Milieu en energie Hoe presteert de technologische industrie?
Inhoud
Milieu en energie: hoe presteert de technologische industrie?.............................................p. 2 Milieu in de technologische industrie................................................................................................p. 5 Uitstoot van luchtverontreinigende stoffen daalt.........................................................................................p. 5 Daling van afvalstromen nog niet overal gerealiseerd ................................................................................p. 9 Technologische industrie gaat duurzaam om met water.............................................................................p. 11 Hoeveelheid verontreinigende stoffen in het afvalwater stagneert................................................................p. 13 Bodemverontreiniging vraagt blijvende aandacht.......................................................................................p. 15
Energie in de technologische industrie............................................................................................p. 21 De energiebehoefte daalt...........................................................................................................................p. 21 De energiefactuur stijgt wel nog.................................................................................................................p. 23
Conclusies....................................................................................................................................................p. 28 Agoria en het Vlaamse beleid.....................................................................................................................p. 29 De beleidsaanbevelingen van Agoria..........................................................................................................p. 31 Tot slot......................................................................................................................................................p. 37
Bijlage.............................................................................................................................................................p. 38 De technologische industrie in cijfers.........................................................................................................p. 38
Ondernemingen aan het woord Agfa Dotrix................................................................................................................................................p. 6 Alcatel-Lucent...........................................................................................................................................p. 8 General Motors Belgium............................................................................................................................p. 12 Continental Automotive Benelux................................................................................................................p. 16 Brother Belgium.........................................................................................................................................p. 18 PolyVision..................................................................................................................................................p. 22 Trebos - Duferco L.L..................................................................................................................................p. 26 Umicore.....................................................................................................................................................p. 30 Punch Metals............................................................................................................................................p. 34
1
Milieu en energie: hoe presteert de technologische industrie?
2
Windmolens, waterzuiveringsstations, warmtekrachtcentrales … : de tijd dat enkel de schoorstenen van de industrie het Vlaamse landschap beheersten ligt lang achter ons. Die schoorstenen werden ondertussen overigens uitgerust met moderne zuiveringstechnieken of werden vervangen door andere milieu-oplossingen. Onze bedrijven investeerden zwaar in moderne milieu- en energietechnieken. En niet te vergeten, in het zog hiervan ontstond ook een nieuwe, veelbelovende sector: de groene technologiesector die in 2020 goed zou zijn voor 40.000 jobs. Vlaanderen moet een hoofdrol in deze evolutie spelen. De oude bakstenen schoorsteen behoort vanaf nu tot ons bouwkundig erfgoed.
Maar wat zijn nu de resultaten van alle maatregelen die onze bedrijven de voorbije jaren hebben genomen? Naar goede driejaarlijkse gewoonte geven we u in deze brochure de antwoorden. De strijd tegen luchtvervuiling, bodem- en waterverontreiniging en energieverspilling is nog niet gestreden, al kunnen mooie resultaten voorgelegd worden. Het ontbreekt ondertussen niet aan nieuwe doelstellingen. Er zijn de Europese 20/20/20-doelstellingen. De energieefficiëntie moet beter en een groter deel van onze energie moet hernieuwbaar worden. Tegen 2010 mag de uitstoot van stikstof- en zwaveloxides, vluchtige organische stoffen en ammoniak de Europees vastgestelde maxima niet overschrijden. In Vlaanderen baart de daling van de grondwatervoorraden zorgen en moet de kwaliteit van het oppervlaktewater beter. De sanering van de historische bodemverontreiniging wordt dan weer een harde financiële dobber. Het Pact 2020 wil de concentratie van fijn stof in de lucht met 25 procent verminderen en het Vlaams regeerakkoord 2009-2014 zet duurzame ontwikkeling voorop. De Vlaamse regering wil ook de kwaliteit van de waterlopen verder verbeteren en het rationeel watergebruik verder stimuleren. Allemaal grote uitdagingen die inspanningen vragen van iedereen: de industrie, maar ook de landbouw- en transportsector en de gezinnen … De industrie draagt haar steentje bij: het milieu ontzien, zuinig omspringen met water en energie, de materiaalkringloop sluiten… Het gebeurt, maar de noodzakelijke investeringen mogen onze internationale concurrentiekracht niet aantasten. Willen we nog vooruitgang boeken, dan is kwantitatieve informatie onmisbaar. Welke milieuwinst en energiebesparingen werden al gerealiseerd en waar zijn nog mogelijkheden?
Daarom brengt Agoria Vlaanderen de prestaties van de technologische industrie regelmatig in kaart en stelt het deze informatie ter beschikking van de overheid en andere belanghebbenden. Onze opeenvolgende studies geven een beeld van de evolutie van de milieu-impact van de technologische industrie sinds 1995. Dit rapport is in eerste instantie een weergave van de resultaten van een bevraging bij onze leden. Aan de hand van hun cijfergegevens analyseren we de relevante indicatoren op het vlak van milieu en energie. Ook de energiekosten komen uitgebreid aan bod. Het laatste deel bevat naast de conclusies ook onze beleidsaanbevelingen. De cijfers vanaf 1995 tonen aan dat de technologische industrie al grote inspanningen voor een beter milieu en een lager energiegebruik heeft geleverd. Voor sommige indicatoren zijn de resultaten verbluffend, voor andere is er nog een weg af te leggen. Ik hoop in ieder geval dat dit rapport kan bijdragen tot een objectief debat.
De technologische industrie levert niet alleen inspanningen om de milieu-impact van haar activiteiten te beperken, heel wat lidbedrijven ontwikkelen daar ook oplossingen voor. De Agoria Renewable Energy Club (AREC) is een netwerk van bedrijven die oplossingen, producten en diensten aanbieden op het vlak van biomassa, wind- en zonne-energie. Het Green Building Platform verenigt dan weer de leden die technologieën ontwikkelen om efficiënter om te springen met energie in onze gebouwen. Andere leden zijn actief in bodemsanering, water- en luchtzuivering. Op www.greencompanies.be leest u meer over de spitstechnologie die onze bedrijven gebruiken. Tot slot wens ik alle bedrijven die ons hun cijfergegevens doorstuurden van harte te danken. De continuïteit van de gegevens maakt het mogelijk de prestaties van de techno logische industrie correct in te schatten.
In het rapport komen ook onze leden aan bod. Zij getuigen over de inspanningen die zij leveren. Bijzondere aandacht gaat naar de kmo’s. Agoria stimuleerde zijn leden om deel te nemen aan het eco-efficiëntiescanprogramma van de Vlaamse overheid voor kmo’s. Verschillende leden maakten gebruik van deze gratis dienst en lieten hun bedrijf doorlichten door een extern bureau op zoek naar kansen om de eco-efficiëntie te verbeteren. We laten er enkele aan het woord. Om het nuttig gebruik van hemelwater te bevorderen, stelt Agoria alvast de PluvioTest ter beschikking (www.dothepluviotest.be). Met dit werkinstrument kunnen bedrijven aan de hand van verschillende simulaties nagaan hoe ze hemelwater optimaal kunnen gebruiken.
Wilson De Pril Directeur-generaal Agoria Vlaanderen
20 oktober 2009
3
4
Representatief beeld van de technologische industrie Agoria richtte zijn enquête tot alle leden in Vlaanderen met een contactpersoon voor milieu. Bedrijven waarvoor het milieu- of energieaspect niet relevant is, ontvingen geen enquête. In totaal gingen 548 enquêtes de deur uit. De aangeschreven bedrijven tellen 141.351 werknemers. In totaal ontvingen we 163 antwoorden, goed voor 59.776 werknemers. Dit komt neer op een respons van 58 procent.
Milieu in de technologische industrie
Uitstoot van luchtverontreinigende stoffen daalt Europa nam in 2001 een richtlijn aan om tegen 2010 de uitstoot van grensoverschrijdende luchtverontreinigende stoffen terug te dringen. De stoffen in kwestie dragen bij tot de verzuring van het leefmilieu en tot fotochemische luchtverontreiniging. Van de 4 geviseerde stoffen zijn er 3 relevant voor de technologische industrie: de niet-methaanhoudende vluchtige organische stoffen (VOS), zwaveldioxide (SO2) en stikstof oxides (NOx). Minder VOS in de lucht De meeste VOS spelen een belangrijke rol in de vorming van ozon en zijn daarom medeverantwoordelijk voor de fotochemische luchtverontreiniging. VOS zijn onder andere aanwezig in oplosmiddelen (solventen). Ook voor de technologische industrie zijn ze belangrijk. De technologische industrie gebruikt meer dan 80 procent van haar oplosmiddelen voor coatingen laktoepassingen, bijvoorbeeld in de automobielsector (figuur 1). Dit aandeel ligt nog hoger dan in 2006. De industrie neemt 47 procent van de uitstoot van VOS voor haar rekening1. De uitstoot van niet-methaanhoudende VOS daalt in Vlaanderen sinds 1990. Vlaanderen zal in 2010 het opgelegde emissieplafond voor de uitstoot van VOS kunnen respecteren.
Minder NOX-emissies NOx is de verzamelnaam voor de stikstofoxides; ze ontstaan bij alle verbrandingsprocessen. De emissies van NOx leiden tot de productie van ozon, maar ook tot verzuring. In Vlaanderen is het transport verantwoordelijk voor de helft van de NOx-emissies, de industrie voor 15 procent2. De toenemende verdieselijking van ons wagenpark tekent voor het hoge aandeel van het transport. De emissies in Vlaanderen dalen sinds 1999 maar vermoedelijk onvoldoende om in 2010 het opgelegde emissieplafond te respecteren. De bijdrage van de technologische industrie in de NOx-uitstoot is beperkt tot minder dan 1 procent van de totale Vlaamse uitstoot. De bedrijven uit de non-ferrosector hebben bovendien alle mogelijke reductiemaatregelen uitgevoerd. Daardoor dalen de emissies vanaf 2003 tot een niveau dat in 2008 36 procent lager ligt dan in 2000 (figuur 3).
figuur 1 • Toepassingen van VOS
120
Het aandeel van de technologische industrie in de totale uitstoot in Vlaanderen bedraagt minder dan 8 procent. Ook hier is een sterke daling van de uitstoot te merken. In de technologische industrie liggen de emissies in 2008 45 procent lager dan in 1999 (figuur 2). De piek in 2001 is te wijten aan de uitzonderlijk hoge productie van de autoassemblagebedrijven dat jaar. Toch was de toename van de uitstoot toen kleiner dan de stijging van de conjunctuurindex van de automobielsector.
1%
andere toepassingen
2%
lijmen
8%
oppervlaktereiniging en ontvetting
7%
andere reinigingen
82% coating- en lakapplicaties
100 80 60 40 20 0
figuur 2 • Evolutie VOS-emissies (1999=100) 120
100
80
60
Technologische industrie 40
Vlaanderen
20
0 1999
1
MIRA-T 2008, Indicatorrapport, p. 89
2
MIRA-T 2008, Indicatorrapport, p. 85
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
5
Agfa Dotrix bespaart met eco-efficiëntiescan
6
Agfa Dotrix in Sint-Denijs-Westrem is gespecialiseerd in systemen en producten voor industriële drukkers. Het bedrijf ontwerpt en bouwt in zijn vestiging digitale industriële inkjetdrukpersen die werken met UV-drogende inkten. Agfa Dotrix heeft een eco-efficiëntiescan door Beco laten uitvoeren.
Alle zuivere plasticfolie, inpak- en krimpfolie, wikkelfolie e.d. wordt voortaan gesorteerd en gescheiden opgehaald voor recyclage. Tegenover een container restafval die 35 euro kost staan nu drie zakken van 300 liter met een kostenplaatje van 7,5 euro.
De scan bevestigde dat bepaalde technologieën toegepast bij de inkjetdrukpers door jarenlange ontwikkeling resulteerden in een product dat energie bespaart en waarvan de onderdelen een langere levensduur hebben. Hierdoor worden milieuvoordelen gekoppeld aan voordelen voor de klant. Zo bevatten UV-drogende inkten geen vluchtige organische stoffen en wordt het vermogen van de lampen beperkt door injectie van stikstof. Toch werden dankzij de scan nog diverse mogelijkheden ontdekt om de kosten verder te drukken.
Verliezen voorkomen De stikstofvoorziening werd uitgerust met een tijdsklok. Buiten de werkuren wordt vlak na de verdamper van de vloeibare stikstoftank de toevoerklep afgesloten. Zo worden lekverliezen in de verdeelleiding voorkomen. Voorts kon energie worden bespaard door de klimaatregeling in de productiehal en het magazijn met een tijdsklok uit te rusten. Ook in de kantoren
Afval bron van kostenbesparing Vooral op het gebied van afval konden kosten bespaard worden. Na een theoretische studie en een praktische proef die aantoonden dat de inkt als hoogcalorisch afval kan worden verbrand, werden de kosten voor de verwerking van het inktafval teruggebracht van 650 euro/ton tot 240 euro/ton.
Ook in de kantooromgeving werden enkele eco-efficiënte maatregelen genomen. De poetsdienst deed de vaat elke dag met de hand in drie aparte kitchenettes. Er werd een vaatwasser met AAA-label aangekocht: er wordt nu minder water verbruikt en de poetsdienst kan zijn tijd efficiënter gebruiken. Logistiek Wat het wagenpark betreft werd het brandstofverbruik aangepakt. Een campagne om het brandstofverbruik te volgen resulteerde in belangstelling en bewustmaking bij de betrokken chauffeurs om hun rijgedrag aan te passen.
Ook uitstoot van SO2 onder controle
Daling stofuitstoot vraagt om bevestiging
Zwaveldioxide (SO2) ontstaat bij het verbranden van zwavelhoudende brandstoffen en leidt tot verzuring van het leef milieu. De industrie is verantwoordelijk voor 34 procent van die emissies3. In de eerste helft van de jaren negentig kende de uitstoot een sterke daling, o.a. door het gebruik van brandstoffen met een lager zwavelgehalte. Sinds 2000 is de daling minder uitgesproken maar toch voldoende om in 2010 onder het emissieplafond te duiken.
De verspreiding van stof wordt veroorzaakt door verschillende sectoren. Landbouw lijkt met een aandeel van 38 procent de hoofdverantwoordelijke te zijn voor de emissies van stofdeeltjes met een diameter van maximaal 10 µm (PM10)4. Industrie tekent voor 1/5 van deze emissies.
In de technologische industrie kennen slechts enkele grote non-ferrobedrijven belangrijke emissies. Het aandeel van de sector in de totale uitstoot bedraagt dan ook minder dan 5 procent. De uitstoot ligt in 2008 42 procent lager dan in 2000 (figuur 4). 120 100 80 60 40
Voor het fijnere stof, de PM2,5-deeltjes, neemt de transportsector 31 procent voor zijn rekening; de industrie 26 procent. Het aandeel van de technologische industrie in de totale stof uitstoot is minder dan 3 procent. Voor beide types stofdeeltjes stelt Europa grenswaarden vast voor de kwaliteit van de omgevingslucht. Ook in het toekomstplan ‘Vlaanderen in Actie’ worden doelstellingen opgenomen voor een verdere reductie van de stofuitstoot tegen 2020.
20 0
De uitstoot van stofdeeltjes daalt maar weinig in het laatste decennium. Ook in de technologische industrie wisselen dalingen en stijgingen elkaar af. In 2007 en 2008 noteren we twee jaar na elkaar een daling (figuur 5). Deze daling vraagt echter bevestiging de komende jaren. Het gaat hier immers om relatief beperkte meethoeveelheden waar schomme lingen in enkele bedrijven een grote impact hebben op het totaalbeeld.
figuur 3 • Evolutie NOX-emissies (2000=100) 140 120
100
80
60 120
Technologische industrie
40
Vlaanderen
100 20 80
60
0 2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
40 2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
figuur 4 • Evolutie SO2-emissies (2000=100)
figuur 5 • Evolutie stofemissies (2000=100) 140
120
120 100 100 80 80 60
60
Technologische industrie
40
Technologische industrie
40
Vlaanderen
Vlaanderen
20
20
0
0 2000
2001
2002
2003
2004
2005
3
Kernset Milieudata MIRA-T 2008 op www.milieurapport.be
4
MIRA-T 2008, Indicatorrapport, p. 73
2006
2007
2008
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
7
Alcatel-Lucent verbetert de prestaties van zijn koelmachines
8
Alcatel-Lucent nam in 2006 een nieuw gebouw aan het Kievitplein in Antwerpen in gebruik. Toen de eerste cijfers over het energieverbruik beschikbaar waren, startte AlcatelLucent eind november 2007 met een energieproject. Labo’s grote slokop Het energieverbruik van de vestiging van AlcatelLucent in Antwerpen was vrij hoog: 16.000 MWh elektriciteit en 5300 MWh gas per jaar. Grote slokop zijn de labo’s waar netwerkapparatuur wordt getest, zowel wat het gebruik van de toestellen zelf betreft als de energie die nodig is voor de koeling van deze lokalen. In de kelder van het gebouw staan vier koelgroepen: twee met een vermogen van 250 kWel en twee met een vermogen van 200 kWel. Deze laatste werden gebruikt voor een systeem van ijsopslag: ‘s nachts wordt ijs geproduceerd in een accumulatiesysteem dat men overdag kan laten smelten om de koude te gebruiken. Hierdoor kan van het nachttarief voor elektriciteit worden geprofiteerd en kunnen pieken in het elektriciteitsverbruik worden vermeden.
Uit metingen bleek dat de efficiëntie van deze koelgroepen laag was: de COP bedroeg voor een van de koelgroepen slechts 2,9 in plaats van de theoretische 4,7. Aangezien het systeem ook nog elektriciteit verbruikte om het koelwater rond te pompen was het in de praktijk niet rendabel. Besparing op koelgroepen De voor de hand liggende maatregel was de gebouwen en labo’s voortaan rechtstreeks met de twee daarvoor bestemde koelgroepen te koelen, wat het bedrijf een besparing van 100 MWh per maand oplevert. De ijsopslag wordt nog gebruikt als strategische voorraad bij een eventuele panne van de koelgroepen of op uitzonderlijk warme dagen. Het interessante van deze case is dat kon worden bespaard door de reële situatie in kaart te brengen en te analyseren. Door de operationele parameters te wijzigen bespaarde Alcatel-Lucent zonder grote investeringen.
Daling van afvalstromen nog niet overal gerealiseerd
9 Specifieke afvalstromen verminderen gestaag
Bedrijfsafval daalt nog niet Uit de Kernset Milieudata MIRA-T 2008 blijkt dat de technologische industrie in 2006 circa 1,4 miljoen ton bedrijfsafval produceerde. Dit komt neer op 6 procent van het totale primaire bedrijfsafval en 9 procent van het bedrijfsafval van de industrie. Uit diezelfde data blijkt dat de productie van bedrijfsafval nog niet daalt. Het MIRA-T indicatorrapport besluit dat, de bouwsector buiten beschouwing gelaten, de hoeveelheid primair bedrijfsafval vrij constant blijft over de periode 2002-20065. Ook de afvalstromen in de technologische industrie kennen een schommelend verloop waarbij dalingen en stijgingen elkaar afwisselen. Het gerapporteerde cijfer voor 2006 ligt echter 20 procent lager dan de in 1995 gemelde hoeveelheid.
figuur 6 • Evolutie schrootproductie (1995=100)
De technologische industrie produceert naast papier, karton, plastiek … een aantal specifieke afvalstromen. Naast schroot zijn dat afvalolie, koelmiddelen, oplosmiddelen en verfresten, oppervlaktebehandelingsbaden en waterzuiveringsslib. Voor de inschatting van de evolutie van die afvalstromen beschikken we over cijfers sinds 1995. Schroot is nog steeds de belangrijkste specifieke afvalstroom. De schrootproductie schommelt van jaar tot jaar, maar komt in 2008 5 procent lager uit dan in 1995 (figuur 6). De andere specifieke afvalstromen verminderen gestaag sinds 2000. In 2008 ligt de geproduceerde hoeveelheid 22 procent lager dan in 1995 (figuur 7). De daling is het sterkst voor waterzuiveringsslib.
figuur 7 • Evolutie specifieke afvalstromen excl. schroot (1995=100)
120
120
100
100
80
80
60
60
40
40
20
20
0
5
1995
1996
1997
1998
1999
2000
MIRA-T 2008, Indicatorrapport, p. 114
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
0
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
10
Verpakkingsafval van geïmporteerde producten stijgt Sinds 5 maart 1998 zijn bedrijven verantwoordelijk voor de terugname van hun bedrijfsmatig verpakkingsafval. In de peiling geven 4 op de 5 respondenten aan dat hun bedrijf verpakkingsverantwoordelijke is voor bedrijfsmatige verpakkingen. In de technologische industrie is het leeuwendeel verpakkingsafval van het type C, d.w.z. de verpakking van geïmporteerde producten die het bedrijf ter plaatse uitpakt. De technologische industrie doet voor het voldoen aan de terugnameplicht steeds meer een beroep op Val-I-Pac: 84 procent van de respondenten nu tegenover 80 procent in de vorige peilingen. De hogere recyclagedoelstellingen voor individuele verpakkingsmaterialen maken het voor bedrijven moeilijker nog langer zelf de terugnameplicht te organiseren.
figuur 8 • Evolutie hoeveelheid bedrijfsmatig verpakkingsafval (1998=100)
De hoeveelheid bedrijfsmatig verpakkingsafval liep terug tot 2005; het lag toen 18 procent onder het niveau van 1998. Onze leden rapporteren na 2005 stijgende hoeveelheden eenmalige verpakkingen tot 3 procent onder het niveau van 1998 (figuur 8). Deze stijging is uitsluitend te wijten aan een grotere hoeveelheid eenmalige verpakkingen van het type C. Het verpakkingsafval van type A en B stijgt niet. Het aandeel van het verpakkingsafval type C groeit daardoor van 71 procent in 2005 tot 79 procent in 2008 (figuur 9). Ook Val-I-Pac rapporteert tussen 2005 en 2008 een stijgende hoeveelheid eenmalige verpakkingen, en dit ondanks een dalend aantal deelnemende bedrijven. De gemiddelde hoeveelheid eenmalige verpakkingen stijgt per deelnemend bedrijf tussen 2005 en 2008 met 11 procent, namelijk van 73 naar 81 ton.
figuur 9 • Types bedrijfsmatig verpakkingsafval
120
100
100
80
80 60 60 40 40 20
20 0
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
0
2005
type A type B type C
2006
2007
2008
Technologische industrie gaat duurzaam om met water
11
Een zuinige watergebruiker
Van zuinig naar duurzaam watergebruik
Het jaarlijkse watergebruik in Vlaanderen bedraagt ongeveer 4 miljard m3. De technologische industrie is geen grote watergebruiker. De waterbehoefte bedraagt minder dan 1 procent van het totale Vlaamse gebruik en amper 6 procent, inclusief koelwater, van de behoefte van de verwerkende nijverheid.
Het watergebruik in de technologische industrie daalde tussen 1995 en 2005 (figuur 10). In 2005 lag het 33 procent lager dan in 1995. De daling van het watergebruik manifesteerde zich bij alle belangrijke bronnen.
Koelwater neemt 3/4 van het totale watergebruik voor zijn rekening. Vooral de energie- en de chemiesector gebruiken koelwater. Het koelwater buiten beschouwing gelaten tekent de technologische industrie voor minder dan 16 procent van het gebruik van de verwerkende nijverheid.
Bij de huidige bevraging merken we geen verdere daling meer van het watergebruik. De waterbehoefte in 2008 ligt 3 procent hoger dan in 2005. Niettemin daalt het gebruik van leiding-, grond- en oppervlaktewater lichtjes. De verklaring? De technologiebedrijven vullen een steeds groter deel van hun waterbehoefte in met hemelwater en gerecupereerd water (figuur 11). Grondwater blijft de belangrijkste waterbron maar zijn aandeel in het gebruik daalt verder van 40 naar 36 procent. Het duurzaam watergebruik stijgt. Het aandeel van hemelwater gaat van 9 naar 12 procent. Gerecupereerd water vult nu 11 procent van de waterbehoefte in tegenover 5 procent in 2005.
figuur 10 • Evolutie watergebruik (1995=100) 120 100 80
De PluvioTest
60 40 20
In 2007 ontwikkelde Agoria de PluvioTest, een instrument dat het mogelijk maakt
0
om voor verschillende situaties de kost van het nuttig gebruik van niet verontrei-
1995
1996
1997
1998
nigd hemelwater snel in te schatten. Door verschillende simulaties uit te voeren
Leidingwater
kan men de beste oplossing kiezen. Doel van de PluvioTest is bedrijven te sti-
Grondwater
muleren niet verontreinigd hemelwater op te vangen en nuttig te gebruiken. Het
Oppervlaktewater
De PluvioTest werd ontwikkeld met de steun van het Vlaamse Gewest binnen het PRESTI 5-programma. Het project omvatte een uitgebreide literatuurstudie
120
100
figuur 11 • Aandeel waterbronnen 80
en een analyse van een negental cases uit de praktijk. De studie werd uitgevoerd door RSK Benelux en begeleid door een commissie met vertegenwoordigers van de OVAM, VMM en VITO.
2000
Totaal watergebruik
instrument bestaat uit twee Excelwerkbladen en een handleiding. Het is gratis ter beschikking op www.dothepluviotest.be.
1999
60
18% leidingwater 36% grondwater 23% oppervlaktewater
40
12% hemelwater 11% gerecupereerd water
20
0
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
General Motors Belgium verbetert industriële afvalwaterlozing
12
General Motors Belgium is een autoassemblagebedrijf in het Antwerpse havengebied. Het bedrijf heeft sedert 1966 een eigen fysicochemische waterzuiveringsinstallatie. In de loop der jaren is deze waterzuivering uitgebreid. Zo werd ook een biologische waterzuivering volgens het Unitanksysteem gebouwd die het industrieel afvalwater samen met het sanitair afvalwater nazuivert. Het afvalwater wordt geloosd in het Churchilldok. Halvering van lozingsnorm
Optimalisatie van waterzuivering
Bij de vernieuwing van de milieuvergunning in 2005 werd aan het bedrijf een halvering van de lozingsnorm voor totaal stikstof opgelegd. De norm verstrengde van 30 naar 15 mg/l. Hiervoor kreeg GM Belgium tijd tot november 2008.
De laatste jaren is tevens het productievolume gedaald en het productieregime veranderd, en dit heeft ook een weerslag gehad op de werking van de centrale waterzuivering. Er werd samengewerkt met een erkend milieubureau om de bedrijfssituatie op vlak van waterzuivering in kaart te brengen en de mogelijkheden tot optimalisatie te onderzoeken.
In de eerste plaats werden de stikstofbronnen onderzocht en werd de aanwezigheid van stikstof in het te zuiveren afvalwater waar mogelijk gereduceerd.
De optimalisatie van de biologische waterzuivering hield een verbetering in van de denitrificatie. Ook kwam er een betere sturing van de verschillende fasen in de biologische verwerking. Dit gebeurde bijv. door het plaatsen van zuurstofsondes. GM Belgium is er in geslaagd om binnen de gestelde termijn te voldoen aan de strengere lozingsnorm voor stikstof.
Water voor diverse toepassingen De technologische industrie gebruikt niet alleen verschillende waterbronnen; de bedrijven gebruiken het water ook voor heel diverse toepassingen. In de bestemming van het water doen zich geen belangrijke verschuivingen voor (figuur 12). Procestoepassingen blijven de belangrijkste; het aandeel in het gebruik stabiliseert op 37 procent. De technologische industrie gebruikt het gerecupereerde water hoofdzakelijk voor bevochtiging van bedrijfsterreinen om stofhinder tegen te gaan (figuur 13). Een andere belangrijke toepassing van gerecupereerd water is koeling. 5 procent van dit water vindt zijn weg naar procestoepassingen.
Hoeveelheid verontreinigende stoffen in het afvalwater stagneert
13
De afvoer doorgelicht 61 procent van de technologiebedrijven beschikt over een volledig of gedeeltelijk gescheiden intern rioleringsstelsel (figuur 14). Dit is vergelijkbaar met de vorige bevraging. Het populairst is de scheiding van de afvoer van het hemelwater, namelijk bij 42 procent van de respondenten. Ongeveer 41 procent van de bedrijven zuivert het bedrijfsafvalwater geheel of gedeeltelijk voor het wordt geloosd. De lozing van het bedrijfsafvalwater gebeurt in 23 procent van de gevallen op oppervlaktewater (figuur 15). Lozing op de riolering daalt van 64 naar 57 procent. Opmerkelijk zijn de bedrijven die melding maken van het hergebruik van het bedrijfsafvalwater (4 procent) of verwijdering als afvalstof (9 procent).
figuur 12 • Watergebruik naar bestemming
figuur 14 • Gescheiden interne rioleringsstelsels
37% procestoepassingen 6%
reinigen en sanitair
22% koeling 11% bevochtiging 8%
geheel of gedeeltelijk
hemelwater
energieproductie
16% andere toepassingen
huishoudelijk afvalwater
bedrijfsafvalwater
0%
figuur 13 • Gebruik van gerecupereerd water 4%
andere toepassingen
5%
procestoepassingen
29% koeling
10%
20%
30%
figuur 15 • Lozing van bedrijfsafvalwater
62% bevochtiging 23% oppervlaktewater 57% openbare riolering 7%
geen lozing
9%
verwijdering als afval
4%
hergebruik
40%
50%
60%
70%
80%
14
Geen verdere daling in hoeveelheid geloosd bedrijfsafvalwater
Zuurstofbindende stoffen en nutriënten maken bokkensprongen
Vlaanderen loost jaarlijks ongeveer 247 miljoen m3 bedrijfs afvalwater, een cijfer dat de laatste jaren vrij constant blijft6. Het ligt amper 4 procent lager dan in 1999.
Het biologische en chemische zuurstofverbruik (BZV en CZV) zijn de indicatoren voor de zuurstofbindende stoffen van het afvalwater. Voor de belasting van het oppervlaktewater met nutriënten kijken we naar de geloosde hoeveelheden stikstof en fosfor. De huishoudens zijn de belangrijkste bron voor de belasting van het oppervlaktewater met BZV, CZV en fosfor. De landbouw is verantwoordelijk voor het grootste aandeel van de stikstofvracht7.
Als zuinige watergebruiker is het aandeel van de technolo gische industrie in de hoeveelheid geloosd bedrijfsafvalwater beperkt: minder dan 16 procent van de gehele verwerkende nijverheid. De gerapporteerde hoeveelheden geloosd afvalwater in de technologische industrie daalden tussen 2001 en 2005 (figuur 16). Maar na 2005 stopt de daling. In 2008 ligt het geloosde debiet 16 procent lager dan in 1999.
Voor al deze indicatoren is de bijdrage van de technologische industrie in de belasting veroorzaakt door het geloosde bedrijfsafvalwater beperkt. Bij zuurstofbindende stoffen tekent zij voor minder dan 4 procent van de gehele verwerkende nijverheid; voor de nutriënten bedraagt dit minder dan 16 procent. MIRA-T 2008 stelt vast dat het Vlaamse bedrijfsafvalwater tot 2005 een sterke daling noteerde voor al deze indicatoren8. In vergelijking met 1999 daalde de vuilvracht met 30 procent voor CZV tot 42 procent voor de fosfaten. Na 2005 stelt MIRA-T 2008 geen eenduidige trend meer vast. In 2007 eindigen we met een daling tussen 28 en 43 procent, in vergelijking met 1999.
figuur 16 • Evolutie hoeveelheid geloosd bedrijfsafvalwater (1999=100) 120 100
De peiling bij de leden van Agoria bevestigt deze trend. CZV scoort in 2008 beter dan in 2005, maar de gemelde vuilvracht aan BZV, stikstof en fosfor ligt hoger (figuur 17). In vergelijking met 1999 noteren we volgende resultaten: verminderingen tussen 12 en 59 procent.
80 60 40 20 0
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
figuur 17 • Evolutie zuurstofbindende stoffen en nutriënten (1999=100) 120 100 80 60 40 20 0 1999
2000
BZV CZV stikstof fosfor
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
6
Kernset Milieudata MIRA-T 2008 op www.milieurapport.be
7
MIRA-T 2008, Achtergronddocument, p. 29 op www.milieurapport.be
8
MIRA-T 2008, Indicatorrapport, p. 99
Metalen volgen zuurstofbindende stoffen en nutriënten
figuur 18 • Evolutie van metaalvuilvracht (1999=100)
15
120
De laagste vuilvracht aan geloosde metalen in bedrijfsafval water noteerde Vlaanderen in 2004. Na 2004 volgt een schommelend verloop.
100 80 60 40
Het aandeel van de technologische industrie bedraagt minder dan 37 procent. Wat betreft de evolutie kunnen we gelijkaardige conclusies trekken. In 2002 lozen we een minimum aan metalen (figuur 18). Na een wisselend verloop eindigen we in 2008 1/3 lager dan in 1999. In de technologische industrie is zink goed voor ongeveer de helft van de geloosde vuilvracht aan metalen (figuur 19). Vergeleken met de vorige bevraging stijgt het aandeel van koper van 11 tot 22 procent en daalt nikkel van 22 naar 14 procent.
20 0
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
figuur 19 • Geloosde metalen 9%
Arseen
1%
Chroom
48% Zink 22% Koper 5%
Lood
14% Nikkel 1%
Andere
Bodemverontreiniging vraagt blijvende aandacht Risicogronden zijn onderzocht Bedrijven met activiteiten die bodemverontreiniging kunnen veroorzaken moesten een eerste oriënterend bodemonderzoek (OBO) laten uitvoeren vóór 31 december 2003. Op 1 juni 2008 nam het nieuwe Vlaams Reglement betreffende de bodemsanering (Vlarebo) deze verplichting over maar paste de lijst van risicoactiviteiten aan. De activiteiten van de technologische industrie geven gemakkelijk aanleiding tot een verplicht oriënterend bodemonderzoek. Slechts 13 procent van de respondenten stelt dat de onderzoeksplicht voor hen niet geldt.
De OVAM schat het totaal aantal risicogronden, dat zijn gronden met een risicoactiviteit nu of in het verleden, in Vlaanderen op 76.200. Daarvan is nu 37 procent onderzocht. De technologische industrie scoort beter; alle respondenten met risicoactiviteiten melden dat het eerste onderzoek achter de rug is.
Continental Automotive Benelux vermindert energieverbruik door warmterecuperatie
16
Continental Automotive Benelux, gevestigd in het industriepark Mechelen Noord, is een hoogtechnologisch bedrijf dat ABS-remsystemen en onderdelen hiervoor produceert. Perslucht aangepakt Perslucht is onmisbaar voor de productie en Continental maakt er dan ook veelvuldig gebruik van. Compressoren zijn echter warmtebronnen. Van het toegevoegde asvermogen aan de motor van een compressor wordt slechts zo’n 5 procent nuttig omgezet in perslucht. De rest van de energie wordt omgezet in warmte. Om hier nuttig gebruik van te maken opteerde Continental ervoor de warme olie van de compressoren via een warmtewisselaar over te dragen naar de retour warmwaterleidingen van de aangrenzende stookplaats. Ongeveer 72 procent van de toegevoerde energie aan de compressor wordt op deze wijze gerecupereerd. Het warme water moet op een temperatuur van 60°C gehouden worden. Dit gebeurt nu in eerste instantie door de recuperatiewarmte van de lagedrukcompressoren, eventueel aangevuld door de gasketels.
Warmterecuperatie in twee fasen De warmterecuperatie werd in twee fasen gerealiseerd. Eerst werden vier compressoren op een recuperatiesysteem van 600 kW aangesloten. Twee jaar later werd dit warmterecuperatiesysteem uitgebreid met een extra 300 kW door twee nieuwe compressoren te integreren. Er was een aanpassing aan de leidingen nodig en ook een opwaardering van de recuperatiepomp. Het gasverbruik is door deze ingreep verminderd tot ongeveer 40 procent van het oorspronkelijke verbruik. Beide investeringen waren na een jaar al terugverdiend. De warmterecuperatie heeft als bijkomend voordeel dat de temperatuur in het compressorlokaal daalde met ongeveer 20°C, wat een energiebesparing van ongeveer 7 procent oplevert.
Historische verontreinigingen spannen de kroon Het aantal verontreinigde risicogronden ligt in de technologische industrie hoger dan het Vlaamse gemiddelde, namelijk 87 procent tegenover 74 procent van de onderzochte gronden (figuur 20)9. Maar het verschil wordt nog groter wanneer men het aantal risicogronden telt waarvoor verdere maatregelen noodzakelijk zijn. Uiteindelijk moeten de technologische bedrijven bij meer dan 70 procent van de risicogronden een verontreiniging in kaart brengen met een beschrijvend bodemonderzoek (BBO). In Vlaanderen is dat minder dan 40 procent. Dat bij meer dan 70 procent van de risicogronden maatregelen nodig zijn, heeft te maken met het historische karakter van het merendeel van de verontreinigingen. Bij 95 procent dateert de aanvang van de verontreiniging van vóór 1995; bij 69 procent heeft de verontreiniging een uitsluitend historisch karakter (figuur 21). Mede door het historische karakter is bij 56 procent zowel het vaste deel van de bodem als het grondwater aangetast (figuur 22). Deze cijfers liggen in de lijn van de vorige bevraging.
Gechloreerde solventen als specifieke vervuiler Zware metalen vormen circa 30 procent van het aantal vastgestelde verontreinigende stoffen in het vaste deel van de bodem en het grondwater (figuur 24). Deze vervuiling komt echter niet alleen voor in de technologische industrie. Zware metalen vormen met 30 procent in het grondwater en 23 procent in het vaste deel van de bodem de belangrijkste verontreinigende stofgroep voor heel Vlaanderen10. Dit toont aan dat verontreiniging met zware metalen niet enkel een probleem is van de metaalverwerkende nijverheid maar door diverse andere oorzaken overal een sterke verspreiding kent.
figuur 21 • Vastgestelde verontreiniging 5%
nieuwe verontreiniging
69% historische verontreiniging 26% gemengde verontreiniging
figuur 22 • Aard van de verontreiniging 11% enkel grondwater 56% bodem en grondwater
Lekkage blijft de boosdoener Lekkage vanuit opslagtanks en leidingen is verantwoordelijk voor bijna 30 procent van de bodem- en grondwaterverontreinigingen (figuur 23). Ook onzorgvuldige procesvoering en ophoging van terreinen leiden vaak tot verontreiniging van het vaste deel van de bodem. In een beperkt aantal gevallen blijft de oorzaak onbekend.
33% enkel vast deel van de bodem
figuur 23 • Oorzaken van de verontreiniging lekkage vanuit opslagtanks en leidingen procesvoering ophoging van terreinen onzorgvuldige opslag van chemicaliën
figuur 20 • Gronden met oriënterend bodemonderzoek (uitgevoerde OBO=100)
morsen bij laden, lossen of vervoer storten of verbranden van afval
100 90
onbekend
80
andere
70 60
0
5
10
15
20
50 40
vast deel van de bodem
30
grondwater
20 10 0 verontreinigd
technologische industrie Vlaanderen
BBO noodzakelijk
9
MIRA-T 2008, Indicatorrapport, p. 110
10
MIRA-T 2008, Achtergronddocument bodem, p. 137 op www.milieurapport.be
25
30
17
Brother werkt aan de bescherming van het Amazonewoud
18
Brother Belgium maakt deel uit van een internationale groep die al meer dan 100 jaar toonaangevend is op het gebied van printtechnologie. Brother produceert op verantwoorde wijze duurzame producten van uitstekende kwaliteit voor particulieren en ondernemingen.
Kosteloze recyclageservice
Bescherming van Amazone
Het doel van deze samenwerking is sponsor te zijn voor het bedreigde tropenwoud door consumenten nog meer aan te sporen om de kosteloze recyclageservice te gebruiken. Brother sponsort Cool Earth per inktpatroon, toner en drum die door de consument wordt teruggestuurd.
Brother International Europe, waarvan Brother Belgium deel uitmaakt, vormt momenteel team met Cool Earth, pionier van de bescherming van het Ashaninka Amazonewoud in Peru. De vernietiging van het regenwoud heeft een enorme impact op het klimaat en veroorzaakt een jaarlijkse CO2-uitstoot van 6 miljoen ton. Cool Earth werkt daarom samen met de Amazone-gemeenschappen om de ontbossing te voorkomen en de lokale bevolking de kans te geven om op een duurzame wijze van het land te kunnen leven.
Vooruitlopend op het succes van dit initiatief heeft Brother al een royaal bedrag gestort waarmee 4 vierkante kilometer woud (ongeveer 600 voetbalvelden), of zowat 44.000 volgroeide bomen, 190.000 jonge bomen, 6 soorten bedreigde zoogdieren, 322 plantensoorten en meer dan 11.000 soorten insecten en wormen beschermd worden. De sponsoring voorkomt bovendien de uitstoot van 100.000 ton CO2 in de atmosfeer, een belangrijke stap voor de bescherming van het ecosysteem.
Wel typisch voor de technologische industrie is de aanwezigheid van gechloreerde solventen in 26 procent van de grondwaterverontreinigingen. Voor heel Vlaanderen is dit slechts 7 procent. Een gelijkaardig verschil noteren we voor de aanwezigheid in het vaste deel van de bodem: 16 procent tegenover 2 procent.
Veel bodemsaneringen in technologische industrie
Verontreinigingen verder in kaart gebracht
Het aantal opgestelde en opgestarte saneringsprojecten in verhouding tot het aantal nodige beschrijvende bodemonderzoeken ligt hoger in de technologische industrie dan in Vlaanderen (figuur 26). Maar de lat ligt ook hoger. Bij de technologiebedrijven leidt 77 procent van de beschrijvende bodemonderzoeken tot het opstellen van een bodem saneringsproject; dat is dubbel zo veel als het gemiddelde in Vlaanderen.
Tussen de vorige steekproef en nu brachten de technologische bedrijven de vastgestelde verontreinigingen verder in kaart. Het aantal nog uit te voeren beschrijvende bodem onderzoeken daalt tot 7 procent van het aantal verontreinigde gronden (figuur 25).
Figuur 20 toonde al aan dat het aantal noodzakelijke beschrijvende bodemonderzoeken in de technologische industrie hoger ligt. Beide effecten versterken elkaar. In de technologische industrie leidt een aanzienlijk groter deel van het aantal risicogronden tot een saneringsproject dan in Vlaanderen.
Minerale olie blijft de boosdoener voor het vaste deel van de bodem met meer dan 1/3 van de verontreinigingen.
Meer dan 1/3 van de vastgestelde verontreinigingen leidt niet tot het verplicht opstellen van een bodemsaneringsproject (BSP). Bij de helft daarvan kan de procedure stoppen na het oriënterend bodemonderzoek; bij de andere helft eindigt het verhaal na het uitvoeren van het beschrijvend bodemonderzoek.
figuur 25 • Verontreinigde gronden volgens saneringsfase 35% geen sanering vereist 7%
beschrijvend bodemonderzoek
nog uit te voeren
17% enkel beschrijvend
Er is een kleine vermindering in het aantal dossiers dat zich in een voorbereidende fase van een saneringsproject bevindt ten voordele van de dossiers waar de sanering in uitvoering of afgewerkt is.
bodemonderzoek opgesteld
6%
enkel saneringsproject opgesteld
19% saneringswerken in uitvoering 16% saneringswerken beëindigd
figuur 26 • Gronden met BBO volgens saneringsfase (nodige BBO=100)
figuur 24 • Verontreinigende stoffen in bodem en grondwater
zware metalen
100
minerale olie en derivaten 80
gechloreerde solventen aromatische koolwaterstoffen
60
andere organische stoffen 40
anorganische verbindingen 20
andere
0
5
10
15
20
25
30
35
0 afgeronde BBO
nodige BSP
opgestelde BSP
vast deel van de bodem
technologische industrie
grondwater
Vlaanderen
sanering gestart
sanering afgerond
19
20
energie in de technologische industrie De energiebehoefte daalt
Welke energiebronnen?
In de technologische industrie bedroeg het energieverbruik in 2008 38,9 Pjoule. Dit is ongeveer 10,4 procent van de totale energiebehoefte in de Vlaamse industrie. De technologische industrie is dan ook niet de meest energie-intensieve industriële sector. En dat is opmerkelijk want de Agoria-sectoren vertegenwoordigen immers 43 procent van de werkgelegenheid en 38 procent van de productie.
In de technologische industrie worden vooral elektriciteit en aardgas verbruikt. Het aandeel van elektriciteit in het totale energieverbruik bedroeg in 2008 ongeveer 45,7 procent, dat van aardgas 42,1 procent. De overige brandstoffen nemen gezamenlijk 12,2 procent voor hun rekening. Sinds 2000 is het aandeel van elektriciteit toegenomen ten nadele van aardgas. Elektriciteit wordt meer dan aardgas gebruikt in het eigenlijke productieproces. Het aandeel van de overige brandstoffen blijft grosso modo constant. Olie en steenkool worden steeds minder voor verwarming van gebouwen gebruikt maar ze blijven belangrijk in bepaalde specifieke toepassingen in de metaalnijverheid.
Binnen de technologische industrie zijn er wel grote verschillen. De sector metalen en materialen (M&M) is de meest energie-intensieve. Deze sector omvat de meest energie-intensieve productiestadia van de technologische industrie: de productie van diverse non-ferrometalen, de gieterijen en de eerste metaalverwerking. Deze sector neemt 48 procent van het verbruik voor zijn rekening. De automobielsector verbruikt 15 procent en de overige sectoren 37 procent. Het grote verschil in energie-intensiteit blijkt duidelijk uit het energieverbruik per eenheid toegevoegde waarde. Dit bedraagt 2,7 kWh in de sector metalen en materialen, 0,6 kWh in de automobielsector en 0,5 kWh in de metaalverwerkende en elektrotechnische nijverheid.
figuur 28 • Evolutie van de verschillende energiebronnen in de technologische industrie (Pjoule)
figuur 27 • Energie-intensiteit in de technologische industrie (kWh per eenheid toegevoegde waarde)
50 3,0
40
2,5 2,0
30 1,5
20
1,0 0,5
10 0,0
M&M
auto
overige
totaal
0
Overige
2000
2001
Aardgas Elektriciteit
Steenkool Petroleum Aardgas Elektriciteit
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
21
PolyVision behaalt Cradle to Cradle certificaat
22
PolyVision stelt in Genk 125 mensen tewerk en is een onderdeel van Steelcase, een Amerikaanse fabrikant van kantoormeubilair. PolyVision heeft als eerste bedrijf in Europa een zilveren Cradle to Cradle certificaat verworven. Het dankt dit aan het “e³ environmental ceramicsteel” en het product “ēno”. Een ecologisch whiteboard … Ēno is een ecologisch ontworpen whiteboard voor scholen en bedrijven. Men kan het gebruiken als interactief whiteboard met behulp van een draadloos met de laptop verbonden digitale pen. Het bord bestaat uit staal met dunne keramische lagen: “e³ environmental ceramicsteel”. “e³ environmental ceramicsteel” heeft de volgende belangrijke eigenschappen: • totaal gehalte aan zware metalen cadmium, kwik, hexavalent chroom en lood is minder dan 0,1 procent; • alle emaillagen zijn vrij van arseen en antimoon; • bevat geen Vluchtige Organische Verbindingen (VOS); • de staalkern bevat minimum 50% post-consumer en post-industrial afval; • is voor 99 procent recycleerbaar.
… ontwikkeld volgens het Cradle to Cradle model PolyVision is bij de ontwikkeling van het whiteboard uitgegaan van het Cradle to Cradle model. Grondstoffen zijn op deze wereldbol immers beperkt aanwezig en we moeten er behoedzaam mee omspringen. Je moet ze bij het einde van de levensloop van het product terug in de kringloop kunnen brengen, o.a. door al in het ontwerp te voorzien dat het product gemakkelijk demonteerbaar is. Uiteraard worden ook het water- en energiegebruik tijdens het productieproces tot het minimum beperkt. Het “e³ environmental ceramicsteel” is slijtvast en bestand tegen chemische stoffen, krassen, vuur en bacteriën. Door deze uitstekende duurzame eigenschappen kan PolyVision een levenslange garantie geven op het oppervlak, zowel voor beschrijfbaarheid, afveegbaarheid als eventuele interactiviteit. Cradle to Cradle stimuleert innovatief en creatief ondernemen. Het model verbetert de levenskwaliteit van de producten en leert ons slim met grondstoffen omspringen. Ook voor de consumenten is het een win-winsituatie. Zij kopen ethisch aan, hebben minder kans op allergieën en het product heeft een restwaarde doordat het recycleerbaar is. Dat laatste zorgt weer voor kostenbesparing.
Energieverbruik blijft dalen …
De energiefactuur stijgt wel nog
Sinds 2000 is het energieverbruik van de technologische industrie gedaald met 8,4 procent. Deze daling doet zich in alle sectoren voor. Vooral de sectoren automobiel (-26,2 procent) en metalen & materialen (-6,0 procent) verbruikten minder. Niet alleen het totale energieverbruik is gedaald, ook het verbruik per geproduceerde eenheid ging naar beneden. Over de periode 2000 tot 2008 werd de productie in de technologische industrie beduidend energiezuiniger. Vooral vanaf 2003 wordt elk jaar zuiniger met energie omgesprongen door de inspanningen voor de convenanten en door de hogere energieprijzen.
Hoewel de technologische industrie energiezuiniger werkt, merkt ze dit niet op haar energiefactuur. De besparing door een betere energie-efficiëntie wordt ruimschoots tenietgedaan door prijsstijgingen, die zich ook na 2005 hebben doorgezet. Over de periode 2005 tot 2008 is de gemiddelde energieprijs voor de technologische industrie met 44 procent gestegen. Elektriciteit is 37 procent duurder geworden, aardgas 55 procent en de overige brandstoffen 74 procent.
… maar economische crisis vertraagt verbetering Door de economische crisis en de productiedaling als gevolg daarvan, vertraagt de verbetering van de energie-efficiëntie wel in 2008. Bij de meest energie-intensieve bedrijven is er zelfs een lichte terugval. De productiedaling leidt niet tot een evenredige daling van het energieverbruik. De productieprocessen werken immers niet op de optimale schaal, terwijl er wel verder verwarmd en verlicht moet worden.
In de totale energiefactuur neemt elektriciteit veruit het grootste aandeel voor zijn rekening. Dit komt omdat 1 kWh elektriciteit meer dan dubbel zoveel kost als 1 kWh aardgas. Van de totale energiefactuur van 593 miljoen euro gaat 67 procent of 396 miljoen euro naar elektriciteit. Gas neemt 150 miljoen euro of 25 procent voor zijn rekening. De rest is goed voor 47 miljoen euro of 8 procent.
figuur 30 • Evolutie van de energiefactuur van de technologische industrie (mio Euro) 600
500
400
De daling van het energieverbruik zorgt ook voor een vermindering van de CO2-uitstoot. Sinds 2000 zijn de CO2-emissies van de technologische industrie (rechtstreekse en indirecte) gedaald met 11,5 procent.
300
200
100 0 2000
2001
2002
2003
2004
Steenkool
Aardgas
Petroleum
Elektriciteit
2005
2006
2007
2008
figuur 29 • Evolutie van het energieverbruik, de energie-efficiëntie en de CO2-emissies in de technologische industrie (2000 = 100) 120
figuur 31 • Evolutie van de gemiddelde energieprijzen in de technologische industrie (Euro/GJ)
110
25
100
20
90
15
80
10
70 2000
2001
2002
2003
2004
Energieverbruik
2005
2006
2007
2008
5 0 2000
2001
2002
2003
2004
Energieverbruik per eenheid productie
120
100
80
CO2-uitstoot
Elektriciteit
Petroleum
Productie
Globaal gemiddelde
Aardgas
2005
2006
2007
2008
23
24
Tabel 1 • Evolutie van de elektriciteitsprijs in de periode 2000-2008 (2000=100)
2000
2003
2005
2006
2007
2008
Grote industriële verbruikers (+ 20 GWh/jaar)
100
123
141
156
167
197
Middelgrote industriële verbruikers (1 tot 20 GWh/jaar)
100
101
101
107
123
135
Kleine industriële verbruikers (-1 GWh/jaar)
100
100
96
100
110
128
Technologische industrie
100
112
120
130
143
165
Evolutie van de elektriciteitsprijs Sinds de vrijmaking zijn de elektriciteitsprijzen verschillend geëvolueerd naargelang de grootte van het elektriciteitsverbruik. De elektriciteitsprijs bestaat uit drie componenten: de prijs voor de elektrische energie, de vergoeding voor het gebruik van de transport- en distributienetwerken en de taksen en meerkosten die bovenop de prijs komen.
Bij de middelgrote en de kleine industriële verbruikers was de elektriciteitsprijs tot 2005 ongeveer gelijk gebleven en voor sommige zelfs gedaald. Vanaf 2006 gaat ook hier de prijs fors naar omhoog als gevolg van de elektriciteitsprijs op de groothandelsmarkt en de stijging van de taksen. Ook hier komt een einde aan de daling van de netkosten.
Sinds 2000 verdubbelde de energieprijs voor grote verbruikers
Dit alles betekent dat de gemiddelde elektriciteitsprijs voor de hele technologische industrie over de periode 2000-2008 met 65 procent is toegenomen.
Voor de grote industriële verbruikers zijn de prijzen sinds 2000 bijna verdubbeld. De stijgende trend van de periode 2000 tot 2005 zette zich ook daarna door. De belangrijkste oorzaken zijn de stijging van de elektriciteitsprijzen op de groothandelsmarkten waar een gebrek aan concurrentie is. Ook de invoering van verschillende nieuwe taksen en heffingen zorgde mee voor de stijging. Bovendien kwam er begin 2008 ook een einde aan de daling van de transmissie tarieven.
Wat brengt de toekomst? De marktprijzen van elektriciteit zijn in de eerste helft van 2009 sterk teruggevallen. De lagere olie- en gasprijzen en de daling van de vraag naar elektriciteit hebben hiertoe bijgedragen. Veel ondernemingen kunnen van deze daling echter niet onmiddellijk profiteren omdat zij nog gebonden zijn aan een contract met een vaste prijs. Ook het wegvallen van de Eliataks zorgt voor een lagere elektriciteitsprijs voor middelgrote en kleine industriële verbruikers.
Vooruitzichten elektriciteitsprijs Voor de volgende jaren verwachten we dat de elektriciteitsprijs opnieuw stijgt als de economie weer aantrekt. Ook de taksen en meerkosten, vooral die voor de financiering van groene stroom en WKK, zullen verder stijgen. De Vlaamse regering moet immers de Europese doelstellingen voor groene stroom tegen 2020 halen.
figuur 32 • Vooruitzichten van de gemiddelde elektriciteitskost in de technologische industrie (Euro/MWh) 100
80
60
40
20
0 2000
2004
2005
2006
Groene energie en WKK Taksen en heffingen Prijs zonder taks
2007
2008
2009
2010
2012
2015
25
Eco-efficiëntiescan bij Trebos
26
Trebos, een afdeling van Duferco in Haacht, liet voor zijn bedrijfssite een eco-efficiëntiescan uitvoeren. Het bedrijf is een draadtrekkerij en is ook actief in het behandelen van walsdraad (beitsen en gloeien). In Haacht werken bijna 100 mensen.
Verlichting
Geen allesomvattend milieuzorgsysteem
Afval
Trebos is al jaren actief op het vlak van waterbesparing, reductie van het restafval, efficiënter energiegebruik … maar had geen globaal milieuzorgsysteem. De vraag was dan ook of de aanpak geen hiaten vertoonde. De audit moest een compleet plaatje opleveren. Voorts was het ook de bedoeling om door een andere kijk nieuwe ideeën te vinden.
In het bedrijf werd het afval al gescheiden ingezameld. De afvalcontainers werden echter niet optimaal benut en het gewicht was te laag in verhouding tot het volume van de container. De scan leverde het idee op van een perscontainer. Daardoor dalen de transportkosten van het afval.
Ook op het vlak van verlichting waren besparingen mogelijk. De studie voor relighting is inmiddels gebeurd maar de investeringen in nieuwe armaturen zijn nog niet uitgevoerd.
Trebos koos voor bureau Esher. Het auditbureau ontdekte verschillende mogelijkheden, maar de investeringen zijn niet altijd vanzelfsprekend. Sommige investeringen lonen pas op het ogenblik dat een vervangingsinvestering noodzakelijk is.
Verliezen bij stilstand Het bedrijf pakte het energieverbruik bij stilstand aan. Het aan- en uitschakelen van verschillende energieverbruikers en het op temperatuur houden van de procesbaden bleek een grote bron van mogelijke energiebesparingen. Ook in het gebruik van perslucht bleken er verbeteringen mogelijk. In eerste instantie werden de persluchtlekken aangepakt. Daarna werd bekeken hoe delen van het persluchtcircuit konden worden afgesloten wanneer de productielijnen niet volledig in gebruik waren. Een volgende stap is de installatie van een afsluitkraan per machine. Als dit alles achter de rug is, zal opnieuw een studie naar het noodzakelijke vermogen van de compressoren worden uitgevoerd.
Het Eco-efficiëntiescanprogramma is een subsidie programma van de OVAM voor kmo's. Deze scan brengt de kansen voor eco-efficiëntie (afval, energie, transport, management …) voor het bedrijf in kaart. De voorgestelde maatregelen zorgen niet enkel voor milieuwinst, maar ook voor financiële besparingen. Want in elk bedrijf zit er ergens geld verstopt. Zo doen bedrijven meer met minder.
Tabel 2 • Evolutie van de gasprijs in de periode 2000-2008 (2000=100)
2000
2003
2005
2006
2007
2008
Grote industriële verbruikers (+ 60 GWh/jaar)
100
112
149
170
175
210
Middelgrote industriële verbruikers (12 tot 60 GWh/jaar)
100
105
118
149
160
203
Kleine industriële verbruikers (- 12 GWh/jaar)
100
101
105
134
143
182
Technologische industrie
100
108
131
155
162
200
Vooruitzichten aardgasprijs Over de periode 2005-2008 is de gasprijs voor alle verbruikerscategorieën sterk gestegen. Dit is te wijten aan de stijging van de olieprijzen op de internationale markten die ook na de vrijmaking de evolutie van de gasprijs blijft bepalen. Deze stijging weegt het zwaarst door in de prijzen van de grote industriële verbruikers die rechtstreeks aangesloten zijn op het hogedruknet van Fluxys. Voor de middelgrote en kleine industriële verbruikers stegen ook de tarieven voor aardgasdistributie voornamelijk in het jaar 2008. Ook de taksen namen toe. Vanaf 2007 werd een accijns op aardgas ingevoerd. Convenantbedrijven konden deels van deze energietaks worden vrijgesteld. Door de scherpe economische crisis is de gasprijs in 2009 sterk teruggevallen. De prijzen van de industriële gasverbruikers kunnen daarom ongeveer 35 procent lager liggen dan vorig jaar. Deze daling wordt deels gecompenseerd door een beperkte stijging van de tarieven voor aardgasdistributie eind juni 2009.
27
Conclusies
28
De technologische industrie is goed voor meer dan één derde van de omzet van de Vlaamse industrie. Toch is haar milieuimpact merkelijk kleiner. De technologiebedrijven realiseren bovendien een absolute ontkoppeling tussen economische groei en milieu-impact.
Luchtvervuiling daalt De uitstoot van de stoffen die grensoverschrijdende luchtverontreiniging veroorzaken, daalde in één decennium met 36 tot 42 procent. De uitstoot van fijn stof daalt sinds 2007; in 2008 ligt hij 39 procent lager dan in 2000. Maar deze recente daling vraagt om bevestiging in de toekomst.
Aanpak van historische bodemverontreiniging blijft belangrijke uitdaging In 2006 stelden we vast dat de technologische sector een voortrekkersrol speelt in bodemonderzoeken en -saneringen. Maar de uitdaging wordt nog groter. Zeven op de tien risicogronden in de technologische industrie hebben een beschrijvend bodemonderzoek nodig. In 77 procent van de gevallen leidt dit beschrijvend bodemonderzoek tot een saneringsproject. Deze cijfers liggen een stuk hoger dan het Vlaams gemiddelde. In de technologische industrie leidt een aanzienlijk groter deel van de risicogronden tot een saneringsproject.
Van zuinig naar duurzaam watergebruik Energiegebruik en CO2-uitstoot verminderen Ook de uitstoot van CO2 vermindert. Door een lager energiegebruik en het overschakelen op minder vervuilende brandstoffen ligt de CO2-uitstoot in 2008 meer dan 11,5 procent lager dan in 2000. Dit alles is mogelijk dankzij een rationeel energiegebruik in de productie en door een hoger aandeel van minder energie-intensieve activiteiten. Deze tendens zal zich ook in de toekomst doorzetten. Steeds meer bedrijven schakelen over op hernieuwbare energie voor hun bevoorrading. Wegens de hoge energieprijs en strengere reglementering investeren ook steeds meer bedrijven in rationeel energiegebruik.
Energiekosten stijgen Ondanks het dalende energieverbruik blijft de energiefactuur van de technologische industrie tot 2008 oplopen. Dit komt vooral door de hoge olieprijs die in de gas- en elektriciteitsprijs werd doorgerekend. Daarnaast stegen ook de taksen en meerkosten op energie. Vanaf 2009 dalen de prijzen door de economische crisis en het verdwijnen van de Eliataks. De energiekosten zullen op middellange termijn wel opnieuw toenemen als de conjunctuur herstelt. Ook de taksen, nettarieven en meerkosten voor de financiering van groene stroom zullen verder stijgen.
Het watergebruik daalt niet meer, maar de bedrijven gaan er wel duurzamer mee om. Met hemelwater en gerecupereerd water samen wordt nu in 23 procent van de behoeften voorzien. Voor de lozing van verontreinigende stoffen naar het oppervlaktewater werden de belangrijkste winsten geboekt vóór 2005. In 2008 liggen de emissies 12 tot 59 procent lager dan in 1999.
Minder specifieke afvalstromen De productie van bedrijfsafval daalt nog niet in Vlaanderen. Maar in de technologische industrie verminderen de specifieke afvalstromen gestaag, in 2008 liggen ze 28 procent lager dan in 1995.
Agoria en het Vlaamse beleid
Ecologiepremie bijgestuurd
De Vlaamse overheid heeft tijdens de afgelopen legislatuur een reeks aanbevelingen uit de vorige ledenbevraging van Agoria in de praktijk omgezet.
De Vlaamse regering paste in 2008 ook de regels aan voor de toekenning van overheidssteun voor ecologie-investeringen. Agoria is tevreden dat energiebesparende investeringen waarvoor bedrijven zich engageren via het benchmarking- of auditconvenant niet langer worden benadeeld. De steunpercentages stegen tot 20 procent voor grote ondernemingen en 40 procent voor kmo’s.
Vrijstellingen aansprakelijkheid overgenomen uit Europese richtlijn Eind 2007 stemde het Vlaams parlement in met een nieuw handhavingsdecreet en het decreet milieuschade. Dit gebeurde na breed overleg waaraan ook Agoria deel nam. Het decreet milieuschade maakt, zoals gevraagd door Agoria, maximaal gebruik van de mogelijkheden tot vrijstelling van aansprakelijkheid die de Europese richtlijn voorziet.
Nieuw bodemsaneringsdecreet in werking Na de goedkeuring van het nieuwe bodemsaneringsdecreet paste de vorige regering ook het bijhorende reglement, het Vlarebo, aan. Daardoor kon het geheel in werking treden op 1 juni 2008. Agoria vond zijn wensen terug in de eerste fase van het nieuwe Vlarebo. De noodzakelijke tweede fase, met de beloofde draagkracht- en cofinancieringsregeling, kwam er echter niet.
Het callsysteem met de gesloten enveloppe bleef jammer genoeg behouden, maar de enveloppe steeg tot 120 miljoen euro per jaar. Niettemin was het beschikbare budget voor de eerste oproep van 2009 onvoldoende.
Voorzichtige stappen naar administratieve lastenverlaging Er komt een uniek gemeentelijk loket voor milieu- en stedenbouwkundige vergunningen voor bedrijven van klasse 2. Beide aanvragen kunnen voortaan samen worden behandeld. De grote aanpassing van Vlarem in 2008 verhoogde de grenzen van verschillende subrubrieken van de indelingslijst. Daardoor worden de milieurisico’s van bepaalde bedrijven nu minder hoog ingeschat. De nieuwe formulieren voor de aanvraag van een milieuvergunning maken in de toekomst een elektronische verwerking mogelijk. Een aantal documenten, zoals statuten en vorige vergunningen, hoeven niet meer bij de aanvraag te worden gevoegd. Negatief is wel dat het formulier werd uitgebreid; een onderneming moet voor de aanvraag van een vergunning nu meer gegevens verstrekken. De werking van het internetloket voor het Integraal Milieujaarverslag verbeterde. Maar het aantal te rapporteren gegevens neemt niet af.
29
Umicore en duurzaam ondernemen: opdracht en business
30
Umicore draagt milieuvriendelijkheid en duurzaam ondernemen hoog in het vaandel. Sinds lang heeft het bedrijf een aantal ambitieuze sociale en leefmilieudoelstellingen die door de verschillende vestigingen zoals de site in Olen moeten worden nagestreefd. Op die manier wil Umicore zijn milieuprestaties als industriële onderneming aanzienlijk verbeteren. En met succes … Duurzaam zit in het hart Maar de aandacht voor het milieu gaat verder. Duurzaam ondernemen zit in het hart van de business. Zijn kennis van metalen reikt energie-efficiënte en milieuvriendelijke oplossingen aan die perfect aansluiten op het groeiende bewustzijn van de eindigheid van onze hulpbronnen en de noodzaak van een duurzame omgang met ons klimaat: “Materials for a better life”, maar ook voor een schoner milieu. Umicore engageert zich om zuiniger om te springen met energie en zo de CO2-uitstoot te verminderen. Hiermee wil Umicore aan de doelstellingen van het Kyotoprotocol voldoen.
Een nieuwe warmtekrachtkoppelingscentrale Met een investering van 22 miljoen euro steekt het project Warmtekrachtkoppelingscentrale (WKK) met kop en schouders uit boven andere milieu-investeringen. In een WKK wordt op energie-efficiënte wijze tegelijkertijd warmte (stoom) én stroom geproduceerd. De nieuwe installatie verbruikt 15 tot 20 procent minder primaire energie in vergelijking met een gescheiden opwekking van warmte en stroom. Bovendien zal de nieuwe WKK enkel op aardgas werken, terwijl vroeger ook stookolie en steenkool werd gebruikt. Alles bij elkaar zal er door de nieuwe WKK jaarlijks 15.000 ton minder CO2 worden uitgestoten, wat overeenkomt met de uitstoot van 10.000 auto’s die elk 30.000 km per jaar rijden.
De beleidsaanbevelingen van Agoria
EU-richtlijnen correct overnemen
Een sterke industrie is noodzakelijk voor het behoud van de welvaart. Onze bedrijven moeten zich kunnen blijven ontwikkelen met respect voor het milieu. Het milieu- en energiebeleid moet voor onze bedrijven daarbij een troef zijn voor de toekomst, eerder dan een last. Eco-efficiëntie moet voor ieder bedrijf de norm worden.
Agoria pleit voor een correcte, tijdige en getrouwe omzetting van Europese richtlijnen in Vlaamse wetgeving. Dit moet leiden tot gelijke regels voor bedrijven in Vlaanderen en het buitenland.
Milieuzorg zonder administratieve rompslomp Administratieve vereenvoudiging blijft een hoofdthema voor de leden van Agoria. Minder administratie leidt tot een efficiëntere overheid, wat op zijn beurt goed is voor een ondernemingsvriendelijk klimaat. Voor de ondernemingen leidt het tot lagere administratieve kosten. Op twee domeinen kan belangrijke winst geboekt worden: de milieuvergunning en de rapporteringsplicht.
Vlaanderen moet actief participeren en wegen op de besluitvorming op Europees niveau. Zo kan de Europese regelgeving nauw aansluiten bij de Vlaamse doelstellingen. Dit verhindert dat Vlaanderen zijn bedrijven bijkomende en strengere regels oplegt om de milieudoelstellingen te behalen. Het regeerakkoord erkent onze bekommernissen en pleit voor een “gelijk speelveld op hoog niveau”12.
Agoria vraagt de overheid om de rapporteringsplicht te beperken tot die gegevens die de overheid werkelijk nodig heeft. Ook bij de aanvraag van een vergunning moet dit principe worden toegepast. Voor te veel activiteiten en handelingen is een milieuvergunning vereist. De bijbehorende proceduretermijnen vertragen investeringen, zoals voor de bouw van windturbines. Nog steeds moeten gegevens worden verstrekt waarover de overheid al beschikt. Het Vlaams regeerakkoord 2009-2014 wenst verder in te zetten “op administratieve vereenvoudiging en matige kwaliteitsvolle regelgeving”11. Terecht wordt ook opgemerkt dat de gegevensuitwisseling tussen overheden beter moet. Dit vermijdt dat bedrijven dezelfde informatie meermaals aan verschillende diensten moeten bezorgen. De regering wil de actieplannen versneld uitvoeren. De beleidsdomeinen milieu en energie behoren echter niet tot de vijf domeinen die in 2007 een voortrekkersrol opnamen op dit vlak.
11
Vlaams Regeerakkoord 2009-2014, hoofdstuk IV, 2, b
12
Vlaams Regeerakkoord 2009-2014, hoofdstuk II, doorbraak 5
31
32
Geen heffingen in de strijd tegen grens overschrijdende luchtverontreiniging De Europese richtlijn rond Nationale Emissieplafonds legt voor elke lidstaat de toelaatbare uitstoot vast voor stikstofoxides, zwaveldioxide, vluchtige organische stoffen en ammoniak. De tijdshorizon van de richtlijn is 2010. Voor stikstofoxide blijkt de doelstelling voor ons land te ambitieus. Agoria dringt er daarom op aan dat Vlaanderen een actieve Europese rol speelt om realistische doelstellingen na 2010 vast te leggen. Ook Vlaanderen dreigt zijn toegewezen maximum in 2010 te overschrijden. De vorige Vlaamse regering schoof dan ook een heffing op de uitstoot van stikstofoxide naar voor als mogelijke maatregel. Nieuwe heffingen zijn voor Agoria onaanvaardbaar. Elke heffing leidt immers tot nieuwe kosten: de heffing zelf, de niet-fiscale aftrekbaarheid, extra meet- en monitoringskosten en doorrekening in de verkoopprijzen van bepaalde leveranciers. Het regeerakkoord stelt dat het toekomstig milieubeleid economische instrumenten zal gebruiken. Dit hoeven geen heffingen te zijn. Het is voor Agoria belangrijk dat, zoals het regeerakkoord voorstelt, op basis van een economische analyse naar een optimale instrumentenmix wordt gestreefd13.
Energie-efficiëntie blijven stimuleren De technologische industrie produceert met minder energie dan vroeger. Het systeem van convenanten heeft hier een belangrijke rol gespeeld. Agoria wil dat dit systeem behouden blijft en dat het ook rekening houdt met de moeilijke financiële toestand van de ondernemingen in crisistijd. Daarom moet de Vlaamse regering ook maatregelen nemen om investeringen in energie-efficiëntie te ondersteunen. De opbrengst van de veiling van de CO2-emissierechten na 2012 moet maximaal ten goede komen aan de industrie. Een deel van deze opbrengsten kan worden aangewend om de verbetering van de energie-efficiëntie in de industrie te ondersteunen. De Vlaamse overheid moet zoveel mogelijk gebruik maken van de mogelijkheden die de Europese groepsvrijstellingsverordening biedt om energiebesparende investeringen te stimuleren via de ecologiepremie. Dit houdt in dat energiebesparende technologieën maximaal worden toegevoegd aan de lijst met subsidieerbare technologieën. Ook de oprichting van een groen investeringsfonds en een Vlaams Energiebedrijf, zoals voorzien in het regeerakkoord, kan daartoe bijdragen. Kostenefficiënte groene stroom Europa heeft ambitieuze doelstellingen opgelegd voor groene energie. Voor de ondernemingen in deze sector biedt dit groeimogelijkheden en innovatiekansen. Tegelijkertijd stijgt daardoor de meerkost op de elektriciteitsfactuur. Agoria vraagt dat de Vlaamse regering bij de ondersteuning van groene stroom rekening houdt met de impact op de energierekening en elke oversubsidiëring vermijdt. Ook moeten industriële ondernemingen vergunningen krijgen om zelf in groene energie te investeren.
13
Vlaams Regeerakkoord 2009-2014, hoofdstuk II, doorbraak 5, 6
Marktwerking voor energie bevorderen De prijsschommelingen op de energiemarkt blijven groot. De marktwerking is nog verre van optimaal. Vlaanderen moet zorgen voor een betere bevoorrading door investeringen in productie-eenheden te bevorderen en de netverbindingen met de ons omringende landen te verbeteren. Bijsturing van ecologiepremie De ecologiepremie moet herbekeken worden. Met een gesloten enveloppe en het callsysteem is er geen rechtszekerheid. De subsidieerbare technologieën moeten een weerspiegeling zijn van de prioriteiten en knelpunten van ons milieu- en energiebeleid, zoals bijvoorbeeld het verbeteren van de energieefficiëntie. Ook moeten end-of-pipetechnieken in aanmerking komen voor moeilijk haalbare milieukwaliteitsdoelstellingen. Europa laat ook hogere steunpercentages toe. Het Vlaams regeerakkoord belooft een meer gerichte ecologiepremie14. De focus ligt op het stimuleren van duurzame bedrijfsprocessen. Maar er is geen aanzet tot het verlaten van het callprincipe met gesloten enveloppe.
Bodemsanering vraagt bijkomende middelen Agoria vraagt dat werk wordt gemaakt van de beloofde tweede fase van het nieuwe bodemsaneringsreglement (Vlarebo). In deze fase moet de cofinancierings- en draagkrachtregeling worden uitgewerkt. Cofinanciering moet mogelijk zijn voor de oudste historische vervuilingen en voor vervuilingen die werden veroorzaakt door vroegere exploitanten, vreemd aan de huidige saneringsplichtige onderneming. Uit de contacten met onze kmo’s blijkt dat de kosten van bepaalde saneringen de financiële draagkracht van een onderneming overschrijden. In deze gevallen wordt de sanering op de lange baan geschoven. Een draagkrachtregeling is daarom noodzakelijk om die dure saneringen te kunnen aanpakken. Het Vlaams regeerakkoord gaat minder ver. Er is enkel sprake van cofinanciering voor de sanering van vervuilde terreinen waar eigenaars vrijgesteld zijn van saneringsplicht15.
14
Vlaams Regeerakkoord 2009-2014, hoofdstuk II, doorbraak 5, 5
15
Vlaams Regeerakkoord 2009-2014, hoofdstuk II, doorbraak 5, 12
33
Innovatieve bodemsanering bij Punch Metals
34
Grondwaterverontreinigingen met gechloreerde stoffen (VOCL) zijn moeilijk te saneren met behulp van klassieke bodemsaneringstechnieken. De meeste VOCL stoffen zijn zwaarder dan water. De verontreiniging zakt zo steeds dieper in de bodem tot op een ondoorlatende bodemlaag. Op deze bodemlaag vormen zich grote pluimen van verontreiniging die bewegen in de richting van de grondwaterstroming. Bio-augmentatie De site van Punch Metals Hamont wordt gekenmerkt door een grondwaterverontreiniging tot 1 km buiten de perceelsgrenzen en 50 meter diep. Door ter plaatse het grondwater te saneren via bio-augmentatie wil Punch Metals de verontreiniging aanpakken. Het dossier werd aanvaard als een Europees gesubsidieerd LIFE+-demonstratieproject.
Aanpak in twee fasen De belangrijkste doelstelling van het LIFE+-project is na te gaan of dergelijke sanering kostenefficiënt kan worden uitgevoerd op grote schaal. Bio-augmentatie werd immers op deze schaal nog niet toegepast in Europa. Het project zal worden uitgevoerd in verschillende fasen. In een eerste fase wordt gezocht naar de geschikte micro-organismen voor de bodem. In een tweede fase zullen substraat en de geselecteerde micro-organismen worden geïnjecteerd in een beperkt aantal peilbuizen. Als de stoffen hun werk hebben gedaan moeten ze zich verspreiden van de gesaneerde zone naar de nog verontreinigde zone. Op deze manier wordt de sanering uitgebreid tot de volledige verontreinigde site. Het project veronderstelt een daling van het volume verontreinigd grondwater met 50 procent over een periode van 5 jaar en een daling van 80 procent over een periode van 10 jaar.
Uit eerder uitgevoerde haalbaarheidstesten op laboschaal bleek gestimuleerde natuurlijke afbraak ter plaatse niet haalbaar. De injectie van organisch substraat zorgde slechts voor een gedeeltelijke dechlorering. Bio-augmentatie gaat een stap verder dan gestimuleerde natuurlijke afbraak. Door bijkomend geschikte micro-organismen te injecteren krijgt men wel goede resultaten.
Vlottere regeling voor milieu-effectrapportage
Wetenschappelijk onderbouwde kwaliteitsdoelstellingen voor oppervlaktewater
Agoria vraagt een evaluatie en bijsturing van het huidige decreet rond de milieu-effectrapportage. De huidige procedure van ontheffing van MER-plicht moet vervangen worden door een regeling waarbij projecten van deze plicht worden vrijgesteld.
Agoria vraagt te wachten op de risicobeoordelingen van REACH alvorens nieuwe milieukwaliteitsnormen voor 170 gevaarlijke stoffen in oppervlaktewater vast te leggen. Deze informatie is beschikbaar vanaf 1 december 2010. Dit zorgt voor wetenschappelijk onderbouwde doelstellingen.
Ook de drempels waarboven de MER-plicht geldt, moeten worden herbekeken. Voor staalgieterijen is er al een MERplicht vanaf een productiecapaciteit van 20 ton per dag. Dit is te laag en onwerkbaar. Agoria vraagt een drempel van 100.000 ton per jaar, net zoals die voor de installaties voor de productie van ruwijzer of staal. In Duitsland ligt de lat voor de MER-plicht op 200.000 ton per jaar. Ook moeten de proceduretermijnen korter.
De technologiefederatie vraagt overleg over de impact van deze nieuwe kwaliteitsnormen op de lozingsnormen van bedrijfsafvalwater. In de bijzondere vergunningsvoorwaarden moet altijd rekening worden gehouden met wat haalbaar is met de Best Beschikbare Technieken. Ook het definiëren van mengzones, waarbij door plaatselijke lozingspunten de milieukwaliteitsnorm kan overschreden worden, is voor de industrie belangrijk.
Het regeerakkoord belooft enkel een dienstorder die aan de initiatiefnemer verduidelijkt hoe de inhoud van een projectMER er moet uitzien volgens de aard van het project16. Dit kan maar een beperkte winst opleveren in de proceduretermijn. Het aantal MER-plichtige projecten vermindert zo niet.
16
Vlaams Regeerakkoord 2009-2014, hoofdstuk I, 2, b
35
36
tot slot
De zorg voor het milieu, het streven naar meer energie-efficiëntie, het zoeken naar gesloten materiaalkringlopen en het bevorderen van hernieuwbare energie … vormen niet enkel lasten voor het bedrijfsleven. Het kan ook de motor zijn van een nieuwe economische ontwikkeling. De groene technologie creëert kansen voor onze ondernemingen. De Vlaamse bedrijven hebben het vorige decennium expertise opgebouwd in waterzuivering, afvalverwerking, slibbehandeling, bodemsanering en milieu-engineering. Hetzelfde gebeurt nu ook in hernieuwbare energie. Deze expertise vormt nu al een exportproduct. En export is de motor van de welvaartcreatie. Ook de leden van Agoria zijn als aanbieder van technologieën actief in deze domeinen. Leden bouwen waterzuiveringsstations in Irak en biomassacentrales in China, of zijn actief in de off-shore windparken voor de Belgische kust. Agoria ondersteunt zijn leden in de ontwikkeling van deze groene economie.
Agoria participeert in het innovatie-project Generaties. Daarin wordt onderzoek verricht naar efficiëntere zonnecellen en smart grids, wordt testinfrastructuur ontwikkeld voor het beheer van windparken en pilootinstallaties opgestart voor industriële biotechnologie en bioraffinage. De Agoria Renewable Energy Club (AREC) is een netwerk van bedrijven die oplossingen, producten en diensten aanbieden op het vlak van biomassa, wind- en zonne-energie. Het Green Building Platform verenigt dan weer de leden die technologieën aanbieden om efficiënter om te springen met energie in onze gebouwen. Maar ook in het sluiten van de materiaalkringlopen volgens het Cradle to Cradle model zijn onze leden actief. Twee leden hebben het certificaat al behaald. Zo zijn onze leden actief in duurzame ontwikkeling, zowel als aanbieder van oplossingen als gebruiker.
37
Bijlage
De technologische industrie in cijfers 38
Agoria is als federatie van de technologische industrie de voortrekker van 13 sectoren: automobiel, bouwproducten, contracting & maintenance, elektrotechniek, industriële automatisering, informatie- en communicatietechnologieën (ICT), kunststoffen & composieten, lucht- & ruimtevaart, mecha tronica, metaalbewerking, metalen & materialen, montage & kranen en veiligheid & defensie. De federatie verdedigt de belangen van de ondernemingen in deze sectoren en van de 306.000 mensen die in deze ondernemingen werken. Agoria Vlaanderen is de woordvoerder van de Vlaamse leden van de federatie ten aanzien van de Vlaamse overheden en de publieke opinie.
Enkele cijfers In dit deel gaan we kort in op de algemene economische situatie in de technologische industrie in Vlaanderen.
39
Tabel 3
(bron: Agoria, RSZ, NIS)
Vlaanderen (2008)
Aandeel in totale verwerkende nijverheid in Vlaanderen (procent)
Aandeel in Belgische technologische industrie (procent)
Werkgelegenheid
213.775
42,8
69,9
Bruto toegevoegde waarde (mio EUR)
17.165
37,7
71,1
Leveringen in lopende prijzen (mio EUR)
61.130
Buitenlandse leveringen (mio EUR)
37.323
Export (mio EUR) *
63.485
Investeringen (mio EUR)
1.989
* inclusief doorvoer, groothandel e.a.
Overzicht Tabel 3 geeft de voornaamste basisgegevens van de sector weer. In 2008 waren alle ondernemingen in de sector, inclusief de ICT-dienstverleners, goed voor 213.775 jobs in Vlaanderen. Dit is 42,8 procent van alle arbeidsplaatsen in de verwerkende nijverheid in Vlaanderen, en 69,9 procent van de werkgelegenheid in de Belgische technologische industrie. De bruto toegevoegde waarde bedroeg 17.165 miljoen euro. Dit komt neer op een aandeel van 37,7 procent van de Vlaamse verwerkende nijverheid en 71,1 procent van de technologische industrie in België. In 2008 leverden de ondernemingen voor 61.130 miljoen euro goederen en diensten, waarvan 37.323 miljoen aan het buitenland. De totale export, met inbegrip van de doorvoer en de groothandel, bedroeg 63.485 miljoen euro. Er werden voor 1.989 miljoen investeringen gedaan.
73,0 77,2 33,8
85,0 73,7
40
Evolutie leveringen en werkgelegenheid 2000-2008 Figuur 33 geeft een overzicht van de evolutie van de leveringen en de werkgelegenheid in de technologische industrie in Vlaanderen sinds 2000. Tussen 2000 en 2008 zijn de leveringen (in volume) van de technologische industrie in Vlaanderen met ongeveer 10 procent toegenomen. Na de inzinking in 2002 en 2003 als gevolg van de dotcom-crisis groeide de technologische industrie gestaag tot medio 2008. Daarna sloeg het conjunctureel klimaat volledig om als gevolg van de kredietcrisis. Voor 2009 wordt een activiteitsdaling van 15 tot 20 procent verwacht.
figuur 33 • Conjunctuur in de technologische industrie (1995=100) 140 130 120 110 100 90 80 70 60 1995
1996
1997
1998
1999
2000
leveringen in constante prijzen werkgelegenheid
Ook de directe werkgelegenheid (zonder uitzendarbeid of outsourcing) kende eerst een dalend verloop, gevolgd door een herstel vanaf 2005. De financiële crisis zal evenwel voor een drastische daling zorgen in 2009. Uiteraard creëerde de technologische industrie heel wat indirecte jobs in andere economische sectoren zoals de dienstensector. Deze indirecte jobcreatie compenseert voor een groot stuk het verlies aan directe jobs.
met de steun van
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
contact Agoria Vlaanderen Frank Van Audenaerde tel +32 2 706 78 40 fax +32 2 706 78 44
[email protected]
verantwoordelijke uitgever Wilson De Pril A. Reyerslaan 80 1030 Brussel
Federatie van de technologische industrie Diamant Building A. Reyerslaan 80, 1030 Brussel Tel +32 2 706 78 34, Fax +32 2 706 78 44
[email protected] www.agoria.be/vlaanderen
♲ Agoria denkt aan het milieu. Deze brochure werd gedrukt op gerecycleerd papier.