MODELREGLEMENT VOOR DE PERSONEELSVERTEGENWOORDIGING met toelichting door mr. F.W.H. VINK
Algemene inleiding De Wet op de ondernemingsraden (WOR) bepaalt in artikel 35c, lid 1dat in ondernemingen met tenminste 10, maar minder dan 50 werknemers, waarvoor geen ondernemingsraad is ingesteld, de ondernemer vrijwillig een personeelsvertegenwoordiging (PVT) kan instellen. Hij is daartoe verplicht als en zolang een CAO of een publiekrechtelijke regeling van arbeidsvoorwaarden dit voorschrijft. Voor de bepaling van de ondergrens van tenminste 10 werknemers en de bovengrens van 50 werknemers dienen alle "in de onderneming werkzame personen" te worden meegeteld (zie de toelichting bij artikel 5 van dit modelreglement). Als de ondernemer vrijwillig een PVT heeft ingesteld, kan hij die alleen bij "een belangrijke wijziging van de omstandigheden" weer opheffen aan het eind van de lopende zittingsperiode (artikel 35c,lid 3 jo artikel 5a,lid 2 WOR). Menen de leden van de PVT, de werknemers of de bij de onderneming betrokken vakorganisaties dat er geen sprake is van een belangrijke wijziging van de omstandigheden,dan kunnen zij na bemiddeling en advies van de betrokken bedrijfscommissie de kantonrechter vragen te beslissen dat de PVT blijft bestaan (artikel 36 WOR). De PVT moet uit tenminste 3 leden bestaan,die bij geheime schriftelijke stemming rechtstreeks gekozen moeten worden door en uit de in de onderneming werkzame personen. De wet geeft verder geen regels. Om deze verkiezing zonder problemen te laten verlopen, dient er echter een verkiezingsreglement te worden opgesteld,bijvoorbeeld door een instellingscommissie bestaande uit vertegenwoordigers van het personeel en van de ondernemer. In dit verkiezingsreglement moeten regels worden opgenomen over de samenstelling en de zittingsduur van de PVT, de kandidaatstelling en de verkiezingsprocedure. Als de PVT gekozen is,dient zij haar werkwijze te regelen in een huishoudelijk reglement. Dit modelreglement voorziet zowel in regels voor de verkiezing als voor de werkwijze van de PVT. Artikel 35c, lid 2 van de WOR verplicht de ondernemer een PVT in te stellen als de meerderheid van de in de onderneming werkzame personen dit verzoekt. De wet geeft verder geen regels hoe dit in de praktijk moet gebeuren. Denkbaar is een vergadering van het voltallige personeel samen met (een vertegenwoordiger van) de ondernemer (artikel 35b,lid 1 van de WOR verplicht daartoe) waarin door handopsteken het verzoek van de meerderheid blijkt. Als de ondernemer dan toch weigert om een PVT in te stellen, zal de instelling moeten worden afgedwongen door middel van een rechterlijke procedure (artikel 36,lid 1 WOR). In deze procedure dient echter aangetoond te worden dat de meerderheid van de in de onderneming werkzame personen de ondernemer verzocht heeft een PVT in te stellen. Die meerderheid kan in dat geval slechts blijken uit een schriftelijke enquête. Een andere mogelijkheid is dat een comité van 3 werknemers de ondernemer verzoekt vrijwillig een PVT in te stellen. Weigert de ondernemer dit, dan kan men een handtekeningenlijst (petitie) laten rondgaan onder het personeel. De werknemers die het initiatief nemen tot de instelling van een PVT hebben wettelijke bescherming tegen benadeling in hun positie in de onderneming (zie bijlage B bij dit modelreglement).
De ondernemer is verplicht met de PVT overleg te voeren over bepaalde door hem te nemen besluiten (zie bijlage A bij dit modelreglement). De PVT heeft daartoe wettelijke bevoegdheden en faciliteiten die door afspraken met de ondernemer kunnen worden aangevuld (zie bijlage B bij dit modelreglement). Ook in ondernemingen met minder dan 10 werknemers kan de ondernemer een PVT instellen (artikel 35d WOR). Hij kan daartoe echter niet door het personeel verplicht worden. De PVT in deze kleine ondernemingen heeft alleen bevoegdheden met betrekking tot de werktijden, de arbeidsomstandigheden, het ziekteverzuim en het reïntegratiebeleid. maart 2002 Copyright F.W.H. Vink MODELREGLEMENT PERSONEELSVERTEGENWOORDIGING I BEGRIPSBEPALINGEN Artikel 1 Dit reglement verstaat onder: ondernemer: ........... onderneming: .......... wet: de Wet op de ondernemingsraden bedrijfscommissie: de bedrijfscommissie voor ......... Toelichting De ondernemer is de natuurlijke persoon (de heer A.de Vries), al of niet in samenwerkingsverbanden (zoals een maatschap of een vennootschap onder firma) of de rechtspersoon (zoals een besloten vennootschap, een stichting, een vereniging, een gemeente of provincie) die de onderneming in stand houdt. In het algemeen is de ondernemer de eigenaar van de onderneming en tegelijkertijd de werkgever van het personeel. Bij het begrip ondernemer dient dus bijvoorbeeld ingevuld te worden: firma A.de Vries; Eurovervoer B.V.; stichting Hanggroepwerk of gemeente Terweksel. De aanduiding van de ondernemer is belangrijk omdat de ondernemer verplicht is de personeelsvertegenwoordiging (PVT) in de gelegenheid te stellen te functioneren volgens de wettelijke bepalingen. Als de ondernemer daarin nalatig is, kan de PVT de kwestie voorleggen aan de kantonrechter. De ondernemer is ook verplicht overleg te voeren met de PVT over bepaalde aangelegenheden, zoals werktijden, ziekteverzuim en arbeidsomstandigheden, collectief ontslag en arbeidsvoorwaarden. Over de overlegprocedure moeten ondernemer en PVT afspraken maken. Zie bijlage A bij dit modelreglement. De onderneming is de door de ondernemer in stand gehouden arbeidsorganisatie waarin mensen
werkzaam zijn op arbeidsovereenkomst of publiekrechtelijke aanstelling (ambtenaren). In het spraakgebruik heet de onderneming "het bedrijf", "de vestiging" of "de instelling". Bij het begrip onderneming dient dan ook ingevuld worden: administratiekantoor Eurowinst te Breda; reparatiewerkplaats Picobello te Assen of bijvoorbeeld hotel Driezicht te Vaals. Een juiste omschrijving van de onderneming is van belang, omdat de PVT alleen met betrekking tot het functioneren van de in deze onderneming werkzame personen rechten, faciliteiten en bevoegdheden heeft. De Wet op de ondernemingsraden (WOR) verplicht de ondernemer die een onderneming in stand houdt waarin meer dan 10 maar minder dan 50 personen werkzaam zijn om een PVT in te stellen als de meerderheid van de werknemers dit vraagt (artikel 35c WOR). De PVT heeft wettelijke faciliteiten, rechtsbescherming en bevoegdheden. Zie bijlage B bij dit modelreglement. De bedrijfscommissie bemiddelt en adviseert bij geschillen tussen de PVT en de ondernemer (artikel 36 WOR). De wet verplicht namelijk de PVT en de ondernemer om bij een geschil de bemiddeling van de bevoegde bedrijfscommissie te vragen, alvorens de kwestie aan de kantonrechter kan worden voorgelegd. Het is dan ook van belang dat de bevoegde bedrijfscommissie wordt vermeld in het reglement. Welke bedrijfscommissie bevoegd is,kan worden opgevraagd bij de Sociaal-Economische Raad, postbus 90405, 2509 LK Den Haag, tel. (070) 3499499. Overheidsinstellingen vallen onder de bedrijfscommissie voor de Overheid, postbus 556, 2501 CN Den Haag, tel. (070) 3765765. II SAMENSTELLING EN ZITTINGSDUUR Artikel 2 1.De personeelsvertegenwoordiging bestaat uit 3 leden. 2.De personeelsvertegenwoordiging kiest uit zijn midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter. 3.De voorzitter,of bij diens verhindering de plaatsvervangend voorzitter, vertegenwoordigt de personeelsvertegenwoordiging in rechte. Toelichting De wet schrijft voor dat de PVT tenminste 3 leden heeft (artikel 35c, lid 1 WOR). De bepalingen over de (plaatsvervangend) voorzitter zijn gebaseerd op artikel 7 van de wet, dat van overeenkomstige toepassing is op de PVT (artikel 35c, lid 3 WOR). Artikel 3 1.De leden van de personeelsvertegenwoordiging treden om de 3 jaar tegelijk af. 2.De aftredende leden zijn terstond herkiesbaar. Toelichting Omdat de wet geen regels geeft voor de zittingstermijn van de PVT en de herkiesbaarheid van de leden, is hier gekozen voor de standaardbepalingen die van toepassing zijn op de ondernemingsraad.
III ORGANISATIE VERKIEZINGEN EN KANDIDAATSTELLING Artikel 4 De organisatie van de verkiezing van de leden van de personeelsvertegenwoordiging berust bij de personeelsvertegenwoordiging, die zich kan laten bijstaan door in de onderneming werkzame personen. Toelichting Als de ondernemer voor de eerste maal vrijwillig of verplicht een PVT instelt, is hij verantwoordelijk voor de organisatie en het goede verloop van de verkiezingen. Hij dient daartoe in overleg met in de onderneming werkzame personen (verkiezingscommissie) regels op te stellen zoals in dit modelreglement is aangegeven. Als de zittingsperiode van die PVT afloopt berust de organisatie van de verkiezingen verder bij de PVT. De in de onderneming werkzame personen die - al dan niet samen met de ondernemer - de eerste verkiezingen voor de PVT voorbereiden, zijn wettelijk beschermd tegen benadeling in hun positie in de onderneming (artikel 21, lid 1 WOR). Artikel 5 Kiesgerechtigd en verkiesbaar tot lid van de personeelsvertegenwoordiging zijn alle in de onderneming werkzame personen. Toelichting Artikel 1, lid 2 en 3 van de wet bepaalt dat werknemers behoren tot de "in de onderneming werkzame personen" als zij een arbeidsovereenkomst of een publiekrechtelijke aanstelling hebben bij de ondernemer die de onderneming in stand houdt. Ook als zij niet in de betreffende onderneming werken, maar in een onderneming van een andere ondernemer, behoren zij toch tot de "in de onderneming werkzame personen". Dit is bijvoorbeeld het geval met uitzendkrachten voor zover het het uitzendbureau betreft. Maar ook voor gedetacheerden, WIWers en andere uitgeleende medewerkers. Uitzendkrachten gaan tevens behoren tot de "in de onderneming werkzame personen" van de inlenende onderneming indien zij daarin tenminste 24 maanden feitelijk hebben gewerkt. Deze laatste bepaling (dubbele medezeggenschapsrechten) geldt slechts voor medewerkers die op basis van een uitzendovereenkomst zijn ingeleend. Artikel 6 Uiterlijk 2 weken voor de afloop van de zittingsperiode van de personeelsvertegenwoordiging vindt de verkiezing plaats voor de nieuwe personeelsvertegenwoordiging. De verkiezingsdatum wordt vastgesteld in overleg met de ondernemer. Toelichting Op basis van deze bepaling kan de planning opgesteld worden voor de kandidaatstelling, zoals uit artikel 7 blijkt. Men kan de termijnen eventueel ook ruimer nemen.
Artikel 7 1.Vanaf 6 weken tot 2 weken voor de verkiezingsdatum kan iedere in de onderneming werkzame persoon zich kandidaat stellen voor de verkiezing tot lid van de personeelsvertegenwoordiging door plaatsing van zijn/haar naam en handtekening op de kandidatenlijst in tegenwoordigheid van de secretaris van de personeelsvertegenwoordiging. 2.Uiterlijk 2 weken voor de verkiezingsdatum maakt de secretaris van de personeelsvertegenwoordiging de kandidatenlijst openbaar. 3.Indien er niet meer dan 3 kandidaten zijn gesteld, vindt geen verkiezing plaats en worden de gestelde kandidaten geacht te zijn gekozen. Toelichting De wet geeft geen regels voor de kandidaatstelling zodat men met bovenstaande eenvoudige bepalingen kan volstaan. Bij de eerste verkiezing voor de PVT kan de taak van de secretaris van de PVT worden uitgeoefend door de secretaris van de verkiezingscommissie (zie de toelichting bij artikel 4). Kandidaten voor de PVT zijn wettelijk beschermd tegen benadeling in hun positie in de onderneming en tegen ontslag (artikel 21 WOR). IV VERKIEZINGSPROCEDURE Artikel 8 1.De verkiezing geschiedt bij geheime schriftelijke stemming. 2.Door de personeelsvertegenwoordiging wordt op de verkiezingsdatum aan iedere in de onderneming werkzame persoon een gewaarmerkt stembiljet uitgereikt waarop de kandidaten staan vermeld in alfabetische volgorde. Dadelijk na invulling doet de kiezer het stembiljet in een daartoe bestemde bus. 3.Iedere kiezer kan voor ten hoogste twee andere in de onderneming werkzame personen een stembiljet invullen, mits hij daartoe door deze personen schriftelijk is gemachtigd. Toelichting De wet eist dat de leden van de PVT gekozen worden bij geheime schriftelijke stemming (artikel 35c, lid 1 WOR). Alleen "in de onderneming werkzame personen" hebben stemrecht (zie de toelichting bij artikel 5). Om mogelijke problemen op de verkiezingsdag te voorkomen doet de PVT (c.q. de verkiezingscommissie) er goed aan om tijdig (bijvoorbeeld tegelijk met de openbaarmaking van de kandidatenlijst - zie artikel 7, lid 2) een lijst van kiesgerechtigde werknemers te publiceren. Voorts wordt door stemmen bij volmacht mogelijk te maken, aan kiezers die op de verkiezingsdag niet aanwezig kunnen zijn toch de gelegenheid geboden hun stem uit te brengen. In dit modelreglement is gekozen voor het meest eenvoudige kiessysteem namelijk het personenstelsel. In dit stelsel kiest men niet zozeer een programma of een partij, maar kandidaten in wie men vertrouwen heeft. Bekendheid met de kandidaten is dan ook een vereiste, maar daaraan kan in de kleine onderneming waar de PVT wordt gekozen wel worden voldaan.
Artikel 9 Iedere kiezer brengt 3 stemmen uit, met dien verstande dat hij/zij op iedere kandidaat slechts één stem kan uitbrengen. Toelichting Het personenstelsel eist dat iedere kiezer evenveel stemmen uitbrengt. In dit modelreglement is gekozen voor het uitbrengen van 3 stemmen in verband met de 3 beschikbare plaatsen in de PVT. Artikel 10 1.Na het einde van de stemming stelt de personeelsvertegenwoordiging het aantal geldige stemmen vast dat op elke kandidaat is uitgebracht. 2.Ongeldig zijn stembiljetten: a.die niet door de personeelsvertegenwoordiging zijn gewaarmerkt b.waaruit niet duidelijk de keuze van de kiezer blijkt c.waarop niet het vereiste aantal stemmen is uitgebracht. Artikel 11 1.Gekozen zijn de kandidaten die achtereenvolgens het hoogste aantal stemmen op zich hebben verenigd. Indien er kandidaten zijn met een gelijk aantal stemmen, beslist het lot. 2.De uitslag van de verkiezing wordt door de personeelsvertegenwoordiging vastgesteld en bekend gemaakt aan de in de onderneming werkzame personen en aan de ondernemer. Toelichting Bij de eerste verkiezing voor de PVT wordt de uitslag vastgesteld en bekend gemaakt door de verkiezingscommissie (zie de toelichting bij artikel 4). De gekozen leden van de PVT hebben wettelijke bescherming tegen benadeling in hun positie in de onderneming en tegen ontslag (artikel 21 WOR). Voorts hebben zij wettelijk recht om hun werkzaamheden voor de PVT te verrichten in werktijd met doorbetaling van loon (artikel 17 en 18, lid 1 WOR) en mogen zij (in overleg met de ondernemer) gedurende enkele dagen per jaar hun werk onderbreken voor het volgen van scholing. (artikel 18, lid 2 WOR). V TUSSENTIJDSE VACATURES Artikel 12 1.Bij een tussentijdse vacature in de personeelsvertegenwoordiging wijst de personeelsvertegenwoordiging tot opvolger van het afgetreden lid de kandidaat aan die bij de laatst gehouden verkiezing na de gekozen kandidaten de meeste stemmen kreeg. Bij een gelijk aantal stemmen beslist het lot. 2.Als er geen opvolger is als bedoeld in het eerste lid,wordt in de vacature voorzien door het houden van een tussentijdse verkiezing.
Toelichting Behalve het geval dat een lid van de PVT om persoonlijke redenen kan besluiten tussentijds af te treden, eindigt het lidmaatschap van de PVT ook als het betrokken lid niet langer behoort tot de "in de onderneming werkzame personen" (zie de toelichting bij artikel 5). VI BEZWAARREGELING Artikel 13 1.Tegen een besluit van de personeelsvertegenwoordiging met betrekking tot de organisatie van de verkiezingen, de kandidaatstelling, de verkiezingsprocedure en de vervulling van tussentijdse vacatures, kan iedere in de onderneming werkzame persoon alsmede de ondernemer binnen een week na de bekendmaking van het besluit bezwaar maken. 2.De personeelsvertegenwoordiging beslist onverwijld op dit bezwaar en treft daarbij zo nodig de noodzakelijke voorzieningen. Toelichting Deze bezwaarregeling is bedoeld om de PVT te wijzen op mogelijke vergissingen die - als het bezwaar terecht is gemaakt - snel door de PVT kunnen worden hersteld. Bij de eerste verkiezing voor de PVT is het de verkiezingscommissie die het bezwaar dient te behandelen (zie de toelichting bij artikel 4). Als het bezwaar niet wordt opgelost door deze bezwaarregeling, kan iedere belanghebbende de kwestie voor bemiddeling en advies voorleggen aan de bedrijfscommissie en eventueel daarna een uitspraak vragen van de kantonrechter (artikel 36,lid 1 WOR). VII WERKWIJZE EN SECRETARIAAT Artikel 14 1.De personeelsvertegenwoordiging komt bijeen op gemotiveerd verzoek van de voorzitter of van twee leden. 2.De personeelsvertegenwoordiging benoemt een secretaris, die belast is met het opmaken van de agenda,de verslaglegging van de vergadering en overige secretariële taken. 3.Een vergadering van de personeelsvertegenwoordiging kan slechts plaatsvinden als tenminste twee leden aanwezig zijn. 4.De personeelsvertegenwoordiging beslist bij meerderheid van stemmen. Als bij stemming over personen de stemmen staken, beslist het lot. 5.Nadat het verslag van de vergadering is vastgesteld door de personeelsvertegenwoordiging, maakt de secretaris dit verslag of een samenvatting daarvan bekend aan de in de onderneming werkzame personen alsmede aan de ondernemer. Toelichting Daar de wet geen voorschriften geeft voor de werkwijze en het secretariaat van de PVT, zijn in dit artikel enkele regels geformuleerd die minimaal noodzakelijk zijn voor een goed functioneren van de PVT.
Ook het overleg tussen PVT en ondernemer kan niet effectief verlopen zonder regels. Daarover moeten afspraken gemaakt worden tussen PVT en ondernemer. Zie bijlage A bij dit modelreglement. Bekendmaking van (een samenvatting van) het verslag van de PVT-vergadering aan het personeel en de ondernemer is belangrijk voor het draagvlak van de PVT in de onderneming. De PVT moet zich echter realiseren dat het verslag geen onderwerpen mag bevatten waarop geheimhouding rust. VIII WIJZIGING VAN HET REGLEMENT Artikel 15 1.Dit reglement kan worden gewijzigd en aangevuld bij meerderheidsbesluit van de voltallige personeelsvertegenwoordiging. 2.Alvorens de wijziging of aanvulling vast te stellen, geeft de personeelsvertegenwoordiging de ondernemer de gelegenheid daarover zijn mening kenbaar te maken. 3.Het gewijzigde reglement wordt door de personeelsvertegenwoordiging bekend gemaakt aan de in de onderneming werkzame personen alsmede aan de ondernemer. Toelichting Uiteraard kan de PVT haar reglement wijzigen en aanvullen. Omdat het functioneren van de PVT de onderneming betreft dient de ondernemer daarover gehoord te worden, zeker als het een wijziging of aanvulling betreft die gebaseerd is op een afspraak met de ondernemer. Werknemers en ondernemer dienen op de hoogte te zijn van de regels die de samenstelling, de verkiezing en het functioneren van de PVT bepalen. Wijzigingen en aanvullingen van die regels moeten dan ook door de PVT bekend worden gemaakt in de onderneming. Bijlage A bij het modelreglement voor de PVT REGELS VOOR HET OVERLEG TUSSEN PVT EN ONDERNEMER I De wettelijke verplichtingen. a.De ondernemer moet tenminste tweemaal per kalenderjaar met de PVT bijeenkomen (artikel 35c, lid 3 jo artikel 35b, lid 4) b.De ondernemer moet tenminste eenmaal per jaar de algemene gang van zaken van de onderneming met de PVT bespreken (artikel 35c, lid 3 jo artikel 35b, lid 4) c.De ondernemer moet met de PVT bijeenkomen om de PVT in de gelegenheid te stellen advies uit te brengen over bepaalde voorgenomen besluiten die belangrijke gevolgen hebben voor tenminste een vierde van de in de onderneming werkzame personen (artikel 35c, lid 3 jo artikel 35b, lid 5) d.De ondernemer en de PVT moeten bijeen komen om overleg te plegen over een voorgenomen regeling die door de ondernemer voor instemming is voorgelegd aan de PVT (artikel 35c, lid 4) II Afspraken over de overlegprocedure.
a.Ondernemer en PVT komen binnen twee weken bijeen voor overleg als de ondernemer of de PVT daarom met opgave van redenen heeft verzocht. b.Namens de ondernemer wordt het overleg gevoerd door degene die de hoogste leiding heeft in de onderneming. Bij verhindering kan deze persoon zich laten vervangen door een in de onderneming werkzame persoon die bevoegd is om namens de ondernemer het overleg te voeren met de PVT. c.Met betrekking tot het overleg met de ondernemer gelden voor de PVT de bepalingen over de werkwijze in het reglement van de PVT. d.De agenda van het overleg tussen ondernemer en PVT bevat de onderwerpen die door de ondernemer en/of door de PVT gemotiveerd zijn aangemeld. e.Het verslag van het overleg tussen ondernemer en PVT wordt opgemaakt door de secretaris van de PVT, tenzij ondernemer en PVT daarover een andere regeling treffen. Na goedkeuring door ondernemer en PVT wordt het verslag (of een samenvatting daarvan) in de onderneming bekend gemaakt. f.De leiding van het overleg tussen ondernemer en PVT berust bij de onder punt b. genoemde persoon, tenzij ondernemer en PVT een andere regeling treffen. g.Het overleg tussen ondernemer en PVT wordt geschorst als de ondernemer of de PVT ten aanzien van een bepaald onderwerp afzonderlijk beraad wenselijk acht. Toelichting Behalve enkele bepalingen over de gevallen waarin ondernemer en PVT voor overleg bijeen moeten komen (zie onder I), geeft de wet geen regels voor de overlegprocedure. Toch zijn enkele basisregels noodzakelijk wil het overleg effectief kunnen verlopen. Deze basisregels dienen op grond van artikel 32 van de wet in een schriftelijke overeenkomst tussen ondernemer en PVT te worden vastgelegd. Bij de formulering van de in deze bijlage opgenomen basisregels is tot uitgangspunt genomen dat de wet de PVT weliswaar beperkte bevoegdheden heeft gegeven, maar dat het mede in het belang van de onderneming is als de PVT zich kan ontwikkelen tot een volwaardige overlegpartner van de ondernemer. Daartoe is in ieder geval vereist dat het overleg ook kan plaatsvinden op initiatief van de PVT (punt a.) en dat het overleg namens de ondernemer gevoerd wordt door de meest bevoegde persoon (punt b.). Voorts dient gewaarborgd te zijn dat ook de PVT agendapunten kan opvoeren (punt d.). De andere basisregels zijn vooral uit praktische overwegingen geformuleerd, zoals de bepaling dat de leiding van het overleg in beginsel bij de (vertegenwoordiger van de) ondernemer berust (punt f.) en dat de PVT met betrekking tot het overleg gebonden is aan haar reglement (quorum; besluitvorming punt c.). Bijlage B bij het modelreglement voor de PVT BEVOEGDHEDEN, FACILITEITEN EN RECHTSBESCHERMING VAN DE PVT I Wettelijke bevoegdheden a.Recht op informatie: desgevraagd moet de ondernemer alle informatie verschaffen die de PVT voor de vervulling van haar taak redelijkerwijs nodig heeft (artikel 35c, lid 3 jo artikel 31,lid 1). Deze informatie hoeft de ondernemer niet schriftelijk te geven (artikel 35c, lid 6). Let wel op dat de taak van de PVT wettelijk beperkt is tot regelingen met betrekking tot de werktijden, de Arbeidsomstandigheden, het ziekteverzuim en het reïntegratiebeleid alsmede besluiten die
belangrijke gevolgen hebben voor tenminste een vierde van de in de onderneming werkzame personen! Door afspraken met de ondernemer kan die taak echter worden uitgebreid (artikel 35c, lid 3 jo artikel 32). Voorts moet de ondernemer tenminste eenmaal per jaar de algemene gang van zaken van de onderneming met de PVT bespreken. Hij moet daartoe informatie verschaffen over de werkzaamheden en de resultaten van de onderneming in het afgelopen jaar en zijn verwachtingen voor het komende jaar. Als de ondernemer verplicht is zijn jaarrekening en jaarverslag te publiceren, moet hij deze stukken in de Nederlandse taal aan de PVT verstrekken en bij de bespreking betrekken. Daarnaast moet hij aan de PVT algemene gegevens verschaffen over het door hem gevoerde en te voeren personeelsbeleid (artikel 35c, lid 3 jo artikel 35b, lid 4). b.Adviesrecht: de ondernemer moet de PVT in de gelegenheid stellen advies uit te brengen over elk door hem voorgenomen besluit dat kan leiden tot verlies van de arbeidsplaats of tot een belangrijke verandering van de arbeid of de arbeidsvoorwaarden van tenminste een vierde van de in de onderneming werkzame personen. Het advies moet zo tijdig worden gevraagd dat het van wezenlijke invloed kan zijn op het te nemen besluit (artikel 35c, lid 3 jo artikel 35b, lid 5). Als de ondernemer het advies niet overneemt is er geen verplichte opschortingstermijn en geen beroep mogelijk op de ondernemingskamer. Het adviesrecht van de PVT vervalt als de betrokken aangelegenheid reeds inhoudelijk geregeld is in een CAO of in een publiekrechtelijke regeling. c.Instemmingsrecht: de ondernemer moet de instemming van de PVT vragen voor de vaststelling, wijziging of intrekking van een regeling betreffende de werktijden, de arbeidsomstandigheden, het ziekteverzuim en het reïntegratiebeleid van alle of een groep van de in de onderneming werkzame personen (artikel 35c, lid 3 jo artikel 27, lid 1, onderdelen b en d). De ondernemer moet zijn voorgenomen besluit schriftelijk aan de PVT voorleggen, met zijn beweegredenen en de te verwachten gevolgen voor het personeel. De PVT moet tenminste eenmaal overleg plegen met de ondernemer voordat zij haar beslissing schriftelijk en gemotiveerd aan de ondernemer meedeelt. Daarna moet de ondernemer schriftelijk aan de PVT laten weten welk besluit hij heeft genomen en met ingang van welke datum hij dat besluit zal uitvoeren (artikel 35c, lid 4). Voorts zijn de procedures van artikel 27, lid 3 tot en met lid 6 van overeenkomstige toepassing (artikel 35c, lid 3) hetgeen betekent dat een besluit van de ondernemer zonder de instemming van de PVT (c.q. zonder de toestemming van de kantonrechter) nietig is, mits de PVT binnen een maand de ondernemer schriftelijk laat weten dat zij een beroep doet op de nietigheid. Het instemmingsrecht van de PVT vervalt als de betrokken aangelegenheid inhoudelijk geregeld is in een CAO of een publiekrechtelijke regeling. d.Procesbevoegdheid: bij een geschil tussen de PVT en de ondernemer over de toepassing van de wettelijke bevoegdheden, faciliteiten en andere wettelijke rechten van de PVT, kan de PVT de bemiddeling vragen van de bedrijfscommissie en daarna zo nodig de kantonrechter om een uitspraak verzoeken (artikel 35c, lid 3 jo artikel 36). II Wettelijke faciliteiten Met enkele beperkingen heeft de PVT wettelijk recht op vergelijkbare faciliteiten als de ondernemingsraad. De PVT mag vergaderen in werktijd en de voorzieningen gebruiken waarover de ondernemer kan beschikken (artikel 35c, lid 3 jo artikel 17). De leden van de PVT
hebben recht op doorbetaalde vrije uren voor onderling beraad en overleg met de achterban (artikel 35c, lid 3 jo artikel 18, lid 1) en op doorbetaalde vrije dagen voor scholing (artikel 35c, lid 3 jo artikel 18, lid 2). Het aantal uren en dagen dient te worden vastgesteld door de ondernemer en de PVT in onderling overleg. Daarbij zijn de wettelijke minima echter niet van toepassing (artikel 18, lid 3). Als ondernemer en PVT geen overeenstemming bereiken kan - na bemiddeling en advies van de bedrijfscommissie - de kantonrechter om een uitspraak worden gevraagd. Ook kan de PVT geen gebruik maken van de GBIO-subsidie voor scholingscursussen (artikel 46a). De ondernemer moet dus de volle prijs betalen. Het raadplegen van deskundigen door de PVT (artikel 16) en het instellen van commissies (artikel 15) kan alleen met toestemming van de ondernemer (artikel 35c, lid 5). Tenslotte komen alle kosten van de PVT - ook van het voeren van rechtsgedingen voor rekening van de ondernemer (artikel 35c, lid 3 jo artikel 22 en 22a). III Wettelijke rechtsbescherming a.Bescherming tegen benadeling: werknemers die het initiatief hebben genomen om te komen tot de instelling van een PVT en werknemers die zich kandidaat gesteld hebben voor de PVT alsmede de leden en ex-leden van de PVT, hebben wettelijke bescherming tegen benadeling in hun positie in de onderneming (artikel 35c, lid 3 jo artikel 21, lid 1). b.Bescherming tegen ontslag: - de regionaal directeur voor de Arbeidsvoorziening verleent geen ontslagvergunning als hem blijkt dat de ontslaggrond verband houdt met activiteiten van de werknemer voor de PVT (ontslagrichtlijn van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid); - kandidaten voor de PVT en ex-leden van de PVT mogen niet ontslagen worden zonder voorafgaande toestemming van de kantonrechter (artikel 35c, lid 3 jo BW artikel 7:670a); - voor leden van de PVT geldt een ontslagverbod (artikel 35c, lid 3 jo BW artikel 7:670, lid 4). Uiteraard kunnen de betrokken werknemers wel ontslagen worden wegens een dringende reden (bv. diefstal) of wanneer de werkzaamheden van de onderneming worden beëindigd. IV Afspraken met de ondernemer Op grond van artikel 32 kunnen PVT en ondernemer bij schriftelijke overeenkomst aanvullende afspraken maken over de toepassing van de wettelijke bepalingen en verdergaande bevoegdheden. Ondernemer en PVT zijn aan deze afspraken gebonden. Naleving kan zo nodig worden afgedwongen via de bedrijfscommissie en de kantonrechter (artikel 36). Een voorbeeld van deze afspraken betreft de regels voor de overlegprocedure (bijlage A). Aanbevelingswaardig zijn ook afspraken over de werktijd die de leden van de PVT aan hun medezeggenschapstaak kunnen besteden, het aantal doorbetaalde vrije uren voor onderling beraad en achterbanoverleg, het aantal doorbetaalde vrije dagen voor scholing, een eventueel budget voor de kosten en het gebruik maken van de in de onderneming aanwezige voorzieningen. Wat betreft verdergaande bevoegdheden kan gedacht worden aan het van toepassing verklaren van artikel 23, leden 2 en 3 (initiatiefrecht voor de PVT met betrekking tot alle aangelegenheden die de onderneming betreffen), artikel 24, lid 1 (tijdige informatie over besluiten die de ondernemer in voorbereiding heeft, waarbij afspraken worden gemaakt over de betrokkenheid van de PVT in de besluitvorming) en artikel 25, leden 2, 3 en 5 (procedurebepalingen voor het adviesrecht).
Uiteraard kan overwogen worden de bevoegdheden van de PVT nog verder uit te breiden met volledige toepassing van artikel 27 (instemmingsrecht), artikel 25 (adviesrecht) en artikel 26 (beroepsrecht bij de ondernemingskamer). De vraag rijst dan echter of het niet effectiever is als de ondernemer in plaats van de PVT vrijwillig een ondernemingsraad instelt op grond van artikel 5a.