MMC Scherpenberg Lieren Programma van Eisen
Dienst Landelijk Gebied Zwolle, mei 2009
Programma van Eisen MMC Scherpenberg
Uitgangspunten Scherpenberg Voor het ontwerp op de Scherpenberg zijn de volgende zaken als input gebruikt: Vigerende wet- en regelgeving Terreinkenmerken (veldbezoeken) Historisch ecologisch/historisch landschappelijke eigenschappen Cultuurhistorische eigenschappen (militaire historie) Abiotische eigenschappen (bodem, hydrologie, reliëf, buffering) Actuele vegetatietypen Te verwachten fauna Wettelijke kaders/regelgeving • Natura 2000 De Scherpenberg ligt binnen de begrenzing van Natura 2000. Niet het gehele terrein bevat actuele habitattypen, vanwege het aanwezig zijn van gedeeltelijke verharding of bebouwing. Er liggen kansen om de doelstelling t.a.v. het ontwikkelen en behouden van habitattypen en soorten te verbeteren. Op basis van het veldbezoek kan worden geconcludeerd dat er soorten zijn aangetroffen, die binnen de habitattypen Psammofiele heide (stuifzandheide: kenmerkend om zijn mosflora) en open grasland (Corynephorus- en Agrostis-soorten op landduinen), voorkomen. Beide vegetatietypen een2006: uitbreidingsdoelstelling in oppervlak en kwaliteit Aangetroffen soorten hebben door DLG, Als actuele knelpunten wordt beschreven: vergrassing door eutrofiering en successie, verbossing -Zandhaarmos -Rendiermos door successie en aanplant. -Schapezuring -Akkerviooltje -Struikheide -Bochtige smele Gewenste maatregelen: -Brede wespenorchis -Zandzegge -bosomvormen -Hondsviooltje -Grote bonte specht -plaggen van vergraste heide Toekomstige waarden Het hele terrein heeft potenties voor ecologische ontwikkeling van de Natura 2000 habitattypen voor de Veluwe en verbetering van de kwaliteit van het leefgebied voor de instandhoudingssoorten Natura 2000 voor de Veluwe. Zeker binnen Natura 2000 gebied moet je optimaal willen ontwikkelen. Het terrein is één van de weinige nog rustige plekken in dit deel van de Veluwe. Het zorgdragen van een goede zonering (voorkomen versnippering), bijdragen aan een corridor richting het oosten en voorkomen van verstoring (licht & geluid) zijn belangrijke uitgangspunten. • Streekplanuitwerking In het Streekplan zijn voor de Veluwe de volgende kernkwaliteiten beschreven. Deze kernkwaliteiten dienen te worden behouden of verbeterd: Het grootschalige samenhangende bos- en natuurgebied waarbinnen uitwisseling van planten en dieren mogelijk is, waarbinnen natuurlijke processen zo veel mogelijk ongestoord verlopen, en waarbinnen het beheer optimaal is afgestemd op de gevarieerde natuurdoelstellingen. Hierbij is zowel ruimte voor grote eenheden natuur en natuurbos als voor meer ‘beheerde’ natuur: multifunctioneel bos, heide, vennen en stuifzanden en de daarbij behorende flora en fauna. De verbinding van de Veluwe met de IJsselvallei, Rijnuiterwaarden, Gelderse Vallei en Randmeerkust via de toekomstige poorten en robuuste verbindingen (Hattemer-, Wisselse, Beekberger-, Soerense, Haviker-, Renkumse, Voorthuizer- en Hierdense poort). Planten en dieren kunnen zich ongestoord verplaatsen binnen deze poorten. In de poorten kunnen de abiotische processen op de overgang van Veluwe en de lagere randgebieden zo veel mogelijk ongestoord verlopen. De verwevenheid en het samengaan van cultuurhistorie en natuur in onder andere landgoederen, sprengen, oude landbouwenclaves, grafheuvels en hakhoutbossen. De beken, sprengen en beekdalen op de flanken van de Veluwe met hun hydrologische en landschappelijke samenhang met hun omgeving.
DLG, Regio Oost
1
Programma van Eisen MMC Scherpenberg
• Ruimtelijk ontwikkelingskader (ROK) In het kader van het project PrOMT heeft GS van Gelderland een Ruimtelijk ontwikkelingskader vastgesteld. In dit kader worden voor de diverse militaire terreinen die via het project worden herontwikkeld een ontwikkelrichting aangegeven: Natuur met vormen van intensief of extensief recreatief gebruik Als ruimtelijke opgave is in het ROK opgenomen: De opgave is de natuurkwaliteit te handhaven en zo mogelijk te versterken, maar gezien e recreatieve omgeving, vormen van extensieve of meer intensieve recreatie te ontwikkelen. Bij meer intensieve recreatie gaat het enkel om hergebruik van de bestaande bunkers als recreatiewoning. Hiermee wordt de militaire geschiedenis van dit terrein levendig gehouden. In dien hergebruik van de bunkers om financiële of recreatieve redenen niet mogelijke is dan dient teruggevallen te worden op een extensieve vorm van recreatie, bijvoorbeeld het uitbreiden van de golfbaan met enkele holes. Alvorens de karakteristieke bunkers te slopen, zal nagegaan moeten worden of de bunkers vanuit natuur of militaire geschiedenis in de toekomst nog een toegevoegde waarde kunnen hebben. De historische waarde van de bukers zal onderzocht moeten worden. Inrichtings- en beheervoorwaarden DLG In het terrein komen in potentie de volgende natuurtypen voor: - Droge heide - Heischraal grasland - Open zand overgaand in heide, buntgrasvegetaties en/of lichenenvegetaties. - Voedselarm droog bos Er liggen kansen om de meest kritische (eerste 3) verder te ontwikkelen. Om deze bovenstaande natuurwaarden te realiseren zijn éénmalige herstelmaatregelen nodig, die later door een goed beheer kunnen worden verduurzaamd. Belangrijke uitgangpunten bij de inrichting van het complex zijn: ∗ Alle bebouwing (met uitzondering van poortwachterswoning, dienstwoningen en één bunker) wordt verwijderd ∗ De wegverhardingen en verlichtingsmasten worden verwijderd ∗ De bestaande aarde wallen rondom de bunkers worden gehandhaafd. ∗ De golfholes worden via de bestaande wegstructuren aangelegd ∗ De westelijke akkertjes worden (deels) omgevormd tot natuur ∗ Het westelijk deel en zuidelijk vrijlaten (behouden als rustgebied) ∗ Er wordt zoveel mogelijk heide ontwikkeld ∗ Het hekwerk wordt zoveel mogelijk verwijderd ∗ Waar mogelijk wordt de infrastructuur rondom en naar het complex meegenomen bij de ontwikkeling van het complex Inrichtingsmaatregelen: Alle klinkerverhardingen en munitiebunkers (op één na) dienen te worden verwijderd tot aan de minerale (geelzandige) ondergrond. Ontwikkelen van een goede zonering: rust in het terrein, voorkomen verrommeling/overlast, vanuit aangrenzende camping. Vooral dit laatste aspect is een groot risico, er vinden “ongewenste” activiteiten plaats in het terrein, vanuit een gat in het hek van de oostelijk gelegen camping. Door de golfbaan te situeren op bestaande wegen of aangetaste terreindelen en tegelijkertijd de natuurwaarden naast de baan te versterken kan een meerwaarde worden gecreëerd. Het ontwikkelen van een ven is in dit gebied onwenselijk, omdat er van nature alleen droge natuurtypen voorkomen (zie bovenstaande & bijlage). Verwijderen opgebrachte “zwarte grond” om een goede uitgangssituatie voor de bovenstaande vegetaties te ontwikkelen. Vooral daar waar jong eikenbos is aangeplant is de bodem sterk geëgaliseerd en zwarte grond opgebracht, om de groeimogelijkheden van deze bosaanplant te verbeteren. Hier kan een “win-win” situatie ontstaan door vooral op
DLG, Regio Oost
2
Programma van Eisen MMC Scherpenberg
deze aangetaste terreindelen herstel van reliëf en voedselrijkdom samen te laten vallen met de baanaanleg. Behoud van aarden wallen rondom de munitiebunkers. Hierop zijn waardevolle lichenenvegetaties tot ontwikkeling gekomen. Wel dient de bosopslag op deze aarden wallen worden verwijderd, omdat sommige vegetaties te leiden hebben van bladval en beschaduwing. Omvormen van bosopslag ten gunste van bovenstaande vegetatietypen. Naast het kappen van met name: eiken, berken en Amerikaanse eik dient de strooisellaag te worden geplagd, om verruiging van bramen (lokaal probleem) en een dominante grasgroei (o.a. Agrostis spp.) te voorkomen en ontwikkeling van karakteristieke vegetaties mogelijk te maken. Wel dienen enkele karakteristieke bomen/boomgroepen bewaard te blijven als structuurvormer en habitat voor doelsoorten (zangpost, nestplaats). Daar waar bos in stand blijft (met name jonge opstanden, waar geen doelsoorten /doelvegetaties voorkomen), dient via een selectieve kap een zoom-, mantelvegetatie te worden ontwikkeld. Hierdoor ontstaat een divers microklimaat (vocht, temperatuur, licht) waar diverse insecten en reptielen van profiteren. Dit betekent dat i.p.v. een strakke grens tussen open en gesloten vegetatie wordt gezorgd voor een geleidelijke overgang van korte, ruige, struik- naar bosvegetatie. Indien bijzondere vleermuizen in de omgeving voorkomen kan een munitiebunker worden ingericht als vleermuisverblijfplaats.
Beheer: Van nature ontstaat er een verschuiving van kaal zand via buntgrasvegetaties naar heide/heischraalgrasland tot uiteindelijk bos. Deze verschuiving vindt van nature plaats over vele decennia. Door de stikstofdepositie vindt er een sterke versnelling plaats van kaal zand naar bos (enkele jaren), waardoor veel doelsoorten: planten, insecten, reptielen, vogels te maken hebben met het verdwijnen van leefgebied (voedsel, nestgelegenheid, beschutting, voortplanting, overwintering). Daardoor is er in zijn algemeenheid veel biodiversiteit verloren gegaan en is duurzaam beheer noodzakelijk. Het instellen van een cyclisch beheer om bosopslag terug te dringen (kappen en afvoeren uit het terrein), plekken met kaal zand open te houden (kleinschalig plaggen, begrazing van schapen en/of geiten) en korte vegetaties grazig en kort te houden (begrazen, maaien & afvoeren), zijn belangrijke maatregelen voor een duurzame instandhouding.
DLG, Regio Oost
3
Programma van Eisen MMC Scherpenberg
Vegetatie actueel
Vegetatie in zuidelijk terreindeel
Vegetatie op grondlichamen rondom voormalige munitiedepots
Eiken-Berkenbos op voormalige stuifduinen
Vegetatie langs wegen en op plekken met relief (mozaiek van kaal zand, mossen, heischrale soorten, heide en boomgroepen
DLG, Regio Oost
4
Programma van Eisen MMC Scherpenberg
Vegetatie potentieel (na bosomvorming)
Verbeterd habitat: voor de kleine wrattenbeiter, levendbarende hagedis, heivlinder, zandbijtjes en vele anderen.
DLG, Regio Oost
5
Programma van Eisen MMC Scherpenberg
Bijlage 1: Historische ontwikkeling Scherpenberg
1811
1850
1969
1874
1892
1920
1934
2000
Conclusie: tussen 1811 en 1920 was er een schrale vegetatie van heide/heischraal en stuifzand milieu aanwezig. Tussen 1934 en heden is het terrein verbost geraakt. In het veld zijn echter nog veel van de oorspronkelijke vegetaties zichtbaar.
DLG, Regio Oost
6
Programma van Eisen MMC Scherpenberg
Bijlage 2: Abiotische situatie Geologie: Dekzand (formatie van Boxtel) en Rijnzand (Formatie van Kreftenheije) Bodem: (zand met grindbanen), grondwateronafhankelijk: -Haarpolzolgronden; leemarm en zwak lemig fijn zand (vergraven) GT VII -Kanteerdgronden; leemarm en zwak lemig fijn zand GT VII
DLG, Regio Oost
7