Missie van Het Veer Centrum voor kinderen en jongeren met ontwikkelingsproblemen Samen Groeien! Groei kenmerkt ieder kind. Veermedewerkers geloven in de ontwikkelingsmogelijkheden van ieder kind, iedere jongere, ieder gezin. We vertrekken vanuit de hulpvraag en maken, in overleg, een zorg- en begeleidingsplan. Daarin formuleren we haalbare doelstellingen die ons handelen richting geven. We respecteren tempo en mogelijkheden van ieder kind, van iedere ouder. Ieder kind is uniek, dat maakt van ieder groeiproces een boeiende reis. We houden rekening met de verwachtingen, hulpvragen , ervaringskennis en draagkracht van de ouders. Ouders van jonge kinderen met een handicap die geconfronteerd worden met verwerkingsproblemen verdienen onze bijzondere aandacht. We willen de werkelijke ondersteuningsbehoefte helder krijgen en stemmen ons aanbod hierop af .
Groei kenmerkt ook de begeleider van ieder kind of jongere: de ouders, maar ook de deskundigen binnen Het Veer. Onze medewerkers bekwamen zich steeds verder en krijgen mogelijkheden om zich op professioneel vlak te ontplooien. Groei kenmerkt ook onze organisatie: we bewaken onze kwaliteit door een stevig kwaliteitsbeleid en streven hierbij continu naar het verbeteren van onze dienstverlening.
Samen voltrekken kind, ouders, Veermedewerkers, … dit groeiproces. Er is sprake van wederzijds verrijken, wederzijds afstemmen tussen alle betrokkenen. We bouwen goede samenwerkingsverbanden uit met artsen , Kind en Gezin, CLB medewerkers , Universitaire ziekenhuizen , referentiecentra, scholen, … Samen met alle betrokkenen denken we na over de toekomst en bouwen een perspectief uit voor ieder kind of jongere. De jarenlange samenwerking tussen de verschillende diensten binnen Het Veer maakt dat we ook als centrum steeds verder groeien. Medewerkers kunnen dienstoverschrijdend terecht bij elkaar, inspireren elkaar. We werken nauw samen en delen binnen het grote Veer kennis, info en specialisatie, toch behoudt elke dienst ook zijn eigenheid. We hebben respect voor die aspecten die verschillend zijn: regelgeving , loonbeleid, beleid rond vorming, training en opleiding, …. We zoeken creatief oplossingen voor hindernissen of verschillen die de samenwerking kunnen belemmeren.
Jaarverslag 2014
1
Onze erkenning Het Veer is sinds 1986 erkend door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap als semi-internaat voor niet-schoolgaanden. Sedert 1 maart 2011 is de capaciteit opgetrokken van 30 naar 40 kinderen. We zijn gebonden door een beheersovereenkomst als Multifunctioneel Centrum sinds 1 januari 2014. Met de start van de Integrale Toegangspoort wijzigde ook de terminologie wat betreft onze doelgroep: We spreken niet meer van motorische A/B, mentale handicap, … Rekening houdend met de nieuwe terminologie richten we ons tot: - kinderen met algemene ontwikkelingsstoornis van de intellectuele functies (licht-matig-ernstig-diep) - kinderen met een (loco)motorische stoornis: algemeen motorische stoornis - kinderen met een psychische stoornis: autismespectrumstoornissen En dit voor kinderen van 0 tot 21 jaar.
Missie Therapeutisch Kinderdagverblijf Het Veer, Therapeutisch Kinderdagverblijf vzw wil binnen de zorg voor niet-schoolgaande kinderen en jongeren met een beperking, een vooraanstaande plaats innemen in het Waasland. Als Multifunctioneel Centrum kunnen we dagopvang (schoolaanvullend), dagbesteding (schoolvervangend) en mobiele begeleiding organiseren. Gezien onze erkenning als voorziening voor niet-schoolgaande kinderen en jongeren is onze hoofdopdracht doorheen de jaren altijd dagbesteding geweest. Het Veer voldoet aan de nood van ouders die op zoek zijn naar dagopvang met sterk uitgebouwde therapeutische mogelijkheden. Samen met de ouders, als gelijkwaardige partners, bouwen we een perspectief uit voor ieder kind en gaan we voor maximale ontwikkelingsstimulatie. Gemotiveerde en deskundige medewerkers bieden kwaliteitsvolle ondersteuning, rekening houdend met de verwachtingen, ervaringskennis en draagkracht van ouders. Dit gebeurt in een open en familiale sfeer, met respect voor het zijn en de noden van elk kind/jongere en zijn ouders.
Jaarverslag 2014
2
Voorwoord Beste lezer, Aan het begin van een nieuw kalenderjaar, is het goed stil te staan bij wat werd gerealiseerd in het jaar dat voorbij is. Dit jaarverslag zal u een beeld geven van een aantal belangrijke aspecten uit onze werking. Niet enkel cijfers, maar ook met inhoudelijke info hopen we iedere geïnteresseerde lezer te boeien. Op de drempel van een nieuw jaar blikken we vooruit naar nieuwe uitdagingen. Ondertussen hebben we zicht gekregen op wat de werking als Multifunctioneel Centrum voor onze voorziening kan betekenen. We hebben zowel op vlak van administratie als op inhoudelijk vlak een aantal belangrijke wijzigingen ondergaan. Deze omschakeling maakt dat onze dienstverlening flexibeler kan ingezet worden, het aanbod nog meer afgestemd op de vragen van onze cliënten. We hebben hierin al een hele weg afgelegd, maar ook de komende jaren gaat Het Veer deze uitdaging verder aan. Maar vooraleer vooruit te kijken naar 2015, is het goed om terug te blikken op 2014. Een mooi jaar, waarin ontwikkelingsgericht werken met de kinderen opnieuw centraal stond. Hierbij zetten al onze medewerkers hun beste beentje voor, daarvoor ben ik hen dankbaar. We bouwen met het ganse team verder aan een Veer waarbinnen ruimte is om
Samen
te
groeien! Veel leesplezier! Tine Dejongh
Jaarverslag 2014
3
Inhoudsopgave Deel 1 1
Kwantitatieve gegevens Cliëntinfo ......................................................................................................... p. 5
1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8 1.9 2
Aantal kinderen/jongeren ........................................................................................ Instroom - Uitstroom ................................................................................................ Leeftijd – Geslacht – Aard van de handicap ............................................................. Etiologie en medische problematiek ........................................................................ Cijfers ivm de motorische toestand van de kinderen ............................................... Zelfredzaamheid....................................................................................................... Verstandelijke beperking en gedrag ........................................................................ Woonplaats – vervoer ............................................................................................. Socio-familiale achtergrond ..................................................................................... Medewerkersinfo ............................................................................................ p. 25
2.1 2.2 2.3 2.4
Kengetallen personeelsbeleid ................................................................................... Jubilarissen 2014 ...................................................................................................... Medewerkersinfo Samenwerking met vrijwilligers en stagiaires .........................................................
3
Middelen info: subsidiëring en financiële steun ................................................. p. 29
Deel 2
Kwalitatieve gegevens
1
Perspectief 2020 voor Het Veer ........................................................................ p. 31 1.1 1.2 1.3 1.4
2
Inleidende beschouwing ........................................................................................... Een nachtje in Het Veer ............................................................................................ Even terug naar Het Veer, vakantie opvang ........................................................... We zetten in op contextbegeleiding dmv mobiele begeleiding ............................... Sociaal emotionele ontwikkeling ..................................................................... p. 35
2.1 2.2
Inleiding uit “De Kleine prins”................................................................................... Sociaal emotionele ontwikkeling als uitgangspunt om te kijken naar probleemgedrag
3
Kwaliteitsplan: een terugblik op 2014, een blik op de toekomst ......................... p. 37
4
Vormingsbeleid ................................................................................................ p. 38 4.1. 4.2.
VTO in 2014 .............................................................................................................. VTO plan 2015-2016.................................................................................................
Jaarverslag 2014
4
Deel 1 Kwantitatieve gegevens 1. Cliëntinfo 1.1. Aantal kinderen/jongeren Van januari t.e.m. december (telkens op de laatste dag van de maand). JAN FEB MRT APR MEI JUN JUL AUG SEP OKT NOV DEC
2005 29 30 31 31 32 33 33 34 34 34 34 34
2006 34 34 33 32 33 33 33 32 32 34 34 34
2007 35 34 36 36 36 35 35 35 34 34 34 34
2008 34 34 34 34 34 34 34 34 33 33 33 34
2009 34 33 33 33 33 33 31 31 33 33 34 34
2010 34 33 34 35 35 36 33 33 34 34 34 33
2011 33 33 42 41 42 42 42 41 41 41 43 43
2012 43 43 41 41 43 42 42 41 45 45 45 45
2013 45 45 45 45 44 44 44 44 45 45 45 44
2014 43 43 44 45 45 46 48 45 44 44 45 45
Bovenstaande tabel geeft de lezer een beeld over het aantal kinderen in de loop van de voorbije 10 jaar. We zijn al jaren steeds maximaal bezet volgens onze erkenning. De cijfers boven het getal 40 hebben te maken met het aantal kinderen dat deeltijds komt (zie volgende bladzijde). We spreken van kinderen en jongeren, omdat een aantal kinderen blijven tot de leeftijd van 21 jaar. Indien zij een vrijstelling van leerplicht hebben kunnen zij terecht in de leefgroep Bonte Vogel. Het aantal plaatsen voor deze doelgroep is echter beperkt tot 10. In juli maakten 6 ex-veerkindjes gebruik van onze vakantie opvang. Het aanbod voor kinderen en jongeren met een beperking tijdens de schoolvakanties is beperkt. Semi-internaten verbonden aan de scholen voor buitengewoon onderwijs kunnen niet aan alle opvangvragen voldoen. Ofwel hebben ze onvoldoende capaciteit, ofwel hebben ze bepaalde opnamevoorwaarden, waardoor bepaalde kinderen uit de boot vallen. Zo zien we binnen de regio dat er voor de kinderen uit benedengroep Type 2, een schrijnend tekort aan vakantie opvangplaatsen is. Speciale vakantiekampen zijn mooie initiatieven, maar vaak zijn ouders hier (nog) niet aan toe, of is de zorg of aanpak die hun kind nodig heeft, te gespecialiseerd. We beslisten daarom om onze deuren open te zetten tijdens vakantieperiodes op het moment dat er binnen onze eigen kind- en personeelsbezetting hiervoor ruimte was. We beperkten ons tot kinderen die we nog kennen uit het verleden en kinderen die nog pasten binnen ons leefgroepenprofiel. We hebben deze opvang ook geëvalueerd en komen hier later in dit jaarverslag nog op terug. In totaal maakten in 2014 59 verschillende kinderen gebruik van onze dienstverlening.
Jaarverslag 2014
5
Overzicht aantal deeltijdse kinderen: periode 2005-2014 Deeltijdse kinderen 100 80 60 40 20 0 2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Er waren in het jaar 2014 25 deeltijdse kinderen op een totaal van 59 kinderen. Dat is 42%. De overheid wil deze vorm van dienstverlening stimuleren omdat op deze manier meer kinderen met dezelfde middelen kunnen geholpen worden. We volgen deze stelling, maar in de praktijk is een groot aantal kinderen deeltijds opvangen niet zo evident. Er zijn dagen waarop er heel weinig kinderen komen, en dagen waarop de leefgroepen te klein zijn. Ook vraagt dit flexibiliteit van de medewerkers om hun uurroosters af te stemmen op de dagen waarop het druk is. Ouders hebben verschillende redenen om voor deeltijdse opvang te kiezen: omdat ze zelf deeltijds werken, omdat grootouders of andere zorgfiguren ook een dag zorg willen opnemen, omwille van PAB budget dat minder is indien kinderen voltijds komen, omwille van financiële reden, … 5 kinderen kwamen het afgelopen jaar deeltijds omwille van de combinatie met gewoon kleuteronderwijs. We proberen voor deze kinderen therapie in te plannen op de dagen dat ze naar Het Veer komen. We werken nauw samen met de school door het organiseren van een regelmatig schoolcontact en door ook met de juf te communiceren over het zorgplan van het kind in Het Veer.
1.2 Instroom - Uitstroom Aantal opnames nieuwe kinderen per jaar: periode 2005-2014
30 28 26 24 22 20 18 16 14 12 10 8 6 4 2 0
Instroom 21
11 9
2005
Jaarverslag 2014
2006
10
2007
11 9
2008
8
8
2009
2010
9
2011
2012
2013
10
2014
6
Aantal kinderen die Het Veer hebben verlaten per jaar periode 2005-2014
30 28 26 24 22 20 18 16 14 12 10 8 6 4 2 0
UIT
7
2005
9
9
10
2006
2007
2008
8
9
2009
2010
11
2011
9
9
9
2012
2013
2014
Dit jaar hebben 9 kinderen Het Veer verlaten en zijn er 10 kinderen opgenomen. Ingedeeld volgens leeftijd bij opname geeft dit volgend overzicht:
0 - 1 jaar 1 - 2 jaar 2 - 3 jaar 3 - 4 jaar 8 – 9 jaar
1 1 3 3 1
Via welke weg werden deze kinderen aangemeld? - via Centrum voor Ambulante Revalidatie Het Veer, Sint-Niklaas - via De Kangoeroe, dienst thuisbegeleiding personen met motorische beperking - via AZ Nikolaas, dienst pediatrie dr Rijckaert - via De Tandem, dienst thuisbegeleiding voor personen met mentale beperking - via Kadodder, dienst thuisbegeleiding voor personen met mentale beperking - via UZ Antwerpen, dr Kenis -via Pulderbos, revalidatiecentrum voor kinderen met respiratoire of neurologische problemen Zoals u kan zien in de volgende tabel blijft onze partner, het Centrum voor Ambulante Revalidatie, één van de belangrijkste doorverwijzers. De dienst vroegbehandeling is goed uitgebouwd en kinderen worden doorverwezen indien ambulante revalidatie onvoldoende is. Deze doorverwijzingen hebben het voordeel van vlotte info-overdracht, het snel voorhanden zijn van gegevens in een multidisciplinair verslag, een reeds vertrouwdheid van de ouders met Het Veer. Dit alles vereenvoudigt de intake in het kinderdagverblijf.
Jaarverslag 2014
7
Overzicht van aantal kinderen door verwijzende instanties (periode 2005-2014)
Via ex-ouders of op eigen initiatief Huisarts De Kangoeroe VTB VTB De Tandem VTB Ganspoel CAR Buggenhout CAR St-Niklaas CAR Beveren UZ Leuven C.O.S. Leuven C.O.S. Gent CADOR Sint-Niklaas O.O.C. Antwerpen AZ Nikolaas UZA Antwerpen RC Sint-Lievenspoort Pulderbos TB De Kleine Beer CLB VTB Kadodder
2005 2006 2007 (11) (9) (10) 2
1 1 8
2 1 1 3
5
2008 (9)
2009 (8) 1
2010 (8)
2
1 2 1
1
4
3
4 1
2011 (21) 1 1 3 1 1 10
2012 (11)
2013 (9)
2014 (10)
4
4
2 1
5
3
3
1
1 1
1 1 1
1
1
1 1 1 2
1 1 1
2 1
1
1 1 1
Wat na Het Veer? De kinderen die uitstroomden in 2014: 1986 -2013 BUBAO DE VINDERIJ, LOKEREN (Type 1,2) BLIJDORP, DENDERMONDE (Type 2) DVC HEILIG HART, DEINZE SIBLO 3 BUBAO BURCHTSE WEEL, ANTWERPEN (Type 2) SINT JOZEF INSTITUUT ANTWERPEN (Type 1) OVERLEDEN (tijdens periode op Het Veer)
Jaarverslag 2014
31 13 16 2 14 15
2014 4 1 1 1 1 1
TOTAAL 35 14 17 3 15 16
8
Vorige jaren stroomden kinderen ook uit naar volgende voorzieningen, scholen:
KOC SINT GREGORIUS, GENTBRUGGE (Type 4) SINT JULIAAN, GENT (Type 2) EMILIANI, LOKEREN (Type 2) DVC ZEVENBERGEN, RANST STICHTING M-M DELACROIX, TIENEN SPERMALIE, BRUGGE ST JOZEFINSTITUUT, ANTWERPEN (Type 1) DOMINIEK SAVIO INSTITUUT, GITS (Type 4) MYTYL, BRASSCHAAT SIBKLO (Type 4) BUBAO MOZAIEK BERKENBOOM, ST NIKLAAS (Type 1) BUBAO TEN DRIES, LANDEGEM BUBAO SINT LODEWIJK, KWATRECHT (Type 4) BUBAO KATARINAHOF, ANTWERPEN (Type 2) BUBAO SINT-RAFAËL, BRECHT DE REGENBOOG, HULST (Stichting De Korre) BO school HET ANKER, BRUGGE BUBAO ST LIEVENSPOORT, GENT (Type 7) BUBAO TER DREVE, BRUGGE (Type 2) BUBAO DE ZONNEROOS, AALST BUBAO SJABI, PUURS (Type 1,2,8) GROENLAAR, RUMST (Rijkslagereschool voor BO Type 2,4) BUKL/BAODE BEVERTJES, OEDELEM (Type 2,4) BUBAO JONATANSCHOOL, ST-NIKLAAS (Type 8) VZW STIJN DIENSTENCENTRUM DE WITTE MOL, MOL BUBAO ’T CLAEVERVELT, BUGGENHOUT (Type 1,8) GEWONE KLEUTERSCHOOL LANGDURIGE ZIEKENHUISOPNAME MPI ’t VURSTJEN, EVERGEM DVC DE TRIANGEL, LOVENDEGEM VERHUISD BUKO DE BLOESEM, SINT TRUIDEN (Type 2) MPI ZONNEKEN BUBAO, ST-NIKLAAS (Type 1,2) REVALIDATIECENTRUM PULDERBOS GEWONE KLEUTERSCHOOL THUIS ONBEKEND TOTAAL
Jaarverslag 2014
1986-2014
Totaal
1 4 1 1 1 2 13 1 8 6 3 13 4 2 2 2 1 2 1 8 4
1 4 1 1 1 2 13 1 8 6 3 13 4 2 2 2 1 2 1 8 4
1 1 1 1 34 12 1 7 4 2 43 6 35 5 5 278
1 1 1 1 34 12 1 7 4 2 43 6 35 5 5 287
9
1.3. Leeftijd - Geslacht - Aard van handicap Aantal kinderen per leeftijd (hier is de bezetting berekend volgens de leeftijd op het einde van het jaar)
Leeftijd 0 - 1 jaar 1 - 2 jaar 2 - 3 jaar 3 - 4 jaar 4 - 5 jaar 5 - 6 jaar 6 - 7 jaar 7 - 8 jaar 8 - 9 jaar 9 - 10 jaar 10 - 11 jaar 11 - 12 jaar 12 - 13 jaar 13 - 14 jaar 14 - 15 jaar 15 – 16 jaar 16 - 17 jaar 17 - 18 jaar
2005 2 3 9 12 3 3 1 1 -
2006 1 6 4 9 10 1 3 -
2007 5 2 8 6 9 10 1 3 -
2008 1 8 6 8 6 6 4 1 3 -
2009 1 4 11 6 8 6 2 1 3 -
2010 2 9 11 6 8 2 1 3 -
2011 3 6 11 9 9 6 3 1 2 1 2 1 -
2012 3 8 8 12 7 8 1 1 1 1 1 2 1 -
2013 1 5 11 9 12 6 3 1 1 1 1 1 -
2014 1 5 9 8 9 13 3 4 1 1 1 1 2 1
Het grootste aantal kinderen situeert zich dit jaar tussen 2 en 6 jaar. Leerplicht blijft uiteraard de belangrijkste reden voor uitstroom op 6 jaar. Omwille van het concrete perspectief voor kinderen met een meervoudige handicap om te kunnen blijven tot aan de volwassen leeftijd, groeit het aantal kinderen ouder dan 6 jaar. Momenteel zijn er 14 kinderen/jongeren opgenomen uit de leeftijdsgroep +6 jarigen. De meesten van hen hebben een tijdelijke of definitieve vrijstelling van leerplicht. Ook de meeste kinderen die gebruik maakten van de vakantie opvang situeren zich in de groep kinderen +6 jaar. Zij behoren tot onze doelgroep, maar hebben geen vrijstelling van leerplicht omdat zij zijn ingeschreven in een school. Één kindje kwam te overlijden na een periode van 12 jaar in Het Veer. Hij werd 15 jaar. Kijken we in 2014 binnen de leeftijdsgroepen naar het geslacht dan zien we een verhouding van 59% jongens tegen 41% meisjes. Deze verhouding is ongewijzigd gebleven.
Jaarverslag 2014
10
PROCENTUELE VERHOUDING KINDEREN MET EEN MENTALE HANDICAP – MOTORISCHE HANDICAP PER JAAR 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 Motorisch
65%
67%
57%
65%
60%
60%
67%
65%
64%
64%
Mentaal
35%
33%
43%
35%
40%
40%
33%
35%
36%
36%
Ook deze verhouding is ongewijzigd gebleven. AANTAL KINDEREN ONDERVERDEELD PER TYPE HANDICAP PER JAAR 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 Motorisch A. Motorisch B. Mentaal Mentaal en autisme
3
2
1
3
4
4
7
9
7
7
24
26
24
25
21
21
29
26
27
31
7
7
10
6
7
7
7
12
11
15
7
7
9
9
10
10
11
7
9
9
Motorisch A 11%
12%
Motorisch B
25%
Mentaal 52%
Mentaal en autisme
Deze cijfers zijn gebaseerd op de erkenning van de kinderen bij het VAPH. In 2014 zijn er 15 kinderen met een PEC-ticket mentale handicap. Daarnaast dient men ook rekening te houden met kinderen met autisme en bijkomende mentale handicap. In deze brede doelgroep gaat het om 24 kinderen of 36%. Kinderen met autisme en tegelijk een mentale beperking vertonen geregeld gedragsproblemen en ondervinden op diverse terreinen van hun ontwikkeling beperkingen: taal en communicatie, concentratie, spelontwikkeling, maar soms ook vaardigheden als grof motorisch functioneren en zelfredzaamheid lopen moeilijk.
Jaarverslag 2014
11
Het aantal kinderen met een motorische handicap blijft de grootste groep. Al deze kinderen hebben ook een mentale ontwikkelingsachterstand. Kinderen met een motorische handicap en goede mentale mogelijkheden vinden blijkbaar hun weg naar andere vormen van ondersteuning. Het aantal kinderen met een ernstig meervoudige handicap (Motorisch A wil zeggen mentaal én motorisch en/of visueel met eventueel bijkomend belangrijke medische zorgen) blijft een grote groep. Het aantal kinderen van deze specifieke groep blijkt over de jaren heen geenszins te dalen. Kinderen met een meervoudige handicap vergen sowieso nog meer (para)medische en verpleegkundige zorg. De komst van de persoonsvolgende financiering zal ervoor zorgen dat bij de toekenning van de personeelspunten rekening zal worden gehouden met de zorgzwaarte van de opgenomen kinderen. We hopen dat dit in een juiste verhouding zal zijn, maar ook dat ons personeelsbestand op deze manier niet al te veel zal schommelen. Het is echter een feit dat om een groot aantal oudere kinderen met een meervoudige handicap op te vangen meer personeel nodig is dan voor kinderen die jonger of minder zorgbehoevend zijn. Echter de zorgzwaarte van kinderen met gedragsmoeilijkheden mag geenszins onderschat worden.
Cijfers mbt aangeboden diensten in 2014 als MFC functie
Aantal
MOBIELE BEGELEIDING
76
DAGBESTEDING
7284
NACHTVERBLIJF
9
Inhoudelijk komen we hier verder in het jaarverslag op terug (deel 2 hoofdstuk 1)
Jaarverslag 2014
12
1.4. Etiologie en medische problematiek Voor wat betreft de etiologie is er vanaf 2001 een aangepaste onderverdeling. Door de evolutie binnen de medische wetenschap, meer bepaald binnen de genetica, drong deze onderverdeling zich meer en meer op. Voor alle duidelijkheid gaat het hier om de etiologie en niet om de diagnose. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk dat een kind met cerebrale parese hier gecatalogiseerd wordt onder CPA (perinataal accident), VT (door een trauma) of VZ (door ziekte). AGB
aangeboren aandoeningen met genetisch bekende afwijkingen (bijvoorbeeld Down syndroom, Rett syndroom, velo-cardio-faciaal syndroom,…)
ANGB aangeboren aandoeningen zonder (of niet) genetisch bekende afwijkingen (bijvoorbeeld alle spierziekten, West syndroom, autisme,…). CPA
aangeboren centraal motorische stoornis ten gevolge van pré- of perinatale accidenten (bijvoorbeeld CP door anoxemie)
VT
verworven aandoeningen door trauma
VZ
verworven aandoeningen door ziekte
I
ideopatische ziektebeelden
Omwille van de snellere en verbeterde diagnosemogelijkheden zijn een aantal ziektebeelden die, voorheen nog onder de noemer “idiopathisch” vielen, nu beter gediagnosticeerd. Het aantal kinderen met hersenverlamming (Cerebral Palsy’s) is de laatste jaren verminderd naar 6%. We zien nog enkel de kinderen met een ernstige vorm van CP. De kinderen met een minder ernstige vorm van CP volgen nu meer en meer inclusief onderwijs. De groep van bekende niet-erfelijke ziektebeelden scoren hoog de laatste jaren. Bekijken we de situatie vanaf 2005 dan hebben we in het jaar 2014 vooral kinderen met een aangeboren afwijking: meer dan 4 op 5 kinderen (92% in totaal: met name 41% genetisch bekende en 51% niet genetisch bekende aandoeningen).
Procentuele verhouding binnen etiologieën in 2014 AGB 41% 100%
ANGB 51% CPA 6% VT 2% 51%
50%
VZ
41%
I
6%
2%
0%
0%
0%
Jaarverslag 2014
13
Procentuele verhouding in meer gespecificeerde etiologieën vanaf 2005
2005 (41)=100% 2006 (42)=100% 2007 (44)= 100% 2008 (43)= 100% 2009 (42)=100% 2010 (42)=100% 2011 (54)=100% 2012 (54)=100% 2013 (54)=100% 2014 (51)=100%
AGB 21%
ANGB 41%
CPA 15%
VT 5%
VZ 3%
I 15%
26%
38%
14%
5%
3%
14%
23%
50%
11%
7%
4,5%
4,5%
23%
51%
12%
7%
5%
2%
25%
59%
12%
2%
2%
-
29%
57%
10%
2%
2%
-
26%
56%
13%
2%
3%
-
30%
55%
13%
2%
-
-
33%
55%
10%
2%
-
-
41%
51%
6%
2%
-
-
Procentuele verhoudingen binnen de geassocieerde problemen vanaf 2005
2005 (41)=100% 2006 (42)=100% 2007 (44)= 100% 2008 (43)= 100% 2009 (42)=100% 2010 (42)=100% 2011 (54)=100% 2012 (54)=100%
Epilepsie
Visus
Andere
25%
5%
28%
24%
3%
26%
18%
2%
30%
21%
2%
35%
27%
7%
34%
21%
7%
50%
28%
3%
52%
40%
2%
50%
Die “andere” geassocieerde pathologieën zijn o.a. orthopedische afwijkingen (zoals scoliose klompvoet, heupluxatie), cardiomyopathieën, gehoorsproblemen, respiratoire problemen/ademhalingsinsufficiëntie, voedingsproblemen/sondevoeding, decubitus, tracheacanule, zuurstoftherapie,…
Jaarverslag 2014
14
Omdat de groep “andere” toch wel zeer gevarieerd wordt, gebruiken we vanaf 2013 specifiekere opdeling zodat we u hiervan een gedetailleerder beeld kunnen geven.
Geassocieerde medische problemen
2013
2014
Epilepsie
40%
38%
Visueel
8%
6%
Auditief
6%
6%
Voeding
37%
34%
Respiratoir
22%
17%
Cardiaal
10%
13%
Orthopedisch
11%
11%
Dermatologisch
6%
4%
Gastro-intestinaal
8%
4%
Urologisch
8%
4%
een
In 2014 zien we veel extra medische problemen op vlak van epilepsie, voeding en respiratoire problemen. Kinderen met voedingsproblemen krijgen vaak sondevoeding. De respiratoire problemen maken dat de kinesitherapeuten geregeld veel vraag krijgen om extra ademhalingskiné te geven, hetgeen we binnen het huidige paramedische kader niet altijd kunnen inlossen. Veel van onze kinderen maken in de winterperiode luchtweg infecties door. Vaak moeten ze hiervoor op doktersadvies thuis blijven. We adviseren ouders om naast de kinesitherapeut van Het Veer, ook een privé kinesitherapeut aan te spreken. Zodat ze een gans jaar of op zijn minst in periode van ziekte of verlof aanvullend kunnen werken.
1.5. Cijfers ivm de motorische toestand van de kinderen Bij dit item werd volgende indeling toegepast: normale motorische toestand, secundaire retardatie, dyspraxie, hypotonie (zonder CP), spina-bifida en celebral palsy met onderverdeling in spasticiteit, hypotonie, athetose, ataxie en prematuriteit. Slechts 2 kinderen van de 53 (4%) hebben een “normaal” motorisch beeld; ongeveer 5 op de 10 kinderen vertonen een secundaire retardatie en heel wat kinderen zijn duidelijk hypotoon. Als we de hypotonie en CP als motorische pathologieën beschouwen, heeft bijna de helft van de kinderen een motorische pathologie. De laatste jaren is het aantal kinderen met CP t.o.v. het totaal aantal kinderen verminderd en bedraagt nu 19%.
Jaarverslag 2014
15
Procentuele verhouding motorische toestand vanaf 2005 Normaal 2005 (41)=100% 2006 (42)=100% 2007 (44)=100% 2008 (43)=100% 2009 (42)=100% 2010 (42)=100% 2011 (54)=100% 2012 (54)=100% 2013 (54)=100% 2014 (53)=100%
15%
Secundaire Retardatie 29%
10%
Dyspraxie Hypotonie -
23%
Spina Bifida -
CP
36%
-
26%
-
28%
14%
36%
-
20%
-
30%
7%
35%
-
16%
-
42%
7%
39%
-
15%
-
39%
7%
43%
-
14%
-
36%
3%
48%
-
19%
-
30%
4%
48%
-
18%
-
30%
6%
50%
-
24%
-
20%
4%
47%
-
30%
-
19%
33%
Procentuele verhouding binnen Cerebral-Palsy (CP) vanaf 2005
2005 (13)=100% 2006 (12)=100% 2007 (13)=100% 2008 (18)=100% 2009 (16)=100% 2010 (15)=100% 2011 (16)=100% 2012 (16)=100% 2013 (11)=100% 2014 (10)=100%
Jaarverslag 2014
Spasticiteit
Floppy
Athetose
Ataxie
Prematuur
46%
8%
15%
23%
8%
58%
17%
8%
17%
-
55%
15%
15%
15%
-
61%
17%
11%
11%
-
44%
25%
25%
6%
-
46%
20%
20%
2%
2%
56%
13%
25%
6%
-
50%
19%
31%
-
-
64%
9%
27%
70%
10%
20%
-
-
16
Bij de onderverdeling van de kinderen met CP hebben we geclassificeerd volgens tonus en niet volgens topografie (quadri - di - hemiplegie). Van de 10 kinderen met CP zijn er 7 met spasticiteit; hieronder vallen ook de kinderen met spastische hemiplegie.
Procentuele verhouding binnen de CP in 2014 100% Spasticiteit 70 % 90% Floppy 10 %
80% 70% 70%
Athetose 20 %
60%
Ataxie
50%
Prematuur
40% 30% 20% 20% 10% 10% 0%
0%
0%
1.6. Zelfredzaamheid Testen die de zelfredzaamheid meten zijn in evolutie en er komen er steeds nieuwe bij. Vanaf 2008 is in Het Veer de “Pedi-nl” test aangekocht en gebruiken we ook deze om jaarlijks af te nemen bij de kinderen. Hiermee meten we de mate van zelfredzaamheid per kind en de evolutie hierin. De Pedi-nl meet zowel de vaardigheden in als de uitvoering van functionele activiteiten. Dit gebeurt in 3 domeinen: - zelfverzorging - ambulantie - sociaal functioneren Zelfverzorging omvat vaardigheden die te maken hebben met eten, tanden poetsen, zich wassen, aan- en uitkleden, toiletbezoek,… Ambulantie meet relevante motorische vaardigheden in het dagelijks leven met 2 basiselementen: voortbewegen en transfers. Concreet bestaat dit domein uit voortbewegen over de grond, trapgebruik, omgaan met verschillende soorten ondergrond buiten en het dragen van voorwerpen. Sociaal functioneren heeft betrekking op het omgaan met anderen binnen de leefomgeving. De communicatie staat hier centraal: zowel naar functioneel begrip als naar expressie. Ook items die betrekking hebben op interactie met leeftijdsgenoten, probleem oplossen en tijdsbesef komen aan bod.
Jaarverslag 2014
17
De normscores moeten als volgt geïnterpreteerd worden: 50 is het gemiddelde binnen een leeftijdscategorie tussen 30 en 70 situeren zich 95 % van alle kinderen binnen een leeftijdscategorie bij een score van 10 of minder behalen 99 % een hogere score Aangezien onze kinderen op vlak van zelfredzaamheid laag functioneren hanteren we volgende onderverdeling per domein: < 10 tussen 10 en 30 >30
bijna geen zelfredzaamheid weinig zelfredzaam vrij goede zelfredzaamheid
Voor de registratie van deze gegevens gebruiken we niet de functionele vaardigheidsschaal maar wel de verzorgingsassistentieschaal omdat deze laatste de hoeveelheid assistentie meet die een kind nodig heeft bij de uitvoering van de functionele vaardigheden.
Procentuele verhouding binnen de Pedi-nl-schaal Zelfverzorging Jaar
<10 : geen zelfredzaamheid 70 %
Tussen 10 en 30 weinig 14 %
> 30 :Normale zelfredzaamheid 16 %
2008 43= 100 % 2009 33=100% 2010 (42)=100% 2011 (54)=100% 2012 (54)=100% 2013 (54)=100% 2014 (53)=100%
58%
24%
18%
60%
12%
28%
54%
28%
18%
61%
24%
15%
65%
24%
11%
68%
15%
17%
Qua zelfverzorging (eten, zich wassen, aan- en uitkleden, toilet) zijn ongeveer 7 op 10 kinderen totaal afhankelijk van derden; bij 17% van de kinderen is dit leeftijdsadequaat.
Jaarverslag 2014
18
Procentuele verhouding zelfverzorging (pedi-nl) in 2014 80% 70%
68%
Geen zelfredzaamheid 68%
60%
Weinig zelfredzaamheid 15 %
50% Normale zelfredzaamheid 17%
40% 30% 15%
20%
17%
10% 0%
Ambulantie Jaar
<10 : geen zelfredzaamheid 77 %
Tussen 10 en 30 weinig 9%
> 30 :Normale zelfredzaamheid 14 %
2008 43= 100 % 2009 33=100% 2010 (42)=100% 2011 (54)=100% 2012 (54)=100% 2013 (54)=100% 2014 (53)=100%
64%
24%
12%
67%
26%
7%
74%
24%
2%
78%
13%
9%
78%
16%
6%
77%
13%
10%
77% van de kinderen hebben in 2014 bijna geen mogelijkheden om zichzelf te verplaatsen, 10 % hebben normale mogelijkheden om zich te verplaatsen en om transfers uit te voeren. Deze cijfers blijven ongeveer gelijk met voorgaande jaren.
Procentuele verhouding ambulantie (pedi-nl) in 2014 100% 80%
Geen zelfredzaamheid 77%
77%
Weinig zelfredzaamheid 13% 60% Normale zelfredzaamheid 10%
40% 20%
13%
10%
0%
Jaarverslag 2014
19
Sociaal functioneren Jaar
<10 : geen zelfredzaamheid 72 %
Tussen 10 en 30 weinig 26 %
> 30 :Normale zelfredzaamheid 2%
2008 43= 100 % 2009 33=100% 2010 (42)=100% 2011 (54)=100% 2012 (54)=100% 2013 (54)=100% 2014 (53)=100%
61%
33%
6%
62%
26%
12%
61%
21%
18%
67%
22%
11%
67%
22%
11%
79%
15%
6%
Procentuele verhouding sociaal functioneren (pedi-nl) in 2014 100% Geen zelfredzaamheid 79%
79% 80%
Weinig zelfredzaamheid 15 %
60%
Normale zelfredzaamheid 6%
40% 20%
15% 6%
0%
De heel geringe zelfredzaamheid bij de kinderen op deze 3 domeinen geeft aan dat ze erg afhankelijk zijn van begeleiders voor bijna alle functionele vaardigheden. Hierdoor is de werkdruk van het begeleidend personeel zeer groot om alle transfers, verzorging en dagdagelijkse bezigheden uit te voeren.
1.7. Mentale beperking en gedrag Al decennia lang is de American Association of Mental Retardation (AAMR) toonaangevend in het stellen van de definitie van verstandelijke handicap. De AAMR is een gezaghebbende vereniging van vooral psychiaters en psychologen in Amerika. Zij volgen de evolutie in de zorg voor personen met een verstandelijke handicap op de voet en passen de definitie aan de nieuwe realiteit aan. De definitie luidt nu: Een verstandelijke handicap verwijst naar functioneringsproblemen die worden gekenmerkt door significante beperkingen in zowel het intellectuele functioneren als in het adaptieve gedrag zoals dat tot uitdrukking komt in conceptuele, sociale en praktische vaardigheden. De functioneringsproblemen ontstaan voor de leeftijd van 18 jaar.
Jaarverslag 2014
20
Voor de gradaties in het verstandelijk niveau van functioneren gebruiken we de klassieke indeling van normaal, over zwakbegaafd naar licht mentaal, matig, ernstig tot diep verstandelijke handicap. Het gaat hier dus om alle kinderen met een verstandelijke handicap, maar ook om alle kinderen met een motorische beperking in combinatie met een mentale beperking. Zij vertonen dus allen een lichte tot ernstige uitval van cognitieve functies of intelligentie vastgesteld via gangbare intelligentietesten. In verband met dit gedrag werd een indeling gebruikt naar onder meer conform (=normaal gedrag conform de mentale mogelijkheden) en niet conform gedrag. Het niet conform gedrag werd verder onderverdeeld in stereotiep/automutulatie, stereotiep/agressief, autisme spectrum stoornis en hyperactief. De gehanteerde opdeling is richtinggevend om de problematische zorg en intensiteit aan te duiden. Voor wat betreft het jaar 2014 hebben meer dan 90% van de kinderen een matige tot ernstig-diep mentale beperking (32% ernstig/diep, 60% matig). 8% van de kinderen heeft een licht mentale beperking.
Procentuele verhouding mentaal niveau
2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
Normaal
Zwak begaafd
8% 10% 0% 2% 2% 2% 2% 2% -
8% 7% 9% 5% 2% -
Licht IQ= 55-70 13% 12% 27% 21% 25% 24% 11% 4% 8% 8%
Matig IQ= 40-55 33% 31% 18% 30% 39% 40% 52% 61% 57% 60%
Ernstig/diep IQ < 40 38% 40% 46% 42% 32% 36% 35% 33% 33% 32%
Procentuele verhouding mentaal niveau in 2013 Norm aal 2 %
100% 90%
Zw ak begaafd 0 %
80%
Licht 8 %
70% Matig 57 %
60%
57%
Ernstig/diep 33%
50% 40%
33%
30% 20% 10%
8% 2%
0%
0%
Jaarverslag 2014
21
Procentuele verhouding i.v.m. specifiek moeilijk gedrag Conform
2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
Stereotiep Automutilatie 3% 3% -
53% 45% 43% 49% 54% 52% 46% 54%
Niet conform Stereotiep Hyperactief Agressief 8% 5% 2% 2% -
Autisme spectrum 36% 47% 55% 49% 46% 48% 54% 46%
Voor wat betreft gedrag gebruiken we vanaf 2013 een nieuwe onderverdeling. We maken nu een onderscheid tussen: - geen moeilijk gedrag - onaangepast gedrag gericht op materialen: gooien met voorwerpen, voorwerpen op eten, … - onaangepast gedrag gericht op anderen: krabben, bijten, duwen, schoppen, … - onaangepast gedrag gericht op zichzelf: zichzelf slaan, hoofd bonken, … - druk, zeer actief gedrag: moeilijk kunnen blijven zitten, van één naar ander bewegen storend gedrag in de groep bv. Door te roepen of lawaai te maken, … - moeite met zelfregulering: nood aan voortdurende controle, toezicht
2013 2014
Gn moeilijk gedrag 67%
Onaangepast Onaangepast Onaangepast Druk, zeer Moeite met nr materiaal nr anderen nr zichzelf actief zelfregulering 16% 4% 9% 4%
70%
7%
8%
7%
2%
6%
Procentuele verhouding binnen moeilijk gedrag in 2014 geen m oeilijk gedrag 70%
100% 90% 80%
onaangpast nr materiaal 7% onaangepast nr anderen 8%
70%
70%
onaangepast nr zichzelf 7%
60%
druk hyperactief 2%
50%
m oeite m et zelfregulering 6%
40% 30% 20% 10%
7%
8%
7%
2%
6%
0%
Jaarverslag 2014
22
1.8. Woonplaats – vervoer Waar kwamen de kinderen in 2014 vandaan? Onderstaande tabel geeft hiervan een overzicht: Woonplaats van de kinderen in 2014 ST-NIKLAAS NIEUWKERKEN-WAAS SINAAI HAMME STEKENE MOERBEKE SINT-GILLIS-WAAS SINT-PAUWELS BEVEREN MELSELE VRASENE KIELDRECHT KRUIBEKE RUPELMONDE TEMSE STEENDORP BORNEM MARIEKERKE WAASMUNSTER LOKEREN ZWIJNDRECHT PUURS TOTAAL
Aantal kinderen 18 2 2 1 4 2 3 2 2 3 1 1 1 2 4 1 1 1 3 2 2 1 59
Aantal kinderen in het vervoer 6 1 1 1 1 2 3 1 3 1 1 1 3 1 1
2 2 1 32
De meeste kinderen (37%) komen uit de stad Sint-Niklaas (incl. deelgemeenten Sinaai en Nieuwkerken-waas). Ook de omliggende gemeenten zijn sterk vertegenwoordigd. 54 % van de kinderen maakte in 2014 gebruik van onze vervoersdienst. De vraag naar vervoer blijft jammer genoeg groter dan het aanbod dat we kunnen doen. Een aantal ouders levert dagelijks grote inspanningen om hun kind zelf te brengen en af te halen binnen onze openingsuren. Vaak springen de grootouders of PAB bij om voor het vervoer in te staan. We benutten onze eigen vervoerscapaciteit maximaal: alle plaatsen worden ingevuld. Het afgelopen jaar pasten we nog een eigen bus aan voor rolwagenvervoer. Tot september werkten we samen met twee taximaatschappijen uit de regio: Taxi Freddy en Taxi SOL. Sinds september werken we enkel nog samen met Taxi SOL en deze neemt 2 ritten voor zijn rekening. Bij al deze ritten is de totale duur van de rit maximaal 2u. Wegenwerken of fileleed strooit af en toe roet in het eten. We proberen zo goed mogelijk rekening te houden met wensen van ouders om bijv. hun kind eerst naar huis te brengen omdat er hier een goede reden voor is, maar dit lukt jammer genoeg niet altijd. Ook deeltijds of uitzonderlijk vervoer gebeurt soms. We zijn zo flexibel mogelijk en proberen vervoersvragen in te vullen indien er mogelijkheid toe is.
Jaarverslag 2014
23
Elk jaar opnieuw is het – bij de vraag van nieuwe ouders tot dagelijks vervoer, omdat er voor hun kind geen enkel valabel alternatief is in de buurt – een moeizaam afwegen van de grens van ons vervoer (omwille van de duur van de rit). Kinderen die te veraf wonen kunnen geen beroep doen op het georganiseerd vervoer. Ook de fysieke gezondheidstoestand van een kind kan een indicatie zijn tot het weigeren of stopzetten van het georganiseerd vervoer. Het behoort tot één van de verantwoordelijkheden van de kinderarts van het kinderdagverblijf om, op basis van voldoende medische gegevens, een inschatting te maken van mogelijke risico’s bij het vervoeren van een kind. Onze chauffeurs rijden zonder begeleiding. De chauffeurs zijn goed op de hoogte van de speciale noden van ieder kind, maar vervoer van deze kinderen is nooit zonder risico. Daarom behouden we ons het recht toe om vervoer te weigeren of stop te zetten wanneer onze kinderarts inschat dat de risico's op bijv. een epileptische aanval, automutilatie,... te groot zijn.
1.9. Socio-familiale achtergrond We geven u enkele cijfers mee ivm gezinssamenstelling en afkomst.
Procentuele verhouding in verband met de gezinssamenstelling
Kerngezin
2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
80% 79% 73% 72% 68% 64% 75% 80% 70% 79%
Nieuw 1-ouder gezin samengesteld Gezin 15% 5% 16% 5% 18% 7% 19% 7% 17% 12% 22% 12% 6% 15% 20% 8% 22% 6% 15%
Pleeggezin
Adoptiegezin
2% 2% 3% 2% 4% -
-
Procentuele verhouding in verband met gezinnen van vreemde afkomst
2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
Jaarverslag 2014
Belgische afkomst
Niet-Belgische afkomst
90% 90% 84% 77% 88% 88% 80% 78%
10% 10% 16% 23% 12% 12% 20% 22%
24
2013 2014
Nederlandstalig 84% 78%
Anderstalig 16% 22%
Dit jaar is 22% van de gezinnen anderstalig. Dwz dat minstens één van de ouders een andere taal spreekt tegen het kind dan de Nederlandse taal.
2. Medewerkersinfo 2.1.Kengetallen personeelsbeleid Onze personeelsomkadering, gesubsidieerd door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, ziet er uit als volgt:
Op 31/12/2014 Functie Directie Sociale dienst Orthopedagoge Paramedici Opvoed(st)ers Hoofdopvoed(st)er groepschef Administratie Logistiek Kinderarts Totaal Sociale maribel vast pakket Opvoed(st)ers Ergotherapeute Totaal sociale maribel Algemeen totaal
Eenheden (1=38u/w) 1 0.84 0.92 4.95 7.25 1.41 0.25 5 0.37 21.99
1.36 0.23 1.59 23.58
Slechts 3 personeelsleden werken voltijds. Al de overige personeelsleden werken volgens een deeltijds arbeidsregime. Voor de functie van opvoedster, paramedicus stellen we een aanwezigheid van 24u/w als ideaal minimum voorop. De start als multifunctioneel centrum op 1 januari 2014 gaf nieuwe mogelijkheden op vlak van personeelsbeleid. De overheid laat het strakke kader los waarbij zeer strikt de uurverdeling per functie werd aangehouden. We hebben als voorziening nu meer ruimte om personeelsmiddelen in te zetten in die functies die we meest nodig hebben. Ons historisch kader werd omgezet in personeelspunten. De overheid geeft ons recht op 1626 personeelspunten.
Jaarverslag 2014
25
We zijn vrij om deze toe te kennen aan de functies die we meest nodig hebben, mits we minstens 65% van het puntenpakket besteden aan opvoedende, verzorgende, paramedische en rechtstreeks dienstverlenende functies. De omschakeling naar het systeem met personeelspunten liet ons ook toe om de uren van medewerkers die tot voorheen verschillende contracten hadden te bundelen in één contract. Zo kreeg bijvoorbeeld een coördinator met voorheen 3 verschillende contracten (een aantal uren als opvoedster, hoofdopvoedster en groepschef) nu één contract als groepschef. Dit is meer correct en een administratieve vereenvoudiging. Voor vervangen van ziekte van medewerkers zijn 29 punten voorzien. We hebben ervoor gekozen om bij ziekte van een medewerker te wachten om deze te vervangen tot de periode van gewaarborgd maandloon voorbij is (4 weken). Dit maakt dat we de 29 personeelspunten die de overheid hiervoor reserveert toevoegen aan ons vast kader. Dit gaf wat extra zuurstof. We kozen ervoor om een verpleegkundige aan te werven. Daarnaast versterkten we ook onze paramedische ploeg door extra uren toe te kennen aan een ergotherapeut. De overige uren zijn verdeeld onder opvoedend personeel. De samenwerking met een muziektherapeute in vast dienstverband, is niet houdbaar. De nood op de werkvloer aan verzorgend en ander paramedisch personeel blijkt te groot. We sluiten niet uit om af en toe in de toekomst nog op zelfstandige basis met de muziektherapeute samen te werken bijvoorbeeld in het kader van een themaweek.
Aanvulling personeelskader door Sectoraal Fonds sociale maribel Tevens beschikken we via het Sectoraal Fonds Sociale Maribel over bijkomende personeelsmiddelen. We beschikken over een vast pakket van 60,5u per week. Deze worden ingevuld door opvoedend personeel en paramedisch personeel (ergotherapeute). We hebben dit jaar ook het geluk gehad te kunnen beroep doen op het project deeltijds leren deeltijds werken van VIVO (Vlaams Instituut voor Vorming en Opleiding in de Social Profit). Amy Van Roy versterkt ons team, waarbij de loonkost wordt gesubsidieerd door het Sectoraal Fonds Sociale Maribel. Daarnaast kende het Fonds ons een éénmalige bijkomende tewerkstelling toe in 2014. Deze werden ingevuld door opvoedsters A1 en A2 die tijdelijk meer uren werkten. Deze uren betekenen een grote meerwaarde voor onze personeelsomkadering.
Leeftijdsscan op 31/12/2014 Deze cijfers houden geen rekening met de personele gegevens van tijdelijke werknemers (die vervangingen opnemen). Enkel de gegevens van de titularis werden in kaart gebracht. Op 31/12/2014 hebben we 2 mannen in dienst (5.88%) en 32 vrouwen (94.12%).
Jaarverslag 2014
26
20-24 jaar 25-29 jaar 30-34 jaar 35-39 jaar 40-44 jaar 45-49 jaar 50-54 jaar 55-59 jaar 60-64 jaar >65 jaar
Man 0% 0% 0% 0% 0% 0% 2.94% 2.94% 0% 0%
Vrouw 2.94% 14.71% 8.82% 17.65% 14.71% 11.76% 14.71% 5.88% 2.94% 0%
% 2.94% 14.71% 8.82% 17.65% 14.71% 11.76% 17.65% 8.82% 2.94% 0%
2019 0% 2.94% 14.71% 8.82% 17.65% 14.71% 11.76% 17.65% 8.82% 2.94%
2024 0% 0% 2.94% 14.71% 8.82% 17.65% 14.71% 11.76% 17.65% 11.76%
Het Veer is een multigenerationele werkplek, alle generaties zijn vertegenwoordigd. De leeftijdsgroep van 35-39 jaar is samen met de leeftijdsgroep 50-54 jaar de grootste. Als we deze personeelsbezetting houden zal in 2019 de groep 40-44-jarigen, samen met de groep 55-59 jarigen de grootste zijn. Ondanks de mogelijkheid voor deze groep werknemers om te genieten van verschillende verlofstelsels (ADV, bijkomend conventioneel verlof, wettelijk verlof), is de werkdruk voor deze werknemers hoog. Veelal blijft het takenpakket hetzelfde. Vanaf de leeftijd van 50 jaar wordt een deel van het ADV verlof vast ingeroosterd. Op deze manier hopen we de werkdruk voor deze werknemers te verlagen en het ondervangen van hun afwezigheid organisatorisch te vergemakkelijken.
Vervangingen Aantal medewerkers dat tijdskrediet opnam in 2014: 9 (ouderschapsverlof, zorgkrediet,…) Aantal medewerkers in zwangerschapsverlof in 2014: 3 (Joke Vanderhaegen, Sarah Pyl, Jessica AlvarezPerez)
2.2. Jubilarissen 2014 Volgende medewerkers hadden in 2014 - 25 jaar dienst: Peter Van Lombergen, kinesitherapeut, coördinator therapeuten - 20 jaar dienst: Suzy Geerts, opvoedster - 15 jaar dienst: Liesbet De Roover, opvoedster Zij werden tijdens het personeelsweekend in de bloemetjes gezet!
2.3. Medewerkers info Nieuwe medewerkers in vast dienstverband: - Verpleegkundige Nele Van Overloop - Medewerker sociale dienst Evelyn Martens - Ergotherapeute Ilse Lelie
Jaarverslag 2014
27
Uit dienst in 2014: - Medewerker sociale dienst en interne preventie adviseur Katrien Vandelanotte - Ergotherapeute Jessica Alvarez-Perez Dirk Van Lombergen, chauffeur en verantwoordelijke voor het vervoer, film- en beeldmateriaal, neemt de fakkel van Katrien als preventie adviseur over. Hij zal hiertoe in maart 2015 een opleiding volgen. Zij werk(t)en tijdelijk bij ons: - Opvoedster Katrien Plasschaert - Opvoedster Gaëtane Goffin - Opvoedster Fredelien Vandenbroeck - Opvoedster Layla Hilgert - Logopediste Karen Wyns - Muziektherapeute Sofie Bauwens - Ergotherapeute Lisa Vaes
2.4. Samenwerking met vrijwilligers en stagiaires In 2014 kregen we hulp van 11 vrijwilligers en 20 stagiaires van verschillende scholen. We hebben vaste vrijwilligers voor vervoer, wandelen, paardrijden, kleien, leefgroepbegeleiding, … We werken ook samen met één begeleid werker van het dagcentrum in Sint-Niklaas. Kristof doet de papieromhaling en doet mee de wekelijkse boodschappen in Colruyt. 20 medewerkers van Ernst & Young kwamen op 19 december een extra handje toesteken op ons kerstfeest: ze legden onze medewerkers en kinderen in de watten met een lekkere maaltijd en hulp tijdens de kerstmarkt.
Jaarverslag 2014
28
3. Middelen info: subsidiëring en financiële steun In het jaar 2014 mochten wij subsidiëring en steun ontvangen van: het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap De Provincie Oost-Vlaanderen De Stad Sint-Niklaas Het Gemeentebestuur van Beveren Het Gemeentebestuur van Kruibeke Het Gemeentebestuur van Stekene Het Gemeentebestuur van Sint-Gillis-Waas De Stichting Delacroix - Tienen In augustus trokken verschillende ouders en medewerkers naar Frankrijk om er de Galibier te beklimmen per fiets. Zij vroegen vooraf aan vrienden en familie om hun prestatie te sponsoren ten voordele van Het Veer. Op deze manier kwamen schenkingen binnen uit verscheidene hoeken van het land en vergaarden zij 6392 euro. Deze opbrengst is bestemd voor de aankoop van het AKKA – plateau, een origineel hulpmiddel voor kinderen met een meervoudige beperking om zich zelfstandig te kunnen verplaatsen. Dank en proficiat aan de fietsers: David Joos, Peter Van Lombergen, Marleen Hustinx, Jelle Windhey, Francis Van De vijver, Pieter Thieleman en Jan Joos
Ook dank aan Alpha Motorhomes voor het gratis ontlenen van de mobilhome en Marian Van Huffel en Joke Vanderhaegen voor de catering! Dank ook aan alle collega’s en sympathisanten die de actie financieel of moreel gesteund hebben. In de maand december was er nog een heel speciaal initiatief. Femke Luyckx, mama van Yinthe De Maeyer, zetten in het kader van Music for Life (Studio brussel) een actie op. Samen met haar moeder ging zij aan de slag om zelf gemaakte citroenjenever te verkopen. Deze actie bracht maar liefst 4600 euro op!
Jaarverslag 2014
29
Verschillende (éénmalige) acties en schenkingen boden meer zuurstof aan de dagelijkse werking:
dankuwel aan Militair Commando van de Provincie Oost-Vlaanderen vzw Integrame Dhr Deckers Johan Fifty One, International Service Club Grondwerken Bjorn Van Bergen Vlaamse Vereniging voor Kindergeneeskunde Vzw Kindergeluk V!go … Verschillende privé personen dragen onze organisatie een warm hart toe door middel van een schenking. Dankuwel daarvoor! Onze eindejaarsverkoop ten voordele van een aantal nieuwe speciale matrassen en de kerstmarkt leverden dit jaar ook een aardig centje op. Dank aan allen die hieraan meewerkten! Dankzij deze vele initiatieven kunnen we investeren in nieuw spel- en therapiemateriaal: vezelnevel, waterbed, spelpannelen, verharding van de speeltuin, specifieke noden in de leefgroepen, …
Jaarverslag 2014
30
Deel 2 Kwalitatieve gegevens 1. Perspectief 2020 voor Het Veer 1.1. Inleidende beschouwing De overheid wil het bestaande sociale kapitaal zodanig inzetten dat met dezelfde middelen méér mensen kunnen geholpen worden op een even of verhoogde kwalitatieve wijze. Daarvoor is het noodzakelijk dat de overheid de voorzieningen meer ruimte biedt om te ondernemen dan ze vandaag met de strikte regelgeving kunnen. Voor deze voorzieningen werd een regelluw kader uitgewerkt en zo kregen de multifunctionele centra vorm. Sinds 2014 werken er in Vlaanderen in totaal zo’n 50 voorzieningen als MFC. Vanaf 2015 werken alle voorzieningen voor minderjarigen met een beperking als MFC. In de eerste plaats is het doel van een MFC om voor minderjarigen soepele trajecten op basis van de eigen behoeften uit te werken. Op basis van de eigen noden moeten cliënten wisselend gebruik kunnen maken van mobiele of ambulante begeleiding, dagopvang, dagbesteding of nachtopvang. Op termijn zou deze manier van werken moeten resulteren in de afbouw van langdurige residentiële zorg ten voordele van de ondersteuning in de thuissituatie. Alle voorzieningen zetten actief in op contextbegeleiding. We zouden dus op termijn ook minder uitstroom vanuit Het Veer naar voorzieningen met nachtopvang moeten hebben, maar doordat we zo kleinschalig zijn en (nog) geen nachtopvang organiseren zal dit moeilijk te meten zijn. Het aantal kinderen dat Het Veer verlaat om voor internaatsformule te kiezen is beperkt. Doorgaans kiezen ouders pas voor nachtopvang wanneer kinderen ouder zijn dan 6 jaar. Het aantal ouders dat interesse heeft of gebruik maakt van diensten die kortdurend nachtopvang organiseren, is echter wel hoog. Diensten waarmee we hiervoor samenwerken zijn respijthuis De Limmerik, DVC Triangel, De Klaproos, DVC Heilig Hart, De Okkernoot, … Het is goed dat dit aanbod voorhanden is, echter de regionale spreiding binnen de provincie Oost-Vlaanderen is niet in verhouding. Voor de regio waasland is er een grote blinde vlek. De Klaproos is de enige voorziening kortbij (Kallo), maar deze heeft het nadeel dat onze kinderen daar terecht komen in een bestaande leefgroep voor volwassenen met een beperking. Dit is allesbehalve ideaal. Het niet voorhanden zijn van een goed initiatief voor kortdurend nachtverblijf in de regio, verhoogt de drempel voor ouders om van dergelijke opvang gebruik te maken. Ze moeten zich ver verplaatsen en kennen de voorziening niet. Hier komen we verder nog op terug. Het realiseren van de doelstelling om meer cliënten te helpen met dezelfde middelen, zou haalbaar moeten zijn. We zien nu al een groot aantal kinderen dat deeltijds van ons aanbod wil gebruik maken. We stimuleren geen voltijdse opvang, maar dit behoort nog wel tot de mogelijkheden voor de ouders die dit wensen. We mogen verwachten dat in de toekomst het aantal deeltijdse kinderen zal aanhouden of stijgen (cfr 1.1. we kunnen nu al een lichte stijging vaststellen voor 2014 in vergelijking met 2013). Nieuwe regelgeving voor de MFC’s is momenteel in uitwerking. Deze wil de overheid implementeren vanaf 1 januari 2016. Tot zolang blijft het regelluwe kader en de bepalingen van de huidige beheersovereenkomst van kracht. Het feit dat regelgeving uit blijft, brengt ook wel onzekerheid en onduidelijkheid met zich mee. Zowel voor de cliënten als voor de voorziening. We kunnen voorzichtig nieuwe initiatieven nemen, maar we zijn niet zeker dat deze op lange termijn houdbaar zullen zijn. Dit hangt af van de middelen en outputindicatoren die de overheid koppelt aan de prestaties die de voorziening levert. Momenteel werken we met ons vast personeelskader en houdt de overheid geen rekening met wat we registreren als prestaties. Het spreekt voor zich dat voltijds dagbesteding Jaarverslag 2014
31
organiseren voor een kind in combinatie met een wekelijkse mobiele begeleiding, een andere personeelsinzet vraagt dan een kind deeltijds opvangen, zonder aan te vullen met mobiele begeleiding. Binnen het Therapeutisch Kinderdagverblijf Het Veer werkten we nu één jaar werken als MFC binnen een regelluw kader. We hebben het afgelopen jaar kunnen experimenteren en nadenken hoe we onze dienstverlening kunnen aanpassen aan de verwachtingen van de overheid en de ouders. We hebben ervaren hoe het werken in deze nieuwe zorgvorm een meerwaarde kan betekenen voor onze dienstverlening. We vertellen u graag hoe we dit gedaan hebben en wat onze ervaringen zijn met het “buiten de lijntjes kleuren”.
1.2. Een nachtje in Het Veer Een eerste experiment ging door in mei 2014. Voor het eerst konden ouders hun kind naar het Veer brengen op zaterdagmorgen, en het weer ophalen op zondagavond. 7 kinderen brachten de nacht door. In oktober herhaalden we het initiatief. Toen kwamen uiteindelijk maar 4 van de 7 ingeschreven kinderen effectief. Redenen van afwezigheid waren ziekte en overlijden van één van de kinderen kort tevoren. Voor de ouders die hun kind brachten was dit weekend een korte adempauze. Ze konden de zorg heel even overdragen op een moment dat zij anders meestal zelf voor de zorg instaan. Voor vele ouders was dit een mogelijkheid om eens een uitstap te doen met de andere kinderen van het gezin of met zijn twee. Voor veel van onze kinderen is het niet evident zorg over te dragen. Babysit, familieleden,… vaak is de zorg te gespecialiseerd dat het niet-professionelen afschrikt (bijv. epilepsie, sondevoeding, ...). Zeker oudere kinderen een keer uit logeren laten gaan is geen evidentie. Vaak is er naast de gespecialiseerde zorg, ook nood aan aangepaste infrastructuur (plek voor de hulpmiddelen, lift, …) De drempel naar diensten die kortopvang organiseren is vaak hoog. De drempel om hun kind een nachtje naar Het Veer te brengen is veel lager omdat ouders en het kind vertrouwd zijn met onze medewerkers en infrastructuur. Er was behoorlijk wat interesse van ouders, waardoor we een tweede weekend moesten prikken om aan alle vragen te voldoen en niemand teleur te stellen. Er zijn ook wel ouders die aangeven interesse te hebben om op een dergelijk aanbod in te tekenen, maar het voorgestelde moment schikte niet. Uit een schriftelijke bevraging van ouders en medewerkers achteraf konden we enkele praktische aandachtspunten omtrent meubilair, medicatie, … weerhouden. Unaniem waren alle ouders tevreden en dankbaar voor dit fijne initiatief. Op vlak van personeel deden we beroep op de goodwill van onze medewerkers. De shifts werden verdeeld over 10 medewerkers, opvoedsters en therapeuten, goed voor een totaal van 66 personeelsuren per weekend. Er waren continu twee mensen op dienst. Nadeel hiervan was dat veel energie en tijd is besteed aan info-overdracht. Doordat het kinderen uit verschillende leefgroepen waren, was niet iedere medewerker reeds vertrouwd met het kind en vroeg het veel tijd om telkens de info over het kind betreffende slapen, voeding, verzorging, … door te nemen. Indien we op regelmatige basis nachtopvang zouden organiseren en dit structureel inbouwen, is het mogelijk om hierop vaste personeelsleden in te zetten die een langere shift werken en de kinderen op voorhand beter kunnen leren kennen. Het was niet evident een leefgroep die uitsluitend voor dagopvang gebruikt wordt, in te richten voor nachtopvang. Niet alle ruimtes kunnen verduisterd worden, een hele verhuis van bedjes en linnen, … Logistieke ondersteuning was niet voorzien, dus koken en de was & plas behoorde ook tot de taken van het begeleidend personeel, en dit vergt enige organisatie. We zouden er ongetwijfeld vele ouders een plezier mee doen dit in de toekomst nog te organiseren. Er is ook bereidheid bij medewerkers om hieraan nog mee te werken. Velen begrijpen de nood van ouders en zien dit als een mogelijke bijkomende ondersteuning voor de gezinnen. Echter met het huidig personeelskader dat is afgestemd op het organiseren van dagopvang, is het voorlopig niet mogelijk kortdurend nachtverblijf structureel op te nemen in ons aanbod.
Jaarverslag 2014
32
1.3. Even terug naar Het Veer, vakantie opvang Tijdens de grote vakantie kwamen een aantal kinderen die Het Veer al hadden verlaten, een korte periode terug voor dagopvang. Het ging om kinderen die we nog kennen omdat we ze vroeger hebben begeleid, kinderen die inmiddels zijn uitgestroomd naar scholen voor buitengewoon onderwijs. Buitenschoolse opvang tijdens de schoolvakanties is voor deze doelgroep blijkbaar ontoereikend, want de vraag is veel groter dan het aanbod dat we kunnen doen. Deze kinderen behoren tot onze doelgroep, en we hebben deskundig personeel om een activiteitenaanbod uit te werken voor deze kinderen. Tijdens de schoolvakanties zijn veel van onze vaste kinderen afwezig, waardoor er ruimte is om extra kindjes te begeleiden. We kaderden dit aanbod ook in de verwachting van de overheid nl. dat voorzieningen met dezelfde middelen meer cliënten helpen. Deze verschillende factoren maakten dat we enthousiast waren om dit aanbod uit te werken. 6 kinderen kwamen een paar dagen terug naar Het Veer in de zomermaanden juli en augustus , goed voor een totaal van 79 opvangdagen. Achteraf bekeken, waren er ook weken waarin we nog meer kinderen hadden kunnen opvangen. We hebben in schoolvakanties vaak te maken met onaangekondigde afwezigheid van kinderen. Ziekte is de meest voorkomende reden om een kind onverwacht thuis te houden, maar daarnaast gebeurt het ook maar al te vaak dat kinderen om een andere reden toch niet komen bijvoorbeeld extra dagje verlof, te laat uit bed, … Zo hadden we in de grote vakantie van 2014 maar liefst 145 extra afwezigheidsdagen van kinderen! Dit is veel en maakt het moeilijk voor onze coördinator om een goede planning op te maken. We willen in 2015 dit cijfer naar beneden brengen en ouders vragen om hun aanvankelijk doorgegeven vakantieplanning te respecteren. De kinderen die extra kwamen in de vakantie kregen een gepast activiteitenaanbod, voeding, verzorging… het was echter niet mogelijk ook een aanbod te doen op vlak van individuele therapie of vervoer. Dit is voor de meeste ouders geen bezwaar. We kwamen hierbij voornamelijk een heleboel praktische problemen tegen. Deze kinderen, die ondertussen een jaartje of meerdere jaren ouder zijn, hebben vaak nieuwe noden op vlak van infrastructuur (denk aan toilet, werktafel, stoelen, …). 5 van onze 6 leefgroepen zijn afgestemd op kinderen jonger dan 6 jaar, waardoor het creatief zoeken was naar het juiste meubilair om deze oudere kinderen kortdurend maar toch comfortabel op te vangen. We zochten naar de beste leefgroep voor ieder kind, de leefgroep die meest aansluit bij de noden van het vakantie-kindje. We gaven voorkeur aan de leefgroep waar het kind vroeger werd opgevangen. Dit bleek echter niet voor alle kinderen evident: het vakantie-kindje was soms in de war omdat meubilair en gewoonten in de klas veranderd waren in vergelijking met vroeger. Dit zagen we vooral bij de kinderen met ass als een struikelblok. Ook bij de andere kinderen van de leefgroep zagen we reactie op de komst van deze “vreemde” kinderen in hun groep. Ook zij dienden zich aan te passen en te wennen aan de komst van de nieuwkomers. Van de leefgroepbegeleiding vroegen we enige flexibiliteit om deze kinderen erbij te nemen. Dit was doorgaans geen probleem. Echter het leefgroepprogramma voor de vakantieperiode was opgemaakt en ook leefgroepuitstappen, (afscheids)feestjes gaan vaak door in de vakantie. Het was op zo’n dagen niet evident om er veel “vreemde” kinderen bij te nemen en zo gebeurde het dan al eens dat de “vreemde” kinderen geen hele week in dezelfde leefgroep konden opgevangen worden. Dit was toch ook behoorlijk vervelend voor dit kind en de ouders. Het zou beter zijn mochten we een aanbod kunnen doen voor een groep kinderen tijdens een bepaalde periode, en deze kinderen samen in één groep opvangen. Op deze manier zouden we ook vaste begeleiding hiervoor kunnen voorzien en het activiteitenaanbod uitwerken bijv. rond een thema. Dit principe sluit meer aan bij het aanbod vakantiekampjes op maat van kinderen met een beperking. We hebben hiervoor de know-how in huis. Echter we botsten hiervoor het afgelopen jaar op een
Jaarverslag 2014
33
infrastructuur probleem. Onze vaste leefgroepen zijn open, en het is niet mogelijk deze te verhuizen of te sluiten ten voordele van de vakantie opvang. Indien we dit in de toekomst nog willen organiseren zullen we hiertoe creatief moeten op zoek gaan naar een ruimte binnen of buiten Het Veer. Hiertoe zijn we bereid, omdat we uit verschillende hoeken de hoge nood van ouders horen, en de zorgvraag aansluit bij onze dienstverlening. Mogelijks kunnen we dit aanbod rechtstreeks toegankelijk maken, zodat het voor ouders administratief eenvoudig is om hierop in te schrijven. Allicht zullen we hiervoor dan middelen moeten krijgen van de overheid, en goed aflijnen welke doelgroep we willen bereiken.
1.4. We zetten in op contextbegeleiding dmv mobiele begeleiding Door het versterken van de context rond een kind, kunnen we vermijden dat kinderen moeten doorstromen naar intensievere vormen van zorg bijv. voorzieningen met nachtverblijf. In de meeste gevallen, vinden we het belangrijk dat kinderen met een beperking zo lang mogelijk in hun thuismilieu kunnen verblijven. Ook de meeste ouders verlangen dit en gaan ver in het organiseren en uitbouwen van de zorg rond hun kind. We willen hen daarin ondersteunen en doen dit op verschillende manieren. We bekijken voor onze gezinnen of een Persoonlijk Assistentie Budget een meerwaarde en aanvulling op ons aanbod is. Als we dit vinden informeren we ouders en verwijzen we op tijd door naar een MDT voor het opmaken van het inschalingsverslag. We investeren in het aanvragen van de status prioritair te bemiddelen voor die gezinnen waar de zorg in de thuissituatie te zwaar is. Jammer genoeg is er schaarste en krijgen we zelden een aanvraag voor PAB in werkelijk budget omgezet. Toch kregen het afgelopen jaar 3 van onze kinderen effectief hun PAB budget geactiveerd. Voor deze gezinnen is dit een hele opluchting en een belangrijke ondersteuning in de zorg. Dankzij PAB kunnen zij de zorg thuis volhouden. In sommige gevallen zou een PAB ook de overstap naar onderwijs mogelijk maken. Daar waar nu voor een aanbod binnen zorg gekozen wordt omwille van bijv. vervoersproblemen of tekort aan ondersteuning in de school of tekort aan buitenschoolse opvang. Deze tekorten zouden kunnen ondervangen worden door de Persoonlijk assistent. Naast het luik PAB zoeken we ook andere partners die het gezin kunnen ondersteunen in de zorg bijv. diensten gezinszorg, familiehulp, oppas van de mutualiteit bij ziekte, thuisverpleging, thuisbegeleidingsdiensten… zij kunnen een belangrijke aanvulling zijn op de dagbesteding in ons MFC. Sinds we onze erkenning als Multifunctioneel Centrum hebben, kunnen we nog verder gaan in het ondersteunen van de context doordat onze medewerkers mobiele begeleiding kunnen opnemen. Mobiele begeleiding houdt in dat één van onze medewerkers buiten de muren van Het Veer 1 à 2u begeleiding opneemt. In de meerderheid van de gevallen gaat het om oudergesprekken bij het gezin thuis (huisbezoeken) met als doel psychosociale begeleiding of advies. Deze zijn meestal naar aanleiding van een concrete vraag van een ouder bijv. rond probleemgedrag van het kind, een moeilijke opvoedingssituatie, vragen rond hulpmiddelen of woningaanpassingen, … Maar het kan ook gaan over een begeleiding op een andere plaats: een schoolcontact voor een kind dat Het Veer combineert met school, een contact bij de onthaalmoeder, mee begeleiden van een doktersconsultatie voor een kind, een bezoek aan een andere voorziening of school, … Er is steeds een goed afgebakende doelstelling en er zijn afspraken over frequentie en duur indien het over meerdere contacten gaat. Onze orthopedagoge en sociale dienst bewaken dit proces. Zij bekijken wie binnen de voorziening de beste figuur is om de mobiele begeleiding op te nemen en zij detecteren doorgaans de vragen of noden die er zijn bij ouders. Tegenover een mobiele begeleiding staat een forfaitaire ouderbijdrage van 5 euro per begeleiding. In 2014 registreerden we 76 mobiele begeleidingen voor 37 verschillende kinderen. 13 verschillende medewerkers namen deze begeleiding op. Zo zien we dat mobiele begeleiding geen opdracht meer is die exclusief is weggelegd voor sociale dienst. Ook andere disciplines gaan aan huis: orthopedagoge, verpleegkundige, opvoedster, therapeuten, …
Jaarverslag 2014
34
Daarom is het belangrijk ook voor hen opleiding en coaching te voorzien om in dit nieuwe aspect van hulpverlening te groeien. Werken met het ganse gezin of de context vraagt andere vaardigheden dan louter werken met het kind. We verleggen onze focus. We geven onze medewerkers de tijd om in de praktijk te groeien en ervaring op te doen, alvorens hen onder te dompelen in theorie. Veel interne vorming in 2015 zal echter in dit thema staan. Wanneer in gezinnen reeds een thuisbegeleidingsdienst over de vloer komt, zal dit onze medewerkers er niet van weerhouden om mobiele begeleiding op te nemen. We zullen dit steeds nagaan en indien dit het geval is de mobiele begeleiding niet registreren, omdat kinderen geen recht hebben op mobiele begeleiding vanuit twee verschillende hoeken. We willen in ons aanbod echter geen discriminatie en als er vragen zijn naar mobiele begeleiding in die gezinnen waar al een thuisbegeleidingsdienst betrokken is, zullen we afstemmen en in overleg gaan met de thuisbegeleider over wie wat opneemt. Thuisbegeleiders zijn voor ons een belangrijke partner in de zorg rond een gezin. Veel vaker dan vroeger zijn ze ook aanwezig op overleg met ouders rond handelingsplanning of organisatie van de zorg. Vragen naar louter mobiele begeleiding nemen we niet op. Enkel kinderen die ook gebruik maken van onze dagbesteding (of op onze wachtlijst staan en administratief al in orde zijn) kunnen beroep doen op mobiele begeleiding vanuit Het Veer. Ook stellen we dit aanbod open voor kinderen die tijdelijk niet naar Het Veer kunnen komen bijv. door ziekte, revalidatie, maar wel een begeleidingsovereenkomst hebben.
2. Sociaal emotionele ontwikkeling 2.1. inleiding uit “De Kleine Prins” ‘Wat betekent ‘tam’ ?’ zei het prinsje. ‘Dat is maar al te zeer een vergeten woord, zei de vos. Het betekent ‘verbonden’. ‘Verbonden?...’ ‘Ja zeker’, zei de vos. ‘Jij bent voor mij maar een klein jongetje als alle andere jongetjes. En ik heb je niet nodig. Ik ben voor jou een vos als alle andere vossen. Maar als je me tam maakt, dan zullen we elkaar nodig hebben. Dan ben je voor mij enig op de wereld en ben ik voor jou enig op de wereld…’ ‘Ik begin het te begrijpen’, zei de kleine prins. …………. ‘Wat moet ik doen om je tam te maken?’, zei het prinsje. ‘Je moet veel geduld hebben’, antwoordde de vos. ‘Kijk, je gaat eerste een eindje van me af in het gras zitten. Ik bekijk je eens tersluiks en jij zegt niets. Woorden geven maar misverstand. Maar je kunt iedere dag een beetje dichterbij komen zitten… ‘De volgende dag kwam het prinsje terug. ‘Je had beter op dezelfde tijd kunnen komen’, zei de vos. ‘Als je bijvoorbeeld om vier uur ’s middags komt, begin ik om drie uur al gelukkig te worden. …..’
2.2. Sociaal emotionele ontwikkeling als uitgangspunt om te kijken naar probleemgedrag In 2014 besteedden we met onze ploeg extra aandacht aan de sociaal-emotionele ontwikkeling van jonge kinderen. De praktijk van de voorbije jaren leert ons dat we al te vaak aan dit belangrijk facet voorbij gaan en dat we, wanneer kinderen moeilijk gedrag vertonen, maar beter uitgebreid het niveau van sociaalemotionele ontwikkeling van dat betreffende kind bekijken…. In vele gevallen brachten deze inzichten soelaas, steeds in die zin dat we de kinderen in kwestie eigenlijk waren gaan overschatten op sociaal-
Jaarverslag 2014
35
emotioneel vlak en dat we belangrijke voorwaarden om zich veilig te voelen gaandeweg uit het oog waren verloren. We leggen te veel verantwoordelijkheid bij het kind in kwestie, te weinig bij de voorwaarden die we als volwassenen dienen te creëren. Ook al hebben sommige kinderen een hoger niveau van functioneren bv mbt cognitieve vaardigheden, of mbt oog-handcoördinatie, of zijn er geen beperkingen op motorisch niveau en op vlak van zich bewegen in de ruimte… toch bepaalt hun niveau van sociaal-emotioneel functioneren de insteek van aanpak die nodig is. Dankbaar maakten we gebruik van de inspanningen van vele collega’s die met de medewerking van het Steunpunt Expertisenetwerken een SEN-SEO doos hebben uitgewerkt. Dit zeer verdienstelijk initiatief heeft de inzichten van Anton Došen mbt emotionele ontwikkeling bij personen met een verstandelijke beperking mee naar de werkvloer vertaald en concrete handvatten aangereikt naar de dagelijkse ondersteuningspraktijk. * Op 2 interne studiedagen werd in het kalenderjaar 2014 aandacht besteed aan de fases in de emotionele ontwikkeling, zoals Došen ze heeft beschreven. We belichtten enkel de eerste 3 fases (eerste adaptatiefase, eerste socialisatiefase, eerste individuatiefase) omdat slechts een minderheid van de kinderen in Het Veer fase 4, de eerste identificatiefase, behaalt. Voor 2 kinderen deden we in de loop van het schooljaar een inschaling aan de hand van SEN-SEO. We stonden stil bij de kenmerken van iedere fase, bij de algemene kenmerken van de begeleidingsstijl die iedere fase vereist en belichtten dan heel concreet de kerntaken in de ondersteuning. We maakten daarbij gebruik van de metaforen ons aangereikt in het boek van Gerrit Vignero, de draad tussen cliënt en begeleider: Over de spoorweg en de draad. Deze theoretische beschouwingen helpen ons om bij elke beeldvorming ook aandacht te besteden aan het niveau van emotionele ontwikkeling van een kind. Dit bepaalt telkens de aanpak die dat kind in eerste instantie nodig heeft. Zo bevinden heel veel kinderen in Het Veer zich in de eerste socialisatiefase. Het proces van hechting staat op de voorgrond: als de draad getrokken is, als volwassenen eerst vooral regulerend zijn opgetreden, komt nu de fase waarin het kind zich kan hechten aan de nieuwe volwassenen die voor het eerst in hun leven, naast hun ouders, ook een rol gaan spelen. Cirkelen is de belangrijkste opdracht voor opvoedsters: nabij zijn, beschikbaar zijn, kinderen een doekje, een knuffel, een tut… bij zich laten hebben, … zodat die kinderen ook in deze nieuwe omgeving los van hun vertrouwde ouders op hun gemak kunnen zijn. Leren staat niet onmiddellijk op de voorgrond. Troosten, op gemak stellen, speeltjes geven als afleiding, samen spelen en leuke momenten beleven staat op de voorgrond. Eens deze kinderen wat vertrouwd zijn met de nieuwe omgeving, met de nieuwe mensen kan voorzichtig gewerkt worden aan het ‘doorgeven van de draad’…. Bij het ene kind moet hier explicieter mee omgegaan worden dan bij het andere kind. Soms moet ‘op therapie gaan’ zelfs even uitgesteld worden, tot een kind ook de stap buiten het vertrouwde aankan. Ook in 2015 blijven we inzetten op dit deel van onze beeldvorming, om op die manier het ontwikkelen van gedragsproblemen te voorkomen, of in elk geval – als er zich toch problemen stellen – de aanpak meer te kunnen afstemmen op wat het kind juist nodig heeft. Ook in mobiele begeleidingen is het belangrijk dit in te zetten en ouders mee inzicht te geven in wat hun kind op dit ontwikkelingsniveau nodig heeft.
Jaarverslag 2014
36
* Gerrit Vignero, De draad tussen cliënt en begeleider, de emotionele ontwikkelings als inspiratiebron in de begeleiding van personen met een verstandelijke handicap, Garant, 2011 L.Claes, K. Declercq, L. De Neve, B. Jonckheere, J. Marrecau, F. Morisse, E. Ronsse, T. Vangansbeke, Emotionele ontwikkeling bij mensen met een verstandelijke beperking, Garant, 2012
3. Kwaliteitsplan: terugblik op 2014 , een blik op de toekomst In 2014 lag het accent vooral op de uitbouw van onze werking als Multifunctioneel Centrum. Het informeren van ouders en medewerkers, het aanpassen van verschillende procedures en documenten uit het kwaliteitshandboek, het in gebruik nemen van een nieuw systeem voor personeelsen cliëntregistratie, … Zoals u kon lezen in hoofdstuk 1 van deel 2 werkten we inhoudelijk onze dienstverlening als multifunctioneel centrum uit: mobiele begeleiding kreeg vorm, en bij wijze van experiment was er de vakantie opvang voor kinderen die Het Veer reeds hebben verlaten en kortdurend nachtverblijf tijdens 2 weekends in 2014. In 2015 zal voornamelijk het aspect mobiele begeleiding verder vorm krijgen en mogelijks ook de vakantie opvang. We zullen ook investeren in vorming voor onze medewerkers op vlak van gezinsbegeleiding en het contextuele gedachtengoed. We investeerden in 2014 in het versterken van de coachingsvaardigheden van een aantal spilfiguren in onze organisatie. Hiermee beogen we leidinggevenden en medewerkers die zelfreflectie en leren bij medewerkers binnen de organisatie stimuleren oa door het stellen van de juiste vragen, betrokken confronteren, … Dit vraagt training en ook in 2015 nemen we dat aspect mee. We maakten een diversiteitsplan op dat werd goedgekeurd en in uitwerking is sinds mei 2013. We namen een periode van 2 jaar om aspecten hierin opgenomen aan te pakken. Een aantal vormingsinitiatieven kunnen we hierin onderbrengen. Ook startte een werkgroep VTO om de loopbaancoaching binnen het veer onder de loupe te nemen en verbeterpunten hierin aan te brengen. Zoals elk jaar hebben we in 2014 ook een aantal documenten en procedures uit het kwaliteitshandboek inhoudelijk geëvalueerd en interne audits uitgevoerd. Aandachtspunten of opmerkingen hieruit werden aangepakt. In 2015 zullen we een tevredenheidsmeting voor onze gebruikers organiseren en bekijken welke aspecten van onze dienstverlening we moeten bijsturen. Ook zullen we ons MFC verder vorm geven en afstemmen op de nieuwe tendensen in de zorg en de vragen van onze gebruikers.
Jaarverslag 2014
37
4. Vormingsbeleid 4.1. VTO in 2014 Een greep uit de studiedagen, vormingen voor medewerkers in 2014: Opvoedsters/therapeuten volgden praktijkgerichte vorming: - Basiscursus Sherborne - Basiscursus en verdiepingscursus basale stimulatie - Motiveren bij mensen met autisme - Wederzijdse emotionele beschikbaarheid - Ondersteuning bij verlieservaring - Emancipatorisch werken met personen met ASS en diep mentale beperking Onze kinesiste volgde de 5-daagse opleiding rond Bobath concept in de pedagogische werksituatie. Onze coördinator opvoedend personeel volgde een 4-daagse opleiding gezinsbegeleiding van de interactie academie. Logopediste Joke Vaderhaegen vatte in september het tweede schooljaar aan van de BANABA opleiding Autisme aan de Hogeschool Gent. Zowel ergotherapeute als kinesisten volgen de evolutie op vlak van hulpmiddelen nauwgezet en volgen hiertoe de nodige bijscholingen (hulpmiddelen in de badkamer, auto aanpassingen voor personen met een motorische handicap, …) Logopediste en verpleegkundige volgden een studiedag rond het onderzoek en behandelen van dysfagie. Daarnaast ook een studiedag rond mondhygiëne. We blijven hieraan veel aandacht besteden, ook al organiseren we dagopvang, omdat het een belangrijk aandachtspunt is in de zorg voor kinderen met een beperking. Een tandarts vanuit het Centrum voor bijzondere tandheelkunde van UZ Gent komt ongeveer 3-maandelijks naar Het Veer om het gebit van een aantal kinderen ter plaatse te controleren. Indien nodig wordt dan verdere behandeling gepland. Op deze manier screenen we regelmatig en zijn we er snel bij om tandproblemen op te sporen en aan te pakken. In het kader van preventie investeerden we ook in opleiding: Één van de chauffeurs volgde de module opfrissing van de wegcode Al onze chauffeurs volgden de vorming van KVG “Een kijk op handicap voor busbegeleiders” Directie volgde een bijscholing rond het thema aansprakelijkheid en beroepsgeheim. In augustus gaf Hilde Van Lyssebetten van de Artevelde Hogeschool Gent een 2-daagse training rond coaching. Directie, coördinatoren, orthopedagoge, medewerkers sociale dienst en een aantal therapeuten van zowel revalidaticentrum als therapeutisch kinderdagverblijf namen hieraan deel. We kregen het GRROW-model aangereikt om ons te ondersteunen bij het voeren van coachingsgesprekken met medewerkers, stagiaires of ouders. We gaan hiermee intern verder aan de slag en trainen coachingsvaardigheden zoals daar zijn: uitdagen, inspireren, verkennen, waarderen, betrokken confronteren, ontspannen, ruimte geven, … tijdens maandelijkse intervisiemomenten in kleine groep. Ook leerden we bij door over het muurtje te gaan kijken. Volgende bezoeken waren een opsteker:
Jaarverslag 2014
38
Tanderuis, opening ASS-theek MFC Hagewinde, uitwisselingsdag Om opleiding te laten renderen binnen de organisatie hebben we een intern vormingsplan dat we per schooljaar opmaken. Minimum 2u per maand per medewerker investeren we in interne vorming. Medewerkers die buitenhuis een studiedag volgen, zijn bereid opgedane kennis door te geven aan collega’s en we plannen dit op deze interne vormingsmomenten. We denken momenteel met een werkgroep na over het nog beter afstemmen van vorming op de persoonlijke noden van medewerkers en het implementeren van een nieuwe manier om medewerkers hierin te ondersteunen ahv interne loopbaanbegeleiding. Het oudertrainingsprogramma IMPACT is, zoals u kon lezen in vorige jaarverslagen, een belangrijk onderdeel geworden van ons dienstverleningsaanbod. Het is de bedoeling om ouders van jonge kinderen (tot 6 jaar) met ass, of ook jonge kinderen met problemen in de sociaal-communicatieve ontwikkeling technieken aan te leren om de sociaalcommunicatieve vaardigheden van hun kinderen te stimuleren. We stellen deze kennis ook ten dienste van andere voorzieningen. Zo ging onze coördinator twee halve dagen vorming geven aan gezinsbegeleidsters van Thuisbegeleidingsdienst De Tandem. In het voorjaar van 2015 bieden we het traject opnieuw aan onze ouders aan. 8 ouderparen tekenden hierop in. Dit is een intensief traject waarbij groeps- en individuele sessies elkaar afwisselen. Verschillende medewerkers nemen deze training op en fungeren als coach voor de ouders. Ons vormingsaanbod voor ouders is beperkt. Naast het IMPACT oudertrainingsprogramma zijn er op niveau van de leefgroep wel informatie avonden. In 2015 willen we een oudertraining rond basale stimulatie organiseren voor nieuwe medewerkers en ouders, gespreid over verschillende avonden.
Jaarverslag 2014
39
4.2. VTO-plan 2015-2016 Investeringsdomein = domein waar meest moet geïnvesteerd worden omdat competentie nog te laag is. Groeidomein = blijvende investering is nodig, maar kan meestal via interne vorming daar reeds aantal personeelsleden al vertrouwd zijn met kennisinhouden. Exploitatiedomein= investering enkel nodig om kennis op peil en up to date te houden/ info hieruit moet ook wel doorstromen naar alle medewerkers. Aarzelingsdomein= wordt voorlopig nog wat geparkeerd/ nog niet echt investering.
Competentie hoog genoeg
Veel investeren Groeidomein Werken met kinderen met ernstig meervoudige beperking Basale stimulatie
Weinig investeren Exploitatiedomein Hoe omgaan met probleemgedrag Ondersteunende communicatie / COCP (wel Investeren voor nieuwkomers)
Omgaan met verlies/verdriet van ouders, bij jezelf Gesprekstechnische vaardigheden Gebruik van muziek
Ademhalingskiné
Intervisie, coaching, casusbespreking
Advies rond hulpmiddelen en tegemoetkomingen
Bobath Voedingsbegeleiding Auti – aanpak Impact Competentie te laag
Investeringsdomein Verder realiseren van hef- en tilbeleid / EHBO
Aarzelingsdomein Video interactiebegeleiding
Feedback geven Gebruik beeldmateriaal niet enkel om te informeren, maar ook om bij te leren Sensorische integratie Denkkader contextuele &systeemtheorie Deontologie in Het Veer : visieteksten en basishouding Interculturele competentie Kwaliteitszorg Sociaal emotionele ontwikkeling Dosen als basis om te kijken naar probleemgedrag
Jaarverslag 2014
40
Werkten mee aan dit jaarverslag waarvoor dank! Inhoudelijk: Van Lombergen Peter (Therapeutisch Coördinator) Dr. De Borger Christel (Kinderarts) Delecluyse Viviane (Orthopedagoge) Janssens Leen (Coördinator opvoedsters, Kwaliteitscoördinator) Algemene Coördinatie: Dejongh Tine (Directie)
Jaarverslag 2014
41