Esther de Koning Culturele dekolonisatie?
Moet Kunst verkregen dankzij de koloniale heerschappij teruggegeven worden aan de landen van herkomst ?
1
Inleiding “Nadat de `overzeese bezittingen' zelfstandige landen werden, raakte de gewelddadige herkomst van de koloniale schatten in Europa verder verzwegen en vergeten. Veel trofeeën verloren hun historische betekenis en veranderden in exotische kunstwerken.” 1 Landen die met veel publiciteit hun musea zuiverden van in de Tweede Wereldoorlog onrechtmatig verworven kunstwerken, bezitten paradoxaal bijna allemaal museumkasten en zalen vol koloniale roofkunst. Zo was bijvoorbeeld de `Schatkamer' van het Koloniaal Museum nu het tropenmuseum genoemd minder dan driekwart eeuw geleden beroemd om de tentoongestelde buit: juwelen, wapens en siervoorwerpen van goud en zilver en edelstenen, door militairen meegenomen uit alle hoeken van de Indische archipel en door de regering bij het museum in bewaring gegeven. 2 De koloniale buit kan symbool staan voor verschrikkelijke misdaden, maar ook voor het beheren en universeel toegankelijk maken van culturele en artistieke uitingen.Mijn vraag is dan ook moet kunst, verkregen dankzij koloniale heerschappij weer worden teruggegeven aan de landen van herkomst?
1. Cultuurgoederen vertegenwoordigen artistieke en culturele waarde en geschiedenis van mensen. 3 Het is van belang dit aan het begin van dit hoofdstuk toe te lichten aangezien de verdragen die ik in dit hoofdstuk ga bespreken over cultuurgoederen spreken. De belangrijkste verdragen inzake het terugvorderen van cultuurgoederen zijn het Haags Verdrag inzake de bescherming van culturele goederen, UNESCO -verdrag uit 1970 en het Verdrag van UNIDROIT inzake gestolen of onrechtmatig uitgevoerde Cultuurgoederen. Haags verdrag inzake de bescherming van culturele goederen in geval van een gewapend conflict Een van de eerste verdragen met betrekking tot kunst is het Haags Verdrag inzake de bescherming van culturele goederen in geval van een gewapend conflict. Na de tweede wereld oorlog werd de bescherming van cultuurgoederen als zeer belangrijk beschouwd. In 1954 kwam het Haags Verdrag inzake de bescherming van culturele goederen in geval van een gewapend conflict tot stand. Het Haags verdrag 1954 heeft tot doel monumenten en culturele voorwerpen te beschermen in oorlogstijd. 4 Dit verdrag is van toepassing op elk gewapend conflict. 1
2
Ewald Van vugt, “Regeling nodig voor Koloniale buit”, NRC 09-01-2001. Idem.
3 De Vlies 2012, p.108. 4 Tweede Kamer, vergaderjaar 2004 – 2005, 30165, nr.3, p.2
2
Hiermee betreft het toepassingsgebied dus zowel internationale conflicten als interne conflicten zoals burgeroorlogen. Echter bovenstaand verdrag heeft geen betrekking op de kunst verkregen tijdens de koloniale heerschappij en daarom ga ik verder niet in op dit verdrag gedurende mijn essay. Immers de kunstobjecten die in het koloniale tijdperk werden weggehaald behoren tot de categorie van objecten die in de “vredestijd” werden weggehaald. 5 In die tijden waren dergelijke handelingen geoorloofd door het internationale recht: een kolonisator gold als de legitieme soeverein over de hier bedoelde gebieden. 6 Unesco 1970 Na het verkrijgen van de onafhankelijkheid kwamen er in de landen zoals Afrika, Latijns-Amerika en Azië bewegingen op gang die verzet aantekenen tegen het afvoeren van kunstschatten uit hun land. Leiders benadrukten de eigen identiteit en de rijke geschiedenis van hun land en hechtten veel waarde aan het eigen culturele erfgoed. Echter werd het moeilijk hun cultureel erfgoed zelf te beschermen. Vooral in de periode voor 1970 nam het aantal ontvreemdingen van kunst- en cultuurgoederen in grote mate toe. De kopers van deze kunstobjecten waren vooral in het westen te vinden. De verontrustende situatie van de illegale handel in vredestijd, zorgde voor het ontstaan van het UNESCO Verdrag van 1970 . 7 Dit verdrag betreft het verbieden en verhinderen van onrechtmatige invoer, uitvoer of eigendomsoverdracht van culturele goederen. 8 De bescherming van cultureel erfgoed in tijden van vrede ontbrak aangezien het Haags verdrag uit 1954 alleen bescherming biedt aan objecten en monumenten in tijden van oorlog. De essentiële norm van het verdrag is als volgt: Een bezitter van een onrechtmatig verworven cultuurgoed moet het teruggeven. 9 Dankzij het Unesco verdrag uit 1970 is het niet meer zo dat elk kunst- of cultuurobject vrij verhandelbaar is, zoals in de juridische traditie gebruikelijk was. 10 Het Verdrag heeft alleen betrekking op roerend cultureel erfgoed. In artikel 1 wordt bepaald, dat onder 'culturele goederen' worden verstaan voorwerpen, die door een staat zijn aangewezen en die van belang zijn voor de archeologie, prehistorie, geschiedenis, literatuur, kunst of wetenschap. De betreffende objecten moeten een bepaalde relatie hebben met het land in kwestie, bijvoorbeeld doordat ze zijn gemaakt door een onderdaan van dat land. De aangesloten staten moet zelf zorgen voor een juridisch beschermingsstelsel. 11 Volgens artikel 5 van de conventie zijn landen die zich aan het Unesco verdrag 1970 committeren het aan zichzelf verplichten om het cultureel erfgoed zo goed als mogelijk te beschermen door het aannemen van nationale wetgeving, het opstellen van een inventaris van nationaal bezit, deskundige begeleiding en zorgen voor bewaking bij opgravingen, het stimuleren van openbare tentoonstellingen in musea, het oprichten van instituten, het opstellen van ethische richtlijnen en de ontwikkeling van kennis, bijvoorbeeld door middel van educatie. 5 Lubina 2009, p.536. 6 De Jager 1987, p. 70. 7 UNESCO-verdrag 1970 inzake onrechtmatige invoer, uitvoer of eigendomsoverdracht van cultuurgoederen. 8
Kamerstuk 31256-(R1836) nr. 4(goedkeuring overeenkomst van 14 november 1970, trb.1972, 50). De Vlies 2012, p.113. 10 De Vlies 2012, p.110 11 Idem. 9
3
Artikel 7 van het UNESCO verdrag 1970 kan gezien worden als de centrale bepaling van het verdrag. Dit artikel behandelt de import kwestie. Het verplicht Verdragstaten maatregelen te nemen die musea ervan weerhouden voorwerpen te verwerven die op illegale wijze een ander land hebben verlaten. Daarnaast zijn zij verplicht een importverbod in te stellen voor voorwerpen die gestolen zijn uit musea of openbare monumenten, kerkelijk of seculier, of vergelijkbare instituties. Zij hebben een verplichting tot teruggave van de hierboven beschreven cultuurgoederen, gestolen uit een museum of vergelijkbare openbare instelling. Wie het object op rechtmatige wijze verwierf heeft recht op een redelijke schadevergoeding. 12 UNIDROIT – verdrag inzake gestolen of onrechtmatig uitgevoerde cultuurgoederen In opdracht van het UNESCO- verdrag 1970 is het UNIDROIT- verdrag ontstaan. Het UNIDROIT- verdrag vult het UNESCO- verdrag 1970 aan. Volgens het UNIDROIT- verdrag kunnen verdragsstaten een gestolen of onrechtmatig uitgevoerd cultuurgoed terugeisen in de staat waar het opduikt. De eisende staat moet dan wel bewijzen dat het object deel uitmaakt van zijn cultureel erfgoed, zoals dat in zijn nationale wetten staat gedefinieerd. De bezitter van een gestolen object is verplicht het terug te geven. Als hij kan bewijzen dat hij het te goeder trouw heeft verworven, heeft hij recht op een billijke vergoeding. Hij moet relevante registers van gestolen kunstvoorwerpen, zoals die van Interpol, UNESCO, het Art Lost Register en Trace, en andere informatie hebben nagetrokken. Kan hij zijn goeder trouw niet bewijzen dan moet hij het object om niet afstaan. 13 Het UNESCO-verdrag 1970 en het UNIDROIT -verdrag hebben geen retroactieve Werking. Het intertemporeel recht voorkomt de retroactieve werking van een nieuwe rechtsopvatting. 14 Dit betekent dat de verdragen wettelijk dus geen enkele betrekking hebben op de cultuur goederen die voor de ratificatie van het verdrag werden geïmporteerd. Er is uiteraard wel een wettelijke verplichting om cultuur goederen terug te geven die recent werden geïmporteerd. Echter vertegenwoordigers van voormalige koloniën die proberen kunst objecten uit Westerse verzamelingen terug te halen, kunnen zich niet op bovenstaande verdragen beroepen. Welke mogelijk rechten bestaan er dan wel die voorzien in teruggave van goederen die verkregen zijn dankzij de koloniale heerschappij? Er is geen verdrag dat de restitutie van voorwerpen die lang geleden zijn ontvreemd, regelt. 15 Af en toe wordt kunst die ten gevolgen van de koloniale verhoudingen was weggehaald teruggegeven. 16 Meestal als cultuurgoederen worden teruggestuurd volgt dat na diplomatiek overleg. Zo heeft bijvoorbeeld Nederland in 1978 de Indonesische beeldhouwkunst, een groot deel van de Lombok-schat aan Indonesië teruggegeven. En bijvoorbeeld in 2007 “schonk” het tropenmuseum 45 schilderijen gemaakt door Surinaamse kunstenaars van voor de onafhankelijkheid van 1975 aan het Surinaams museum in Paramaribo. 12
Artikel 7 UNESCO- verdrag 1970.
13
UNIDROIT- verdrag inzake de internationale terugkeer van gestolen of onrechtmatig uitgevoerde cultuurgoederen. 14 De Jager 1987, p.57. 15 De Vlies 2012, p.112. 16 De Vlies 2012, p.111.
4
Alternatieve geschillencommissies Sommigen pleiten voor het ontwikkelen van alternatieve geschillenbeslechtingcommissies. Deze alternatieve oplossingen kunnen bestaan uit het instellen van adviescommissies, hulp bij het vergaren van bewijs, en concessies inzake de te hanteren bewijsstandaard. Zulke oplossingen, het resultaat van ‘soft law hebben bijgedragen aan een klimaat dat positiever staat tegenover teruggave. 17 Een belangrijk commissie is het : “Intergovernmental Committee for Promoting the Return of Cultural Property to its Countries of Origin or its Restitution in case of Illicit Appropriation “ Staten kunnen een verzoek doen bij dit comité. “UNESCO Member States who have lost certain cultural objects of fundamental significance and who are calling for their restitution or return, in cases where international conventions cannot be applied, may call on the Intergovernmental Committee for Promoting the Return of Cultural Property to its Countries of Origin or its Restitution in case of Illicit Appropriation.” Een ander voorbeeld van een commissie is de ICOM (Internationale Commissie van Musea). Daarin staat dat als er verzoeken komen om teruggave, 'dan behoren musea bereid te zijn een dialoog op gang te brengen op basis van wetenschappelijke en professionele principes'. 18 Het is te duidelijk dat er geen heldere juridische regelingen wettelijke zekerheid bieden. Het ontbreken van duidelijke juridische regelingen komt volgens sommige doordat de voormalige koloniale machten vermijden signalen af te geven dat hun koloniaal verleden onwettig is geweest. Dit zou kunnen zijn omdat angst om zich bloot te stellen aan beschuldigingen door de internationale gemeenschap en om eventueel enorme bedragen aan herstelbetalingen te moeten spenderen. Anderzijds is gebleken dat de alternatieve geschillenbeslechting heeft bijgedragen aan een klimaat dat positiever staat tegenover teruggave. Een aantal auteurs heeft zelfs betoogd dat er een regel van gewoonterecht is ontstaan dat voorziet in de teruggave van cultuurgoederen die zijn weggehaald uit voormalige koloniën. 19
2. De meningen over het teruggeven van kunst die is verkregen dankzij de koloniale heerschappij lopen enorm uiteen. Mogen deze bij de voormalige kolonisator blijven of moeten ze terug naar het land van herkomst? Een lastige discussie, In hoofdstuk ga ik de verschillende argumenten bespreken die ik herhaaldelijk in de literatuur ben tegengekomen. “Zowel het Rijksmuseum als het een kilometer verderop gelegen Tropenmuseum beschikken over een van de Borobudur afkomstig boeddhahoofd. Indonesië zou ze graag terugkrijgen. Het Rijksmuseum piekert er niet over en houdt het bij de Verklaring van de 18. Tropenmuseumdirecteur Lejo Schenk verklaarde enkele jaren geleden wel bereid te zijn om teruggave te overwegen. De Borobudur
Lubina 2009, p. 537. http://icom.museum/ 19 Lubina 2009, p. 534. 17 18
5
staat immers op de Werelderfgoedlijst. Hij wil wel zeker zijn dat Indonesië goed voor het beeld zorgt, en zou het ’t liefst zelf gaan vast metselen.” 20
Het bovenstaande stukje tekst komt uit het artikel van Jos van Beurden, Nieuwe tijd in teruggave kunst. Ik heb dit stukje uitgekozen omdat, hier de twee belangrijkste tegen argumenten naar voren komen die pleiten voor het niet teruggeven van kunst verkregen dankzij de koloniale heerschappij. Het Rijksmuseum verklaarde dat zij geen kunstschatten teruggeeft aan herkomstlanden, die het Rijksmuseum in een ver verleden verwierf. Het Rijksmuseum beroept zich op de verklaring van 18. In deze Declaration on the Importance and Value of the Universal Museum keert men zich in politiekcorrecte bewoordingen tegen de aankoop van illegaal verworven en verhandelde objecten. Maar tegelijk wordt hierbij een opvallende uitzondering gemaakt voor kunstobjecten die ooit volgens andere maatstaven en normen door westerse musea zijn verkregen. Deze objecten zouden een intrinsiek bestanddeel zijn geworden van de musea waarin ze bewaard worden, ‘and by extension part of the heritage of the nations which houses them’. 21 18 directeuren van verschillende grote musea hebben deze verklaring ondertekent. Naast het Rijksmuseum zijn dit onder andere het British Museum, het Louvre, de Staatsmusea in Berlijn. Deze 18 musea zijn van mening dat zij de gehele mensheid dienen, en daarom mogen zij die schatten houden. Zo worden uit naam van het werelderfgoed de nationalistische claims van anderen afgewezen. De musea beroepen zich op de universele waarden van de kunstobjecten. Het is niet vreemd dat met name de voormalige kolonies het niet eens zijn met de Universele museumverklaring. Echter, ook vanuit de Europese museumwereld is er kritiek geweest op het toe eigenen van wereld erfgoed door wereld musea. De UK Museums Association heeft zelfs gesproken van ‘a George Bush approach to international relations’. 22 De vraag is ook of de universele museum verklaring niet tegenstrijdig is. Er wordt door de 18 universele musea enerzijds het behoud van de internationale collecties gerechtvaardigd vanuit een zelfverkozen beschavingsmissie voor heel de wereldbevolking, anderzijds spreekt men in relativistische termen over ‘vroegere normen’. En hoe kunnen deze musea spreken van universele waarde, wanneer deze wereldmusea zélf de kunstgeschiedenis nog vanuit een nationale bril vertellen? 23 Het argument van de verzoekende staten inzake de terugvordering van hun cultuurgoederen heeft betrekking op de grote culturele waarde van de objecten in hun 20
Van Beurden 2009, p.49. Geciteerd bij Celestine Bohlen, ‘Major Museums Affirm Right to Keep Long-Held Antiquities’, www.nathpo.org/News/Sacred_Sites/News-Sacred_Sites36.htm; zie voots The British Museum Newsroom, www.thebritishmuseum.ac.uk/newsroom/current2003/universalmuseums.html 22 Maurice Davis, ‘Hot Topics. UK Museums Association Talks in Athens on Repatriation’, www.museumsaustralia.org.au/hottopics/davies_repat.html.. Zie ook Mar Jordan, ‘Saving Art for the Nation: A Valid Aproach to 21st Century Collecting?’, The Platform, vol.3, nr.3; www.aeaconsulting.com/site/platformv3i3b.html, en ‘TheCase for the Return. A generous offer by the Greek Government’, The British Committee for the Restition of the Parthenon Marbles. 23 Van der Laarse 2004, p. 3. 21
6
oorspronkelijke omgeving. De kunstobjecten verkregen dankzij de koloniale heerschappij zijn vaak schitterend om te zien, maar deze schoonheid is meestal een bijzaak. De echte betekenis zit hem in de contextuele en culturele achtergrond. Een voorbeeld hiervan is het dodenmasker van een Asante- koning. Dit masker is van massief goud en is ongelofelijk mooi. Naast deze superieure schoonheid heeft het nog ene belangrijke betekenis: de afstammelingen van de koning moesten er bij geheime staatszaken naar kijken en zich laten inspireren door de ware gelijkenis met de koning, wiens heldhaftige daden deel van hun folkere was geworden. 24 De kolonialisten noemden bovenstaande vereringen een “bijgelovige voorvader aanbidding”. Cameron Duodu heeft in zijn artikel “ Diefstal is Diefstal” beschreven hoe hij met zijn vrouw een doden masker van een Asante koning is gaan bekijken in Londen. Hij noemt dit bezoek een “fout’. Zij kwamen er achter dat het dodenmasker van haar overgrootvader was, koning Kofi Karikari. Hij vertelt hoe het zijn vrouw aan het huilen maakte om het masker op zo’n plaats te zien. Volgens Cameron Duodu heeft de verhuizing van kunst objecten naar het buitenland afrikanen beroofd van een belangrijk middel om hen zelfbewustzijn te verhogen. Hij beschrijft in het artikel “Diefstal is Diefstal” ;“ het is schandelijk dit een volk aan te doen dat zichzelf in racistische Europese boeken consequent zag afgeschilderd als primitieve wilden “ die naar “westerse “ maatstaven geen schoonheid kennen noch uitblinken in kunstzinnigheid” Een ander belangrijk argument dat gebruikt word om te pleiten tegen teruggave van kunst is dat de verzorging en bescherming van de objecten niet goed genoeg geregeld zou zijn in het land van herkomst. Ook is het vaak zo dat in westerse musea de documentatie van de objecten goed verzorgd is en het publiek hiertoe vrije toegang heeft. Hier tegenover kan men stellen dat deze opvatting in strijd is met t het zelfbeschikkingsrecht. Hoe volken omgaan met hun cultureel erfgoed mogen zij zelf invullen. 25
Echter sommige kunstobjecten staan natuurlijk op de werelderfgoedlijst. Dit betekent dat de Commissie voor het Werelderfgoed van UNESCO het object heeft aangewezen als wereld erfgoed. Het is dan met name volgens de internationalisten van belang dat het kunstobject op een plaats wordt bewaard waar het object het beste beschermd wordt. 26 Hier zie ik het argument van Tropenmuseumdirecteur Lejo Schenk terug inzake de teruggave van de Borobudur. Hij is bereidt tot teruggave maar wil wel zeker zijn dat Indonesië goed voor het beeld zorgt. Het kunstwerk is immers werelderfgoed.
Conclusie Uit moreel oogpunt ben ik een voorstander van teruggave van kunstschatten uit het koloniaal verleden, dus ook die van voor 1970 . Zeker als het om kunstobjecten gaat die pas goed tot hun recht komen in hun oorspronkelijke omgeving; meerwaarde 24 Duodu 1997, p.37. 25 Artikel 2 van de VN resolutie 1514 bepaalt dat alle volkeren het recht hebben op zelfbeschikking; door dat recht bepalen zij hun politieke status en streven zij economische, sociale en culturele ontwikkeling na. 26 http://www.werelderfgoed.nl/.
7
krijgen. Maar bij de concretisering van zo’n opvatting stuit ik op een aantal problemen waarvoor geen eenduidige oplossingen gelden: dilemma’s dus. Volgens huidige normen en wetgeving zou het bezit van vele ontheemde kunstschatten gewaarmerkt kunnen worden als ‘kunstroof’ of onrechtmatige koop. Maar volgens de leer van het intertemporeel internationaal recht ‘nemen gedane zaken geen keer’ Dat levert ethische en soms emotioneel pijnlijke problemen op. Met duidelijke Juridische regels komen we er dus niet uit. Teruggave levert ook praktische dilemma’s op. Gewezen is op problemen die kunnen ontstaan als teruggave niet met voldoende zorg wordt beheerd en onderhouden omdat middelen, deskundigheid of een stabiele politieke situatie hiervoor ontbreekt.. Ook de toegankelijkheid van erfgoed kan verloren gaan wanneer gerenommeerde musea hun kunstschatten zien verdwijnen naar onduidelijke instellingen en moeilijk toegankelijke oorden. Zijn er oplossingen? Niet direct, maar ik zie wel richtingen. In de eerste plaats zal een betere documentatie van unieke kunstschatten kunnen helpen. Dus inventarisatie van die objecten die meerwaarde krijgen door terugplaatsing in de oorspronkelijke omgeving. (Dus niet alle krissen, maskers, beelden, ed. hoeven terug te keren). Dit kan het best internationaal ter hand genomen worden. Een versterking van de taak van de UNESCO is op dit punt wenselijk. De tot nu toe redelijk succesvolle alternatieve geschillencommissies commissies kunnen hierbij het voortouw nemen.In de tweede plaats kan men ook denken aan meer invloed van oude koloniale staten bij het beheer en inrichting van bestaande tot nu toe nationale/particuliere musea.Wellicht het stichten van nieuwe musea onder internationaal gezag waarbij de gevestigde musea uitleen/teruggave overeenkomsten sluiten (inclusief middelen en deskundigheid). Belangrijk blijft voor mij dat de discussie over teruggave juridisch en morel op de internationale agenda blijft staan en ook de musea bezoekers meer bekend raken met de onderliggende problemen bij het bekijken van uitheemse kunst.
Geraadpleegde literatuur Van Beurden 2009 J. van Beurden, Nieuw tijdperk in teruggave kunst: ORIGINE 02 2009 Duodu 1997 C. Duodu, Diefstal is Diefstal waarom Afrikanen hun kunstschatten terug willen: Onze Wereld Mei 1997. Van der Laarse 2004 R. van der Laarse, Het universeel museum als identiteitsfabriek: SIMULACRUM 2004. Lubina 2009 K. Lubina, Contested cultural property The Return of Nazi Spoliated Art and Human Remains from Public Collections (proefschrift Universiteit Maastricht), 2009. Van der Vlies & Salomons 2012 I. C van der Vlies & m.m.v A. Salomons. Kunst, Recht en Beleid: Boom Juridische Uitgevers 2012. Vugt 2001 E van Vugt, Regeling nodig voor Koloniale buit : NRC 09-01-2001
8
Electronische bronnen: The British Museum Newsroom www.thebritishmuseum.ac.uk/newsroom/current2003/universalmuseums.html ICOM www.icom.museum.nl TheCase for the Return. A generous offer by the Greek Government’, The British Committee for the Restition of the Parthenon Marbles. www.aeaconsulting.com/site/platformv3i3b.html, Werelderfgoed www.werelderfgoed.nl Wetgeving Resolutie 1514 van de Algemene Vergadering van de VN. Haags Verdrag van 1954 inzake de bescherming van cultuurgoederen in geval van een gewapend conflict. UNESCO-1970 regelt de teruggave van cultuurgoederen die door onrechtmatige invoer, uitvoer of eigendomsoverdracht het grondgebied van een verdragspartij hebben verlaten. UNIDROIT convention on stolen or illegally exported cultural objects (Rome, 24 June 1995). Goedkeuring overeenkomst UNESCO 1970 Goedkeuring overeenkomst van 14 november 1970, trb.1972, 50 Uitvoeringswet UNESCO-verdrag 1970 inzake onrechtmatige invoer, uitvoer of eigendomsoverdracht van cultuurgoederen Kamerstukken 11 2004 /2005, 30165, nr.3, p.2
9