1
2
Colofon TWister is het tijdschrift van T.W.I.S.T., de studievereniging voor (Vergelijkende IndoEuropese) Taalwetenschap en Talen en Culturen van Afrika. Redactie: Bas Clercx Milan Lopuhaä Alain Corbeau Matthias Franken Jorik Groen Peter Kerkhof Vormgeving: Bas Clercx Omslag: Bas Clercx Jaargang: 9 nr. 1 Oplage: 140 stuks Reacties en kopij:
[email protected] Website: studieverenigingTWist.com youtube.com/user/TWISTleiden ook op: facebook.com
Inhoudsopgave Woord van de voorzitter
3
Hilde Gunnink Enquête
4
Milan Lopuhaä Lilliputters
6
Bas Clercx Recensie: Spoken here
8
Alain Corbeau Poetica Syntactica in lingua Hispanica
11
Jorik Groen Wáaqi
12 Bas Clercx, Milan Lopuhaä, Alain Corbeau, Jorik Groen
FOXP2 and the genetics of language
18
Matthias Franken Parisian Conversations
21
A linguist look into Carolingian everyday life Peter Kerkhof Appelmoes: onjuist
24
Jorik Groen Voor- en achterwaartse agenda
27
Quotes, i.e. Roddels
28
Suzanne van der Meer, Benjamin Suchard
3
Woord van de voorzitter Taalwetenschappers, wat zijn dat voor mensen? Je weet dat je een taalwetenschapper bent als een interessant en gezellig gesprek uit alleen maar kliks kan bestaan. Als je wel TWintig taalgrappen met tiramisu kunt bedenken, die ook nog eens allemaal grappig zijn. Als het je hele week goed maakt wanneer je iemand met een Ossetische naam tegenkomt. Als zelfs je vrienden zich gaan afvragen of ze een uvulaire of alveolaire ‘r’ hebben, of waar het woord ‘schuur’ vandaan komt. En als je dit blaadje in handen hebt, want dan ben je lid van de leukste studievereniging van Leiden, waar alleen de leukste mensen van Leiden lid van zijn: taalwetenschappers. En de komende tijd gaan we het wel bijzonder leuk maken. Al heel binnenkort vieren we dat TWIST negen jaar bestaat met een spetterend, chic gala; de uitnodigingen zijn verstuurd, dus klim in de zilveren pen om de date van je leven uit te nodigen. Om de collegevrije week af te sluiten gaan we op TWeekend naar Aarlanderveen, om TWister, Halli Galli en andere taalkundig veranTWoorde spelletjes te spelen. En op 13 mei wordt de conferentie gehouden, waar studenten en promovendi hun onderzoek kunnen presenteren. Heb je zelf een interessant onderzoek gedaan en zou je dat graag met de wereld delen, stuur dan een abstract van je onderzoek naar
[email protected], en wie weet word je uitgenodigd om te spreken op de conferentie. En alsof het niets is, ook nog een nieuwe TWister. Het Waaqi ondergaat een duizelingwekkend aantal veranderingen, onjuiste spaties worden op de hak genomen, de precieze relatie tussen taal en genetica wordt uitgeplozen, wiskundigen zeggen wat ze nou écht vinden van taalwetenschappers, en nog veel meer. Geniet van de TWister, en tot ziens op het TWeekend, het Diesgala of één van de andere activiteiten en, in de woorden van de Surinaamse huilaap, aˈũ aˈũ aˈũ! Hilde
4
Enquête Milan Lopuhaä Enquete ‘Hoe denken beta’s over taalwetenschappers?’ Na het succes van Bas Clercx’ enquete over het beeld dat classici van Indogermanisten hebben, werd besloten dat dit gevolgd moest worden door nog een enquete onder andere studenten. Vanwege connecties van de schrijver werd gekozen voor studenten onder de hoede van onze zustervereniging De Leidsche Flesch, id est studenten wiskunde, natuurkunde, sterrenkunde en informatica. Hieronder volgt de hun voorgelegde vragen, en een selectie van de door hun gegeven anTWoorden. Hoeveel taalwetenschappers ken je? • 0 • 1 • 1, maar wel de leukste :), denk ik :p • Een… inclusief taalstudenten 6 minstens. Anders (die mogelijk bij TWIST zitten: 1). • 2 (10x) • 2 ofzo; tellen mensen die een taal doen ook? dan 8 (of beroemde? Dan 2… Grimm, Feynman.. en Arthur Evans… ok 3:)) • 3 (3x) • ≥π • 4 Wat vind je van taalwetenschap? • Ik vind talen leren/spreken leuk, maar om er nu een hele studie van te maken • Verspilling van geld • Nuttig, al kan ik het vooral relateren aan computers laten lezen/leren e.d. Meest Bèta taal-gerelateerde studie • Gelukkig bestaat het, dan hebben taalwetenschappers ook wat te doen • Niet al te veel, maar ik heb het nut van alfastudies nooit in kunnen zien. • Ik vind taal niet leuk • mooi vakgebied. Ik heb het zelf ook altijd leuk gevonden • ~O(ε5) Wat doet een taalwetenschapper bij zijn studie zoal, denk je? • Studeren • Bekende boeken van beroemde schrijvers lezen in desbetreffende taal, grammatica leren en waar de taal vandaan komt • Ze leren een taal, wat grammatica enzo, en dan vergelijken ze dat wat met andere talen, niet exact ofzo, gewoon wat op gevoel zeg maar… • Nieuwe woorden bedenken • Beetje Oudgriekse/Sanskritische klankwetten uitvogelen nadat de wiskundige gemeenschap geen erkenning blijkt te hebben voor je baanbrekende werk in de (multi)lineaire algebra • Op zoek gaan naar de herkomst van woorden>>
5 • • • •
0 Fouriertransformaties uitvoeren door op een knopje te drukken; proberen rare fonetische klanken uit te spreken; een beetje babbelen over taal. teksten analyseren Algemene dingen van talen achterhalen, grammatica, uitspraak, lengte van woorden, klanken e.d.
Wat is de meest positieve eigenschap van taalwetenschappers? • Weten veel aangezien ze veel boeken lezen die grote ideeën omschrijven • ze leggen een brug tussen talen en analytische wetenschap • dat ze me in het dagelijks leven weinig tot niet lastig vallen • Sommige meisjes zien er wel ok uit • Niet opgeven nadat de wiskundige gemeenschap geen erkenning blijkt te hebben voor je baanbrekende werk in de (multi)lineaire algebra, maar een paar klankwetten gaan beschrijven ofzo • Je vraagt waar het woord “schuur” vandaan komt en ze weten het. • taalpurisme • Het zijn tenminste geen filosofen • Sociale en aardige mensen (dat zijn tenminste de 4 mensen die ik ken) Wat is de meest negatieve eigenschap? • Het zijn geen beta’s • Ze gaan je vertellen over elk woord dat je gebruikt waar het vandaan komt, welke andere woorden je zou kunnen gebruiken • Ze TeXen hun enquetes niet • Op een gegeven moment heb je genoeg van dat spelletje [vragen waar het woord schuur vandaan komt]. • taalpurisme • Ze doen het altijd voor het geld • letten te veel op details of stijl i.p.v. functionaliteit • Logisch nadenken • Te leergierig ;) Is er nog iets met betrekking tot taalwetenschap(pers) dat je kwijt wilt? • nee (5x) • ja • Zijn er veel leuke meisjes op jullie studie? Mag ik hun nummer :P? • afschaffen • programmeertalen zijn het best! • Syadasti syadavaktavya syadasti syanasti syadasti cavaktavyasca syadasti syannasti syadavatuvyasca syadasti syannasti syadavaktavyasca • Kom ons vooral eens helpen met computers die taal kunnen verstaan en/of spreken • jullie doen een leuke studie • Als je het leuk vindt, blijf er vooral mee doorgaan • :P
6
Lilliputters Bas Clercx Bij De Wereld Draait Door is een lilliputter. Hij werkt bij Circus Renz en verdedigt waarom men het normaal moet vinden dat kleine mensen tegen elkaar boksen en waarom zulke programma's gewoon getoond moeten worden. Immers, lilliputters zijn ook gewoon mensen en als ze willen boksen, dan moeten ze kunnen boksen. Oók al zouden mensen er alleen naar kijken, omdat het leuk is om naar dwergen te kijken die elkaar de kop in slaan en boven op elkaar springen. Hoe dan ook, de kleine man is veronTWaardigd dat men schande spreekt van zulke, in hun ogen denigrerende, programma's. Daarnaast spreekt hij met wat dialect. Het publiek, de tafelgast en Matthijs van Nieuwkerk kunnen daardoor de man niet helemaal serieus nemen. Wanneer hij zegt ''groter als mij'' barst iedereen, inclusief Van Nieuwkerk, in een lachen uit. Gelukkig is hij niet slim genoeg om te weten dat er niet óm hem gelachen wordt, maar dat hij recht in the face wordt uitgelachen. Hij wordt in the face uitgelachen, inderdaad. Mij lijkt het nogal vreemd dat linkse mensen, onder welke ik mijzelf graag reken, zich zo hard uitlaten over een, waarschijnlijk, minder hoog opgeleide man. Het lijkt nogal vreemd dat mensen die altijd zó begaan zijn met het lot van de minderbedeelde, materieel én geestelijk, diezelfde lui zó af durven kraken vanwege een mindere aanleg voor, interesse in of kennis van het ABN. Overigens maakt niet alleen links zich hier schuldig aan, de rechtse elite kan er ook wat van. Maar terug naar mijn verhaal. Is dit alleen hier gebeurd? Nee, iedereen die een beetje is opgeleid, maakt er een sport van so called taalfouten overal te verbeteren, mensen worden dus zelfs verbeterd of erger nog, uitgelachen. Erg verheffend is dit niet. Onlangs, toen ik een proefvertaling Latijn terugkreeg, kreeg ik een punt aftrek voor het gebruik van ''benutten'', in plaats van ''gebruiken'', omdat ik wilde vermijden om hetzelfde woord, nl. ''gebruiken'', meerdere malen achter elkaar te benutten. Waarom? De docent vond het een Germanisme. Hij nam het me echter niet kwalijk. Hij redeneerde dat ik, vanwege mijn zó'n zachte 'g', wel uit het oosten moest komen en dat ik dus een flink aantal Duitse leenwoorden moest gebruiken. Dat was niet erg hoor. Alleen wel fout als vertaling. Nu kom ik ten eerste niet uit het oosten en ten TWeede weet ik niet zeker of ''benutten'' een dialectaal verschijnsel is in het Bredaos en ten derde maakte de fout niet echt veel uit voor het cijfer. Ik voelde me niet gekrenkt of wat dan ook. Ik vond het wel typisch. Mocht ik dialect gebruiken, dan zou dat helemaal niet erg zijn [hoor]! Wel mag ervoor een punt afgetrokken worden. Typisch, niet? Verder zie ik wekelijks zo niet dagelijks gefrustreerde berichten op Facebook. O, hoe het tegenwoordig wel niet gesteld is met de Nederlandse Spraackconst! Ze beginnen met spelfouten, maar eindigen dikwijls in fulminerende betogen tegen fouten zoals ''groter als mij'' en ''hun gingen naar school''. Beide vallen prima taalkundig uit te leggen als óf taalverandering óf dialectaal verschijnsel. Ik probeer dit altijd te vertellen. Ik probeer uit te leggen dat je zulke dingen genuanceerd moet zien. Iemand vroeg mij in hetzelfde bericht wat VIET'ers denken over dit onderwerp. Iets te spontaan in al mijn vurigheid anTWoordde ik: ''wij vinden dat mensen die taalverandering zo afkeuren geen verstand van taal hebben.'' Hiermee beledigde ik zonder te weten iemands docent Grieks. Soit, maar ik sprak niet de waarheid. Wij zijn het namelijk helemaal niet eens hierover. Ook onder ons zijn spatienazi's. Dus wat moeten hiermee? Ik probeer altijd uit gaan van systematiek. Zodra >>
7 iemand consequent een bepaalde constructie of eender welk ander taalverschijnel gebruikt, dan is het voor mij grammaticaal. Als je bijvoorbeeld consistent de /c/ in, laten we eens zeggen, ''procent'' intervocalisch stemhebbend maakt, dan mag dat van mij. Maar dan moet je dat wel met ieder voorbeeld van /c/ op die plek dit doen. Zo ook met ''als''. Wanneer je consequent ''groter als'' zegt, dan kan er ook geen vergissing bij de ontvanger ontstaan. Ik gebruik deze vuistregel als kapstok en hij geeft rust. Er zitten haken en ogen aan, maar desalniettemin geeft hij rust. Je ziet dat soort dingen meer in perspectief en je maakt je minder druk over fouten. Waarom zouden we ons niet druk maken over deze fouten – ik zal ze maar zo gemakshalve blijven noemen? Volgens mij heb ik dat boven al duidelijk gemaakt. We schieten er niks mee op om mensen continu te willen verbeteren. Sterker nog, volgens mij maak je mensen er alleen maar onzeker van. Mensen die zich wel wat willen aantrekken van het ABN, om welke reden dan ook, lijken vaak niet meer te weten wat ze moeten. Uit onzekerheid gaan ze dingen door elkaar halen waardoor er dus wél dubbelzinnigheden kunnen ontstaan. ''Zij slaan hem harder dan ik'', wat wordt hier bedoeld? Daarnaast worden mensen door die onzekerheid beroofd van hun belangrijkste wapen in onze democratie: een goed functionerende spraak. Mensen worden op het moment eigenlijk alleen serieus genomen als ze keurig, (hyper)correct Nederlands spreken. Als ze zich hieraan proberen te conformeren, maar niet uit hun woorden komen – omdat die hun niet eigen zijn! – raken ze erin verstrikt en komt de boodschap niet meer over. Als je mensen hoort die óf in ABN óf op hun gemak in het vertrouwde dialect of accent spreken, zie je dat ze met veel meer zelfvertrouwen de boodschap kunnen verwoorden, zodat die ook daadwerkelijk aankomt. De taal is niet bedoeld om netjes in hokjes te passen, af te bakenen en regels te stellen wat wel en niet mag. De taal is er om te communiceren. De taal zorgt ervoor dat wij ons op een unieke wijze kunnen verdedigen tegen tegenstrevers. Niet is die er voor de elite, voor díegenen die kúnnen leren en die daar tijd voor hebben. De taal is voor iedereen en zolang de boodschap overkomt, is die effectief. Als mijn buurman zegt ''ik leg op bed'' dan weten we allemaal perfect wij hij het over heeft. Het is een complete zin zonder een TWeede complement en het gaat hier dus over een intransitief werkwoord. Het betekent dus dat de man zich heeft gelegd op het bed. Als het een transitief werkwoord was geweest, dan had er een TWeede complement gestaan. Nergens een dubbelzinnigheid te bekennen. Taal is hier geslaagd! Wat voor zin heeft het dan nog om hier boos te worden over een afwijking? Natuurlijk is nog niet alles gezegd over dit thema en natuurlijk zijn er gevallen dat het wel belangrijk is om te kijken naar de grammatica of spelling, want we willen geen totale anarchie. Maar wat ik met dit betoog heb willen bereiken is dat we gevoeliger worden van de sociale consequenties die ons denken kan hebben. Laten wij ons niet opsluiten in een ivoren toren, hoe aantrekkelijk dat ook is, en wereldvreemd worden. We moeten kijken naar wat taal betekent voor – hoezeer wil ik de bron van deze uitdrukking niet citeren! – Henk en Ingrid. Wat hebben zíj eraan? Hebben zij er wat aan dat ze verbeterd worden op ''liggen'' in plaats van ''leggen'', ''dan ik'' in plaats van ''als mij'', ''prosent'' in plaats van ''prozent''? Verheft dat? De taal is er om dagelijkse boodschappen te doen, om je plek in de samenleving op te eisen. Je schiet er veel meer mee op dat je jezelf duidelijk kunt maken. En als de boodschap overkomt, wie zijn wij dan om de elitist jerk uit te hangen en te fulmineren op de vorm van die volkstaal?
8
Recensie: Spoken Here Alain Corbeau Recensie Mark Abley – Spoken Here – Travels among threatened languages Houghton Mifflin 2003, 322 bladzijden, ISBN 0-618-23949-X Dit boek is al wat ouder; ik kreeg het van een Amerikaanse studiegenoot die na TWee jaar in Leiden weer terugging naar zijn thuisland. Hij heeft me een mooi geschenk gedaan. Spoken Here is dermate boeiend, dat ik denk dat ik niet de enige geïnteresseerde bij TWIST ben. Vandaar alsnog een recensie. Mark Abley is een Canadese journalist en schrijver van Welshe afkomst. In Spoken Here beschrijft hij zijn bevindingen tijdens een reis langs minderheidstalen over de hele wereld. Hij bezoekt sprekers van kleine of zelfs verdwijnende talen en probeert zo een beeld te schetsen van de taalgemeenschap en de beleving van de sprekers. Het boek is in de juiste taal geschreven: Engels. De taal die alle andere verdrukt, zoals ook meer dan eens ter sprake komt. Abley had dit gegeven kunnen uitbuiten en zo zijn lezers een schuldgevoel aanpraten. Dit doet hij gelukkig niet. Hij doordringt je weliswaar van het feit dat Engels een killer language is, maar zegt dit niet vaker dan nodig – het is hem niet daarom te doen. Het belangrijkste dat hij op dit gebied wil zeggen is dat waar veel mensen misschien denken dat een monolinguale wereld een zegening is vanwege het communicatieve voordeel, het ook anders kan. Misschien is Spoken Here wel geschreven voor pragmatisten die zich niet realiseren dat elke taal evenzeer een werkend systeem om de wereld te beschrijven is en dat al deze systemen dat nét even anders doen. Misschien ook niet, maar dan is het in elk geval een goede zaak als zij het lezen. Het boek wordt namelijk nergens echt belerend. Weliswaar geeft Abley geregeld zijn bespiegelingen weer, voornamelijk is hij bezig de situatie te beschrijven. Dit doet hij op boeiende wijze. Van elke taalgemeenschap die hij bezoekt, interviewt hij enkele sprekers over hun leven, hun vertrouwdheid met de taal, hun toekomstbeeld. Zo kan de lezer zich goed inleven in deze mensen. Vaak komen heel verschillende houdingen tevoorschijn. Bijvoorbeeld, de ene spreker heeft een nostalgisch beeld en houdt vast aan purisme, terwijl de andere erop hamert dat er toezeggingen moeten worden gedaan als de jeugd hierdoor de taal eerder zal gaan leren. Het is interessant te zien welke gevoelens taalbedreiging allemaal oproept: woede, angst, gelatenheid, liefde, trots, noem maar op. De mensen die vertellen over hun verdwijnende taal zijn – zoals te verwachten - veelal ouderen. Een vaak terugkerend >>
9 verhaal is dat vroeger (zeg maar voor de oorlog) kinderen op school werden geslagen als ze hun ‘barbaarse’ moedertaal spraken in plaats van Engels of welke taal ook de voertaal van het land was. Als gevolg heeft de generatie daarna de taal niet geleerd. Ofwel uit angst van hun ouders om iets onwenselijks door te geven, ofwel omdat zij de taal inmiddels werkelijk verloren waren. Vervolgens heeft de jonge generatie van nu moeite om de oude taal aan te leren. Want als de jongeren er al zin in hebben, is vaak grootmoeder de enige die het ze kan leren. Het is uiteraard een kwestie van cultuur. Overal tref je hetzelfde beeld aan: globalisatie eet alles op – zeldzame planten, dieren, culturen en talen kwijnen weg onder druk van de grote eenheid. Ook hier laat Abley zien dat hij niet wil beleren. Hij maakt duidelijk waarom het eeuwig zonde is als unieke systemen verdwijnen; in dit geval dus talen, maar hij haalt inderdaad meer dan eens de vergelijking met de biologie aan. Echter hij doet dit zonder te wijzen. Journalistieke neutraliteit siert zijn vertellingen. Zelfs als het gaat over de ondergang van het Jiddisch, mede mogelijk gemaakt door de Nazi’s, vervalt hij niet in gelamenteer over de wreedheid en oneerlijkheid in de wereld, maar dit zonder ook weer al te kil te blijven. In dit geval geeft hij bijvoorbeeld tegengewicht door te verhalen van de vorming van het Modern Hebreeuws. Nergens beweert de schrijver dat volk, cultuur en taal één zijn, maar nergens weerspreekt hij het ook. Toch wil ik dit niet als een gebrek zien. Het gaat namelijk om het feit dat mensen hun identiteit vaak ontlenen aan hun cultuur en de taal als onderscheidend middel is daar natuurlijk een grote steunpilaar van. Veel van de mensen die Abley aan het woord laat zeggen namelijk dat ze zich zonder hun (minderheids)taal een stuk minder verbonden voelen met hun herkomst en daarmee samenhangende culturele traditie. Ik neem aan dat dit punt verder geen uitleg behoeft. Ik weet niet of ik dit nou een nadeel vind of niet, maar het boek heeft geen duidelijke structuur en lijkt daardoor soms eindeloos. Af en toe wordt er een opmerking gemaakt in de trant van ‘net als eerder op deze reis, toen ik bij die-en-die taal was’, maar er is geen duidelijke lijn. De schrijver had net zo goed zijn reis in een andere volgorde kunnen maken. Welnu, dit leest wat ongeduldig, maar je kunt het ook zo zien dat je het boek niet als eenheid hoeft te lezen. De verhalen gaan wel over hetzelfde onderwerp, maar staan goeddeels los van elkaar. Het grootste deel bestaat uit reisverhalen met interviews, maar tussendoor geeft Abley ook hoofdstukken over andere interessante zaken met betrekking tot kleine talen en globalisatie. Zo biedt hij weerwoord aan de mening dat één taal genoeg moet zijn. Hij geeft daar voorbeelden bij van hoe taal wel degelijk je wereldbeeld kan beïnvloeden. Voorts gaat hij in op de uiTWerking van het Engels op andere grote talen. Zo noemt hij de Franse schrijver die vreest dat zijn taal niet lang meer zal bestaan en wijst hij op de wildgroei aan Engelse termen in het Duitse bedrijfsleven. Hiernaast bespreekt hij ook nog creooltalen, zoals het Kriol: een mengtaal van Engels en Aboriginaltalen uit Noord-Australië. Veel sprekers van deze taal hebben de ervaring dat ze tussen wal en schip vallen; ze spreken niet de oorspronkelijke taal van hun eigen volk, maar Engels beheersen ze evenmin. Wat erg mooi is om te lezen, temidden van verhalen over marginalisering en desinteresse, zijn de succesverhalen. Ook hier gaat de vergelijking met planten en dieren op: aardig wat bedreigde talen hebben de laatste decennia dermate veel aandacht gehad, dat ze weer opleven. Hetzij dat de ene taal daar beter in slaagt dan de andere. Maar Ableys verslagen zijn hoopvol. Vooral van de Kelten komt hij met goede verhalen terug. Manx, de doodgewaande taal van het eiland Man, blijft weliswaar in de marge, maar steeds meer mensen op het eiland willen de taal leren. Het Welsh is al helemaal een succes: in de helft van Wales wordt de taal dagelijks gebruikt (het >>
10 heeft ruim een half miljoen sprekers), terwijl hij honderd jaar geleden ten dode op was geschreven. Abley zelf had de taal uit zijn land van afkomst als kind niet geleerd. Uit zijn relaas over het Welsh blijkt wel dat hij geïntrigeerd is door deze taal en hij is dan ook begonnen deze te leren. Spoken Here heeft enerzijds geen droge taalkundige verhandeling, maar anderzijds ook geen overdosis emotie, maar over het algemeen kan ik zeggen dat het vooral een heel menselijk boek is. Het gaat immers echt over de mensen achter de taal en hun beleving. Indien je als taalkundige nieuwsgierig bent geraakt naar de besproken talen, kun je in de referentielijst zat informatie vinden om verder te lezen; de leek kan dit gewoon links laten liggen en nog steeds het boek helemaal volgen. Het sterkste punt van dit boek is ook dat wat de schrijver beoogt: het toont de schoonheid van diversiteit aan. Wat zijn de overeenkomsten tussen het Provençaals en het Yuchi, tussen het Welsh en het Mati-Ke, tussen het Jiddisch en het Mohawk? Niet veel, afgezien van het feit dat het stervende talen zijn. Of waren? Dat is maar de vraag. Zo lang er mensen blijven die zich de moeite getroosten om de taal elke dag intensief te gebruiken, is deze niet per se gedoemd. Het is jammer dat Abley aan het einde van het boek zijn punt over de schoonheid van diversiteit aan kracht wil bijzetten door een stukje over de toren van Babel, waarin hij betoogt dat we de spraakverwarring niet als een vloek moeten zien, maar als een zegen. Ik weet niet of hij dit stukje erbij heeft gezet om het gelovige deel van de Noord-Amerikaanse bevolking ter wille te zijn, of dat hij het werkelijk zo ziet. Hoe dan ook komt het niet sterk over en dat is jammer als afsluiting van zo’n boeiend boek. Dit mag echter de pret niet drukken, want al het voorgaande is zo interessant dat bij elke lezer zich ongeTWijfeld wel een deel ervan vastzet in zijn geest. Zelfs al hou je niet van taal, dan nog is dit boek aan te raden, omdat het een blik werpt op een deel van onze mensenwereld waar doorgaans overheen gekeken wordt. In die zin is het wereldbeschouwelijk sowieso een toevoeging. Ableys helderheid en vaak ook neutraliteit dienen de zaak zeker.
11
Poetica Syntactica in lingua Hispanica Jorik Groen Pienso que Pedro lee el periodico muchas veces. Juan compra un libro; Juan no quiere comprar...
Ik denk dat Piet de krant vaak leest. Jan koopt een boek; Jan wil niet kopen.
¿Quiero dormir? ¡Ya estoy durmiendo! ¿Porqué duermo? Porqué este clase es muy aburrido Quiero hacer otras cosas
Wil ik slapen? Ik ben al aan het slapen! Waarom slaap ik? Omdat dit college heel saai is Ik wil andere dingen doen
¡Quiero aprender Español! No quiero estar en este clase ni quiero ir al proximo clase Tengo ganas finir clases ¡Quiero hacer otras cosas!
Ik wil Spaans leren! Ik wil niet in dit college zijn noch wil ik naar het volgende college gaan Ik heb zin in het beëindigen van de colleges Ik wil andere dingen doen!
¿Voy a tener clases de Español? ¿O no es posible? ¡Quiero tener clases de Español! Mejor que clases de Syntax Quiero hacer otras cosas
Ga ik Spaans-colleges hebben? Of is het niet mogelijk? Ik wil Spaans-colleges hebben! Liever dan Syntax-colleges Ik wil andere dingen doen
¿Porqué todos las palabras son Inglés, Neerlandés o Francés? ¡Quiero leer Español! Detesto Francés y Inglés ¡Quiero hacer otras cosas!
Waarom zijn alle woorden Engels, Nederlands of Frans? Ik wil Spaans lezen! Ik haat Frans en Engels Ik wil andere dingen doen!
Y fue nada en Barcelona nada en Barcelona Fue nada en Barcelona nada en Barcelona ¡Quiero hacer otras cosas!
En er was niets in Barcelona niets in Barcelona Er was niets in Barcelona niets in Barcelona Ik wil andere dingen doen!
Juan piensa que [un foto de el]es en compras. ¿Porqué Juan piensa este cosa? Es ridículo,¿no? Yo no pienso que gentes quieren comprar un foto de mio.
Jan denkt dat [een foto van hem] in de aanbieding is Waarom denkt Jan deze zaak? Het is ridicuul, niet? Ìk denk niet dat mensen een foto van mij willen kopen.
¿Porqué estoy aquí? No aprendo una cosa Tengo ganas a este tarde porque voy a hacer otras cosas ¡Quiero hacer otras cosas! Íslas... Quiero estar en una isla Quiero estar en una playa blanca y que hace muy calor Quiero hacer otras cosas.
Waarom ben ik hier? Ik leer geen zaak Ik heb zin in deze middag omdat ik andere dingen ga doen Ik wil andere dingen doen! Eilanden… Ik wil op een eiland zijn Ik wil op een wit strand zijn en waar veel warmte is Ik wil andere dingen doen
12
WáaqiOok deze keer gaan we natuurlijk kijken hoe het ons kleine volkje der Wáaqi vergaan is in de loop van de tijd. Ze hebben zich vermenigvuldigd, sommigen zijn verdwenen achter de sluiers van het verleden. Het is onbekend waar ze zich schuilhouden. Andere stammen floreren, en één heeft zelfs het schrift uitgevonden, waardoor we hen kunnen verwelkomen in het licht der historie. Jorik Groen cílluɕɛfʎīt
Ik'āldɛɕfīt
tɛsósɔcif cílluɕɛfʎīt télɔsa;
1) Onbeklemtoondeklinker- verschuiving:
tɛpítācif l'öɕɛfīt,
2) Absoluteauslautveranderingen: V > Ø ; ai,
tilɔwájɛsa.
K > T j > ʤ > ts; w, h >ø
'ā tɛpək'ɔcif pɛŋúlləɕɛfʎīka
[x] / onbeklemtoonde V[x2]; u en au, i en ai
'āt t'ālācif táfɛka lújisɔ
4) C[+voice] > F[+voice] / V_V
tát pɛsósɔcif l'öɕɛfīt,
klinkersamensmelting:
pífɛsa.
i > ä a au a ī > ai a, æ, au, ai + o u ū > au
tɛtíɕcīsāköts tófɔɕɛfīt, tɛfénāköts n'āɕfīt
tɛwífcīf táfɛka wésukūɕɛfʎīka wésusa. píf pɛpəkúlɛfcīf pɛŋɔlləmmókəɕɛfʎīka. 'ā tɛsəkɔ cif táfɛka tíŋŋɔka. 'ā p ɕɛfīt 'ā tísɛɕɛfīt ámmin.
i > ai; u> au; e > i; o > u; a > æ au > a C[+voice] > C[- voice]
3) V[x]C[y]V[x]C[z]V[x] > V[x]C[y]C[z]V vallen onder dezelfde categorie en aū aī ū ī
5) þ, ð > f, v; x, ɣ > h; h > ø met volgende 6) a, æ, au, ai + a, æ, au, ai ā a, æ, au, ai + e, u ū > ö ī u ū > iö e + i ī ī u ū ū
7) P > T / u ū T > K / u ū K > J / ī ä 8) F[+voice] > F[- voice]
9) ʤ > ɕ s > ɕ / _J l > ʎ / ī 10) æ > ə ai > ɛ au > ɔ Bas Clercx nɛθejoliígago
ŋɑβákiga
nɛθejoliígago nɔsósoga ŋʊβuulanósuu
1)/ə/ krijgt umlaut en neemt de kleur van de
tiisigesɔbɔhóoʎe híige ŋɔpoofuʃíige
volgende klinker over. Betreft alle /ə/ tot de
βiitabɔhóole híige ŋɔfooluʃíige
/ə/+/i/ > ɪ
βitɛgɛxél ʃíige ŋɛβésob ŋʊhuholíici nɪtɪɲiíjuu
/ə/+/a/ > ɑ
βiitabɔhóol híige ŋɔmookɑβajiʃíige ŋɑβajísuu fít ŋʊβuulanósuu
volgende ''gewone'' klinker. /ə/+/e/ > ɛ
13 ɪcɪ guubiigibígɛxel ʃíige ŋɪdiŋooticíici ɪcɪ
/ə/+/o/ > ɔ
ŋɪdiŋoosilíici nɪtɪɲiíjuu
/ə/+/u/ > ʊ
ɪcɪ cík xalɛgɛxél ʃíige nɪtɪɲíici ŋʊnuuŋɪmíi
met één syllabe > [ʕ]
fít ɪcɪ guubiigibígɑfal líige nɛdédɪci ɪcɪ bɔkoógɛxel ʃíige nɪtiŋúlɪci nɪtɪɲiíʔii
2)/ə/ zonder kleuring verdwijnt. In woorden 3)/kj/ > /ʧ/, /gj/ > /ʤ/, /xj/ > /ʃ/
tʕ't sosógɑfal híige ŋɔmookɑβajiʃíige nɪhiijúugo 4)/q/ > /k/, /qg/ > /g/, /xh/ > /x/ ɪcɪ ŋɪdiinamiʃíige ɪcɪ ŋɪtiisiʃíige
5)/lll/, [lλ] of [λl] > /ɲ/
ŋɪfitinukoómii
6)/w/ > /β/
ʕ'mʕn
wordt achter het werkwoord gezet. Bovendien
ŋɪfitinukoósuu
7)Persoonssuffix wordt een pronomen en het krijgt het een nominatiefsuffix.
8)Topic wordt een suffix venerabilis. Het werkt alleen op een nomen of een gesubstantiveerd adjectief, nooit op een attribuut.
9)Leenwoorden uit het Grieks: qeov~, oujranov~, duvnami~. 10) Het accent verschuift naar de derde mora van achter, of zo ver mogelijk. Wanneer een /ə/ op de derde staat, dan op de eerste gewone daarna. Woorden met alleen /ə/ worden
onbeklemtoond, enclitica. De [ʕ]-allofoon neemt wél accent > apart / ʕ/-foneem. Milan Lopuhaä báblik
Wák
síngi báblik bzúzʉ
1) samenval naamvallen: acc, voc > nom;
çitizɨɟizɐmbʝu zəmlɨ pupɨmɣik
comi, ins > dat; abl, all > loc.
çiwitabʝu fulʉmɣik
zinnen krijgen partikel zoli.
xwɨmtgi wísp cɨmçʎik tlíjʉ
a > ɐ; i,ɯ > ɨ; e,o,ʌ, > ə;
píþ ac liɟubigɨbɨmba dídɐk
4) verkorting lange klinkers, geminaten;
ac xibacúgi tiɲɨmlak tlízʉ
5) wegval ə.
ác bhíɣik ac tizɨmɣik
voor ‘gɨl’ ‘vader.
çiwitabʝu mukɐwajɨmɣik wajɨmzʉ píþ bzúzʉ
ac xíɟubigɨbɨmgi dnutɨmcik ac dnusɨmlik tlíjʉ ac cíc kixalɐmgi tlík ɲuɲɐmzʉ tát çisínba múkɐwajíɣik dwájʉ
2) wegval actief/passiefmarkering; passieve 3) centralisatie korte, onbeklemtoonde klinkers: u>ʉ
wegvallen diftongen.
6) leenwoorden: ‘sin’ voor ‘zz’ ‘zijn’; ‘bab’
14 vɨtɨŋkúzʉ
7) wegval levend/niet-levend-suffix.
[vɨtɨŋkúzʉ]
8) klemtoon naar voorlaatste lettergreep.
Amen
9) fricatiefclusters worden de stop behorende bij de TWeede fricatief. 10) Eindverstemlozing.
Alain Corbeau Gecorrigerde eerste versie:
Aangezien ik veel gewijzigd heb wat nog
Nazilaɣá
veranderingen plaats moet hebben gehad, geef
Nahahaɣá ónava nazilaɣá ŋavaɸóɸu
zoals het er de eerste keer uit had moeten zijn.
Wídavahu diwáva ŋamwógawayizi
punt 14, niet 10, aangezien ik vier
Ŋawáyiɸu si ŋavaɸóɸu
na punt 20 heb ik voorzien van
Éji ɢúvyizivyiɣa ŋaðyiŋwódyiji éji
mogelijk te maken.
Háha tyíhizihavahuzi diwáva ŋabwóɸuzi Wídavahu diwáva ŋaɸóɫuzi
Wíhaɣa ŋawéhava ónava ŋáhuhoji onayú ŋaðyiŋwóhiji onayú
Si éji onazí ɢúvyizivyiɣaha naðyéðaji Éji cíga hálaɣa ónaji ŋanwúŋamyi Éji vaɢúɣa náŋwulaji onaï
Táda hahaɣahá ŋamwógawayizi diwáyu Éji ŋavohézi éji ŋadyíhizi Ŋasidyinwuɢómyi Ŋasidyinwuɢóɸu Ámin Nieuwe versie: Na-zila-ɣá Na-a-ɣá óna-v na-zila-ɣá ŋa-vaɸú-ɸ
Hak › tyíi-zia-va-u-z diwa-v ŋa-bwóɸu-z Wída-va-k › diwa-v ŋa-mwója-wayi-z Wída-va-k › diwa-v ŋa-ɸóɫu-z Ŋa-wáyi-ɸ si ŋa-vaɸú-ɸ
binnen mijn vorige keer opgestelde
ik een gecorrigeerde versie van het Onzevader Let wel, dit geeft de stand van zaken weer na
veranderingen ingevoegd heb. Het Onzevader morfeemstreepjes om nog enige ontcijfering Wáaqi > Wáji > Wež 1) Verlaging en breking: e, o > [ɛ], [ɔ]
ee, oo > ie, uo 2) Palatalisatie/Velarisatie: Ci, Cu > Cyi, Cwu (behalve C = y, w, ll)
3) Samenval van velair en uvulair (waarin K
staat voor de velaire reeks, Q voor de uvulaire en C voor de palatale): Ky, Qy > C K, Q > K
Kw, Qw > Q Door het samenvallen van verschillende klankenonder punt 2. en 3. gaat de morfologie ook aan de wandel:
4) Samenval van imperatief- infinitiefaffix -> imperatiefmorfeem verdwijnt (infinitief blijft)
15 Wía-ɣ ŋa-wéa-v óna-v ŋá-uo-ž ona-yú Iž gúvyi-zivyi-ɣ ŋa-ðyiŋwó-dyi-ž iž ŋa-ðyiŋwó- 5) Samenval van persoonsaffixen -> i-ž ona-yú
persoonlijke voornaamwoorden worden
Si iž ona-zí gúvyi-zivyi-ɣa-k › na-ðyéða-ž
verplicht.
Iž vagú-ɣ ná-ŋwula-ž ona-í
passief uitgedrukt d.m.v. Hulpwerkwoord
Iž ŋa-voí-z iž ŋa-dyíi-z
bestaat uit alleen de stam; de inflectie blijft op
Iž šij hála-ɣ óna-ž ŋa-nwúŋa-my
Tad haa-ɣa-á ŋa-mwója-wayi-z diwó-y Ŋa-sidyi-nwu-gú-my Ŋa-sidyi-nwu-gú-ɸ Émin Noot:
= [j]
6) Samenval van actief- en passiefaffix -> ‘zijn/worden’ + deelwoord. Dit hulpwerkwoord het deelwoord zitten.
Na al deze kaalslag verschuift het accent automatisch naar de eerste lange lettergreep waar deze niet al stond. 7) sy > š ny, ngy > ñ
ly, lw > ll, ɫ hy > ç
8) Umlaut van korte klinkers in geaccentueerde lettergreep: a > e /_$i
e > i /_$i
a > o /_$u
e > ew /_$u o > u /_$u
9) Reductie:
o > oy /_$i
verkorting onder accent: VV > V, íe > é, úo >ó
buiten accent:
ii, ie, i> i
uu, uo, u > u aa, e, o, a > a 10) Affricatisatie: c, j > [tʃ], [dʒ] 11) Leniëring: h>Ø
VÞV > VhV (% ç /_i) VDV > VÐV VTV > VDV
12) Samenval van enkelvouds- en meervoudsprefix -> expliciet meervoud wordt uitgedrukt m.b.v. het woord ‘veel’ als
16 procliticum. 13) Verschuivingen: ɸ, β > f, v hw > ɸ
hy, ç > s ž>z
14) -h > Ø 15) Umlaut van geaccentueerde klinkers in de voorlaatste lettergreep: a > e /_$i
a > o /_$u
e > i /_$i
o > u /_$u
16) Door deze umlaut valt éji ‘en’ samen met
íji ‘jullie’ -> voor ‘jullie’ wordt een nieuw woord gevormd op basis van iwá ‘jij’: iwáji 17) Apocope: onbeklemtoonde eindklinkers vallen weg 18) Klankverschuiving: c, j > š, ž k, g > c, j q, ɢ > k, g 19) h > Ø /V_V Hiaat blijft: TWee klinkers achter elkaar blijven disyllabisch. 20) -h > -k ›
17 'Een snicker voor de eerste die het βaki-shrift ontcijfert! Tip: denk andersom.
18
FOXP2 and the genetics of language Matthias Franken In October 2010, a new department was founded at the Max Planck Institute for Psycholinguistics in Nijmegen. This research department is the first in the world exclusively focusing on the genetic underpinnings of language. This seemed to me an opportunity to look somewhat more into these genetic underpinnings of language. For those among us not familiar with some biological terms, I have included a short lexicon at the end. As linguists, we doubtlessly all agree that language is a unique phenomenon situated in the borderland beTWeen nature and nurture. Clearly, all healthy humans seem to have an innate ‘urge’ to learn the language spoken in their surroundings, which unquestionably points to some genetic predisposition. On the other hand, we do learn the language of our environment and crucially depend on linguistic input. So genetics alone is obviously not enough to provide us with language. Nevertheless, research into the genetics of language promises to provide us with a window on crucial aspects of language, language evolution and language pathology. The best-known gene implicated in language is doubtlessly the FOXP2 gene, discovered in the late nineties. In England, several members of the KE family suffered from a language impairment mainly involving severe verbal apraxia and impairment of orofacial praxis. Comparison of the genetic material of both impaired and healthy family members as well as an independent individual suffering from a similar condition showed that the impaired individuals had a non-functioning allele of the FOXP2 gene. Now what exactly does FOXP2 do? The FOXP2 gene is a member of a family of genes, also known as forkhead genes. These genes are all transcription factors; they regulate the expression of other genes. P edigree of the KE family. Reprinted Therefore, mutations can have various from Vargha-Khadem et al. (2005) functional implications. The main problem underlying the impairment seems to be a motor impairment: affected family members score significantly less on tests of complex orofacial praxis, resulting in verbal apraxia, i.e. an impairment of executing complex motor programs involved in speech. It is well established that motor learning, planning and execution involves TWo distinct neural loops in the brain. First, an inferior fronto-basal ganglia loop in which projections are found originating in the cerebral motor cortex, to the basal ganglia, and via nuclei in the thalamus back to the cerebral cortex again. A second loop, the inferior fronto-cerebellar loop, contains projections from the cerebral cortex via the brain stem to the cerebellum and via the thalamus back to the cortex. Both loops are implicated >>
19 in complex motor planning and execution. Research has shown that the FOXP2 gene is expressed in (a.o.) various parts of these motor loops, such as the motor cortex, Broca’s area and the premotor area, caudate nucleus, putamen, cerebellum, thalamus, etc. An impairment in these brain areas could explain the impaired motor function in verbal apraxia. Investigations of the neural phenotype of the impairment found in the KE family have shown abnormalities in exactly these brain regions, such as a reduced volume of the caudate nucleus, abnormal low ratios of grey matter in several regions as well as abnormal high ratios of grey matter in others. As the FOXP2 gene has not only been found in humans, but is remarkably consistent across mammals and even beyond, one could wonder how such a gene could be related to language, considering that language per se is uniquely observed in humans, and not in other primates or other species. On the one hand, FOXP2 is among the 5% most conserved proteins, indicating that it plays a rather fundamental role in mammals. On the other hand, the specific human version of the gene seems to show no altering in the amino acid sequence across human populations, so the sequence is fixed in humans. More strikingly, whereas only three amino acids have been substituted since the last common ancestors of humans and mice, TWo of them are human-specific and thus must have emerged after our evolutionary split from other modern primates like the chimpanzee. Even more remarkable is the rate at which these TWo amino acid substitutions have emerged and spread throughout the human race: whereas these amino acids have emerged after the human lineage diverged from the chimpanzee lineage, which is only 4 to 6 millions of years ago, they already have become fixed across human populations. This rate of evolution is significantly greater than expected by chance, which suggests that the mutations in question (i.e. the TWo human-specific amino acids in our FOXP2 sequence) have been positively selected for. Some authors suggest that these substitutions may have been key changes in the evolution of language. Recently, researchers from the Max Planck Institute in Leipzig have executed experiments where they introduced the TWo human amino acid substitutions in the endogenic FOXP2 gene of mice. In a way, they thus ‘humanized’ the murine FOXP2 gene. This led to increased plasticity in regions involved in the fronto-basal ganglia motor loop, but not in the cerebellum and other areas. This research shows that although FOXP2 may have several functions in mammals, the TWo mutations that have occurred in human evolution specifically enhance plasticity in brain regions that are involved in motor learning, planning and execution. This enhanced plasticity may be crucial for f.e. learning speech patterns. This is also suggested by research with songbirds. Similarities beTWeen human language and birdsong have long made songbirds a popular model for studying f.e. vocal learning. Studies with zebra finches have shown that FOXP2 is expressed also in the avian brain regions implicated in the motor loops discussed above. These studies also suggest that mutations of the FOXP2 gene in songbirds can cause impairments in song learning. This striking similarity beTWeen songbirds and humans in this respect suggests that FOXP2 is implicated at some higher level of motor learning/planning, rather than peripheral motor execution. Considering the above and the speech impairments that are a consequence of a defect FOXP2 gene, the enhanced plasticity that emerged in the course of human evolution may well be a key factor in the evolution of language. Although language as a whole can and should of course not be reduced to merely TWo amino acid >>
20 substitutions in the course of human evolution, evidence suggests these mutations may have played a key role in language evolution. Short • • • • • • •
lexicon: allele: one of TWo or more forms of a particular gene amino acids: component from which a protein is built basal ganglia: a number of deep brain nuclei involved in motor control (a.o. caudate nucleus, putamen, globus pallidus, etc.…) phenotype: any observable characteristic in an organism resulting from the organism’s genotype (its genetic material) plasticity: refers to the ability of the brain to change as a result of experience transcription factor: a protein controlling the transcription of DNA. verbal apraxia: an impairment of the execution of the complex motor patterns needed for speech
References and further reading: • Vargha-Khadem et al. (2005), FOXP2 and the neuroanatomy of language, Nature reviews neuroscience. 6, p. 131-138. • Fisher & Scharff (2009), FOXP2 as a molecular window into speech and language, Trends in Genetics, 25:4, p. 166-177 • Reimers-Kipping S, et al. (2010), Humanized Foxp2 specifically affects corticobasal ganglia circuits, Neuroscience, doi: 10.1016/j.neuroscience.2010.11.042
21
Parisian Conversations A linguist look into Carolingian everyday life Peter Kerkhof Introduction The Parisian Conversations are probably the most enigmatic piece of Old High German literature that ever came down to us. What we have preserved in them is an actual and unique picture of the Carolingian day-to-day. Vernacular renderings of conversations in which people greet each other, laugh together and insult each other, possibly collected in what may have been an Early Medieval travelguide intended for Romance speaking clergymen traveling to the Franconian speaking east. It is almost as if we can see the people who uttered these sentences a thousand years ago standing on some withered Roman road, the cobble stones green with moss for the lack of maintenance, a hot wind blowing through the trees and the reed roofs of large farmhouses laying hazily in the background. A historian’s dream come true! Strangely, however, the importance of the Parisian conversations is mostly overlooked by historians of Carolingian culture (even nowadays). Their linguistic and philological value on the other hand have been acknowledged by Old Germanicists from the nineteenth century onwards. The glosses were written down by a Romance speaking clerc, who learned Old High German as a second language and possibly heard the sentences somewhere during his travels. The sentences are concatenations of spoken language heavily influenced by the way the Romance scribe pronounced Old High German, naturally with Romance dialect features. The copyist who subsequently copied the text into the manuscript that we nowadays posses probably didn’t know any Old High German and corrupted parts of the text by making transcription errors and wrong word divisions. But still, the fact that we have an actual specimen of original non-poetic spoken Old High German, which is in no way influenced by Latin examples, makes the Parisian conversations a very valuable text for linguists. But not only the specialized linguist or philologist will enjoy the content of the Parisian Conversations. The vulgar and bawdy nature of quite some parts of the text make for a good laugh and a fun read. It seems very likely that some conversations were only written down for their humorous nature in the first place. In this article I want to present you a scandalous collection of sentences from the Parisian Conversations, which may together constitute a somewhat coherent converstation. I will give you the Old High German gloss, a tentative Old High German reconstruction of what the author of the text actually wanted to transcribe and the Latin translation. Finally I will give a modern rendering of the conversation as it might have looked. I will, however, not give a linguistic analysis, for that would make a whole article on itself. Manuscript The Parisian Conversations are preserved in the margins of a ninth century manuscript1 that originated in the south of France, possibly the monastery St. Marcel at Châlons-surSâone. The Parisian Conversations are copied from an older source that might be connected to the area of Sens, possibly the area where the text originated. The text is written in a dialect of Old High German which has some peculiar idiosyncracies which >> 1
the fragments of which are to be found in Cod.Vat.Reg.Lat. 566 and Cod.Paris.B.N.lat.764
22 has led some scholars to believe that it actually represents a dialect of Franconian spoken in the north of France, an elite Frankish sociolect surrounded by Romance speakers. Most of the idiosyncracies however can be explained as orthographical alternations and pronunciation difficulties common to the Romance speaking scribe. Romance-Latin Old High German as Reconstructed Old High glossed German 60 quare non fuisti ad quandi nae guarin ger za wande ne waren2 ger3 zu matutinas? metin metin? 61 ego nolui En valde ech4 ne wolde! 62 tu iacuisti ad feminam ger ensclephen bitte uip ger insliefun bit demu wif in tuo lecto? in ore bette in (i)uwer bettin? 63 si sciuerit hoc senior guez or erre az pe de wez (i)uwer herra daz, bi tuus iratus erit tibi per semauda ger enscelphen desemu (mīn)5 hōƀda, ger meum caput! pe dez uip so es terue u insliefun so ist truwa (i)u rebolgan irbolgan 6 64 quid dicitis vos? guaz queten ger, erra waz queden ger? 65 Ausculta7 fol8! coorestu, narra gahorist du, narra! 9 66 uelles corium de tuo gualdestu abe (de) tinen woldost du haben dīnen equo habere in collo rose ter uht ze ine ruge? (h)rossen der hūt10 zu tuo? dīnemu ruggi? 67 Stultus uolentarie narra, er sarda gerra narra, er sard gērno fottit! 83 Quot vices fottisti guanna sarden ger wanne sarden ger? 84 terue naste truwa, ne wist ech! Text I place the last TWo sentences which were numbered 83 and 84 in Wilhelm Braune’s edition in the same context as the conversation. I do this because sentences 83 and 84 were written on the upper margin of the manuscript page and the text seems to continue in the right margin of the page, therefore 83 and 84 seem to be followed by sentence 60 in Braune’s way of counting. The fact that 83-84 and 60-67 share a rather scandalous nature combined with the possibility that they may have followed each other up in the original text, brings me to put the TWo sets of sentences together, for that may be how the text was originally intended. I interpret the lines as representing a verbal jousting amongst friends. The inquiry as to why one of the speakers wasn’t present at matins does not sound like something you would ask a stranger. The use of the politeness form in the second plural is used as part of their verbal game.11 The rudeness of the retort seems to confirm this interpretation. Sentence 66 is best interpreted as referring to a physical beating by a 2
3
4 5
6 7
8 9 10 11
the indicative 2.pl. in /-en/ is enigmatic and looks like a dialect feature of this specific Frankish dialect it may be that ger instead of expected gi or gir is also a dialect feature of this dialect, another possibility is that is merely the Romance confusion of /i/ and /e/. See last note, ech instead of ich. I put this mīn here because it warranted by the Latin translation and to make it fall in line with similar colloquial expessions in the Middle Germanic languages and early modern English. this erra is not translated in the Latin gloss and it looks like it is quite out of place. This word is naturally the Romance word for “to listen” continued in Fr écouter, It ascoltare, Sp escuchar note here the ancestor of modern English fool! this de looks like an erroneous placement of the de in the Latin translation literally; the skin of your horse a parallel would be the use of the politeness forms in the plays of Shakespeare
23 riding whip, although it also possible that it refers to placing a riding saddle on one of the speaker’s back, an insult which we know from Old Icelandic literature and implied passive homosexuality for the offended party. Sentences 83 and 84 use the word >> sarden which is cognate to Old Icelandic serða, which meant “to sodomize”. It is not clear whether this word in the Parisian Conversations also denotes that specific activity. The Latin translation fottire is the Romance continuation of Classical Latin futuere and seems to have a quite general meaning. Reconstructed conversation In my reconstruction of the text I will name the speakers Ruodlieb and Walthar, after the protagonists of the TWo most important secular poems that were written down in Carolingian times. Ruodlieb: Walthar: Ruodlieb: Walthar: Ruodlieb: Walthar:
Why weren’t you there at matins? I did not want to go! Did you have sex with a woman in your bed? If your lord finds out that you had sex, by my head, he will be so angry! What did you say? Listen, fool! Do you want to feel your leather whip on your back! Fool, he likes fucking too much!
...... Ruodlieb:
How many times did you fuck? Truly, I did not know!
Bibliography Wolfgang Haubrichs et Max Pfister eds., „In Fracia Fui; Studien zu den romanischgermanischen Interferenzen und zur Grundsprache der althochdeutschen ‚Pariser (Altdeutschen) Gespräche“, Abhandlungen der geistes- und sozialwissenschaftlichen Klasse 1989, 6 (Mainz 1989). Braune, Wilhelm, Althochdeutsches Lesebuch (17th edition 1994 Tübbingen; 1875). Wilhelm Braune, Althochdeutsche Grammatik (Tübingen 2004).
24
Appelmoes: onjuist Jorik Groen Ik ben kwaad. Sterker nog: ik ben furieus. Het gaat hard achteruit met de Nederlandse spelling. Niet dat ik nooit een d/t-foutje maak, maar ik zou toch graag zien dat men de spelling gebruikt waarvoor zij bedoeld is: duidelijk maken wat de schrijver aan ons wil meedelen. En dat is nou precies wat zo verschrikkelijk fout gaat tegenwoordig. Overal zie ik onjuiste spaties. Overal! Daardoor lijken zelfstandige naamwoorden werkwoorden, bijvoeglijke naamwoorden of wat dan ook, met automatisch gevolg dat in ieder geval míjn syntactische treintje de poep in rijdt. Even van tevoren: ik heb op dit moment nog geen flauw idee hoe deze klaagzang eruit gaat zien, maar emoties zorgen vaak dat je goed in het wilde weg kan schrijven. En geëmotioneerd ben ik! Toen ik het besluit had genomen om met de wereld mijn frustraties te delen via een artikel, ging ik eens op zoek naar onjuiste spaties. Die dag moest ik Amsterdam-Zuid zijn, dus dat betekent een weg in vierendertigen, veel kleine winkeltjes en nog meer zaken die de zoektocht vergemakkelijkten. Maar tot mijn grote schrik kwam ik vrijwel niets anders tegen. Winkelhouders verbloemen hun grove fouten vaak door op etalageruiten grapjes te maken met enters en dergelijken, maar daarmee is voor mij het probleem niet opgelost. Slechts één zaak stelde mij tevreden door, hoewel de naam “avondwinkel” in haar volledige lengte niet op het uithangbord paste, de beide delen met een verbindingsstreepje te verbinden. Maar gelooft u mij: overal vindt men onjuiste spaties. Zelfs in de schappen van de anders altijd zo fijne Albert Heijn. Ondertussen zie ik overigens het ‘Middel-Nederlands Handwoordenboek’ staan, en ik begin me hevig af te vragen of die constructie wel klopt. Het Handwoordenboek is immers niet zo zeer Middel-Nederlands (het overgrote deel van de tekst is in de moderne Nederlandse taal geschreven), dus ik stem voor een Middelnederlandshandwoordenboek. Lekker lang, da’s mooi. Overigens zijn deze hypercorrecte gevoelens bij mij ontstaan na het lezen van Weg Om Legging, een goed boek van ene René Dings dat mij bijna een jaar geleden werd geschonken door een bij ons allen bekende studiegenoot van mij. Daarin zijn best veel verschrikkelijk leuke voorbeelden van onjuist spatiegebruik tentoongesteld. Wat te denken van ‘overstekende school kinderen’, ‘bos paddenstoelensaus’, ‘Koop zondag Nijmegen’, enzovoorts, et cetera, eta abar, eta abar. Koop en lees het boek zelf maar: puur vermaak. Maar helaas is het dus wel leedvermaak; lachen om de domme fouten van anderen. Mocht u dit tot nu toe lezen en zich werkelijk afvragen waar het over gaat; wat er nou precies fout is aan ‘Koop zondag Nijmegen’: laat mij het u uitleggen. Ik hoop dat u bekend bent met het verschijnsel samenstelling, die we dus hebben in het Nederlands. Die schrijf je zonder spaties, we zijn immers echte Germanen, geen Engelsen. Gelukkig kent de Nederlandse spelling spaties, dat maakt het al heel wat makkelijker om woordeinden te ontdekken. Maar er een onjuiste spatie is niet goed, sterker nog: verschrikkelijk fout! Laat me het hele voorval duidelijk maken aan de hand van drie naamwoorden: ‘oud’, ‘Nederlands’ en ‘boek’, waarmee we leuk kunnen gaan knutselen: •
Oud Nederlands boek Dit betekent dat er sprake is van een boek in het Nederlands en dat oud is (het boek dus, niet het Nederlands). Het liefst zie ik dan nog een komma tussen ‘oud’ en ‘Nederlands’, omdat beide aparte bijvoeglijke >>
25 naamwoorden zijn die met elkaar niks te maken hebben, maar des te meer met het nomen ‘boek’. •
Oud-Nederlands boek Zij, die wat meer Duits ingesteld zijn (en de spellingscontrole van Microsoft Word) prefereren misschien dit als ‘Oudnederlands’ te schrijven, maar ik ben daar geen fan van. Hier gaat het om een boek dat Oud-Nederlands is, dus geschreven in de Oud-Nederlandse taal.
•
Oud Nederlandsboek Heel simpel: een boek dat men gebruikt bij het vak Nederlands, waarvan blijkbaar ook een nieuwe versie existeert. Het verschil met de eerste variant is dat ‘Nederlands’ in dit compositum een zelfstandig naamwoord is, en dus niet een bijvoeglijk naamwoord (wat ‘oud’ wel is).
•
Oud-Nederlandsboek Wederom is een spelling ‘Oudnederlandsboek’ ook mogelijk, en misschien zelfs wel beter hier. Want nu is er sprake van een samenstelling in een samenstelling. Ten eerste ‘Oud-Nederlands’, bestaande uit een bijvoeglijk naamwoord ‘oud’ en zelfstandig naamwoord ‘Nederlands’. Deze vormen samen een substantivum in het hele compositum, dat een boek voor het vak ‘Oud-Nederlands’ moet voorstellen. En dus niet een boek dat Nederlands en oud is, noch een Nederlandsboek dat oud is, noch een boek dat Oud-Nederlands is.
Het is dus eigenlijk heel simpel. Maar waarom gaat het dan altijd fout? Dings haalt vijf factoren aan: •
langewoordenfobie; rent u al weg bij iets als ‘neushoornvogelkooiverkopersvakbondbijeenkomst’?;
•
de ramp die men Engels noemt; want daar moet je bijna altijd de verschillende delen van een samenstelling scheiden met een spatie (wat maar weer bewijst dat Engels het ergste is wat de mensheid is overkomen);
•
F7, ook wel bekend als spellingscontrole; zoals u hierboven las had ik er ook al last van. Microsoft vindt het vervelend dat men de oneindigheid van het maken van nieuwe woorden niet kan vastleggen;
•
lastige regels met voorzetsels; hij en ik vinden ‘er bovenop’, ‘hoe veel’, ‘dichtst bevolkt’ en dergelijken ook nog steeds lastig;
•
luiheid; en dat is de grootste verschrikking. Er schijnen dus mensen te zijn die geen energie stoppen in hun geschreven taalgebruik en daarmee hun publiek in grote paniek achterlaten en de Nederlandse taal laten verloederen, verbasteren, de vernieling inbrengen, ja, zelfs verpauperen.
Na deze paar rijtjes van opsommingen kan ik natuurlijk heerlijk verder gaan met het uiten van frustraties. Zoals ik die kende in Donatello’s, waar wij de vorige TWIST-borrel aten; in de hele menukaart stonden geen onjuiste spaties en zelfs de met krijt bewerkte wand leek onjuistespatievrij. Helaas duurde de euforie niet lang voordat ik de creatie >> ‘Verjaardags Aktie’ zag. En ik snap er niks van, want ik heb nog nooit gehoord over foutieve spaties in het Italiaans. Bij de weg, als u soms denkt dat het Vlaams er met haar archaïstische kenmerken er minder onder lijdt, dan hebt u het mis. Ik mocht een tijdje geleden ’s weekends in
26 AnTWerpen vertoeven waar ik onder andere een ‘gerookte zalmaardappelsalade’ tegen het lijf liep. Lijkt me nou niet erg smakelijk, vergelijkbaar met ‘konijnen bouten in pruimensaus’ uit Dings. Of ‘honden kussen - €5’. Dat is altijd leuk: naamwoorden die ook werkwoorden kunnen zijn en dan heel iets anders betekenen. Het is maar goed dat ik niet alle onjuistespatiegevallen die ik tegenkom op mijn weg naar de eeuwigheid opschrijf, want er is geen boek op aarde dat dat zou kunnen bevatten. Ik hoop hiermee deze ernstige zaak onder uw aandacht te hebben gebracht en dat u voortaan goed nadenkt over deze vorm van papierverspilling. Om ook mijzelf daaraan niet schuldig te maken zal ik nu afsluiten. Heeft u nog vragen of opmerkingen naar aanleiding van dit artikel, schroom dan niet contact met mij op te nemen. Nieuwe gevallen van onjuist spatiegebruik (hier mag het dus wel) hoef ik niet te horen, alleen als ze heel grappig zijn.
27
Voor- en achterwaartse agenda 2 februari 2011 14 februari 2011 21 februari 2011 2 maart 2011 14 maart 2011
Chinees-NieuwjaarsTWorrel eRhotische Avond International Mother Language Dish Day TWorrel Kale TWorrel
25 t/m 27 maart 2011 8 april 2011 18 april 2011 3 mei 2011 13 mei 2011
TWeekend Gala Spelletjesavond TWorrel Taalkundeconferentie
28
Quotes, i.e. roddels Quotes van Vincent van Heuven, van Suzanne van der Meer: Over de collegezaal die aan de kleine kant was:“Dit is een intiem hok” Over de opdracht voor Klank en Klankstructuur: “Jullie zijn gewoon slaafjes.” Over onderzoek naar walvissen: “Het is moeilijk om aan die beesten te komen.” “Het venijn zit in de kleine lettertjes.” “We gaan aan het werk en doen gewoon alsof we gek zijn.” “We zijn tot de tanden gewapend met kennis.” Quotes, van Benjamin Suchard: ''Languages write their own grammar, because what's special about a language, that's what you write about. On the computer, you just press the F... what is it? F9 button, and the grammar writes itself.'' – Eithne B. Carlin ''I don't know, is that a reflexive? Would you call that reflexive?... I don't know, a lot of people call it reflexive, and it irritates the hell out of me.'' – Eithne B. Carlin ''So we have TWo possible answers: A, B, and C.'' – Maarten Mous ''Oh, in (41), gal, the gloss should be '3' and not 'Stalin'.'' – Antoinette Schapper Antoinette Schapper: ''So in section 3.3.3... isn't that the sign of Satan or something?'' Kate: ''It's half of Satan.'' A.S.: ''What's the other half?''