cyclisch, democratisch, integraal en transparant proces. De werkgroep stelt de gezamenlijke handhavingsacties op aan de hand van een prioritering. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een risicomatrix. De wijze van prioriteren lijkt echter niet vast te staan en er wordt geen vast format voor het Uitvoeringsprogramma gebruikt. Er worden geen specifieke nalevingsniveaus geformuleerd of systematische evaluaties uitgevoerd. De beleidscyclus wordt in die zin niet rond gemaakt.
37
2. Hoe is het handhavingsbeleid brandveiligheid vormgegeven? De taken van de brandweer zijn onder te verdelen in pro-actie, preventie, preparatie, repressie en nazorg. De handhavingstaken liggen bij de afdeling Veiligheid1. In totaal heeft de brandweer momenteel 2.5 fte voor handhaving van met name gebruiksvergunningen. In het kader van de omgevingsvergunning die in 2008 van kracht wordt en de regionalisering van de brandweer is ‘Integraal Handhaven’ een concept dat binnen de brandweer aandacht heeft. Op uitvoerend niveau wordt zoveel mogelijk binnen de huidige structuur van de handhavingsorganisatie samengewerkt en gezamenlijk inspecties uitgevoerd. De brandweer mist echter volgens eigen zeggen een centrale aansturing vanuit de gemeente. •
2a. Wat is het beleidsinstrumentarium voor handhaving van de brandveiligheid?
De handhavingsinstrumenten van de brandweer Amersfoort bestaan uit: · De gebruiksvergunning · Toezicht (regulier en thematisch) · Het aanpakken van overtredingen middels bestuursrechtelijke (bestuursdwang, last onder dwangsom) en strafrechtelijke (procesverbaal/BOAs) instrumenten. •
2b. Op welke wijze is het handhavingsbeleid brandveiligheid uitgevoerd?
Op het inhoudelijk terrein van de brandveiligheid is besloten allereerst de achterstand in het afgeven van gebruiksvergunningen in te halen. Dit is in 2005 gerealiseerd. Daarnaast is gekeken welke doelgroepen ‘extra’ aandacht behoeven. De uitgaansgelegenheden en de instellingen voor ‘kwetsbare groepen’ hebben vervolgens in het beleid de hoogste prioriteit gekregen. Deze prioriteit is onder andere tot uiting gekomen in de thematische controles die vervolgens hebben plaatsgevonden. Zo is het controleren op ‘hottimes’ geïnitieerd, waarbij op druk bezochte tijdstippen wordt gecontroleerd. Voor de horeca betekent dit dat er tijdens uitgaansavonden wordt geïnspecteerd. Voor de detailhandel houdt dit in dat de brandweer tijdens koopavonden controles uitvoert. Naast de aandacht voor thematische controles heeft de brandweer extra mogelijkheden gekregen om op te treden tegen overtreders. In de Beleidsregels Brandveiligheid uit 2005 is vastgelegd dat de brandweer bij horeca en detailhandel direct, zonder tussenkomst van de gemeente een dwangsom kan opleggen. Hierin is ook vastgesteld dat BOA’s worden opgeleid om de brandweer meer slagkracht te geven. •
2e. Hoe wordt de uitvoering van het handhavingsbeleid brandveiligheid gecontroleerd door de gemeente?
De brandweer maakt sinds 2003 jaarverslagen in het kader van contractmanagement. In de jaarverslagen wordt gerapporteerd of de voorgenomen activiteiten ook daadwerkelijk zijn uitgevoerd. Daarnaast bestaat het jaarverslag uit een financieel overzicht en financiële analyses. Naast de jaarverslagen stelt de brandweer sinds 2001 zogenaamde meerjarenplannen op waarin onder andere de visie van de brandweer voor de komende jaren en de bijbehorende activiteiten en financiële onderbouwingen worden beschreven. Het college van B&W stelt de plannen vast. ______________ 1
Brandweer Amersfoort; de motor achterveiligheid, november 2005.
38
•
2f. Welke doelstellingen zijn geformuleerd en wat is het gewenste nalevingsniveau?
De brandweer formuleert geen specifieke gewenste nalevingsniveaus. Naar eigen zeggen wordt er in principe naar 100% naleving gestreefd. De effecten van de handhaving worden niet structureel door de brandweer gemeten. Er wordt nagedacht over prioriteiten, handhavingsacties en de benodigde middelen. Er wordt echter niet systematisch gekeken wat de ‘feitelijke’ naleving is en aan de hand hiervan of men de juiste prioriteiten hanteert, de juiste instrumenten inzet en op welke punten het beleid moet worden bijgesteld. Het beleidsproces wordt in die zin dus niet afgemaakt. Wel wordt aan de hand van jaarrapportages bezien wat er precies is uitgevoerd en met welke middelen. Deze jaarrapportages zijn echter feitelijk van aard en geven geen totaalbeeld van de realisatie van de beleidsdoelstellingen. De brandweer zelf beoordeelt het beleid als effectief. Ten eerste is de achterstand in de gebruiksvergunningen ingelopen. Verder is aandacht besteed aan het instrumentarium en is het thematisch toezicht geïntroduceerd (o.a. op ‘hottimes’). Daarnaast merkt de brandweer dat er bij de ondernemers sprake is van goede wil en dat de naleving de afgelopen jaren beter is geworden. • •
2c. Hoe vaak zijn tekortkomingen in de naleving aangetroffen en wat was hun aard? 2d. Welke sancties zijn toegepast?
Op dit moment is de registratie van de brandweer niet geschikt om na te gaan wat de geconstateerde overtredingen en toegepaste maatregelen zijn, zodat er geen onderzoeksmatige analyses gemaakt kunnen worden. In de toekomst is dit wel mogelijk, omdat sinds mei 2005 het digitale BWT- registratiesysteem wordt gehanteerd waarin per adres de geschiedenis is op te vragen. Op dit moment is er dus nog geen inzicht in de hoeveelheid en aard van de geconstateerde overtredingen en de getroffen maatregelen. Volgens de respondenten bij de brandweer zijn voorkomende overtredingen het blokkeren van een nooduitgang of een kapotte noodverlichting. Volgens de brandweer is het inzetten van bestuursdwang of last onder dwangsom vaak niet nodig omdat de gebruiksvergunninghouders over het algemeen bereid zijn om mee te werken. 3. Wat is het feitelijk nalevingsniveau? • In hoeverre is de doelgroep bekend met de brandveiligheidsregels en in welke mate geeft men aan de regels na te leven? De naleving van de brandveiligheidsregels is volgens de respondenten goed. In totaal zegt ongeveer tweederde van hen dat er bij de laatste controle geen overtredingen zijn geconstateerd. Uit de analyse komt naar voren dat de naleving het best is onder de categorie ‘amusement’. Ook is de kennis van regels het best binnen deze categorie. Uit de analyse blijkt dat de ‘nalevers’ beter op de hoogte zijn van de brandveiligheidsregels dan de ‘overtreders’. Tevens blijkt dat de respondenten (nog) niet op de hoogte zijn van de overtredingen en bijbehorende maatregelen. De kans op controle wordt door de verschillende respondenten hoog ingeschat. De categorie ‘werknemers’ schat deze kans, overeenkomstig de controlefrequenties van ‘prevap’, het laagst in. De controlekans is in deze analyse echter niet van invloed op de naleving. Met andere woorden; het maakt voor het naleven van de regels niet uit of een instelling eens in de vier jaar of twee keer
39
per jaar wordt gecontroleerd. Dit is een opmerkelijke uitkomst. Men zou verwachten dat hoe hoger de kans op controle is, hoe beter er wordt nageleefd. In deze analyse komt dit verband niet naar voren. De meldingskans door derden blijkt wel van invloed op de naleving. Deze kans wordt echter door de vergunninghouders als klein ervaren. Verder zien we dat het imago van belang is voor de naleving (met name voor de organisaties en instellingen uit de categorieën ‘amusement’ en ‘kwetsbare groepen’). 5. Hoe is het Amersfoortse beleid in vergelijking met andere gemeenten? Om het handhavingsbeleid in Amersfoort en de resultaten hiervan in perspectief te plaatsen, hebben wij een korte benchmark uitgevoerd. Hiervoor zijn drie gemeenten geselecteerd van een vergelijkbare grootte als Amersfoort: Arnhem, Dordrecht en Leiden. Uit onze inventarisatie blijkt dat de gemeenten over het algemeen weinig van elkaar verschillen waar het gaat om het beleid en de organisatie rondom handhaving. De situatie in Amersfoort wijkt dus niet veel af van die zoals wij die hebben aangetroffen in de andere gemeenten.
5.2 Conclusies Wanneer wij terugkoppelen naar onze centrale vraagstelling, moeten we vaststellen dat harde uitspraken over de doeltreffendheid van het handhavingsbeleid niet mogelijk zijn. Hiervoor ontbreekt het aan de benodigde gegevens over de ontwikkeling van het aantal overtredingen in de afgelopen periode. Wel kunnen we vaststellen, dat in de afgelopen periode een aantal voorwaarden zijn geschapen voor een doeltreffender handhavingsbeleid op het gebied van de brandveiligheid. Allereerst is de achterstand in de gebruiksvergunningen ingelopen. Dit is belangrijk omdat de vergunninghouders in het vergunningverleningsproces informatie is verschaft over de regels omtrent brandveiligheid. Deze kennis is een belangrijke voorwaarde voor de naleving, zo blijkt uit de enquête onder de gebruiksvergunninghouders. In de tweede plaats is een start gemaakt met een cyclische beleidsaanpak in de vorm van het ‘Programmatisch Handhaven’ en een integrale uitvoering. Ten derde is het toezicht en het instrumentarium van de brandweer aangescherpt. De verwachtingen van het geïntensiveerde beleid zijn positief. De brandweer verwacht hiermee meer slagkracht te krijgen. De enquête onder gebruiksvergunninghouders geeft aantal positieve bevindingen ten aanzien van het beleid en de naleving, maar laat ook zien dat bij eenderde van de gebruiksvergunninghouders bij de laatste controle één of meerdere overtredingen zijn vastgesteld. De rekenkamercommissie concludeert dat zowel de beleidsvorming als de organisatorische inbedding van de handhaving op het gebied van brandveiligheid nog te weinig systematisch zijn. De werkgroep heeft een start gemaakt met het ‘Programmatisch Handhaven’ en ‘Integraal Handhaven’, maar in de praktijk blijkt dat de brandweer nog onvoldoende centrale aansturing ervaart om hun handhavingstaken integraal uit te voeren. Bovendien is de personele basis voor ‘Integraal Handhaven’ momenteel dusdanig smal dat er gemakkelijk capaciteitsproblemen kunnen ontstaan. Er is wel sprake van een geïntensiveerde samenwerking, maar een echte inbedding van een integrale handhavingsaanpak in een planning- en controlcyclus is er nog niet.
40
Ook blijkt dat er, zowel bij de brandweer als binnen de werkgroep, weliswaar risico’s worden ingeschat en prioriteiten worden gesteld, maar dat er geen gewenst nalevingsniveau (of andere concrete doelstellingen) wordt geformuleerd. Tevens vinden geen systematische evaluaties plaats, waardoor niet wordt nagegaan welk nalevingsniveau is behaald en welke instrumenten moeten worden ingezet om dit niveau te verbeteren. Eventuele verbeterpunten worden niet gestructureerd geïnventariseerd. De beleidscyclus wordt met ander woorden nog niet rondgemaakt. De situatie in Amersfoort is daarmee vergelijkbaar met die in de benchmarkgemeenten. Samenvattend concluderen wij dat in de periode 2002-2005 voorwaarden zijn geschapen voor een meer doeltreffend beleid op het gebied van brandveiligheid, maar dat de beoogde integrale en programmatische aanpak in de praktijk nog niet ten volle wordt gerealiseerd.
5.3
Slotbeschouwing en aanbevelingen
Het onderzoek laat zien dat de afgelopen jaren door de gemeente Amersfoort een duidelijke stap voorwaarts is gezet om de handhaving op het gebied van brandveiligheid te versterken. Een belangrijke slag die is geslagen is het wegwerken van de achterstand in het verlenen van gebruiksvergunningen. Tegelijkertijd moet worden benadrukt dat het proces hiermee niet ten einde is. Uit het onderzoek blijkt dat met name op het gebied van de handhavingsorganisatie en het beleidsproces nog verbetering mogelijk en noodzakelijk is. De organisatie lijkt zich hiervan voldoende bewust, gegeven de ontwikkeling die inmiddels is ingezet om de handhavingstaken steviger te verankeren binnen de organisatiestructuur. De rekenkamercommissie is positief over het voornemen tot het oprichten van een handhavingsorganisatie en verwacht dat hiermee de beoogde integrale handhaving beter vorm zal krijgen. De conclusie dat de beleidscyclus op het gebied van brandveiligheid nog niet wordt rondgemaakt is niet nieuw; al eerder concludeerde het bureau Berenschot in 2004 hetzelfde in zijn onderzoek naar de brandweerorganisatie. Twee jaar later constateert de rekenkamercommissie opnieuw dat het nog teveel ontbreekt aan een systematische toetsing van de beleidseffecten en de terugkoppeling hiervan naar nieuw beleid. Door middel van de introductie van een nieuw registratiesysteem bij de brandweer denkt Amersfoort in de toekomst hierin verbetering te kunnen realiseren. De rekenkamercommissie stelt dat naleving van regels wordt bepaald door verschillende factoren. Deze zijn beschreven in handhavingsmodellen zoals ‘De tafel van 11’. Door deze factoren te beïnvloeden, kan de naleving worden bevorderd en wordt het beleid dus doeltreffender. Hoewel aan het handhavingsbeleid van de gemeente Amersfoort geen modellen ten grondslag liggen, blijkt dat het ingezette beleid op veel punten goed aansluit bij de best practices zoals die zijn beschreven in het praktijkgerichte handhavingsmodel ‘De tafel van 11’. Op enkele factoren waarvan bekend is dat deze de naleving beïnvloeden, zou het handhavingsbeleid nog beter kunnen inspelen, zoals de bekendheid van regels en sancties.
41
Deze beschouwingen brengen de rekenkamercommissie tot de volgende aanbevelingen. Deze gelden voor het handhavingsbeleid van de gemeente in het algemeen en de handhaving op het gebied van de brandveiligheid in het bijzonder. 1.
Voer de lijn zoals ingezet met het concept ‘programmatisch handhaven’ systematisch door, en besteed daarbij ook aandacht aan effectmeting en verslaglegging.
2.
Formuleer op een heldere en realistische wijze wat integrale handhaving voor de Amersfoortse situatie moet inhouden. Gezien de diversiteit in de aard en omvang van de verschillende handhavingstaken ligt een gedifferentieerde aanpak voor de hand. Hierbij kan onderscheid worden gemaakt tussen: (a) (b) (c)
3.
handhavingstaken die passen binnen een integrale aanpak. handhavingstaken waarbij de integrale aanpak is gericht op signalering door de verschillende handhavingspartners voor elkaar handhavingstaken die gezien hun specialistische karakter niet in aanmerking komen voor een integrale aanpak
Zorg voor een spoedige oprichting van een integrale handhavingsorganisatie aansluitend op de beoogde integrale aanpak (zie 2). Deze handhavingsorganisatie moet niet alleen een antwoord bieden op de huidige problemen ten aanzien van de centrale aansturing van handhavingstaken binnen de gemeente, maar ook anticiperen op de omgevingsvergunning zoals die naar alle waarschijnlijkheid per 1 januari 2008 wordt ingevoerd. Dit betekent dus ook samenwerking met de regionale partners. Ten aanzien van de brandveiligheid is daarbij de voorgenomen gefaseerde ontwikkeling naar een brandweerregio relevant. Het is de taak van deze handhavingsorganisatie zorg te dragen voor een goede afstemming tussen beleid en uitvoering en alsdus te fungeren als spil in de plan – do – checkcyclus. Het ligt voor de hand bij de inrichting van de handhavingsorganisatie ook rekening te houden met de invoering van de bestuurlijke boete, hoewel nog niet exact bekend is in welke vorm en wanneer deze realiteit zal zijn.
4.
Maak bij de formulering van beleid gebruik van de best practices zoals die elders in het land zijn opgedaan en sluit zo veel mogelijk aan bij factoren waarvan bekend is dat deze de naleving bevorderen. Inspelen op het imago van gebruiksvergunninghouders is effectief, zo blijkt uit de enquête. Het idee dat leeft bij de Brandweer om te komen tot een vignet ‘veilig uitgaan’ verdient dan ook uitwerking1. Verder behoeven de volgende punten aandacht: • de onbekendheid bij de doelgroep van de mogelijke sancties bij niet-naleving • de beleving bij de doelgroep dat sanctiekans klein is • de beleving bij de doelgroep dat de meldingskans klein is
______________ 1
Zie hoofdstuk 3
42
5.
De recente aandacht in De Ronde1 voor de handhavingsorganisatie laat zien dat raadsleden belang hechten aan een gestructureerde aanpak van de handhavingstaken. De rekenkamercommissie beveelt dan ook aan de raad op hoofdlijnen te betrekken bij de vorming van de handhavingsorganisatie en de raad regelmatig te informeren over de voortgang die wordt geboekt met het handhavingsbeleid. Dit kan door middel van een handhavingsverslag of in een aparte paragraaf in het jaarverslag.
______________ 1
Tijdens De Ronde van 27 juni 2006 is het initiatiefvoorstel ‘Integraal bureau toezicht en handhaving’ (PvdA) aan de orde geweest.
43
Geraadpleegde bronnen Documenten Gemeentelijke stukken Programmatisch Handhaven; van reactie naar pro-actie (2001) Gemeente Amersfoort Integraal Handhavingsbeleid gemeente Amersfoort (2001) Gemeente Amersfoort, SOB/DO Regionaal Handhavingsprogramma Eemland 2005 (2004) Gemeente Amersfoort, SOB/SB/MI Bouwverordening Amersfoort (2005), Gemeente Amersfoort Uitvoeringsprogramma 2004 Handhaving (2004), Gemeente Amersfoort, SOB/DO Uitvoeringprogramma 2006 “Vergunning en handhaving Amersfoort” (2006), Gemeente Amersfoort, SOB/DO Beleidsregels brandveiligheid advisering bouwvergunningen, Gemeente Amersfoort Brandweerwet 1985 Beleidsregels Handhaving Brandveiligheid (2005), Gemeente Amersfoort, BRW/MO Brandbeveiligingsverordening 2005 (2005), Gemeente Amersfoort Bouwverordening Amersfoort (2005), Gemeente Amersfoort Verordening Brandveiligheid en Hulpverlening (2004), Gemeente Amersfoort Brandweer Brandweer Amersfoort, de motor achter veiligheid (2005), Brandweer Amersfoort Jaarverslag 2003, Brandweer Amersfoort Jaarverslag 2004, Brandweer Amersfoort Jaarverslag 2005, Brandweer Amersfoort Gemeente Amersfoort Brandweerbeleidsplan (2001), Adviesbureau van Dijke Brandweer Amersfoort; lokaal verankerd, regionaal versterkt: sturen op kwaliteit (2006), Twynstra Gudde Doorlichtingen op doelmatigheid en doeltreffendheid; onderdeel: Brandweer Gemeente Amersfoort (2004), Berenschot Brandweer Amersfoort; beleidsprogramma 2006-2010 ‘Lokaal verankerd, regionaal versterkt: sturen op kwaliteit. Andere documenten Handhaven en gedogen (2005), Tweede Kamer der Staten-Generaal Handhaven op niveau; leergang Programmatisch Handhaven (2003), Expertisecentrum Rechtshandhaving De ‘Tafel van elf’, een veelzijdig instrument (2004), Expertisecentrum Rechtshandhaving De omgevingsvergunning, Ministerie van VROM, www.vrom.nl Onderzoek lokale rekenkamers & Rekenkamercommissies (2004), NVRR Gebruiksvergunning blijft een stiefkindje, A. van der Eijk, Handhaving 2006 nr. 1 (2006) Brandveiligheid in de horeca; toepassing van kosten-batenanalyse op justitieel terrein, G. Suurmond; B. C. J. van Velthoven, Justitiële verkenningen, jrg. 29, nr. 9 (2003) Onderzoek veiligheid en gezondheid bij discotheken (2005), VROM inspectie
45
Geïnterviewden De heer K. Vonck, adviseur Openbare Orde en Veiligheid De heer J. van Gessel, hoofd handhaving De heer J. W. M. Kroes, directiesecretaris SOB De heer R. Frek, directeur Brandweer Amersfoort De heer M. Geleijnse, jurist De heer B. J. van Empelen, inspecteur veiligheid Brandweer Amersfoort De heer H. W. Jansen, coördinator gebruiksvergunningen Brandweer Amersfoort De heer H. Booij, hoofd veiligheid Brandweer Amersfoort De heer O. D. van der Steeg, technisch onderwijsassistent/ hoofd BHV, Farel College Mevrouw Akkermans, café de Koppelpoort Mevrouw M. E. Th. Rijntjes- van Giezen, juridisch medewerker, Dienst Bouwen en Wonen, Gemeente Leiden De heer G. J. Broekhuis, juridisch medewerker, Dienst Bouwen en Wonen, Gemeente Leiden Mevrouw A. van Vliet-Kuiper, burgemeester Amersfoort
mw. C. Baarschers, hoofd handhaving milieu Dienst Stadsbeheer gemeente Arnhem mw. T. van Wattum, projectleider Handhaving gemeente Dordrecht
46
Bijlage 1 Normenkader
47
48
Normenkader In het normenkader wordt onderscheid gemaakt tussen interne en externe criteria. Met behulp van de interne criteria toetsen we of het beleid daadwerkelijk is uitgevoerd zoals is bedoeld. De externe criteria gebruiken we om te kijken of, en op welke wijze, de gemeente prioriteiten stelt, de ‘juiste’ instrumenten worden ingezet en hoe de gemeente Amersfoort handhaaft in vergelijking met andere gemeenten. Onze meetlat is weergegeven in tabel 1 Tabel B.1
Normenkader
Beoordelingsaspecten Intern Beleidsuitvoering
Extern
Stellen van prioriteiten Bevordering naleving Handhaving in perspectief
criteria · Uitvoering conform eigen beleidsopzet van programmatisch hh: · cyclische beleidsaanpak · uitvoering volgens eigen planning (beleidsprestaties) · gerealiseerd nalevingsniveau (effecten) · Objectieve prioritering door gebruik van een risicomatrix of vergelijkbaar instrument · Inzet ‘juiste’ instrumenten door toepassing ‘Tafel van elf’ of een ander instrument Benchmark met vergelijkbare steden: · Arnhem · Dordrecht · Leiden
Toelichting op de meetlat Interne criteria: programmatisch handhaven Het uitgangspunt van het handhavingsbeleid van Amersfoort is programmatisch handhaven. De kern van programmatisch handhaven is dat men van tevoren risico’s inschat, prioriteiten stelt, bepaalt welke nalevingsniveaus men nastreeft en ook nagaat of dit lukt.1 In dit onderzoek toetsen wij de mate waarin de Amersfoortse handhavingspraktijk in overeenstemming met het eigen uitgangspunt van programmatisch handhaven en de uitwerking hiervan in uitvoeringsplannen. Externe criteria: prioriteiten Omdat er meestal niet genoeg capaciteit is om alle mogelijke handhavingstaken uit te voeren, dienen er prioriteiten gesteld te worden. Dit kan met behulp van een risicomatrix. De risicomatrix is een instrument dat is ontwikkeld op basis van praktijkervaringen. Het wordt door verschillende overheidsinstanties gebruikt om prioriteiten te stellen2. De risicomatrix inventariseert wat de gevolgen zijn als er niet wordt gehandhaafd. Daarbij wordt onderscheid gemaakt naar de gevolgen voor: · fysieke veiligheid · sociale veiligheid · financieel economische schade · schade aan natuur en milieu · schade aan gezondheid · bestuurlijk imago ______________ 1 2
Algemene Rekenkamer (2005), Handhaven en gedogen. Den Haag. Risicomatrix, Expertisecentrum Rechtshandhaving, 2003
49
De risicomatrix is een eenvoudig instrument dat helpt op objectieve wijze de juiste prioriteiten te formuleren voor de handhaving. In het onderzoek naar het handhavingsbeleid in Amersfoort kijken wij of bij het stellen van de prioriteiten gebruik is gemaakt van de risicomatrix of een vergelijkbaar instrument. Externe criteria: bevorderen naleving Het is het belangrijk te weten hoe de naleving van regels is en waarom er eventueel niet voldoende wordt nageleefd. Deze inzichten verschaffen aanknopingspunten voor het optimaliseren van het handhavingsbeleid. Hiertoe is een checklist ontwikkeld die inzicht verschaft in de mate van naleving van de wetgeving, ‘de Tafel van elf’1. Deze ‘Tafel van elf’ is opgebouwd uit elf dimensies die met elkaar de mate van naleving bepalen: 1. kennis van regels 2. kosten/baten 3. mate van acceptatie 4. normgetrouwheid groep 5. niet-overheidscontrole (maatschappelijke controle) 6. meldingskans 7. controlekans 8. detectiekans 9. selectiviteit van controles (juist niet-nalevers hebben grotere controlekans) 10. sanctiekans 11. sanctie-ernst De ‘Tafel van elf’ levert aangrijpingspunten voor zowel het bepalen als de evaluatie van het beleid. In het onderzoek beoordelen we aan de hand van de ‘Tafel van elf’ in hoeverre de gemeente Amersfoort de juiste instrumenten in zet en optimaal gebruik maakt van de mogelijkheden om de naleving van regelgeving te bevorderen. Externe criteria: handhavingsperspectief Om het handhavingsbeleid en de uitvoering op het gebied van brandveiligheid van de gemeente Amersfoort in perspectief te plaatsen, vergelijken we dit met het beleid en de uitvoering in drie gemeenten van vergelijkbare omvang als Amersfoort, te weten: Leiden, Arnhem en Dordrecht. In deze vergelijking gaan wij na wat de sterke en zwakke onderdelen zijn van de Amersfoortse praktijk ten opzichte van andere gemeenten.
______________ 1
De Tafel van Elf is in 1994 opgesteld door mr. dr. D. Ruimschotel in samenwerking en in opdracht van het ministerie van Justitie. Nadien is de Tafel van Elf verder ontwikkeld en verbeterd.
50
Bijlage 2 Vragenlijst
51
52
Vragenlijst: Handhavingsbeleid brandveiligheid in Amersfoort Screening Goedemorgen/middag/avond, u spreekt met …van Research voor Beleid. Kan ik spreken met iemand die verantwoordelijk is voor de brandveiligheid van het gebouw? (eventueel: “dit is vaak de Facility Manager/hoofd facilitaire zaken” of “iemand die verantwoordelijk is voor de gebruiksvergunning van het gebouw”)
Goedemorgen/middag/avond, u spreekt met …van Research voor Beleid. In opdracht van de gemeentelijke rekenkamer doen wij een onderzoek naar de doeltreffendheid van het handhavingsbeleid van de Gemeente Amersfoort. Het onderzoek richt zich op de handhaving van de brandveiligheid van openbare gebouwen. Mogen we u wat vragen stellen over uw bedrijf of instelling en de manier van handhaven door de gemeente? De informatie die u geeft wordt anoniem verwerkt en is niet naar uw bedrijf herleidbaar. Het afnemen van de vragenlijst duurt ongeveer 15 minuten.
· ·
Ja
ga naar vragenlijst
Nee Jammer, mogen we u toch een paar korte vragen stellen? Ja vraag 31 en 30 (deze volgorde) en vragen weigering Nee vragen weigering
Achtergrond Ik ga u eerst wat algemene vragen stellen over uw bedrijf of instelling
1.
Wat is uw functie binnen het bedrijf/instelling? 1 eigenaar/directeur 2 bedrijfsleider/locatiemanager 3 hoofd facilitaire zaken 4 anders, namelijk………………………………………………………………………………….
2.
Wat voor functie heeft het gebouw? 1 woongebouw 2 logiesgebouw (bijv. hotel) 3 onderwijsinstelling (ook kinderdagverblijf) 4 zorginstelling 5 kantoor 6 fabriek of opslagruimte 7 amusement (bioscoop, museum, theater, schouwburg, buurthuis, wijkcentrum, tentoonstellingsgebouw, bibliotheek) 8 horeca 9 sportgebouw (sporthal, stadion, zwembad) 10 winkelgebouw 11 religie (gebedshuis) 12 station, markt, tijdelijk gebouw 13 anders, namelijk………………………………………………………………………………….
B3155/3 maart 2006
53
3.
Hoeveel personen mogen maximaal in het gebouw aanwezig zijn? 1 0 - 50 2 51 - 100 3 101 - 250 4 251 - 500 5 501 - 1000 6 meer dan 1000 -5 weet niet
4.
Hoe oud is het gebouw waar uw bedrijf of instelling is gevestigd? 1 0 - 2 jaar 2 3 - 10 jaar 3 11 - 50 jaar 4 meer dan 50 jaar -5 weet niet
5. Wanneer is de gebruiksvergunning afgegeven? 1 2006 2 2005 3 2004 4 2003 5 2002 6 2001 7 2000 8 voor 2000 9 ik heb geen gebruiksvergunning -5 weet niet
Tafel van elf De volgende vragen gaan over het handhaven van de brandveiligheid door de gemeente. De vragen zijn nadrukkelijk NIET bedoeld om uw naleving te controleren. Het gaat er om het beleid van de gemeente te evalueren. Met behulp van deze vragen kunnen we achterhalen op welke punten het beleid geoptimaliseerd kan worden.
6.
Hoe goed kent u de eisen die de gemeente Amersfoort stelt in het kader van brandveiligheid van openbare gebouwen? 1 zeer goed 2 goed 3 niet goed, niet slecht (de grote lijnen) 4 slecht ga naar vraag 10 5 zeer slecht ga naar vraag 10
7.
Hoe duidelijk vindt u de brandveiligheidsregels? zeer duidelijk 2 duidelijk 3 onduidelijk 4 zeer onduidelijk 1
8.
Vindt u de brandveiligheidsregels naleefbaar? ja ga naar vraag 10 2 gedeeltelijk 3 nee 1
54
9.
Waarom vindt u de regels niet of deels niet naleefbaar? …………………………………………………………………………………………………………
10. Kunt u aangeven in hoeverre u het eens bent met onderstaande stellingen: “Het naleven van de brandveiligheidseisen is kostbaar” 1 helemaal mee eens 2 mee eens 3 neutraal 4 mee oneens 5 helemaal mee oneens “Het naleven van de brandveiligheideisen is goed voor ons imago” 1 helemaal mee eens 2 mee eens 3 neutraal 4 mee oneens 5 helemaal mee oneens “Het is belangrijk dat de gemeente Amersfoort streng toeziet op de brandveiligheid van openbare gebouwen” 1 helemaal mee eens 2 mee eens 3 neutraal 4 mee oneens 5 helemaal mee oneens “Het naleven van de brandveiligheidseisen heeft in mijn organisatie hoge prioriteit” 1 helemaal mee eens 2 mee eens 3 neutraal 4 mee oneens 5 helemaal mee oneens “De brandveiligheidseisen voor openbare gebouwen die door de gemeente Amersfoort gesteld worden zijn acceptabel” 1 helemaal mee eens ga naar vraag 12 2 mee eens ga naar vraag 12 3 mee oneens 6 neutraal 7 helemaal mee oneens -5 weet niet ga naar vraag 12 11. Waarom vindt u de brandveiligheidseisen die de gemeente Amersfoort stelt niet acceptabel? Meerdere antwoorden mogelijk 1 te veel regels 2 regels zijn te gedetailleerd 3 regels zijn onduidelijk 4 regels zijn tegenstrijdig 5 anders, namelijk………………………………………………………………………….. 12. Hoe beoordeelt u de deskundigheid van de inspecteurs van de brandweer? 1 goed 2 voldoende 3 onvoldoende 4 slecht 5 ik heb hier geen ervaring mee
55
13. Gesteld dat u een overtreding van de brandveiligheidseisen heeft begaan, wat is volgens u de kans dat iemand, bijvoorbeeld een bezoeker, de overtreding meldt aan de betreffende overheidsinstantie? 1 zeer groot 2 groot 3 klein 4 zeer klein 14. Hoe groot schat u de kans dat de brandweer inspecteurs langs stuurt om uw bedrijf of instelling te controleren op naleving van de brandveiligheidseisen? 1 zeer groot 2 groot 3 klein 4 zeer klein 15. Gesteld dat u een overtreding van de brandveiligheidseisen heeft begaan, denkt u dat de overtreding bij controle ook daadwerkelijk opgemerkt wordt? 1 ja, zeker wel 2 ja, waarschijnlijk wel 3 nee, waarschijnlijk niet 4 nee, zeker niet -5 weet niet/geen mening 16. Zijn overtredingen van brandveiligheidseisen volgens u over het algemeen makkelijk te bewijzen door de inspecteurs? 1 zeer makkelijk 2 makkelijk 3 moeilijk 4 zeer moeilijk 17. Heeft u het idee dat de brandweer de juiste selectie maakt tussen de bedrijven, zodat vooral de bedrijven worden gecontroleerd waar daadwerkelijk overtredingen plaatsvinden? 1 ja 2 nee -5 weet niet De brandweer en gemeente kunnen een aantal sancties toepassen indien een overtreding van de brandveiligheidseisen wordt geconstateerd. Dit zijn:
· · ·
Bestuursdwang, waarbij de overtreding door de gemeente ongedaan gemaakt wordt op kosten van de overtreder. Dwangsom, waarbij de overtreder de overtreding ongedaan moet maken en een dwangsom moet betalen indien hij dit niet doet Strafrechtelijke maatregelen waarbij een procesverbaal wordt opgemaakt in samenwerking met de politie.
Daarnaast kunnen zij een vergunning intrekken en een pand geheel of gedeeltelijk sluiten.
18. Gesteld dat u een overtreding heeft begaan, denkt u dat na constatering van de overtreding, u een sanctie krijgt opgelegd? 1 ja 2 nee -5 weet niet 19. Is bij u bekend welke sanctie bij welke overtreding hoort? 1 ja 2 min of meer 3 nee
56
20. Wat vindt u over het algemeen van de zwaarte van de sanctiemaatregelen? 1 ik vind de sancties over het algemeen te zwaar 2 ik vind de sancties over het algemeen passend 3 ik vind de sancties over het algemeen te licht -5 weet niet 21. Hoe nadelig zou u het vinden als openbaar bekend wordt dat uw bedrijf of instelling een sanctie heeft gekregen voor het niet naleven van de brandveiligheidseisen? 1 zeer nadelig 2 nadelig 3 nauwelijks nadelig 4 niet nadelig
Eigen naleving De volgende vragen gaan over de situatie van uw eigen bedrijf of instelling. Nogmaals willen we benadrukken dat de vragen anoniem worden verwerkt en de gegevens slechts dienen om de doeltreffendheid van het handhavingsbeleid van de gemeente te bepalen.
22. Hoe groot acht u het risico op brandgevaar in uw bedrijf of instelling? 1 zeer groot 2 groot 3 gemiddeld 4 klein 5 zeer klein 23. Is uw bedrijf/instelling in de periode 2002-2005 wel eens door inspecteurs van de brandweer gecontroleerd op brandveiligheid? 1 ja 2 nee ga naar vraag 25 -5 weet niet 24. Hoe vaak is uw bedrijf of instelling in de periode 2002 t/m 2005 door inspecteurs van de brandweer gecontroleerd? 1 1 keer 2 2 keer 3 3 keer 4 4 keer 5 meer dan 4 keer -5 weet niet 25. Wanneer bent u voor het laatst gecontroleerd? 1 in 2006 2 in 2005 3 in 2004 4 in 2003 5 in 2002 6 voor 2002 7 nog nooit ga naar vraag 29 -5 weet niet
57
26. Zijn tijdens de laatste controle één of meerdere overtredingen geconstateerd? 1 ja, 1 overtreding 2 ja, meerdere overtredingen 3 nee ga naar vraag 29 27. Waar had deze overtreding / hadden deze overtredingen betrekking op? Meerdere antwoorden mogelijk 1 uitgangen en vluchtwegen 2 stoffering en versiering 3 installaties (verwarming, kookdoeleinden) 4 verlichting 5 blusinstallatie en blusmiddelen 6 verbod voor roken en open vuur 7 opstellingsplannen (o.a. opstelling zitplaatsen) 8 afval 9 periodieke controle aan brandhaspels, telefooninstallaties, sluitingsmechanismen en dergelijke 10 rook- en warmteafvoer 11 brandweerlift 12 brandmeldinstallatie of alarminstallatie 13 brandweeringang 14 vluchtdeuren 15 flessengasinstallatie 16 overdrukinstallatie 17 luchtbehandelinginstallatie 18 register 19 anders, namelijk……………………………………………………………………………… 28. Wat was het gevolg van deze overtreding? Meerdere antwoorden mogelijk 1 een waarschuwing 2 bestuursdwang (het ongedaan maken van de overtreding) 3 een dwangsom (het opgelegd krijgen van een bedrag dat verbeurd wordt voor het niet herstellen of opheffen van de overtreding) 4 procesverbaal 5 beperkt gebruik of (gedeeltelijke) sluiting 6 de constatering had geen gevolgen 7 anders, namelijk…………………………………………………………………………… -5 weet niet 29. Hoe beoordeelt u over het algemeen de naleving van de brandveiligheidseisen van andere bedrijven of instellingen in uw sector? 1 zeer goed 2 goed 3 niet goed/niet slecht 4 slecht 5 zeer slecht 30. Hoe beoordeelt u over het algemeen uw eigen naleving van de brandveiligheidseisen? 1 zeer goed 2 goed 3 matig 4 slecht 8 zeer slecht
58
31. Wat is volgens u de belangrijkste reden van eigenaren en beheerders van openbare gebouwen voor het (gedeeltelijk) niet naleven van de regels voor brandveiligheid? …………………………………………………………………………………………………………. 32. Stel dat u vandaag gecontroleerd zou worden door inspecteurs van de brandweer, zouden zij een overtreding van de brandveiligheidseisen aantreffen? 1 ja, één 2 ja, meerdere 3 nee, geen een ga door naar vraag 35 4 ik ken de brandveiligheidregels onvoldoende om deze vraag te beantwoorden ga door naar vraag 35 33. Waar heeft deze overtreding / hebben deze overtredingen betrekking op? Meerdere antwoorden mogelijk 1 uitgangen en vluchtwegen 2 stoffering en versiering 3 installaties (verwarming, kookdoeleinden) 4 verlichting 5 blusinstallatie en blusmiddelen 6 verbod voor roken en open vuur 7 opstellingsplannen (o.a. opstelling zitplaatsen) 8 afval 9 periodieke controle aan brandhaspels, telefooninstallaties, sluitingsmechanismen en dergelijke 10 rook- en warmteafvoer 11 brandweerlift 12 brandmeldinstallatie of alarminstallatie 13 brandweeringang 14 vluchtdeuren 15 flessengasinstallatie 16 overdrukinstallatie 17 luchtbehandelinginstallatie 18 register 19 anders, namelijk………………………………………………………………………………… 34. Wat is de reden voor de overtreding(en)? …………………………………………………………………………………………………………… 35. Hoe moeilijk vindt u het om het geheel aan brandveiligheidregels na te leven in uw bedrijf of instelling? 1 zeer moeilijk 2 moeilijk 3 neutraal einde vragenlijst 4 makkelijk einde vragenlijst 5 zeer makkelijk einde vragenlijst
36. Wat is hiervoor de belangrijkste reden? ………..…………………………………………………………………………………………………
EINDE VRAGENLIJST HARTELIJK DANK VOOR UW MEDEWERKING EN NOG EEN FIJNE DAG
59
60
Bijlage 3 Rechte tellingen
61
62
Rechte tellingen 1. Wat is uw functie binnen het bedrijf/instelling?
Eigenaar/directeur Bedrijfsleider/locatiemanager Hoofd facilitaire zaken Beheerder Management Stafmedewerker Secretarieel/administratief Overig Totaal
N= 230
% 27% 14% 13% 6% 13% 22% 2% 3% 100%
N= 230
% 5% 1% 23% 4% 22% 8% 8% 13% 2% 9% 6% 100%
N= 230
% 10% 13% 23% 15% 7% 2% 31% 100%
N= 230
% 3% 23% 44% 25% 5% 100%
2. Wat voor functie heeft het gebouw?
Woongebouw Logiesgebouw (bijv. Hotel) Onderwijsinstelling (ook kinderdagverblijf) Zorginstelling Kantoor Fabriek of opslagruimte Amusement (bioscoop, museum, theater, schouwburg, buurthuis, Horeca Sportgebouw (sporthal, stadion, zwembad) Winkelgebouw Religie (gebedshuis) Totaal
3. Hoeveel personen mogen volgens de wet maximaal in het gebouw aanwezig zijn?
0 – 50 51 – 100 101 – 250 251 – 500 501 – 1000 Meer dan 1000 Weet niet/geen mening Totaal
4. Hoe oud is het gebouw waar uw bedrijf of instelling is gevestigd?
0 - 2 jaar 3 - 10 jaar 11 - 50 jaar Meer dan 50 jaar Weet niet/geen mening Totaal
63
5. Wanneer is de gebruiksvergunning afgegeven?
2006 2005 2004 2003 2002 2001 2000 voor 2000 Ik heb geen gebruiksvergunning Weet niet/geen mening Totaal
N= 230
% 3% 23% 16% 9% 9% 5% 4% 10% 1% 20% 100%
6. Hoe goed kent u de eisen die de gemeente Amersfoort stelt in het kader van brandveiligheid van openbare gebouwen?
Zeer goed Goed Niet goed, niet slecht (de grote lijnen) Slecht Zeer slecht Totaal
N= 230
% 13% 47% 28% 8% 5% 100%
N= 200
% 11% 71% 14% 1% 2% 100%
N= 200
% 70% 26% 3% 2% 100%
N= 59
% 27% 15% 12% 22% 22% 2% 100%
7. Hoe duidelijk vindt u de brandveiligheidsregels?
Zeer duidelijk Duidelijk Onduidelijk Zeer onduidelijk Weet niet/geen mening Totaal
8. Vindt u de brandveiligheidsregels naleefbaar?
Ja Gedeeltelijk Nee Weet niet/geen mening Totaal
9. Waarom vindt u de regels niet of deels niet naleefbaar?
Regels zijn tegenstrijdig Regels zijn overdreven (niet reeël) Regels veranderen vaak Regels botsten met de praktijk Overig Weet niet/geen mening Totaal
64
10. Kunt u aangeven in hoeverre u het eens bent met de volgende stellingen: Het naleven van de brandveiligheidseisen is kostbaar
Helemaal mee eens Mee eens Neutraal Mee oneens Weet niet/geen mening Totaal
N= 230
% 15% 58% 4% 21% 3% 100%
10. Kunt u aangeven in hoeverre u het eens bent met de volgende stellingen: Het naleven van de brandveiligheideisen is goed voor ons imago
Helemaal mee eens Mee eens Neutraal Mee oneens Weet niet/geen mening Totaal
N= 230
% 9% 70% 3% 16% 1% 100%
10. Kunt u aangeven in hoeverre u het eens bent met de volgende stellingen: Het is belangrijk dat de gemeente Amersfoort streng toeziet op de brandveiligheid van openbare gebouwen
Helemaal mee eens Mee eens Neutraal Mee oneens Weet niet/geen mening Totaal
N= 230
% 18% 76% 2% 3% 0% 100%
10. Kunt u aangeven in hoeverre u het eens bent met de volgende stellingen: Het naleven van de brandveiligheidseisen heeft in mijn organisatie hoge prioriteit
Helemaal mee eens Mee eens Neutraal Mee oneens Weet niet/geen mening Totaal
N= 230
% 14% 73% 4% 8% 0% 100%
10. Kunt u aangeven in hoeverre u het eens bent met de volgende stellingen: De brandveiligheidseisen voor openbare gebouwen die door de gemeente Amersfoort gesteld worden zijn acceptabel
Helemaal mee eens Mee eens Neutraal Mee oneens Weet niet/geen mening Totaal
N= 230
% 5% 73% 6% 7% 9% 100%
65
11. Waarom vindt u de brandveiligheidseisen die de gemeente Amersfoort stelt niet acceptabel? Meerdere antwoorden mogelijk
Te veel regels Regels zijn te gedetailleerd Regels zijn onduidelijk Regels zijn tegenstrijdig Anders, namelijk Totaal
N= 17
% 18% 29% 6% 24% 76% 100%
N= 230
% 61% 24% 3% 2% 11% 100%
Gepercenteerd op aantal respondenten
12. Hoe beoordeelt u de deskundigheid van de inspecteurs van de brandweer?
Goed Voldoende Onvoldoende Slecht Ik heb hier geen ervaring mee Totaal
13. Gesteld dat u een overtreding van de brandveiligheidseisen heeft begaan, wat is volgens u de kans dat iemand, bijvoorbeeld een bezoeker, de overtreding meldt aan de betreffende overheidsinstantie?
Zeer groot Groot Klein Zeer klein Weet niet/geen mening Totaal
N= 230
% 1% 8% 38% 48% 3% 100%
14. Hoe groot schat u de kans dat de brandweer inspecteurs langs stuurt om uw bedrijf of instelling te controleren op naleving van de brandveiligheidseisen?
Zeer groot Groot Klein Zeer klein Weet niet/geen mening Totaal
N= 230
% 24% 47% 23% 2% 3% 100%
15. Stel dat u niet aan alle brandveiligheideisen voldoet, denkt u dan dat de overtreding bij controle ook daadwerkelijk opgemerkt wordt?
Ja, zeker wel Ja, waarschijnlijk wel Nee, waarschijnlijk niet Nee, zeker niet Weet niet/geen mening Totaal
66
N= 230
% 54% 40% 4% 0% 1% 100%
16. Zijn overtredingen van brandveiligheidseisen volgens u over het algemeen makkelijk te bewijzen door de inspecteurs?
Zeer makkelijk Makkelijk Moeilijk Weet niet/geen mening Totaal
N= 230
% 7% 77% 9% 7% 100%
17. Heeft u het idee dat de brandweer de juiste selectie maakt tussen de bedrijven, zodat vooral de bedrijven worden gecontroleerd waar daadwerkelijk overtredingen plaatsvinden?
Ja Nee Weet niet/geen mening Totaal
N= 230
% 24% 16% 60% 100%
18. Gesteld dat u een overtreding heeft begaan, denkt u dat na constatering van de overtreding, u een sanctie krijgt opgelegd?
Ja Nee Weet niet/geen mening Totaal
N= 230
% 43% 54% 3% 100%
N= 230
% 8% 14% 78% 100%
N= 230
% 9% 26% 1% 64% 100%
19. Is bij u bekend welke sanctie bij welke overtreding hoort?
Ja Min of meer Nee Totaal
20. Wat vindt u over het algemeen van de zwaarte van de sanctiemaatregelen?
Ik vind de sancties over het algemeen te zwaar Ik vind de sancties over het algemeen passend Ik vind de sancties over het algemeen te licht Weet niet/geen mening Totaal
21. Hoe nadelig zou u het vinden als openbaar bekend wordt dat uw bedrijf of instelling een sanctie heeft gekregen voor het niet naleven van de brandveiligheidseisen?
Zeer nadelig Nadelig Nauwelijks nadelig Niet nadelig Weet niet/geen mening Totaal
N= 230
% 44% 39% 11% 3% 3% 100%
67
22. Hoe groot acht u het risico op brandgevaar in uw bedrijf of instelling?
Zeer groot Groot Gemiddeld Klein Zeer klein Weet niet/geen mening Totaal
N= 230
% 1% 4% 15% 39% 41% 0% 100%
23. Is uw bedrijf/instelling in de periode 2002-2006 wel eens door inspecteurs van de brandweer gecontroleerd op brandveiligheid?
Ja Nee Weet niet/geen mening Totaal
N= 230
% 95% 1% 4% 100%
24. Hoe vaak is uw bedrijf of instelling in de periode 2002 t/m 2006 door inspecteurs van de brandweer gecontroleerd?
1 keer 2 keer 3 keer 4 keer Meer dan 4 keer Weet niet/geen mening Totaal
N= 218
% 18% 25% 13% 22% 16% 7% 100%
N= 230
% 16% 56% 15% 5% 1% 0% 7% 100%
N= 229
% 16% 16% 61% 7% 100%
25. Wanneer bent u voor het laatst gecontroleerd?
in 2006 in 2005 in 2004 in 2003 in 2002 Nog nooit Weet niet/geen mening Totaal
26. Zijn tijdens de laatste controle één of meerdere overtredingen geconstateerd?
Ja, 1 overtreding Ja, meerdere overtredingen Nee Weet niet/geen mening Totaal
68
27. Waar had deze overtreding / hadden deze overtredingen betrekking op? Meerdere antwoorden mogelijk
Uitgangen en vluchtwegen Stoffering en versiering Installaties (verwarming, kookdoeleinden) Verlichting Blusinstallatie en blusmiddelen Verbod voor roken en open vuur Afval Periodieke controle aan brandhaspels, telefooninstallaties, Brandmeldinstallatie of alarminstallatie Vluchtdeuren Luchtbehandelinginstallatie Overig Weet niet/geen mening Totaal
N= 74
% 43% 4% 4% 27% 12% 1% 1% 4% 9% 19% 1% 14% 1% 100%
N= 74
% 57% 1% 40% 5% 1% 100%
Gepercenteerd op aantal respondenten
28. Wat was het gevolg van deze overtreding? Meerdere antwoorden mogelijk
Een waarschuwing (verhelpen van overtreding binnen bepaalde Bestuursdwang (het ongedaan maken van de overtreding) De constatering had geen gevolgen Overig Weet niet/geen mening Totaal Gepercenteerd op aantal respondenten
29. Hoe beoordeelt u over het algemeen de naleving van de brandveiligheidseisen van andere bedrijven of instellingen in uw sector?
Zeer goed Goed Niet goed/niet slecht Slecht Zeer slecht Weet niet/geen mening Totaal
N= 230
% 5% 39% 3% 7% 0% 47% 100%
N= 230
% 26% 70% 3% 0% 1% 100%
30. Hoe beoordeelt u over het algemeen uw eigen naleving van de brandveiligheidseisen?
Zeer goed Goed Matig Slecht Weet niet/geen mening Totaal
69
31. Wat is volgens u de belangrijkste reden van eigenaren en beheerders van openbare gebouwen voor het (gedeeltelijk) niet naleven van de regels voor brandveiligheid?
Kosten Nonchalance Regels niet naleefbaar Onwetendheid (onbekendheid regels) Anders Weet niet/geen mening Totaal
N= 230
% 48% 25% 9% 10% 3% 6% 100%
32. Stel dat u vandaag gecontroleerd zou worden door inspecteurs van de brandweer, zouden zij een overtreding van de brandveiligheidseisen aantreffen?
Ja, één Ja, meerdere Nee, geen een Ik ken de brandveiligheidregels onvoldoende om deze vraag te Weet niet/geen mening Totaal
N= 230
% 13% 6% 79% 0% 2% 100%
33. Waar heeft deze overtreding / hebben deze overtredingen betrekking op? Meerdere antwoorden mogelijk
Uitgangen en vluchtwegen Verlichting Blusinstallatie en blusmiddelen Brandmeldinstallatie of alarminstallatie Vluchtdeuren Overig Weet niet/geen mening Totaal
N= 46
% 40% 16% 11% 2% 18% 8% 10% 100%
N= 40
% 34% 7% 16% 43% 100%
Gepercenteerd op aantal respondenten
34. Wat is de reden voor de overtreding(en)?
Nonchalance Onwetendheid Regel niet goed naleefbaar Anders Totaal
35. Hoe moeilijk vindt u het om het geheel aan brandveiligheidregels na te leven in uw bedrijf of instelling?
Zeer moeilijk Moeilijk Neutraal Makkelijk Zeer makkelijk Weet niet/geen mening Totaal
70
N= 230
% 3% 23% 9% 62% 3% 0% 100%
36. Wat is hiervoor de belangrijkste reden?
Regels botsen met de praktijk Te veel en/of onduidelijke regels Wijzigingen en/of aanvullingen in de regelgeving Kosten / tijdgebrek Nonchalance (geen prioriteit) Onvoldoende zicht op naleving Anders Totaal
N= 59
% 19% 15% 17% 13% 13% 13% 10% 100%
71
72
Bijlage 4 Responsverantwoording
73
74
Responsverantwoording AFGEROND BESTAND A1. Interview compleet
In % 230
51,1
7 Gesprek afgebroken
0
0,0
2 Voldoet niet aan criteria
0
0,0
230
51,1
401 Tegen enquêtes in het algemeen
0
0,0
402 Tegen commerciele enquêtes
0
0,0
403 Tegen deze enquête
0
0,0
404 Tegen telefonische enquêtes
0
0,0
405 Geen tijd/geen zin
0
0,0
406 Anderen bij resp. mogen niets horen
0
0,0
407 Persoonlijke redenen
0
0,0
408 Taboe-onderwerp
0
0,0
409 Hoorn wordt erop gegooid
0
0,0
410 Agressieve weigering (schelden)
0
0,0
411 Geen specifieke reden gegeven
0
0,0
412 Niet eens met bekend zijn NAWT
0
0,0
413 Iemand anders weigert voor resp.
0
0,0
496 Andere reden weigering
0
0,0
21
100,0
21
4,7
A2. Overige interviews
Met resultaat A3. Weigering
4 weigerlijst
Weigering A4. Onbruikbaar 101 Is een geheim nummer
0
0,0
102 Tri-toon
4
11,1
104 Naam correspondeert niet met awt
8
22,2
105 Respondent onbekend
1
2,8
106 Respondent is verhuisd
1
2,8
107 Betreft telefoonnr van bedrijf/huishouden
0
0,0
27
65,9
302 Niet meer werkzaam
2
5,6
108 Respondent overleden
0
0,0
43
9,1
201 Turks
0
0,0
202 Marokkaans
0
0,0
203 Duits
0
0,0
204 Engels
0
0,0
205 Frans
0
0,0
206 Spaans
0
0,0
296 Andere taal
0
0,0
299 Onbekende taal
0
0,0
Taalproblemen
0
0,0
00 Maximaal benaderd
0
0,0
11 In gesprek
0
0,0
12 Geen gehoor
0
0,0
16 Antwoordapparaat
0
0,0
103 Fax
0
0,0
301 Op vakantie
0
0,0
156
98,7
399 Onbekend
0
0,0
99 Andere reden onbereikbaar
0
0,0
156 450
34,7 100,0
0 0
0,0 0,0
0 450
0,0 100,0
196 Andere reden onbruikbaar
Onbruikbaar A5 Taalproblemen
A6 Onbereikbaar
303 Niet aanwezig tijdens onderzoeksperiode
Onbereikbaar Totaal Afgerond Bestand GEDEACTIVEERD Niet meer nodig na quotering Inactief WERKVOORRAAD Werkvoorraad Totaal
75
76
go
c M - ,'
W
O O
m ."
a1 9
-7
d
5en
C .+
L
o
-2
i?> c
:=i N
C C
. I
o o
:3
P
o
%
5 M C
. I
.-E 2O
C
g
o"
5O E
m
O O
N .-
a1 s .? d
Cu
s% Q;
E 6
Q;
E 6 o
W O
CI
Qo
O
N
-5 5
5l
o
9
a
-7
9>
d Cu
€7
-5 (d
E E;
U
i
l
i
l
I
I
ii n
Biilaae bii motie Oovanavoorzieninaen
Kaderstellend voorstel inzake zoektocht alternatieve opvangvoonieningen Door de groei van Amersfoort, evenals door veranderingen in onze samenleving is het aantal daken thuislozen in onze stad toegenomen. Hieronder bevindt zich een zeer goot aantal alcohol- en harddrugsverslaafden. Het aantal dakloze harddrugsverslaafden bedraagt ongeveer zestig personen. Door hun optreden beïnvloeden zij de openbare orde op negatieve wijze. Dit geldt vooral voor de binnenstad. Om de leefbaarheid in onze stad te behouden en te verbeteren, zijn maatregelen noodzakelijk. De bemoeienis van het gemeentebestuur met dak- en thuislozen in onze stad is niet alleen het gevolg van de zorg voor de openbare orde, maar hangt ook samen met de zorg voor de volksgezondheid in onze stad. De dak- en thuislozen verslaafden vormen een probleemgroep waarmee de gemeenschap zich, alleen al vanuit het oogpunt van maatschappelijke beschaving, mokt bezighouden. De raad heeft in 2003 besloten dat voor de dakloze harddrugsverslaafden opvang moet worden geregeld, inclusief zorg voor de verslavingsproblemen. Het gemeentebestuur werkt bij het opvangen van dakloze drugsverslaafden samen met de Stichting Maliebaan. De ervaringen die deze organisatie heeft opgedaan in de stad Utrecht bieden zicht op een adequate oplossing van problemen met drugsverslaafden waarmee vooral de binnenstad van Amersfoort heeft te maken, Het college heeft, in overleg met de Stichting Maliebaan, gekozen voor de inrichting van een zorgcentrum aan de Kleine Haag 1-3. De zorg die Stichting Maliebaan biedt, verloopt in grote lijnen langs de volgende weg. In het zorgcentrum vindt de opvang plaats van dakloze harddrugsverslaafden. Door de zorg en het onderdak dat wordt geboden, vindt een stabilisatie plaats in de levenswijze van de verslaafden, een levenswijze die tot nog toe wordt gekenmerkt door stress, gejaagdheid, instabiliteit en onmaatschappelijk optreden. Vervolgens wordt de aandacht gericht op de psychische problemen in Utrecht in samenwerking met de Willem Arntszhoeve. Indien dit traject positief wordt afgesloten, wordt de verslaafde begeleide woonruimte geboden in een hostel. In het meest positieve geval volgt hierop terugkeer naar een normale levenswijze. Deze aanpak heeft in Utrecht succes gescoord. De aanpak houdt in dat naast plaatsen in een zorgcentrum op termijn ook ruimte in een of meer hostels moet worden gecreëerd. Een van de kenmerken van het Utrechtse project is de spreiding van de opvang. Bij de start in Utrechts beschikte de Stichting Maliebaan over meerdere zorglocaties die elk plaats boden aan specifieke groepen van verslaafden, zoals Antilianen, vrouwen, etc. Behalve aan drugsverslaafden, draagt onze stad zorg voor de dagopvang van de overige dak- en thuislozen. Ook zij leveren problemen op ten aanzien van de openbare veiligheid en de volksgezondheid. Voor deze groep is tot nog toe opvang voorzien in de Stovestraat. Deze opvang is een voortdurende zorg voor omwonenden. De veroorzaakte overlast van bezoekers aan de dagopvang Stovestraat overschrijdt regelmatig de grens van hetgeen van bewoners in onze stad kan worden gevergd. Voor de zorg aan de dak- en thuislozen in onze stad, is spreiding en - daarmee samenhangend - de inrichting van meerdere locaties voor opvang noodzakelijk. Het uitgangspunt in dit voorstel is tweeërlei: na jaren van overlast moet een alternatief worden gevonden voor de dagopvang aan de
Stovestraat en: gezien de Utrechtse ervaringen en naast de ervaringen elders in het land, moet opvang van harddrugsverslaafden op meerdere kleinschalige locaties plaatsvinden. Een zoektocht naar meerdere locaties voor opvang is daarom noodzakelijk. Dit voorstel beschrijft de weg daartoe.
Het zoekproces Bij het vinden van nieuwe locaties voor de zorgopvang van harddrugsverslaafden en de dagopvang voor dak- en thuislozen is het streven naar optimale maatschappelijke acceptatie een randvoorwaarde. Dit moet worden bereikt door participerende inspraak op basis van een helder proces. De wetenschap dat vestiging van opvang voor probleemgroepen in onze stad vrijwel altijd discussie oproept, is geen reden om goed overleg met betrokkenen - ook tijdens het zoekproces achterwege te laten. Het zoeken naar alternatieve opvanglocaties moet plaatsvinden op basis van heldere criteria die door de gemeenteraad worden vastgesteld. Inspraak hierover kan plaatsvinden via de gebruikelijke weg binnen het besluitvormingsproces van de raad. Het vaststellen van criteria is een vereiste voordat het zoeken naar locaties van start gaat. De zoektocht moet in twee fasen plaatsvinden. In de eerste fasen wordt een zo groot aantal mogelijke locaties geïnventariseerd. Bij het opstellen van een eerste lijst wordt iedereen in de stad uitgenodigd suggesties aan te dragen. Het resultaat van deze inventarisatie wordt, voorzien van een weging op basis van de vastgestelde criteria, voorgelegd aan de gemeenteraad. De raad stelt hierna een shortlist op van vier tot zes locaties die de meest gunstige score opleveren.
I
,
De tweede fase omvat het onderzoek van de op de shortlist staande locaties. Bij dit onderzoek wordt door middel van participerende inspraak de opvattingen van direct-belanghebbenden geïnventariseerd. Aan de participerende inspraak gaat goede informatie over het doel, te taken en de uitvoering van de opvang vooraf. De resultaten van het nader onderzoek en de resultaten van de participerende inspraak worden aan de raad voorgelegd. Tijdens een of meer hoorzittingen kunnen belanghebbenden hun opvattingen nader toelichten. Hierna neemt de gemeenteraad een definitief besluit over de alternatieve locaties voor zorgopvang en voor dagopvang. Met dit processen worden twee doelen bereikt. Enerzijds vindt een zoektocht plaats op basis van criteria die in een open proces tot stand zijn gekomen. Anderzijds worden door participerende inspraak belanghebbenden maximaal betrokken bij het zoekproces, waarna een heldere afweging van belangen kan plaatsvinden. Uiteraard kan een dergelijke zoektocht er toe leiden dat niet elke betrokkene enthousiast instemt met de uiteindelijke keuze. Echter, er is een proces doorlopen dat transparant is geweest, waarin iedereen tijdig zijn mening kenbaar heeft gemaakt en waarbij de overwegingen die tot de uiteindelijke keuze leiden voor iedereen inzichtelijk zijn. Door deze werkwijze wordt de geloofwaardigheid van het openbare bestuur gewaarborgd en kan begrip ontstaan voor de besluitvorming, ook indien deze leidt tot minder populaire, maar noodzakelijke maatregelen. René van der Borch tot Verwolde Fractie W D
Raphaël Smit Fractie Jouw Amersfoort
h
verslag De Ronde op 5 september 2006: Procedure voorzieningen/Toetsingspunten locatiekeus opvangvoorzieningen
locatiekeus
opvang-
Parmaksiz Secretaris: De Korte Beltman, Van Berkum-Admiraal, De Crom, Kruisselbrink-Borgonjen, Pfaffen-Zeenni, Smit, Tanamal, Voogt Pers: Publiek: 26 Conceptverslag: MKW secretariaatsservices Wethouder: Van Daalen Ambtenaar: Verheule Reg. nr.: 2188308 Tel. nr.: (033) 4694379 E-mail: [email protected]
Voorzitter: Aanwezig:
Punt
Inhoud
Actie
1. Procedure locatiekeuze opvangvoorzieningen 2. Toetsingspunten locatiekeuze opvangvoorzieningen Doel: Voorbereiding besluiten. Reden van aanbieding: Dit voorstel is mede een vervolg op twee moties die in de vorige raadsperiode zijn aangenomen, namelijk de motie opvangvoorzieningen en de motie containerwoningen. VVD (Voogt): Veel waardering voor de betreffende stukken. - 1.) Met betrekking tot de vier opvangvoorzieningen: het verbaast de VVD dat de onaangepaste huurders hierbij worden betrokken. Waarom wordt deze groep meegenomen? - De VVD had bij de participatieve inspraak een andere voorstelling. Wat was de taak en de samenstelling van de werkgroep? Naast deskundigen wil zij de betrokkenheid en participatie van burgers zien. - Heeft men informatie ingewonnen bij contactpunt gemeenten (Almere), met betrekking tot verslaafden? - 2.) -VVD heeft destijds spreiding en kleinschaligheid voorgesteld. - Met betrekking tot de toetsingspunten is het mogelijk dat deskundigen en burgers met andere specifieke zaken kunnen komen. - Waar komen getallen vandaan (hectares), in het stuk wordt niet over aantallen verslaafden gesproken. - Geen kamp voor onaangepaste huurders maken. - Waarop is een plek ± 2,5 km van het centrum gebaseerd? “In en rond de binnenstad”, is dit gegeven wetenschappelijk vastgesteld? - “Drukke weg met veel functies geeft sociale controle” staat in tekst. Drukke wegen kunnen ook anonimiteit bewerkstelligen. - Raadsbesluit straks ter inzage, actiever aanpakken → communicatie met burgers. Jouw Amersfoort (Smit): - Er is waardering maar mist in het geheel het onderliggende beleid voor het zoeken naar geschikte locatie. Wat wil men precies met opvang voor daken thuislozen, drugsverslaafden? Welk proces gaat men in? Hierover is in
1
-
de raad gesproken, maar niets is definitief vastgesteld. Daar waar de keuze is gemaakt voor één hostel kan na uitgebreide discussie wel worden besloten voor meer plaatsen. Dit geldt zeker voor de opvang van mensen die niet meer in een normale huisvestingsituatie passen en waarvoor aparte voorzieningen moeten worden gecreëerd. Geeft men geen begeleiding of via maatschappelijk werk proces op gang brengen voor resocialisatie? De overheid heeft hierin een taak. Andere gemeenten hebben al ervaring op dit gebied. Gebruik maken van ervaringen elders. Waarvoor ook wordt gekozen voor opvangcentra, er is altijd maatschappelijke weerstand. Wanneer mensen serieus worden genomen, en transparant en helder met hen wordt gecommuniceerd, zal begrip ontstaan, ook al is men het niet mee eens met de keuze.
CDA (Pfaffen-Zeni): - Blij met transparant en helder stuk met betrekking tot de locatiekeuze voor de opvangvoorziening. - Heeft kritische kanttekeningen bij de resultaten wanneer op de voorgestelde manier de inspraak wordt ingezet. Toetsingspunten liggen straks ter inzage, opmerkingen kunnen worden gemaakt, stuk kan worden aangepast en wordt door de raad vastgesteld. In die zin is het geheel transparant. - Voorziet onrust wanneer meerdere locaties worden besproken als mogelijke opvangvoorziening. Een shortlist zou beperkt kunnen worden tot één of twee locaties. - Fungeren de betrokken partijen straks als klankbord of werkgroep, blijven zij actief participeren? - Pleit voor een begrippenlijst (wat verstaat men onder hostel, opvang voor alcoholverslaafden, inloop en containerwoningen). - Wil meetbaar zien wat de consequenties per opvang betekenen. Over hoeveel personen gaat het? - De toetsingspunten zijn duidelijk genoemd, maar de betreffende punten meetbaar zien om discussie op later tijdstip te voorkomen. - Aandacht vestigen op beschikbaarheid van de locaties (huurovereenkomst, eigendom etc.). - Tegenstrijdigheden: “in directe omgeving” en “geïsoleerde ligging”. Ook deze begrippen meetbaar maken. Daarbij ook benoemen of de opvang bijvoorbeeld wel/niet bij een school, wel/niet bij een winkelcentrum gelegen mag zijn. - Toetsingsprocedure nog niet rijp voor inspraak. PVDA (Tanamal): - Criteria moeten beter toetsbaar zijn. - Is het mogelijk om binnen een relatief kleine straal zo veel locaties te vinden? Waarop is het aantal m² gebaseerd? Hoeveel mensen moeten hiervan gebruik maken? De doelgroep moet groot genoeg zijn om te verspreiden over die drie locaties. Wat is het plan dat hieraan ten grondslag ligt? - Hostel harddrugsverslaafden: belangrijk om bij verschillende functies in de buurt te zijn maar hoe verhoudt zich dit met het feit dat er een plan ligt om de hostels (één kamer) te gebruiken om mensen te laten resocialiseren. Waar is de sociale context nog voor nodig? - Naast vrouwenopvang ook aandacht voor opvang van echtparen. - Waardering voor het stuk, ambitie prachtig maar graag meer inspraak. CU (Van Berkum-Admiraal): - Hoe gedetailleerd wil men de toetsingspunten hebben, moeite met kritiek
2
-
-
-
-
CDA en PvdA. Inspraak: cliënten en belanghebbenden zullen benaderd worden voor het platform, dit is een stap vooruit. Zij zijn degenen waarom het gaat. Dit is conform een van de aanbevelingen. Toetsingspunten: goed voorstel en een goede start m.b.t. de situering in de stad maar wordt de druk op bepaalde wijken net buiten de binnenstad niet te groot? Er dient een goede verdeling plaats te vinden, mogelijk bepaalde voorzieningen verder van de stad plaatsen. Hostel en andere opvangmogelijkheden: bekende informatie; is sprake van dagopvang of nachtopvang? Meer duidelijkheid, in het bijzonder voor alcoholverslaafden. Bij de toetsingscriteria zijn geen kosten vermeld. Dit hangt ook samen met het aantal gebruikers, maar hoe reëel zijn de mogelijkheden? Hostels zijn geen goedkope voorzieningen. Hulpverlening mag wat kosten maar de raad moet zich bewust zijn dat die keuze wordt gemaakt. Containerwoningen: op voorhand niet gelukkig mee. Wat zijn de criteria om deze mensen een containerwoning aan te bieden. Hoeveel tijd mogen zij hiervan gebruik maken? (voorbeeld Kampen) Pleit voor niet geheel vrijblijvende resocialisatie. Traject met jaarlijkse evaluatie. De criteria voor de containerwoningen dienen beter te worden beschreven voordat de CU hiermee akkoord kan gaan. Aparte vrouwenopvang wordt door de cliënt gewenst. Hiermee dient rekening te worden gehouden. Wie maakt uit wie, waar en wanneer van de vier voorzieningen gebruik gaat maken?
GroenLinks (De Crom): - Met name belangrijk voor de procedure dat men laat zien wat men doet, kan zich vinden in stuk zoals het er nu ligt. - Criteria; vermeld staat “in de directe nabijheid kunnen geen andere voorzieningen voor verslavingszorg worden geplaatst”, hoe ver is directe omgeving? - Tegenstrijdigheden; “enigszins geïsoleerde ligging” en “bij voorkeur verschillende functies aanwezig moeten zijn”. Hoe verhoudt zich dit tot elkaar? - Wat doet men met de “multigebruiker”? Deze valt tussen wal en schip. - Containerwoningen: zoek contact met Kampen, die daarmee ervaring heeft. SP (Beltman): - De discussie over de voorzieningen zelf en de betreffende locaties loopt door elkaar. Onduidelijk: welke voorziening voor wie, hoeveel personen, welke kwaliteit? Zodoende weet men wat men moet zoeken en welke toetsingscriteria hierbij horen. - Toetsingscriteria voor vier locaties of voor voorzieningen op die locatie, geeft onduidelijkheid. - Omschrijving van sociale omgeving is vaag. Andere criteria hoeven niet zo gedetailleerd te worden uitgevoerd als het CDA voorstelt. - Containerwoningen: liever apart behandelen, toetsingscriteria zijn anders. I Wethouder Van Daalen: - Geconstateerd kan worden dat aanwezigen niet alle betreffende stukken hebben ontvangen (bijlagen waarin alle voorzieningen zijn beschreven). De betreffende stukken zijn niet in de bundel meegenomen maar staan wel op het infosysteem. - Dank voor de waardering.
3
-
-
-
Containerwoningen: waarom zijn de onaangepaste huurders meegenomen? Er is gewerkt vanuit de motie. In het collegeprogramma worden de vier voorzieningen in een adem genoemd, lastig om voor elk van deze locaties een plek te vinden. Men loopt tegen dezelfde problemen aan. Komend jaar meer duidelijkheid creëren, ook voor de containerwoningen. T.a.v. inspraak, werkgroep: stap drie, allerlei vormen van inspraak. De exacte vorm is nog niet uitgewerkt. Wie betrokken bij opstellen van criteria? Er is gebruik gemaakt van deskundige adviezen, ervaringen andere gemeenten, landelijke rapporten. Wetenschappelijke onderbouwing is niet met zekerheid aan te geven. De criteria, zoals nu beschreven, zijn onderbouwd. Er is ongeveer bekend hoe groot de doelgroep per voorziening is; daarop is het aantal vierkante meters gebaseerd. Per locatie zijn de typische kenmerken afgewogen. Iedere voorziening kent eigen criteria. Vragen van de fracties naar de onderliggende filosofie kunnen schriftelijk worden beantwoord; ontbrekende stukken kunnen worden meegestuurd.
Samenvattend: Gelet op het belang van het onderwerp wordt gekozen voor een vervolgbespreking in de Ronde en niet voor direct een raadsdebat. De wethouder zal voor agendering in de Ronde de vragen schriftelijk beantwoorden.
Vastgesteld in de vergadering van 28 november 2006. De secretaris,
De voorzitter,
4
Verslag 5 september
Het Plein Datum: Aanvang:
dinsdag 3 oktober 2006 18:00
Inrichting fietsroute Keerkring He.... zit dat zo! Structuurvisie Park Randenbroek e.o. Voorontwerp bestemmingsplan Maatweg
Verslag 5 september
Inrichting fietsroute Keerkring Afdeling Verkeer
Verslag 5 september
He.... zit dat zo! Structuurvisie Park Randenbroek e.o. Buurtbewoners Bisschops-weg en Rubensstraat en Dahliavereniging
Verslag 5 september
Voorontwerp bestemmingsplan Maatweg Bewoners De Schans en de Hamseweg-Groot Weede