Mobiele communicatie en bescherming van kinderen
Verkorte samenvatting Het proefschrift gaat over diverse effecten (positief en negatief) op kinderen en adolescenten tengevolge van het toenemend gebruik van de mobiele communicatietechnologie. De primaire doelstelling van het onderzoek is te kijken naar het tekortschieten van de bestaande regelgeving, vooral waar het gaat om de bescherming van een kwetsbare groep, zoals
kinderen en
adolescenten.
De huidige communicatietechnologie maakt directe communicatie mogelijk tussen (groepen van) mensen op verschillende plaatsen waar ook ter wereld. Zo kunnen gemeenschappen hun standpunten, ervaringen en cultuur met elkaar delen. De bestaande fysieke territoriale grenzen zijn alleen nog maar politiek van belang. We nemen in ons onderzoek twee significante grote veranderingen waar met betrekking tot de technologische vooruitgang: (1) een technologische groei in variëteit van apparatuur, met als gevolg een toename in keuze en betaalbaarheid van draagbare apparaten en van content, en (2) een toenemende mondigheid van de consumenten inzake drie beslissingen, nl. over (a) hoe, (b) wanneer, en (c) waar content wordt geleverd, ter beschikking gesteld en genoten. Aan de consumenten, dus ook aan jonge mobiele consumenten, wordt een grote verantwoordelijkheid toegekend als het erom gaat hoe het best te laveren en te onderhandelen over de mogelijk beschikbare content (vanaf nu niet meer cursief). Er is geen free lunch, dat wil zeggen er is geen gemak, efficiëntie en profijt van de nieuwe communicatietechnologieën zonder uitdagingen. Een heel grote uitdaging is de bescherming van kinderen tegen ongeschikte content (die online toegankelijk is, of via portals van het mobiele netwerk van operators en content providers toegankelijk is) en tegen “verkeerde” activiteiten.
De zorgen over de nadelen en het verkeerde gebruik van nieuwe technologieën, waaronder mobiele telefoons, in relatie tot kinderen en adolescenten zijn erkend door diverse internationale organisaties (Hoofdstuk 1) en vormen de drijfveer achter een aantal initiatieven betreffende (1) 1
de bewustwording van de potentiële risico’s en (2) het wereldwijd benadrukken dat de gemeenschappen, gezien de risico’s, de bescherming van jongeren moeten vergroten (Hoofdstuk 1). Tegen het licht hiervan formuleren we onze tweeledige probleemstelling (PS). PS1: “Op welke wijze vormt de mobiele communicatietechnologie via het gebruik van de nieuwe generatie mobiele telefoons wat betreft content, contact en commercialisering een bedreiging voor kinderen en adolescenten?” PS2: “Hoe zouden we te werk moeten gaan om het tekortschieten in de bestaande regelgeving betreffende de bescherming van deze kwetsbare groep (kinderen en adolescenten) in kaart te brengen?”
Omdat dit proefschrift zich richt op het gebruik van mobiele telefoons door kinderen en adolescenten en op de effecten die dit op hen heeft, geven we in Hoofdstuk 2 een korte beschrijving van de ontwikkeling van de mobiele technologie. Daarbij valt de nadruk op twee zaken, te weten (1) de telecommunicatie-infrastructuur in Hong Kong Territory (voortaan aangeduid met Hong Kong) en (2) de providers van mobiele telefoondiensten in Hong Kong. Hoofdstuk 2 beschrijft de rol van mobiele telefoons als een nieuw platform voor het verschaffen van mobiele content. Er worden drie vormen van een mogelijk business model besproken. Het gebruik van nieuwe communicatietechnologie, in casu mobiele telefoons, kan echter niet worden onderzocht zonder convergerende technologieën in de beschouwing te betrekken, zoals convergentie van Internet en mobiele telefoons (Hoofdstuk 3). Behalve een beschouwing over de voordelen van en zorgen over convergerende technologieën in het algemeen, onderzoeken en evalueren we in Hoofdstuk 3 het antwoord van de beleidsmakers in Hong Kong op de convergentie, en wel specifiek met betrekking tot (1) het sociale oogmerk van de regering wat de consumentenbescherming betreft, en (2) de implicaties van de convergentie op het beleid voor de regeling van de content. Ons onderzoek brengt twee zaken aan het licht, te weten: (1) de Hong Kong Territory Telecommunicatie Autoriteit (TA) heeft proactieve maatregelen vastgesteld om de uitdagingen tengevolge van de convergentie en convergerende diensten zo goed mogelijk op te vangen, en (2) alles bij elkaar genomen dienen de maatregelen eerder economische doelen dan de sociale doelstelling van de consumentenbescherming. Ondanks de recente wijziging van de regelgeving betreffende de implicaties van de convergentie volgde er echter geen wijziging 2
aangaande (1) het type content dat wordt verspreid of geschikt is geacht om verspreid te worden door middel van het gebruik van convergerende apparaten, waaronder mobiele telefoons, en (2) de feitelijke verspreiding van content. Wij, als onderzoekers, denken dat de rol van de regelgevende macht als morele waakhond van de samenleving van toenemend belang is in het huidige tijdperk van convergentie. Zo gaat het echter niet in de praktijk in Hong Kong. Derhalve merken wij op dat Hong Kong tekort is geschoten in het initiëren en implementeren van beschermende maatregelen die tegenwicht bieden aan de inspanningen op dat vlak door economische grootmachten. Wij menen dat er een significante onevenwichtigheid bestaat tussen economische doelen (of bezigheden) aan de ene kant en sociale doelstellingen van de consumentenbescherming, zoals de regulering van content, aan de andere kant. Wij zien dit vooral tot uiting komen in de aandacht van Hong Kong voor economische en commerciële doelen ten koste van het morele en sociale welzijn van de samenleving.
Het idee achter de regulering van content is om daarmee invloed uit te oefenen op genoemde onevenwichtigheid. We denken dat regulering nodig is voor de bescherming (door de staat, industrie of ouders) van de meer kwetsbare sectoren van de samenleving – kinderen en adolescenten. Door de snelle opkomst van convergente communicatiemiddelen wordt de samenleving geconfronteerd met potentiële risico’s tengevolge van de nieuwe en opkomende audio-/videodiensten en toepassingen. Wij hebben geconstateerd dat het merendeel van deze risico’s niet nieuw is in die zin dat ze zouden zijn ontstaan vanwege de nieuwe moderne convergente communicatiemiddelen, maar dat het risio’s zijn die in de fysieke wereld al langer bestaan. In de onbepaalde en ontastbare online-wereld doemen ze nu op als resultaat van de snelle technologische vooruitgang. Wat verontrustend is en wereldwijd de alarmbellen doet rinkelen is dat de risico’s zelf ook mobiel worden. Dit betekent dat er een exponentiële explosie plaatsvindt in de vorm van verspreiding en gebruik van mobiele communicatiemiddelen (Hoofdstuk 4). Dat brengt ons tot de eerste onderzoeksvraag (RQ, Research Question), RQ1: “Welke (sociologische, cognitieve, en psychologische) invloed heeft de groei van de mobiele communicatietechnologie op kinderen en adolescenten?”
RQ1 wordt beantwoord in Hoofdstuk 5. Daarin zetten we uiteen wat de invloed (sociaal, cognitief, mentaal en psychologisch) is. Oftewel dat kinderen en adolescenten evidente risico’s 3
lopen wanneer ze worden blootgesteld aan de invloed van communicatietechnologie. De risico’s kunnen grofweg worden verdeeld in drie C’s: (1) Content – d.w.z. bestaand onbehoorlijk materiaal, (2) Contact – door misbruik van (mobiele) communicatietechnologie, en (3) Commercialisering.
Wat content betreft, bevatten onbehoorlijke materialen zowel illegale content als schadelijk materiaal. De sociale, cognitieve, mentale en psychologischs ontwikkeling van kinderen en jongeren hangt voor een groot deel af van hun ervaringen gedurende de jaren van ontwikkeling. Er is bewijs geleverd dat kinderen en adolescenten door bepaalde ervaringen getraumatiseerd raken, bijvoorbeeld door ongewenste en ongelukkige blootstelling aan expliciet seksueel materiaal en gewelddadige content. Een voortdurende blootstelling aan zulke content kan kinderen en adolescenten ongevoelig maken en een bijdrage leveren aan een gevoel van emotionele isolering. Verder kan de vernederende behandeling door het ene individu van het andere bij het kind eveneens bijdragen aan een ontwikkeling van een gevoel van disrespect voor medemensen en dieren, en van minachting voor andermans eigendom.
Behalve dat ze een mentaal en psychisch trauma kunnen oplopen, kunnen de jeugdigen ook fysieke schade ondervinden. Dat gebeurt door contact. In geval van contactvergrijpen wordt de nieuwe communicatietechnologie gebruikt als een instrument om schade aan kinderen en adolescenten te faciliteren en veroorzaken. Verdere voorbeelden van contactvergrijpen zijn het seksueel misbruiken en molesteren van kinderen. De activiteiten die leiden naar contactvergrijpen worden in het algemeen voorafgegaan door mobiel en/of online contact door de uitbuitende volwassenen. Daarnaast heeft misbruik van de nieuwe communicatietechnologie ook geleid tot zelfmoord onder jongeren tengevolge van onafgebroken pesterijen en mobiele psychische terreur.
Wat de commercialisering betreft worden de jongeren aangetrokken door de interactieve mobiele content en dienstverlening. Zij zijn vaak het doelwit van een agressieve marketing aanpak. Wij constateerden dat de richtlijnen om kinderen en adolescenten te beschermen inadequaat zijn. Wij merken verder op dat jongeren weliswaar technisch slim zijn, maar daarmee zijn ze niet ook slimme consumenten. Bovendien bestaan er zorgen over het groeiende gebruik van LBS 4
(Location Based Services). Daarvoor bestaan tot nu toe weinig tot geen degelijke richtlijnen die de privacy beschermen. Als gevolg daarvan is de veiligheid en het welzijn van kinderen en adolescenten in gevaar. Onze conclusie, dat de risico’s reëel zijn en schade veroorzaken bij kinderen en adolescenten, leidt ons tot RQ2: “In hoeverre beschermt het huidige regelgevend kader kinderen en adolescenten tegen beschadiging en misbruik?”
Voor de beantwoording van RQ2 bezien we de bestaande regels betreffende content (Hoofdstuk 6) en zetten we uiteen dat kinderen en adolescenten noch adequaat noch efficiënt beschermd worden tegen de risico’s van de nieuwe communicatietechnologie. Wij voeren daarvoor de volgende twee redenen aan. (1) De belangrijkste wettelijke regelingen, te weten de Control of Obscene and Indecent Articles Ordinance (COLAO)(Cap. 390) en de Prevention of Child Pornography Ordinance (PCPO) (Cap. 579) (a), zijn voorschriften die niet specifiek zijn gemaakt voor de bestaande nieuwe communicatietechnologieën. (2) De handhaving via strafoplegging door rechtbanken bij het toepassen van de strafbepalingen uit beide regelingen gebeurt inconsistent. Daar komt nog bij dat we zien dat het huidige privacyregiem, bestaande uit de Basic Law, de Bill of Rights Ordinance (BORO) (Cap. 383) en de Personal Data (Privacy) Ordinance (PDPO) (Cap. 486), niet beschermt tegen schending van de privacy door middel van gebruik of misbruik van LSB. BORO voorziet immers in een algemeen privacyrecht terwijl PDPO de informationele privacy regelt.
We hebben bij ons streven om een regulerend kader te ontwikkelen acht lessen geleerd uit onze analyse van de regelgeving betreffende de mobiele content in Australië en in het Verenigd Koninkrijk. We denken dat het overnemen en de implementatie van de acht lessen tezamen met de volgende elementen (1) inbreng van kinderen en adolescenten, (2) de instelling van contentadviescommissies en (3) het gebruik van prikkels (zie Hoofdstuk 8) een positieve stap voorwaarts zal zijn in de richting van het ontwerpen van een levensvatbaar regelgevend kader.
RQ3 luidt als volgt: “Wat kunnen we van andere jurisdicties leren over de formulering van een levensvatbare reguleringsstrategie?” 5
In onze poging om bouwstenen voor te stellen voor content-regelgeving, analyseren we vergelijkenderwijs de regelgevende strategieën zoals deze zijn aangenomen in Australië en het Verenigd Koninkrijk. De analyse leidt ons naar het antwoord op RQ3.
In ons proefschrift bespreken we regelgevende kaders en het ontwerpen daarvan ook vanuit juridisch perspectief (Hoofdstukken 6 – 10). Dit komt tot uitdrukking in RQ4: “Welke belangrijke elementen behoren te worden opgenomen in het nieuwe juridische kader?” Naar onze mening kan deze vraag niet adequaat worden beantwoord zonder (1) onderzoek van de voorgestelde regelgevende theorieën (Hoofdstuk 8), en een beschouwing van regelgevende alternatieven zoals zelfregulering (Hoofdstuk 9). Daarom geven we een bespreking van de theorieën zoals deze zijn voorgesteld door o.a. Austin (1832), Lessig (1999), Baldwin en Cave (1999), Hood, Rothstein en Baldwin (2001), Murray en Scott (2002), Teubner (1983), Ayers en Braithwaite (1992) en Gunningham en Grabosky (1998). De relevantie van deze bespreking vormt een voorbode voor de drie hoofdelementen die wij zullen aanreiken en die wij beschouwen als belangrijke bouwstenen voor het ontwerp van een juridisch kader. Deze hoofdelementen zijn (1) het doel, (2) de middelen en (3) het kader van de regelgeving. Behalve met de drie hoofdelementen moeten wij rekening houden met het belang van (a) de leidende beginselen voor het reguleren van content en (b) de eigen inbreng van de samenleving. Wij zijn ervan overtuigd dat deze beginselen en de bedoelde inbreng van bepalende betekenis zijn voor het ontwerpen van een levensvatbaar en efficiënt kader. Wij menen daarom dat moet worden voldaan aan de vereisten van een coregulering-benadering in de zin van een uitputtende praktijkcode van de zijde van de industrie plus dwingend voorgeschreven wetten.
Bij het bespreken van een nieuw juridisch kader in Hoofdstuk 10 erkennen wij de tekortkoming van het bestaande regelgevende kader van Hong Kong, namelijk een onmiskenbaar gebrek aan een uitputtend beschermend regelgevend kader dat als kerntaak heeft om de jongeren te beschermen tegen de risico’s die zij lopen bij het gebruik van mobiele telefoons. Met de erkenning van deze tekortkoming, identificeren we tevens degenen die zich in de meest geëigende positie bevinden om de tekortkoming te verbeteren.
6
Op grond van onze analyse komen we tot de volgende waarschuwing: waar een bepaald regelgevend regiem effectief kan zijn in de ene situatie, garandeert dat niet dat het regiem in een andere situatie net zo effectief is. Het is aan de regelgevers om het unieke van het geval te begrijpen en een regelgevend regiem te ontwikkelen dat het best past bij de omstandigheden. Wij stellen dat in een snel convergerende wereld waar nieuwe media en convergerende technologieën onze communicatiepatronen veranderen, een flexibele regulerende structuur nodig is, met begrip voor zo een omgeving en met de kwaliteit om snel te voldoen aan de daaraan inherente uitdagingen.
Wij zetten daarom uiteen dat zelfs als er een regelgevend regiem is, het de taak van de regelgevers is om de gekozen strategie voortdurend te heroverwegen om ervoor te zorgen dat de strategie aansluiting blijft behouden bij de snelle veranderingen in de communicatie- en mediatechnologie. Het is van vitaal belang dat bij de heroverweging rekening wordt gehouden met de veranderende waarden en opvattingen in de samenleving, waarvoor die regulering is bedoeld. In de meeste gevallen is een keuze voor een van de extremen, louter zelfregulering of een strikte control and order benadering, niet te prefereren. Zoals besproken in de Hoofdstukken 8, 9 en 10 komen wij tot de conclusie dat een combinatie van benaderingen noodzakelijk is om het gewenste resultaat te bereiken.
7