1
OPLEIDING REISLEIDER
Module : Specifieke reisleidervaardigheden (40 uur) Geraamte van een werkboek voor docenten NOOT VOORAF De gemeenschappelijke module ‘Specifieke reisleidervaardigheden’ bestaat uit vier onderdelen: 1. Een component transport: focus op wat er komt kijken bij het ‘zich verplaatsen’ als onderdeel van het op reis zijn. 2. Een component EHBO: focus op adequaat kunnen reageren bij ziekte of ongeval. 3. Een component groepsdynamica en conflicthantering: focus op situationeel leiderschap en het kunnen omgaan met conflictsituaties. 4. Een component interculturele communicatie: focus op diversiteit tussen culturen en het maken van de brug tussen de cultuur van de reizigers en die van de bezochte bestemming. DIT DEEL VAN HET WERKBOEK GAAT ENKEL OVER DEEL 3 EN DEEL 4
Deze eerste versie van een docentenhandleiding biedt voorlopig een geraamte, een eerste houvast. Bedoeling is om deze basistekst in het voorjaar van 2008 verder uit te weken met een klein team van specialisten en docenten uit de praktijk. Gaandeweg zal er ook een syllabus voor de cursisten worden samengesteld.
Toerisme Vlaanderen – specialisatie reisleider – docentenhandleiding – versie 22 januari 08
2
INHOUD
Inleiding Handvaten voor de docent Te verwerven competenties Groepsdynamica en Conflicthantering
3 3 4 5
A. Proloog: taken en rollen van de reisleider
5
B. Situationeel leiderschap en groepsprocessen
5
C. Conflicthantering; omgaan met klachten en kritiek
7
D. Eigen kernkwaliteiten en kernkwadrant
10
Interculturele communicatie
11
A. Proloog: Duurzaam reizen
11
B. Cultuur en verschillen in waardeoriëntaties a) Wat is cultuur b) De eigen ‘roots’ c) Verschillende waardeoriëntaties in diverse (nationale) culturen
11 11 12 13
C. Interactie tussen culturen a) Cultuurschok b) Stereotypen en generalisaties
14 14 15
D. Correct omgaan met raakvlakken en verschillen
17
Bibliografie
Toerisme Vlaanderen – specialisatie reisleider – docentenhandleiding – versie 22 januari 08
19
3
INLEIDING Gedurende het eerste jaar hebben de kandidaat-gidsen en –reisleiders een gezamenlijk programma doorlopen en daarmee een aantal basisvaardigheden verworven. In een tweede opleidingsjaar specialiseren ze zich apart in de specifieke vaardigheden die ze voor hun eigen job zullen nodig hebben. In tegenstelling tot een gids, die slechts gedurende een relatief korte tijd met zijn bezoekers optrekt, (meestal beperkt van enkele uren tot een dag), is een reisleider langere tijd op stap met zijn deelnemers (van enkele dagen tot enkele weken). Dat maakt dat hij veel meer rekening moet houden met de groepsdynamische processen die zich tijdens de reis voordoen. Meer nog dan zijn collega gids, zal de reisleider in het bezochte gastland bovendien geconfronteerd worden met andere culturen. Per definitie neemt hij zijn groep immers mee naar elders. Soms is het reisgezelschap zelf ook multicultureel samengesteld, zeker als men een ruime definitie van het begrip ‘cultuur’ voor ogen houdt. Leeftijd, beroep, maatschappelijke klasse, regio van herkomst, ... zorgen evenzeer voor interculturele verschillen. De nadruk ligt op de vaardigheden die het van de reisleider vergt om de brug te maken tussen de cultuur van de deelnemers en die van de mensen in het bezochte land. Daarom gaat er in deze module zowel aandacht naar die ‘anderen’ als naar de eigen roots, waarden en normen. De volgende thema’s komen aan de orde: Deel 3: Groepsdynamica en conflicthantering A. Proloog: Taken en rollen van de reisleider B. Situationeel leiderschap en groepsprocessen C. Conflicthantering; omgaan met klachten en kritiek D. Eigen kernkwaliteiten en kernkwadrant Deel 4: Interculturele communicatie A. Proloog: Duurzaam reizen B. Cultuur en verschillen in waarde-oriëntaties C. Interactie tussen culturen D. Correct omgaan met raakvlakken en verschillen In deze gemeenschappelijke module worden een aantal inzichten aangereikt en vaardigheden ingeoefend die, voortbouwend op de leerstof van het eerste jaar, specifiek zijn voor de reisleider en die tegelijkertijd toch bestemmingsoverstijgend zijn. De bestemmingen zelf komen volop aan bod in de bestemmingsgerichte variabele module.
Handvaten voor de docent Voor de docent die deze module geeft, is het niet zozeer de bedoeling dat hij de hele tijd doceert en inzichten doorgeeft, maar eerder dat hij zich opstelt als een coach, die de cursisten tools aanreikt om zelf aan het werk te kunnen gaan, kritisch na te denken, zelf antwoorden te vinden en eigen kwaliteiten te leren kennen.
Toerisme Vlaanderen – specialisatie reisleider – docentenhandleiding – versie 22 januari 08
4 Coachend lesgeven is bij uitstek een methodiek die in het onderwijs voor volwassenen zorgt voor het samengaan van kennis, vaardigheden en attitudes. Dank zij in hoofdzaak (inter)actieve en ervaringsgerichte werkvormen worden de cursisten aangespoord de leerstof niet enkel (passief) te consumeren, maar er actief mee aan de slag te gaan en te verwerken. Vandaar dat er in deze eerste versie van een docentenhandleiding reeds een aantal oefeningen staan waaruit de docent kan putten, ten dele afhankelijk van het potentieel en de leernoden van de concrete groep cursisten die hij op dat moment voor zich heeft. De inhoud van het oefenmateriaal en de rollenspelen moeten dicht genoeg aansluiten bij de wereld van de cursist(en). De docent kan dus ook eigen oefeningen verzinnen, en zoveel mogelijk gebruik maken van de concrete voorbeelden die uit de groep komen. Ook interactie met gastdocenten of ervaringsdeskundigen, bv buitenlanders die in België wonen, of het gebruik van beeldmateriaal, websites, literatuur, ... zijn zeer ervaringsgerichte werkvormen. Coachend lesgeven impliceert verder ook dat de nadruk eerder komt te liggen op het leerproces. De docent is de persoon bij uitstek om dit proces bij de cursist te volgen, bij te sturen, hem/haar te stimuleren en uit te dagen. De opbouw van deze docentenhandleiding wil bouwstenen aanreiken voor dit leerproces van de cursisten. Toch staat het de docent vrij om – zeker als het dezelfde docent is die deel 3 en 4 begeleidt – eventueel voor een andere dan de in deze handleiding uitgewerkte volgorde te kiezen indien dit meer opportuun zou zijn voor een concrete groep cursisten. Belangrijk is dàt de bouwstenen allemaal aan bod komen, afzonderlijk en in hun onderlinge samenhang.
Te verwerven competenties Voor deel 3: In de module ‘Rondleiden in de praktijk’ heeft de cursist reeds enige basiscompetenties verworven met betrekking tot groepsdynamiek, communicatietechnieken, leiderschap, en het weten in te schatten van de denk- en leefwereld van de deelnemers Voor dit deel van de module ‘Specialisatie reisleider’ wordt, conform het opleidingsprofiel, van de cursist verwacht dat hij volgende basiscompetenties verwerft: - afhankelijk van de situatie en de deelnemersgroep, flexibele accenten kunnen leggen in zijn leiderschap; - adequaat kunnen omgaan met meningsverschillen en conflicten tussen deelnemers. Voor deel 4: In de module ‘Rondleiden in de praktijk’ heeft de cursist reeds enigszins kennis gemaakt met de basisfilosofie rond duurzame ontwikkeling. Voor dit deel van de module ‘Specialisatie reisleider’ wordt, conform het opleidingsprofiel, van de cursist verwacht dat hij volgende basiscompetenties verwerft: - het anders-zijn van een cultuur in een bredere context kunnen plaatsen en dit op een positieve manier kunnen overbrengen aan de reiziger; - interculturele misverstanden en elementen van een cultuurschok kunnen herkennen en er adequaat mee kunnen omgaan, zowel naar de reiziger als naar de lokale bevolking. Daarnaast specificeert het curriculum eveneens nog dat de cursist: - op een positieve manier kan omgaan met specifieke waarden en gewoontes van reizigers van een andere culturele origine (vooral bij reizen in Vlaanderen en Europa); - zelf doordrongen is van het belang van allerhande aspecten van respectvol en ‘duurzaam reizen’, en dit ook aan de reiziger kan overbrengen.
Toerisme Vlaanderen – specialisatie reisleider – docentenhandleiding – versie 22 januari 08
5
Deel 3 - GROEPSDYNAMICA EN CONFLICTHANTERING A. Proloog: taken en rollen van de reisleider Gezien de module ‘Rondleiden in de praktijk’ zich zowel naar gidsen als naar reisleiders oriënteert, is het aangewezen om bij de start van deze module ‘Specifieke reisleidervaardigheden’ de cursisten vooraf eerst zelf te laten nadenken over de specifieke job van reisleider. Een reisleider moet immers heel wat rollen op zich nemen, en aan allerhande verwachtingen voldoen, die anders liggen voor hem dan voor een gids. Om er maar enkele te noemen wordt van de reisleider bv verwacht dat hij de streek of het land waarheen de reis gaat goed kent, dat hij het goed kan uitleggen, dat hij de reis praktisch en organisatorisch in goede banen zal leiden, dat hij ervoor zorgt dat er een prettige ambiance in de groep is, dat schermutselingen tussen groepsleden opgelost worden, dat iedereen aan zijn trekken komt en zich gewaardeerd voelt, … Kortom, reizen (bege)leiden is een complexe job. Samengevat staat een reisleider voor de taak om enerzijds organisator en anderzijds begeleider van een reisgroep te zijn. Daarnaast wordt hij verondersteld om als het ware een bruggenbouwer te zijn en het bezochte land en cultuur te ‘vertalen’ naar zijn deelnemers, en waar nodig ook omgekeerd. En dat alles moet hij goed in het oog en in evenwicht houden. Brainstorm over taken en rollen van de reisleider Houd met de cursisten een brainstorm over wat in hun ogen diverse taken en rollen van een reisleider zijn. Zij kunnen hiervoor beroep doen op eigen ervaring, verhalen van anderen, lectuur, …. Structureer hun reacties in taaken/of vaardigheidsclusters, bv 1. organisatorische taken, 2. begeleiden van een reisgroep, 3. brug maken tussen het bezochte land/volk en de reizigers. Het is aan te bevelen dat de docent zeer goed de concrete voorbeelden en casussen bijhoudt die uit deze brainstorm naar voor komen. Deze kunnen interessant materiaal leveren voor rollenspelen en/of casus-besprekingen verder in de verschillende onderdelen van deze module.
B. Situationeel leiderschap en groepsprocessen De docent kan kort oprakelen wat er in de module ‘Rondleiden in de praktijk’ reeds is behandeld over de fasen van een groepsproces. Hier wordt deze materie toegepast op de evolutie van een reisgroep over de duur van meerdere dagen of weken. Groepsdiscussie (eventueel eerst in subgroepjes)1 Doelstelling Cursisten eerst zelf laten nadenken over mogelijke groepsdynamieken op reis en over het soort leiderschapsvaardigheden dat het vergt om hiermee om te gaan. 1
De docent kan hier, aanvullend aan zijn eigen ervaring, tevens inspiratie vinden in twee recent verschenen boeken over reisleiding: - Raadgers W, en Steenhuisen E. Reisleiding geven. Handboek voor reisleiders. ToerBoek, Leiden. 2006. - De Meulemeester K, en Peeters K. Handleiding voor reisleiders en reizigers. Davidsfonds, Leuven. 2006.
Toerisme Vlaanderen – specialisatie reisleider – docentenhandleiding – versie 22 januari 08
6 Verloop - Laat cursisten voorbeelden uitwisselen van ‘typische processen’ in een reisgroep, obv eigen ervaring, observaties of veronderstellingen. Bv op de derde dag van een busreis, vanaf de derde week op een rondreis, het verschil tussen een groep van 10, 25 of 50 personen, de invloed van het transportmiddel (= link met deel 1 van deze module), … Tevens over effecten op groepsdynamiek en diverse vereisten die dit stelt aan het leiderschap van de reisleider, en de vaardigheden die hij zal moeten inzetten, … - Daarnaast kan men cursisten ook laten nadenken over de eigen stijl van leiding geven vanuit concrete situaties waarin men deze rol in realiteit al heeft vervuld, bv in jeugd- of studentenbeweging, in werksituaties, … Het in balans houden van zijn verschillende rollen en het managen van individuele en groepsprocessen vergt van de reisleider behoorlijk wat leiderschapsvaardigheden en flexibiliteit. In de module ‘Rondleiden in de praktijk’ zijn reeds enkele traditioneel beschreven stijlen van leiderschap aangeraakt, nl ‘autoritair’, ‘democratisch’ en ‘laissez-faire’. Vooral voor reisleiders, meer nog dan voor gidsen, is het relevant om inzicht te verwerven in het gedachtegoed met betrekking tot ‘situationeel leiderschap’. K. Blanchard en P. Hersey2 hebben dit voor het eerst uitgewerkt in het kader van managementopleidingen, maar ondertussen zijn deze ideeën in veel uiteenlopende domeinen van leiding geven toegepast. Het komt erop neer dat de reisleider zijn stijl van leiding geven aanpast aan het stadium van autonomie en maturiteit waarin de groep en de groepsleden zich bevinden. Indien de groep veel sturing vraagt en afhankelijk is van de leider, dan zal de stijl van zijn leiderschap er anders uitzien dan wanneer de groepsleden heel wat blijk geven van initiatief, en hier ook toe bekwaam zijn. Vaak heeft dit eveneens te maken met het stadium waarin de reis zich bevindt. Zo ligt het voor de hand dat de eerste uren en dagen een reisgroep zich anders zal gedragen en andere dingen nodig heeft van de leider dan bv na twee weken. In wisselende combinaties van taak- en relatiegerichte aspecten in het omgaan met de groep, worden 4 leiderschapstijlen onderscheiden 3: - dirigeren of sturen - hoge taakgerichtheid / lage relatiegerichtheid - overtuigen of stimuleren - hoge taakgerichtheid / hoge relatiegerichtheid - participeren of overleggen - lage taakgerichtheid / hoge relatiegerichtheid - delegeren - lage taakgerichtheid / lage relatiegerichtheid Het is vooral belangrijk dat de reisleider deze stijlen flexibel en op het gepaste moment weet te hanteren, aangepast aan het groepsproces, de persoon van de deelnemer, de taak, de situatie. Hiervoor dient de reisleider zijn deelnemers zo goed mogelijk te leren inschatten in de mate waarin ze actief aan de reis willen en kunnen participeren. . De docent kan hier ook de band maken tussen soorten leiderschap en soorten groepssamenstelling, de duur en de aard van de reis, kritische situaties of incidenten, … Rollenspelen, voorbeelden en casusbesprekingen zijn hier zeker op zijn plaats. Men vertrekt hiervoor van een concrete ‘beginsituatie’ (= beschrijving van de groep, van het moment van de reis, van een specifieke plaats, van een aan gang zijnde thema of probleemstelling, …) en werkt eventueel met voorgeschreven rollen.
2
Hersey, P. Situationeel leidinggeven. Business Contact, 2005 3
Weer te geven in een grafische voorstelling; zie ook tal van websites hiervoor.
Toerisme Vlaanderen – specialisatie reisleider – docentenhandleiding – versie 22 januari 08
7 Bv Een vrije dag op het einde van de eerste week van een drie-weekse groepsreis door Portugal. Verschillende dlnrs verwachten verschillende dingen van de reisleider (eigen of voorgeschreven invulling van verwachtingen). In de module ‘Rondleiden in de praktijk’ is reeds kort het aspect ‘relatie’ of ‘positie’ in de communicatie aangeraakt. Voor een reisleider is het belangrijk dat hij hier gaandeweg meer en meer aandacht en inzicht in ontwikkelt. De docent kan de acht posities van de Roos van Leary opnieuw toelichten en, indien hij voldoende ervaring heeft met de Roos, ook een rollenspel opzetten. Rollenspel ‘Roos van Leary’ Doelstelling De cursist bewuster maken van communicatieprocessen en wederzijdse beïnvloeding in groepsprocessen. Verloop Beginsituatie: een concrete situatie op reis, die enig overleg vergt in de groep. Zeven roldragers met voorgeschreven rollen (de posities op de Roos) + 1 reisleider. De anderen zijn observatoren en letten vooral op de processen van wederzijdse beïnvloeding, verbaal en niet verbaal. (De docent kan enkele vragen voor de observatoren voorbereiden.) Nabespreking Door wie werd je vooral beïnvloed? Welke invloed ging er uit van de reisleider? Hoe speelde hij in op de groepsprocessen? Wat hebben de observatoren gemerkt? Wat werd er bv ook niet-verbaal gecommuniceerd? … Dit kan aanleiding geven om opnieuw onder de aandacht te brengen (en eventueel te oefenen) hoe de reisleider deelnemers die een beetje dwarsliggen meer coöperatief kan krijgen en hoe hij de meer teruggetrokken of timide mensen meer bij de groep kan betrekken. Rollenspelen ‘moeilijk gedrag’ van groepsleden Korte rollenspelen met voorgeschreven rollen van ‘moeilijk’ gedrag, bv een betweter of een ‘tweede leider’, iemand die voortdurend in de gunst van de reisleider wil komen, een subgroepje dat voortdurend enkel met mekaar bezig is, deelnemers die openlijk onaangename of racistische uitspraken doen, … Observatoren letten op het gedrag van de reisleider, specifiek met betrekking tot de leiderschapsstijl en de dynamiek van posities op de Roos van Leary. Nabespreking: Hoe heeft de reisleider gereageerd? Effect van zijn reactie op de moeilijke deelnemer en op de andere groepsleden? Heeft de reisleider zich correct weten te positioneren? Hoe uitte zich dit (verbaal en lichaamstaal) of wat deed hem door de mand vallen? Wat werd er allemaal gecommuniceerd op vlak van de relatie?
C. Conflicthantering; omgaan met klachten en kritiek Spanningen of conflicten in de reisgroep vergen een speciale alertheid van de reisleider. Soms helpen de omstandigheden om ze te laten ‘overwaaien’, maar dat is lang niet altijd het geval. In ieder geval dient vermeden te worden dat sluimerende conflicten blijven aanslepen tot ze
Toerisme Vlaanderen – specialisatie reisleider – docentenhandleiding – versie 22 januari 08
8 uitbarsten of de sfeer verzieken. De reisleider zou daar dan best zo snel mogelijk iets mee doen. Vragenlijst persoonlijke stijl conflicthantering Doelstelling Bewust worden van de eigen (voorkeur)stijl om met conflicten om te gaan, en het effect daarvan. Verloop Deelnemers krijgen een vragenlijst aangeboden met vragen die betrekking hebben op hun persoonlijke stijl van conflicthantering.4 Zij vullen die individueel in en komen op basis van scores tot een combinatie van hun particuliere voorkeur respectievelijk afkeer van ‘vechten’, ‘vluchten of vermijden’, ‘toegeven of aanpassen’ en ‘onderhandelen’. In een plenumgesprek worden de voor- en nadelen van de verschillende conflicthanteringstijlen besproken.5 Het belangrijkste is dat de cursisten, naast het leren kennen van hun voorkeurstijl, inzien dat stijl-flexibiliteit van pas komt, en een reisleider aangepaste vaardigheidsregisters moet opentrekken naargelang de situatie en het soort conflict. Over het soort conflicten onderscheiden diverse bronnen verschillende ‘niveaus’. Oomkes6 bv, geeft er drie: - instrumentele conflicten, die met probleemoplossende technieken kunnen worden opgelost; - belangenconflicten, waarbij er best onderhandeld kan worden; - persoonlijke en relationele conflicten, waarbij vooral open communicatie nodig is. Ook Raadgers en Steenhuisen7 maken een opdeling die relevant is voor reisgroepen. Zij maken onderscheid tussen conflicten op: - inhoudsniveau: wat is er aan de hand - procedureel niveau: wat zijn de spelregels en wie bepaalt die - interactief niveau: hoe verloopt de samenwerking - relationeel of gevoelsniveau Nog andere bronnen (oa www.leren.nl) maken een onderscheid tussen: - instrumentele conflicten - machtsconflicten - sociaal-emotionele conflicten - onderhandelingsconflicten Al deze bronnen behandelen ook de evolutie van conflicten, hoe ze in een vroeg stadium te herkennen, en welke de vaardigheden zijn om er correct mee om te gaan. Het omgaan met klachten, kritiek en ‘stops’ is o.a. goed uitgewerkt bij Raadgers en Steenhuisen8. Wat zij ‘stops’ noemen, zijn van die lastige uitspraken, vervelende 4
Raadgers W. & Steenhuisen E. Reisleiding geven. Docentenhandleiding. P 10-12 Een andere versie van een dergelijke vragenlijst is de Thomas & Kilmann-test: www.testjegedrag.nl/tjg/conflict Hier wordt nog een vijfde stijl onderscheiden, namelijk ‘samenwerken’. 6 Oomkes p439-445. 7 Raadgers en Steenhuizen p85 en verder. 5
Toerisme Vlaanderen – specialisatie reisleider – docentenhandleiding – versie 22 januari 08
9 dooddoeners, onrechtstreekse aanvallen, die je als reisleider vaak negeert omdat je soms niet direct weet hoe erop te reageren, maar waar je beter toch wel iets mee zou doen als ze geregeld terugkomen, anders vreten ze aan de sfeer. - “Zó erg is dat nu toch ook weer niet dat ik even te laat ben “ - “Jij vindt nu toch ook dat dit geen goed hotel is.” - “Een avontuurlijke reis is toch nog iets anders.” - … De auteurs wijzen op een aantal zeer nuttige sociale vaardigheden én valkuilen bij het omgaan met klachten en kritiek. Enkele klassieke valkuilen zijn bv jezelf direct verdedigen, gelijk willen hebben, te snel met een oplossing komen, meepraten met de criticaster of hem direct gelijk geven, … Rollenspelen, voorbeelden en casusbesprekingen Doelstelling Inzicht in hoe men spontaan reageert op kritiek of klachten en het effect daarvan. Oefenen op een niet-defensieve en constructieve manier om met klachten en kritiek om te gaan. Verloop Men vertrekt hiervoor van een concrete beginsituatie (= beschrijving van de groep, van het moment van de reis, van een specifieke plaats en een probleemstelling, …) en werkt eventueel met voorgeschreven rollen. Voorbeelden zijn legio, bv onenigheid over zitplaatsen in de bus of minibus, discussie over (kleine) programmawijzigingen of over de kamerverdeling, een subgroepje dat zich asociaal gedraagt en hierdoor negatieve reacties van anderen uitlokt, … Cases omgaan met lastige uitspraken en klachten9 Cursisten dienen onmiddellijk te reageren op een aantal kritieken en ‘stops’. Leidraad: niet direct in discussie gaan, wel kijken wat erachter zit, tijd kopen, doorvragen, samenvatten, reflecteren. Afhankelijk van de concrete cursusgroep kan de docent voor het verder inoefenen van vaardigheden eigen accenten leggen of keuzes maken tussen vaardigheden die allemaal relevant zijn voor conflicthantering. Hoe dan ook kan niet alles even grondig worden getraind. Het is op zich al een winstpunt als de cursist zich bewust(er) is van het belang om deze vaardigheden te blijven bijschaven, ook later nog, tijdens het uitoefenen van zijn job. Bij voorbeeld: - zorgvuldig ‘actief’ luisteren; - correct feedback kunnen geven; - zelf duidelijk kunnen communiceren; ik-boodschappen kunnen geven; - correct kunnen / durven begrenzen bij grensoverschrijdend gedrag, bv agressie, racisme, …; - herkennen en preventief kunnen omgaan met specifiek gedrag, bv personen die zich van de groep isoleren, uitgesproken aandacht zoeken, extreme criticasters, …; - kunnen onderhandelen; naar een win-win-situatie kunnen toewerken; - … 8 9
Raadgers en Steenhuisen pp 37-40, pp 105-113 Raadgers W. & Steenhuisen E. Reisleiding geven. Docentenhandleiding., p 4.
Toerisme Vlaanderen – specialisatie reisleider – docentenhandleiding – versie 22 januari 08
10
D. Eigen kernkwaliteiten en kernkwadrant Om dit deel van de module af te sluiten kan de docent iedere cursist uitnodigen tot het maken van een eigen kernkwadrant. Dit is een manier om, los van te verwerven vaardigheden en competenties, stil te staan bij persoonlijke sterktes en valkuilen en bij hun (potentiëel) effect op de eigen (toekomstige) reisleiding. Men gaat kijken naar de eigen ‘kernkwaliteiten’, en plaatst deze in dialectiek met de persoonlijke ‘valkuilen, ‘uitdagingen’ en ‘allergieën’. Zie hiervoor docentenhandleiding Raadgers en Steenhuisen10, maar ook op diverse websites en literatuur rond communicatie en groepsdynamica. (Teveel om op te noemen, maar bv ook te vinden op de reeds vernoemde site www.leren.nl). Oefening kernkwadrant De cursisten stellen individueel hun eigen kernkwadrant samen, en bespreken dit in duo’s of subgroepjes.
10
Raadgers en Steenhuisen, Reisleiding geven. Docentenhandleiding pp12-14.
Toerisme Vlaanderen – specialisatie reisleider – docentenhandleiding – versie 22 januari 08
11
Deel 4 - INTERCULTURELE COMMUNICATIE A. Proloog: Duurzaam reizen Toekomstige reisleiders kunnen er niet meer omheen om, zowel naar deelnemers als naar het gastland, in hun hele uitstraling te laten blijken doordrongen te zijn van het belang van duurzaam toerisme. Zij fungeren hierin als model. Kort samengevat gaat het over reizen met verantwoordelijkheid naar (mogelijke) lange termijneffecten op milieu, economie en cultuur. Met andere woorden, reizen met respect voor de lokale mensen – socio-cultureel en economisch - en voor hun biotoop/milieu. Vertaald naar een ontmoeting tussen culturen is reizen dan: mekaar ontmoeten met een open geest, in evenwaardigheid. Daarvoor is het belangrijk om het impact van de culturele achtergrond op het gedrag van mensen zoveel mogelijk te leren kennen. De reisleider is hierbij de vertaler, de bruggenbouwer, die gedrag en gebeurtenissen weet te kaderen in hun (culturele) context en betekenis. Video, filmfragmenten of ander beeldmateriaal, soms over hoe het niét moet, is zeer dankbaar om de cursisten voor deze thema’s te sensibiliseren.
B. Cultuur en verschillen in waarde-oriëntaties a) Wat is cultuur De plaats waar men geboren is, de waarden en normen waar men mee opgroeit, kortom de hele culturele achtergrond, is zeer bepalend voor de manier waarop men de wereld waarneemt en waarop men, op basis van dat zich eigengemaakte referentiekader, zich volgens de ‘eigen waarheid’ gedraagt. Bij het woord ‘cultuur’ denkt men vaak in de eerste plaats aan nationaliteiten, etnische entiteiten, taalgroepen, ... Maar ook intern binnen een land of een taalgemeenschap bestaat er een grote verscheidenheid aan ‘culturen’. Men hoort bij, en identificeert zich met, verschillende groepen die allemaal een eigen cultuur hebben. Het gezin, het dorp, de streek waarvan men afkomstig is, de sociale klasse waartoe men behoort, de beroepscultuur, leeftijdsklasse, interessesfeer, … het zijn allemaal ‘culturen’ met een eigen referentiekader dat voor de leden die ‘erbij horen’ mee vorm geeft aan de manier waarop zij de wereld zien en waarop ze zich gedragen. Oefening IJsberg De docent vraagt aan de cursisten wat er zoal bij hen opkomt bij het horen van het woord ‘cultuur’. Zij kunnen hier associatief op reageren. De docent noteert hun reacties op een bord of flipchart en zorgt ervoor dat hij de duidelijk zichtbare elementen ergens vanboven zet (bv kleding, muziek, kunst, theater, feesten, …) en de meer verborgen elementen lager (bv omgangsvormen, geloof, gezinswaarden, …). Op die manier kan hij een ijsberg tekenen, met de waterlijn zodanig getekend dat wat zichtbaar is boven water komt en de rest onder water. (in een verhouding van slechts een véél kleiner deel boven water)
Toerisme Vlaanderen – specialisatie reisleider – docentenhandleiding – versie 22 januari 08
12 Zoals bij een ijsberg is er slechts 1/10de van wat we allemaal onder de notie cultuur onderbrengen boven water te zien. De rest is minder zichtbaar maar is niettemin onder de oppervlakte zéér aanwezig. Cultuur is een evoluerend systeem van binnen een groep mensen over generaties heen aan elkaar doorgegeven voorstellingen, opvattingen, visies, waarden, normen en leefregels. Cultuur is aangeleerd, niet aangeboren. Het is als het ware een collectieve mentale programmering die de leden van één groep onderscheidt van de andere. De wortels van deze mentale programmering liggen in de sociale context waarin je opgroeit en levenservaringen opbouwt. Zo leer je doorheen je opvoeding wat je als ‘waar’, ‘juist’ en ‘normaal’ gaat zien. Gedrag of opvattingen die anders zijn, ervaar je spontaan als minder passend of verkeerd. Je eigen cultuur is zodanig vanzelf - sprekend dat je hem meestal niet in vraag stelt en hem pas werkelijk ziet als je in confrontatie met andere culturen een spiegel voorgehouden krijgt, waardoor je de eigen cultuur plots door een andere bril gaat zien. Geert Hofstede11 bv. heeft uitgebreid onderzoek gedaan naar de vergelijking van culturen tussen een 60-tal landen en nationaliteiten. Ook hij stelt dat cultuur overgedragen wordt via de sociale context, en wordt aangeleerd. Cultuur staat tussen de menselijke natuur (dat wat alle mensen gemeen hebben) en de persoonlijkheid (datgene wat uniek is voor een individu). Hij vergelijkt een cultuur met de lagen van een ui: 1. De buitenste schil zijn de zichtbare symbolen: kleren, haar, taal en woordgebruik, gebaren, voorwerpen, kunstuitingen, feesten, … 2. Daaronder zit er een laag met de (cultuurgebonden) helden en mythen, bv kuifje, Tom Boonen, … maar ook de collectieve praktijken en rituelen, bv de pistoleetjes op zondagmorgen, begrafenissen, de manier van begroeten, … 3. De binnenste kern zijn de waarden en normen, bv traditionele gezinswaarden, arbeidsattitudes, eerlijkheid, beleving van religie, … Naarmate je de ui verder afpelt, kom je meer en meer in aanraking met dieperliggende opvattingen en uitgangspunten die in een andere cultuur totaal anders kunnen liggen. Culturen zijn enerzijds dynamisch en veranderen permanent vanuit de interactie tussen mens en omgeving. Anderzijds valt niet te ontkennen dat er toch iets van een constante zit in de manier waarop we naar de wereld kijken. Iedereen heeft als het ware permanent een culturele bril op die, meestal onbewust, ons gedrag en onze manier van denken bepaalt. Net dàt maakt het zo moeilijk om af te leren wat we als kind hebben aangeleerd en wat ingebakken zit.
b) De eigen roots Voor de reisleider als bruggenbouwer tussen de eigen en de andere cultuur is het belangrijk dat hij zich voldoende bewust is van de eigen ‘roots’, de eigen op zijn culturele afkomst gebaseerde vanzelfsprekendheden, geschiedenis, traditie, normen en waarden. We zijn onze eigen cultureel geprogrammeerde manieren van doen dusdanig gewoon dat we er niet meer bij stilstaan dat er ook andere manieren van kijken en doen bestaan. Het is vaak pas dank zij de confrontatie met een andere cultuur dat we meer zicht krijgen op de eigen cultuur. Niet zelden wordt dit trouwens beleefd als een verrijkend neveneffect van reizen.
11
Geert Hofstede. Allemaal andersdenkenden. Uitgeverij Contact, Amsterdam, Antwerpen, 1995.
Toerisme Vlaanderen – specialisatie reisleider – docentenhandleiding – versie 22 januari 08
13 Eén van volgende oefeningen kan helpen om de cursisten even te laten stilstaan bij de culturele wortels van de eigen cultuur. 12: Oefening: Onze eigen cultuur. Een brainstorm om samen met de cursisten te achterhalen wat er typisch is voor ons: hoe kijken we naar onszelf? de Westerse cultuur, het christendom, de Belgen, de Vlamingen, de inwoners van een bepaalde streek of stad. Eventueel gebruikt de docent voor deze oefening het beeld van de ‘lagen van de ui’ van Hofstede. Deze kunnen op een bord of flipchart komen en de elementen van de brainstorm kunnen in de desbetreffende lagen worden genoteerd en gevisualiseerd. Oefening Spreekwoorden (Oomkes) Doelstelling Via spreekwoorden en metaforen de eigen, Vlaamse normen en waarden expliciteren. Verloop Cursisten worden in subgroepjes verdeeld en verzamelen gedurende 15 minuten zoveel mogelijk Vlaamse spreekwoorden met tevens de waarde die ze vertegenwoordigen. Bv ‘Beter één vogel in de hand dan tien in de lucht’ staat voor het belang van de waarde ‘beter kiezen voor het zekere dan voor het onzekere’. Vervolgens selecteert elke subgroep een 10-tal spreekwoorden die volgens hen het best de Vlaamse waarden weergeven. Nadien presenteert elke subgroep de gekozen spreekwoorden en waarden en wordt hierover in groep van gedachten gewisseld. Men kan verder aanvullen als er nog belangrijke waarden ontbreken. Oefening ‘do’s and dont’s’ In subgroepjes stellen cursisten een lijst samen met ‘do’s’ en ‘dont’s’ voor Vlamingen/Belgen, cfr in reisgidsen of info voor expatriates die in België wonen. Inspiratie kan bv ook gezocht worden in reisgidsen over België.
c) Verschillende waardeoriëntaties in diverse (nationale) culturen Alle samenlevingen hebben met dezelfde levensvragen te maken, bv hoe samenleven met andere mensen, wat is de relatie tot de natuur, de tijd, … Toch komen er grote of kleine verschillen in (waarde)oriëntaties voor. Diverse sociale wetenschappers hebben de afgelopen jaren getracht om deze oriëntaties in kaart te brengen en te bestuderen in hun verband met communicatie, gedrags- en rolpatronen, … Zo zijn er, in tegenstelling tot West-Europese culturen, over de hele wereld bv heel wat samenlevingen waarbij de groep primeert op het individu, of die veel meer belang hechten aan hiërarchische verhoudingen in de maatschappij, aan status en uiterlijkheid, of die heel andere rolpatronen hebben tussen vrouwen en mannen, of die anders aankijken tegen het omgaan met 12
Docent en cursisten kunnen bv ook inspiratie vinden in het boek van Bert Kruismans en Peter Perceval (‘België voor beginners’), of van Richard Hill (‘The art of being Belgian’), of in ‘Culture Shock’ over België. Verder is het ook wel leuk om eens te grasduinen op websites en blogs van expatriates die in België wonen.
Toerisme Vlaanderen – specialisatie reisleider – docentenhandleiding – versie 22 januari 08
14 tijd, afspraken, emotionaliteit, lichamelijkheid en afstand, of waar religie een veel meer centrale rol speelt, de verhouding tussen mens en natuur anders wordt ervaren, … Docenten en cursisten kunnen in dit verband inspiratie zoeken bij o.a. het gedachtegoed van Geert Hofstede en Fons Trompenaars. Maar meerderen zijn in dit verband tot waardevolle inzichten gekomen. Er is heel wat te vinden via het internet, soms ook beknoptere bewerkingen van studenten, managers, economisten, … De belangrijkste dimensies die bij verschillende auteurs terugkomen zijn: - individualisme versus collectivisme - machtsafstand - onzekerheidsvermijding - mannelijkheid versus vrouwelijkheid - universalisme versus particularisme - neutraliteit versus emotionaliteit - status verwerven versus status toeschrijven - specifiek versus diffuus - relatie tot tijd - relatie tot natuur Zonder dat de cursisten al deze verschillende waardeoriëntaties allemaal ten gronde moeten kennen, is het wel de bedoeling dat zij als reisleider beseffen hoezeer deze in de cultuur diep gewortelde verschillen in waardeoriëntaties van invloed zijn op het dagelijks leven en op het (soms verrassende) contact tussen culturen. De toepassing op de verschillende continenten komt volop aan bod per variabele module. Ook voor de modules van de minder verre bestemmingen, zoals Europa en zelfs Vlaanderen, is het een uitdaging om zich met de cursisten te buigen over deze diversiteit in waardeoriëntaties. Het is trouwens best mogelijk dat er door de docent of door de cursisten nog andere, specifiek voor de behandelde regio’s toepasselijke waardeoriëntaties worden aangebracht. Een andere oefening kan zijn om vooraf de cursisten individueel zelfstudie te laten doen omtrent de eigen wortels van de Westerse/Belgische/Vlaamse cultuur versus andere uitgangspunten, vanuit andere religies/wereldbeelden/regionaal volksgeloof, …. Dit kan dan verder gebruikt worden als vergelijkingsmateriaal tijdens de cursus.
C. Interactie tussen culturen Bij een interculturele uitwisseling is het dus belangrijk om je bewust te zijn van de wortels van je eigen cultuur én om je tegelijk open te stellen voor die van de andere cultuur. En het is dàn dat we vaak ontdekken hoe – vooral op verdere bestemmingen - deze op het eerste zicht vreemde manieren van kijken en doen, diverse antwoorden zijn op fundamenteel gemeenschappelijke menselijke behoeften en levensvragen. Een reisleider kan zijn deelnemers op reis dus ‘leren kijken door de ogen van de andere’ door hier in eerste instantie zelf het voorbeeld van te geven.
a) Cultuurschok
Toerisme Vlaanderen – specialisatie reisleider – docentenhandleiding – versie 22 januari 08
15
Vooral bij verre bestemmingen brengt de hierboven beschreven diversiteit met zich mee dat, als mensen uit totaal verschillende culturen mekaar (voor ’t eerst) ontmoeten, er in eerste instantie vaak één of andere mate van ‘cultuurschok’ in het spel is. Dit geldt zowel voor de reizigers als voor de lokale bevolking (!) Voor reisleiders is het relevant om enige noties te verwerven omtrent de karakteristieken van dit fenomeen, niet in het minst omdat het kan gaan over (soms heftige) emoties, bv angst, boosheid, weerzin, verwarring, euforie, ... Oefening kaarten (Barnga spel) Doelstelling Cursisten laten ervaren wat er allemaal door hen heengaat als reactie op het niet kennen van regels en vanzelfsprekendheden in de context. NB Wie dit spel al kent, kan niet mee doen en observeert. Verloop Verschillende subgroepjes van telkens vier personen krijgen elk andere spelregels. Er wordt gespeeld zonder dat er gesproken mag worden. Na vijf minuten laat de spelleider/de docent één iemand van elk groepje van groep wisselen. Nog steeds zonder woorden wordt er dan verder gespeeld. Na nog eens vijf minuten hetzelfde, … Nabespreking Voornamelijk omtrent de gevoelens die dit alles heeft opgeroepen, en hoe dit niet-verbaal geuit werd. Om de verschillen in waardeoriëntaties en eventueel cultuurschok verder te stofferen kunnen cursisten hier beslist ook hun eigen ervaringen inbrengen van op reis, of langer elders gewoond, of iemand in de familie die elders woont, of contacten met allochtonen in België, of uit de literatuur (bv auteurs uit de derde wereld kunnen hier waardevolle inzichten bieden) Maar ook dichter bij huis, zelfs binnen België, speelt er in het contact tussen diverse regio’s iets van een ‘cultuurschok’. Rondetafelgesprek met buitenlanders die in België wonen (cfr ‘de Stadsklap’ in inburgeringscursussen) Mensen van andere origine kunnen uitgenodigd worden in de klas. Cursisten kunnen eventueel vooraf een lijst samenstellen van vragen die ze aan hen willen stellen, en de gasten kan gevraagd worden om te vertellen over wat hen zelf in Vlaanderen zo verwondert, of bij aankomst verwonderde. (Inspiratie kan gezocht worden bij een lijst van ‘veel gestelde vragen’ door buitenlanders over de Belgen, cfr inburgeringscursussen.) In een multiculturele groep kan ook geopteerd worden voor het ‘waardenspel’ (www.waardenspel.nl), of een vragenlijst die verschillen en gelijkenissen in waardeoriëntaties naar boven haalt (zie Oomkes), doch beide oefeningen zijn erg tijdsintensief.
b) Stereotypen en generalisaties Mensen generaliseren automatisch, en schrijven positieve of negatieve eigenschappen toe aan andere mensen op basis van kenmerken die ze (her)kennen, zonder die (op dat moment) te toetsen. Het is een als het ware voor de hand liggende reflex om de eigen waarnemingen als
Toerisme Vlaanderen – specialisatie reisleider – docentenhandleiding – versie 22 januari 08
16 ‘normaal’ en ‘waar’ te beschouwen. Dit soort veralgemeningen noemen we stereotypen. Het feit dàt we dat doen is volstrekt normaal en is bijna onvermijdelijk omdat het ons helpt om de wereld te structureren. Verschillend wordt het wanneer we deze visies ook als parameter voor waardering gaan gebruiken, namelijk de andere is ‘slechter’, ‘minder’, … Dan belanden we in de sfeer van vooroordelen en discriminatie. Best is dus om zo bewust mogelijk om te springen met dit automatisch optredende proces van beeldvorming, en om voldoende openheid aan de dag te blijven leggen in het contact met anderen.
Stellingen en stereotypen (zie Oomkes) Doelstelling Inzicht verhogen in het fenomeen van stereotypen Verloop De cursisten krijgen een lijst aangeboden met eigenschappen die ze kunnen toeschrijven aan verschillende nationaliteiten. De docent turft de antwoorden en legt de heersende stereotypen voor aan de groep. (De docent kan ervoor opteren om ook zelf stereotypen te verzinnen over diverse bevolkingsgroepen en deze als stellingen aan te bieden aan de cursisten.) Nabespreking Groepsgesprek omtrent het fenomeen van stereotypen, verschil en gelijkenissen tussen culturen, verschillen tussen cursisten onderling in het omspringen met stereotypen, ... Hieruit blijkt hoezeer men (onvermijdelijk) in stereotypen denkt. Belangrijk is vooral dat men zich daarvan bewust is en bereid is om deze bij te stellen. Oefening stereotypen en vooroordelen Doelstelling Bewust(er) worden van de eigen stereotypen en die van anderen. Opdracht Foto’s (door de docent bijeen gezocht, maar elk jaar opnieuw te gebruiken) van personen met verschillende achtergrond en beroep, waarvan er een aantal zo misleidend zijn dat ze mensen op het verkeerde been zetten. Bv een slordig geklede politicus, een zeer deftige prostituee, een cool uitziende pastoor, een macho-homo, … De cursisten krijgen enige tijd om in groep de foto’s bij het desbetreffende cliché te plaatsen. Nadien geeft de docent de ‘juiste’ oplossing. Nabespreking Wat is er verrassend? Heb je bij jezelf stereotypen vastgesteld en heb je er een idee van waar die mee te maken hebben? Zijn er verschillen met andere cursisten? Zo ja, wat leer je hieruit? Hoe denk je dat stereotypen tot stand komen? Op reis kan het voorkomen dat een reiziger vanuit negatieve vooroordelen naar de lokale bevolking bv racistische opmerkingen gaat maken. Dan kan het nodig zijn dat de reisleider op dit ongepast gedrag durft te reageren en indien nodig de reiziger terechtwijst. Het is zelfs aangewezen om dit niet eerst een tijdje door de vingers te zien maar om er zo snel mogelijk iets mee te doen. (Cfr de ‘stops’ of vervelende opmerkingen uit het deel conflicthantering).
Toerisme Vlaanderen – specialisatie reisleider – docentenhandleiding – versie 22 januari 08
17 Waarschijnlijk zijn er nog andere groepsleden die het gedrag ongepast hebben gevonden en zijn blij dat de reisleider zijn verantwoordelijkheid neemt. Correct reageren op dit ongepaste gedrag is een vaardigheid die ingeoefend kan worden, oa via korte rollenspelen. Dit kan vanuit een respectvolle basisattitude naar de deelnemer, zonder ondertoon van bestraffing.
D. Correct omgaan met raakvlakken en verschillen Het belangrijkste is dat de reisleider in spe goed voor ogen houdt dat verschillen er zijn om overbrugd te worden, en dat hij daar tijdens de reis beduidend kan toe bijdragen. Het uitgangspunt van de reisleider moet steeds zijn dat verschillen niet betekenen dat de ene ‘beter’ is dan de andere, of ‘juister’, of ‘normaler’, of ‘beschaafder’. De reisleider dient doordrongen te zijn van het besef dat: 1. er een groot onderscheid is tussen een ‘verschil’ en een ‘waardeoordeel’; 2. verschillen o.a. toe te schrijven zijn aan cultureel bepaalde ingebakken waardeoriëntaties; 3. mensen de natuurlijke neiging hebben om de eigen cultuur als de ‘juiste’ te zien, de ‘normale’. Andere culturen zijn niet minder of niet beter, maar gelijkwaardig, en de reisleider weet dit door te geven en/of uit te stralen naar deelnemers en naar de lokale bevolking. De manier waarop de reizigers de reisleider ervaren in hoe hij de plaatselijke bevolking bejegent, de manier waarop hij over hen vertelt, … spelen allemaal een rol in het beeld dat zij zich vormen over het land en zijn bewoners. Gedrag dat zij vreemd vinden of niet begrijpen, kan de reisleider uitleggen en duiden. Wat voor de lokale bevolking ‘gewoon’ is, kan voor de reizigers ongewoon en onbegrijpelijk zijn. De reisleider kan zijn deelnemers aanmoedigen om vragen te stellen, hij kan zelf de verschillen in gewoontes naar boven halen of accentueren, en samen op zoek gaan naar raakvlakken. Het zal natuurlijk voor een deel ook van de reizigers zelf afhangen of zij bereid zijn om oordelen op te schorten en beelden bij te stellen, maar in dit proces kan de reisleider een meerwaarde bieden in zijn rol van bruggenbouwer. Iemand die heel wat geschreven heeft over interculturele communicatie is bv. David Pinto. Ook hij benadrukt het belang om de andere zo goed mogelijk te leren kennen en om een soort van ‘dubbel-perspectief’ te ontwikkelen. Iemand heeft een dubbel perspectief wanneer hij een situatie vanuit twee verschillende standpunten kan bekijken. Door het leren kennen van de eigen (cultuurgebonden) normen, waarden en gedragscodes en door het leren kennen van de (cultuurgebonden) normen, waarden en gedragscodes van de ander begrijpt men vaak beter waarom iemand uit een andere cultuur zich gedraagt zoals hij doet en verdwijnt in geval van misverstanden vaak ook de (eventuele) ergernis aan dat gedrag. De stappen in deze benadering zijn de volgende: 1. kennen en bewust worden van de eigen waarden en normen; 2. invoelend openstaan voor en luisteren naar de waarden en normen van de andere (eventueel voor het verschil in prioriteiten in gelijkaardige waarden en normen); 3. komen tot beter begrijpen, eventueel onderhandelen; zonder de eigenheid te verliezen, nagaan in hoeverre men tegemoet kan komen aan de andere. Op deze manier blijkt dan dat interculturele misverstanden kansen kunnen bieden om onze ogen te openen en te leren over de andere en ook over onszelf.
Toerisme Vlaanderen – specialisatie reisleider – docentenhandleiding – versie 22 januari 08
18 Of, om het met een boutade te zeggen: ‘Leren kijken door de ogen van de andere, zonder de eigen lenzen te verliezen.’ Interculturele situaties (cfr oefening bij Oomkes) De cursisten bedenken zelf situaties waarin zich (interculturele) misverstanden hebben voorgedaan of zouden kunnen voordoen. Ofwel bereidt de docent er enkele voor uit wat hij van hen reeds tijdens de lessen heeft opgevangen. Ofwel kan ook inspiratie gezocht worden bij de oefening ‘kritieke gebeurtenissen’ (Oomkes). Deze situaties worden besproken of in korte rollenspelen gegoten. In de nabespreking wordt er vooral gelet op hoe er met de situaties wordt omgegaan, in hoeverre cursisten een ‘dubbel-perspectief-benadering’ nastreven en zij empathie vertonen.
Toerisme Vlaanderen – specialisatie reisleider – docentenhandleiding – versie 22 januari 08
19
BIBLIOGRAFIE deel 3 en 4 De Meulemeester K.en Peeters K. Handleiding voor reisleiders en reizigers. Davidsfonds, Leuven. 2006. Hill, R. The Art of being Belgian. Europublic, 2005. Hofstede, G. Allemaal Andersdenkenden. Omgaan met Cultuurverschillen. Amsterdam: Contact, 1995. Hofstede G.J., Pedersen P.B., Hofstede G. Werken met cultuurverschillen. Business Contact. Amsterdam/Antwerpen. 2006. Kruismans, B.en Perceval, P. België voor beginnelingen. Van Halewyck, 2004. Oomkes, F.R. Communicatieleer. Meppel, Boom, 1987. Oomkes, F.R. Training als beroep. Sociale en interculturele vaardigheid. Meppel, Boom, 1994. Pinto, D. Onderwijs over cultuurverschillen, effecten van cursussen Inter-Culturele Communicatie. Bohn Stafleu Van Loghum, 1993. Raadgers W. en Steenhuisen E. Reisleiding geven. Handboek voor reisleiders. ToerBoek, Leiden, 2006. Raadgers W. en Steenhuisen E. Reisleiding geven. Handboek voor reisleiders. Docentenhandleiding. ToerBoek, Leiden, 2006. Remmerswaal, J. Handboek Groepsdynamika. Uitgeverij H. Nelissen, 2003. Trompenaars, F. Zakendoen over de grens. Leren omgaan met andere culturen. Uitgeverij Contact, Amsterdam, Antwerpen, 1995. Verluyten, S.P. Intercultural Communication in Business and Organisations. Acco, Leuven. 2000. Vossestein, J. Vreemd Volk. Over gedrag in andere culturen. Kit Publishers, Amsterdam. 2003. Wiertzema, K. Doelmatig Communiceren. Basisprincipes. Bussum, Coutinho, 1996. Wilke, H.A.M. Oriëntatie in de Sociale Psychologie. Het Individu en de Groep. Houten: Bohn Stafleu van Loghum, 1995.
Toerisme Vlaanderen – specialisatie reisleider – docentenhandleiding – versie 22 januari 08