Moleculaire LevensWetenschappen en Samenleving Vakbeschrijving en werkboek Docent: dr. W. Halffman Contact:
[email protected] Vakcode: MOL037 Credits: 3 EC Periode: tweede kwartaal 2012-2013
1 MLW&S 2012: Mens 2.0 Als moleculaire levenswetenschapper werk je altijd tegelijk in een wetenschappelijke en een maatschappelijke context. Zelfs wie zich diep in een laboratorium verschuilt, heeft nog steeds de hele tijd te maken met de samenleving. Zo komt het geld voor laboratoriumonderzoek niet uit de hemel, maar van de overheid, een bedrijf, of een maatschappelijke organisatie. Denk bijvoorbeeld aan NWO, een farmaceutisch bedrijf, of de Nierstichting. In toenemende mate moeten onderzoekers ook verantwoording afleggen over hoe ze dat geld gebruiken. Daarnaast maken allerlei actoren in de maatschappij zich ook zorgen om wat er in de laboratoria gebeurt – en vaak gebaseerd op goede redenen of nare ervaringen uit het verleden. Daardoor moeten onderzoekers ook verantwoording afleggen over veiligheidsmaatregelen, proefdiergebruik, of over mogelijke maatschappelijke of ethische implicaties van nieuwe technieken, zoals in biotechnologie. De relatie met de maatschappij hoeft niet naar of beperkend te zijn. Voor veel onderzoekers is maatschappelijk nut juist een grote motivatie en maatschappelijke actoren kunnen ook belangrijke bondgenoten van onderzoek zijn. Misschien wil je zelf ook graag bijdragen aan een nieuw medicijn voor een ellendige ziekte, helpen om voedselvoorziening te verbeteren, of aan het op punt stellen van medische diagnostiek. Uiteindelijk is de belofte van maatschappelijk nut, economisch of anders, de grootste reden voor de grote publieke steun aan wetenschappelijk onderzoek. Er is een kans dat je vroeg of laat zelf voor een maatschappelijke organisatie gaat werken, ook al begin je diep in een laboratorium. Je wordt misschien gevraagd om lid te worden van een adviescommissie, die de overheid moet helpen het hoofd te bieden aan nieuwe bedreiging van de volksgezondheid. Of misschien ga je je zelf zorgen maken over de reacties op wetenschappelijke ontwikkelingen en wil je participeren in het publieke debat daarover. In ieder geval, waar je ook terecht komt straks, je krijgt als MLW-er te maken met overheden, met burgers (boos en blij), met regels, met ethische knopen, met onderzoeksinstellingen en financieringsinstellingen, misschien met bedrijven of onderzoeksfondsen, wellicht met patiëntenverenigingen of ziekenhuizen, journalisten of ambtenaren,… Met andere woorden: zodra je wat preciezer kijkt naar wie en wat er dan zo allemaal in die ‘samenleving’ zit, wordt het al gauw een verwarrende kluwen. Precies daar wil dit vak je helpen: hoe kan je als MLW-er zicht krijgen op de maatschappelijke omgeving? Wat kan je straks verwachten uit de samenleving en waar zitten de valkuilen? Wat verwacht de maatschappij eigenlijk van je? Welke aspecten van wetenschappelijk onderzoek zijn controversieel of ethisch zorgelijk? We zullen met name aandacht hebben voor de rol van wetenschappelijke expertise, de organisatie van wetenschap, wetenschappelijke communicatie, framing en vooringenomenheid, en de maatschappelijke gevolgen van wetenschap en techniek. Dat klinkt allemaal redelijk abstract en onverteerbaar en dus pakken we het wat meer praktisch aan: het vak is georganiseerd rond een opdracht: we kijken we naar de discussie rond chemische en genetische middelen van mensverbetering. Steeds vaker suggereren wetenschappers dan met we met nieuwe farmaceutische of technische middelen de mens kunnen verbeteren: beter denken met Ritaline, beter een concert geven met modafinil. Wordt het stilaan mogelijk om een nieuwe, slimmere, mooiere, sterkere mens te maken? Moeten we dat willen? Om het realistisch te maken, schrijven we in teams een rapport voor een
gefingeerde ambtenaar die een deskundige probleemverkenning wil. De opdracht wordt verderop in deze tekst in detail beschreven. Eerst even een samenvatting van wat dit vak je wil leren:
2 Leerdoelen In dit vak leer je: - De maatschappelijke actoren in de omgeving van MLW in kaart brengen - Controverses over MLW in de maatschappelijke omgeving te analyseren - Welke spanningen zich voordoen in het publiek functioneren van MLW ten aanzien van bijvoorbeeld onzekerheid, ethiek, of risico-controversen - Hoe je een beredeneerd oordeel kan vormen over ethische kwesties in MLW. Daarnaast besteden we aandacht aan de volgende skills: - Opzoeken van informatie in maatschappelijke context - Een afgewogen oordeel vormen over de betrouwbaarheid van deze informatie - Het schrijven van een beleidsrapport. - Verwerken van informatie en schrijven in een team. - Presenteren over dit soort materiaal
3 Werkvormen Het vak bestaat uit 8 hoorcolleges en 8 werkcolleges, georganiseerd rond een project. We gaan een realistisch project uitvoeren voor een bestaande organisatie, ondersteund door hooren werkcolleges van de docent. - De hoorcolleges geven je een algemeen, wat meer abstract inzicht. Daarbij krijg je de theoretische concepten en instrumenten aangereikt die je moet toepassen op de opdracht. Zonder hoorcollege kan je dus de opdracht niet uitvoeren. - Tijdens de werkcolleges wordt de vordering van de opdracht besproken. Dat betekent dat we samen utizoeken wat je precies moet doen en dat elke week enkele teams aan beurt zijn om uit te leggen hoe ze vorderen. Elke team moet twee keer presenteren. Voor de werkcolleges wordt de groep in tweeën gesplitst. Terwijl de ene groep werkcollege heeft, kan de andere groep teamoverleg organiseren. Aanwezigheid bij werkcolleges is verplicht. - Het project is het schrijven van een beleidsrapport in teams van 4 studenten elk. Iedere week krijg je deelopdrachten aan de hand van specifieke vragen, waardoor je na acht weken de bouwstenen hebt die je aan elkaar kan schrijven tot een rapport. Halfweg lever je een deel van de tekst in en geven studenten uit andere groepen feedback up je kladversie. Het is de bedoeling dat je na het hoorcollege afspraken maakt met je team over hoe je de wekelijkse opdracht gaan aanpakken en hoe je het werk gaat verdelen. Het is een goed idee om enkele dagen later nog even contact te hebben met je team over hoe het werk vordert en waar nodig ook over wie wat gaat presenteren.
4 Beoordeling Hier zijn de harde regels: - 70% van je cijfer is voor de opdracht (groepscijfer) - 30% van je cijfer is voor je individuele bijdragen (individueel cijfer): bijdragen aan de werkcolleges (discussies, presentaties, feedback op anderen) en bijdragen aan het groepswerk - Afwezigheid bij de werkcollege leidt tot een lager cijfer voor individuele bijdrage (-1 per bijeenkomst). Het werken in teams is een realistische oefening van de praktijk: professionals werken steeds vaker in teams van (wisselende) samenstelling. Dat schept natuurlijk ook wel eens problemen: teamleden die hun afspraken niet nakomen of persoonlijke conflicten, teamleden die meer en
minder werk verzetten. Het professioneel managen van je team én van de conflicten daarin is onderdeel van je opdracht, maar als het echt mis gaat moet je op tijd bij de docent aan de bel trekken, zodat je opdracht niet in gevaar komt. (Stel dat dus niet uit tot de laatste weken.) De docent helpt je bij het oplossen van het conflict en is er niet om straf uit te delen. Daarnaast is er ook voldoende ruimte om je individuele prestaties te laten zien, die voor 30% meetellen. Daarmee kan er variatie in de eindcijfers optreden: in teams waarin de inspanningen duidelijk uiteen lopen, zullen ook andere beoordelingen worden gegeven. Het rapport is tussen de 7000 en 9000 woorden en dient per student ca. 150p aan bronmateriaal te bevatten (in je lijst met referenties – met een paar rapporten heb je dat al heel gauw). Voor de beoordeling wordt een checklist gebruikt (zie Blackboard), waarin bijvoorbeeld staat welke onderdelen je rapport moet hebben en hoe je je bronnen moet vermelden (!). De deadline voor je rapport is de laatste dag van (de tentamenperiode van) het tweede kwartaal, donderdag 31 januari 2013 (uiterlijk middernacht). Opdrachten die te laat worden ingeleverd krijgen een lager cijfer (-1 per week). Lever je opdracht elektronisch in via Blackboard én geprint in het postvak van de docent (instituut ISIS, vleugel 8, 2de verdieping: postvakjes bij de deur van de afdeling rechts). De tijd en datum van inleveren op Blackboard geldt als inleverdatum. WAARSCHUWING: Let op plagiaat, ook als team! Plagiaat is fraude en leidt tot sancties. Alle opdrachten worden na inlevering automatisch elektronisch gescand, dus let heel goed op je bronvermeldingen en je aanhalingstekens! Onder meer detail over de regels rond plagiaat.
5 Materiaal Al het theoretische materiaal wordt je aangereikt in de hoorcolleges. Op Blackboard vind je basisinformatie over je case, maar je zal zelf veel moeten opzoeken (leren hoe je betrouwbare informatie moet vinden is een belangrijk onderdeel van de leerdoelen). Daarnaast vind je ook allerlei hulpmiddelen voor het schrijven van rapporten, presenteren, of het werken in teams op Blackboard of op de website van de docent.
6 Studiebelasting Studiebelasting voor Credits: 3EC, aan
MOL037 28uur/EC =
MLW&Samenleving 84 uur te besteden aan dit vak.
Aantal pagina's te lezen c150pp, aan ca. 6p/uur = Er zijn 16bijeenkomsten in dit vak en dat telt op tot Andere onderdelen (presentaties, rapport, feedback…) kosten Totaal =
25uur 32Uur 27Uur 84Uur
In de praktijk betekent dit dat je gedurende de volle 10 weken van het kwartaal elke week gemiddeld zo’n 5 uur moet besteden aan opdrachten en samenwerken met je team, naast de 4 uur die je de eerste 8 weken besteedt aan colleges.
7 De opdracht Laten we aannemen dat je werkt voor een Niet Nader Genoemde OnderzoeksInstelling (NNGOI) van de rijksoverheid. Je afdeling krijgt de opdracht van het Rathenau Instituut om een onderzoek te verrichten naar mensverbetering. Het is met name de bedoeling om een probleemverkenning te maken: wat zijn de belangrijkste problemen met betrokken middelen? Je afdelingshoofd W. Halffman besluit om afzonderlijke teams in te stellen voor elke te onderzoeken stof of techniek, elk met vier leden. De opdrachtbrief op de volgende pagina staat er niet alleen om de opdracht op te leuken. Je zal bij het maken van de opdracht afwegingen moeten maken over waar de prioriteiten liggen: je hebt maar een beperkte tijd en kan niet alles uitzoeken. Het kan helpen om te kijken naar het doel van je rapport om keuzes te maken: probeer te begrijpen waar het Rathenau Instituut voor staat en waar het je rapport voor nodig denkt te hebben.
Aan:
Afdeling Moleculaire Levenswetenschappen NNGOI
Den Haag, 1 April 2012 Betreft: Project verdere verkenning problematiek mensverbetering Geachte Mevrouw, Meneer, De afgelopen jaren heeft het Rathenau Instituut gewerkt aan het thema ‘mensverbetering’. Daaruit zijn enkele rapporten voortgekomen die veel weerklank hebben gehad. Het Instituut wil nu verkennen of wellicht specifieke ontwikkelingen aanleiding geven tot een vervolg, bijvoorbeeld in de vorm van aanvullend onderzoek, voorbereiding van beleid, of publieke discussie-activiteiten. Middels deze brief geef ik u opdracht voor het project verdere verkenning problematiek mensverbetering. Ik vraag u een probleemverkenning te maken van de volgende beloftes tot mensverbeteringen, met mogelijke stoffen die de gevalstudies kunnen specificeren: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Beter denken: methylfenidaat (Ritaline) Concentratie verhogen: modafinil Kracht verhogen: bloeddoping in sport Stemming verbeteren: hersenimplantaten ‘Designer baby’s’: pre-implantatie genetische diagnose (en embryo-selectie) Angst onderdrukken: propanolol Gentherapie voor mensverbetering
Wij vragen u voor elk van deze stoffen of technieken de volgende vragen te beantwoorden: 1. 2. 3. 4. 5.
Wat is de huidige stand van kennis ten aanzien van de effecten van deze stoffen? Welk onderzoek wordt er momenteel verricht en door wie? Wat is hun status in het huidige beleid en publiek debat? Wat zijn de controversiële punten en problemen ten aanzien van deze stoffen? Welk soort vervolgactiviteiten beveelt u ons aan?
Het is de bedoeling u een probleemverkenning maakt ten behoeve van een mogelijk vervolg op eerdere projecten, maar nadrukkelijk niet een ontwerp voor nieuw beleid, gelet op de rol van het Rathenau Instituut. Wij verzoeken u om uw bevindingen te presenteren in een eindrapport op 31 januari, in elektronische en geprinte vorm. Voor elke casus verwachten wij een geïntegreerd verslag met een omvang van 7000 tot maximaal 9.000 woorden. Wij kijken uit naar de resultaten van het project! Hoogachtend, Mw. D. R. Mantelpak Rathenau Instituut, Den Haag
7.1 Teamwork Je voert de opdracht uit in een team. Teamwork is niet gemakkelijk. Het kan frustrerend zijn, met gekwetste gevoelens en botsende ambities. Zo moet je ervoor zorgen dat je het werk eerlijk verdeelt, maar ook dat je de onderdelen wel blijft integreren. Als het goed loopt, kan teamwork juist leuk en tegelijk erg efficiënt zijn. Je kan virtueel contact houden met je teamleden, maar je zal toch regelmatig met elkaar moeten vergaderen. Maak daar meteen een oefening in vergaderen van! Het voelt misschien wat formeel om met je studievrienden stijf te “vergaderen”, maar het grote voordeel van formele vergaderingen is dat je de tijd die er in gaat zitten strikt onder controle kan houden (dan is er des te meer tijd voor gezellige dingen na afloop). Een korte, goed georganiseerde vergadering vereist een handige voorzitter en dat is veel moeilijker dan de meeste mensen denken. Op Blackboard vind je aanwijzingen voor waar een voorzitter allemaal op moet letten. Om het voorzitten te oefenen, kan je de rol laten rouleren in je team. Je kan elke bijeenkomst ook heel even nabespreken over hoe je voorzitter het deed. Ideeën zijn een belangrijk product van je teambijeenkomsten. Zorg dat iemand die noteert en beschikbaar maakt. Minstens even belangrijk is de taakverdeling die je tijdens je bijeenkomst maakt: schrijf op wie wat wanneer gaat doen, zodat je er bij je volgende vergadering nog even op terug kan komen (‘actiepunten’). Het kan handig zijn om een lijstje met gemaakte afspraken op Blackboard te zetten, zodat het niet zoek raakt en voor iedereen te raadplegen valt. Als er onverhoopt toch een conflict ontstaat, is het meteen ook duidelijk wat er was afgesproken en dan kan de docent ook beter helpen om – in het allerergste geval – een conflict op te lossen. Maak wekelijks een taakverdeling! Verdeel de wekelijkse vragen in je team, zodat je zeker weet dat alle teamleden de opdracht begrijpen en je elkaar feedback kan geven, ook op het resultaat van afgelopen week. Verdeel niet de weken onder de teamleden, want daarmee wordt het een reeks individuele opdrachten zonder samenhang.
7.2 Archief Elk team heeft een eigen ruimte op Blackboard waar je materiaal en opdrachten moet verzamelen. Hier leg je een archief aan: hier kan je bijvoorbeeld rapporten of links beschikbaar maken voor je teamgenoten, maar ook kladversies ophangen zodat je teamgenoten verbeteringen kunnen aanbrengen. Deel je archief zelf overzichtelijk in, bijvoorbeeld naar deelopdrachten of naar onderwerp. Je kan eventueel iemand in je team aanstellen om het archief ordelijk te houden. Hiervoor is voor elke groep een ‘discussion board’ gemaakt. Het gebruik van deze groepsruimte is verplicht, zodat de docent je vorderingen kan monitoren en hulp of suggesties kan leveren. De docent zal hier dus af en toe komen kijken. Laat hier ook zien wat je individuele bijdrage aan de opdracht is, want dat draagt bij aan je individuele cijfer. (Elk teamlid moet dus zijn of haar eigen bijdragen posten.)
7.3 Materiaal Op Blackboard is materiaal beschikbaar waarmee je alvast aan het werk kan: verwijzingen naar onderzoeksrapporten en overheidsdocumenten, maar er is ook ruimte om materiaal dat je hebt gevonden te delen met andere teams via het algemene discussion board. (Ook dat kan bijdragen aan je individuele cijfer.) Daarnaast vind je ook bondige checklists en aanwijzingen die je kunnen helpen bij het vergaderen, presenteren, of schrijven van je rapport. (Zie ‘course materials’.)
7.4 Beschikbare onderwerpen We beginnen onze verkenning van wetenschap en samenleving dicht bij je eigen vakkennis: we zoeken uit wat bekend is over de chemische en genetische technieken van
mensverbetering aan de hand van een paar specifieke gevalstudies. Van daar waaieren we uit naar wat bekend is over nadelen, naar de organisatie en financiering van onderzoek en uiteindelijk ook naar de huidige maatschappelijke discussie. Je mag zelf met je team een onderwerp kiezen uit een vooraf geselecteerde lijst. Hieronder vind je een korte beschrijving die je in je keuze kan helpen. Aan elke casus kunnen twee teams werken. Deze lijst omvat onderwerpen die te maken hebben met mensverbetering waarover het meeste materiaal is te vinden én die aansluiten bij MLW. Beter denken: methylfenidaat Er zijn allerlei middelen in omloop die het geheugen of het denken zouden verbeteren (‘cognitive enhancement’). Het meest bekende middel is methyfenidaat, meer bekend onder de merknamen Ritaline of Rilatine. Oorspronkelijk werd het gebruikt als medicijn in de behandeling van ADHD, maar inmiddels wordt het steeds vaker gebruikt door kenniswerkers en studenten. Naar verluidt, zouden 7% van Amerikaanse universiteitsstudenten het middel gebruiken – op sommige campussen zelfs tot 25%. Inmiddels zijn er ook twijfels over het gezondheidseffect op langere termijn, over de effectiviteit van het middel en over het risico van een ‘farmaceutische wapenwedloop’ onder studenten. Er zijn ook andere middelen die het denken zouden verbeteren, maar over methylfenidaat is inmiddels al heel wat discussie geweest, waardoor materiaal makkelijk te vinden is. Concentratie verhogen: modafinil Ook voor het verhogen van concentratie (al dan niet gekoppeld aan wakker blijven) zijn middelen in omloop. Eén daarvan is modafinil, dat gebruikt wordt door kenniswerkers (bv. wetenschappers!) om langer geconcentreerd te kunnen werken, maar ook door militair personeel en astronauten. Modafinil zou ook cognitieve prestaties verbeteren, maar de nadruk ligt toch op concentratie. Het middel werd oorspronkelijk gebruikt voor ADHD, slaapstoornissen en narcolepsie, maar de afgelopen jaren zijn de medische indicaties geleidelijk teruggeschroefd, terwijl non-medische toepassingen lijken toe te nemen. Er zijn ook andere concentratie verhogende middelen, waaronder bijvoorbeeld de klassieke amfetamines (‘speed’), maar modafinil is binnen deze groep een interessant geval vanwege bijvoorbeeld militaire toepassingen. Kracht verhogen: bloeddoping Deze casus is vooral leuk als je in sport bent geïnteresseerd. De middelen voor krachtverhoging variëren van bekende voorbeelden als anabole steroïden, EPO of andere sportdoping, tot exo-skeletten voor militaire toepassingen en zelfs speculaties over de mogelijkheid van genetische doping. Voor deze opdracht houden we het bij bloeddoping en meer precies het middel EPO dat het zuurstoftransport van het bloed verbetert, bekend van onder andere recente schandalen in de wielersport. Stemming verbeteren: hersenimplantaten De bekendste vorm van hersenimplantaten is Deep Brain Stimulation (DBS). Deze techniek, waarbij elektroden in de hersenen worden geplant, wordt met succes gebruikt in de behandeling van Parkinson. Er zijn ook luidruchtige voorstanders die deze techniek op veel grotere schaal aanbevelen. Theoretisch zou het mogelijk moeten zijn om specifieke gebieden in de hersenen gericht te stimuleren, waarmee je bijvoorbeeld zicht zou kunnen verbeteren. Ook hier is niet altijd duidelijk waar het behandelen van een ziekte overgaat in mensverbetering. Designer baby’s: pre-implantatie genetische diagnose De discussie over nieuwe genetische technieken rondom menselijke voortplanting woedt al decennia. Aanvankelijk gingen het vooral om de wenselijkheid en nadelen van genetische diagnostiek (bv. vruchtwaterpunctie, hielprik). De discussie ging bijvoorbeeld over of verbeterde diagnose zou leiden tot meer abortussen, waarbij de grens onder druk van aanstaande ouders verder zouden kunnen vervagen: is een kind met Down wenselijk? Is een
kind met een hazenlip wenselijk? Inmiddels staat een nieuwe generatie technieken voor de deur. De meest opvallende is pre-implatatie genetische diagnose (PGD): in combinatie met IVF kunnen embryo’s vooraf worden geselecteerd, waardoor afwijkingen kunnen worden voorkomen, maar theoretisch ook de mogelijkheid ontstaat om embryo’s op andere criteria te selecteren, zoals haar- of oogkleur. De kwestie is in de media beland als designer baby’s. Een leuke case als je een genetisch onderwerp wil of ethische problemen rond geboorten interessant vindt. Angst onderdrukken: prop(r)anolol Het onderdrukken van angst kan medische toepassingen hebben, zoals bij het behandelen van angststoornissen en post-traumatische stress, maar wordt ook gebruikt zonder medische indicaties. Denk bijvoorbeeld aan het verhogen van zelfvertrouwen in sociale omgevingen of het onderdrukken van angst in crisissituaties. Beta-blokkers zijn momenteel prominent in de discussie over mensverbetering. Aanvankelijk werden deze middelen gebruikt bij hartstoornissen, maar inmiddels zijn er ook veel aanwijzingen dat ze angst reduceren. Ze schijnen daardoor populair te zijn om faalangst te onderdrukken, bijvoorbeeld onder popsterren, presentatoren, of acteurs met plankenkoorts, maar ook onder sommige sporters, zoals boogschutters. Gentherapie Met behulp van virussen is het theoretisch mogelijk om genetische afwijkingen te corrigeren. De eerste toepassing van een dergelijke techniek is sinds 2012 in Europa toegelaten: het middel Glybera kan nu worden gebruikt door patiënten met de stofwisselingsziekte LPLdeficiëntie, die het enzym lipoproteïne lipase niet kunnen produceren. Gentherapie heeft al een hele geschiedenis, waarbij allerlei medische beloften aanvankelijk niet waar gemaakt konden worden. Inmiddels is gentherapie helemaal terug en ook hier zijn er voorstanders die er niet alleen ziekten mee willen bestrijden, maar ook andere genetische verbeteringen willen aanbrengen. Zo wordt in de sportwereld al langer gepraat over de mogelijkheid van gendoping.
7.5 Zelf informatie zoeken Via Blackboard is al wat materiaal over mensverbetering beschikbaar. Je zal ook zelf informatie moeten opzoeken om je rapport te schrijven en om specifieke vragen te beantwoorden. Elke week krijg je specifieke vragen voor deelopdrachten, maar je team zal deels een eigen weg moeten zoeken. Een mogelijk gevaar is dat je te veel informatie verzamelt. Deze problemen zijn erg complex en er zitten allerlei vertakkingen aan die je ver van je doel kunnen leiden. Formuleer specifiek vragen en onderwerpen waarover je informatie nodig hebt. Hou de omvang ook onder controle: het heeft geen zin om een hele bibliotheek aan materiaal te verzamelen voor een rapport van beperkte omvang. De opdrachten gaan vooral over het analyseren van wat je vindt, niet over het opzoeken van moeilijk te vinden informatie. Let goed op de kwaliteit van je informatie. Gebruik Internet en de (elektronische) bibliotheek, maar zorg ervoor dat je bronnen betrouwbaar en gedocumenteerd zijn. Niet alle informatie is even betrouwbaar en niet even geschikt voor alle doeleinden. Kranten of online media zijn typisch goed voor het laatste nieuws, maar ze zijn ook niet erg goed in betrouwbare feiten en analyses. Een krant kan je natuurlijk niet betrouwbaar vertellen wat de risico’s van Ritaline zijn. Toch kan je kranten wel gebruiken, bijvoorbeeld om weer te geven hoe de publieke opinie over Ritaline in de pers vorm krijgt, of wat een politicus daarvan vond. Internet is doorgaans goed in het weergeven van een kakofonie aan wilde opinies, maar is meestal niet zo goed in het onderscheiden van betrouwbare kennis en grappige onzin. Hier zijn een paar specifieke aanwijzingen:
7.5.1 Over betrouwbaarheid van bronnen 1. Gebruik wetenschappelijke publicaties! Ook al is het onderscheid tussen zeker kennis en betwijfelbare bewering niet altijd even goed te maken, toch heeft de wetenschap allerlei procedures om ons in ieder geval iets meer zekerheid te geven. Peer review is er daar één van: wetenschappelijke tijdschriften leggen artikelen eerst voor aan anonieme beoordelaars, voor ze worden gepubliceerd. Dat is voor wetenschappelijke tijdschriften in de maatschappij wetenschappen net zozeer het geval als in de natuurwetenschappen. Wetenschappers zijn het natuurlijk niet altijd eens met elkaar en het is niet omdat een artikel door de peer review is gekomen dat het voor altijd waar zal zijn. Bovendien hebben verschillende disciplines vaak een heel andere insteek op een probleem. Ondanks dat alles, scoren wetenschappelijke tijdschriften toch hoog op onze lijst. Probeer dus eerst te zoeken of je daarin kan vinden wat je nodig hebt. Dat betekent dat je overweg moet kunnen met de (elektronische) bibliotheek http://www.ru.nl/ubn/. (Zie ook de FNWI cursus Bibliotheekgebruik onder “course info”.) Voor algemeen gebruik is Picarta erg handig, omdat je daarmee in erg veel tijdschriften kan zoeken: http://proxy.ubn.ru.nl:8080/login?url=http://picarta.pica.nl/DB=2.41/LNG=NE/ Google biedt ook een heel handige ingang via een speciale zoekmachine, Scholar: http://scholar.google.nl/ (Dat is dus NIET de gewone Google!!) Als je Google scholar gebruikt in het domein van de RU, verschijnen meteen links naar documenten die via de elektronische bibliotheek beschikbaar zijn. 2. Rapporten Rapporten van de overheid of van onderzoeksinstellingen kunnen ook erg nuttig zijn. Je moet dan wel heel goed letten op welke instelling een rapport heeft geproduceerd (en waarom). Een rapport van een ministerie heeft bijvoorbeeld altijd het risico dat het gevoerde beleid wordt verdedigd met mooie cijfers, terwijl een rapport van de oppositie misschien het omgekeerde zal doen. Toch kan je een overheidsrapport wel gebruiken: als je wil weergeven wat bijvoorbeeld het officiële beleid is, kom je hiermee al een aardig eind. Er zijn echter ook publieke onderzoeksinstellingen, betaald door de overheid, die toch een ijzersterke wetenschappelijke reputatie hebben en die hun onafhankelijkheid zorgvuldig bewaken. Deze ‘grijze literatuur’ vereist dus wat kennis van de instellingen die ze produceert. We komen daar tijdens we werkcolleges nog op terug. 3. Internet Zomaar een tekst, van ergens op het Internet, is doorgaans geen betrouwbare bron, ook niet als het in pdf formaat is. Let goed op waar de informatie vandaan komt en waar ze voor bedoeld is: heb je het van een non-gouvernementele organisatie (NGO, een stichting of een actiegroep), van een ideologisch gemotiveerde think tank, van een betrokken partij, van een consultant… Soms is de informatie bewust vereenvoudigd, om tot een breder publiek te kunnen spreken. Je kan wel verwijzen naar Internet bronnen, maar je moet je altijd afvragen wat de betrouwbaarheid van deze informatie is en wat je er dus mee kan doen in je rapport. Vooral bij websites is het erg belangrijk dat je ook correct verwijst naar de bron (een URL is NIET genoeg! – zie aanwijzingen bronvermelding). 4. Wikipedia Wikipedia is een geval apart. De Wikipedia is erg handig in het verschaffen van een snel overzicht. Die informatie is vaak verassend degelijk en kan op sommige terreinen zelfs een reputabele encyclopedie benaderen, dank zij het open peer review systeem dat Wikipedia hanteert. Wikipedia is echter kwetsbaar voor vandalisme en zonderlingen met te veel tijd om handen. Voor een academisch paper is Wikipedia dus niet geschikt als bron (dus normaal GEEN WIKIPEDIA IN JE REFERENTIES!), maar je kan Wikipedia wel gebruiken om iets even snel te verkennen. Uiteindelijk zal je meer betrouwbaar materiaal moeten vinden.
Gelukkig verschaft Wikipedia wel vaak verwijzingen, zelfs naar wetenschappelijke bronnen. Het is dus prima om bij Wikipedia te beginnen, maar het materiaal voor je opdracht moet je uit de voetnoten van Wikipedia halen, of zelf verder opzoeken. In noodgevallen (als je geen betere onderbouwing of informatie kan vinden) kan je informatie uit Wikipedia gebruiken met een kwalificatie zoals “Volgens Wikipedia,…”, maar dat is een noodoplossing waar je paper niet sterker van wordt.
7.5.2 Over bronverwijzing en plagiaat Voor al je wetenschappelijk werk is het belangrijk dat je de bronnen nauwgezet vermeldt, ook als het niet over experimenteel of laboratoriumwerk gaat. Daarmee wordt het voor andere mogelijk om je redenering en feiten te controleren, maar daarmee geef je ook erkenning aan het werk van anderen. Erkenning is een soort immaterieel betaalmiddel in de wetenschap. Als je een redenering of interpretatie van iemand anders gebruikt zonder daar naar te verwijzen, dan is dat niet netjes. Je schaadt daarmee vertrouwen en uiteindelijk zullen anderen jou daardoor ook minder gaan vertrouwen. Als je feiten overneemt van andere zonder nauwkeurige verwijzing, dan wordt je eigen werk minder bruikbaar omdat je beweringen moeilijker te controleren zijn. Als je echter tekst, zinnen, of zelfs onderdelen van zinnen van anderen letterlijk gaat overnemen zonder aanhalingstekens en bronnen, dan wordt het nog erger, want dan is er sprake van plagiaat. Plagiaat is fraude: je gebruikt het werk van anderen voor je eigen voordeel zonder de prijs van de erkenning te betalen. Zelfs als je parafraseert of hier en daar een woord vervangt door een synoniem, moet je nog naar je bron verwijzen. De elektronische plagiaatcontrole software let ook daar op. Bronverwijzing is niet iets waar je pas aan het eind, bij het schrijven van je eindtekst, aan moet beginnen. Al vanaf het begin van je opdracht, bij het verzamelen van je informatie, moet je bij alles wat je leest en bewaart aantekenen waar je het gevonden hebt, zodat je aan het eind van de rit je bronnen vanzelf kan aangeven. (Dat is net zoals met samples in laboratoriumwerk of in crime scene investigation.) Het beste is dus om bij alle aantekeningen die je maakt te noteren waar je iets hebt gevonden, bijvoorbeeld met een korte literatuurverwijzing bovenaan een pagina met handgeschreven aantekeningen en paginanummers links in de marge, zodat je precies weet waar die mooie quote alweer stond. Het kan ook erg nuttig zijn om voor jezelf een systeem te ontwikkelen dat een onderscheid maakt tussen wat je uit de tekst haalt, wat je letterlijk citeert (meteen al aanhalingstekens gebruiken) en gedachten die je zelf had, maar die niet uit de tekst komen (zet die bv tussen [rechte haken]). Dat maakt verwijzen naar bronnen later een stuk makkelijker en voorkomt onbedoeld plagiëren. Je mag voor MOET voor de opdracht een officieel systeem van bronvermelding gebruiken, als het maar compleet en consistent is. Wetenschappelijke tijdschriften en uitgevers zijn ontzettend strikt op de precieze vorm van een bronverwijzing, inbegrepen komma’s, punten, precies gebruik van hoofdletters of schuin gedrukte tekst, dus dat kunnen we hier meteen oefenen. Daarvoor bied ik je twee mogelijkheden. Ik zou je sterk aanbevelen om het APA systeem te gebruiken (American Psychological Association). Dat is een systeem met auteur, datum en eventueel pagina’s in de tekst en een literatuurlijst aan het eind van je tekst. Je kan dat ook eenvoudig aanpassen voor gebruik in het Nederlands. De ACS stijl die de bibliotheek uitlegt is ook prima. (Zie daarvoor de handleiding bibliotheekgebruik onder course information, pagina 5 en verder.) Andere stijlen zijn theoretisch ook mogelijk, maar dan moet je overleggen met de docent. Je bronverwijzing ziet er met de APA stijl in het kort zo uit: Boeken: Auteur, Initialen. (jaar). Titel. Plaats: Uitgever. Artikel Auteur, Initialen. (jaar). Titel. Naam tijdschrift, jaargang (nr.), eerste pagina – laatste pagina. Rapporten Auteur of instantie. (jaar). Titel. Plaats: Uitgever. Evt. rapport nummer.
Hoofdstuk uit een bundel Auteur, Initialen. (jaar). Titel hoofdstuk. In Naam Redacteur, Initialen. Titel boek. (begin pagina – eind pagina). Plaats: Uitgever. Webpagina’s Auteur of organisatie. (jaar). Titel website. Geraadpleegd op dag, maand, jaar, van URL. (Een URL alleen is dus niet genoeg!) Andere elektronische bronnen, zoals pdfs: Auteur of instantie. (jaar). Titel. Plaats: Uitgever. Evt. rapport nummer. Geraadpleegd op dag, maand, jaar, van URL. Enkele willekeurige voorbeelden: Gilbertson, T., Holland, N., Semino, S., & Smith, K. (2007). Paving the way for agrofuels: EU policy, sustainability criteria and climate calculations. Amsterdam: Transnational Institute, Corporate Observatory Europe. Geraadpleegd op 25 maart 2008, van http://www.tni.org/agrofuels/pavingagrofuels.pdf?. Stone, D. (2007). Recycling bins, garbage cans or think tanks? Three myths regarding policy analysis institutes. Public Administration, 85(2), 259-278. Centrum voor Schone Technologie en Milieubeleid. (2008) CSTM webpagina. Geraadpleegd op 25 maart 2008, van http://www.utwente.nl/cstm/. De precieze details van een referentie-stijl kunnen ontzettend ingewikkeld worden. Er zijn bijvoorbeeld regels voor hoe je naar kranten verwijst, brieven in archieven, films, software etc. (De precieze beschrijving van het auteur-datum systeem van de Chicago Style is een tekst van bijna 150 pagina’s.) Zover willen we hier niet gaan, maar als je vast loopt, kan je de details van APA raadplegen op: Purdue Online Writing Lab. (2008). In-text citations: the basics. Geraadpleegd op 31 maart 2008, van http://owl.english.purdue.edu/owl/resource/560/02/. (zó dus) Er is ook software beschikbaar om je referenties correct af te handelen. Zo is er bijvoorbeeld Endnote. Endnote integreert met Word, zodat je heel efficiënt bronnen kan toevoegen: een simpele toetscombinatie voegt je auteur-datum verwijzing in en je literatuurlijst wordt automatisch aangepast. Het installeren van Endnote kan een tikje lastig zijn en het vereist enige discipline om alle gegevens over wat je leest meteen in de database te stoppen, maar het spaart heel veel werk bij de eindredactie. Zie voor voorbeelden http://www.halffman.net/project%20faq/software.htm. Op mijn webpagina vind je nog meer hulp bij het schrijven van werkstukken: http://www.halffman.net/Project%20FAQ.htm
8 Beschrijving per week, met opdrachten Week 1: Oriëntatie: ‘Wetenschap’ & ‘samenleving’ en project. Hoorcollege: Waarom wetenschap en samenleving? Kunnen we niet gewoon wetenschap doen en de samenleving ‘buiten’ laten? In dit college zullen we zien waarom de samenleving zich soms zorgen maakt over wetenschap en wat men daaraan probeert te doen. Verder gaan we in op de case die we in het vak zullen gebruiken: mensverbetering. Werkcollege Tijdens het werkcollege hebben we het uitgebreid over de opdracht. Vragen voor deze week: 1. Wat is mensverbetering en wat is daar problematisch aan? Het college kan je helpen, maar ook het Rathenau instituut zelf heeft al eerder rapporten gemaakt over menseverbetering die je kunnen helpen om dit duidelijk te maken. 2. Wat is je eigen technologie of stof en hoe werkt die? Maak een eerste verkenning van je casus. Begin bij een natuurwetenschappelijke beschrijving van je stof of techniek. Wat is het? Hoe werkt het? Waarvoor wordt het gebruikt? Kom je nu al aspecten tegen die controversieel zijn? Gebruik hiervoor wetenschappelijke bronnen!! 3. Wat is het Rathenau Instituut en wat is je opdracht? Hiervoor is de opdrachtbrief belangrijk, maar je zal ook even moeten opzoeken wat voor een instelling het Rathenau Instituut is en wat haar rol is. Te doen - Tijdens het college worden de teams ingedeeld voor het project. Zorg dat je in een team zit met gelijke ambities: een team van studenten die een 9 willen en studenten die met minimale inspanning het vak willen halen, levert gegarandeerd problemen op, zelfs als het je vrienden zijn. - Zorg dat je weet wat van je wordt verwacht, zodat je de volgende maanden je werk kan plannen en je bijvoorbeeld weet wanneer er wat moet worden ingeleverd of gepresenteerd. Verdeel wekelijks deelvragen zodat het werk voor iedereen gelijkmatig wordt verdeeld. - Organiseer je team: hoe hou je contact, wie gaat voorzitten bij teamvergaderingen, wie maakt aantekeningen? Hoe ga je het archief op Blackboard indelen? - Voeg de antwoorden op de vragen samen tot een tekst van ongeveer 1000 woorden. Hiermee heb je een voorlopige versie van de inleiding van je eindrapport, maar het zal bij de eindredactie vast og nodig zijn om sommige onderdelen te verbeteren, zoals de vraag wat hier precies controversieel aan is. - De eerste twee teams kunnen dit werk gebruiken voor hun presentatie in week 3. LET OP: zorg dat je bronvermelding meteen goed is! Achteraf bronnen toevoegen is veel meer werk.
Week 2: Het publieke debat en de media Hoorcollege Als de samenleving zich ergens zorgen om maakt, vinden we dat terug in het publieke debat: de discussie die burgers en organisaties in de samenleving met elkaar voeren over wat er aan de hand is, wat er mogelijk fout is, of wat er moet gebeuren. De media spelen natuurlijk een belangrijke rol in de publieke discussie. Verschillende vormen van mensverbetering zijn de afgelopen jaren in de media besproken – sommige veel, sommige heel weinig. Enerzijds vormen de media een doorgeefluik voor standpunten en feiten. Daarnaast hebben de media hebben natuurlijk ook een eigen agenda: ze moeten verkoopbaar nieuws maken. Er moet ‘een verhaal in zitten’ vooraleer een krant of tv programma aan de slag gaat. Verschillende media hanteren verschillende principes: voor de één is de spektakelwaarde belangrijker, of moet het heet van de naald zijn, andere media gaan liever de ‘achtergronden van het nieuws’ analyseren. Hoe dan ook, de media geven ook een vertekend beeld van wat in de wereld gaande is. Bovendien spelen de media zelf ook een rol in het bepalen wat de burger vindt, wat de overheid belangrijk vindt, of hoe een probleem wordt gedefinieerd. Het hoorcollege gaat over hoe wetenschap in de media komt en hoe we dat kunnen interpreteren. De media rapporteren dus niet alleen over het publieke debat: ze maken ook mee het publieke debat. Werkcollege - Vanwege het FNWI lustrum is er deze week geen werkcollege, maar onder staat de opdracht vrij gedetailleerd. Vragen voor deze week 1. Hoe vaak heeft je stof of techniek de afgelopen vijf jaar in de Nederlandse kranten gestaan? Er is een speciale databank voor kranten: LexisNexis. Je kan deze vanaf een RU IPadres raadplegen (http://academic.lexisnexis.nl/ru/). Geef in je tekst aan welke kranten je hebt geselecteerd, dat je met LexisNexis hebt gezocht en met welke zoektermen (= methodologische verantwoording, net zoals je dan met experimenteel onderzoek zou doen). 2. Welk beeld geven de media? Gebruik hiervoor een tiental stukken uit de set die je hebt gevonden voor meer gedetailleerde analyse. Geef aan hoe je die stukken hebt geselecteerd uit de set (opnieuw:methodologische verantwoording). Gebruik voor de analyse de verschillende benaderingen uit het college: media als venster, als lens, als lens-in-context. Let op: de bedoeling is analyseren van de teksten, niet samenvatten! 3. Welke actoren kom je tegen? Leg een lijstje aan van de actoren die je tegenkomt: wie is hierbij betrokken, wie vindt er wat van? Bewaar dit lijstje voor de opdracht over frames, bijna aan het eind van het project. Te doen - Maak van vragen 1 en 2 opnieuw een tekst van ca 1000 woorden. Vraag 3 gaat voorlopig op de plank en kan wekelijks aangevuld worden. - De eerste twee teams van elke werkgroep bereiden een dubblepresentatie voor tegen week 3. Laat je vorderingen zien aan de andere studenten in je werkgroep: je presenteert voor een werkbespreking, zodat andere studenten je kunnen helpen. De presentatie is minimaal 10 en maximaal 15 minuten, dus focus op je belangrijkste bevindingen en de punten waarop je het liefst feedback of hulp wil krijgen.
Week 3: De organisatie van onderzoek Hoorcollege Hoe is wetenschappelijk onderzoek georganiseerd? Wat is de rol van wetenschappelijke tijdschriften? Hoe werkt het beloningssysteem van de wetenschap en waarom is het zo’n drama als wetenschappers frauderen? In het hoorcollege kijken we naar de typische instellingen van wetenschap en gaan we na waar deze problematisch zijn. Werkcollege - De volgende teams presenteren kort hun eerste resultaten. - We bespreken vorderingen en de opdracht voor volgende week. Vragen 1. Wordt er in Nederland onderzoek gedaan naar je stof of techniek? Door wie? Welke soort instellingen zijn dit? (Universiteiten, industrie, overheid…) Wellicht zijn er instellingen in het buiten 2. Welke disciplines zijn er bij het onderzoek betrokken? Als je je stof of techniek opzoekt in de wetenschappelijke literatuur, welke wetenschappelijke tijdschriften kom je tegen? 3. Is deze kennis voor iedereen beschikbaar? 4. Is dit een disciplinair, multidisciplinair, interdisciplinair of transdisciplinair onderzoeksgebied? Te doen - Maak opnieuw een kort tekstje over wat je hebt gevonden, ca. 1000 woorden. Dit wordt het volgende hoofdstuk van je rapport. - Zorg dat je twee hoofdstukken in leesbare vorm kan inleveren voor peer review. Tips -
Je kan hier voortbouwen op je bevindingen van de eerste week, maar probeer nu te kijken waar je bronnen vandaan komen. Je kan nu niet om databases van wetenschappelijke publicaties heen, zoals Web of Science of Picarta. Je hoeft niet volledig te zijn: beperk je zoekwerk tot de tijd die ervoor staat en probeer de belangrijkste bronnen van onderzoek aan te geven.
Deadlines Volgende week presenteren de volgende teams in het werkcollege. Let op dat je aan het eind van de volgende week 2 hoofdstukken hebt om in te leveren voor ‘peer review’ (commentaar van leden van andere teams).
Week 4: Risico’s, gevaren en expertise Hoorcollege Wat zijn risico’s en gevaren van mensverbetering? Hoe weten we dat eigenlijk? In een kennisintensieve samenleving vertrouwen we de hele tijd op experts om beloftes en gevaren voor ons in te schatten omdat we zelf niet de tijd of de middelen hebben om ons in de materie te verdiepen. Tegelijkertijd hebben we allerlei redenen om die experts te betwijfelen, bijvoorbeeld omdat ze niet ‘onafhankelijk’ zouden zijn. Maar wat is dat eigenlijk, ‘onafhankelijk’? En wat doe je dan als je straks zelf een ‘expert’ bent? Werkcollege - De volgende 2 teams presenteren kort hun eerste resultaten. - We bespreken hoe voor de anderen de opdracht vordert - We nemen de opdracht voor volgende week door - We kijken even specifiek naar de oefening in feedback geven van volgende week Vragen 1. Wat is bekend over gevaren of risico’s van jouw stof of techniek? Is men het daarover eens? 2. Hoe betrouwbaar acht je de kennis over deze gevaren? Kan je achterhalen of en hoe de betrouwbaarheid van deze claims is gegarandeerd? (Bijvoorbeeld door een gebalanceerde samenstelling van commissies, bron van financiering,….) 3. Wat geldt als een gevaar? Ligt de nadruk bij gevaren voor individuen (bv individuele gezondheid) of bij collectieve nadelen? Gaat het over fysieke gevaren of ‘zachte’ gevaren, bijvoorbeeld voor de manier waarop we met elkaar samenleven? Te doen - Schrijft dit op in ca. 1000 woorden voor je eindrapport en selecteer materiaal voor je presentatie. Tips -
Mogelijk vindt je een adviescommissie van de overheid die zich over je onderwerp heeft gebogen. Dan heb je meteen veel materiaal dat tegen elkaar is afgewogen. Ga dan na hoe men heeft geprobeerd om zo’n commissie een gebalanceerd antwoord te laten geven.
Deadlines Lever eind deze week twee kladhoofdstukken in op Blackboard. Je krijgt daarop commentaar van andere studenten. Je wordt beoordeelt voor de kwaliteit van je eigen feedback, niet voor de kwaliteit van de kladtekst die je inlevert.
Week 5: Wat is het beleid? Hoorcollege Wat is beleid? Wie maakt beleid? Hoe gebeurt dat dan? Het college legt deze keer uit wat de klassieke opvatting van beleid is: beleid is een door de politiek bekrachtigd plan. We leggen eerst de nadruk op de rationele beleidsstijl, waarbij de overheid instrumenten inzet om vooraf geformuleerde doelstellingen te bereiken. Er is natuurlijk niet één overheid, maar er zijn er veel: nationale overheden, locale of regionale overheden, of internationale overheden als de EU. Niet alleen de overheid maakt beleid. Er zijn ook allerlei andere organisaties die plannen maken, middelen verzamelen, doelstellingen formuleren en problemen definiëren. Zo zijn er allerlei non-gouvernementele organisaties (NGOs) die zelf ook beleid opzetten over je onderwerp. Vragen 1 Wat zijn de belangrijkste beleidsinstanties voor jouw onderwerp? Is er bijvoorbeeld Europees en Nederlands beleid, of nationaal en regionaal? Zitten daar contrasten tussen, bijvoorbeeld met andere doelstellingen of instrumenten? Misschien is er wel beleid van niet-publieke instanties, zoals een beroepsvereniging of een branche-organisatie. Dergelijke contrasten kunnen ook verduidelijken wat het beleid wel of niet is, of wat er controversieel aan is. 2 Wat zijn doelen en instrumenten in het beleid over jouw onderwerp? Heeft de overheid aangegeven wat er moet gebeuren (doelstellingen)? Mogelijk zijn er belangrijke wetten of regels over je onderwerp. Wetten zijn echter maar één instrument van beleid. Misschien zijn er subsidies, proefprojecten, informatiecampagnes, of andere instrumenten van beleid? Welke instantie neemt daarbij het voortouw? 3 Welke problemen heeft het beleid geïdentificeerd? Wat wordt als de onwenselijke situatie gezien waar het beleid wat aan moet veranderen? Misschien staat dit niet heel duidelijk op papier. Het kan dan helpen om je af te vragen welk (onderdeel van het) probleem niet aan de orde is, bijvoorbeeld omdat andere actoren het niet eens zijn de prioriteiten van de overheid of met de afbakening van het probleem. 4 Welk beleid zou er moeten zijn, volgens je actoren? Zijn er actoren die nieuw beleid wenselijk achten? Wat is dat dan? Te doen - Maak ook hier een een tekst in ca. 1500 woorden. Je hoeft geen complete wetteksten op te nemen in je rapport (ook niet in de bijlagen). - Kijk of er aanleiding is om je actorenlijst aan te vullen. Tips -
Overheidsbeleid staat typisch in een stuk van een ministerie, vaak bediscussieerd in de Tweede Kamer, maar ook vaak uitgelegd en becommentarieerd elders. Beleid is dus niet hetzelfde als een wet, al kan een wet een belangrijk instrument zijn. - Het opzoeken van wetten en jurisprudentie is een specialistisch werk waar juristen veel op oefenen. Toch is het goed om zelf even te kijken hoever je komt – al was het maar omdat elke burger geacht wordt de wet te kennen. - Nuttige links voor de overheid Wetten en regelgeving: http://opmaat.sdu.nl/ Overheidsdocumenten, inbegrepen stukken uit de Kamer (bv Kamervragen), regelgeving: http://www.overheid.nl/ Deadlines Zorg dat je tegen het einde van de week commentaar hebt geleverd op de kladversies van een een ander team.
Week 6: Problemen, kritieken en interpretaties Hoorcollege Het wordt stilaan tijd om wat dieper te graven. We hebben nu een overzicht van actoren, hun standpunten en krijgen stilaan een beeld waarover ze het wel of niet eens zijn, al dan niet uitgemeten in de media. Als actoren het langere tijd niet eens zijn met elkaar en er een verhitte discussie ontstaat, noemen we dat een controverse. Mensverbetering is al langere tijd controversieel, al luwt het debat over specifieke stoffen ook wel eens. Actoren zijn het niet alleen oneens over wat er moet gebeuren, wat ethisch wel of niet verantwoord is, of over wat wel of niet werkt. Ze zijn het vaak ook oneens over wat precies de stand van zaken is, wat de feiten zijn, of welke feiten relevant zijn. Dat hangt sterk samen met hoe de actoren ‘het probleem’ hebben gedefinieerd. Welke kritische geluiden zijn er over mensverbetering? Hoe kunnen we in de verschillende standpunten overzicht aanbrengen? Zijn dit soort controverses op te lossen? Moet je ze wel wil willen oplossen? In het college zullen we het hebben over veronderstellingen in wetenschap, over ideologie en denkkaders, over het belang van probleemafbakening en ‘framing’: allemaal tools die we kunnen gebruiken om de controverse over mensverbetering beter te begrijpen. Werkcollege - De volgende teams presenteren kort hun resultaten. - We bespreken vorderingen en de opdracht voor volgende week. Vragen 1. Welke verschillende probleemdefinities over onderwerp vind je bij je actoren terug? Kan je verschillende interpretaties of frames identificeren? Hier zal je wellicht je actorenlijst moeten indikken tot een paar typische voorbeelden 2. Kan je aangeven waar men het nadrukkelijk wel, of juist helemaal niet eens is? Gaat dat over feiten of waarden – of is men het daar ook over oneens? 3. Kan je overeenkomsten aanwijzen van actoren die het over cruciale onderdelen eens zijn (en die daardoor mogelijk vlot samenwerken)? 4. Kan je de problemen rond je stof nu karakteriseren? Gebruik ook hier het college: is dit een gestructureerd, een ongestructureerd of een gestructureerd probleem? Waarom? Te doen - Gebruik je materiaal voor een korte analyse van de controverse (ca. 1000 woorden) - Je hebt nu ook commentaar gekregen van andere teams. Hoe ga je dat commentaar verwerken? Tips - Je lijst van actoren en hun opvattingen is het materiaal dat je voor deze opdracht kan gebruiken. Voor veel van deze standpunten kan je terecht op websites, die nu juist bij uitstek goede en actuele informatie kunnen bieden, maar blijf nog steeds opletten: een standpunt van een actor is niet noodzakelijk correct weergegeven op de website van een tegenstander of een willekeurige blog. Ook bij deze websites moet je goed naar je bronnen verwijzen. Let vooral op hoe dat moet met websites, want dat gaat vaak mis. Een URL is niet genoeg! - Pas goed op dat je niet zelf verzint wat iemand waarschijnlijk wel zal vinden. Als we het niet weten, dan weten we het niet. (Dus niet: “Hij zal daar wel tegen zijn, want ik zie niet hoe hij daar voordeel bij kan hebben.”
Week 7: Waarden en afwegingen: ethiek Hoorcollege Het hoorcollege introduceert ethische problemen in deze opdracht. Ethische argumenten spelen natuurlijk een grote rol in het debat over mensverbetering, bijvoorbeeld ten aanzien van het belang van individuele vrijheid tegenover gezondheid of veiligheid. Welke waarden spelen een rol in het debat over mensverbetering? Nadat we wekenlang hebben bestudeerd wat anderen vinden: wat vinden we er eigenlijk zelf van, met welke argumenten? Waar zijn deze argumenten op gebaseerd? Werkcollege - De volgende teams presenteren kort hun resultaten. - Hoe spelen waarden een rol in je eigen casus? - Hoe ga je zelf om met ethische problemen? - Wat vinden wij nu eigenlijk van menseverbetering? Vragen 1. Hoe vind je de waarden uit het college terug in je casus? Welke argumenten van je actoren passen bij welke waarden? Welke waarden zijn er volgens jou aan de orde? (Geef goed het onderscheid aan!) 2. Op welke manieren kan je een ethische afweging over je stof of techniek maken? Zijn er ethici die al een ethische analyse hebben gemaakt van het probleem? (Dus zoek in de wetenschappelijke literatuur en kijk of je daar ethische analyse kan vinden – ook ethiek is een academische discipline.) Te doen Schrijf opnieuw ca 1000 woorden voor het volgende hoofdstuk uit je rapport. Deadlines - Het einde komt stilaan in zicht. Kijk naar de planning voor de afronding van het project.
Week 8: Afronden Hoorcollege (reserve voor eventueel responsiecollege, als daar behoefte aan is) Werkcollege - Laatste presentaties. - Hoe gaan we de opdracht afronden? Vragen 1. Welke aanbevelingen kan je aan Rathenau doen? Let goed op de vraag uit de opdrachtbrief en formuleer een advies gericht op de taken van Rathenau. (Dus een advies als “verbied x met strengere regelgeving” houdt geen rekening met de rol van het Rathenau Instituut.) Te doen 1. Bepaal samen met je team wat de belangrijkste punten zijn die je in de conclusies wil benadrukken. 2. Bepaal vervolgens hoe je de inleiding moet aanpassen en afstemmen op de inhoud. (Wellicht kan je vraagstelling nu beter, of kan de insteek van het debat rond mensverbetering nu scherper.) 3. Schrijf een beleidssamenvatting (‘executive summary’) van niet meer dan 500 woorden (!). Een beleidssamenvatting bevat alleen de punten die van belang zijn voor de opdrachtgever: hoofdpunten en aanbevelingen. Ze moet op een prominente plek staan en binnen een paar seconden te vinden zijn voor een lezer met weinig tijd. 4. Voeg de onderdelen van je rapport samen en organiseer de eindredactie. Dat betekent: zorg dat de bronvermelding helemaal consistent is, maar ook het taalgebruik en de indeling. Loop de checklist langs voor de vorm van een rapport. Zorg vooral dat er tijd is om elkaars werk op het eind nog eens na te lezen (op consistentie, taalfouten enzv.) Belangrijk: bij de eindredactie laat je in ieder geval nog iemand a) alles lezen b) teksten door een ander teamlid lezen. Tips -
-
-
Een executive summary is niet zomaar een samenvatting, maar een lijst van de belangrijkste punten die een beleidsmaker uit je rapport moet onthouden. Lees elkaars stukken, ook om er typefouten of slecht lopende zinnen uit te halen. Het is volstrekt normaal dat dit soorten teksten drie of vier keer (of zelfs meer) worden nagelezen en gecorrigeerd voor ze de deur uit gaan. Je hoeft de inleiding en conclusies niet samen te schrijven, maar zorg wel dat je het eens bent over de inhoud (maak een ‘outline’ of schrijfplan, een lijst met wat er waar in moet, eventueel zelfs in hoeveel woorden). Op Blackboard staat een checklist voor je rapport. Zit alles er op en aan? Heb je een lijst met tabellen of figuren nodig? Zijn de pagina’s wel genummerd?
Deadlines - Over enkele weken moet je het eindrapport inleveren. Is het duidelijk wie wat gaat doen in de afronding? - Hou je alvast rekening met dingen die mis kunnen gaan, zoals printers die het opgeven, internetverbindingen die kapot gaan, of computers die crashen? (Met andere woorden: wacht niet tot de laatste dag om je rapport te printen!) Te laat inleveren kost punten!